Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 Abe de Verteller - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Wed, 23 Oct 2024 20:47:53 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Is de Keltische bomenkalender een ‘invented tradition’ of niet? https://www.abedeverteller.nl/is-de-keltische-bomenkalender-een-invented-tradition-of-niet/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=is-de-keltische-bomenkalender-een-invented-tradition-of-niet https://www.abedeverteller.nl/is-de-keltische-bomenkalender-een-invented-tradition-of-niet/#comments Mon, 15 Jan 2024 13:56:02 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=5377 Regelmatig...

The post Is de Keltische bomenkalender een ‘invented tradition’ of niet? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Regelmatig verschijnen er publicaties over de Keltische bomenkalender (ook wel bomenhoroscoop of bomenorakel genoemd). (1) Meestal worden er in deze boeken een hoge ouderdom geclaimd voor deze kalender. Hierin is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de zogenaamd Pools-Keltische bomenkalender en de Iers-Keltische bomenkalender. Nu heb ik zelf dertien jaar geleden een boekje geschreven over de Keltische bomenkalender die gebaseerd is op de Ierse versie (De symboliek van bomen). Voor mij is dit de enige kalender die een claim kan maken op een kans van authenticiteit. De andere kalender is hoogstwaarschijnlijk pas ontstaan in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Om deze reden raak ik toch soms geërgerd als ik deze versie weer voorbij zie komen met opnieuw die ongefundeerde claim op een afkomst uit de Keltische heidense tijd. Recentelijk zijn er weer wat nieuwe feiten boven water gekomen die mijn mening hierin ondersteunen en die ik graag met jullie deel.

De Pools-Keltische bomenkalender van Delsol en Mütsch-Engels

Het Keltische bomenorakel zoals bedacht in 1971

Ten eerste een ‘debunking’ van de zogenaamd Pools-Keltische kalender. Deze kalender zien we vooral verschijnen in meer populaire en reguliere boeken en internetpagina’s. Zij maakt gebruikt van 21 bomen en zou uit de orale traditie afkomstig zou zijn. Vooral in Duitstalige boeken en sites wordt deze kalender vaak gebruikt. Er wordt dan nog melding gemaakt van een geheimzinnig Pools klooster waar een handschrift te vinden zou zijn waarop deze kalender is gebaseerd. Uit nader onderzoek blijkt dat deze kalender niet verder terug te traceren is dan 1971 toen de Franse journaliste Paula Delsol er een artikel over schreef in het Franse life-style magazine Marie-Claire. Hierna heeft deze kalender een verdere verspreiding gekregen in 1985 door een boekje van de Duitse schrijver Annemarie Mütsch-Engels, ‘Bäume lügen nicht – Das keltische Baumhoroskop’. Mütsch-Engels beweerd in haar boek dat de kalender uit Polen zou stammen en dat zij uit de ‘mondelinge overlevering’ komt. Zij noemt vreemd genoeg niet het artikel van Delsol. Op het werk van Mütsch-Engels is weer verder gebouwd door verschillende latere auteurs. Maar nergens is het hard te maken dat er oudere bronnen zijn dan de versie van Paula Delsol uit 1971. Ook is het duidelijk dat deze kalender niet – of anders zeer losjes – gebaseerd is op die van Graves. Er zijn maar negen van de 21 bomen die overeenkomen en qua plaatsing op de kalender zijn de verschillen nog groter. Het heeft er sterk van dat Delsol – die naast de Keltische horoscoop ook een Tibetaanse, Arabische en Chinese horoscoop in het tijdschrift publiceerde – volkomen speculatief te werk is gegaan. De aantrekkingskracht van  het werk – en daardoor ook het taaie voortbestaan – ligt hem voornamelijk in de populistische koppeling van de bomen aan menselijke karaktertrekken zoals dat gebruikelijk is in de meer bekende astrologische horoscopen. Het is tekenend dat geen enkele wicca of druïdengroep gebruik maakt van deze kalender. Voor mij is hiermee duidelijk dat het bij deze kalender/horoscoop om een uitgevonden traditie gaat. (2)

De Keltische bomenkalender

Titelpagina van ‘The White Goddess’

Veel belangrijker is de vraag hoe het zit met de Iers-Keltische bomenkaleder die in 1946 werd herontdekt (of bedacht) door Robert Graves. In 1946 schreef de dichter, mytholoog en romanschrijver Robert Graves het boek ‘the white goddess’. Dit boek maakte sinds zijn verschijnen grote indruk op vele paganisten om zijn eruditie, inspiratie en originele zienswijze. Vier belangrijke thema’s springen er – mijns inziens – bovenuit:

-De herontdekking van de (witte) Godin als fundament van alle hedendaagse religies.

-Het inzicht dat de schone kunsten in wezen de Godin als grootste inspiratiebron hebben.

-Het herontdekken van de taal van de poëtische mythe met behulp van associatie en inspiratie.

-Het herontdekken van de Keltische bomenkalender.

Over deze bomenkalender heb ik in 2010 het boek ‘De symboliek van bomen’ geschreven. Volgens Graves zou deze kalender door de druïden gebruikt zijn voor seizoensgebonden bomenmagie. (3) Het zou gebruikt zijn als middel om zich af te stemmen op de energie van de boom die past bij dat seizoen om zo deze energie in te zetten ten behoeve van de gemeenschap. In een systeem van dertien maanmaanden zou elke maand gekoppeld zijn aan een bepaalde boom. Deze kalender is echter nooit als zodanig gevonden in een authentiek middeleeuws handschrift.

Het Ogham alfabet

Het Ogham alfabet (Door Runologe – Eigen werk, CC BY-SA 4.0)

Wel bestaat er het zogenaamde Ogham alfabet. Dit is een middeleeuws Iers alfabet dat elke Ogham letter associeert met een bepaalde boom. Dit wordt ook wel het Beth-Luis-Fearn alfabet genoemd, naar de eerste drie letters van dit alfabet. Hij is o.a. te vinden in het veertiende-eeuwse ‘book of Ballymote’. Graves hanteert echter voor zijn kalender het alfabet zo dat te vinden is in de ‘Ogygia’ van Roderick O’Flaherty uit 1685. (4) Graves zelf noemde geen andere bronnen behalve een niet bij name genoemd ‘bardenbrevier’ uit de tiende eeuw. Een zeventiende-eeuwse bron is echter nogal laat om te kunnen dienen als bewijs voor een druïdische herkomst. Latere onderzoekers zijn er echter achter gekomen dat zijn verwijzing naar een bardenbrevier waarschijnlijk gaat om de zogenaamde ‘Auraicept na n-Éces’ oftewel de ‘handleiding van een geleerde’. Dit is een oud-Ierse tekst uit de dertiende eeuw die waarschijnlijk zelfs terug gaat tot de zevende eeuw. Deze tekst is de bron van het idee dat elke Ogham letter vernoemd is naar een specifieke boom. (5) Dit maakt de kans dat het hier – zoals Graves stelt – om een authentiek overblijfsel uit de tijd van de druïden gaat, een stuk groter. Vervolgens maakt Robert Graves de associatieve denkstap dat deze – aan letters gekoppelde – bomen horen bij de maanden van het jaar. Deze denkstap is dichterlijk geniaal te noemen, maar bewijsbaar is zij echter niet. Toch is er zo ontzettend veel indirect bewijs voor de associatie van de genoemde bomen met de aan hen gekoppelde maanden dat ik vermoed dat Graves’ intuïtie juist is geweest. In ieder geval zijn de druïden bekend om hun boomverering en het vereren van hun goden en godinnen in ‘boomheiligdommen’. Dit maakt het aannemelijk dat zij een bewuste keuze hebben gemaakt bij het koppelen van een boom aan een letter die weer past bij het seizoen.

De volgorde van de bomen symbolisch gezien juist

Het is opmerkelijk hoe goed elke boom in de Keltische bomenkalender op een punt in de kalender geplaatst is die symbolisch gezien ook het meest kloppend is. De berk met zijn witte bast past bij een fris begin van het jaar en de vlier door zijn associatie met de dood en de onderwereldgodin bij het einde van het jaar. De eik past met zijn mannelijke karakter goed bij het meest extraverte moment van het jaar – de midzomer – en symbolisch is het juist om zijn opvolger, de hulst daar direct tegenover te zetten. De appel en de hazelaar zijn geplaatst op het moment van de appel- en de notenoogst en de meidoorn zoals het hoort in de maand mei en op het moment van zijn opvallende bloei. De sleedoorn staat daar in het jaar weer tegenover en past met zijn zwarte bast en zijn associatie met de strijd goed bij de late herfst. De els wordt veel gebruikt bij lenterituelen en de wilg past met al zijn heksenassociaties weer goed in de tijd van de Walpurgisnacht. Voor mij zijn al deze symbolische associaties  het meest overtuigende bewijs van een bewuste plaatsing van de bomen bij een Ogham-letter die weer te koppelen valt aan een maanmaand.

Verschil in plaatsing van de bomen 

Nu is er verder nog discussie mogelijk over de precieze plaatsing van bepaalde bomen aan bepaalde maanden. Graves concentreert zich in zijn beschrijving van de Keltische bomenkalender voornamelijk op de vijftien Ogham medeklinkers (waarvan hij er twee overslaat) en komt in een volgend hoofdstuk terug op de vijf klinkers die hij koppelt aan vijf belangrijke omslagpunten in het seizoen. (25; 40 en 18; 165) Zijn volgorde is: berk, lijsterbes, es, els, wilg, meidoorn, eik, hulst, hazelaar, wijnrank, klimop, riet en vlier. De in Nederland bekende wicca-schrijver Ko Lankester geeft in zijn boek ‘De keltische maankalender in het zonnejaar’ een variant op de versie van Graves waarbij de laatste vier maanden behoren bij de appel, wijnrank, vlier en taxus. De inclusie van de appel is begrijpelijk omdat deze hoort bij de tiende letter van het Ogham alfabet. Wijnrank schuift dan logischerwijs op, maar waarom vervolgens riet en sleedoorn worden overgeslagen terwijl dezen horen bij de dertiende en veertiende letter wordt niet duidelijk gemaakt. De taxus komt pas voor als twintigste letter en heeft daarmee wel een claim om bij de laatste maand te horen, ware het niet dat deze bij de vijf klinkers hoort. In de versie van de bomenkalender zo ik die heb beschreven in mijn boek ‘De symboliek van bomen’ wordt Graves op de voet gevolgd. Echter niet in het overslaan van de zeer wezenlijke appelboom als tiende boom van de kalender. Daardoor schuift de wijnrank een plaats op naar de elfde maand. Zij is ook gekoppeld aan de elfde letter in het Ogham alfabet. Zij deelt deze maand met de klimop, die hoort bij de twaalfde letter. Dit doe ik omdat ze qua symboliek symbiotisch te noemen zijn en omdat ik daarna ook riet en sleedoorn beide koppel aan de twaalfde maand. Ook deze twee planten hebben evenveel recht om bij deze maand te horen. Hierdoor kan vlier – als boom gekoppeld aan de vijftiende letter van het Ogham alfabet – toch gewijd worden aan de dertiende en laatste maand. (6) Zij is ook de laatste medeklinker en past er qua symboliek het beste goed bij. Discussie over de plaatsing van de bomen bij de laatste vier maanden zal waarschijnlijk onvermijdelijk zijn, ook omdat het hier deels niet om bomen, maar om planten gaat (klimop, wijnrank en riet) en het daarom erg verleidelijk is om er bomen voor in de plaats te zetten.

Conclusie

De authenticiteit van de Iers Keltische bomenkalender is mede door de invloed van de schimmige, populistische Poolse versie dubieus geworden. Zij wordt meestal door de wetenschappelijk georiënteerde kenners als slechts een verzinsel of in ieder geval als onbewijsbaar gezien. Het is inderdaad niet bewezen dat er in de heidense Keltische tijd gebruik is gemaakt van een dergelijke kalender. Toch geeft de koppeling van bomen aan Ogham letters in het middeleeuwse handschrift ‘Auraicept na n-Éces’ wel degelijk hiervoor een sterke aanwijzing. Verder is het zeker dat al deze bomen en planten een grote hoeveelheid verhalen en rituelen om zich heen hebben verzameld. Hieruit maak ik op dat zij werden ervaren als sterk magisch geladen. Of het bij de Keltische bomenkalender om een nieuwe uitvinding gaat of om een herontdekking is niet duidelijk. Wel kan er worden gezegd dat het systeem symbolisch gezien verbazingwekkend coherent is. Het geeft inspiratie en laat je met een nieuw perspectief naar de bomen kijken. Elke boom is een inspiratiebron voor ons mensen om te weten hoe we in harmonie onze energie kunnen laten stromen om zo een krachtplek te zijn. Elke boom leert ons hoe we energie kunnen geven zonder uitgeput te raken, omdat we putten uit de bron van het leven zelf, de bron die nooit opraakt. We worden datgene wat we altijd al waren, bemiddelaars tussen boven en beneden, tussen hemel, aarde en onderwereld.

Abe van der Veen

Als je geïnteresseerd bent in mijn boek over de Keltische bomenkalender ‘De symboliek van bomen’ dan kan je hier meer info vinden: https://www.abedeverteller.nl/boek-abe-de-verteller/

  1. Dit is een kalender waarin aan bepaalde tijdsperioden in het jaar bepaalde bomen worden gekoppeld. In de Ierse versie zijn de bomen gekoppeld aan de 13 maanmaanden.
  2. Deze kalender vind je ook een aantal malen in de fysieke vorm van een tuinaanleg. Zoals de ‘Keltische tuin’ in Hortus Haren en de Nooterhof in Zwolle.
    De Iers-Keltische bomencirkel is bij mijn weten alleen aangelegd in ‘Het Drentse paradijs’ in Nieuw Weerdinge (https://www.hetdrentseparadijs.nl/ bezichtigingen zijn op aanvraag mogelijk)
    Andreas G. Heiss & Jutta Leskovar – Der ›keltische Baumkalender‹ – Zur Entwicklung und
    Rezeption eines Mythos
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Uitgevonden_traditie
  3. Graves, Robert – The white goddess p. 165
  4. Graves 165
  5. https://en.wikipedia.org/wiki/Auraicept_na_n-%C3%89ces
    Andreas G. Heiss & Jutta Leskovar – Der ›keltische Baumkalender‹ – Zur Entwicklung und
    Rezeption eines Mythos
  6. Veen, A.J., De symboliek van bomen 12
    Veen, A.J., De wijsheid van bomen en kruiden

 

The post Is de Keltische bomenkalender een ‘invented tradition’ of niet? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/is-de-keltische-bomenkalender-een-invented-tradition-of-niet/feed/ 14
Groene Mannen van Nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=groene-mannen-van-nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/#respond Wed, 20 Dec 2023 16:42:50 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=10531

Op deze pagina probeer ik alle ornamenten van Groene Mannen op en in gebouwen in Nederland te verzamelen. Dat zijn er nu al in totaal 885! De Groene Man is een ornament in de vorm van een gezicht dat -deels – gemaakt is van bladeren, of een gezicht waar bladeren uit de mond (of soms oren, neus en ogen) stromen. De Groene Man als ornament vinden we het eerst in de tweede eeuw n.o.j. in diverse tempels van het Romeinse Rijk. Later is het ornament opgenomen in de architectuur van vooral de Gotiek en de Renaissance. Hij wordt tegenwoordig gezien als hèt symbool voor de verbinding van de mens met de natuur.
Hieronder vindt je Groene Mannen uit vele Nederlandse steden op alfabetische volgorde. Je kan ook kiezen per stad.
De twintig steden met de meeste Groene mannen zijn: 1 Amsterdam 142, 2 Den Haag 90, 3 Haarlem 73, 4 Rotterdam 55, 5 Utrecht 47, 6 Leiden 41, 7 Breda 29 8 Groningen 25, 9 Nijmegen 25, 10 Zutphen 22, 11 Den Bosch 22 12 Zwolle 20, 13 Deventer 20, 14 Amersfoort 19, 15 Leeuwarden 19 16 Gouda 18, 17 Delft 17 18 Dordrecht 14 19 Roermond 12 20 Maastricht 11

Wil je meer weten over de Groene Man? Lees dan dit door mij geschreven artikel: De betekenis van de Groene Man of word lid van de FB-groep de Groene Man in Nederland. In mijn boek ‘De kracht van symbolen’ behandel ik naast vele andere symbolen ook de Groene Man in een uitgebreid hoofdstuk.

Als je wilt kan je me foto’s van Groene Mannen in Nederland toesturen. In dat geval graag een close up en er moet echt blad te zien zijn dat uit het gezicht komt of onderdeel van het gezicht is. Graag ook het adres van de vindplaats.

 

 

Klik op de stad die je wilt zien of op ‘alle’ en vervolgens op ‘search’ en ontdek alle Groene mannen van Nederland! (Dit kan enkele seconden duren door de vele plaatjes.) Als je dubbelklikt op de foto kan je hem haarscherp bewonderen.

De dertien bouwwerken met de meeste Groene Mannen zijn:
1 Rijksmuseum – Amsterdam 54
2 Centraal station – Amsterdam 25
3 Het oude Ministerie van Justitie, Plein 2 – Den Haag 24
4 Walburgiskerk – Zutphen 17
5 Stevenskerk – Nijmegen 15
6 Grote Kerk – Breda 14
7 Academiegebouw – Utrecht 12
8 Kasteel de Haar (incl. tuin) – Haarzuilens 12
9 Grote Kerkstraat 13 – Roermond 10
10 Sint-Janskathedraal – Den Bosch 10
11 St. Vituskerk – Naarden 9
12 Pieterskerk – Utrecht 8
13 Bezuidenhoutseweg 3 – Den Haag 8
14 Stadhuis – Franeker 8


Gallery

Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment

The post Groene Mannen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/feed/ 0
Het geheim van de basilisk https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-geheim-van-de-basilisk https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/#comments Mon, 16 Oct 2023 13:41:59 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=5172 De...

The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De basilisk is één van die bizarre wonderwezens die mij vanwege zijn vreemde symboliek bij de lurven heeft gegrepen en niet meer los heeft gelaten. Tot in de achttiende eeuw werd er sterk aan geloofd mede omdat hij in de Bijbel genoemd wordt. Het wezen wordt in vrijwel alle bestiaria beschreven. Net als vele andere fabeldieren kreeg ook de basilisk weer een nieuwe populariteit door de boeken uit de Harry Potter reeks. Het monster stamt echter al uit de oudheid. In dit artikel probeer ik de betekenis van de basilisk te doorgronden door op zoek te gaan naar zijn vroegste verhalen.

Naam

Basiliskos betekent kleine koning in het Grieks. Hiermee werd de koning der slangen bedoeld. In het Latijn wordt hij ‘regulus’ genoemd. Dit woord heeft dezelfde betekenis. Vanaf de middeleeuwen is er ook nog de alternatieve benaming ‘cockatrice’. Ook al kwam dit van het Griekse woord voor opsporen, al gauw werd het geassocieerd met de haan (cock). (1)

Uiterlijk en kenmerken

De basilisk wordt al genoemd door de Romeinse botanist Plinius de Oudere (eerste eeuw n.o.j.) en wordt in zijn Natura Historalis beschreven als een kleine slang met een diadeemvormig teken op zijn voorhoofd. De slang heeft een dodelijke blik, maar ook zijn adem en zijn aanraking is direct dodelijk. Vlak voor deze beschrijving behandelt Plinius een ander fabeldier; de Catoblepas. Dit is een soort van stier met eveneens een dodelijke blik en een giftige adem. Echter doordat zijn hoofd enorm zwaar is, heeft hij zijn ogen meestal naar de grond gericht en richt daardoor minder schade aan. De connectie tussen beide dieren is niet helder. (2)

De Griekse schrijver Aelianius (derde eeuw n.o.j.) zegt dat in Afrika alle slangen hun meester moeten erkennen in de basilisk. Als hij eraan komt dan vluchten ze of verbergen zich direct. Dat moet ook wel want waar de basilisk heeft gelopen daar verschroeit het gras en alle vruchten die hij met zijn lucht beroert bederven. Met zijn schadelijke gif laat hij zelf steenblokken barsten. (3)

Ook de encyclopedist Isidorus van Sevilla (zevende eeuw n.o.j.) vertelt dat hij bekend staat als de ‘koning van de slangen’. Ondanks dat doodt hij toch alle slangen die hij tegenkomt met zijn blik. Ook mensen en vogels verbranden door zijn starende blik ook al zijn ze op grote afstand. Vreemd genoeg beschrijft Isidorus het beest als heel erg klein. Hij zou maar vijftien centimeter groot zijn! Volgens Plinius was het beestje slechts dertig centimeter. (4)
In de latere bestiaria krijgt de basilisk meer fabelachtige proporties. Voor deze boeken zat de basilisk ergens tussen een draak en een slang in. De draak heeft vier poten en vleugels, de basilisk heeft twee poten en vleugels en de slang heeft géén poten of vleugels.
In het beruchte boek van Heinrich Kramer de Malleus Maleficarum (1485) wordt een verklaring gegeven van de dodelijkheid van de blik van de basilisk. Hij zou uit zijn ogen een vreselijk gif spugen naar zijn slachtoffer. Dit vergiftigde de lucht en doodde het slachtoffer. Kramer noemt dit als voorbeeld van het ‘kwade oog’ en beweert daarna dat sommige heksen ook een dergelijke giftige blik kunnen hebben. (5)

Oorsprong

Volgens de Romein Lucanus is de eerste basilisk ontstaan uit het bloed van de Medusa. Ook van deze gorgone is bekend dat zij een dodelijke – in haar geval verstenende – blik heeft en zeker met haar slangenhaar is zij een voor de hand liggende moeder voor dit ondier. Hij beschrijft verder hoe de soldaten van Cato door de woestijn van Libië trokken. Deze woestijn zat vol met basilisken. Toen één van de soldaten zo’n basilisk met zijn speer doorstak, stroomde het gif langs de schacht tot aan zijn hand omhoog. De soldaat had geen keus, maar moest direct zijn snel afstervende hand afhakken. (6)

De Engelse heilige Beda Venerabilis (zevende eeuw n.o.j.) is de eerste die vertelt van zijn oorsprong uit het ei van een oude haan. (7) Het verhaal wordt vanaf de twaalfde eeuw in vele middeleeuwse bestiaria herhaald en verfraaid. Als een oude afgeleefde haan zijn zaad niet meer kwijt kan bij de hennetjes, zal dit zaad samenklonteren en uiteindelijk als een monsterlijk ei uitgepoept worden. Doet deze haan dat op een mestvaalt en wordt dit ei vervolgens uitgebroed door een pad (het schijnt meermalen voor te zijn gekomen dat een pad voor deze misdaad is berecht en tot verbranding is veroordeeld) of een slang dan

Basilisk als schildhouder (Basel 1503-1515)

wordt hieruit de basilisk geboren. Hij wordt in de bestiaria beschreven als een samengesteld wezen met de snavel van een adelaar en de kam van een haan. Hij heeft een ijzeren kroon op zijn hoofd en het lichaam van een draak. Zijn poten zijn weer vogelklauwen. Toch is het afschuwelijkste van dit monster zijn blik. Het verzengt zijn omgeving en maakt die tot een woestenij. Als een mens in de ogen van de basilisk kijkt stort hij ter plekke dood neer. De meeste verhalen vertellen dat hij leeft in een –waarschijnlijk zelf gecreëerde woestijn – maar soms wordt hij gesignaleerd in onze contreien en leeft dan in een put of in een kelder.

Zijn grootste vijanden

De basilisk is vrijwel niet te verslaan, maar toch zijn er enkele remedies bekend die helpen tegen het monster. Het enige waar hij – volgens Plinius – niet tegen kan is de stank van een wezel. Als een wezel de plant ruit heeft gegeten is hij immuun voor de lucht en de blik van een basilisk en kan hij hem doden. Aelianus beweert weer dat de basilisk niet tegen het kraaien van de haan kan en dat reizigers om deze reden een haan meenamen als ze de woestijn in trokken. (8)
Nog weer later – en beginnend met de ‘Historia de preliis Alexandri Magni’ uit de dertiende eeuw – zal de spiegel het machtigste wapen worden tegen de basilisk. Volgens dit boek komt Alexander de Grote het monster tegen en herinnert hij zich het verhaal van Perseus en de Medusa. Ook hij laat een schild oppoetsen tot het glimt als een spiegel. Als de basilisk zichzelf daarin ziet doodt het monster zichzelf. (9) Dit wordt in vele latere legenden herhaald. In de sage over de basilisk van Warschau had de man die het beest uit de kelder in de zon bracht zich zelfs behangen met tientallen spiegels!

Een gelijkaardige remedie tegen het monster wordt verteld in het bestiarium van Pierre le Picard (dertiende eeuw). Hierin staat dat de basilisk gif uit zijn ogen spuit. Wie het beest wil doden neemt een kristallen vaas bij zich en zet deze op zijn hoofd. De giftige blik van het beest stuit op  het oppervlakte van de vaas en keert daarna terug op hem en zo wordt de basilisk zelf vergiftigd. (10)

Allegorie der Stärke des Glaubens – Johann Michael Zinck (1741)

De basilisk in Nederland

Ook in Nederland moet de basilisk goed bekend zijn geweest. Jacob van Maerlant schrijft over het monster en blijft daarbij nog redelijk in de buurt van het voorbeeld van Plinius. Hij zegt het volgende in zijn ‘boek van serpenten’ uit 1270: ‘De Basilisk is een slang die de koning der slangen genoemd wordt. Als hij alleen maar uitademt kan hij al rotsen breken. Mensen doodt hij door er alleen maar naar te kijken. De basilisk is niet alleen fataal voor de mens, maar ook voor de aarde die hij dodelijk vervuilt en die hij overal waar hij zijn verderfelijke nest kiest verschroeit. Hij doet het gras verdorren en verbrandt bomen door er tegen te ademen. Ook voor zijn gesis huiveren alle andere slangen, zij vluchten zo snel mogelijk. De basilisk kan alleen door een wezel overwonnen worden.’ (11)

Volgens een kroniek werden er in het jaar 513 bij Dokkum achttien mensen vermoord door de blik van een basilisk. Dit dier was de duivel in vermomming. Het huis werd tot de grond toe afgebrand. In een andere kroniek staat weer dat er in 1413 in Oldeboorn een put werd gegraven. De weerzinwekkende stank die daaruit oprees doodde opnieuw achttien mensen. Dit moest wel afkomstig zijn van een basilisk. (12)

In Friesland moet er een basilisk uit een oven zijn gekropen. Daar wordt gezegd dat glasblazers altijd na zeven jaren hun oven zullen doven. Een glasblazer vond dit maar onzin en liet voor meer dan zeven jaren zijn oven gloeien en in het achtste jaar kroop er uit zijn oven een basilisk die zich in zijn kelder vestigde. Door de bekende list met de spiegel toe te passen kon het beest vernietigd worden. (13)

Ook over een werfkelder onder een bierbrouwerij in Utrecht wordt gezegd dat er een basilisk in zat. Deze was uit een hanenei gekropen. Al wie erin ging kwam er nooit meer uit, totdat een dappere jongeman  de kelder betrad gewapend met een spiegel. Wanneer dit gebeurd zou moeten zijn is niet bekend, maar de desbetreffende kelder wordt nog steeds aangewezen. (14)

Console Oudegracht 209-211

Conclusie

Wat wil dit monster ons zeggen? We kunnen iets afleiden uit de dieren waaruit het monster is samengesteld. De haan is het dier dat ons wekt bij het eerste daglicht. Het is het dagbewustzijn dat ons bewust maakt van onszelf als afgescheiden en individueel. De adelaar heeft het grote overzicht en weet daaruit het voor hem belangrijke detail te halen als hij hoog in de hemel vliegt. Hij is ook de afstand die wij bewaren tot de dingen tot we het als prooi tussen onze klauwen weg kunnen voeren. De ijzeren kroon benadrukt deze aspecten. De basilisk is de koning van het ijzeren bewustzijn, waarbij ijzer staat voor de wereld van de gedachten. Maar dit beest is minstens zoveel een draak. De draak bewaakt de goudschat. Hij maakt van energie materie.


Nu is het waarschijnlijk niet toevallig dat deze wezens ook de grote kosmische boom (Yggdrassil) bevolken. De haan en de arend zitten in de kruin en de draak zit aan de wortels. Nu is voor mij de boom een symbool voor het energetische systeem van de mens. Onderin maakt de draak materie van de binnenkomende energie en bovenin maakt de adelaar gedachten van het binnenkomende goddelijke bewustzijn. In de Noordse mythologie is er het eekhoorntje ratatoskr die deze twee verbindt. Hij brengt leugens, beledigingen en verwensingen over van de een naar de ander. Want gedachten gekoppeld aan materie brengt de schijnwereld voort.

Door deze dieren aan elkaar te koppelen wordt een waarlijk monster gecreëerd! Overal waar jij kijkt met de ogen van de basilisk zal je direct de wereld om je heen tot een woestijn maken; zij wordt dor en kaal. Dat is precies wat de huidige mens doet. Hij kijkt met basiliskenogen. De basilisk heeft logischerwijs weinig vijanden, echter hij kan niet tegen de wezel. Dit diertje valt zelfs prooien aan die twee keer zo groot zijn dan hemzelf en is dus duidelijk niet bang! De wereld zonder angst onder ogen kunnen zien scheelt al een hele hoop. Het ultieme redmiddel is de spiegel, wie in de spiegel durft te kijken en zichzelf durft te zien zo hij werkelijk is, doodt daarmee zijn valse ego. Het valse smelt weg en de echte jij blijft over.

Verder geeft de naam basilisk het dier een connectie met andere kleine koningen uit de folklore zoals het winterkoninkje (koning der vogels) en de maretak (koning der planten). Deze twee heersen over de dag tussen de jaren, dag nul en staan daarmee symbolisch voor het ego. Mogelijk is de basilisk een ander symbool voor dit ego. Het idee is dan dat het vernauwde bewustzijn waar het ego ons toe leidt ertoe dat wij de wereld niet meer als levend en doortrokken van energie kunnen ervaren. De basilisk in ons ‘versteent’ en vergiftigt de wereld om ons heen tot het lijkt op een dorre woestenij.
Toch is het ego niet alleen slecht, als zij als instrument beheerst kan worden (in plaats van dat het ons overheerst) en wij de identificatie met het ego los kunnen laten, dan kan het juist helpen om tot wijsheid en inzicht te komen. De basilisk is ook de koning van de slangen en die geeft in de folklore juist de ultieme wijsheid!

Abe van der Veen

Bestiarium van Aberdeen (twaalfde eeuw)

Noten

  1. https://www.etymonline.com/search?q=basilisk
  2. http://www.theoi.com/Thaumasios/Basiliskoi.html

Plinius, Historia Naturalis: There is the same power [of the killing stare] also in the serpent called the basilisk. It is produced in the province of Cyrene, being not more than twelve fingers in length. It has a white spot on the head, strongly resembling a sort of a diadem. When it hisses, all the other serpents fly from it: and it does not advance its body, like the others, by a succession of folds, but moves along upright and erect upon the middle. It destroys all shrubs, not only by its contact, but those even that it has breathed upon; it burns up all the grass, too, and breaks the stones, so tremendous is its noxious influence. It was formerly a general belief that if a man on horseback killed one of these animals with a spear, the poison would run up the weapon and kill, not only the rider, but the horse, as well. To this dreadful monster the effluvium of the weasel is fatal, a thing that has been tried with success, for kings have often desired to see its body when killed; so true is it that it has pleased Nature that there should be nothing without its antidote. The animal is thrown into the hole of the basilisk, which is easily known from the soil around it being infected. The weasel destroys the basilisk by its odour, but dies itself in this struggle of nature against its own self.

3. https://www.attalus.org/translate/animals2.html#5 2.5 en 2.7
4. https://bestiary.ca/beasts/beastsource265.htm
5. “Moreover if a basilisk sees a man first its look is fatal; but if he [the man] sees it first he may be able to kill it; and the reason why the basilisk is able to kill a man by its gaze is because when it sees him, owing to its anger a certain terrible poison is set in motion through its body, and this it can dart from its eyes, thus infecting the atmosphere with deadly venom. And thus the man breathes in the air which it has infected and is stupefied and dies” (The Malleus Maleficarum, part 1, question 2).
Kramer behandeld hier de dodelijke blik van de basilisk om te bewijzen dat ook heksen kwaad kunnen doen puur door het werpen van een blik, het zogenaamde ‘kwade oog’ (evil eye).
6. Pharsalia (IX.828-833)
7. https://en.wikipedia.org/wiki/Basilisk
8. http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/basilisk
The Feejee Mermaid and Other Essays in Natural and Unnatural History – Jan Bondeson 165
9. https://www.papersofbas.eu/images/Papers_2021-2/Lozanova_compressed.pdf
10. Dekkers, M. – Bestiarium 24
11. Dat seste boec van serpenten – van Maerlant vert. M. van der Voort 382
12. Winsemius – Croniek van Vriesland
Teenstra – Nederlandse volksverhalen 19
13. Waling Dijkstra – Uit Frieslands volksleven II 200
14. Sinninghe, J.R.W. – Utrechts sagenboek 190
Cohen, J. – Nederlandse volksverhalen, Zutphen, z.j. , pp. 75-77

Wenceslas Hollar – De basilisk en de wezel (17e eeuw)

Europese sagen over de basilisk:

De Italiaanse geneesheer Scaliger uit de vijftiende eeuw schrijft over een basilisk uit de tijd van paus Leo IV. Deze woonde onder een boog van een tempel voor Lucia en zijn adem zorgde voor een vreselijke pest in Rome. (Unnatural history 20)

De cockatrice van Wherwell in Engeland. Door een spiegel in de kelder te laten zakken  vermoord het dier zichzelf. https://www.mysteriousbritain.co.uk/cryptozoology/the-wherwell-cockatrice/

In 1474 werd er in Basel een haan door de beul ter dood gebracht omdat hij een basilisk had voortgebracht. Al bij de stichting van deze stad woonde er een basilisk dichtbij in een grot, vandaar dat de stad een basilisk als wapen voert.

In Wenen in het jaar 1577 ontdekte de dienaar van een bakker een basilisk op de bodem van een waterput. Hij wist het te vernietigen door de welbekende truc van de spiegel. De basilisk explodeerde. Dit is gebeurd bij het huis Schönlaterngasse 7

In Warschau moet er een basilisk zijn ontdekt in een kelder in 1587. Een man ging samen met zijn huishoudster op zoek naar zijn dochter. Zij lag als vergiftigd in de kelder en toen de huishoudster naar haar toe ging werd zij ook vergiftigd. Een man werd de kelder in gestuurd die door de plaatselijke geleerde behangen werd met vele spiegels. Hij overleefde het avontuur en doodde de basilisk! https://aforteantinthearchives.wordpress.com/page/4/

In Vilnius – Litouwen – had men ergens in de zeventiende eeuw last van een basilisk. Ze raakten het beest kwijt door tot drie keer toe een bosje wijnruit in zijn hol te laten zakken. Van Plinius weten we al dat een wezel die ruit heeft gegeten daarna ook immuun is voor de blik of de damp van de basilisk. De eerste twee keer was het bosje wit, maar de derde keer groen, het dier kon er blijkbaar niet tegen..

The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/feed/ 3
De magische meidoornstruik https://www.abedeverteller.nl/de-magische-meidoornstruik/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-magische-meidoornstruik https://www.abedeverteller.nl/de-magische-meidoornstruik/#respond Sun, 30 Apr 2023 22:15:31 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=10133 Tussen...

The post De magische meidoornstruik first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Tussen deze wereld en de andere wereld ligt een heg. Dit is geen gewone heg, dit is de heg van de betoverde meidoornstruik. Deze heg is stekelig, met gemene doorntjes, zij heeft kleine blaadjes met vijf lobben. In de lente bloeit zij met een weelderige, witte bloesem en in het najaar krijgt zij felrode besjes. De struik zit zo in elkaar geklit dat geen mens of dier er zonder kleerscheuren doorheen kan. Een ideale versperring dus en daar werd hij dan ook voor gebruikt. Als omheining, als omwalling om het vee binnen te houden en de wolven en ander gespuis buiten. Of anders om het ingezaaide, omgeploegde land te beschermen tegen wildvraat. In de tijd dat er nog geen prikkeldraad was, was dit de ideale omheining van je land.

Aan de ene kant van de meidoornheg lag de veilige wereld van je vee, land, huis en gezin. Aan de andere kant lag het onbekende. Aan die kant was de wereld niet keurig ingekaderd en gecultiveerd, daar heerste de wilde natuur, de oerchaos en het gevaar. Zeker als het donker was dan waagde je je niet ver buiten de paden. Zo is de meidoornstruik een scheiding tussen de orde en de chaos, tussen cultuur en natuur.

Omdat de wilde dieren niet van de doornige struik vraten, konden andere bomen – tussen de struiken in – beschermd opgroeien en tot eerbiedige hoogte en ouderdom reiken. Deze bosjes met grote bomen omringd door doornstruiken van mei- en sleedoorn werden door de mensen als heilige bosjes ervaren. Druïden en andere heidense priesters gebruikten deze plekken voor hun erediensten en inwijdingsceremonieën. (1)

Zo was er dus een categorie mensen die zich toch voorbij de meidoornheg begaven. Dit waren de heksen en tovenaars. Doordat zij zich voorbij de onbekende gebieden, op de gewijde plaatsen waagden wisten zij antwoord te geven op de problemen en calamiteiten die een dorpsgemeenschap of een huisgezin kon treffen. Door zich in de wildernis te begeven en er heelhuids weer uit te komen, leerden ze om het juiste middel te vinden om iemand te genezen. Ze leerden de mensen te begeleiden van de ene naar de andere levensfase (geboorte, huwelijk en dood). Ze wisten ook verloren of gestolen goederen terug te vinden, verborgen schatten en misdadigers aan te wijzen, demonen en zwarte tovenarij te ontdekken en nog veel meer dingen. Soms waren ze in de gemeenschap, maar ook vaak waren ze buiten in het woud en dwalend in de woeste gebieden. Ze stonden met een been in de mensenwereld en met het andere been in de wereld van de woeste natuur.

De meidoorn en de heks

Oude namen voor heks of tovenaar geven de diepe (etymologische) verwantschap aan tussen heks en de meidoornstruik. Haar naam was in het Middelnederlands ‘haeghtesse’ of ‘haghetisse’ en in het Oudhoogduits ‘hagazussa’. Dit betekent heggenrijdster! Dit betrof de heg van meidoorn. Nog later werd deze naam verbasterd en ingekort tot ‘hag’ oftewel heks. (2) 

Wordt hier nu mee bedoeld dat de heksen in de heg, door de heg of met de heg rijden? Is de heg een poort naar de andere wereld, is ze een vervoermiddel naar die wereld of verkennen de heksen de wereld van de heg zelf? Als de heks schrijlings op de heg zit kan je dat zien als symbolisch voor haar functie, waarbij ze met het ene been in de mensenwereld verblijft en met het andere been in de wereld van magie, natuur en het onbekende. Toch zal ze geregeld over de heg moeten om in de andere wereld te geraken.

In het volksgeloof zou de heks onder de meidoorn wonen of zich in de meidoorn kunnen veranderen, zij werd ook wel de heggemoeder genoemd. Hier gaat zij sterk lijken op de elf. Ook van het Ierse elfenvolk wordt gezegd dat zij in bepaalde – bij het volk als te mijden bekend staande – meidoornstruiken woont. Dit is dan een ‘fairy thorn’. Wie deze struik omhakt of er een tak van snijdt, kan rekenen op ongeluk. Het huis dat op deze elfenplek wordt gebouwd blijft niet staan of wordt voortdurend door vreemde ongelukken geplaagd. (3) Degene die de struik wil schaden krijgt last van het elvenschot. Elfen schieten met hun pijl en boog de doorntjes van de meidoornstruik op de dader af. Als ze hem dan raken in de onderrug dan krijgt hij jicht of het spit!

Heksen worden van dezelfde misdaad beticht. Dan heet het in het Duits ‘hexenschüss’ oftewel heksenschot. Hier zijn het de heksen die vanuit hun heilige meidoornstruik de onverlaat een scherpe steek in de onderrug bezorgt. (4) Je kan dit volksgeloof zien als een teken van het grote taboe dat heerst op het respectloze benaderen of zelfs vernielen van een heilige plek gewijd aan de godin. Vaak waren dergelijke plekken allang niet meer in gebruik voor heidense ceremonieën, maar toch bleef bij het volk – via hun elfen- en heksensagen – een vage herinnering over van de eens heilige plek.

De meidoorn is de struik van deze witte godin. Bij de Romeinen heette zij Cardea. Zij was ook de godin van de scharnieren, oftewel de scharnierpunten van het jaar. Zij was de vrouw van Janus, de god die de deur vertegenwoordigt tussen het oude en het nieuwe jaar. Bij de Kelten heette de witte godin Olwen of Gwenhwyfar (Guinnevere), de witte juffer.

Meidoorn en de tovenaar

Ook tovenaars komen te pas en te onpas van achter een meidoornheg of struik tevoorschijn. Merlijn wordt aan het einde van z´n leven nog verliefd op de schone vrouwe van het meer Nimue. Zij leert vele toverkunsten van hem in ruil voor een beetje liefde. Als ze genoeg van hem heeft weet ze listig en met de kunst van de verleiding hem zijn grootste geheim te ontfutselen. Zij weet dan hoe zijn macht is te breken, hoe hij

Edward Burne Jones – The beguiling of Merlin 1874

gevangen kan worden gezet in een web van betovering. In het woud van Brocéliande betovert zij hem en brengt hem in een diepe slaap onder een betoverde meidoornstruik. (5) Zijn geest dwaalde eeuwig tussen de vele takjes van de struik. In andere verhalen wordt hij door de vrouwe van het meer juist opgesloten onder een grote steen in een grafkelder. Een muur van lucht verspert Merlijn de weg naar de uitgang. Beide keren ligt Merlijn in een diepe slaap en zal terugkeren – net als Arthur – als de mensen hem het meest nodig hebben .

De tovenaar Malegijs uit de ridderverhalen rondom koning Karel de Grote gebruikt de ‘hagedochte’, oftewel de grot verborgen achter een meidoornstruik als uitvalsbasis om van daaruit te voorschijn te komen op de juiste tijd en plaats om de held te helpen. Hij komt te voorschijn als Reinout, de grote held der ‘Vier Heemskinderen’, in grote nood verkeert zonder zijn paard en zonder zijn broers. Hij verschuilt zichzelf er – samen met Reinout –  opnieuw in om zijn broers te bevrijden. Ook Morgaine de tovenares woont in bepaalde versies in zo’n grot. Zij wordt dan de ‘jonkvrouwe van de hagedochte’ genoemd. (6)

Mariken ontmoet Moenen. Houtsnede 1515

Er zijn nog meer toverachtige wezens die zich verschuilen achter hagen en ‘hagedochten’: In het mirakelspel ‘Mariken van Nieumeghen’ komt Moenen, de duivel, tevoorschijn van achter ‘die haghe’ oftewel een haag van meidoorn om Mariken te verleiden als zij verkeert in de grootste wanhoop. Hij belooft haar dat ze de zeven vrije kunsten van hem zal leren en met name de necromantie oftewel de zwarte kunst. Faust begroef zijn toverboek ‘höllenzwang’ op de plek waar hij waarschijnlijk zijn toverkracht ook vandaan had: onder de meidoornstruik. (7)

In al deze voorbeelden vormt de haag een poort èn een barrière tussen twee werelden. Voor mij is de grootste barrière de wereld der gedachten. Door je met je gedachten te vereenzelvigen word je erdoor gevangen. Dit overkomt Merlijn als hij betoverd wordt door de uiterlijke schoonheid van Nimue. Elke stekel van de meidoorn is een gedachte die je vasthoud in deze materiële wereld. Zij geeft je de innerlijke pijn van afstand omdat je je werkelijke emoties niet onder ogen durft te zien. Dit bezorgt je het elfenschot, je levensstroom wordt bij de onderrug afgetapt en uiteindelijk zal dit je verlammen.

Toch is de heg van meidoorn ook een poort. Wie de toverwoorden kent die naar binnen toe wijzen, kan voorbij zijn normale gedachten komen en de stekels ontwijken. Slechts tovenaars en heksen zijn hierin capabel genoeg en zelfs voor hen is dit werk gevaarlijk.

In de Keltische bomenkalender is de zesde maanmaand – die duurt van 13 mei tot en met 9 juni – gewijd aan de meidoornstruik. Dit is de maand waarin de meidoorn bloeit, geurt en op zijn mooist is. De maand mei is vernoemd naar de schone, doch kuise Grieks-Romeinse godin Maia, de moeder van Hermes. Mei is het toppunt van de lente, alom geprezen en bejubeld als de schoonste maand!

De meikoningin

Een aantal van de schoonste vrouwen uit de sprookjes en mythen worden geassocieerd met de meidoornstruik. Aan de ene kant symboliseert zij de godin als ze het meest vruchtbaar, dus ook het meest aantrekkelijk is, aan de andere kant betekent dit ook dat zij het moeilijkst te winnen is. De held moet vele beproevingen doorstaan om haar te bevrijden en haar te trouwen.
Een belangrijk voorbeeld hiervan is Lancelot. Hij moet Guinnevere redden van haar ontvoering door Meliagaunt toen zij bezig was bloeiende meitakken te plukken voor het meifeest (‘she went out a maying’ zegt de Morte d’Arthur). Hij moet zich o.a. vernederen door mee te rijden op een boerenkar en hij moet zich tot bloedens toe verwonden door een zwaardbrug over te steken.

In de Mabinogion moet de held Culhwch negenendertig opdrachten volbrengen voor hij Olwen – ‘zij van het witte klaverspoor’- dochter van de koning der reuzen Ysbaddaden Penkawr (deze naam betekent meidoorn) mag huwen. De reus Meidoorn heeft zulke zware oogleden dat zijn dienaren die met gevorkte stokken op moeten tillen zodat hij zijn gasten kan zien. Als Culhwch toch de opdrachten weet uit te voeren betekent dit de dood van de reus. Hij wordt onschadelijk gemaakt door hem te scheren, oftewel door hem van zijn doornen te ontdoen. (8) In de sprookjes zien we deze onbereikbare vrouw achter een doornstruik terug bij Doornroosje. Hier kan het echter ook om een sleedoorn of een rozenstruik gaan.

Het is opmerkelijk dat de maand mei en haar godin Maia een grote naamsgelijkenis hebben met de Indiase godin Maya. Zij is de godin van de magie, de moeder van de Boeddha en schepster van de wereld van de zintuigen. Daarmee is ‘maya’ ook  een term voor schone schijn, net zoals Morgaine in het westen de godin is van het ‘fata morgana’, de wereld van de illusie. De materie is haar meest verleidelijke vorm. (9) De held moet een dergelijke verleidelijke vrouw echter niet om haar schoonheid trouwen, maar om wie ze werkelijk, ten diepste is.

Dat de ideale bruid – de bruid die de verloren eenheid van man en vrouw terug kan brengen – moeilijk te winnen is en dat je daar door beproeving en inwijding waardig voor gemaakt moet worden, zien we ook terug in enkele meifeestgebruiken. De meipaal wordt bekroond met een tak van de bloeiende meidoorn. De jonge mannen van de gemeenschap proberen in de paal te klimmen om deze te bemachtigen (vaak is de paal ingesmeerd met zeep). Degene die dit lukt wordt de meikoning en trouwt symbolisch met de meikoningin. De jonge mannen gaan in de meinacht het dorp uit en het bos in op zoek naar bloeiende meitakken en brengen deze naar het venster van hun geliefde in het dorp. Beide keren moeten de jongens een beproeving doorstaan om hun geliefde waard te zijn. Met het halen van deze schat – de bloeiende tak uit de andere wereld – kunnen ze hun geliefde als het ware wakker kussen uit de sluimer van hun betovering. Ook de meisjes ondergaan de bekoring van de meidoornstruik want:

‘The fair maid, who on the first of May,
Goes to the fields at the break of day,
And bathes in the dew from the hawthorn tree,
Will ever strong and handsome be.’
(10)

In de Engelse folklore is er dus een gewoonte om met de Beltane schoonheid te verwerven door middel van het heilzame dauw van de meidoorn. 

Tijdens de heidense Beltane zullen de meikoning en de meikoningin het ritueel van het heilig huwelijk uitgevoerd hebben. Zij vrijen niet met elkaar als zomaar een jonge man en een jonge vrouw, maar als de god en de godin. 

De meidoorn was tot slot ook gewijd aan Hymen, de Griekse god van het huwelijk. Wie voorbij de meidoorn gaat komt ook langs Hymen. Hij was de bewaker van het heiligdom van Aphrodite. Hymen is tevens de benaming van het maagdenvlies. Hij bewaakt en beschermt zo de schoot van de maagdelijke vrouw. (11) Haar sluier mag slechts gescheurd worden in een heilig huwelijk door de ware bruidegom of prins. Zo vormt de meidoorn op vele manieren de poort èn de versperring naar de andere wereld.

Abe van der Veen

Noten
1 Hageneder, F. – De helende kracht van bomen 70
Lankester, K. – De Keltische maankalender in het zonnejaar 145
2 Lankester 107
3 Mac Manus, D. – Elfen in Ierland 63-77
4 Lankester 107
5 Blok, W. ed. – Lantsloot vander Hagedochte vs. 126-139
Sutcliff, R. – The sword and the circle 96
6 Blok, W. vs. 180
7 Blöte-Obbes – Boom en struik in bos en veld 167
8 Graves, R. – The white goddess 175
9 Walker, B. – The encyclopedia of myths and secrets 626
10 Lankester 108
11 Lankester 107

The post De magische meidoornstruik first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-magische-meidoornstruik/feed/ 0
De bizarre geschiedenis van de alruinwortel (mandragora officinarum) https://www.abedeverteller.nl/de-geschiedenis-van-de-mandragora-of-alruinwortel/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-geschiedenis-van-de-mandragora-of-alruinwortel https://www.abedeverteller.nl/de-geschiedenis-van-de-mandragora-of-alruinwortel/#respond Fri, 15 Apr 2022 15:25:52 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=9639 De...

The post De bizarre geschiedenis van de alruinwortel (mandragora officinarum) first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De alruinwortel, wie kent hem niet van Harry Potter of anders van een scène uit de cultfilm Pan’s labyrinth? Deze ‘mandragora officinarum’ is – samen met de maretak – de meest magische plant die we in Europa kennen. De hoeveelheid folklore rondom deze plant is enorm. Hoe komt deze plant toch aan zijn bovennatuurlijke reputatie? In dit artikel probeer ik tot de bodem te komen van dit raadsel.

Het uiterlijk van de plant is vrij onopvallend. Hij heeft donkergroene bladeren, gele bessen en paarse bloemen. Zijn meest beruchte en opvallende deel zit echter onder de grond: een sterk behaarde wortel die zich nogal eens vertakt en dan verdacht veel lijkt op het lichaam van een mens.

Namen van de plant

De Egyptenaren zagen er een mannelijk geslachtsdeel in en noemden hem ‘de fallus van het veld’. De Arabieren kennen hem juist als ‘de eieren (testikels) van de djinn’, daar is de plant vernoemd naar zijn bessen. In de Bijbel worden de bessen van de alruin ‘dudaim’ oftewel ‘liefdesappelen’ genoemd. In al deze streken stond de plant bekend als een afrodisiacum en een plant die onvruchtbaarheid zou verhelpen. Mandragora is ook één van de bijnamen van de Romeinse liefdesgodin, zij heet dan Venus Mandragoritis. Mandragora komt wellicht van het Perzische ‘mardum giâ’ wat mensenkruid betekent. De zeventiende-eeuwse Nederlandse kruidkundige Dodonaeus zegt dat het man-drager betekent, maar dat is volksetymologie. (1)
Vaak werd de duistere kant van de plant benadrukt in de benaming. Als ‘atropa mandragora’ wordt hij genoemd naar Atropos, de schikgodin die de levensdraad doorsnijdt. Hij zou toebehoren aan de heksen- en doodsgodin Hecate en groeien in het magische kruidentuintje van de tovenaressen Medea en Circe. Een Griekse benaming van de plant is ‘kirkaion’: kruid van Circe. Zij zou er de makkers van Odysseus mee hebben veranderd in zwijnen.

Het plukritueel van de mandragora

Het plukken van de alruin volgens de ‘Tacuinum sanitatis’ uit  de  vijftiende eeuw

De mandragora wordt al genoemd in de Egyptische Eber-papyrusrol uit 1550 v.o.j. Ook zijn er afbeeldingen van alruinbessen gevonden in de tombe van Toetanchamon (1333-1323 v.o.j.). Hij wordt mogelijk zelfs al genoemd als bedwelmend middel in een mythe over de godin Hathor. Zij had van de zonnegod Ra de opdracht gekregen om de mensheid te straffen vanwege een opstand. Ze veranderde in de leeuwengodin Sekhmet en kwam in een geweldsextase waarin zij bijna de hele mensheid uitroeide. Dit stopte pas toen Ra haar een mengsel van wijn, bloed en -mogelijk – alruin te drinken gaf en zij eindelijk in slaap viel. (2)

Bij de Grieken wordt de plant het eerst genoemd door Hippocrates rond 400 v.o.j. Hij houdt het in zijn beschrijving bij een nuchtere opsomming van mogelijke medische werkingen. Dit verandert drastisch bij de botanicus Theophrastus. In zijn ‘Geschiedenis van planten’ (230 v.o.j.) schreef hij uitgebreid over de magische voorzorgsmaatregelen die nodig zouden zijn bij het opgraven en plukken van de alruinwortel:
‘Het wordt gezegd dat men drie cirkels moet trekken rondom de alruinwortel met een zwaard, en het moet snijden terwijl je gezicht naar het westen is gekeerd. Bij het snijden van het tweede deel zou men rond de plant moeten dansen, waarbij je tegelijkertijd zoveel mogelijk dingen moet noemen over de mysteriën van de liefde.’
Hij noemt de plant verder als een middel tegen slapeloosheid, jicht en als een liefdesdrank. Ook ziet hij een gelijkenis tussen de wortel en een klein mensje. (2)

De Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (eerste eeuw n.o.j.) geeft in zijn ‘Bellum Judaicum’ een uitgebreide beschrijving over plukrituelen in Galilea rond de plant ‘Baaras’. Waarschijnlijk bedoelt hij hiermee de alruinwortel:
‘In de vallei die noordwaarts de stad omringt, is er een plaats genaamd Baaras, waar een wortel groeit van de zelfde naam, die een kleur als vuur heeft en ‘s avonds glinstert als de stralen van de zon. Men komt er moeilijk bij en rukt hem even moeilijk uit; want hij vlucht verder en blijft enkel staan, indien men vrouwenpis of menstruatiebloed er op gegoten heeft. Als iemand hem aanraakt, moet hij zeker sterven, zo hij hem niet, aan de hand hangende, draagt. Men neemt hem zonder gevaar als volgt: men doet er rond de aarde weg, zodat maar een klein deel van de plant nog in de de grond blijft; men bindt aan de wortel een hond die, omdat hij zijn meester wil volgen, de wortel uit trekt. Onmiddellijk sterft de hond in plaats van zijn meester. Van dit ogenblik af kan men de wortel zonder gevaar in de hand nemen. Men trotseert al die gevaren om deze wortel te bezitten, vanwege één enkele kracht die hij heeft: deze wortel op het lichaam gelegd, verjaagt de boze geesten, die de levende lichamen proberen te bezitten en doen sterven, als men er niets tegen doet’. (3)

Dioscorides ontvangt de alruin van Euresis (ca. 512 n.o.j.)

De mandragora officinarum komt vervolgens weer voor in het Herbarium Platonicus van Pseudo-Apuleius (vierde eeuw n.o.j.) :
‘Het bovenste deel van de plant schijnt als een lantaarn. [dit is mogelijk een teken dat hij bezeten is door een geest] Als je de plant ziet maak dan snel een cirkel rondom de plant met een ijzeren stuk gereedschap zodat hij niet kan ontsnappen. Raak het niet aan met dit gereedschap, maar gebruik een ivoren staak om de grond rondom los te maken. Als de handen en voeten zichtbaar zijn bindt dan een nieuw touw om de plant. Maak een hond heel hongerig en bind een touw om zijn nek. Leg voedsel neer op een afstandje van de hond en de hond zal er naar toe gaan en zo de plant uit de grond trekken.’
Ook Apuleius noemt dus een hond die gebruikt wordt bij het plukken, maar of hij dood gaat is niet helemaal zeker. Wanneer dit gebeurde in een heilig seizoen dan zou de geest van de plant gedwongen zijn om de verzamelaar te gehoorzamen. (4) Een laatste klassieke bron over het plukken van de alruinwortel is de Griekse arts Dioscorides (eerste eeuw n.o.j.): Hij benoemt vooral de pijnstillende kwaliteiten van het sap van de plant. Maar in een handschrift van zijn boek uit 512 n.o.j. is er een afbeelding te vinden met Euresis, de godin van de ontdekking, die de plant aan Dioscorides overhandigt. Een – mogelijk dode -hond is met een touw aan de plant vast gebonden.

Deze bizarre plukrituelen geven iets weer van de grote angst en omzichtigheid waarmee men te werk ging om de mandragora te oogsten. Ook het schijnsel rondom de plant (al dan niet veroorzaakt door glimwormen) geeft aan dat de plant wel een sterke macht en uitstraling moest hebben. Terwijl ook andere planten wel door middel van een klein ritueel werden geoogst, is dit nergens zo uitgebreid opgeschreven als bij de alruin. Het geeft iets weer van de grote kracht die men van de plant verwachte, of beter gezegd van de geest van de plant. Vanuit de oude mentaliteit had alles dat kracht uitstraalde een ziel of geest. Niet alleen mensen, maar ook sommige dieren, planten en natuurlijke elementen zoals bergen en bronnen konden bewoond worden of bezeten zijn door een geest. Om veilig van een dergelijke kracht gebruik te mogen maken is een passend offer noodzakelijk.
In een ritueel uit het Atlasgebergte vinden we een mogelijke reden voor het gebruik van de hond als offer. Tijdens het jaarlijkse ‘rookfeest’ werd daar een mengsel van hallucinogene kruiden gebrand met als hoofdbestanddeel de alruin. De aanwezige monniken raakten bedwelmd en zagen de geestvorm van de verschillende planten verschijnen. Als laatste verscheen de geest van de alruin in de vorm van een zwarte hond. (5) Mogelijk stelde men zich de geest van de alruin voor als een hond, wat dit dier tot een acceptabel offer maakte.
Pas in de middeleeuwen in het bestiarium van Philippe de Taon uit 1120 vinden we het bekende element van de doordringende schreeuw van de plant waardoor de hond dood neer zal vallen. Degene die daarbij is moet zijn oren dicht stoppen met was. De plant zou volgens Philippe een geneesmiddel zijn tegen alle ziektes. In latere bronnen werd daarbij nog genoemd dat ieder die de schreeuw hoort gek zou worden of dood neer zou vallen.

Liefdesappelen

Het is inmiddels duidelijk dat de mandragora een zeer begeerlijke plant was. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is zijn vermeende liefdesopwekkende en vruchtbaar makende kracht. Deze kwamen we al tegen bij het plukritueel van Theophrastus, waarbij er tijdens een dans over de mysteriën van de liefde moest worden gesproken. Ook in het Bijbelboek Genesis komen we de alruin tegen als vruchtbaarheidsmiddel:
En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaim (alruinwortel) in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zei Rachel tot Lea: Geef mij toch van de Dudaim van uw zoon. En zij zei tot haar: Is het weinig, dat jij mijn man genomen hebt, dat jij ook de Dudaim van mijn zoon nemen zult? Toen zei Rachel: Daarom zal hij deze nacht voor de Dudaim van je zoon bij jou liggen. Toen nu Jakob ‘s avonds uit het veld kwam, ging Lea hem tegemoet, en zei: u zult tot mij inkomen, want ik heb u gehuurd voor de Dudaim van mijn zoon; en hij lag die nacht bij haar.’ Rachel doet dit waarschijnlijk omdat zij hoopte dat ze vruchtbaar zou worden van de bessen van de mandragora. Het effect mocht er ook zijn: Rachel werd kort na deze gebeurtenis zwanger. (6)

Ook in de Physiologus komt de alruin naar voren als ‘aphrodisiacum’. Het anonieme werk uit de derde eeuw n.o.j. ligt aan de basis van de bestiaria uit de middeleeuwen en bevat vele fabels met een christelijke moraal over dieren. In het verhaal over de olifant fungeert de mandragora als de appel uit de tuin van het paradijs. De Physiologus beweert dat olifanten pure wezens zijn en daarom niet van seks houden. Als er toch nageslacht moet komen dan trekt de vrouwtjesolifant naar het oosten en het mannetje volgt haar. Vlakbij het aards paradijs verleidt zij het mannetje tot paren door hem van de vruchten van een boom (of plant) te laten eten die mandragora heet. Dit wordt in de Physiologus vergeleken met de appel uit de boom van kennis van goed en kwaad en met de verleiding van Adam door Eva. (7)
In beide voorbeelden gaat het om de bessen van de plant en niet om de wortel.

De alruinwortel als slaapmiddel en narcoticum

De andere belangrijke werking van de alruin is het bestrijden van pijn. De eerste beschrijvingen noemen de alruin al als een pijnbestrijder en narcotisch middel. In de Romeinse tijd werd de bast van de alruin maandenlang in zoete wijn gedrenkt. Dit middel werd gegeven aan gemartelde en gekruisigde mensen om de pijn te verminderen of ze te doen slapen. Het werd de wijn van de dood of ‘morion’ genoemd. Later gebeurde dit ook in de vorm van een spons (met een mengsel van azijn, mandragora en nachtschade) die onder de neus werd geduwd om te inhaleren. Dit bleef de meest gebruikte vorm van anesthesie tot ether werd ontdekt in de negentiende eeuw. Deze gegevens doen mij sterk denken aan de episode in het Nieuwe Testament waarin Jezus aan het kruis een spons met azijn aangeboden krijgt. Dit zou dus prima om een dergelijk middel kunnen gaan! (8)
Alruin als bedwelmend middel kon natuurlijk ook gebruik worden als krijgslist. De Carthaagse veldheer Hannibal maakte op deze wijze gebruik van de alruinwortel. Hij mengde sap van de alruin met wijn en liet de vaten met deze wijn achter voor de vijand. Hij deed alsof hij zich terugtrok en de Afrikaanse rebellen dronken van de wijn en raakten bedwelmd. Zo waren zij een makkelijke prooi voor de onverwachts terug komende soldaten van Hannibal. Ook Julius Caesar zou op deze manier zijn ontsnapt uit de handen van Siciliaanse piraten. (9)

Heksenzalf

Salvator Rosa 1646 (In de hand van de linkerheks de alruinman)

Een laatste werking geeft de alruinwortel zijn associatie met hekserij. De plant bevat alkaloïden zoals atropine, scopolamine en hyoscamine en kan daardoor hallucinogene bijwerkingen hebben. Het is heel aanneembaar dat het om die reden – in ieder geval één keer – wordt genoemd als bestanddeel van de beruchte heksenzalf. In 1545 werkte de Spaanse dokter Andrès Laguna als medisch officier in de buurt van Nancy. Daar werden twee oude kluizenaars gearresteerd op verdenking van tovenarij. In hun hut werd een kleine pot met groene zalf gevonden. Laguna bekeek en rook deze zalf en het deed hem denken aan ‘unguentum populeum’ een bekend pijnstillend middel. Hij meende dat er o.a. scheerling, bilzekruid, alruinwortel en nachtschade (mogelijk doornappel) in zat. Hij kon wat van de zalf bemachtigen en probeerde deze uit op een patiënt van hem die leed aan slapeloosheid. Hij smeerde haar in van top tot teen en zij viel in een diepe, lethargische slaap van wel zesendertig uur en moest uiteindelijk wakker worden geslagen. Zij was boos en vroeg: ‘Waarom maak je me wakker? Ik was te midden van alle genot en vreugde van de wereld en daar heb ik mijn man bedrogen met een jongere en knappere man!’ De dokter zag dit als een hallucinatie, maar zij geloofde sterk in de realiteit van haar avontuur. (10)
De vrouw heeft naar mijn mening een punt. Natuurlijk beleefde zij haar avontuur niet in de fysieke werkelijkheid. Maar je kan dit soort vlieg- en sabbatservaringen ook interpreteren als een reis in de geest, waarbij het lichaam achterblijft in bed. Zo heeft deze ervaring wel degelijk waarde.

De galgenheuvel en het galgenmannetje

Hekserij onder de galg (de alruinman vindt je onder de heks met de toorts) – Teniers II (1610-1690)

In de zestiende eeuw kwam er nog de legende bij dat de alruin groeide onder de galg, waar de gehangene zijn sappen (urine en zaad) had laten vallen. De eerste die dit noemde was de Duitser Hieronymus Brunschwig in 1515. Om deze reden werd de plant ook het galgenmannetje of het pisdiefje genoemd.  Ook het plukritueel werd in deze periode uitgebreid met een omschrijving hoe de plant vervolgens behandeld moest worden: ‘was hem schoon in rode wijn en omwikkel hem dan in lagen van witte en rode zijde. Leg hem in een kistje en vergeet niet om hem elke vrijdag een bad te geven en ten tweede om hem tijdens nieuwe maan te kleden in een schoon wit hemd.’ (11) Het galgenmannetje zal je – als je al deze instructies hebt opgevolgd – geluk brengen, rijk maken en elke vraag beantwoorden die je hem stelt. Ook in deze periode werd hij nog steeds gezien als lust opwekkend en vruchtbaar makend. Toch werd ook beweerd dat de alruin bezeten was van een boze geest en dat de bezitter ervan – indien hij de wortel niet aan iemand anders overdroeg – na zijn dood rechtstreeks naar de hel zou gaan.

In deze context is het interessant dat in Rusland de alruin ‘hoofd van Adam’ wordt genoemd.  Dit hoofd zou – volgens de legende – in de heuvel Golgotha begraven liggen. Dit is de galgenheuvel waar Jezus Christus gekruisigd is. Golgotha betekent ‘plaats van de schedel’. Hiermee wordt de schedel van Adam bedoeld! Onder de galg van Jezus vinden we dus Adams hoofd. Dit zou impliceren dat er – in het Russische volksgeloof – onder het kruis een alruinwortel zou groeien! (12)

Ook de beroemde geneesheer Paracelsus schrijft in zijn boek Vita Longa (1526) over de alruinwortel als een klein mannetje. Hij is hier echter ontstaan in de baarmoeder van een merrie: De homunculus die de necromanciërs valselijk ‘alreona’ noemen en de natuurlijke filosofen ‘mandragora’, is het onderwerp van een bekende fout geworden. Zijn oorsprong is sperma, die door de grote vertering die zich afspeelt in een ‘venter equinus’ (baarmoeder van een paard) zich vormt tot een homunculus, een mens in alle dingen, met lichaam en bloed, grote en kleine ledematen. (13)

Dit soort gelukspoppetjes van alruin werden mogelijk al door de Grieken en Romeinen als amulet gedragen en het gebruik bleef tot in de negentiende eeuw bestaan. (14) Mogelijk was dit de ziel van de gehangene die men dan met zich meedroeg. Deze was dan met zijn laatste extatische schreeuw in de alruin overgegaan. Door hem zo te verwennen en te voeden met aandacht, zorgde men ervoor dat hij niet weg vluchtte. Zelfs Jeanne d’Arc, de roemruchte maagd van Orléans, werd er van beschuldigd dat zij stiekem een alruinwortel bij zich had. Dit zou – volgens haar inquisiteurs – de oorsprong zijn van de stemmen die zij hoorde! Zijzelf beweerde bij hoog en bij laag dat het de stemmen van heiligen waren. (15)

Arabische afbeelding van de mandragora uit 1229

Conclusie

Het is duidelijk dat het verhaal van de alruinwortel (mandragora officinalis) omgeven is met mysterie en magie. De verhalen getuigen van een tijd waarin men nog wist dat sommige planten een geest of ziel hadden en waarin men nog grote krachten aan ze toeschreef. De alruin met zijn mensvormige wortel en hallucinogene werking werd gezien als een van de krachtigste plantgeesten. (16) Zij moest daarom met respect worden bejegend en behoedzaam benaderd anders zou het slecht met je kunnen aflopen. Wie deze dan geoogst had kon er wonderen mee doen. De plant vormde een poort naar de andere, geestelijke werkelijkheid. Hij kon je terug naar éénheidsbewustzijn, naar het paradijs brengen. Of het nu om de ziel van de plant ging of om de ziel van een overleden mens die in de plant was overgegaan, beide keren kon de eigenaar via de plant zich keren naar de geestelijke wereld en zo tot wijsheid komen.

Abe van der Veen

1) Zie hier de scène met de alruin in Pan’s labyrinth: youtube.com/watch?v=Tvq4Yp7XaRg
Gordon, L. – Green magic 97
Emboden – Bizarre plants 149-150
Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten 108
Buchner, G. – Heksenkruiden 33
Teirlinck – Flora Magica 139
-Hij wordt ws al door de Egyptenaren genoemd als ‘dudajim’ in een papyrusrol uit 1550 v.o.j.
– Nederlandse namen voor de alruinwortel zijn o.a. aardmannetje, geldmannetje, duivelsappel, duivelskaars, galgenjong, mandraak, pisdiefje en toverwortel. (De Cleene 103)
2) Smith, Elliot – Evolution of the dragon 193 https://www.sacred-texts.com/lcr/eod/eod40.htm
De Romeinse botanicus Plinius in zijn Historia Naturalis (eind eerste eeuw n.o.j.) herhaalt vooral de woorden van Theophrastus.
‘it is said one should draw three circles round mandrake with a sword, and cut it with one’s face towards the west; and at the cu$ing of the second piece, one should dance round the plant and say as many things as possible about the mysteries of love’ https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf
https://nl.wikipedia.org/wiki/Alruin
The mandragora of the ancients in folklore and medicine van Charles Brewster Randolph
3) Josephus, Bellum Judaicum, vii. 6. 3.
Decleene en Lejeune 108
In het Duitse volksgeloof moest het touw aan de ‘Schwanz’ van de hond vast gebonden worden. Bächtold-Staubli 318
4 ‘The upper part of the plant shines at night like a lantern. When you first see the plant, make a circle very quickly around it with an iron tool to prevent its escape (it wants to escape from anyone who is unclean). Do not touch it with the iron tool, but use an ivory stake to loosen the soil around it. When its hands and feet are visible, tie a new rope around it. Get a dog very hungry and tie the rope around its neck. Put food a little distance from the dog, and in going after the food, the dog will pull up the plant.’
mr. Lee
5) M. Uyldert – De taal der kruiden 228
Er is een interessante gelijkenis te trekken met een ervaring die Carlos Castaneda in een van zijn boeken beschrijft. Onder invloed van de hallucinogene cactus Peyote gaat Carlos spelen met de geest van de plant in de vorm van een hond.
6) Genesis 30 vers 14-16
7) Arsdall, Anne Van, Helmut W. Klug, Paul Blanz –  The mandrake plant and it’s legend a new perspective 310
8) In de dertiende eeuw ontwikkelde de Arabische dokter Ibn al Quff een spons die gedrenkt was in het sap van opium, belladonna en alruinwortel. Dit heette de ‘spongia somnifera’ Het werd tegen de neus aan gedrukt om de patiënt te laten slapen. tot de ontdekking van ether in Europa was dit de meest voorkomende manier van anesthesie. Lee 283 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4173333/ Toch is lijkt mij de kans groot dat er ook al eerder met sponzen werd gewerkt.
Mattheüs 27:48 ‘En terstond een van hen toe lopende, nam een spons, en die met edik (azijn) gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken.’ Vrijwel direct daarna stierf hij. Dit gebaar kan niet geweest zijn om zijn dorst te lessen, want dan gebruik je geen azijn. Als slaapmiddel of narcoticum zou het wel zin hebben gehad.
9) Emboden 152
Lee 280
10) Hatsis – The witches’ ointment
Zie ook mijn artikel: https://www.abedeverteller.nl/heks-en-drugs/
Je zou de hallucinogene (of entheogene) werking van de alruinwortel bij de zalf van Laguna ook kunnen zien als een bijwerking van de ware bedoeling, namelijk die van pijnbestrijder.
11) Wash him clean in red wine and then wrap him in layers of white and red silk. Lay him in a casket and do not forget firstly to bathe him every Friday (the day of Venus again) and secondly and most importantly at the new moon to clothe him in a clean white shirt.’ Lee 281
Blöte-Obbes – De geurende kruidhof 245
Decleene en Lejeune 110
12) Decleene en Lejeune 106
13) Newman, W. – Natural particulars 332
14) Decleene en Lejeune 111
15) Barrett, W.P. – The trial of Jeanne d’Arc 2014
16) Ook nu nog wordt er in sjamanistische gemeenschappen sterk geloof gehecht aan de geest van de plant en dan met name planten zoals ayahuasca, psilocybine paddenstoelen, peyote e.d.

Leuk om te weten: Het Franse main-de-gloire of ‘dead man’s hand’ is een verbastering van het woord mandragora. De magische werking van de plant ging dus over op die van een ander luguber iets dat je moest opgraven onder de galg: de hand van een gehangen crimineel. Als je deze hand liet drogen dan kon hij dienen als kandelaar voor een kaars gemaakt van het vet van de gehangene. Wie met deze hand op het inbrekerspad ging zou onzichtbaar worden of in ieder geval onontdekt blijven, ieder die de inbreker tegenkwam zou terstond verlammen, zo luidde het volksgeloof. https://wordhistories.net/2016/10/22/hand-of-glory/

Poisonous plants: a cultural and social history: De naam zou komen van de man-gelijke vorm van de wortel van de plant. Maar het zou ook ontleend kunnen zijn van het Griekse woord voor ‘giftig voor koeien’. De volksetymologie maakte in de middeleeuwen ‘drake’ van het tweede deel ‘dragora’ wat lijkt op het Engelse woord voor draak. (https://www.etymonline.com/search?q=mandrake)

Meanwhile it should not be forgotten that there was one magical possession, an idol of domestic superstition in mediaeval German households, which is said to have passed at the father’s death to the youngest son upon condition that he performed certain heathenish rites in relation to the father’s funeral. The “mandrake,” a plant with broad leaves and bright yellow flowers and with a root which grew in a semi-human form, was found beneath the public gallows and was dragged from the ground and carried home with many extraordinary ceremonies. When secured it became a familiar spirit, speaking in oracles if properly consulted and bringing good luck to the household in which it was enshrined. [Charles Elton, “Origins of English History,” 1882]

Ook gebeurde het in deze tijd veelvuldig dat heggerank en spekwortel (black and white briony) werden gebruikt om nep-alruinwortels te maken om zo voor veel geld aan bijgelovige klanten te verkopen. Ze werden dan alvast in een mensvorm uitgesneden en terug in de grond gelegd. Voor de verkoop kregen ze zelfs kleertjes aan. Lee 282, De Cleene 111

Volgens de beroemde Arabische dokter Ibn Beithor zou koning Salomo een stukje van de mandragora in zijn zegelring hebben. Door middel van deze ring had hij macht over de djinn. https://www.whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm

Keizer Julianus dronk elke nacht alruinsap als liefdesfilter. http://whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm

Iemand die in Duitsland snel rijk is geworden of geluk in het spel heeft wordt van gezegd: ‘Hij heeft een alruin op zak’. BS 319

Alruin is soms onderdeel van de heksenzalf. In Roemenië heet die zalf ‘Matraguna’, naar de mandragora. (BS 322)
In de achttiende eeuwse grimoire ‘Le petit Albert’ komen nog uitgebreide rituelen voor over het oogsten van de alruin. (Emboden 155)

Tot in de zestiende eeuw geloofden rijk en arm in de werkingen van de alruin, daarna zakte het geloof af. Maar ook in de negentiende eeuw werd hij nog als amulet her en der in Europa gedragen en ook het plukritueel werd nog wel gedaan. (De Cleene 111)

– Ook goed om te lezen: Anne Van Arsdall, Helmut W. Klug, Paul Blanz –  The mandrake plant and it’s legend a new perspective
https://www.whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm
https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf
https://core.ac.uk/download/pdf/229401822.pdf
https://www.yumpu.com/de/document/read/3358239/die-alte-heydnische-abgottische-fabel-von-der-alraun-sapientia
http://volkoomen.nl/M/Mandragora.htm

The post De bizarre geschiedenis van de alruinwortel (mandragora officinarum) first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-geschiedenis-van-de-mandragora-of-alruinwortel/feed/ 0
De verborgen betekenis van Sneeuwwitje https://www.abedeverteller.nl/de-verborgen-betekenis-van-sneeuwwitje/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-verborgen-betekenis-van-sneeuwwitje https://www.abedeverteller.nl/de-verborgen-betekenis-van-sneeuwwitje/#comments Thu, 10 Feb 2022 22:11:18 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=9427 Wie...

The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Wie kent het niet? Het hey ho van de dwergen, het spiegeltje, spiegeltje aan de wand en de giftige appel. Sneeuwwitje is wereldwijd een van de beroemdste sprookjes. Het verhaal is vooral bekend geworden in de versie van de gebroeders Grimm uit de ‘Kinder und Hausmärchen’ van 1812. Wereldberoemd werd het sprookje pas door de speelfilm van Walt Disney uit 1937. In meerdere verhalen voor 1812 zijn al thema’s te vinden die in het verhaal van Sneeuwwitje voorkomen, echter alleen in ‘Richilde’ van Musäeus uit 1782 zien we alle belangrijke elementen terug. (1) Dit is daarmee het literaire begin van Sneeuwwitje. Er zijn door heel Europa (maar ook daarbuiten) versies van het verhaal uit de volksmond opgetekend. Voor mijn symbolische duiding van het verhaal zal ik gebruik maken van de versie van Grimm. Ik stel mij hierbij voor dat alle figuren van het sprookje onderdeel zijn van de mens tijdens zijn persoonlijke en spirituele levensreis. Je kan ook eerst het sprookje hier lezen.

Rood, wit en zwart

Bij de aanvang van het sprookje doet de koningin een vreemde wens: ze prikt zich en drie druppels bloed vallen in de sneeuw. Ze wenst vervolgens dat ze een dochter zal krijgen die zo wit als sneeuw, zo rood als bloed en zo zwart als ebbenhout mag worden. Dit zijn niet toevallig ook de kleuren die behoren aan de grote Godin. Het is het wit van de maagd, het rood van de moeder en het zwart van de oude, onvruchtbare vrouw. Wit is hier de kleur van jeugd en maagdelijke onschuld, rood van menstruatie en moederschap en zwart is de kleur van de dood. Zo zijn de drie levensfasen samengebundeld in een meisje die voorbestemd is de mooiste te worden of eigenlijk beter gezegd de schoonste, de meest zuivere. Dit incident doet sterk denken aan een scène in het verhaal van de ridder Parzival. Als hij drie druppels bloed in de sneeuw ziet liggen naast een aantal ravenveren doet hem dat denken aan zijn geliefde Blanchefleur (witte bloem). Ook het kind in het sprookje wordt vernoemd naar die zuiver witte kleur die de beste geleider is van de liefde. (2)

De stiefmoeder en de ware moeder

In de eerste versie van het sprookje van Grimm uit 1812 is het nog de moeder die jaloers wordt op Sneeuwwitje. In latere versies gaat de moeder dood en wordt ze vervangen door een stiefmoeder. Voor elk kind is de grote moeder, moeder aarde. Je kan die primaire moeder ook associëren met het éénheidsbewustzijn. De fysieke moeder kan haar alleen in die bewustzijnstoestand laten wanneer ze nog in de baarmoeder zit en incidenteel bij het zogen. Als ze ouder wordt zal de moeder haar kind telkens meer de materiële wereld intrekken. Het zal haar taal leren, onderscheid leren maken en taken opgeven. Allemaal dingen die in de geestelijke wereld waar de ziel vandaan komt niet nodig zijn. Zo wordt de moeder, een stiefmoeder, een ‘mater materia’. Het kind wordt geforceerd zich te identificeren met de materie en haar gedachten. Haar wordt op die manier een imago opgeplakt. Zij zal zich gaan identificeren met haar spiegelbeeld. Maar dit is slechts een masker of imago en daarmee iets dat zij in wezen niet is.

De mooiste van het land

Nu is de materiële moeder, die verbonden is aan de vijf zintuigen altijd erg mooi. Toch is zij Maya (= schone schijn), zij is niet de ware werkelijkheid, maar een afspiegeling van de werkelijkheid die alleen indirect beleefd kan worden. Als zij in haar spiegel kijkt dan meent zij de mooiste vrouw van de wereld te zien. Hierbij is het de vraag of het hier gaat om de spiegel van de ziel of die van het ego. Met het doodgaan van de ware koningin, werd de stiefmoeder-koningin de mooiste van het land. Zij was de meest zuivere, maar trots (‘hubris’) zorgde ervoor dat er een smet op haar schoonheid kwam. Hiermee is ze te vergelijken met de mooiste engel uit de hemel; Lucifer. Ook hij kwam ten val door de zonde van de hoogmoed. Hij was een van de schoonste engelen in de hemel, maar door zijn val werd hij een lelijke duivel.

De toverspiegel

Nu heeft deze arrogante vrouw niet zomaar een spiegel, maar een toverspiegel. In een tijd dat spiegels zeldzaam waren, werden zij met angst bekeken. Een spiegel (net als elk reflecterend wateroppervlak) zou je ziel kunnen stelen. Het was ook een doorgang naar de wereld van de geesten. Verder zal een spiegel nooit liegen. (3) De toverspiegel in het sprookje bevat zo’n geest die in dienst staat van de koningin en alleen maar de waarheid kan spreken. Wie zich in het spiegelpaleis van Maya bevindt zal voornamelijk verliefd worden op zichzelf. Net zoals Narcissus verliefd werd op zijn reflectie in het wateroppervlak, zo is het ook gesteld met deze narcistische koningin. Maar ook zij zal ten diepste weten dat haar schoonheid uiterlijk vertoon is. Het is niet meer dan een luchtspiegeling, een ‘fata morgana’!
Met de zevende verjaardag van Sneeuwwitje is haar eerste ontwikkelingsproces voltooid. Wanneer de koningin nu opnieuw voor haar spiegel staat blijkt zij niet meer de mooiste van het land te zijn, maar Sneeuwwitje. Zij is nu de schoonste, oftewel de meest zuivere, de meest stralende! Als zij voor de spiegel zou staan, dan zou ze een zuivere ziel reflecteren. Een ziel zonder krasje of vlekje, helemaal zuiver.

De weg door het donkere woud

Helaas geld dat niet voor de stiefmoeder. Zij voelt zich in haar ego bedreigd en wordt groen en geel van jaloezie. Zij wil de schoonheid van Sneeuwwitje voor zichzelf hebben en ze geeft de opdracht om Sneeuwwitje te vermoorden. Als de dienaren terug komen denkt ze dat ze haar hart (of lever) en haar longen opeet. Zij wil op die manier zich de schoonheid van Sneeuwwitje toe-eigenen. Maar dit helpt haar niet, want het is bedrog en Sneeuwwitje leeft nog. Het kind is ondertussen het woud in gevlucht. Het woud is een tussenwereld van verwarring en chaos. Symbolisch is het woud te vergelijken met een heg die ligt tussen de bekende alledaagse wereld en de onbekende geestelijke wereld. Het is een plaats waar je terecht komt als je niet meer weet wat je lotsbestemming is, waardoor je doelloos rond dwaalt. Aan de andere kant van het bos bevindt zich de ‘andere wereld’. Dit is een wonderlijke wereld waar dwergen wonen en dieren kunnen praten. Deze is te vergelijken met de wereld die we onder in de put tegenkomen in het sprookje van vrouw Holle. De volgende stap in haar initiatie komt als ze het huisje van de dwergen vindt.

De zeven dwergen

Dwergen worden door hun kleine postuur vaak niet serieus genomen, maar in de Edda zijn zij zeer wijze wezens die bijna gelijk staan aan de Goden. Ze helpen de Goden en geven ze schatten zoals de banden om de wolf Fenrir mee te binden en de hamer van Thor om de reuzen mee te verslaan. Bij hun betekenis is de getallenmystiek van het getal zeven erg belangrijk: zij zijn de zeven dwergen die wonen achter de zeven bergen. Zij zijn meesters van de kunst om het onzichtbare tevoorschijn te halen. In de Edda bewaren zij het geluid van de voetstappen van een kat, de baard van een vrouw en de wortels van een berg. Zij graven diep in het onderbewuste en komen terug met schatten van gestolde energie. Zij zijn zo te vergelijken met de Galla, de zeven bewakers van de poorten van de onderwereld uit de Sumerische mythologie. Op weer een ander niveau zijn zij gelinkt aan de chakra’s. (4)

Deze dwergen zijn – in dat geval – zeven aspecten van het meisje zelf! Sneeuwwitje moet – net als het meisje in ‘Vrouw Holle’ – als eerste het huisje van de zeven dwergen (energetisch) schoonmaken. Dit is tenslotte haar eigen energetische lichaam, haar eigen huis, wat zij al een tijd niet goed van binnen had geïnspecteerd. Zij test alle zeven borden, bekers en stoelen en uiteindelijk test zij alle zeven bedden en vindt de zevende de beste en valt daarin in slaap. Wanneer de dwergen met de ‘galla’ zijn te vergelijken dan moet Sneeuwwitje natuurlijk vergeleken worden met de grote Sumerische godin Inanna. Haar belangrijke initiatie is de afdaling in de onderwereld langs zeven poorten, waarbij zij bij elke poort iets af moet staan aan de bewakers om verder te mogen, tot zij naakt door de zevende poort heengaat. Om tot het diepste van de onderwereld door te kunnen dringen moet zij alle gehechtheid aan ‘Maya’, aan spullen, loslaten. Ook Sneeuwwitje gaat door tot zij bij het zevende bed is aangeland, zij onderzoekt haar onderbewuste tot in de diepste diepten.

Seks met de dwergen?

Deze ontmoeting met dwergen is ook vaak seksueel geïnterpreteerd. Minstens één sage en een mythe lijken dit idee te bevestigen. In een Zwitserse sage is een meisje verdwaald en komt aan bij een huisje met zeven dwergen. Zij mag uiteindelijk bij de zevende en oudste dwerg in bed slapen. Een oude vrouw noemt haar een slet en beschuldigt het meisje ervan dat ze met alle zeven dwergen heeft ‘geslapen’. In een Noordse mythe vrijt de godin Freya werkelijk met vier dwergen in ruil voor het Brisingamen. (5) Dit is een sieraad die wel wordt geïnterpreteerd als de regenboog. Dit sieraad zou je daarmee kunnen zien als de kracht om zelfstandig van de ene naar de andere wereld te kunnen reizen. Van elke ‘dwerg’ zal Sneeuwwitje een juweel krijgen, hij is haar innerlijke, onderbewuste afgedaald als een grot in een berg om daar het mooiste juweel tevoorschijn te hakken. Dit is het gezuiverde chakra, het juweel in de lotus. Op een dieper niveau is het vrijen met de dwerg, het één worden met de kracht waar hij symbool voor staat. Deze eenwording wordt beloond met een kostbare gave. De gave van zeven zuivere poorten om mee te kunnen reizen langs de zeven werelden.

De drie verleidingen

Dit reinigingsproces in het huisje van de zeven dwergen duurt lang en als de koningin (de valse moeder materie) hier achter komt probeert zij het reinigingsproces te ondermijnen door haar te verleiden met uiterlijkheden: eerst met rijgsnoeren voor een korset, dan met een kam en als laatste met een appel. Het korset en de kam staan beide voor kiezen voor het uiterlijke in plaats van het innerlijke. Het beknelde korset staat ook nog voor het keurslijf van de rigide etiquette die haar de levensadem ontneemt en haar banen van levensenergie vernauwt. Wanneer Sneeuwwitje wordt verleid om zichzelf ‘uiterlijk’ mooier te maken, verliest ze juist van haar innerlijke schoonheid. Ook het kammen van het haar met de vergiftigde kam is een teken van ontluikende seksualiteit die opgewekt wordt door de valse moeder. Daarmee is het een teken van haar individuele zelfbewustzijn. Als ze semi-dood neervalt dan is dat de sluimertoestand van degene die zich vereenzelvigt met haar imago. In de spiegel die het innerlijk ziet zal ze vertroebeld zijn. (6)

De giftige appel

De derde verleiding lijkt fataal (fataal = van het noodlot). Sneeuwwitje eet van de appel en valt ‘dood’ neer. Net als in het verhaal van de zondeval van Adam en Eva maakt de appel Sneeuwwitje bewust van haar geslacht en daarmee van haar dualiteit. (7) Leven in de wereld van afstand is te zien als een soort van schijndood. Je leeft niet meer volledig, maar bekijkt je eigen leven van een afstandje. Deze blokkeert de levensstroom, waardoor zij puur nog in de uiterlijke wereld leeft. Voor de andere wereld en haar geesten slaapt ze nu, ze is er zich niet meer bewust van. Juist het vijfde chakra dat o.a. staat voor schoonheid is geblokkeerd.
Toen Adam van de appel at, en daarmee de eerste zonde beging, bleef deze in zijn keel zitten. Dit werd de Adamsappel. Dit is de plek van vele onverwerkte emoties. Als er een brok in je keel zit, zal je moeten slikken om de emotie te verwerken. In de wereld buiten het paradijs is het echter onvermijdelijk dat er dingen in de energetische stroom blijven steken. Eén van die klompen zit in je keel, de plek van het vijfde chakra. Pas als de glazen kist met Sneeuwwitje valt zorgt de schok ervoor dat het stukje appel los komt uit haar keel. Sneeuwwitje is zo, net als Adam, een voorbeeld van de geblokkeerde mens die nog een brok van onverwerkte emotie in de keel heeft.

De glazen kist

Nu is het bijzonder dat Sneeuwwitje na het incident met de glazen kist al huwbaar blijkt te zijn en gaat trouwen met de prins. Eerder in de tekst wordt gezegd dat ze pas zeven jaar is. Dit element wordt echter verklaard door een scène uit het sprookje ‘De jonge slaaf’ uit de Italiaanse sprookjescollectie de Pentamerone (1634). Hier wordt het meisje Lisa vergiftigd door een kam in haar haar en wordt ze vervolgens in een kristallen kist gezet. Daar blijft ze jaren in liggen, maar ze groeit wel door tot een beeldschoon meisje. De jaloerse vrouw van haar oom sleurt haar uit de kist, waarbij de kam uit haar haar valt en zo maakt zij haar wakker. (8) We kunnen daarom veronderstellen dat ook in de bekende versie van Grimm het meisje zeven jaren in de comateuze toestand blijft. Met veertien jaar is zij in pre-industriële tijden huwbaar. Op een dieper niveau staat deze periode voor een incubatieperiode. Een periode van rust die nodig is voor de voltooiing van een  innerlijk groeiproces. Eindelijk is zij klaar om zich te verenigen met haar mannelijke kant in een ‘hieros gamos’, een sacraal huwelijk. De prins ziet de glazen kist op de berg en wordt op slag verliefd op het meisje. Hij zal weten dat zij niet zomaar een meisje is, maar de vertegenwoordigster van de Godin. De top van de berg als sacrale plek en de glazen kist als teken van haar vergeestelijkte staat maken dat duidelijk. Daarmee wordt het tijd dat Sneeuwwitje ontwaakt. De kist valt uit de handen van de onhandige dienaren en door de schok komt de appel in de keel los. De levenskracht kan weer ongehinderd stromen! Met hun alchimistische huwelijk verenigen zwart (nigredo), wit (albedo) en rood (rubedo) zich in één wezen. De verwerkelijkte mens, de pure ziel is daar. (9)

Dansen tot je dood neervalt

Arthur Rackham 1909

Nog één ding is nodig om hun geluk te bestendigen: de bedreiging van de verleiding van ‘mater materia’ moet verdwijnen. Dit gebeurt door tijdens het huwelijksfeest – en mogelijk zelfs tijdens de dans van het bruidspaar – de gemene koningin te laten dansen in gloeiend heet gemaakte metalen schoenen tot ze dood neervalt. Je kan stellen dat de levensenergie die door de sacrale ‘dans’ wordt opgewekt nu stroomt van links naar rechts, van de mannelijke, naar de vrouwelijke kant en zevenvoudig van onder naar boven langs de zeven chakra’s en weer terug. Dit is de dans van het leven en die genereert zoveel hitte dat alle resten van gehechtheid aan de vaste materie en alle illusie dat dit met zich meebrengt weg brandt en verdwijnt. (10)

Abe van der Veen

Noten:

  1. https://www.perilousadventures.net/blog/?p=2288
    http://www.heinrich-tischner.de/50-ku/marchen/marchen/snewitch.htm
  2. Ik vertel hier meer over in het volgende artikel: https://www.abedeverteller.nl/de-heilige-graal-en-de-vier-elementen/
    De andere naam van de geliefde van Parzival is Conduir Amour (geleidster van de liefde). Blanchefleur, dit slaat ook op haar aspect van brengster van de lente. Maar past natuurlijk ook goed bij de witheid van Sneeuwwitje.
  3. Walker, B. – Dictionary of symbols and sacred objects 145
  4. Sturluson, Snorri – Edda
    http://cdn.preterhuman.net/texts/religion.occult.new_age/demonology/Demonology.Gala.htm
  5. http://www.pitt.edu/~dash/dwarfs.html
    https://en.wikipedia.org/wiki/Br%C3%ADsingamen#S%C3%B6rla_%C3%BE%C3%A1ttr
    https://www.anne-marie.eu/en/snow-white-and-the-seven-chakras/
  6. http://magoism.net/2013/03/15/essay-the-magic-comb-by-hearth-moon-rising/
    Dekker, van der Kooi en Meder – Van Alladin tot zwaan kleef aan (1997) 337
  7. Het is ook niet toevallig dat een (twist)appel de aanleiding is voor een wedstrijd wie de mooiste Godin is: Hera, Athena of Aphrodite. Natuurlijk wint Aphrodite, de melkwitte godin met de spiegel in de hand.
  8. Opie, Iona en Peter – The classic fairy tales (1974)175
  9. https://www.fairytalemagazine.com/2011/05/guest-post-snow-white-and-philosophers.html#.YgWJmN_MJro
    Je kan het ‘Grote werk’ van de alchemie teruglezen in het sprookje.
  10. Hulsens, Eric – Waarom lusten kinderen nog reuzen? (1980) 84

 

The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-verborgen-betekenis-van-sneeuwwitje/feed/ 1
Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen https://www.abedeverteller.nl/nachtmerries-vliegdromen-en-natte-dromen/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=nachtmerries-vliegdromen-en-natte-dromen https://www.abedeverteller.nl/nachtmerries-vliegdromen-en-natte-dromen/#respond Thu, 13 Jan 2022 21:42:46 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=8674 In...

The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In de loop van de geschiedenis is er heel verschillend over dromen gedacht. Tegenwoordig wordt de droom vooral gezien als een verwerking van de gebeurtenissen van de dag of als nietszeggende beelden. In de middeleeuwen konden dromen een teken zijn van het bezoek van een demon of de werkingen van een elf die je wil bedriegen. In de oudheid werden dromen weer vaak gezien als boodschappen uit de geestenwereld. Ik zal het in dit artikel niet hebben over de betekenis van de droombeelden zelf, ik beperk mij tot de betekenis en geschiedenis van de droom in de cultuur van de oudheid en de middeleeuwen. Laten we deze droomquest beginnen bij het begin.

Morpheus, de droom als boodschap van de geest

Morpheus – Jean Restout 1771

Dromen worden al genoemd in de vroegste literatuur. Er staan voorspellende dromen in het epos van Gilgamesj (3000 v.o.j.) uit het oude Sumerië. In de oudheid, in Griekenland, Rome, Babylonië en Egypte werden dromen dan ook zeer serieus genomen. In de antieke wereld genereerde je niet zelf je dromen – zoals wij dat nu zien – maar je werd bezocht door dromen. De droom was het teken van een nachtelijk bezoek van een god of geest. Hij gaf zo boodschappen door uit de andere, geestelijke wereld. De droom zou wijze raad brengen.

In Griekenland werd dit poëtisch verwoord: Morpheus is de god van de dromen. Hij is de zoon van Hypnos, de god van de slaap. Hij was de leider van de Oneiroi, de kinderen van Nyx, de godin van de nacht. Als donkergevleugelde vleermuizen kwamen deze ‘daimones’ of ‘genii’ ‘s nachts uit hun grot in Erebos (een duistere streek van Hades, de onderwereld) en brachten de mensen dromen in hun slaap. In de Metamorfosen van Ovidius is Morpheus een gevleugelde meester van gedaanteverwisseling. Hij kan uiterst nauwkeurig het uiterlijk en de stem van een mens nabootsen. Zo bezoekt hij de dromen van mensen en doet zich voor als een vriend of verwant van de dromer. Zijn broers zijn Ikelus en Phantasus. Deze doen zich respectievelijk voor als een dier of een voorwerp. (1)
Pythagoras beweerde dat in de droom – net als in de dood – de ziel het lichaam verlaat om te communiceren met hogere, geestelijke wezens. De Egyptenaren geloofden hetzelfde: één van de zielen, de ‘ba’, ontstijgt in de droom het lichaam. Deze ‘ziel’ kan je ook de ‘dubbel’, het astrale lichaam of anders het ‘alter ego’ noemen. De menselijke ziel stijgt omhoog en de geest of god daalt af en zo kan er een contact gemaakt worden tussen de beide werelden.

De droom werd zeer serieus genomen. Een god of geest gaf je advies of informatie over je lotsbestemming. Dit advies niet volgen stond bijna gelijk aan godslastering. Een god kon je tenslotte beter niet dwars zitten! Een beroemd voorbeeld hiervan is de held Theseus die na een droom zijn minnares Ariadne achterlaat op het eiland Naxos. Theseus had haar beloofd om, in ruil voor haar hulp in het labyrint, haar tot vrouw te nemen. Maar de god Dionysos kwam tot hem in een droom en vertelde hem dat hij andere plannen met haar had. Theseus had geen keus en moest haar achterlaten. Dionysos trouwde vervolgens zelf met Ariadne.

Dromen gestuurd door een god zijn vrij zeldzaam. Het gaat vaker om de boodschappen van een geest. Het woord voor geest is in het Latijn ‘genius’ en in het Grieks ‘daimon’. Deze geest kan ook je persoonlijke ‘genius’ zijn. Hiermee bedoelen we de geest die al vanaf je geboorte continu bij je is (je kan dit ook zien als je ‘hogere zelf’). Als je de aanwijzingen volgt van je genius, dan val je telkens meer samen met je genius. Zo wordt je logischerwijs geniaal! Je volgt namelijk de wenken om een ideale groei door te maken van je ziel. Ook dan is het dus belangrijk om het advies van een droom goed op te volgen.

Oneiromantie, de kunst van het uitleggen van dromen

Helaas zijn dromen lang niet altijd even helder. De droomtaal is te vergelijken met orakeltaal. Ze werden gezien als moeilijk te interpreteren, dubbelzinnige boodschappen van de goden of geesten. Hoe kon dan toch hun boodschap, hun mare, uitgelegd worden? Homerus vertelde dat de ware dromen komen door de poorten gemaakt van hoorn, maar valse dromen komen door de poorten van ivoor. (2) Het woord hoorn staat in het Grieks voor ‘vervulling’ en ivoor voor bedrog. Hoe mooi dit beeld ook is, het brengt ons niet veel dichter bij de waarheid of betekenis van dromen. Om toch achter de taal der dromen te komen werd in de oudheid de kunst van de ‘oneiromantie’ ontwikkeld, het profeteren aan de hand van dromen. Dit werd al bedreven door de Mesopotamiërs en de Egyptenaren en kwam tot volle bloei bij de Grieken. Daar schreef Artemidorus (200 n.o.j.) de oneiro-critica, een vijfdelig werk over de interpretatie van dromen. Dit zijn de eerste boeken die puur over dit onderwerp gaan. Wel zijn er al vroegere, losse teksten uit Egypte en Babylonië. De meeste mensen lazen echter geen boeken en zullen bij zichzelf te rade zijn gegaan of naar een specialist toe zijn gegaan. (3)

Jozef verklaart de dromen van de farao – Rafaël 16e eeuw

De beroemdste droomuitlegger die wij kennen is waarschijnlijk Jozef uit de Bijbel. Het verhaal verteld dat toen hij in Egypte in de gevangenis zat, hij bij de farao ontboden werd om hem een droom uit te leggen. De farao vertelt hem een bizarre droom over zeven vette koeien en zeven magere koeien en Jozef weet de droom kundig uit te leggen als zeven vette jaren en zeven magere jaren. De farao is zo onder de indruk van Jozefs kunde en wijsheid dat hij hem tot onderkoning maakt! Toch is het raadselachtig dat Jozef als gevangene waardig werd bevonden om de dromen van de Farao uit te leggen. Mogelijk biedt een eerdere scène in zijn verhaal hier klaarheid over. De broers van Jozef zijn jaloers op hem omdat hij een veelkleurig kleed heeft ontvangen en werpen hem in een put. Dit gaat mogelijk om een inwijding. De afdaling in een Abatton/adyton (een gewijde kuil of put) was namelijk een veel voorkomende manier om iemand in te wijden tot diepere kennis. In de put onderging men een visioen of een quasi-dood en herrijzenis. Mogelijk mocht hij daarna pas het veelkleurige kleed ontvangen, waar zijn broers zo jaloers over waren, want het veelkleurige hemd is te zien als een symbool voor de zeven sferen waar hij doorheen kon reizen in zijn visionaire slaap. (4)

De tempelslaap of incubatiedroom

Nu zijn niet alle dromen even speciaal en waar. Vaak moesten de mensen reizen naar speciale, heilige plekken om juist daar te slapen in de hoop op het bezoek van een god of geest die hen een profetische droom zou bezorgen. Deze vorm van dromen wordt incubatie of tempelslaap genoemd. Hiervan zijn er vele voorbeelden. Uit de Bijbel kennen we het verhaal van de aartsvader Jacob die op de vlucht was en toevallig ging slapen op een heilige plek. Daar aanschouwde hij in zijn droom de ‘Jacobsladder’, een ladder waar vele engelen opklommen naar en neerdaalden van de hemel. Hij noemde de plek Bethel, oftewel ‘huis van God’ en zette er ter ere van zijn God Jehova een ‘baetyl’ neer, een heilige steen. Ook Salomo ging slapen op een heilige berg en kreeg daar zijn droom over wijsheid en een lang leven. In de Koran staat weer het verhaal van de grote droom van de profeet Mohammed waarbij hij van Medina naar Jeruzalem reisde op de rug van het wonderdier de Bur’Aq, om vervolgens vanaf de heilige rots Eben Shettya op te stijgen om langs de zeven sferen te reizen naar de hemel om daar Allah te aanschouwen.

Vooral de Griekse tempels van de god en de godin van de geneeskunst, Asklepios en Hygeia werden veel gebruikt voor incubatie. Het idee was dat de – meestal zieke – bezoeker zich in zo’n tempel (het Asklepeion) overgaf aan een strikt regime van vasten, bidden, gezonde beweging, massage en dergelijke, om vervolgens naar een speciale heilige plaats – de ‘abaton’ –  in de tempel te gaan voor de tempeldroom. Daar zou hij Asklepios of Hygeia ontmoeten in zijn droom. Deze gaf hem een aanwijzing of advies hoe hij weer beter kon worden. Wie dit advies goed opvolgde zou genezen!

Asklepeion van Kos

Nu is er iets bijzonders aan de hand met deze tempeldroom of ‘incubatie’. Het Latijn incubare’ betekent er op liggen (of zitten) of er op broeden. (5) Dit suggereert dat de geest tijdens de ‘incubatiedroom’ op de patiënt ging liggen. Er zijn hints in de oude teksten dat deze incubatie ook kon plaatsvinden met priesters of priesteressen die door middel van een trance de god of geest in zich kregen. Zo kon de incubatie ook een vorm van ‘hieros gamos’ worden waarbij de priester of priesteres bovenop de slaper zat. Door deze intense vereniging werd de patiënt in een verdiept bewustzijn gebracht waar hij de antwoorden kon vinden om lichamelijk en geestelijk weer in evenwicht te komen. Natuurlijk behoorde een dergelijk ritueel tot de tempelgeheimen. Dit werd absoluut niet geopenbaard aan buitenstaanders.
In de Griekse cultuur was het zich openstellen voor een geest of god niet per se taboe. We vinden dit oude gebruik nog terug in woorden als inspiratie en enthousiasme. Het eerste betekent nu een goede ingeving, maar betekende oorspronkelijk het binnen treden van een ‘spirit’, een geest. Het tweede woord betekent nu begeestering en uitgelatenheid, maar het ging oorspronkelijk om iemand die de ‘thou’, de god zijn lichaam binnen liet komen.

Incubus en nachtmerrie

Nachtmerrie – Abildgaard

Toch wist men toen ook al dat een droom slecht of vals kon zijn. In de Hebreeuwse mythe kon Lilith je bezoeken in je slaap en je nachtmerries of een erotische droom bezorgen. Zij was de eerste vrouw van Adam en verliet hem na een ruzie over wie er tijdens de seks bovenop mocht liggen. Sindsdien neemt zij wraak op alle (jonge) mannen en zet zij zich bovenop hen wanneer zij slapen. Zij is mogelijk al Sumerisch/Mesopotamisch en heet dan Lillu of Lillitu. Bij de Grieken was er het gelijkaardige wezen de Empousa, die – mogelijk – ook de mensen nachtmerries bezorgde. Vanaf de late antieke tijd heet een dergelijk wezen een incubus of succubus. Opmerkelijk genoeg komt het woord incubus van ‘incubare’. Hier is dus de positief bedoelde tempelslaap (incubatie) omgevormd tot een negatieve belevenis. Er ligt geen god of goede geest meer bovenop je om je een wijze droom te bezorgen, maar een kwade geest die je een nachtmerrie of een erotische droom bezorgt! Als er al een boodschap was, dan was dat een bedrieglijke verleiding. De succubus is hier – vanuit een patriarchale denkwijze – de vrouwelijke boze geest die – naar hun logica – er onder moest liggen. (Succubare betekent eronder liggen.) Deze demonen pleegden seks met slapende vrouwen en mannen. Het meest beroemde nageslacht van een ontmoeting van een vrouw met een incubus is de tovenaar Merlijn. Volgens een tekst van Robert de Boron werd hij zo gemaakt om te kunnen dienen als de Antichrist. Doordat hij snel na zijn geboorte werd gedoopt werd dit plan verijdeld.

Het is duidelijk dat het christendom er vanaf de late antieke tijd ervoor zorgde dat de goede (of minstens neutrale) geesten gedemoniseerd werden. De Griekse Daimon werd een demon, en de Romeinse genius werd een kwade genius. Je moest vanuit de christelijke optiek dus juist niet naar hun influisteringen luisteren. Alleen de engelen waren goed, maar het was niet makkelijk om de engelen van de duivels te onderscheiden, dus je kon maar beter helemaal geen aandacht aan ze besteden en dat overlaten aan de priester. (6)

In de folklore van de Germaanse landen werd de incubus/succcubus meestal een mare genoemd en was dan vrouwelijk. Zij werd in één zucht genoemd samen met de droom die ze bezorgde: de nachtmerrie, nightmare, cauchemar. Het woord mare komt van wrijven of doodmaken, maar wordt ook gebruikt voor een boodschap. Je zou kunnen zeggen dat de mare op zoek gaat naar een zwakke plek in je energetische veld. Daar zal ze gaan wrijven en drukken tot het stuk gaat en ze een opening heeft om je van je levenskracht te ontdoen. Dit doet ze voornamelijk door je angst aan te jagen of juist door je te laten zwelgen in je lust. Dit zijn beiden methoden om je energie te stelen. Ook bij de mare is het de vraag of het wezen puur een geest is of dat het om een levend iemand gaat die zijn geest er op uit stuurt. Beide versies komen voor. In de Ynglinga saga uit de dertiende eeuw stuurt de völva (zieneres) Huld haar mare er op uit om de koning Vanlandi een boodschap te geven van zijn vrouw. Als dat niet lukt dan gebruikt zij haar mare om hem te doden. In latere sagen wordt de mare meer vereenzelvigt met een heks. Het heeft ervan dat de maren een soort heksen waren met een bepaald specialisme. Zij konden uit het lichaam gaan en naar potentiële slachtoffers reizen om daar een – meestal negatieve – invloed te hebben op hun dromen. (7)

De vliegdroom van de heksen

Heksen – Goya

De verhalen over de mare zijn nauw verwant aan die over heksen die in hun slaap hun lichaam verlieten en naar de sabbat vlogen of prachtige feesten meemaakten. Een voorbeeld hiervan vinden we in de ‘Formicarius’ van Johannes Nider uit 1435. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw tegen die claimde dat zij samen met de godin Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij – en andere getuigen – mochten op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis was vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. Voor de monnik was haar droomreis slechts een illusie, maar voor de vrouw zelf was het volkomen echt! Wij zouden kunnen speculeren dat dit soort heksen hun belevenissen meemaakten met hun droomdubbel of hun astrale lichaam. Alleen hun fysieke lichaam bleef achter in de kamer. (8)

Toch zijn er ook in de middeleeuwen verhalen waarin de waarheid van de droom nog wèl aangenomen wordt, zoals het verhaal van Koning Guntram. Deze koning ging ergens in een woud een middagdutje doen met zijn hoofd op de knie van zijn trouwe dienaar. Deze zag plots dat er een muis uit de mond van de koning tevoorschijn kwam. Hij volgde het beest en zag hoe het over een stroompje ging en daarna verdween in een gat in de grond. Guntram vertelde hem bij ontwaken dat hij een rivier had overgestoken en daarna een berg in was gegaan en daar een schat had ontdekt. Toen zijn dienaar hem de plaats aanwees waar de muis in was gegaan bleek daar inderdaad een schat verborgen te liggen! Ook dit verhaal is beter te begrijpen als je uitgaat van een reis van het astrale lichaam. (9)

Bedrog of heilige influistering?

Koning Karel hoort de stem van een engel

Vele middeleeuwse verhalen laten zien dat er een grote twijfel bestaat over de waarheid achter de droom. Als koning Karel de Grote – in het epos Karel ende Elegast – midden in de nacht een stem hoort die hem gebied om te gaan stelen vraagt hij zich af of het elven zijn die hem in zijn droom bedriegen of toch de boodschap van een engel Gods. Pas na de derde keer dat de stem klinkt in de nacht gehoorzaamt hij en red daarmee zijn leven. In een Amersfoortse mirakelkroniek krijgt een eenvoudig meisje Margreet Ghisen bezoek van Maria. Zij maant haar om naar de gracht te gaan, ook al is het donker en koud. Omdat ze niet weet wat ze moet doen klopt ze aan bij de buurman en hij praat op haar in dat het slechts een droom en dus bedrog zal zijn. Ook in dit verhaal wordt zij pas na de derde visitatie overtuigd om haar bed uit te gaan. Zij vindt vervolgens in de gracht een Mariabeeldje dat vele wonderen zal doen en vele mensen zal genezen!

Conclusie

Goya – The sleep of reason produces monsters

Het is duidelijk dat er in de oudheid en in de middeleeuwen heel anders tegen dromen aangekeken werd dan in onze tijd. Maar ook tussen de beide periodes zit een groot verschil. In de oudheid overheerst het idee dat de droom een boodschap is van een wezen uit de geestelijke wereld. De droom moet serieus worden genomen en droomuitleggers kunnen daarbij helpen. Maar ook toen kon de droom bedriegen, zij kon gekomen zijn door de ‘ivoren poort’. Later in de middeleeuwen gaat dit idee van bedrog overheersen. Voor het gewone volk bleef de droom afkomstig van een geest, maar vaak was dit een boze geest, een nachtmare. Voor de geestelijke en wereldlijke elite waren dromen meestal bedrog of toch afkomstig van een boze demon. Men moest er in ieder geval geen gehoor aan geven.
Voor mij zijn we in de droomstaat dichter bij de ‘geestelijke’ wereld. Het is een ideale staat voor je eigen hogere ik, je ‘Genius’, om je te vertellen of je op het goede pad zit. Ook een ontmoeting met andere geestwezens lijkt mij heel wel mogelijk. Echter alles wat zij te vertellen hebben zal bij het ontwaken direct gefilterd worden. Grote delen van de droom zijn voor het bewuste ik helemaal niet te onthouden en de rest onthouden we in een symbolentaal die voor de meeste mensen onbegrijpelijk is. Dit maakt dat de discussie over de betrouwbaarheid en waarde van dromen zal blijven bestaan tot op de dag van vandaag.

Abe van der Veen

  1.  Metamorfosen XI 592-648
    theoi.com/Daimon/OneirosMorpheus.html
  2. Penelope zegt in de Odyssee: ‘Stranger, dreams verily are baffling and unclear of meaning, and in no wise do they find fulfillment in all things for men. For two are the gates of shadowy dreams, and one is fashioned of horn and one of ivory. Those dreams that pass through the gate of sawn ivory deceive men, bringing words that find no fulfillment. But those that come forth through the gate of polished horn bring true issues to pass, when any mortal sees them. But in my case it was not from thence, methinks, that my strange dream came.’
  3. In de Oudheid werden er vele vormen van waarzeggerij bedreven. Naast oneiromancy, kennen we bv. ornithomancie (voorspellen aan de hand van de vlucht der vogels), handlezen, sterrenwichelen en lezen uit de inhoud van de ingewanden van een geofferd dier (haruspicie).
  4. Walker, B. – Encyclopedia of myths and secrets 2
  5. Dit doet mij denken aan het ‘broeden’ op een kwestie tot je hopelijk inspiratie krijgt.
  6. Denk ook aan de duivel op de linker en de engel op de rechterschouder.
  7. Zie hiervoor ook mijn artikel ‘De nachtmerrie is een vampier’.
  8. De baktrog kan bedoeld zijn als reismiddel om mee te vliegen. In de sagen en in enkele processen worden ook onwaarschijnlijke voorwerpen genoemd zoals zeven, mosselschelpen, eierschalen en boterbakken.
  9. Lecouteux, Claude – Witches, werewolves and fairies 92

Lees ook: Dromen – Nachtelijke visioenen – Coxhead, D. en Susan Hiller 1976

 

 

 

 

The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/nachtmerries-vliegdromen-en-natte-dromen/feed/ 0
Het verhaal van de Wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-verhaal-van-de-wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/#comments Tue, 11 May 2021 15:00:47 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=8327 Een...

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Een wildeman is een fantasiefiguur die vooral in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd veel afgebeeld en beschreven werd. Hij ziet er uit als een mens die volkomen bedekt is met haar. Alleen de knieën, ellenbogen en het gezicht zijn onbedekt. Bij de wildevrouwen zijn hiernaast ook de borsten bloot. Vaak hebben de wildemannen een ruige baard, een groene krans op het hoofd en een soort van gordel met bladeren om de heupen. Ook hebben ze vaak een knots of een boompje in de handen, die ze gebruiken als wapen. Een enkele keer heeft de wildeman een zwarte huidskleur en soms is hij juist groen door een dichte begroeiing van mos op zijn huid. In dat laatste geval lijkt hij op de Groene man. (1)

De wildeman vinden we in diverse kunstuitingen van de Middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd. We vinden hem in de Arthurromans, in het Duitse epos, miniaturen, liefdeskistjes, tapijten, kapitelen, koorstoelen, gravures en zelfs een enkele keer op een schilderij of een groter beeldhouwwerk. Wat maakte de wildeman zo populair en – tot op de dag van vandaag – zo intrigerend? Je kan stellen dat hij staat voor het slechtste èn het beste wat de mens kan vinden in een authentieke verbinding met de wilde natuur.

Hans Burgkmair (1500-1520)

De wildeman heeft al voorgangers uit de oudheid. Hij is te vergelijken met de harige beest-mens Enkidu uit het Sumerische Gilgamesj-epos en met Heracles uit de Griekse mythologie. (2) Ook heeft hij verwantschap met de faunen, silenen en satyrs van de Grieken en Romeinen. Zelfs heeft hij een plaats gekregen in de moderne popcultuur in het personage van de ‘Hulk’. Deze is dan wel groen in plaats van harig, maar in zijn woestheid en kracht past hij heel goed bij het archetype.

Toch is de wildeman een typisch product van de middeleeuwen. In de verhalen wordt verteld dat hij in de wildernis woont, ver van de beschaving te midden van de wilde dieren. Daar in het woud of in de bergen heeft hij een hol of een bosje als schuilplek. Hij kan in de meest barre omstandigheden overleven dankzij zijn immense kracht. Deze dankt hij misschien wel aan zijn harige pels. (Zoals de Bijbelse Samson ook zijn kracht dankte aan zijn lange haar.) De wildeman is agressief en wil zijn kracht regelmatig uittesten door middel van de strijd. Hij vecht tegen wilde dieren en tegen ridders, maar ook tegen andere wildemannen. (3)

De wildeman als inferieur, angstaanjagend en bespottelijk

Walter de Milemente (veertiende eeuw)

Vaak werd de wildeman omschreven als een stommeling en een woesteling die niet of nauwelijks kon praten. Hij kende geen enkele beschaving en liep vaak op handen en voeten. Hij kende geen landbouw en geen vuur en moest dus zijn voedsel vangen of verzamelen en rauw opeten. Ook zou hij zo nu en dan kinderen ontvoeren en mensenvlees eten. Als hij boos was trok hij boompjes uit de grond en vernielde en verscheurde verder alles op zijn pad. Het ergste was echter nog, dat hij God niet kende. Hij was niet eens een heiden, maar had geen enkel concept van religie. Het was zelfs de vraag of de wildeman wel een mens was of toch een dier. Omdat hij ook in de bestiaria werd beschreven, kon hij ook een van de vele soorten exotische dieren zijn. Als toonbeeld van de mens die zijn hersens niet gebruikte en zijn impulsen niet kon beheersen, was hij een voorbeeld voor iedereen van hoe het niet moest. In de middeleeuwen stelde men zich voor dat dit soort mensen nog leefden in verre exotische oorden zoals India, maar ook in de meest bergachtige en afgelegen streken van Europa zelf. (5)

Namen van de wildeman

Jean Wauquelain (ca. 1450)

Terwijl in de term ‘wild’ voor de wildeman vooral beklemtoond wordt dat hij ongetemd en woest is, geven termen als ‘homme sauvage’, ‘salvage man’ en ‘huomo selvatico’ aan dat hij uit het woud komt. Deze woorden komen van het Latijn ‘silva’, het woud. De wildeman is dus per definitie woest èn van het woud. Uit andere benamingen voor de wildeman of vrouw valt af te leiden dat hij vaak als een soort woudgeest werd gezien. In het Midden-Engels wordt hij ‘woodwose’, oftewel wezen van het woud genoemd. In het Oudhoogduits heet hij ‘Schrat’. Dit is de benaming voor een woudgeest uit de bergen. In een tiende-eeuwse glosse uit Oostenrijk staat de wildevrouw gelijk aan de ‘lamia’ of de ‘holzmoia’. De lamia is een heksachtig geestwezen uit de Griekse mythologie en de holzmoia is mogelijk afgeleid van de Romeinse godin Maia. De benaming Fangge of Fanke voor een wildevrouw uit Tirol komt weer van Fauna; de vrouwelijke Faun, een geestwezen uit de Griekse mythologie.

Silvanus als wildeman 1502

Andere benamingen geven hem zelfs een goddelijke afkomst: Salvan uit Lombardije komt van de Romeinse god Silvanus (ook deze woudgod heeft een ontwortelde boom of een knots als wapen). In Tirol heette de wilde man Orke of Lorke van Orcus de Romeinse god van de dood en de onderwereld. In een Spaans boeteboek uit de negende eeuw wordt verteld over degenen die zich als vrouw verkleden en daarbij dansten en sprongen. Zij deden alsof ze Maia en Orcus zijn. Als met Orcus de Wilde man wordt bedoeld, dan zal Maia de ‘holzmuoia’ oftewel de wilde vrouw zijn. Zo kan de wilde man zowel de vruchtbaarheid brengen die ooit toebehoorde aan de god Silvanus, maar ook de dood die ooit toebehoorde  aan de god Orcus. De wildevrouw kan een nazaat zijn van Maia, die de vruchtbaarheid brengt, maar ook van Lamia, die de lelijke, donkere kant van de Godin vertegenwoordigt. (4)

De wildeman als geesteszieke

de wilde prins uit ‘Der Busant’ ( tapijt 1480)

De term ‘wild’ wordt in de middeleeuwen ook voor ‘gek’ gebruikt. Vele wilde mannen waren eigenlijk waanzinnigen. De heidense koning Nebuchadnezzar was hiervan het Bijbelse voorbeeld. In Daniël 4:33 staat dat hij waanzinnig werd en zeven jaar leefde als een dier. Hij at gras als een os, zijn lichaam werd nat van de dauw en zijn haren groeiden als de veren van een arend. Een aantal beroemde ridders zoals Lancelot, Yvain en Tristan ondergingen hetzelfde lot. Meestal werden ze razend omdat hun minnares ze had afgewezen. Zij liepen in die razernij het woud in en leefden daar naakt te midden van de dieren. Ze leefden daar in grote ellende en aten het beetje voedsel wat ze vonden rauw. Meestal wordt zo’n episode afgesloten doordat de aandacht van een mooie vrouw ze weer bij zinnen brengt.
In de Duitse ridderroman ‘Der Busant’ is de wildeman het hoofdthema: een prins loopt weg met zijn geliefde, maar doordat hij een een arend (de ‘Busant’) achterna loopt raakt hij haar kwijt in het woud. Door dit grote ongeluk verandert hij in een waanzinnige wildeman. Uiteindelijk wordt hij gevonden en opgejaagd als een wild dier. Hij wordt gevangen en meegenomen als een curiositeit naar het kasteel. Daar geneest hij snel door de goede verzorging van vrouwen. (6)

Een zeer interessante held die waanzinnig wordt is Wolfdietrich. In het gelijknamige dertiende-eeuwse Duitse epos ontmoet Wolfdietrich de wildevrouw ‘Raue Else’ (Ruige Els). Zij is lelijk, harig en loopt op handen en voeten. (Zij wordt ook wel omschreven als met een huid van schubben waar mos op groeit, slijmerig en nat. Met een lange sik, ogen die diep in de kassen liggen en een brede rij met lange tanden.) Zij vraagt om zijn liefde, maar natuurlijk weigert hij. Dan blijkt zij onvermoede krachten te bezitten: zij maakt hem – als wraak voor de afwijzing – helemaal gek. Hij wordt vervolgens een wildeman en leeft in het woud op een dieet van wortelen en kruiden. Zij onttovert hem pas als hij belooft om met haar te trouwen. Door in Troje in de fontein van de jeugd te stappen wordt zij onttoverd en blijkt zij de beeldschone prinses Sigeminne te zijn. Ze trouwen met elkaar en zij worden koning en koningin van Troje. Dit is een prachtige variant op een thema dat we ook veel in de Keltische literatuur tegenkomen. Midden in de wildernis komt de held een foeilelijke vrouw tegen die om een kus (of meer) vraagt. De ware held zal haar verzoek inwilligen en daarmee bewijzen dat hij het waard is om koning van het land te worden. Zij wordt gezien als de Godin van het land, die aan haar favoriet de soevereiniteit van het land kan geven. (7)

Pierre Boaistuau 1560

Ook de tovenaar Merlijn was ooit een wildeman. Deze episode wordt beschreven in de Vita Merlini van Geoffrey van Monmouth (ca. 1150). Bij een veldslag zag hij zoveel van zijn verwanten sterven dat hij waanzinnig werd en uit de beschaving weg vluchtte. Hij wordt een ‘silvan man’ genoemd, een man van het woud. Uiteindelijk geneest hij door de helende klanken van de harp van de meesterbard Taliesin. Vervolgens begint hij met zijn beroemde profetieën over de toekomst van Britannië. Merlijn moest dus een episode van waanzin ondergaan om te kunnen eindigen als een wijze profeet en machtige adviseur van de koning. Dit doet sterk denken aan de Siberische sjamanen die door een periode van gekte heen moesten voor zij klaar waren om de sjamaan van de stam te worden. (8)

De heilige wildeman

De boete van sint Chrysostomus – Albrecht Dürer 1495

Zelfs heiligen konden wildemannen worden. Sint Chrysostomus leefde alleen in het woud als kluizenaar tot hij eens bezoek kreeg van een schone prinses. Eerst dacht hij dat ze een demon was, maar uiteindelijk kreeg hij medelijden en deelde zijn grot kuis op in twee delen. Zijn  wellust was helaas toch te groot: hij had seks met haar en zij werd zwanger. Om dit te verhullen gooide hij haar van een hoogte de afgrond in. Natuurlijk kreeg hij berouw en zwoer dat hij niet van de grond af zou komen tot zijn zonden hem waren vergeven. Jarenlang kroop hij op de grond als een beest en voedde hij zich met gras en wortels. Zijn lichaam had daardoor een beschermende vacht gekregen. Toen bleek dat de prinses en haar kind de val hadden overleefd werden zijn zonden hem vergeven! (9)

Maria van Egypte

Een andere beroemde harige heilige is Maria Aegyptica. Zij liep op haar twaalfde weg naar Alexandrië en leefde vanaf dat moment een leven van ongebreidelde wellust. Ze werd een prostituee, maar vroeg – vanwege haar grote wellust – vaak geen geld voor haar diensten en ging dan bedelen. Na zeventien jaar kwam ze tot inkeer en trok ze zich terug in de wildernis. Daar leefde ze naakt als een dier tot de heilige Zosimas haar ontmoette. Hij hoort haar verhaal aan en geeft haar de communie, direct hierna sterft zij. Maria van Egypte werd wel verward met Maria Magdalena. (10)

Het lijkt erop dat de aspirant-heilige nadat hij of zij zich grenzeloos heeft gedragen (meestal op het gebied van de zonde van de wellust) boete moet doen door het symbool van die grenzeloosheid te worden. Ze moeten een periode als wildeman of vrouw door het leven gaan.

De wijze wildeman

Martin Schongauer 1450

Ook wildemannen ‘pur sang’ kunnen nobele trekken hebben. In Oostenrijk wordt gezegd dat hij de wilde dieren en dan met name de berggeiten beschermt. Zelfs het vee van de mensen in de zomerweiden is onder zijn bescherming. In sagen uit Duitsland en Italië wordt verteld over boeren die een wildeman wisten te vangen door de holen waaruit hij dronk vol te schenken met wijn en hem zo dronken te voeren. Vervolgens moest hij zijn vrijheid kopen door hen zijn geheimen te openbaren. Zijn wijsheid bleek heel praktisch: hij wist hoe het weer zou worden, hoe de oogst zou gaan en welke kruiden konden helpen bij genezing. Ook in Hessen en in Tirol wisten ze dat de wildeman een weerprofeet is. Met mooi weer staart hij somber voor zich uit en klappertandend probeert hij zich warm te houden door zijn benen en armen over elkaar te slaan. Bij slecht weer schaterlacht hij en laat de regenvlagen hard neerkomen op zijn onbeschermde lichaam. Hij klimt in de bomen en schudt met de takken terwijl er boven zijn hoofd een storm woedt. Ook al lijkt dit het gedrag van een waanzinnige, toch blijkt telkens dat de wildeman al van tevoren weet dat er een koude- of een warmtefront aan zit te komen. In zijn geest was het weer al omgeslagen..

Jean Bourdichon 1505-1510

Verder werd de wildeman gezien als een bekwaam geneesheer door zijn diepe kennis van wilde kruiden. In het gedicht de ‘Faery Queen’ van Edmund Spencer (1590) wordt bijvoorbeeld verteld over een wildeman die geneest met behulp van kruiden. Dit geloof werd tot in de achttiende eeuw gebruikt om volksgeneesmiddelen op markten te verkopen. De kwakzalver nam dan een wildeman mee of vermomde zichzelf als wildeman om het publiek te overtuigen van de geneeskracht van zijn zalfjes en poedertjes. (11)
Deze kant van de wildeman is vooral te danken aan zijn ‘bushcraft’. Hij weet te overleven in de wilde, onherbergzame natuur, waar beschaafde lieden allang uitgehongerd of opgegeten zouden zijn. Aan het einde van de middeleeuwen leidden dit soort eigenschappen zelfs tot een idealisering van de wildeman en vrouw. Zij werden in die tijd vaak bewonderd als nobele wilden die nog leefden als in het legendarische ‘gouden tijdperk’. (12)

De wildeman als heer der dieren

Meester van het monogram ES 1450-1467

In enkele gevallen blijkt de kracht en kunde van een wildeman zo groot dat hij de meester van alle dieren en de heer en beschermer van het woud genoemd wordt. Dat meesterschap wordt al enigszins duidelijk in afbeeldingen waar de wildeman een mannetjeshert of een eenhoorn als rijdier heeft. De monnik Caesarius van Heisterbach (13e eeuw n.o.j.) vertelt over een ontmoeting in het woud waarbij een man tot zijn afgrijzen ziet hoe een wildeman groeit en groeit tot hij zo groot wordt dat hij boven het woud uit torent.
In een aantal Duitse epen wordt de wildeman ‘heer der dieren’ genoemd en in een Deens gedicht ‘Svend Vonved’ ontmoet de held een reus van een wildeman die wel heel letterlijk de heer der dieren is: hij had een wild zwijn op zijn schouders, een zwarte beer lag te snurken op zijn borst en eekhoorns en wezels dartelden rondom zijn vingers. (12)
Het idee komt in volle glorie tot uitdrukking in de roman ‘Yvain’ van Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw n.o.j.). De ridder Calogrenant vertelt hier over een ontmoeting in het woud Brocéliande: op een open plek in het woud zit er op een boomstomp een enorm grote, lelijke kerel. Hij is helemaal zwart, hij heeft de tanden van een zwijn, de oren van een olifant en hij heeft een bochel op zijn rug. Als kleren draagt hij huiden. Omdat hij daar zwijgend blijft zitten twijfelt Calogrenant even of het wel een mens is, maar dan staat hij op. Terwijl hij op zijn knots leunt vertelt de wildeman dat hij meester is van de wilde dieren. Vanwege zijn kracht gehoorzamen dezen hem en buigen voor hem. De kerel blijkt vriendelijk en geeft aan de ridder aanwijzingen waar hij een avontuur kan beleven. Dit blijkt een mysterieuze plek te zijn in het woud met een prachtige, immergroene boom, een bron en een steen met magische eigenschappen. Daar vecht hij met de bewaker van de bron en wint van deze zwarte ridder. Door deze overwinning is hij het waard om met de gravin van het naburige land te trouwen. We merken hier wel dat Chrétien in zijn beschrijving van het uiterlijk van de wildeman schromelijk overdrijft om het contrast tussen de lompe pummel en de hoofse ridder zo sterk mogelijk te maken. In de versie van het verhaal uit de Mabinogion (Welshe verhalenbundel uit de veertiende-eeuw) is de beschrijving van de wildeman een stuk bescheidener. Hij is groot, ruw en zwart en heeft een ijzeren knots, maar in zijn lelijkheid is hij niet potsierlijk. Wel heeft hij maar één voet en één oog. Hij slaat een groot hert met zijn knots die daarop hard loeit en alle dieren van het woud (leeuwen, slangen, herten etc.) komen naar de kerel toe om voor hem te buigen. (13)

Als wildemannen mensen zijn die nog rechtstreeks hun energie kunnen putten uit de wilde natuur – maar daarom ook nog grenzeloos zijn – dan is de  heer der dieren en bewaker van het woud de geest van de wilde natuur zelf. Hij is te zien als de ‘genius loci’, de geest van het woud die zijn woonplaats heeft in het sacrale middelpunt van dat woud. Hij is daarmee de ultieme wildeman.

De inwijding van de wildeman

In dit avontuur zit ook een inwijdingsaspect. De jonge ridder zoekt een avontuur om zijn mannelijkheid en volwassenheid mee te bewijzen. De wildeman als heer der dieren wijst hem de weg naar de heilige centrale plek in het woud. Daar vindt hij zijn bron en leert hij omgaan met zijn ‘dierlijke’ krachten. Daar moet de ridder ook vechten met een zwarte ridder. Als hij dit gevecht wint zou je kunnen zeggen dat hij bewezen heeft dat hij zijn lagere impulsen de baas is. Hij kan nu terug naar zijn gemeenschap om zelf een leider te worden en om de liefde te vinden.
Veel van deze elementen vinden we ook terug in het sprookje ‘IJzerhans’ uit de bundel van de gebroeders Grimm. In dit sprookje wordt een jonge prins meegevoerd naar een woud door de  wildeman ‘IJzerhans’. Hij moet daar een bron bewaken, maar als hij uit nieuwsgierigheid de bron aanraakt worden zijn haar (en vinger) van goud. Met behulp van een geheimzinnig leger dat de wildeman heeft opgeroepen verslaat de jonge prins de vijanden van de koning en mag hij zijn dochter trouwen. IJzerhans blijkt een machtige koning te zijn die betoverd was. (14)
Een andere aanwijzing dat de wildeman een rol speelt bij inwijdingen zijn een aantal afbeeldingen uit de zestiende eeuw van het Schembartlaufen (een optocht met Vastenavond) in Duitsland. Hier zien we een wildeman met een grijze baard en een groene krans op zijn hoofd die een jongen aan zijn boom heeft vast gebonden en daarmee weg loopt. Schembart betekent de schim of geest met de baard. Je zou dit tafereel kunnen zien als een scène uit een inwijding van een jongen die door de wildeman meegevoerd wordt naar het woud. Helaas wordt er geen verdere uitleg gegeven bij de afbeelding.

Merlijn en de wildeman 

De connectie van Merlijn en de wildeman is zeer opmerkelijk. We kwamen Merlijn al tegen als een waanzinnige die het woud introk en zich gedroeg als een wildeman. In datzelfde verhaal komt ook een episode voor waarin hij een kudde herten aanvoert en zelf voorop rijdt op het grootste mannetjeshert. In de Roman d’Artus wordt gezegd dat Merlijn de ‘heer der dieren’ zelf is! De grote zwarte man die Calogrenant ontmoette was eigenlijk de tovenaar Merlijn in vermomming. Dit verband tussen Merlijn en de wildeman is niet vreemd als je weet dat hij de zoon is van een wildeman. Volgens de ‘Lestoire de Merlin’ was zijn moeder ooit als jonge maagd verdwaald in het woud Brocéliande. Daar viel zij in slaap en werd vervolgens verkracht door een wildeman. Toen hieruit Merlijn werd geboren bleek hij van top tot teen met haar bedekt!
Later in dit verhaal heeft de koning van het land vreemde dromen. Merlijn verandert zichzelf in een mannetjeshert en profeteert voor de koning dat alleen een wildeman (l’homme salvage) de dromen van de koning kan uitleggen. Vervolgens verandert hij zichzelf in die wildeman, maar laat zich door niemand vangen. Uiteindelijk lukt het de maagd Grisandole door hem met eten te verleiden. Waar de mannelijke kracht faalt om de wildeman te vangen, daar lukt het een jonge vrouw wel door middel van haar slimheid, schoonheid en maagdelijkheid! In de persoon Merlijn komen de wispelturigheid en profetische kracht van de wildeman samen met de wijsheid en magie van de tovenaar. (15)

De wildeman en de liefde voor een vrouw

De ontvoering van de jonkvrouw

Het thema van de wildeman die zich laat vangen door een vrouw komen we vaker tegen. In middeleeuwse houten of ivoren doosjes met snijwerk bestemd voor hoofse jongedames wordt het verhaal verteld van een wildeman die een dame ontvoerd en gered wordt door een ridder. In een variant op dit thema wordt die ridder ondanks zijn hulp afgewezen ten faveure van een jongere ridder. Als zij dan opnieuw in gevaar komt (door woeste beren) dan komt hij niet meer te hulp en wordt zij zonder pardon verscheurd en opgegeten. Aan het einde van de middeleeuwen komt het voor dat de wildeman het gevecht juist wint! Maar vervolgens ‘verliest’ hij van de dame. Zij brengt hem geketend naar haar kasteel en onder haar invloed wordt hij tam en onderdanig. Eigenlijk is hij hierdoor geen echte wildeman meer.

Dürer – Wapenschild van de dood 1503

Je kan deze afbeeldingen interpreteren als een strijd tussen de hoofse liefde en de meer wilde, sensuele liefde. De ridder en zijn jonkvrouw horen de voorkeur te geven aan de hoofse liefde, maar in de late middeleeuwen wordt hoofse liefde telkens meer als een streng keurslijf gezien. Nu mag de sensuele liefde winnen en de minnaar mag ‘wild’ worden als hij zich maar wel door zijn geliefde laat temmen! In een Middelnederlands gedicht ‘Van der wilden man’ uit de veertiende eeuw vinden we dit sentiment terug: een maagd sleept een wildeman aan een ketting uit het woud. Zij heeft hem gevangen en meent dat ze hem kan temmen. De wildeman zingt: ‘Ic was wilt, ik ben ghevaen (gevangen) ende bracht in mintliken bande (gebracht in banden van  liefde), dat heeft ene maghet ghedaen’. Wat een leger met kracht niet voor elkaar kon krijgen, lukt een schone vrouw wel door middel van haar liefde. (16)

Rituelen van de wildeman

Pieter Brueghel 1566

Aan het einde van de zestiende eeuw verdwijnt de wildeman uit de elitecultuur, maar hij blijft voortbestaan in de volksrituelen. Daar komen we ook weer de verleiding van de wildeman door een aantrekkelijke vrouw tegen. Zo zien we in een gravure van Brueghel uit 1566 hoe een wildeman verleid wordt door een vrouw die hem een ring aanbiedt. Met die ring biedt zij hem de liefde en het huwelijk aan, maar het blijkt een list om hem in de val te lokken en te doden. Een ‘koning’ en een boogschutter staan klaar om hem te veroordelen en te doden. De afbeelding laat een toneelstukje zien dat van deur tot deur werd opgevoerd om wat geld op te halen o.a. met carnaval.
Dit ritueel van de wildemannenjacht werd ook in het voorjaar gedaan in Saksen, Thüringen en het Alpengebied. In het ritueel ging een man – verkleed als wildeman – chaos en rumoer veroorzaken in het dorp. Vervolgens werd hij opgejaagd en gevangen. Dit laatste meestal doordat een vrouw hem had verleid. Uiteindelijk werd hij zogenaamd gedood, door hem in de dorpsvijver te gooien of door hem met een zwaard te steken in een listig verborgen zakje met bloed. Vaak kwam hij – met behulp van een wonderdokter – weer tot leven. In latere versies van dit ritueel bleef er weinig meer van over dan een processie met wildemannen door het dorp. (17)

Ook in deze rituelen zien we de haat-liefde verhouding van de mens met de wilde natuur terug: op het liminale moment van een seizoenswisseling overschrijdt een wildeman de grens tussen de wilde natuur en de geordende mensengemeenschap. De chaos die hij veroorzaakt zorgt voor het nieuwe leven dat noodzakelijk is voor deze overgang. Zonder een energetische impuls uit de woeste natuur zou de samenleving atrofiëren. De wildeman zoekt de liefde van een vrouw, maar is deze in zijn wilde hoedanigheid niet waardig. Zij leidt hem af en hij wordt gedood. Voor de gemeenschap is zijn taak volbracht en de orde kan worden hersteld. De wildeman kan echter nooit helemaal dood gaan, hij komt weer tot leven en trekt zich opnieuw terug in zijn natuurlijke ‘habitat’, het woud.

Conclusie

Meester van de Speelkaarten – Koning van de wildemannen 1440

De wildeman oefent een grote aantrekkingskracht èn afstotingskracht op ons uit. We vrezen en minachten de ongetemde kracht, de grenzeloze vitaliteit die leidt tot wetteloos en destructief gedrag, maar we worden er ook door verleid. We willen ons er ook aan overgeven, zwelgen in die bandeloosheid. De wildemannen zijn onnozel en puur als kinderen. Doordat ze op kunnen gaan in hun activiteit kunnen ze zich er grenzeloos aan overgeven. Ze horen daarom bij een stadium dat de beschaafde mens heeft verlaten. De mens heeft door zijn beschaving geleerd om afstand tot de dingen te bewaren en kan ze op die wijze beheersen. Hij heeft geleerd om nauw met elkaar samen te werken, waardoor ieder zijn specialisme tot in perfectie kan beheersen. Dit maakt hem afhankelijk van de gemeenschap, waardoor hij wel gedwongen is om beperkende gedragsregels in acht te nemen. Dit kan echter ook tot een benauwend keurslijf leiden, zoals bij de etiquette van de hoofse cultuur van de middeleeuwse adel.
De wildeman heeft voor een hele andere overlevingsstrategie gekozen: hij overleeft in de wildernis door er geheel en al onderdeel van uit te maken. Hij zit met zijn volle aandacht en al zijn zintuigen in de directe omgeving en in het huidige moment. Dit geeft hem de wijsheid van de onnozele. Hij is degene die de taal der dieren verstaat en van elk kruidje weet waar die goed voor is. Hij kan naar de lucht kijken en weet wat het weer zal worden en in het verlengde daarvan ruikt hij ook onraad en kan hij profeteren. Iets van die kwaliteiten hebben wij echter ook nodig in onze samenleving. Ook wij zullen de wildeman in onszelf moeten ontdekken.

Meester van het Amsterdamse kabinet – jonge wildeman of vrouw op een eenhoorn 1473-1477

Elke jongen die een man wil worden (en elk meisje die een vrouw wil worden) moet leren om zijn eigen kracht te vinden en die vervolgens te beheersen. Hij zal ook moeten leren om zelfstandig zijn eigen beslissingen te nemen. Deze werden tot dan toe nog voor hem genomen door de autoriteiten in de gemeenschap. Om te kunnen komen tot zelfstandigheid en om te leren te vertrouwen op zijn eigen intuïtie en ervaring moet hij de grenzen van het bekende overschrijden. Pas dan is hij het waard om te trouwen en kinderen te krijgen.
Als prins of ridder in het verhaal gaat hij op avontuur en steekt de grens over tussen de beschermde wereld van de beschaafde mensengemeenschap en de vreemde wereld van de wilde natuur. Hier heeft hij geen keuze dan te vertrouwen op zijn eigen oordeel. Eerst is hij daardoor zijn – morele – kompas kwijt, hij verdwaalt hopeloos in het grote, enge woud. Dit is een gevaarlijk moment: een naïeve jongeling zou overweldigd kunnen worden door zijn dierlijke kant, hij zou letterlijk waanzinnig kunnen worden. Wie zijn oerkracht niet onder controle heeft en ook niet gecontroleerd wordt door een andere autoriteit (vrouw, familie, koning, rechter) die kan een wildeman worden. Deze wildeman is echter niet nobel. Hij kent zijn grenzen niet. Hij zou kunnen bevruchten, maar net zo makkelijk vernielen. Doordat zijn krachten met hem op de loop gaan is hij onbetrouwbaar geworden. Zolang hij zich niet menselijk kan gedragen is hij verbannen uit de beschaafde wereld. Hij is gereduceerd tot zijn dierlijke staat. Hij is een inferieur, lachwekkend wezen geworden.

Hans Guldenmond (German, Nuremberg, 1490–1560)

Maar hij kan ook in het woud zijn inwijder ontmoeten. Hij kan er – na vele ontberingen – de ‘heer der dieren’ tegenkomen. Dit is de wildeman die zijn dierlijke instincten onder controle heeft. Deze koning van het woud heeft geleerd om het ‘dier’ in hem te temmen doordat hij de heilige plek in het centrum heeft gevonden. Het teken hiervan is zijn knots of ontwortelde boom. Deze staat voor de rauwe energie die rechtstreeks van de bron komt en die hij nu zelf kan hanteren. Zonder centrum zou deze energie grenzeloos en impulsief zijn, maar nu gebruikt hij deze om te beschermen, te bevruchten en om rechtvaardig te heersen. De wijze wilde man wijst de jonge ridder naar de heilige plek in het woud. Daar kan hij leren hoe hij om moet gaan met zijn bron van energie en met zijn verbinding met het hogere en lagere. Vanuit deze plek kan hij leren om zijn intuïtie te gebruiken en in te tunen op zijn natuurlijke omgeving. Hij zal de zwarte ridder van zijn lagere impulsen leren verslaan en als hij terugkeert naar de maatschappij kan hij met zijn gewonnen wijsheid een vrouw naar zijn hart vinden om te huwen en een ware leider worden in zijn gemeenschap.

Abe van der Veen

1 Bernheimer, Richard – Wild men in the middle ages 1970 1-2
De waanzinnige ridders die als wildeman het woud in vluchten, kunnen ook zwart worden als teken van hun wildheid. Dit overkomt Iwein, Wolfdietrich en een wildevrouw in ‘Wigalois’. Bernheimer 15 en noot 34
Bij de meester van de speelkaarten (eerste helft vijftiende eeuw) zijn er harige èn bladerige wildemannen en vrouwen. We zien ook wildemannen bekleed met een groene, mossige vacht in de afbeeldingen van het Schembartlaufen. Ook bij Bernheimer en in Oberstdorf zien we wildemannen met korstmos en hooi. Verder is hij in de afbeelding van Brueghel en in die van de ‘bal des ardents’ in het groen.
2 In het eerste tablet van het Gilgames-epos wordt over Enkidu gezegd: ‘Hij is geboren uit de stilte van de nacht met de samengebalde kracht van Ninoerta, hij is behaard over zijn hele lijf, het haar op zijn hoofd is langs als van een vrouw, hij kent niemand, mijdt de bewoonde wereld, met de gazellen eet hij gras, met de wilde dieren doet hij zich tegoed aan het water.’ Dit alles geeft hem een opmerkelijke gelijkenis met de middeleeuwse wildeman. Het Gilgames-epos 2005 48
Ook Hercules/Heracles heeft een woeste baard en een knots als wapen. Hij heeft een enorme kracht die hij helaas niet altijd in bedwang kan houden. Tijdens een periode van waanzin vermoord hij zijn eigen vrouw en kinderen. Als boetedoening moet hij twaalf – bijna onmogelijke – taken uitvoeren en daarbij verslaat hij vele monsterlijke dieren. Dezen worden geassocieerd met de tekens van de dierenriem.  Je zou hem daarom met recht en reden de titel heer der dieren kunnen geven.
3 Bernheimer 10-11
4 Bernheimer 20, 42, 43
Ook de Franse ‘ogre’ en de Italiaanse ‘orco’ in de Pentamerone komen van Orcus.
Er bestaat ook het thema van de jacht op de wildevrouw door een wilde jager genaamd Orkise (Orcus), waarbij meestal Dietrich van Bern haar redt. Bernheimer 130
In de Bijbel wordt gesproken van een ‘Pilosus’, een harige man. Jesaja 13:21 meestal wordt dit vertaald als een veldgeest of een satyr, maar het zou ook kunnen slaan op een wildeman.
5 Bernheimer 5, 6, 11
6 Bernheimer 12, 15
Een ander voorbeeld vinden we in de Franse ridderroman ‘Oursson en Valentine’. Daar wordt de held Orson opgevoed door een wilde beer in de wildernis, hij leeft daar als een wildeman. Als hij gevonden wordt is hij stom, maar het lukt hem om te praten nadat er een ader onder zijn tong open wordt gesneden. Nadat hij ook nog het christendom aanneemt kan hij een volkomen normaal mens worden. Bernheimer 18
7 Bernheimer 37
https://de.wikipedia.org/wiki/Rauhe_Else
Matthews, Caitlin – King Arthur and the goddess of the land 73 e.v.
8 Bernheimer 14
Stewart, R.J. – Merlin. The prophetic vision and the mystic life 246 e.v.
Merlijn heeft voorgangers in Ierland in de figuren van Suibhne en Lailoken.
9 Een ander voorbeeld van een harige heilige is sint Onuphrius.
https://en.wikipedia.org/wiki/John_Chrysostom
Bernheimer 17
10 https://en.wikipedia.org/wiki/Mary_of_Egypt
11 Bernheimer 24, 25, 51
Al in de dertiende eeuw zegt een Franse dichter: de wildeman lacht niet als het regent. Dit doet hij omdat hij weet welk weer er daarna zal komen.
12 Dit begon al in de oudheid met het idee van een gouden eeuw waarin de primitieve mens een nobel en eenvoudig, zuiver leven leidde. Hij is dan ethisch superieur aan de decadentie en achterbaksheid van de zogenaamde beschaving.  Pas met de traktaten van de Duitser Hans Sachs in de zestiende eeuw komt dit thema weer terug. Bij hem zijn de wildemannen niet uit een ver verleden, maar van zijn eigen tijd in de meest nabije wildernis. Het gaat hier om mensen die de wildernis in zijn gevlucht en zo weer een leven kunnen leiden als in de tijd van vòòr de Zondeval. De wildeman en wildevrouw leven bij hem als geliefden gelukkig en eenvoudig in het wilde woud en vormen daar een gezin. Bernheimer 103, 114
12 Bernheimer 27
www.gutenberg.org/files/2430/2430-h/2430-h.htm
Husband, Timothy – The wild man. Medieval myth and symbolism 1980 2
13 In een sage uit Vorarlberg waarschuwt een wildeman voor het kappen van een bepaalde boom, want zijn levensessentie is verstopt in deze boom. Zonder de boom gaat hij dood. Dit zou kunnen gaan om de kosmische boom in de heilige plek in het woud waar de wildeman een vitale connectie mee heeft. Bernheimer 24
Hij is ook heer der dieren in het Duitse epos Dietrichs Drachenkaempfe en in een interpolatie van het epos Orendel. Bernheimer 31
Chrétien de Troyes – Arthurian Romances (Yvain) 1978 183-185
The Mabinogion (vert. Gwyn Jones) 1993 132
Bernheimer 28
14 Het sprookje van IJzerhans is vooral bekend geworden door het boek ‘De Wildeman’ van Robert Bly. In dit boek gebruikt de auteur het sprookje om aan te geven hoe moderne mannen geen inwijding tot volwassenheid hebben gekregen en daarom vaak geen band hebben met hun mannelijkheid. Dit heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van vele mannengroepen. In Nederland is Ton van der Kroon met zijn boek ‘De terugkeer van de koning’ een adept hiervan. Wie meer over de diepere betekenis van dit sprookje wil weten verwijs ik naar deze twee boeken.
15 In de versie van Robert de Boron is de vader van Merlijn een incubus die zijn maagdelijke moeder verkrachtte in de nacht, maar aangezien een incubus gelijkenissen vertoont met de faun en satyr is het niet vreemd dat dit in een latere versie een wildeman werd.
In Brocéliande zouden wilde mannen wonen volgens Wace en volgens Walter van Metz (dertiende eeuw n.o.j.) hadden dezen een hoorn op het hoofd en een staart.

Bij het Schembartlaufen in Neurenberg (gehouden tussen 1449 en 1539) werd veel lawaai gemaakt o.a. met bellen die aan het pak waren genaaid. Er werd gegooid, geduwd, gekrabd door de wildemannen en andere met maskers vermomden. De wildemannen waren meestal verantwoordelijk voor het grootste lawaai en geweld. Zij werden vergezeld door gemaskerden die duivels, ooievaar, geit of varken moesten voorstellen. Er werd met vuurwerk geschoten dat uit bundels met groene takken kwam. Bernheimer 60-62
www.jstor.org/stable/pdf/456828.pdf
Bernheimer 99, 142
16 Bernheimer 125, 137, 140
www.dbnl.org/tekst/_vad004vade02_01/_vad004vade02_01_0013.php
17 In Basel in 1435 was er een wildemannenspel ter gelegenheid van een kerkconcilie waar ‘uomini selvatici’ met half rood, half groen haar elkaar zogenaamd het hoofd insloegen en dan als dood neervielen, maar weer herleefden en verder dansten. Bernheimer 70
Ook in Engeland en Italië zijn er al maskerades van wildemannen (wodewoses) vanaf het midden van de veertiende eeuw. In de zestiende eeuw worden tijdens kerst aan het hof van Engeland schijngevechten gehouden van ridders tegen wildemannen gekleed in mos. Bernheimer 71
Deze rituelen gaan soms ook gepaard met een spotbruiloft van de wildeman met een lelijke vrouw (meestal een man in travestie). In de Folgareit in de Alpen werd de wildeman getrouwd met brave Berta (oftewel de godin en leider van de wilde jacht Percht).
In de Inn vallei werd er een bruiloft gehouden van de wildeman en wildevrouw als er met carnaval geen echte bruiloft was. Het stel werd – samen met hun kind – gevangen in het woud en in optocht door het dorp geleid. Er gingen ook een nar, een heks en andere gemaskerden mee in de optocht.
In Duitsland in Swaben en Beieren is er de Pfingstl, ook wel de Pinksterlummel genoemd. Hij wordt met Pinksteren gekleed in bloemen en bladeren van els en hazel. Hij krijgt een hoge punthoed op met alleen gaten voor zijn ogen of anders een kunsthoofd. In een processie gaat deze figuur door het dorp begeleid door jongens met getrokken zwaarden. Eerst wordt de Pfingstl nat gespetterd, dan wordt hij de rivier in geduwd waar de jongens doen alsof zij zijn hoofd afhakken en hem offeren. Hierbij verliest hij zijn kunsthoofd of hoed. Dan lopen er ook nog een zwarte man en een wilde man mee. Deze laatste heet dokter IJzerbaard. In één versie van het ritueel laat deze ‘dokter’ de Pfingstl herleven door hem ader te laten.
In Saksen met Pinksteren werd er een ceremonie gedaan genaamd ‘de Wildeman het bos uit jagen’. Hier wordt een jongeman in blad en mos gehuld. Deze is de zogenaamde Wildeman die uit het bos wordt gejaagd en vervolgens neergeschoten. Een ‘dokter’ doet een aderlating waarbij nepbloed op de grond stroomt en de jongen herleeft.
In een tekst uit de zestiende eeuw uit Zurich wordt er gesproken over een gemaskerde bruid en bruidegom die meeliepen in de carnavalsoptocht. Aan het einde van het feest werden ze in de fontein gegooid. Hun kleding zou mogelijk uit mos en groene takken bestaan.
Bernheimer 52, 173, 174
Husband 157
Frazer, James – The golden bough 297-300

Andere interessante weetjes over de wildeman en vrouw:

– De Faengge of Fankke uit Tirol is borstelig met een grimas van oor tot oor, zwart haar vermengd met korstmos en borsten die zo lang zijn dat ze die over haar schouders kan werpen. Zij eet mensenkinderen.
Maar er zijn ook kleinere holz- und mossweibchen en ‘dames vertes’. De wildevrouw kan zich mooi doen lijken als ze een man tegenkomt die ze wil verleiden. Ze is vaak een soort van wellustige heks.
– Al in de tiende eeuw wordt in een Oostenrijkse tekst geschreven over de holzmoia/holzwib of wildaz wip. Zij is de lamia oftewel een soort heks. B 33-35
– Aan de wildevrouw werd op een aantal plaatsen in Duitsland iets kleins geofferd, wat lijnzaad of vlas. Dit was waarschijnlijk om wat terug te doen voor de geslaagde oogst. Ze heetten dan de Holzwfraulein of het Holzweib. Bernheimer 50
– In Zwitserland als het vee terug gaat naar de lager gelegen weiden is dit een dag ter ere van de wildeman die de hele zomer de dieren heeft beschermd. Deze Tschaemmeler waren mannen verkleedt met korstmos en twijgen. Vaak dansen ze en doen een schijngevecht met knotsen.
– Vaak is de wildeman synoniem met de ‘wilde beer’ beide keren is het een gemaskerde en in bont gehulde man. Ook komt het tot een nep-trouwerij tussen de wildeman en de ‘vrouw’, waarna hij toch daarna dood wordt geschoten.
In de negende eeuw protesteert Hincmar van Reims al tegen dit soort rituelen, hij heeft het echter over een beer, niet over een wildeman. Het is echter duidelijk dat het spel met de beer en het spel met de wildeman inwisselbaar is. Bernheimer 53-55
– De Romeinen hadden een gewoonte om op 14 maart een man gekleed in bont door de stad te leiden en vervolgens er weer uit te jagen. Dit heette de Mamuralia. Deze man was Mamurius Veturius, de oude Mars. Je kan dit zien als de verbanning van het oude jaar/oude seizoen. De veertiende maart is ook het festival van Anna Perenna, zij staat voor het oude jaar en heeft Mars ooit bedot, zodat hij met haar – de oude vrouw – vrijen ging in plaats van met Minerva, de mooie, jonge Godin. Ook de Wildeman wordt in gebruiken in Centraal Europa vaak gekoppeld aan een lelijke, oude vrouw. Bernheimer 80, 81
– De ‘bal des ardents’: Karel VI had al in 1389 zich een keer vermomd als wildeman en deed het opnieuw in een charivari van 1393 toen een hofdame ging hertrouwen. Hij en een aantal notabelen gingen een wildemannendans houden. Zij hadden een nauwsluitend pak aan en smeerden dit in met pek en bestrooiden het met veren, en hennep- en vlasvezels, als een soort van harige vacht. Ze waren aan elkaar vast geketend en dansten wild rondom het gezelschap. De graaf van Orleans wilde weten wie er achter het masker zat en hield een fakkel te dichtbij. Het pak vatte vlam en vier van de zes wildemannen verbranden levend. De koning overleefde het, doordat een van de vrouwen haar mantel om hem heen sloeg. Hij werd na deze dramatische gebeurtenis helaas wel waanzinnig. Ondanks deze ramp, moeten deze dansen – getuige een vijftiende-eeuws wandtapijt – ook daarna in hoofse kringen nog populair zijn geweest.

Le bal des ardents uit het handschrift van Froissart 1470

Interessante links:

https://de.wikipedia.org/wiki/Flachsland-Teppich
https://blogs.bl.uk/digitisedmanuscripts/2016/09/a-field-guide-to-wodewoses.html?utm_source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=Feed%3A+digitisedmanuscripts+%28Medieval+Manuscripts%29
https://www.researchgate.net/publication/270745847_From_page_to_print_The_transformation_of_the_wild_woman_in_early_modern_Northern_engravings#pf9
http://www.symbolforschung.ch/wilde_leute.html
https://www.dbnl.org/tekst/kalf003gesc02_01/kalf003gesc02_01_0001.php#1
http://www.verren.at/wildleute
https://en.wikipedia.org/wiki/Georgic_and_Merlin In dit Bretonse sprookje wordt de wildeman ook Merlijn genoemd.
https://de.wikipedia.org/wiki/Waldgeist
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kukeri

En nog een paar mooie wildemannenafbeeldingen:

Pontus en Sidonia bruiloftsdans van de wildemannen (Duitsland1475)

Kroniek uit Neurenberg – De ten hemelopname van Maria Magdalena 1493

Albrecht Dürer – Wildemannen als wapenschildhouders 1499

Israhel van Meckenem – Twee joustende wildemannen in groene gewaden ca. 1480

Wildemannen bij het voorportaal van de kathedraal van Valladolid (Spanje vijftiende eeuw)

Tapijt met wildemannen en fantasiewezens (Zwitserland 1430-1470)

Wildeman als waterspuwer – Kathedraal van Moulins

Sint Onuphrius

 

 

 

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/feed/ 2
De symboliek van de draak https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-symboliek-van-de-draak https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/#comments Wed, 07 Apr 2021 15:07:45 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=6874 Het...

The post De symboliek van de draak first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Joris en de draak – Raphael 1503

Het fabeldier de draak vinden we al terug in de Oudheid. Het woord draak komt van het Latijn ‘draco’, wat grote slang betekent en dit komt weer van het Griekse drákōn. Dit zou ‘het scherpziende dier’ betekenen. Misschien heeft dit iets te maken met de vermeende hypnotische krachten van slangen en draken. Klassieke schrijvers zoals Aristoteles en Plinius gebruiken slang en draak door elkaar voor hetzelfde wezen. De draak is dus in wezen een monsterachtig grote slang. Qua symboliek staan deze beide wezens ook in elkaars verlengde. De oudste voorbeelden van draken zoals de Sumerische Tiamat, de Griekse Python, Hydra en Ladon, de Noordse Nidhoggr en Jörmungand en de Hebreeuwse Leviathan zijn allemaal grote slangen. De draak deelt om deze reden veel van zijn symboliek met die van de slang.

Draco

Vanaf de middeleeuwen verandert dit beeld van een draak als grote slang langzaam maar zeker naar een slangachtig, vuurspuwend monster met vleugels en/of poten. Zo wordt dit wezen eigenlijk een samenstelling van verschillende dieren. (Daarmee is hij te vergelijken met andere fabelwezens zoals de basilisk, de chimaera en de griffioen.) Qua uiterlijk is de Germaanse Lindorm of Lintworm de eerste uitbreiding van deze slang-draak. Hij wordt omschreven als een slang-achtige met twee poten. Het woord lintworm is een tautologie, lint en worm betekenen namelijk beide slang. De volgende uitbreiding wordt de ‘wyvern’ genoemd, deze draak heeft naast twee poten ook twee vleugels. De complete klassieke draak zoals we hem kennen uit de verhalen rondom koning Arthur en uit de legende van sint Joris heeft meer van een hagedis. Hij heeft vier poten, een geschubd lijf en vleugels. Vele van deze draken spuwen vuur of gif, maar dat hoeft niet. 

Waarom spreekt dit fabeldier door de eeuwen heen zo enorm tot de fantasie en waarom blijft hij zo immens populair? Om dit te verklaren hebben we geen theorie nodig over oer-herinneringen aan dinosaurussen of iets dergelijks. Dat draken als werkelijk bestaande dieren werden beschreven in de bestiaria en – apocrief – in de Bijbel is hiervoor voldoende. Tot diep in de middeleeuwen werd er niet getwijfeld over de realiteit van de draak. Die tijd is echter allang voorbij en toch heeft de draak bijna niets van zijn kracht hoeven inboeten. Als we meer van de huidige betekenis en populariteit van de draak willen begrijpen dan zullen we hem symbolisch, esoterisch en kosmologisch moeten duiden. (1)

De draak rondom de wereld

Apep

De grootste slang-draak is direct ook de oudste, het is de Egyptische god Apep (of Apophis). Hij is de vijand van de zon en het licht en de heer van chaos. Hij zou geboren zijn uit de navelstreng van de zonnegod Ra. Hij zit in de onderwereld in het uiterste westen, waar de zon ondergaat. Daar wacht hij Ra op om met hem te vechten. Hij weet zijn entourage met zijn magisch starende oog te hypnotiseren, maar toch wordt hij elke dag weer verslagen door Ra. Hij is zo groot dat hij de titel ‘wereldomcirkelaar’ draagt.
Wellicht is hij daarmee ook de kosmische slang die in zijn eigen staart bijt en daarmee alles omvat. Dit symbool vertegenwoordigt het begin en het einde van de tijd. Waarbij de tijd cyclisch is en chaos tot orde wordt en orde weer tot chaos vervalt. Het verbeeldt de grens tussen de vormeloze wanorde en de ordentelijke wereld die hij omringt. Bij de Grieken wordt deze slang de Ouroboros genoemd. (2) 

Okeanos

We vinden deze slang-draak vooral in de Griekse en de Noordse mythologie. Wie de kosmische wateren bevaart zal volgens de IJslanders Jörmungand tegenkomen. Dit monster was door Odin in de oceaan gegooid die om de Midgaard – de mensenwereld – ligt. Hij wordt daarom ook wel de Midgaardslang genoemd. Daar op de bodem van de oceaan groeide hij door, tot hij de aarde omcirkelde en in zijn eigen staart beet. Zo komt het dat elke dappere ontdekkingsreiziger die voorbij de bekende zeeën zeilt, Jörmungand zal ontmoeten. Zijn naam betekent mogelijk ‘machtige schim’. (3) Dit is een toepasselijke naam voor de angst voor het onbekende. Een vergelijkbaar beeld vinden we terug bij de Griekse god Okeanos die ook rondom de wereld ligt. Hij is de verpersoonlijking van de oceaan in de vorm van een man met een slang-achtige vissenstaart. Ook deze machtige figuur ligt volledig om de – voor ons bekende – wereld heen. (4) Je kan bij dit beeld ook denken aan de draken die werden getekend op middeleeuwse wereldkaarten op de ‘terra incognita’ gedeelten waar de kennis van de bekende wereld ophield. Hij staat zo voor onze angst voor het onbekende.

Ouroboros

Deze grens kan je ook zien als de limiet van het ego-bewustzijn. Op de grens van de bekende wereld bereidt men zich voor op het ergste. Ons ego zal het overschrijden van de grenzen van het gewone bewustzijn interpreteren als een vorm van doodgaan. Deze grootste angst is te omschrijven als de dood door het uiteenvallen van het individuele bewustzijn in een oorspronkelijke chaos. Op die plaats zal er altijd een draak opduiken van angst. Dit maakt deze slang de bewaker en de grens van onze perceptie. Bij deze grens aangekomen zal een gewoon mens vluchten of verstarren. Alleen de helden durven verder te gaan. Bij de wereld die de slang omvat hoeven we niet alleen aan de fysieke aarde te denken. We kunnen ons hierbij ook de hele beleefbare en bewust te maken wereld voorstellen. Zo wordt hij bewaker van de grenzen tussen de wereld van het dagbewustzijn en het nachtbewustzijn of anders gezegd tussen het materiële en het geestelijke bewustzijn.

De draak rondom de kosmische boom

Ladon

Een ander machtig beeld is de draak of slang die aan de voeten van een kosmische boom ligt. Dit is een boom die hemel, aarde en onderwereld met elkaar verbindt. Aan de hemel is deze te zien als het sterrenbeeld Draco. Dit is ook de draak Ladon die in het uiterste westen de boom met de appelen van de Hesperiden bewaakt. In de Sumerische mythologie vinden we deze wereldboom voor het eerst. Het was een wilg met de naam Huluppu: toen Anu de hemelgod en Enlil de stormgod hemel en aarde van elkander scheidden, liet Enlil de kosmische boom omwaaien. Inanna, de godin van hemel en aarde vond hem terug aan de oevers van de Eufraat en plantte de boom in haar tuin. In de wilg nestelden zich echter drie monsters: een slang genaamd ‘Kent geen bekoring’ woonde tussen de wortels, de duistere maagd Lilith in de vork van de stam en de stormvogel Anzu in de kruin. Alleen de held Gilgamesj wist de monsters uit de boom te jagen. Uit het hout van de wilg maakte hij voor Inanna een bed en een troon en voor zichzelf een trommel en een trommelstok. Mogelijk is hiermee de Huluppuboom tot een vervoermiddel gemaakt om naar de onderwereld te reizen, want de afdaling van Inanna naar de onderwereld is haar volgende avontuur. (5)

Nidhöggr (Stafkerk Urnes)

In de Edda wordt verteld over de wereldboom Yggdrasil wiens takken zich spreiden over de hele wereld en reiken tot aan de hemel. Zij heeft drie enorme wortels. Eén komt uit bij de Asen, bij de bron van het lot waar de schikgodinnen het lot bepalen. Eén andere wortel komt uit bij de reuzen. Daar is de bron van Mimir waarin wijsheid en kennis verborgen zijn. De derde wortel komt uit bij de onderwereld. Daar is de bron Hvergelmir en knaagt de draak Nidhöggr aan de wortel. Bovenop de boom zit een enorme arend. Een eekhoorn genaamd Ratatoskr rent op en neer langs de stam om boodschappen over te brengen tussen de arend en de draak.

Medea in haar wagen getrokken door draken

Dit prachtige en uitgebreide beeld van een kosmische boom kan iets zeggen over het energetische systeem van de mens. Mensen lijken op de es Yggdrasil in de zin dat zij beiden als verbinders, boodschappers en transformatoren van energie tussen hemel, aarde en onderwereld kunnen dienen. Vaak gaat dat echter fout: Ratatoskr de eekhoorn haast zich en springt van tak naar tak om boodschappen over te brengen van de draak naar de adelaar. Helaas veranderen deze boodschappen halverwege tot leugens en verwensingen. De mannelijke pool van daadkrachtige energie uit de hemel begrijpt de vrouwelijke energie uit de aarde niet meer omdat deze zich voornamelijk uit in gevoel. De rationele mannelijke gedachten van boven mengen zich slecht met de vrouwelijke sensuele zintuiglijkheid van beneden. De eekhoorn, die je kan zien als het bewustzijn, doet zijn best om de tegenpolen bij elkaar te brengen, maar moet twee werelden met verschillende talen verenigen en dat lukt hem maar zelden. De draak en de arend blijven vijanden. De energiestroom is hierdoor onderbroken en lekt weg. (6) 

Hermes met caduceus – Gianbattista Tiepolo (18e eeuw)

De draak rondom de kosmische boom kan je zien als de verbindende energie tussen de hemel en de aarde of tussen mannelijke en vrouwelijke energie. Goden zoals Odin, Inanna en Hermes kunnen deze energie bewust sturen en begeleiden en kunnen op deze wijze de boom met de daaromheen kronkelende slangen gebruiken als rijdier in hun trance. Dit proces wordt ook verbeeld door de staf van de goddelijke boodschapper Hermes; de caduceus. Rondom deze staf kronkelen twee slangen. Door middel van deze staf kan Hermes reizen langs de verschillende werelden.

Dit proces zorgt ook voor wijsheid, de Griekse ziener Teiresias laat twee slangen zijn staf beklimmen tot zij zijn oren schoon likken. Op deze wijze wordt hij helderhorend. In Duitse sagen wordt verteld van een jongen die met de midzomer het kroontje van de kop van de koning der slangen steelt. Daarna verstaat hij de taal der dieren.  Als de slangen in je energetische proces van boven naar beneden kunnen kronkelen dan ben je in staat om het energetische proces van binnenuit te bekijken, je kan in de geesteswereld zien! Voor gewone mensen is de boom echter onbereikbaar door de angst voor de draak en de adelaar. Zij zijn tot monsters geworden, die er met de schat van levensenergie vandoor gaan. Zo is de weg van het astrale reizen naar de boven- en onderwereld voor de gewone mens afgesloten. (7)

De rode en de witte draak

Merlijn en de rode en de witte draak

Het drama van de vijandschap tussen slang-draak en adelaar wordt ook verbeeld door middel van twee vechtende draken. Dit gebeurt o.a. in het Welshe verhaal ‘Lludd en Llevelys’: een rode en een witte draak bevechten elkaar op één mei of één november. (Dit zijn de dagen tussen de twee jaarhelften.) Op het hoogtepunt van hun gevecht slaken ze een kreet. Het vee, de mens en zelfs de aarde raken hierdoor onvruchtbaar. De koning van het land weet het probleem op te lossen door eerst het middelpunt van het land te vinden en vervolgens daar een ketel gevuld met mede naartoe te brengen. De draken vallen tijdens hun volgende gevecht in de ketel met mede en vallen in slaap. Ze worden begraven in de heuvel van Dinas Emrys en zo kan het land zich herstellen.

Eeuwen later probeert koning Vortigern op deze plek een toren te bouwen, maar deze stort telkens in elkaar. De jonge tovenaar Merlijn toont hem dat er onder de toren een grot ligt met daarin een poel. Elke nacht kruipen de twee draken uit de poel en beginnen met elkaar te vechten. Dit veroorzaakt zulk een aardbeving dat de toren in elkaar stort. Uiteindelijk bouwt de koning de toren op een andere plek, maar hij wordt omsingeld door zijn vijanden, de toren wordt in de brand gestoken en Vortigern verbrandt samen met zijn toren. (8)

De slangen Ida en Pingala

Dit beeld wordt een stuk duidelijker als we kijken naar het systeem van de kundalini-yoga, waarbij er twee energiestromen (Ida en Pingala) kronkelen om een centraal kanaal (Sushumna). Er wordt een toren van bewuste energie opgebouwd door de vrouwelijke en de mannelijke kant met elkaar te vermengen. Als dit gebeurt in een diepe concentratie dan zullen de slangen de toren van energie beklimmen (of de toren zal groter worden). De twee draken dansen en beminnen elkaar zo intens dat ze het aardse verlaten en kunnen vliegen. Een stevige toren verbindt de boven- en de onderwereld. De draken worden rijdieren om die werelden te bereiken. Dit is te zien als de vermenging van de rode stroom van de godin, met de witte stroom van de god. Het is de neergaande en opgaande, de ingaande en uitgaande energiestroom. Als deze stromen in harmonie met elkaar zijn ontstaat er eenwording en daarmee vruchtbaarheid en creativiteit. 

Joris en de draak – Jorge Ingles 1475-1500

Je zou kunnen zeggen dat de draken en de toren staan voor het energiesysteem van de ‘sacrale’ koning Vortigern of Lludd. Als dit systeem harmonieus is dan is er een goede verbinding tussen het volk en het land. Doordat de koning het centrum van het land terugvindt en daarmee ook zijn eigen centrum, kan de ketel met mede in dat centrum voor de verzoening van de draken zorgen. Zij veranderen in het verhaal in varkens. Varkens zijn een teken van de aarde en haar overvloed, dus waarschijnlijk is hiermee de vruchtbaarheid van het land hersteld. De rode en de witte energie verenigen zich en het innerlijk heilig huwelijk wordt zo toch nog bereikt!
Het verhaal van Vortigern laat de ondergang zien van een valse koning die niet in zijn centrum zit en wiens draken niet in balans zijn. In de beide verhalen zien we wat er gebeurt als de twee energiestromen antagonisten zijn geworden. Als de draken elkaar bevechten en de concentratie verbroken wordt dan stort de toren in elkaar. Als er geen harmonie is, maar juist frictie tussen de twee energiestromen dan zal de kreet van het kosmisch orgasme veranderen in een alles verwoestende schreeuw die het land verandert in een woestenij. (9) 

De heilige en de draak.

Adam en Eva met de draak-slang – Rembrandt

De slang-draak kan niet alleen angst aanjagen, maar ook verleiden. Dit vinden we het meest duidelijk terug in het Bijbelse verhaal van de zondeval: een slang (geïdentificeerd als de duivel) zit in de boom van kennis van goed en kwaad (een vorm van de kosmische boom) en verleidt de mens met een appeltje. De slang was listig en hypnotiseerde Eva met de sappige vrucht. Hij verleidde haar met het aanbieden van goddelijke kennis en keuzevrijheid, maar vertelde niet dat zij daardoor het Paradijs van onbewuste éénheid zou verliezen. De appel staat voor dualiteit, de materiële wereld en seksualiteit. De mens had in een onbewust gelukzalige staat kunnen blijven, maar hij koos voor de keuzevrijheid om zelf een individu te worden. Door zijn ‘arrogantie’ zette hij zich apart van de andere dieren en zo kwam hij in een bewustzijnsstaat van afgescheiden individualiteit. Anders gezegd: God verdreef de mens uit het paradijs.
De mens is zijn rechtstreekse verbinding met de geestelijke wereld kwijt geraakt door in te gaan op deze eerste verleiding. Sindsdien wordt er energie afgetapt van de hoofdstroom, deze lekt weg uit het energetische systeem van de mens. De verleiding door slangen en draken is vanaf dat moment nooit opgehouden. 

Sint Joris en de draak – Raphael 1505

Vanuit het christendom was de draak synoniem met de duivel: een verpersoonlijking van het kwaad. (Het is – mijns inziens – beter om de draak te zien als een verleiding die je – als je deze kan weerstaan – juist sterker maakt.) Dit wordt o.a. weergegeven in de zevenkoppige draak die genoemd wordt in het Bijbelboek Openbaringen. (10) Deze draak staat voor de zeven hoofdzonden als zeven verleidingen die je uit je centrum halen en je verslaafd kunnen maken. Je energie stroomt niet meer heen en terug naar de bron, maar vertakt zich en wordt afgetapt door de vampiristische draak. Dit is – naast het opwekken van angst – de belangrijkste tactiek van de draak als bewaker van het heiligdom om te voorkomen dat je een hogere staat van bewustzijn bereikt.
Er zijn dan ook verscheidene christelijke heiligen die de draak verslaan. Niet door hem te doden, maar door hem te onderwerpen. De beroemdste is sint Joris. Bij het stadje Silenos ontmoet hij een prinses die geofferd zou worden aan een draak. Hij maakte het teken van het kruis en trok ten strijde. Hij verwonde de draak en gooide de gordel van het meisje om de nek van de draak. Vervolgens kon zij het beest als een mak lammetje aan een touwtje meenemen naar de stad. Ook sint Martha en sint Margaretha temmen een draak. Sint Martha hoefde daarvoor alleen de draak te besprenkelen met wijwater. Sint Margaretha werd opgeslokt door de draak, maar het kruisje dat ze bij zich droeg sneed dwars door de huid van het beest zodat ze ongedeerd weer uit het beest tevoorschijn kwam! (11) Heiligen blijken vooral hun zuiverheid, gebed, wat wijwater en het teken van het kruis te gebruiken om hun draken te verslaan. Al deze dingen houden de heilige in zijn of haar centrum, in zijn stille middelpunt. Daar is hij niet gevoelig voor verleidingen. Hij kan dan de draak temmen en zo kan hij met zijn energie weer hemel en aarde verbinden. Dit maakt hem of haar tot iemand die in verbinding staat met de geestelijke wereld, een ware heilige. 

De ridder en de draak

Perseus verslaat de draak – Piero di Cosimo 1510

Het meest iconische en tegelijk meest cliché drakenverhaal is natuurlijk dat van de ridder die een draak verslaat, het meisje redt en trouwt en de schat mee naar huis mag nemen. Dit verhaal vinden we al bij de oude Grieken waar hun held Perseus de zeedraak Ceteus verslaat en het meisje Andromeda redt en mee naar huis neemt. Ook de ridder Tristan die in Ierland een draak weet te verslaan en het land zo redt van verwoesting is hier een voorbeeld van. Deze ridder of held heeft een andere tactiek dan de heilige: hij doodt de draak en slaat hem dan meestal de kop af. Als het gaat om de draak van angst dan zal hij het beest doorsteken met zijn lans. Maar het kan ook gaan om de – hiervoor genoemde – draken van verleiding. Deze zevenkoppige (of in ieder geval meerkoppige) draken slaat hij met zijn zwaard de kop af. Het zwaard is te zien als een symbool voor de zuivere rede die hem ingeeft dat de verleiding of illusie die de draak hem voortovert niet reëel is of in ieder geval een verslaving behelst.

Hercules en de Hydra – Pollaiolo ca. 1475

De meest verstandige held is Hercules. Toen hij zag dat de koppen van de draak Hydra telkens weer aangroeiden (of zelfs dat er nieuwe koppen bijkwamen) besloot hij ze niet alleen maar af te houwen, maar ook de wond dicht te schroeien met een brandende staf! De staf staat voor daadkracht en zo is dit te interpreteren als het bewust kiezen voor een andere handeling. Hij had de discipline en de kracht om de verleiding te negeren en een ander pad te kiezen. 
De held die de draak verslaat kan nu zelf bepalen wat hij doet met de vrijgekomen energie. Dit is zijn ware, innerlijke schat. Ook (her)vindt hij zijn vrouwelijke helft en door deze te huwen kan de energiestroom weer ononderbroken vloeien.

De draak bewaakt de schat

Het beeld wordt compleet bij de slang-draak die de bewaker is van een heilige plaats met een kostbare schat. Doordat hij bovenop de schat zit of zich rondom de plek kronkelt, verspert hij de held of ridder de weg. Bekende voorbeelden hiervan zijn: de draak Kholkikos en het ‘gulden vlies’, de draak Ladon en de appelen der Hesperiden, de lintworm Fafnir met de Nibelungenschat, de slang-draak Python in het heiligdom van Gaia te Delphi en de draak onder de grafheuvel in het epos van Beowulf. Met een dergelijke angstaanjagende draak laat – bijna – iedereen het wel uit zijn hoofd om de schat te stelen. Alleen een uitverkoren held kan het tegen hem opnemen en hem verslaan.

Jason wordt uitgespuugd door de draak

De draak van Kolchis (Kholkikos) is het kind van de aardegodin Gaia. Het is een enorme slang die in een heilig woud een grote eik bewaakt waarin het ‘gulden vlies’ hangt. Deze gouden schaapsvacht wordt uiteindelijk meegenomen door de held Jason doordat de tovenares Medea voor hem – door middel van toverzang en drugs – de draak in slaap weet te krijgen. In een andere versie wordt Jason eerst door de slang opgegeten en weer uitgespuugd voordat hij het vlies mag winnen. Ook Ladon – een draak met wel honderd koppen – bewoont een heilige plaats en bewaakt een heilige boom. In dit geval de boom met de gouden appelen van Hera. Deze tuin met de appelen van de jeugd staat aan de uiterste grens van de wereld in het westen, vlakbij de plaats waar Atlas de hemel moet dragen. Heracles weet deze draak te verslaan en gaat er vandoor met de appelen of anders weet hij Atlas zover te krijgen om voor hem de appelen te stelen. De helden moeten hun grootste angst – de dood – onder ogen zien en betreden de binnenwereld (de wereld van de Godin). Doordat zij dit bewust en uit eigen keuze doen nemen ze een schat van inzicht en energie mee uit dit Paradijs. 

Siegfried vecht met de draak 1914

De held Sigurd (in de Duitse versie heet hij Siegfried) verstopte zich in een kuil onder een lindeboom. Toen de machtige lintworm Fafnir daar overheen schuifelde wist Sigurd hem met zijn zwaard te doorsteken. Hij baadde zich in het drakenbloed en kreeg op die manier een ‘gehoornde’ huid. Zo werd hij onkwetsbaar. Echter één plekje bleef schoon van drakenbloed. Van de lindeboom was een blaadje neergedwarreld, dat tussen zijn schouderbladen was blijven plakken op zijn bezwete huid. Sigurd at vervolgens het drakenhart op en kon daardoor de taal van de vogels verstaan.
Sigurd leek onkwetsbaar, maar aan zijn geliefde Kriemhilde verklapte hij het geheim van de zwakke plek bij zijn hart. Zij vertelde dit geheim door aan zijn vijand Hagen. Toen hij bij een bron vooroverboog om te drinken, werd hij door deze Hagen met een dolk doorstoken op juist deze plek. Zo werd zijn liefde hem fataal. In zijn liefde voor Kriemhilde toonde hij zich kwetsbaar en opende hij zijn hart. Dit bleek zijn ondergang. Zo gepantserd als hij was door het drakenbloed, kon hij deze fatale steek toch niet hebben en stierf naast de bron. (11)

Conclusie

Ruggiero en Angelica – Böcklin 1873

De reis van de held is te zien als een inwijding waarin hij leert om te gaan met zijn eigen energie en leert om een hoger bewustzijn te bereiken, maar ook om daarna weer terug te gaan. Hij moet zijn grootste angst in de vorm van een draak onder ogen zien. De draak kan je zien als de energiestroom vol van levenskracht die vanuit je verbinding met de natuur en de vier elementen in en door je heen stroomt en die altijd tot je beschikking staat. Jouw energetische veld is te zien als een heilige plaats met een boom, een bron en/of een grot die in verbinding staan met de onder- en bovenwereld. Pas als je je verbindt met de drakenkracht en zo – tot op zekere hoogte – zelf de draak wordt kan je gebruik maken van deze levensenergie. Doordat deze energie door angst, ontkenning en verwarring geblokkeerd kan zijn geraakt, zal het lijken of deze natuurlijke bron zich tegen je heeft gekeerd, alsof zij je kan overweldigen en opslokken. De – in wezen – goedaardige draak wordt zo een angstaanjagend monster. De draak wordt hier de angstoproeper. Elke keer als iemand verstijft van angst omdat hij niet met de levensstroom mee durft te gaan en het onbekende niet aandurft, gaat er gestolde energie naar de drakenschat. In vele versies van het drakenverhaal staat hij alleen nog voor deze energie-vretende blokkade en wordt zo juist het ultieme kwaad, maar dit is het halve verhaal. 

Sint Margaretha en de draak – Rafael ca. 1518

De vele koppen van de draak zijn te zien als de hypnoses van deze wereld, alle verleidingen en afleidingen die er zijn om ervoor te zorgen dat je niet op zoek gaat naar de ultieme, maar angst aanjagende waarheid die in het diepst van jezelf verborgen ligt. Deze energie komt pas vrij als de held zijn angst onder ogen durft te komen. Maar vaak is die angst slechts een illusie, het is een hechting aan de huidige vorm, terwijl de ware vorm; je hogere zelf al vergeten is! De draak is zo te zien als de doodsangst van het ego om weer op te moeten gaan in een hoger, groter Zelf. Wie zich weer identificeert met zijn ware zelf zal niet bang zijn voor de dood en zo op een dieper niveau het paradijs, het groene heiligdom weer kunnen betreden! De ware held gaat vervolgens terug naar ons huidige bewustzijnsniveau en neemt een schat aan energie met zich mee. Hij weerstaat de verleiding om daar – als de volgende draak – jaloers op te liggen broeden. Hij weet zich als een ware draak te pantseren tegen energetische aanvallen, maar hij weet zich ook vanuit zijn hart open te stellen voor de liefde en het licht. Zo’n held heeft zijn centrum en zijn ware zelf gevonden en is het waard om de nieuwe koning van het land te worden!

Abe van der Veen

Sint Joris en de draak – Vittore Carpaccio 1502

1 http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/draak
Dekkers, Middas – Bestiarium 29
In de Statenvertaling van Daniël 14 verslaat deze profeet een draak door hem ‘pekballen’ of koeken met graten te voeren. https://nl.wikipedia.org/wiki/Bel_en_de_draak
Ik laat de Chinese draak buiten beschouwing. Dit wezen – dat in China ‘lung’ wordt genoemd – heeft een heel eigen folklore en betekenis die maar ten dele synchroon loopt met de westerse draak.
Er zijn trouwens zowel mannetjes- als vrouwtjesdraken. Vaak is het geslacht niet duidelijk. Ik gebruik voor het gemak daarom het persoonlijk voornaamwoord ‘hij’.
2 https://en.wikipedia.org/wiki/Ouroboros
https://en.wikipedia.org/wiki/Apep
3 Edda – vert. Otten, M. 430
4 https://www.theoi.com/Titan/TitanOkeanos.html
5 Wolkstein en Kramer – Inanna queen of heaven and earth 3-10
6 Ashton – Curious creatures in zoölogy 210
7 Ook de tovenares Medea rijdt door de lucht in een wagen getrokken door draken. Er zijn ook afbeeldingen van heksen die op draken rijden, zelfs kronkelend rondom een staf.
Dat Odin reist met de kosmische boom kan je afleiden uit de naam Yggdrasil. Dit betekent ‘het paard van de verschrikkelijke’ en met die verschrikkelijke wordt Odin bedoeld.
De koning der slangen werd ook wel ‘hazelworm’ genoemd. Deze draak-slang zou wit zijn en een kroon van goud dragen. Degene die hem vind en weet te vangen – en zeker als dat gebeurt onder een boom die maretak draagt – verwerft daarmee de wijsheid van Salomo. Hij zal de taal der dieren, de kracht der kruiden kennen, weten waar schatten liggen, alle demonen zijn hem onderdanig en alle deuren en sloten zullen zich voor hem openen. Dit vangen moest gebeuren op Sint-Jan en met volle maan. 
8 Geoffry of Monmouth – History of the kings
Mabinogion – Lludd and Llevellys
9 Vortigern en Lludd zijn als koning de ‘Pendragon’, het hoofd van de draak.
Het woeste, onvruchtbare land is ook de verschroeide aarde rondom de draak Fafnir, of het woeste land van de Visserkoning in het Graalverhaal.
10 Openbaringen12:9: ‘En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.’
11 Cherry, John – Mythical beasts 38
11 In Duitsland, Zweden en Noorwegen woonden onder bepaalde machtige lindebomen het monster Lindorm of ook wel Lintworm! Tegenwoordig is lintworm de benaming van een lintvormige parasiet, die zich in de darmen kan nestelen om daar mee te eten met zijn gastheer. In de middeleeuwen was het echter de benaming van een machtige draak. Vooral dan de variant zonder vleugels, met een slangachtig lijf en twee poten. Ook in de negentiende eeuw werd er nog fervent geloofd in de ‘lindorm’. Zo vertelde men in Zweden van een jonge maagd die even ging rusten in de schaduw van een lindeboom. Plots kwam er een enorme lintworm tevoorschijn, die haar met huid en haar opvrat! De lintworm werd ook wel wiel-serpent genoemd omdat hij zich soms bij zijn eigen staart vastpakte en zich vervolgens oprichtte om zich als een wiel door het landschap voort te bewegen. De lintworm komt ook voor in de saga van Ragnar Lodbrok.
In het Zweedse sprookje van ‘Prins Lintworm’ krijgt een koningin het advies om rauwe uien te eten om zwanger te worden. Vervolgens eet zij een ui op met schil en al. Zo wordt uit haar een draak genaamd lintworm geboren. Haar kind krijgt de schil die de ui ook had; het pantser van de draak! Pas als iemand hem werkelijk liefheeft kan hij zijn pantser kwijtraken en kan hij weer een prins worden. Alle maagden die naar zijn grot onder de lindeboom worden toegestuurd, sidderen echter van angst en worden met huid en haar opgeschrokt. Tot een schone maagd een list bedenkt en hem uitdaagt om zijn huid af te werpen als zij in ruil daarvoor haar jurk uitdoet. Prins Lintworm heeft echter niet door dat zij wel zeven jurken aanheeft! Pas als hij alle zeven huiden afwerpt komt zijn ware aard – de prins – te voorschijn!

Je kunt de lintworm vergelijken met de Kundalini-slang uit de Indiase yogafilosofie, die zich heeft opgerold in het buik-bekken gedeelte van het lichaam. Deze slang bevat en bewaakt de ‘prana’, oftewel de levensenergie. Als zij niet verder kan stromen, vormt zij zich om tot een schat van gestolde energie. Het is niet vreemd dat de naam lintworm nu hoort bij een darmparasiet. Ook hier komt – letterlijk – de energie niet verder dan de buik. Het is moeilijk deze schat aan energie weer aan het stromen te krijgen. Zolang de draak zich er omheen heeft geslingerd zal je die eerst moeten verslaan. Pas dan kan de energie om de levensboom/ linde omhoog kronkelen en bevrijd worden. Dit thema vinden we ook in het sprookje terug. Echter hier wordt de draak niet verslagen door middel van strijd, maar door middel van onvoorwaardelijke liefde. Zowel het meisje als de slang-draak doen één voor één hun pantsers af. Zij maken zich kwetsbaar voor elkaar, om elkaar zo werkelijk zonder voorbehoud lief te kunnen hebben. De zeven huiden en zeven jurken staan dan voor elk van de zeven auralagen en zeven chakra’s. Na elke laag kunnen ze door wederzijdse liefde dieper doordringen tot hun ware zelf, tot ze bij het afleggen van de laatste laag het ‘heilig huwelijk’ kunnen sluiten!

Bij de Nibelungensage is er geen plaats voor zo’n ‘happy ending’. Siegfried verslaat de draak met geweld en wordt daarmee een soort van nieuwe draak; de ‘gehoornde’  Siegfried. Hij neemt de schat van de Lindorm in zijn bezit en erft daarmee de vervloeking die ermee is verbonden. Heel even mag hij zich verbinden met zijn ware bruid Brunhilde. Hij vindt haar als hij met zijn paard over de vlammenwal springt. Maar terug in de mensenwereld vergeet hij haar volkomen en trouwt Kriemhilde. Qua uiterlijk is zij een schoonheid, maar zij is niet de innerlijke bruid waarmee het ‘heilig huwelijk voltrokken had kunnen worden. Het vertrouwen in elkanders liefde – dat bij het sprookje van Prins Lintworm leidde tot een gelukkig huwelijk – leidt hier tot een tragisch einde.
Het grootste geluk dat je kunt vinden bij je wederhelft, kan omslaan in verraad en pijn bij degene die toch niet je ideale partner blijkt te zijn. Toch zullen we elke keer ons hart weer moeten openstellen en kwetsbaar maken om de kans te krijgen om die ideale man of vrouw te vinden. De linde kan ons helpen bij het maken van die keuze en daarna bij het veilig stellen van dit huwelijksgeluk.

Gould, Charles – The dragon
Shuker, Karl – Draken

Sint Joris en de draak – Paolo Ucello ca. 1470

Andere interessante weetjes: 

De draak als vertegenwoordiger van moeder Aarde Python, Tiamat

In de ‘sacred grove’, de heilige plaats in de natuur. Daar is hij onderdeel van een afspiegeling/nabootsing van de macrokosmos en van het energetische proces. 

Ook de mandragora zou onder de hazelaar te vinden zijn en wijsheid verlenen. Echter deze kwam van de duivel, en wie hier gebruik van maakte verspeelde zijn ziel. Ook dit wezen is te associëren met de draak in het Engels heet hij namelijk ‘Mandrake’, man-draak… De alruinswortel heeft ruwweg de vorm van een mens.

Er is slechts één ander wezen in de symboliek die man en draak tegelijk is en dat is Fafnir. In de Nibelungen-mythe verandert Fafnir langzaam in een draak door de verderfelijke invloed van een grote goudschat en met name door de invloed van de vervloekte ring Andvaranaut. Deze ring heeft twee bijzondere eigenschappen: hij maakt onzichtbaar en met deze ring kan op magische wijze nieuwe rijkdommen vergaard worden.

De slang zou staan voor het tijdelijke en de hazelaar voor het eeuwige volgens Blöte-Obbes.

Ook van de els wordt gezegd dat er een ‘worm’ onder woont die geleidelijk uitgroeit tot een draak.

Ook andere draken komen uit de zee; Cuchulain vecht met een zeemonster: hij doet zijn heldensprong en reikt met zijn arm diep in de muil van het beest. Vervolgens trekt hij het hart uit het lijf van het beest en doodt hem op deze wijze. 

De meest duivelse draak is degene die door St-Michaël wordt verslagen tijdens de oorlog in de hemel in de oertijd. Hij doet dat met zijn zwaard.

Ook Maria en de heilige Margaretha zouden de draak kunnen beheersen. Maria wordt vaak afgebeeld met een draak of slang onder haar voeten. Margaretha werd door haar heilige daad zelfs gezien als een haaibaai, helleveeg en zelfs een ‘draak’ van een vrouw. Margaretha werd de ‘dulle griet’ die de duivel op het kussen bindt. 

Plinius beschrijft in zijn ‘naturalis historia’ een vergelijkbaar tafereel: met midzomer zullen talloze slangen zich samen oprollen tot een bal. Zij creëren uit hun slijm en spuug een ei, dat ze door hun gesis de lucht in blazen. Dit ei moet gevangen worden met een kleed zodat het de grond niet kan raken. De dappere die dat doet zal snel moeten vluchten voor een horde woedende slangen en zal pas veilig zijn als hij stromend water heeft overgestoken. Dit ei brengt zijn bezitter geluk. Vooral druïden droegen dit ei zeer graag. Hij heet ‘glain’ of ‘anguinum’. In Cornwall blijkt dit geloof nog steeds te bestaan. De geluk brengende glain bestaat hier echter uit een glazen of stenen ring. Hij wordt gevormd door een krioelende massa sissende slangen, maar hij kan ook gevormd worden door één slang. Deze moet dan opgekruld in zijn slaap gestoord worden door een mens die een hazeltak tussen zijn wendingen steekt. Hij zal dan blazen op de tak en zo een ‘glain’ produceren. Dit beeld komt zeer dicht in de buurt van het symbool van de caduceus, ook Plinius noemt deze naar aanleiding van zijn verhaal.

In een Russische sage wordt verteld van een meisje dat op drie mei het bos ingaat. Doordat ze schrok van een kluwen slangen viel ze in een kuil die leidde naar de onderwereld. Daar hield ze zichzelf in leven door aan een wonderlijke steen te likken. Aan het eind van haar verblijf leerde ze de taal der kruiden van de koningin der slangen. Door middel van een ladder van slangen kon ze weer uit de kuil klimmen. Vanaf dat moment kende ze de genezende kracht van elke plant, maar ze vergat alles weer toen ze de naam bijvoet noemde. Sindsdien werd de bijvoet ‘kruid van vergetelheid’ genoemd.

The post De symboliek van de draak first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/feed/ 2
Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst https://www.abedeverteller.nl/het-leven-van-de-tovenaar-malegijs/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-leven-van-de-tovenaar-malegijs https://www.abedeverteller.nl/het-leven-van-de-tovenaar-malegijs/#respond Thu, 04 Mar 2021 14:31:46 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=7604 Tegenwoordig...

The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.

]]>

De tovenaar Malegijs

Tegenwoordig is de naam Malegijs onbekend. Toch was hij één van de beroemdste tovenaars van de Middeleeuwen! Hij wordt genoemd in recepten om het toveren te leren en er zijn twee boeken over zijn avonturen in verschillende landen uitgegeven. (1) Malegijs (soms ook Maeldegijs of Madelgijs genoemd) komt voor in twee verhalen uit de Franse ‘chansons de geste’ die zich centreren rondom de legendarische koning Karel de Grote. In ‘De vier Heemskinderen’ (In het Frans ‘Renaut de Montauban’) heeft hij alleen een prominente bijrol. In dit boek is hij de oom van de  beroemde vier Heemskinderen. Hij helpt hen meerdere malen met zijn toverkunsten om uit de handen van de koning te blijven.
Blijkbaar is zijn karakter populair want later wordt er een ‘chanson’ geschreven met hem in de hoofdrol: ‘Maugis d’Aigremont’ uit de dertiende eeuw. De Nederlandse versie, ‘De schone historie van Malegijs’, is uit de veertiende eeuw en er is ook een zestiende-eeuws volksboek van. Ik ga in dit artikel zijn levensverhaal vertellen aan de hand van de Nederlandse volksboeken, met na elke episode telkens een esoterische uitleg over de werkingen van de toverkunst. (2)

Hoe Malegijs de toverkunst machtig wordt 

Malegijs wordt door zijn oom betrapt in het lezen van grimoires

In het volksboek ‘De schone historie van Malegijs’ worden de jonge jaren van de tovenaar beschreven: Malegijs wordt als baby te vondeling gelegd en bijna opgegeten door twee leeuwen. Hij wordt – net op tijd – gevonden door de fee Oriande en geadopteerd door de meester in de zwarte kunst Baldaris. Zijn pleegvader en moeder waarschuwen hem dat, als hij de nigromantie wil leren, het mogelijk zijn ziel zal kosten. Als jongen leest hij toch stiekem de boeken over nigromantie van zijn pleegvader en roept daarmee – zonder het zelf door te hebben – vele duivelen op. Vervolgens valt hij in een diepe slaap en de duivels kunnen hem meevoeren naar de hel. Gelukkig komt er een engel van God die hem redt en de duivels worden gedwongen hem weer terug te brengen naar de aarde. Ze werpen Malegijs dan in een put. Een kluizenaar haalt hem daar uit en laat hem lezen en schrijven uit zijn kleine nigromantische boekje. Daarna is Malegijs de kunst machtig: ‘Aldus sceyde Malegijs van die heremijt ende hi nam sijn boecxken ende began daer wt te lesen een coniuracie der vianden. De viant Putafar dit horende quam tot Malegijs ende seide. Meester wat believe u van mi. Malegijs seyde.’ Neemt mi op uwen hals ende brenget mi te Rootsefluer bi Oriande gesont ende onghequetst. Die duyvel nam Malegijs op den hals ende vlogher mede door de luchte. (3)
Sindsdien hoefde hij maar in zijn boeken te lezen of een conjuratie uit te spreken of duivelen verschenen en gehoorzaamden hem in al zijn bevelen.

Met zijn bijzondere jeugd en opvoeding is Malegijs voorbestemd om tovenaar te worden. Hij weet ook zelf dat dit zijn lot is en laat zich door niets of niemand weerhouden. Zijn eerste ervaringen met de geestenwereld zijn zeker niet zonder risico. Doordat hij zonder begeleiding geesten oproept, wordt hij uit zijn lichaam en uit zijn centrum geslingerd en kan alleen maar de weg terug vinden met hulp van buitenaf. Dit had goed fout af kunnen lopen; wie geesten oproept om te beheersen, maar deze niet meer weg kan zenden, loopt een grote kans dat de geesten hem juist in hun macht zullen krijgen! Of anders gezegd: wie zich openstelt voor de geestelijke wereld, maar niet weet hoe hij zich af moet schermen, die maakt zich kwetsbaar voor – mogelijk negatieve – krachten van buitenaf. (Bij de tovenaarsleerling van Faust, Christoffel Wagenaer gaat dit lelijk fout: hij roept per ongeluk duizenden duivels op die hem naar het leven staan, alleen door in zijn magische cirkel te blijven kan hij het overleven. Zo moet hij wachten tot zijn meester Faust hem komt redden. Deze kapittelt hem omdat hij vergeten was om de geesten te danken en weg te sturen.)
De put kan je zien als een inwijdingsplek. Als je ‘in de put’ zit ben je het vertrouwen in alle aardse hulp of troost kwijt en sta je open voor bovenaardse hulp. Een wijze kluizenaar trekt vindt hem en trekt hem uit de put. Met zijn bekwame begeleiding kan Malegijs zijn geestelijke krachten leren beheersen.

Nigromantie

Net als vele andere tovenaars trekt Malegijs daarna naar Toledo om zich verder te bekwamen in de magie. Aan de universiteit van Toledo werd in de middeleeuwen werkelijk de nigromantie onderwezen als één van de zeven vrije kunsten. De (zwarte) magie kreeg daar zoveel prestige dat de nigromantie er als gelijkwaardig aan de andere wetenschappen werd beschouwd. Nigro- of ook wel necromantie is de kunst van het oproepen van geesten. Dit werd oorspronkelijk beschouwd als het oproepen van de doden, maar werd later – met name vanuit de kerk – gezien als het oproepen van duivels en streng verboden. Toch moet dit aan de universiteiten van Toledo, Salamanca, Parijs en Krakow onderwezen zijn. Het is duidelijk dat Malegijs ‘duivels’ kan oproepen en gebieden, maar in de teksten wordt nigromantie ook gebruikt als verzamelnaam voor alle toverkunsten. (4)

Hoe Malegijs het wonderpaard Beyaert bevrijdt uit de onderwereld.

Titelblad van het volksboek Malegijs

Na de inwijding in de toverkunst volgt de meesterproef voor Malegijs: het winnen van het paard Beyaert uit de onderwereld. Dit mag je gerust zijn grootste avontuur noemen! Op een dag doet Malegijs een wandeling met zijn pleegmoeder Oriande en hij ziet een vurige plek tussen twee bergen. Malegijs hoort van haar dat daar het paard Beyaert gevangen wordt gehouden en dat dit het meeste woeste paard ter wereld is:
Alst op een tyt lustich weer was, also dat Malegijs ende Oriande tsamen gingen wandelen, ende si gingen soe langhe, dat Malegijs wert siende tusschen twee bergen een dompinge van vier daer hi seer af verwonderde, niet wetende wat mocht bedieden, ende hi seyde tot Oriande. Wat mach bedieden die dompinghe vanden viere tusschen die twee bergen. Oriande seyde. Tis Vulcanus duwarie daer die vyant Ramas bewaert een dat felste paert dat oyt sonne bescheen, want die vyant in een ghedaente van een serpent wandt aen een droomedaris ende het heeft veel silveren ketenen, ende daer zijn veel serpenten diet bewaren. (5)

Malegijs besluit om het paard te gaan redden. Ondanks de vlammen gaat Malegijs toch de grot in en weet de duivel Ramas in de luren te leggen door zichzelf als Satan te vermommen. Als Ramas hem doorheeft denkt deze dat hij de tovenaar Salomo is! Daarna vecht Malegijs met vele slangen. Deze lijken hem te overwinnen maar met behulp van wat drank gebracht door zijn knecht en tovenaarsleerling Spiet komt hij weer bij. Nu moet hij het pikzwarte en woeste paard Beyaert zelf bevechten. Het paard weet hem nog wel de helm van het hoofd te schoppen, maar moet dan in hem zijn meester herkennen en knielt voor hem in het stof.

Het beeld van een grot tussen twee bergen als ingang naar de onderwereld is voor mij zeer krachtig. Ik zie dit als een symbool voor het centrum, de stille plek in jezelf van waaruit je deze wereld kan verlaten om de geestenwereld in te gaan. De bergen zijn als een lemniscaat waarin je continu schommelt tussen actieve en passieve energie. (De lemniscaat zie je ook boven het hoofd van de Magiër in kaart I van de Tarot.) Ergens tussen introvertie en extravertie in vindt je het precieze evenwicht, waarin je uit de uiterlijke wereld kan stappen en naar binnen kan reizen. Malegijs wordt die weg gewezen door zijn bovennatuurlijke pleegmoeder, de elvinne Oriande. Dit deel van het verhaal is de grootste beproeving van Malegijs. Je zou zijn strijd met de duivels kunnen zien als zijn innerlijke demonen of  de demonische krachten van verslaving. De slangen zijn dan zijn eigen energetische stroom die hij zelf in beheer kan nemen. Hij ziet de dood onder ogen, maar weet toch te overwinnen en gaat er met de schat, het wonderpaard Beyaert, vandoor.

Het ros Beyaert

Het paard Beyaert wordt omschreven als wonderbaarlijk sterk en vurig. Het maakt zulke grote sprongen dat het lijkt alsof hij vliegt. Volgens de Franse versie is het paard het nageslacht van een slang en een draak. De Nederlandse versies hebben het zelfs over een serpent of draak als moeder en een dromedaris als vader! Slangen en draken hebben een sterk duivelse associatie, maar het paard is ook te vergelijken met mythische paarden zoals Pegasus en Sleipnir. Dezen dragen hun meesters Bellerophon en Odin tijdens hun trancereizen. Zo is het paard Beyaert te zien als het ‘geestelijke’ voertuig of het ‘astrale lichaam’ van Malegijs. Hiermee kan hij in korte tijd grote afstanden overbruggen, zowel in de ruimte als in de geest. (6)

Hoe Malegijs zich de vijandschap van Karel op de hals haalt.

Wanneer je zo bedreven wordt in de toverkunst is het gevaar van hoogmoed en willekeur groot. Als koning Karel hem – uit nieuwsgierigheid – vraagt om hem zijn kunsten te tonen, gebruikt Malegijs deze kans om de koning volledig belachelijk te maken. Hij dwingt hem om samen met zijn hele hofhouding naakt te dansen!:
mijn vrouwen ende mijn heeren hebben op mi begeert dat ict u bidden soude, dat ghy ons eenige consten wilt thonen.’ Daer op Malegijs seyde: ‘Heer coninc, van tgeen dat ic can wil ic gaerne laten sien’, Ende mettien so ghinc hi aen deen side ende hi beswoer drie ofte vier duyvelen datse bi hem quamen, ende bisonder eenen duyvel die Bleckas heet, dye oppercapiteyne was. Ende si vraechden Malegijs wat hem beliefde. Malegijs seyde: ‘Ghi duvels, ghi sult coninc Karel met sijn vrouwen ende met alle sijn heeren, uutgenomen bisschop Tulphijn ende Namals, doen dansen al moedernaect, deen met een pijpe inden mont ende dander met een tamboor in de hant.’ (7)
Na deze schande is koning Karel voor eeuwig zijn doodsvijand en altijd uit op wraak. Malegijs beleeft in het volksboek ‘Malegijs’ nog vele avonturen, maar geen is interessant genoeg om hier te verhalen.

Malegijs redt Reinout in de grootste nood

De vier Heemskinderen op het ros Beyaert

In het volksboek van ‘De vier Heemskinderen’ komt Malegijs – ergens halverwege het boek – tevoorschijn als een ‘reddende engel’. De hoofdpersoon Reinout is wanhopig omdat zijn drie broers door koning Karel gevangen zijn genomen en bijna gehangen zullen worden. Tot overmaat van ramp is hij zijn geliefde paard Beyaert ook nog kwijt geraakt. (Nadat hij de enige bleek te zijn die de kracht had om het woeste dier te temmen had zijn oom Malegijs hem het dier cadeau gedaan.) In die wanhoop zegt hij dat hij net zo goed dood had willen zijn. Precies op dat moment komt zijn oom op de proppen:
‘Als Reinout aldus stont in sijn clage quam daer een man wt een hagedochte, welcke man hem selven vermaken ende versceppen conde bider const van nigromancien, als nu ionc als nu out ende cranc. ende hi was geheten Maeldegijs, hi ginc sijn const van nigromancien openbaren bi hulpe van cruit ende stenen de hi bi hem had ende secretelic in sijn cleder genayt waren so dat hij scheen out ende cranc te wesen ende seer mismaect van lichaem.’
Malegijs doet zich voor als een oude pelgrim en stelt Reinout op de proef door tot drie keer toe een gift van hem te vragen. Reinout geeft hem zijn gouden sporen en zijn tabberd, maar als de pelgrim dan nog om meer vraagt wordt hij kwaad en hij probeert hem met zijn zwaard te slaan. Malegijs verandert zich dan in een jongeman en Reinout vraagt zich verbaasd af: ‘nu comt voer mi de duvel Belsebub of een ander. ende soude mi gaerne mede tempteren: ic sal, wilt God, besoecken oft is alfs bedroch of duvely.’ Na nog een zwaardslag onthult Malegijs zich als zijn oom die hem wil helpen om zijn paard terug te krijgen. (8)

De heg en de grot

Dit is een cruciale scene in het verhaal, door de verschijning van Malegijs keert het geluk van Reinout ten goede. Hierin is het interessant om te zien dat Malegijs uit een ‘hagedochte’ tevoorschijn komt. Dit woord is te vertalen als een grot achter een heg. Ook andere tovenaars zoals Merlijn en Morgaine maken gebruik van een ‘hagedochte’ om zich in terug te trekken. In de Arthurroman ‘Lantsloot vander Hagedochte’ wordt verteld dat Morgaine van een grot (hagedochte) gebruik maakt om Lancelot als jongeling in op te voeden, de grot is van niets anders gemaakt dan toverij. Het maakt duidelijk dat het hier niet om een gewone grot gaat, maar om de ingang naar de binnenwereld en/of de onderwereld. Hier kan de tovenaar in zich zelf keren en in zijn centrum komen. Maar hier kan hij ook de toegang vinden naar een andere staat van bewustzijn. De heg is hier de afscherming van een sacrale, heilige ruimte, de grot leidt naar een spelonk die te zien is als een tempel van moeder aarde, een plaats waar heilig werk wordt verricht. Het is de plek van de ‘haghetisse’, de heks of de tovenaar. Hier wordt de toverkunst oftewel de ‘hagu-rûn’ bedreven. (9)

Mariken en Moenen

Het is interessant om te zien dat de metamorfose van Malegijs in een oude man, gedaan wordt door middel van kruiden en stenen die in zijn kleren zijn genaaid. Hoe dit zou moeten helpen om jong of oud te lijken wordt niet duidelijk. Wel is het een bekend geloof dat (edel)stenen en bepaalde kruiden magische eigenschappen en krachten zouden hebben. Meestal gaat het dan om een genezende kracht, maar hier lijkt het meer te gaan om de kracht van zinsbegoocheling. Reinout vraagt zich dan ook af of het hier gaat om elfen die hem willen bedriegen of duivels die hem willen verleiden met hun kunst. Uiteindelijk blijkt het niet om een elf of duivel te gaan, maar om een tovenaar! Toch is er wel degelijk een verleiding in het spel: ook Reinout moet – om zijn paard terug te krijgen – gebruik maken van duivelse toverkunst. Mogelijk zag Malegijs in hem een tovenaarsleerling. Ook in het verhaal van Mariken van Nieumeghen komt Moenen tevoorschijn van achter een heg en verleidt haar terwijl zij in grote wanhoop is. Hij bied haar – net als Faust – verborgen kennis aan, maar zij hoopt de nigromantie van hem te kunnen leren. (10)

Reinout krijgt zijn paard terug

Reinout laat zich helpen door zijn oom en door middel van de kunst van de nigromantie verandert Malegijs hem in een stokoude man. Zo gaan ze naar Parijs, waar Karel verblijft met het ros Beyaert. Malegijs heeft een toverdrank gemaakt, ieder die ervan drinkt zal hem moeten gehoorzamen: ‘want Maeldegijs had den wijn met cruden ende woerden selve ghemaect ende den wijn was van sulcker crachte: wien dranc de moeste Maeldegijs onderdanich wesen ende tot sinen dienste staen.’ Deze drank bieden ze de koning aan en als deze de hoorn leegdrinkt, gunt hij het Reinout om een ritje te maken op het paard. Het ros Beyaert had zijn baasje allang herkend en zo kan Reinout er snel vandoor gaan! In dit geval zijn het magische (of hallucinogene) kruiden en bezweringen (‘woerden’) die de hoofdingrediënten vormen van de nigromantie.

De toverkunsten van Malegijs

Na dit avontuur zal Malegijs nog vele malen gebruik maken van zijn toverkunsten. Elke keer wordt dan weer gezegd dat hij ‘zijn kunst van nigromancie‘ toonde. Maar hoe dat in zijn werk ging blijft meestal onduidelijk. Ik geef hier enkele voorbeelden:
-‘Maeldegijs wt zijn slape ende sanc van blijscap ende stont op ende ginc inden stal tot Beyert ende bandt hem sinen rechter voet. ende ghinc toe te werc met sijnre konst van nigromancien soe dat Beyert veranderde van sijnre vetticheit ende scheen seer mager ende lam te wesen ende en scheen niet waert te wesen twee penningen.’ Het paard Beyaert wordt hier ogenschijnlijk ‘mager en lam’ gemaakt door de ‘kunst van nigromancie’. De rechtervoet van het paard wordt gebonden, hoe dit helpt in die kunst is onduidelijk.
-‘Eer middernacht quam, toechde Maeldegijs sijn const van nigromancien. so dat die boyen ende alt yser dat hi om sijn lijf had van hem viel ende die genoten makede hij slapende seer vast, dye den kercker wachten, ende die doer vanden kercker ghinc open ende hi ginc wt.’
-‘ende Maeldegijs was voer hem op wege ende toende sijn const van nigromancien. ende plocte veel cruden die hi te gader stiet met den appel van sijn swaert ende als Maeldegijs dat cruyt gemenct had wert hi so gelu oft soffraen wair ende voert toende hi sijn const so dat hi out sceen ende cranc ende seer lanc zijn.’ (11) In dit voorbeeld is het duidelijk dat hij ‘magische’ kruiden gebruikt, die hem geel maken als saffraan.

Zo is het duidelijk dat de nigromantie of toverkunst gebruikt kan worden voor een enorm scala van ongelofelijke dingen. Meestal gaat dit via de tussenkomst van duivels. Zij worden door middel van een zgn. conjuratie uit een boek opgeroepen om de tovenaar te dienen. Vervolgens kan de nigromantie vele dingen mogelijk maken: het kan iemand van uiterlijk doen veranderen, iemand oud of jong, ziek of gezond maken. Je kan er mensen mee dwingen om te dansen, slapen, stil doen staan, uit laten kleden, kortom om ze te doen gehoorzamen. Veel van deze kunsten lijken op het eerste gezicht pure fantasie. Zij lijken alleen te dienen als fantasievol vermaak voor het lezende publiek. Toch zou een deel van dit soort kunsten tegenwoordig hypnose genoemd worden. Zo kunnen er illusies worden opgeroepen en vindt er bewustzijnsvernauwing plaats. Een ander deel is weer te zien als goochelkunst. Verder zou de communicatie met geesten/duivels kunnen duiden op een trance-toestand bij de tovenaar. Toch zijn met deze suggesties nog lang niet alle toverkunsten verklaard.

De moraliteit van toverkunst

In een discussie van Malegijs met zijn tweelingbroer Vivien zegt deze dat de toverkunst blijk geeft van minachting voor God. Malegijs betwist dit en zegt: ‘men zal met wijsheid verder komen dan met macht’. Men moet zowel wijsheid als ‘macht’ aanwenden, aangezien de wijsheid de mens boven de dieren verheft. Het is duidelijk dat Malegijs de toverkunst ook als een vorm van wijsheid ziet. Vivien antwoord hierop, dat hij het gebruik van militaire kracht het eerlijkst vindt. Daarop zegt Malegijs: ‘Probeer dan maar op jouw manier het (heidense) kasteel (vóór ons) te veroveren! Dat lukt alleen met ‘behendickeit’ (= list). Bovendien heeft de mens zijn wijsheid van God zelf. Malegijs bedoeld met zijn ‘wiisheit’ en ‘behendickeit’ de toverkunst. Deze helpt hem het beste met het behalen van het beoogde resultaat. (12) De moraliteit van Malegijs is er hier een van: ‘het doel heiligt de middelen’. Zolang hij de baas blijft over zijn duivels (geesten), is hij niet in hun macht. Hierin zit een belangrijk onderscheid: van heksen werd gezegd dat zij in dienst van de duivel stonden, dit maakte ze tot aanbidders van de duivel en daarmee tot ketters. Als zij tot een bekentenis kwamen dan werden zij daarvoor streng gestraft. Tovenaars pretendeerden daarentegen dat zij de duivels dwongen om aan hun wil te gehoorzamen. Elke omgang met demonen was voor de kerk afkeurenswaardig, maar deze vorm was een stuk minder erg dan de aanbidding van demonen. Tovenaars werden dan ook – als ze al gestraft werden – meestal verbannen voor hun daden, terwijl heksen – zeker vanaf de zestiende eeuw – vooral geëxecuteerd werden. 

Het einde van Malegijs

Ook Malegijs was – na nog vele avonturen beleefd te hebben – toch doordrongen van zijn zonde en had uiteindelijk berouw. Aan het einde van zijn leven ging Malegijs boeten voor deze zonden en trok zich – in de buurt van Lyon – als kluizenaar terug in de natuur. Daar sterft hij uiteindelijk van ouderdom of – in een andere versie – komt hij zijn geliefde neef Reinout nog een laatste keer te hulp in een gevecht in het Heilige land en wordt daar dodelijk getroffen door een pijl. Zo eindigt het leven van deze grote tovenaar. (13)

Conclusie

Aan de hand van het – fictieve – leven van de tovenaar Malegijs vangen we enkele glimpen op van de werkingen van de tovenarij in de middeleeuwen. Een tovenaar leert door middel van de spreuken, zegels en karakters in een grimoire zijn geest dusdanig te focussen dat hij ‘geesten’ kan oproepen. Deze energetische constellaties helpen hem bij het versterken of juist vernauwen van bepaalde onderdelen van de perceptie van zichzelf èn van anderen. De wereld verandert zo op wonderbaarlijke en bovennatuurlijke wijze. Hiervoor moet hij wel eerst geleerd hebben om in zijn ‘hagedochte’, zijn grot te zijn. Dit kan je zien als zijn diepste centrum van waaruit hij contact kan maken met de geestenwereld. Ook moet hij oog in oog hebben gestaan met de dood en uit de dodenwereld weer terug gekomen zijn. Zo raakt hij zijn hechting met de alledaagse realiteit kwijt. Malegijs doet dat als hij het ros Beyaert uit de onderwereld haalt. (Je kan deze episode vergelijken met een sjamanistische inwijding.) De tovenarij van Malegijs kan in dienst staan van de gemeenschap, maar kan ook op een amorele wijze gebruikt worden, bijvoorbeeld om zijn vrienden uit allerhande penibele situaties te redden of puur uit vermaak of wraak. Malegijs mag wijs zijn, maar dit maakt hem nog niet heilig! Omdat de ‘nigromantie’ die Malegijs bedrijft nauwelijks wordt uitgelegd weten we alleen bij benadering hoe deze in zijn werk ging. Voor een beter begrip van de tovenarij in de middeleeuwen is er uitgebreider onderzoek nodig.

Abe van der Veen

1 ‘Hoe een mensche sal verstaen alle gokelie ofte weten diemen doet ende alle nighelmanchie. Nemet een cruyt dat men heet benedictie, dat wast van wijn water, dat men sait in Sinte Johans avont tusschen middach ende noene, ende houdet dat cruyt in uwen mont, daer men speelt: ghij sult al sien hoemen doet. Ende alsoe leerde Madelghijs sine const.’ Uit: Orlanda, S.H. – Magie in de Middeleeuwen fictie of werkelijkheid?
2 Hier kan je de oorspronkelijke volksboeken lezen: https://www.dbnl.org/tekst/_mal001male01_01/
https://www.dbnl.org/tekst/_his003heem01_01/
3 Historie van Malegijs 11-16
4 https://www.dbnl.org/tekst/berg006epis01_01/berg006epis01_01_0008.php
https://en.wikipedia.org/wiki/Necromancy
5 Historie van Malegijs 49-53
6 https://www.dbnl.org/tekst/_taa008198501_01/_taa008198501_01_0034.php#408
7 Historie van Malegijs 19-20
8 Historie van den vier Heemskinderen 97-102
9 http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/heg
10 Mariken van Nieumeghen vs 140-260
11 Historie van den vier Heemskinderen 139, 184, 200
In de historie van Malegijs laat hij nog door middel van de nigromantie een geslachte haan weer levend van de tafel rennen 117, hij laat duivels een kasteel maken tussen twee bergen om daar de bruiloft te vieren van zijn leerling Spiet. 158
12 Berg, Evert van den en Bart Besamusca – De epische wereld 109
In de Duitse tekst staat: ‘Man mag mit wißheit gan Forter dann mit eynicher macht.’
13 https://nl.wikipedia.org/wiki/Malegijs
Met het ros Beyaert loopt het nog slechter af. Hij wordt door zijn baas Reinout met een molensteen om de nek in de Maas geworpen om te verdrinken. Dit slaagt pas in de derde poging als er drie molenstenen om zijn nek zijn gedaan en Reinout hem niet meer aankijkt.. Reinout moet dit wel doen om zich te kunnen verzoenen met zijn koning Karel de Grote.
https://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0011.php

Een tovenaar is iemand die kan toveren, maar wat is dat dan toveren? Zo iemand wordt ook wel een magiër genoemd, iemand die de kunst van de magie beoefent. Maar wat is die magie? De herkomst van het woord toveren is onzeker. Mogelijk heeft het te maken met het oud-Engelse ‘teafor’ wat een woord is voor een oranjerode verfstof waarmee wellicht de runen werden gekleurd. http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/toveren Het woord magie wordt ontleend aan de oudtijdse priesters van Perzië, de ‘magos’. De mag in magie slaat op macht het komt van het Proto-Indo-Europese ‘magh’. https://www.etymonline.com/search?q=magic Toch brengen deze woorden ons niet veel verder.

The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-leven-van-de-tovenaar-malegijs/feed/ 0