Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 Elfen- en geestwezens - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Wed, 23 Oct 2024 20:47:53 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Groene Mannen van Nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=groene-mannen-van-nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/#respond Wed, 20 Dec 2023 16:42:50 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=10531

Op deze pagina probeer ik alle ornamenten van Groene Mannen op en in gebouwen in Nederland te verzamelen. Dat zijn er nu al in totaal 885! De Groene Man is een ornament in de vorm van een gezicht dat -deels – gemaakt is van bladeren, of een gezicht waar bladeren uit de mond (of soms oren, neus en ogen) stromen. De Groene Man als ornament vinden we het eerst in de tweede eeuw n.o.j. in diverse tempels van het Romeinse Rijk. Later is het ornament opgenomen in de architectuur van vooral de Gotiek en de Renaissance. Hij wordt tegenwoordig gezien als hèt symbool voor de verbinding van de mens met de natuur.
Hieronder vindt je Groene Mannen uit vele Nederlandse steden op alfabetische volgorde. Je kan ook kiezen per stad.
De twintig steden met de meeste Groene mannen zijn: 1 Amsterdam 142, 2 Den Haag 90, 3 Haarlem 73, 4 Rotterdam 55, 5 Utrecht 47, 6 Leiden 41, 7 Breda 29 8 Groningen 25, 9 Nijmegen 25, 10 Zutphen 22, 11 Den Bosch 22 12 Zwolle 20, 13 Deventer 20, 14 Amersfoort 19, 15 Leeuwarden 19 16 Gouda 18, 17 Delft 17 18 Dordrecht 14 19 Roermond 12 20 Maastricht 11

Wil je meer weten over de Groene Man? Lees dan dit door mij geschreven artikel: De betekenis van de Groene Man of word lid van de FB-groep de Groene Man in Nederland. In mijn boek ‘De kracht van symbolen’ behandel ik naast vele andere symbolen ook de Groene Man in een uitgebreid hoofdstuk.

Als je wilt kan je me foto’s van Groene Mannen in Nederland toesturen. In dat geval graag een close up en er moet echt blad te zien zijn dat uit het gezicht komt of onderdeel van het gezicht is. Graag ook het adres van de vindplaats.

 

 

Klik op de stad die je wilt zien of op ‘alle’ en vervolgens op ‘search’ en ontdek alle Groene mannen van Nederland! (Dit kan enkele seconden duren door de vele plaatjes.) Als je dubbelklikt op de foto kan je hem haarscherp bewonderen.

De dertien bouwwerken met de meeste Groene Mannen zijn:
1 Rijksmuseum – Amsterdam 54
2 Centraal station – Amsterdam 25
3 Het oude Ministerie van Justitie, Plein 2 – Den Haag 24
4 Walburgiskerk – Zutphen 17
5 Stevenskerk – Nijmegen 15
6 Grote Kerk – Breda 14
7 Academiegebouw – Utrecht 12
8 Kasteel de Haar (incl. tuin) – Haarzuilens 12
9 Grote Kerkstraat 13 – Roermond 10
10 Sint-Janskathedraal – Den Bosch 10
11 St. Vituskerk – Naarden 9
12 Pieterskerk – Utrecht 8
13 Bezuidenhoutseweg 3 – Den Haag 8
14 Stadhuis – Franeker 8


Gallery

Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment

The post Groene Mannen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/feed/ 0
Het verhaal van de Wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-verhaal-van-de-wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/#comments Tue, 11 May 2021 15:00:47 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=8327 Een...

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Een wildeman is een fantasiefiguur die vooral in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd veel afgebeeld en beschreven werd. Hij ziet er uit als een mens die volkomen bedekt is met haar. Alleen de knieën, ellenbogen en het gezicht zijn onbedekt. Bij de wildevrouwen zijn hiernaast ook de borsten bloot. Vaak hebben de wildemannen een ruige baard, een groene krans op het hoofd en een soort van gordel met bladeren om de heupen. Ook hebben ze vaak een knots of een boompje in de handen, die ze gebruiken als wapen. Een enkele keer heeft de wildeman een zwarte huidskleur en soms is hij juist groen door een dichte begroeiing van mos op zijn huid. In dat laatste geval lijkt hij op de Groene man. (1)

De wildeman vinden we in diverse kunstuitingen van de Middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd. We vinden hem in de Arthurromans, in het Duitse epos, miniaturen, liefdeskistjes, tapijten, kapitelen, koorstoelen, gravures en zelfs een enkele keer op een schilderij of een groter beeldhouwwerk. Wat maakte de wildeman zo populair en – tot op de dag van vandaag – zo intrigerend? Je kan stellen dat hij staat voor het slechtste èn het beste wat de mens kan vinden in een authentieke verbinding met de wilde natuur.

Hans Burgkmair (1500-1520)

De wildeman heeft al voorgangers uit de oudheid. Hij is te vergelijken met de harige beest-mens Enkidu uit het Sumerische Gilgamesj-epos en met Heracles uit de Griekse mythologie. (2) Ook heeft hij verwantschap met de faunen, silenen en satyrs van de Grieken en Romeinen. Zelfs heeft hij een plaats gekregen in de moderne popcultuur in het personage van de ‘Hulk’. Deze is dan wel groen in plaats van harig, maar in zijn woestheid en kracht past hij heel goed bij het archetype.

Toch is de wildeman een typisch product van de middeleeuwen. In de verhalen wordt verteld dat hij in de wildernis woont, ver van de beschaving te midden van de wilde dieren. Daar in het woud of in de bergen heeft hij een hol of een bosje als schuilplek. Hij kan in de meest barre omstandigheden overleven dankzij zijn immense kracht. Deze dankt hij misschien wel aan zijn harige pels. (Zoals de Bijbelse Samson ook zijn kracht dankte aan zijn lange haar.) De wildeman is agressief en wil zijn kracht regelmatig uittesten door middel van de strijd. Hij vecht tegen wilde dieren en tegen ridders, maar ook tegen andere wildemannen. (3)

De wildeman als inferieur, angstaanjagend en bespottelijk

Walter de Milemente (veertiende eeuw)

Vaak werd de wildeman omschreven als een stommeling en een woesteling die niet of nauwelijks kon praten. Hij kende geen enkele beschaving en liep vaak op handen en voeten. Hij kende geen landbouw en geen vuur en moest dus zijn voedsel vangen of verzamelen en rauw opeten. Ook zou hij zo nu en dan kinderen ontvoeren en mensenvlees eten. Als hij boos was trok hij boompjes uit de grond en vernielde en verscheurde verder alles op zijn pad. Het ergste was echter nog, dat hij God niet kende. Hij was niet eens een heiden, maar had geen enkel concept van religie. Het was zelfs de vraag of de wildeman wel een mens was of toch een dier. Omdat hij ook in de bestiaria werd beschreven, kon hij ook een van de vele soorten exotische dieren zijn. Als toonbeeld van de mens die zijn hersens niet gebruikte en zijn impulsen niet kon beheersen, was hij een voorbeeld voor iedereen van hoe het niet moest. In de middeleeuwen stelde men zich voor dat dit soort mensen nog leefden in verre exotische oorden zoals India, maar ook in de meest bergachtige en afgelegen streken van Europa zelf. (5)

Namen van de wildeman

Jean Wauquelain (ca. 1450)

Terwijl in de term ‘wild’ voor de wildeman vooral beklemtoond wordt dat hij ongetemd en woest is, geven termen als ‘homme sauvage’, ‘salvage man’ en ‘huomo selvatico’ aan dat hij uit het woud komt. Deze woorden komen van het Latijn ‘silva’, het woud. De wildeman is dus per definitie woest èn van het woud. Uit andere benamingen voor de wildeman of vrouw valt af te leiden dat hij vaak als een soort woudgeest werd gezien. In het Midden-Engels wordt hij ‘woodwose’, oftewel wezen van het woud genoemd. In het Oudhoogduits heet hij ‘Schrat’. Dit is de benaming voor een woudgeest uit de bergen. In een tiende-eeuwse glosse uit Oostenrijk staat de wildevrouw gelijk aan de ‘lamia’ of de ‘holzmoia’. De lamia is een heksachtig geestwezen uit de Griekse mythologie en de holzmoia is mogelijk afgeleid van de Romeinse godin Maia. De benaming Fangge of Fanke voor een wildevrouw uit Tirol komt weer van Fauna; de vrouwelijke Faun, een geestwezen uit de Griekse mythologie.

Silvanus als wildeman 1502

Andere benamingen geven hem zelfs een goddelijke afkomst: Salvan uit Lombardije komt van de Romeinse god Silvanus (ook deze woudgod heeft een ontwortelde boom of een knots als wapen). In Tirol heette de wilde man Orke of Lorke van Orcus de Romeinse god van de dood en de onderwereld. In een Spaans boeteboek uit de negende eeuw wordt verteld over degenen die zich als vrouw verkleden en daarbij dansten en sprongen. Zij deden alsof ze Maia en Orcus zijn. Als met Orcus de Wilde man wordt bedoeld, dan zal Maia de ‘holzmuoia’ oftewel de wilde vrouw zijn. Zo kan de wilde man zowel de vruchtbaarheid brengen die ooit toebehoorde aan de god Silvanus, maar ook de dood die ooit toebehoorde  aan de god Orcus. De wildevrouw kan een nazaat zijn van Maia, die de vruchtbaarheid brengt, maar ook van Lamia, die de lelijke, donkere kant van de Godin vertegenwoordigt. (4)

De wildeman als geesteszieke

de wilde prins uit ‘Der Busant’ ( tapijt 1480)

De term ‘wild’ wordt in de middeleeuwen ook voor ‘gek’ gebruikt. Vele wilde mannen waren eigenlijk waanzinnigen. De heidense koning Nebuchadnezzar was hiervan het Bijbelse voorbeeld. In Daniël 4:33 staat dat hij waanzinnig werd en zeven jaar leefde als een dier. Hij at gras als een os, zijn lichaam werd nat van de dauw en zijn haren groeiden als de veren van een arend. Een aantal beroemde ridders zoals Lancelot, Yvain en Tristan ondergingen hetzelfde lot. Meestal werden ze razend omdat hun minnares ze had afgewezen. Zij liepen in die razernij het woud in en leefden daar naakt te midden van de dieren. Ze leefden daar in grote ellende en aten het beetje voedsel wat ze vonden rauw. Meestal wordt zo’n episode afgesloten doordat de aandacht van een mooie vrouw ze weer bij zinnen brengt.
In de Duitse ridderroman ‘Der Busant’ is de wildeman het hoofdthema: een prins loopt weg met zijn geliefde, maar doordat hij een een arend (de ‘Busant’) achterna loopt raakt hij haar kwijt in het woud. Door dit grote ongeluk verandert hij in een waanzinnige wildeman. Uiteindelijk wordt hij gevonden en opgejaagd als een wild dier. Hij wordt gevangen en meegenomen als een curiositeit naar het kasteel. Daar geneest hij snel door de goede verzorging van vrouwen. (6)

Een zeer interessante held die waanzinnig wordt is Wolfdietrich. In het gelijknamige dertiende-eeuwse Duitse epos ontmoet Wolfdietrich de wildevrouw ‘Raue Else’ (Ruige Els). Zij is lelijk, harig en loopt op handen en voeten. (Zij wordt ook wel omschreven als met een huid van schubben waar mos op groeit, slijmerig en nat. Met een lange sik, ogen die diep in de kassen liggen en een brede rij met lange tanden.) Zij vraagt om zijn liefde, maar natuurlijk weigert hij. Dan blijkt zij onvermoede krachten te bezitten: zij maakt hem – als wraak voor de afwijzing – helemaal gek. Hij wordt vervolgens een wildeman en leeft in het woud op een dieet van wortelen en kruiden. Zij onttovert hem pas als hij belooft om met haar te trouwen. Door in Troje in de fontein van de jeugd te stappen wordt zij onttoverd en blijkt zij de beeldschone prinses Sigeminne te zijn. Ze trouwen met elkaar en zij worden koning en koningin van Troje. Dit is een prachtige variant op een thema dat we ook veel in de Keltische literatuur tegenkomen. Midden in de wildernis komt de held een foeilelijke vrouw tegen die om een kus (of meer) vraagt. De ware held zal haar verzoek inwilligen en daarmee bewijzen dat hij het waard is om koning van het land te worden. Zij wordt gezien als de Godin van het land, die aan haar favoriet de soevereiniteit van het land kan geven. (7)

Pierre Boaistuau 1560

Ook de tovenaar Merlijn was ooit een wildeman. Deze episode wordt beschreven in de Vita Merlini van Geoffrey van Monmouth (ca. 1150). Bij een veldslag zag hij zoveel van zijn verwanten sterven dat hij waanzinnig werd en uit de beschaving weg vluchtte. Hij wordt een ‘silvan man’ genoemd, een man van het woud. Uiteindelijk geneest hij door de helende klanken van de harp van de meesterbard Taliesin. Vervolgens begint hij met zijn beroemde profetieën over de toekomst van Britannië. Merlijn moest dus een episode van waanzin ondergaan om te kunnen eindigen als een wijze profeet en machtige adviseur van de koning. Dit doet sterk denken aan de Siberische sjamanen die door een periode van gekte heen moesten voor zij klaar waren om de sjamaan van de stam te worden. (8)

De heilige wildeman

De boete van sint Chrysostomus – Albrecht Dürer 1495

Zelfs heiligen konden wildemannen worden. Sint Chrysostomus leefde alleen in het woud als kluizenaar tot hij eens bezoek kreeg van een schone prinses. Eerst dacht hij dat ze een demon was, maar uiteindelijk kreeg hij medelijden en deelde zijn grot kuis op in twee delen. Zijn  wellust was helaas toch te groot: hij had seks met haar en zij werd zwanger. Om dit te verhullen gooide hij haar van een hoogte de afgrond in. Natuurlijk kreeg hij berouw en zwoer dat hij niet van de grond af zou komen tot zijn zonden hem waren vergeven. Jarenlang kroop hij op de grond als een beest en voedde hij zich met gras en wortels. Zijn lichaam had daardoor een beschermende vacht gekregen. Toen bleek dat de prinses en haar kind de val hadden overleefd werden zijn zonden hem vergeven! (9)

Maria van Egypte

Een andere beroemde harige heilige is Maria Aegyptica. Zij liep op haar twaalfde weg naar Alexandrië en leefde vanaf dat moment een leven van ongebreidelde wellust. Ze werd een prostituee, maar vroeg – vanwege haar grote wellust – vaak geen geld voor haar diensten en ging dan bedelen. Na zeventien jaar kwam ze tot inkeer en trok ze zich terug in de wildernis. Daar leefde ze naakt als een dier tot de heilige Zosimas haar ontmoette. Hij hoort haar verhaal aan en geeft haar de communie, direct hierna sterft zij. Maria van Egypte werd wel verward met Maria Magdalena. (10)

Het lijkt erop dat de aspirant-heilige nadat hij of zij zich grenzeloos heeft gedragen (meestal op het gebied van de zonde van de wellust) boete moet doen door het symbool van die grenzeloosheid te worden. Ze moeten een periode als wildeman of vrouw door het leven gaan.

De wijze wildeman

Martin Schongauer 1450

Ook wildemannen ‘pur sang’ kunnen nobele trekken hebben. In Oostenrijk wordt gezegd dat hij de wilde dieren en dan met name de berggeiten beschermt. Zelfs het vee van de mensen in de zomerweiden is onder zijn bescherming. In sagen uit Duitsland en Italië wordt verteld over boeren die een wildeman wisten te vangen door de holen waaruit hij dronk vol te schenken met wijn en hem zo dronken te voeren. Vervolgens moest hij zijn vrijheid kopen door hen zijn geheimen te openbaren. Zijn wijsheid bleek heel praktisch: hij wist hoe het weer zou worden, hoe de oogst zou gaan en welke kruiden konden helpen bij genezing. Ook in Hessen en in Tirol wisten ze dat de wildeman een weerprofeet is. Met mooi weer staart hij somber voor zich uit en klappertandend probeert hij zich warm te houden door zijn benen en armen over elkaar te slaan. Bij slecht weer schaterlacht hij en laat de regenvlagen hard neerkomen op zijn onbeschermde lichaam. Hij klimt in de bomen en schudt met de takken terwijl er boven zijn hoofd een storm woedt. Ook al lijkt dit het gedrag van een waanzinnige, toch blijkt telkens dat de wildeman al van tevoren weet dat er een koude- of een warmtefront aan zit te komen. In zijn geest was het weer al omgeslagen..

Jean Bourdichon 1505-1510

Verder werd de wildeman gezien als een bekwaam geneesheer door zijn diepe kennis van wilde kruiden. In het gedicht de ‘Faery Queen’ van Edmund Spencer (1590) wordt bijvoorbeeld verteld over een wildeman die geneest met behulp van kruiden. Dit geloof werd tot in de achttiende eeuw gebruikt om volksgeneesmiddelen op markten te verkopen. De kwakzalver nam dan een wildeman mee of vermomde zichzelf als wildeman om het publiek te overtuigen van de geneeskracht van zijn zalfjes en poedertjes. (11)
Deze kant van de wildeman is vooral te danken aan zijn ‘bushcraft’. Hij weet te overleven in de wilde, onherbergzame natuur, waar beschaafde lieden allang uitgehongerd of opgegeten zouden zijn. Aan het einde van de middeleeuwen leidden dit soort eigenschappen zelfs tot een idealisering van de wildeman en vrouw. Zij werden in die tijd vaak bewonderd als nobele wilden die nog leefden als in het legendarische ‘gouden tijdperk’. (12)

De wildeman als heer der dieren

Meester van het monogram ES 1450-1467

In enkele gevallen blijkt de kracht en kunde van een wildeman zo groot dat hij de meester van alle dieren en de heer en beschermer van het woud genoemd wordt. Dat meesterschap wordt al enigszins duidelijk in afbeeldingen waar de wildeman een mannetjeshert of een eenhoorn als rijdier heeft. De monnik Caesarius van Heisterbach (13e eeuw n.o.j.) vertelt over een ontmoeting in het woud waarbij een man tot zijn afgrijzen ziet hoe een wildeman groeit en groeit tot hij zo groot wordt dat hij boven het woud uit torent.
In een aantal Duitse epen wordt de wildeman ‘heer der dieren’ genoemd en in een Deens gedicht ‘Svend Vonved’ ontmoet de held een reus van een wildeman die wel heel letterlijk de heer der dieren is: hij had een wild zwijn op zijn schouders, een zwarte beer lag te snurken op zijn borst en eekhoorns en wezels dartelden rondom zijn vingers. (12)
Het idee komt in volle glorie tot uitdrukking in de roman ‘Yvain’ van Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw n.o.j.). De ridder Calogrenant vertelt hier over een ontmoeting in het woud Brocéliande: op een open plek in het woud zit er op een boomstomp een enorm grote, lelijke kerel. Hij is helemaal zwart, hij heeft de tanden van een zwijn, de oren van een olifant en hij heeft een bochel op zijn rug. Als kleren draagt hij huiden. Omdat hij daar zwijgend blijft zitten twijfelt Calogrenant even of het wel een mens is, maar dan staat hij op. Terwijl hij op zijn knots leunt vertelt de wildeman dat hij meester is van de wilde dieren. Vanwege zijn kracht gehoorzamen dezen hem en buigen voor hem. De kerel blijkt vriendelijk en geeft aan de ridder aanwijzingen waar hij een avontuur kan beleven. Dit blijkt een mysterieuze plek te zijn in het woud met een prachtige, immergroene boom, een bron en een steen met magische eigenschappen. Daar vecht hij met de bewaker van de bron en wint van deze zwarte ridder. Door deze overwinning is hij het waard om met de gravin van het naburige land te trouwen. We merken hier wel dat Chrétien in zijn beschrijving van het uiterlijk van de wildeman schromelijk overdrijft om het contrast tussen de lompe pummel en de hoofse ridder zo sterk mogelijk te maken. In de versie van het verhaal uit de Mabinogion (Welshe verhalenbundel uit de veertiende-eeuw) is de beschrijving van de wildeman een stuk bescheidener. Hij is groot, ruw en zwart en heeft een ijzeren knots, maar in zijn lelijkheid is hij niet potsierlijk. Wel heeft hij maar één voet en één oog. Hij slaat een groot hert met zijn knots die daarop hard loeit en alle dieren van het woud (leeuwen, slangen, herten etc.) komen naar de kerel toe om voor hem te buigen. (13)

Als wildemannen mensen zijn die nog rechtstreeks hun energie kunnen putten uit de wilde natuur – maar daarom ook nog grenzeloos zijn – dan is de  heer der dieren en bewaker van het woud de geest van de wilde natuur zelf. Hij is te zien als de ‘genius loci’, de geest van het woud die zijn woonplaats heeft in het sacrale middelpunt van dat woud. Hij is daarmee de ultieme wildeman.

De inwijding van de wildeman

In dit avontuur zit ook een inwijdingsaspect. De jonge ridder zoekt een avontuur om zijn mannelijkheid en volwassenheid mee te bewijzen. De wildeman als heer der dieren wijst hem de weg naar de heilige centrale plek in het woud. Daar vindt hij zijn bron en leert hij omgaan met zijn ‘dierlijke’ krachten. Daar moet de ridder ook vechten met een zwarte ridder. Als hij dit gevecht wint zou je kunnen zeggen dat hij bewezen heeft dat hij zijn lagere impulsen de baas is. Hij kan nu terug naar zijn gemeenschap om zelf een leider te worden en om de liefde te vinden.
Veel van deze elementen vinden we ook terug in het sprookje ‘IJzerhans’ uit de bundel van de gebroeders Grimm. In dit sprookje wordt een jonge prins meegevoerd naar een woud door de  wildeman ‘IJzerhans’. Hij moet daar een bron bewaken, maar als hij uit nieuwsgierigheid de bron aanraakt worden zijn haar (en vinger) van goud. Met behulp van een geheimzinnig leger dat de wildeman heeft opgeroepen verslaat de jonge prins de vijanden van de koning en mag hij zijn dochter trouwen. IJzerhans blijkt een machtige koning te zijn die betoverd was. (14)
Een andere aanwijzing dat de wildeman een rol speelt bij inwijdingen zijn een aantal afbeeldingen uit de zestiende eeuw van het Schembartlaufen (een optocht met Vastenavond) in Duitsland. Hier zien we een wildeman met een grijze baard en een groene krans op zijn hoofd die een jongen aan zijn boom heeft vast gebonden en daarmee weg loopt. Schembart betekent de schim of geest met de baard. Je zou dit tafereel kunnen zien als een scène uit een inwijding van een jongen die door de wildeman meegevoerd wordt naar het woud. Helaas wordt er geen verdere uitleg gegeven bij de afbeelding.

Merlijn en de wildeman 

De connectie van Merlijn en de wildeman is zeer opmerkelijk. We kwamen Merlijn al tegen als een waanzinnige die het woud introk en zich gedroeg als een wildeman. In datzelfde verhaal komt ook een episode voor waarin hij een kudde herten aanvoert en zelf voorop rijdt op het grootste mannetjeshert. In de Roman d’Artus wordt gezegd dat Merlijn de ‘heer der dieren’ zelf is! De grote zwarte man die Calogrenant ontmoette was eigenlijk de tovenaar Merlijn in vermomming. Dit verband tussen Merlijn en de wildeman is niet vreemd als je weet dat hij de zoon is van een wildeman. Volgens de ‘Lestoire de Merlin’ was zijn moeder ooit als jonge maagd verdwaald in het woud Brocéliande. Daar viel zij in slaap en werd vervolgens verkracht door een wildeman. Toen hieruit Merlijn werd geboren bleek hij van top tot teen met haar bedekt!
Later in dit verhaal heeft de koning van het land vreemde dromen. Merlijn verandert zichzelf in een mannetjeshert en profeteert voor de koning dat alleen een wildeman (l’homme salvage) de dromen van de koning kan uitleggen. Vervolgens verandert hij zichzelf in die wildeman, maar laat zich door niemand vangen. Uiteindelijk lukt het de maagd Grisandole door hem met eten te verleiden. Waar de mannelijke kracht faalt om de wildeman te vangen, daar lukt het een jonge vrouw wel door middel van haar slimheid, schoonheid en maagdelijkheid! In de persoon Merlijn komen de wispelturigheid en profetische kracht van de wildeman samen met de wijsheid en magie van de tovenaar. (15)

De wildeman en de liefde voor een vrouw

De ontvoering van de jonkvrouw

Het thema van de wildeman die zich laat vangen door een vrouw komen we vaker tegen. In middeleeuwse houten of ivoren doosjes met snijwerk bestemd voor hoofse jongedames wordt het verhaal verteld van een wildeman die een dame ontvoerd en gered wordt door een ridder. In een variant op dit thema wordt die ridder ondanks zijn hulp afgewezen ten faveure van een jongere ridder. Als zij dan opnieuw in gevaar komt (door woeste beren) dan komt hij niet meer te hulp en wordt zij zonder pardon verscheurd en opgegeten. Aan het einde van de middeleeuwen komt het voor dat de wildeman het gevecht juist wint! Maar vervolgens ‘verliest’ hij van de dame. Zij brengt hem geketend naar haar kasteel en onder haar invloed wordt hij tam en onderdanig. Eigenlijk is hij hierdoor geen echte wildeman meer.

Dürer – Wapenschild van de dood 1503

Je kan deze afbeeldingen interpreteren als een strijd tussen de hoofse liefde en de meer wilde, sensuele liefde. De ridder en zijn jonkvrouw horen de voorkeur te geven aan de hoofse liefde, maar in de late middeleeuwen wordt hoofse liefde telkens meer als een streng keurslijf gezien. Nu mag de sensuele liefde winnen en de minnaar mag ‘wild’ worden als hij zich maar wel door zijn geliefde laat temmen! In een Middelnederlands gedicht ‘Van der wilden man’ uit de veertiende eeuw vinden we dit sentiment terug: een maagd sleept een wildeman aan een ketting uit het woud. Zij heeft hem gevangen en meent dat ze hem kan temmen. De wildeman zingt: ‘Ic was wilt, ik ben ghevaen (gevangen) ende bracht in mintliken bande (gebracht in banden van  liefde), dat heeft ene maghet ghedaen’. Wat een leger met kracht niet voor elkaar kon krijgen, lukt een schone vrouw wel door middel van haar liefde. (16)

Rituelen van de wildeman

Pieter Brueghel 1566

Aan het einde van de zestiende eeuw verdwijnt de wildeman uit de elitecultuur, maar hij blijft voortbestaan in de volksrituelen. Daar komen we ook weer de verleiding van de wildeman door een aantrekkelijke vrouw tegen. Zo zien we in een gravure van Brueghel uit 1566 hoe een wildeman verleid wordt door een vrouw die hem een ring aanbiedt. Met die ring biedt zij hem de liefde en het huwelijk aan, maar het blijkt een list om hem in de val te lokken en te doden. Een ‘koning’ en een boogschutter staan klaar om hem te veroordelen en te doden. De afbeelding laat een toneelstukje zien dat van deur tot deur werd opgevoerd om wat geld op te halen o.a. met carnaval.
Dit ritueel van de wildemannenjacht werd ook in het voorjaar gedaan in Saksen, Thüringen en het Alpengebied. In het ritueel ging een man – verkleed als wildeman – chaos en rumoer veroorzaken in het dorp. Vervolgens werd hij opgejaagd en gevangen. Dit laatste meestal doordat een vrouw hem had verleid. Uiteindelijk werd hij zogenaamd gedood, door hem in de dorpsvijver te gooien of door hem met een zwaard te steken in een listig verborgen zakje met bloed. Vaak kwam hij – met behulp van een wonderdokter – weer tot leven. In latere versies van dit ritueel bleef er weinig meer van over dan een processie met wildemannen door het dorp. (17)

Ook in deze rituelen zien we de haat-liefde verhouding van de mens met de wilde natuur terug: op het liminale moment van een seizoenswisseling overschrijdt een wildeman de grens tussen de wilde natuur en de geordende mensengemeenschap. De chaos die hij veroorzaakt zorgt voor het nieuwe leven dat noodzakelijk is voor deze overgang. Zonder een energetische impuls uit de woeste natuur zou de samenleving atrofiëren. De wildeman zoekt de liefde van een vrouw, maar is deze in zijn wilde hoedanigheid niet waardig. Zij leidt hem af en hij wordt gedood. Voor de gemeenschap is zijn taak volbracht en de orde kan worden hersteld. De wildeman kan echter nooit helemaal dood gaan, hij komt weer tot leven en trekt zich opnieuw terug in zijn natuurlijke ‘habitat’, het woud.

Conclusie

Meester van de Speelkaarten – Koning van de wildemannen 1440

De wildeman oefent een grote aantrekkingskracht èn afstotingskracht op ons uit. We vrezen en minachten de ongetemde kracht, de grenzeloze vitaliteit die leidt tot wetteloos en destructief gedrag, maar we worden er ook door verleid. We willen ons er ook aan overgeven, zwelgen in die bandeloosheid. De wildemannen zijn onnozel en puur als kinderen. Doordat ze op kunnen gaan in hun activiteit kunnen ze zich er grenzeloos aan overgeven. Ze horen daarom bij een stadium dat de beschaafde mens heeft verlaten. De mens heeft door zijn beschaving geleerd om afstand tot de dingen te bewaren en kan ze op die wijze beheersen. Hij heeft geleerd om nauw met elkaar samen te werken, waardoor ieder zijn specialisme tot in perfectie kan beheersen. Dit maakt hem afhankelijk van de gemeenschap, waardoor hij wel gedwongen is om beperkende gedragsregels in acht te nemen. Dit kan echter ook tot een benauwend keurslijf leiden, zoals bij de etiquette van de hoofse cultuur van de middeleeuwse adel.
De wildeman heeft voor een hele andere overlevingsstrategie gekozen: hij overleeft in de wildernis door er geheel en al onderdeel van uit te maken. Hij zit met zijn volle aandacht en al zijn zintuigen in de directe omgeving en in het huidige moment. Dit geeft hem de wijsheid van de onnozele. Hij is degene die de taal der dieren verstaat en van elk kruidje weet waar die goed voor is. Hij kan naar de lucht kijken en weet wat het weer zal worden en in het verlengde daarvan ruikt hij ook onraad en kan hij profeteren. Iets van die kwaliteiten hebben wij echter ook nodig in onze samenleving. Ook wij zullen de wildeman in onszelf moeten ontdekken.

Meester van het Amsterdamse kabinet – jonge wildeman of vrouw op een eenhoorn 1473-1477

Elke jongen die een man wil worden (en elk meisje die een vrouw wil worden) moet leren om zijn eigen kracht te vinden en die vervolgens te beheersen. Hij zal ook moeten leren om zelfstandig zijn eigen beslissingen te nemen. Deze werden tot dan toe nog voor hem genomen door de autoriteiten in de gemeenschap. Om te kunnen komen tot zelfstandigheid en om te leren te vertrouwen op zijn eigen intuïtie en ervaring moet hij de grenzen van het bekende overschrijden. Pas dan is hij het waard om te trouwen en kinderen te krijgen.
Als prins of ridder in het verhaal gaat hij op avontuur en steekt de grens over tussen de beschermde wereld van de beschaafde mensengemeenschap en de vreemde wereld van de wilde natuur. Hier heeft hij geen keuze dan te vertrouwen op zijn eigen oordeel. Eerst is hij daardoor zijn – morele – kompas kwijt, hij verdwaalt hopeloos in het grote, enge woud. Dit is een gevaarlijk moment: een naïeve jongeling zou overweldigd kunnen worden door zijn dierlijke kant, hij zou letterlijk waanzinnig kunnen worden. Wie zijn oerkracht niet onder controle heeft en ook niet gecontroleerd wordt door een andere autoriteit (vrouw, familie, koning, rechter) die kan een wildeman worden. Deze wildeman is echter niet nobel. Hij kent zijn grenzen niet. Hij zou kunnen bevruchten, maar net zo makkelijk vernielen. Doordat zijn krachten met hem op de loop gaan is hij onbetrouwbaar geworden. Zolang hij zich niet menselijk kan gedragen is hij verbannen uit de beschaafde wereld. Hij is gereduceerd tot zijn dierlijke staat. Hij is een inferieur, lachwekkend wezen geworden.

Hans Guldenmond (German, Nuremberg, 1490–1560)

Maar hij kan ook in het woud zijn inwijder ontmoeten. Hij kan er – na vele ontberingen – de ‘heer der dieren’ tegenkomen. Dit is de wildeman die zijn dierlijke instincten onder controle heeft. Deze koning van het woud heeft geleerd om het ‘dier’ in hem te temmen doordat hij de heilige plek in het centrum heeft gevonden. Het teken hiervan is zijn knots of ontwortelde boom. Deze staat voor de rauwe energie die rechtstreeks van de bron komt en die hij nu zelf kan hanteren. Zonder centrum zou deze energie grenzeloos en impulsief zijn, maar nu gebruikt hij deze om te beschermen, te bevruchten en om rechtvaardig te heersen. De wijze wilde man wijst de jonge ridder naar de heilige plek in het woud. Daar kan hij leren hoe hij om moet gaan met zijn bron van energie en met zijn verbinding met het hogere en lagere. Vanuit deze plek kan hij leren om zijn intuïtie te gebruiken en in te tunen op zijn natuurlijke omgeving. Hij zal de zwarte ridder van zijn lagere impulsen leren verslaan en als hij terugkeert naar de maatschappij kan hij met zijn gewonnen wijsheid een vrouw naar zijn hart vinden om te huwen en een ware leider worden in zijn gemeenschap.

Abe van der Veen

1 Bernheimer, Richard – Wild men in the middle ages 1970 1-2
De waanzinnige ridders die als wildeman het woud in vluchten, kunnen ook zwart worden als teken van hun wildheid. Dit overkomt Iwein, Wolfdietrich en een wildevrouw in ‘Wigalois’. Bernheimer 15 en noot 34
Bij de meester van de speelkaarten (eerste helft vijftiende eeuw) zijn er harige èn bladerige wildemannen en vrouwen. We zien ook wildemannen bekleed met een groene, mossige vacht in de afbeeldingen van het Schembartlaufen. Ook bij Bernheimer en in Oberstdorf zien we wildemannen met korstmos en hooi. Verder is hij in de afbeelding van Brueghel en in die van de ‘bal des ardents’ in het groen.
2 In het eerste tablet van het Gilgames-epos wordt over Enkidu gezegd: ‘Hij is geboren uit de stilte van de nacht met de samengebalde kracht van Ninoerta, hij is behaard over zijn hele lijf, het haar op zijn hoofd is langs als van een vrouw, hij kent niemand, mijdt de bewoonde wereld, met de gazellen eet hij gras, met de wilde dieren doet hij zich tegoed aan het water.’ Dit alles geeft hem een opmerkelijke gelijkenis met de middeleeuwse wildeman. Het Gilgames-epos 2005 48
Ook Hercules/Heracles heeft een woeste baard en een knots als wapen. Hij heeft een enorme kracht die hij helaas niet altijd in bedwang kan houden. Tijdens een periode van waanzin vermoord hij zijn eigen vrouw en kinderen. Als boetedoening moet hij twaalf – bijna onmogelijke – taken uitvoeren en daarbij verslaat hij vele monsterlijke dieren. Dezen worden geassocieerd met de tekens van de dierenriem.  Je zou hem daarom met recht en reden de titel heer der dieren kunnen geven.
3 Bernheimer 10-11
4 Bernheimer 20, 42, 43
Ook de Franse ‘ogre’ en de Italiaanse ‘orco’ in de Pentamerone komen van Orcus.
Er bestaat ook het thema van de jacht op de wildevrouw door een wilde jager genaamd Orkise (Orcus), waarbij meestal Dietrich van Bern haar redt. Bernheimer 130
In de Bijbel wordt gesproken van een ‘Pilosus’, een harige man. Jesaja 13:21 meestal wordt dit vertaald als een veldgeest of een satyr, maar het zou ook kunnen slaan op een wildeman.
5 Bernheimer 5, 6, 11
6 Bernheimer 12, 15
Een ander voorbeeld vinden we in de Franse ridderroman ‘Oursson en Valentine’. Daar wordt de held Orson opgevoed door een wilde beer in de wildernis, hij leeft daar als een wildeman. Als hij gevonden wordt is hij stom, maar het lukt hem om te praten nadat er een ader onder zijn tong open wordt gesneden. Nadat hij ook nog het christendom aanneemt kan hij een volkomen normaal mens worden. Bernheimer 18
7 Bernheimer 37
https://de.wikipedia.org/wiki/Rauhe_Else
Matthews, Caitlin – King Arthur and the goddess of the land 73 e.v.
8 Bernheimer 14
Stewart, R.J. – Merlin. The prophetic vision and the mystic life 246 e.v.
Merlijn heeft voorgangers in Ierland in de figuren van Suibhne en Lailoken.
9 Een ander voorbeeld van een harige heilige is sint Onuphrius.
https://en.wikipedia.org/wiki/John_Chrysostom
Bernheimer 17
10 https://en.wikipedia.org/wiki/Mary_of_Egypt
11 Bernheimer 24, 25, 51
Al in de dertiende eeuw zegt een Franse dichter: de wildeman lacht niet als het regent. Dit doet hij omdat hij weet welk weer er daarna zal komen.
12 Dit begon al in de oudheid met het idee van een gouden eeuw waarin de primitieve mens een nobel en eenvoudig, zuiver leven leidde. Hij is dan ethisch superieur aan de decadentie en achterbaksheid van de zogenaamde beschaving.  Pas met de traktaten van de Duitser Hans Sachs in de zestiende eeuw komt dit thema weer terug. Bij hem zijn de wildemannen niet uit een ver verleden, maar van zijn eigen tijd in de meest nabije wildernis. Het gaat hier om mensen die de wildernis in zijn gevlucht en zo weer een leven kunnen leiden als in de tijd van vòòr de Zondeval. De wildeman en wildevrouw leven bij hem als geliefden gelukkig en eenvoudig in het wilde woud en vormen daar een gezin. Bernheimer 103, 114
12 Bernheimer 27
www.gutenberg.org/files/2430/2430-h/2430-h.htm
Husband, Timothy – The wild man. Medieval myth and symbolism 1980 2
13 In een sage uit Vorarlberg waarschuwt een wildeman voor het kappen van een bepaalde boom, want zijn levensessentie is verstopt in deze boom. Zonder de boom gaat hij dood. Dit zou kunnen gaan om de kosmische boom in de heilige plek in het woud waar de wildeman een vitale connectie mee heeft. Bernheimer 24
Hij is ook heer der dieren in het Duitse epos Dietrichs Drachenkaempfe en in een interpolatie van het epos Orendel. Bernheimer 31
Chrétien de Troyes – Arthurian Romances (Yvain) 1978 183-185
The Mabinogion (vert. Gwyn Jones) 1993 132
Bernheimer 28
14 Het sprookje van IJzerhans is vooral bekend geworden door het boek ‘De Wildeman’ van Robert Bly. In dit boek gebruikt de auteur het sprookje om aan te geven hoe moderne mannen geen inwijding tot volwassenheid hebben gekregen en daarom vaak geen band hebben met hun mannelijkheid. Dit heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van vele mannengroepen. In Nederland is Ton van der Kroon met zijn boek ‘De terugkeer van de koning’ een adept hiervan. Wie meer over de diepere betekenis van dit sprookje wil weten verwijs ik naar deze twee boeken.
15 In de versie van Robert de Boron is de vader van Merlijn een incubus die zijn maagdelijke moeder verkrachtte in de nacht, maar aangezien een incubus gelijkenissen vertoont met de faun en satyr is het niet vreemd dat dit in een latere versie een wildeman werd.
In Brocéliande zouden wilde mannen wonen volgens Wace en volgens Walter van Metz (dertiende eeuw n.o.j.) hadden dezen een hoorn op het hoofd en een staart.

Bij het Schembartlaufen in Neurenberg (gehouden tussen 1449 en 1539) werd veel lawaai gemaakt o.a. met bellen die aan het pak waren genaaid. Er werd gegooid, geduwd, gekrabd door de wildemannen en andere met maskers vermomden. De wildemannen waren meestal verantwoordelijk voor het grootste lawaai en geweld. Zij werden vergezeld door gemaskerden die duivels, ooievaar, geit of varken moesten voorstellen. Er werd met vuurwerk geschoten dat uit bundels met groene takken kwam. Bernheimer 60-62
www.jstor.org/stable/pdf/456828.pdf
Bernheimer 99, 142
16 Bernheimer 125, 137, 140
www.dbnl.org/tekst/_vad004vade02_01/_vad004vade02_01_0013.php
17 In Basel in 1435 was er een wildemannenspel ter gelegenheid van een kerkconcilie waar ‘uomini selvatici’ met half rood, half groen haar elkaar zogenaamd het hoofd insloegen en dan als dood neervielen, maar weer herleefden en verder dansten. Bernheimer 70
Ook in Engeland en Italië zijn er al maskerades van wildemannen (wodewoses) vanaf het midden van de veertiende eeuw. In de zestiende eeuw worden tijdens kerst aan het hof van Engeland schijngevechten gehouden van ridders tegen wildemannen gekleed in mos. Bernheimer 71
Deze rituelen gaan soms ook gepaard met een spotbruiloft van de wildeman met een lelijke vrouw (meestal een man in travestie). In de Folgareit in de Alpen werd de wildeman getrouwd met brave Berta (oftewel de godin en leider van de wilde jacht Percht).
In de Inn vallei werd er een bruiloft gehouden van de wildeman en wildevrouw als er met carnaval geen echte bruiloft was. Het stel werd – samen met hun kind – gevangen in het woud en in optocht door het dorp geleid. Er gingen ook een nar, een heks en andere gemaskerden mee in de optocht.
In Duitsland in Swaben en Beieren is er de Pfingstl, ook wel de Pinksterlummel genoemd. Hij wordt met Pinksteren gekleed in bloemen en bladeren van els en hazel. Hij krijgt een hoge punthoed op met alleen gaten voor zijn ogen of anders een kunsthoofd. In een processie gaat deze figuur door het dorp begeleid door jongens met getrokken zwaarden. Eerst wordt de Pfingstl nat gespetterd, dan wordt hij de rivier in geduwd waar de jongens doen alsof zij zijn hoofd afhakken en hem offeren. Hierbij verliest hij zijn kunsthoofd of hoed. Dan lopen er ook nog een zwarte man en een wilde man mee. Deze laatste heet dokter IJzerbaard. In één versie van het ritueel laat deze ‘dokter’ de Pfingstl herleven door hem ader te laten.
In Saksen met Pinksteren werd er een ceremonie gedaan genaamd ‘de Wildeman het bos uit jagen’. Hier wordt een jongeman in blad en mos gehuld. Deze is de zogenaamde Wildeman die uit het bos wordt gejaagd en vervolgens neergeschoten. Een ‘dokter’ doet een aderlating waarbij nepbloed op de grond stroomt en de jongen herleeft.
In een tekst uit de zestiende eeuw uit Zurich wordt er gesproken over een gemaskerde bruid en bruidegom die meeliepen in de carnavalsoptocht. Aan het einde van het feest werden ze in de fontein gegooid. Hun kleding zou mogelijk uit mos en groene takken bestaan.
Bernheimer 52, 173, 174
Husband 157
Frazer, James – The golden bough 297-300

Andere interessante weetjes over de wildeman en vrouw:

– De Faengge of Fankke uit Tirol is borstelig met een grimas van oor tot oor, zwart haar vermengd met korstmos en borsten die zo lang zijn dat ze die over haar schouders kan werpen. Zij eet mensenkinderen.
Maar er zijn ook kleinere holz- und mossweibchen en ‘dames vertes’. De wildevrouw kan zich mooi doen lijken als ze een man tegenkomt die ze wil verleiden. Ze is vaak een soort van wellustige heks.
– Al in de tiende eeuw wordt in een Oostenrijkse tekst geschreven over de holzmoia/holzwib of wildaz wip. Zij is de lamia oftewel een soort heks. B 33-35
– Aan de wildevrouw werd op een aantal plaatsen in Duitsland iets kleins geofferd, wat lijnzaad of vlas. Dit was waarschijnlijk om wat terug te doen voor de geslaagde oogst. Ze heetten dan de Holzwfraulein of het Holzweib. Bernheimer 50
– In Zwitserland als het vee terug gaat naar de lager gelegen weiden is dit een dag ter ere van de wildeman die de hele zomer de dieren heeft beschermd. Deze Tschaemmeler waren mannen verkleedt met korstmos en twijgen. Vaak dansen ze en doen een schijngevecht met knotsen.
– Vaak is de wildeman synoniem met de ‘wilde beer’ beide keren is het een gemaskerde en in bont gehulde man. Ook komt het tot een nep-trouwerij tussen de wildeman en de ‘vrouw’, waarna hij toch daarna dood wordt geschoten.
In de negende eeuw protesteert Hincmar van Reims al tegen dit soort rituelen, hij heeft het echter over een beer, niet over een wildeman. Het is echter duidelijk dat het spel met de beer en het spel met de wildeman inwisselbaar is. Bernheimer 53-55
– De Romeinen hadden een gewoonte om op 14 maart een man gekleed in bont door de stad te leiden en vervolgens er weer uit te jagen. Dit heette de Mamuralia. Deze man was Mamurius Veturius, de oude Mars. Je kan dit zien als de verbanning van het oude jaar/oude seizoen. De veertiende maart is ook het festival van Anna Perenna, zij staat voor het oude jaar en heeft Mars ooit bedot, zodat hij met haar – de oude vrouw – vrijen ging in plaats van met Minerva, de mooie, jonge Godin. Ook de Wildeman wordt in gebruiken in Centraal Europa vaak gekoppeld aan een lelijke, oude vrouw. Bernheimer 80, 81
– De ‘bal des ardents’: Karel VI had al in 1389 zich een keer vermomd als wildeman en deed het opnieuw in een charivari van 1393 toen een hofdame ging hertrouwen. Hij en een aantal notabelen gingen een wildemannendans houden. Zij hadden een nauwsluitend pak aan en smeerden dit in met pek en bestrooiden het met veren, en hennep- en vlasvezels, als een soort van harige vacht. Ze waren aan elkaar vast geketend en dansten wild rondom het gezelschap. De graaf van Orleans wilde weten wie er achter het masker zat en hield een fakkel te dichtbij. Het pak vatte vlam en vier van de zes wildemannen verbranden levend. De koning overleefde het, doordat een van de vrouwen haar mantel om hem heen sloeg. Hij werd na deze dramatische gebeurtenis helaas wel waanzinnig. Ondanks deze ramp, moeten deze dansen – getuige een vijftiende-eeuws wandtapijt – ook daarna in hoofse kringen nog populair zijn geweest.

Le bal des ardents uit het handschrift van Froissart 1470

Interessante links:

https://de.wikipedia.org/wiki/Flachsland-Teppich
https://blogs.bl.uk/digitisedmanuscripts/2016/09/a-field-guide-to-wodewoses.html?utm_source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=Feed%3A+digitisedmanuscripts+%28Medieval+Manuscripts%29
https://www.researchgate.net/publication/270745847_From_page_to_print_The_transformation_of_the_wild_woman_in_early_modern_Northern_engravings#pf9
http://www.symbolforschung.ch/wilde_leute.html
https://www.dbnl.org/tekst/kalf003gesc02_01/kalf003gesc02_01_0001.php#1
http://www.verren.at/wildleute
https://en.wikipedia.org/wiki/Georgic_and_Merlin In dit Bretonse sprookje wordt de wildeman ook Merlijn genoemd.
https://de.wikipedia.org/wiki/Waldgeist
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kukeri

En nog een paar mooie wildemannenafbeeldingen:

Pontus en Sidonia bruiloftsdans van de wildemannen (Duitsland1475)

Kroniek uit Neurenberg – De ten hemelopname van Maria Magdalena 1493

Albrecht Dürer – Wildemannen als wapenschildhouders 1499

Israhel van Meckenem – Twee joustende wildemannen in groene gewaden ca. 1480

Wildemannen bij het voorportaal van de kathedraal van Valladolid (Spanje vijftiende eeuw)

Tapijt met wildemannen en fantasiewezens (Zwitserland 1430-1470)

Wildeman als waterspuwer – Kathedraal van Moulins

Sint Onuphrius

 

 

 

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/feed/ 2
Kerstkabouters uit Scandinavië: tomte, nisse en gardvord https://www.abedeverteller.nl/kerstkabouters-uit-scandinavie-tomte-nisse-en-gardvord/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=kerstkabouters-uit-scandinavie-tomte-nisse-en-gardvord https://www.abedeverteller.nl/kerstkabouters-uit-scandinavie-tomte-nisse-en-gardvord/#comments Wed, 16 Dec 2020 21:51:32 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=7751 Zoals...

The post Kerstkabouters uit Scandinavië: tomte, nisse en gardvord first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Theodor Kittelsen

Zoals wij in Nederland Sinterklaas hebben en in Amerika de Kerstman, zo hebben de Scandinavische landen de kerstkabouter als brenger van de cadeaus in de midwintertijd! In het Noors heet hij ‘julenisse’ en in het Zweeds ‘jultomte’. Dit kun je vertalen als kerstkabouter. In Finland hebben ze de ‘joulupukki’, oftewel de kerstbok. Hieronder ga ik deze figuren aan jullie introduceren en verklaren hoe zij gekoppeld zijn geraakt aan de kersttijd.

Naam en geschiedenis van tomte en nisse

Wat wij in Nederland een kabouter zouden noemen wordt in Scandinavië een ‘nisse’ of ‘tomte’ genoemd. Hij heeft meestal het voor ons bekende uiterlijk van een klein, oud mannetje met een lange, witte baard en een conische rode hoed, maar hij is iets groter, meer de lengte van een dwerg (60-90 cm).

Theodor Kittelsen 1887

Verder wordt hij beschreven als lelijk, met een dikke onderlip, grijze kleding, schitterende ogen en maar vier vingers aan elke hand. Het woord ‘nisse’ wordt rond 1600 voor het eerst genoemd en zou geliefde, kleine verwant betekenen. Een bijnaam van de nisse is Niels, wat – opmerkelijk genoeg – ook een naam is voor sint Nicolaas in Scandinavië. De tomte wordt al genoemd in een citaat van sint Birgitta uit de veertiende eeuw waarin ze waarschuwt tegen ‘tompta gudi’ oftewel tomte-goden. Tomte betekent man van de hoeve of nog specifieker: van de samengepakte grond onder de boerenhoeve. De namen ‘nisse’ en ‘tomte’ hebben geleidelijk aan andere benamingen voor soortgelijke wezens overgenomen. Alleen lokaal komen we soms nog de gardvord (tuinbewaker), de haugbonde (bewoner van de grafheuvel) en de tunkall (tuinkerel) tegen. Dit zijn allemaal solitaire wezens. (1)

Het werk van de nisse

De nisse houdt een oogje in het zeil over alle werkzaamheden op een boerenhoeve. Als dit allemaal zorgvuldig en ijverig gedaan wordt, dan zal de nisse geluk en zegen brengen. Hij helpt soms zelfs mee en draagt balen hooi naar de schuur of verzorgt de paarden. Echter bij slordigheid, luiheid, vloeken, of mishandelen van de dieren kan zijn humeur omslaan: hij breekt dan dingen of gooit ze omver, hij bindt de staarten van de koeien aan elkaar vast of slaat de melkmeid. Hij kan je zelfs bijten! Een dergelijke beet is giftig en je zult er niet van herstellen. De nisse is niet te onderschatten, hij is oersterk en kan je in de lucht gooien tot boven het dak en je dan weer opvangen! Ook kan hij de voorraadschuur (stabbur) op zijn rug tillen. (2)

De nisse als eerste bewoner

Olaus Magnus 1555

Van de nisse (en de tomte) werd gezegd dat het de ziel was van de eerste bewoner van de hoeve die het land rondom ontgonnen had. Deze ziel kon geen rust vinden en bleef op het erf rondspoken. Toch was het geen slecht spook. Bij de oudere benamingen ‘gardvord’, ‘tunkall’ en ‘haugkall’ of ‘haugbonde’ is de associatie met de oudste bewoner nog sterker. Haugkall betekent man van de grafheuvel. Als er een grafheuvel op het erf van de boerderij lag dan woonde de nisse daar. De grafheuvel is natuurlijk ook de plaats waarin de vroegste bewoners werden begraven. Dit wezen kon ook in de grootste boom op het erf (vårdträd) wonen of in het voorraadhuisje (bu of stabbur).
Omdat dit allemaal riekte naar heidense voorouderverering werd de nisse door de kerk als een demon gezien. Boeren die een nisse op het erf hadden werden ervan beschuldigd dat hun rijkdom oneerlijk verkregen was. Het mannetje zou hooi en graan stelen van de buren en naar zijn eigen hoeve toe slepen. De boter op de pap die hij kreeg zou hij bewaren om er de zielen mee te braden van degenen voor wie hij had gewerkt.. (3)

De Gardvord

De voorloper van de tomte en nisse is de ‘gardvord’ of de ‘tunkall’ en in sommige plaatsen bleef men deze oude benamingen gebruiken. Deze gardvord bracht vruchtbaarheid en geluk aan de boerderij. Hij beschermde de boerenhoeve, zijn vee en zijn bewoners. In sommige verhalen beschermde hij de boer zelfs door trollen te verjagen. Hij is mogelijk de ‘rudkall’ oftewel de man die als eerste het land heeft gecultiveerd en de boerderij heeft gebouwd. Dit ‘spook’ werd niet gevreesd, maar geëerd. Hij kon zichzelf heel klein maken, maar meestal was hij juist groot, zo groot dat hij met zijn ellebogen op het dak kon leunen. Hij kon zich ook in de vorm van een dier veranderen. (4)

De vårdträd; beschermende geest van de boom

vårdträd voor een huis in Lillån, Närke

De gardvord woonde vaak in de centrale boom op de hof. Die boom wordt in Zweden de vårdträd genoemd en in Noorwegen de ‘tuntre’ (hofboom). Meestal was dit een linde, es, eik of beuk. Bij de ontginning van de grond en het bouwen van de boerenhoeve werd er meestal ook een boom op een centrale plek op het erf, nabij het woonhuis geplant. De zaailing van deze boom zou uit een heilige plaats in het woud komen. Bij het sterven van de stichter van de boerenhoeve kon het gebeuren dat zijn geest zich terugtrok in deze boom. De vårdträd werd daarom met groot respect behandeld. ‘Vård’ (in vårdträd) betekent waard of beschermer. Het is de geest van de stichter die in de vårdträd huist en de beschermer is geworden van de hoeve. Van deze gardvord wordt gezegd dat hij zal verdwijnen als de boom doodgaat. Daarmee lijkt hij op een dryade of boomgeest. (5)
Op feestdagen werd er bier of melk over de wortels van de boom gegoten als offer aan deze beschermende geest en met kerstavond werd er pap en haverkoekjes in de boom gezet als geschenk voor de gardvord. Zo hoopte de boer ziekte en ongeluk van mensen en vee te voorkomen. Niemand zou het wagen om een takje van de boom af te breken. De kans was namelijk groot dat de geest dan wraak zou nemen en dat je ziek werd. Er wordt zelfs beweerd dat de beroemde kosmische boom Yggdrasil, de vårdträd was voor de goden van de Asgaard. (6) Ook nu nog zal een grote boom naast je huis op bijna iedereen een merkbare, positieve invloed hebben.

De gardvord in het voorraadhuisje

Nog vaker woonde de gardvord in de ‘bu’ of ‘stabbur’ een speciaal huisje op het erf dat diende als voorraadschuur (ook voor opslag van de luxe artikelen en zondagse kleren) en gastenverblijf. Dit houten huisje is smal van onderen en wordt breder met vaak een omloop op de eerste verdieping. Hier op de eerste verdieping was er voor de gardvord een bed gemaakt, wat alleen hij mocht gebruiken. Hij is daarom te zien als een geëerde gast. Wie toch in zijn bed probeerde te slapen werd er – volgens de sage – onherroepelijk en niet zachtzinnig, door onzichtbare handen uitgeknikkerd. De gardvord kreeg – zoals gezegd – met kerstmis een bord pap met boter als geschenk voor zijn goede diensten. Dit wordt soms gezien als een offer aan de geest en als een overblijfsel van heidense voorouderverering. (7)

De gardvord verdreven

Houtsnede Hans Gerhard Sörensen

In latere sagen wordt de gardvord van het erf verbannen. Dit gebeurde omdat een dergelijk geloof niet meer paste bij de moderne bedrijfsvoering, of anders omdat het vermoeden bestond dat de geest een soort van duivel was. De priester dreef hem dan uit, zoals hij ook de duivel met zijn geestelijke kracht kon uitdrijven. Of anders jaagde de boer hem weg met zijn fysieke kracht:
In een verhaal uit Noorwegen was een sterke boer het zat dat zijn gasten uit het bed in de ‘bu’ werden gegooid en ging er op een nacht zelf in slapen. Ook de boer werd aangepakt, maar hij liet zich niet wegjagen. Hij stak zo wild om zich heen met zijn mes dat de gardvord zelf moest weg vluchten naar de stal. Ook daar werd hij weggejaagd en toen hij van het erf was gevlucht huilde de gardvord onbedaarlijk.
Of dit een slimme actie was van de boer is maar zeer de vraag want net als bij de nisse en de tomte neemt de gardvord het geluk van de boerderij met zich mee als hij vertrekt. De gardvord werd vanaf de negentiende eeuw telkens vaker nisse of tomte genoemd en veranderde daardoor in uiterlijk richting de ons bekende huiskabouter. (8)

Kerst met de nisse

Net als de gardvord eerder, wordt ook de nisse eens in het jaar beloond voor zijn diensten. Hij krijgt met kerstavond een groot bord met rijstepap, met daarbovenop een flinke klont boter. Een biertje erbij smaakt hem ook best. Dit zet je dan neer in de stal of schuur. Dit komt behoorlijk precies: in een Noors verhaal deed de boer de klont met boter onder de pap. De nisse meende dat hij geen boter had gekregen en werd zo kwaad dat hij de koe in de stal dood maakte. Toen hij er daarna achter kwam dat de boter verstopt zat had hij spijt en zocht net zo lang tot hij een identieke koe had gevonden om de dode koe te vervangen. In andere versies krijgt de nisse elke dag pap, maar op kerstdag een speciale kom zoete rijstepap. In een Zweeds verhaal wordt gezegd dat de tomte met kerst beloond werd met wat gesponnen draad, een snuifje tabak en één schep klei. De draad was wellicht om er kleren mee te maken en de schep klei zou kunnen refereren naar de grond onder het huis waar de tomte zelf van gemaakt is. (9)

De joelbok

Voor het midden van de negentiende eeuw kwam de joelbok – joel is een oud woord voor de kerst- of midwintertijd – met kerst de cadeaus brengen voor de kinderen in Scandinavië. Dit was een volwassene of jongere die zich had vermomd met een geitenvel, een masker gemaakt van leer of berkenhout en hoorns. Hij ging verkleed als bok van deur tot deur om te vragen of er ook stoute kinderen zijn. Hij kwam ook inspecteren of de voorbereidingen voor kerst goed waren gegaan. Hij wordt het eerst genoemd in het begin van de achttiende eeuw en is dan onderdeel van een Driekoningengezelschap. De joelbokken kwamen in Noorwegen ook langs zonder cadeaus, dit heette ‘julebukking’. Als zodanig verkleedde mensen gingen langs de boerderijen en kregen dan zoetigheid en/of sterke drank. De joelbok plaagde de mensen en maakte ze aan het lachen, kleine kinderen werden vaak bang van hem. Ook moest er geraden worden wie er achter het masker stak. (10)

De joelnisse

Kerst KabouterDe joelbok werd opgevolgd door de ‘julenisse’ of ‘jultomte’, vrij vertaald de kerstkabouter. In Denemarken gebeurde dit in ieder geval vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw en van daaruit verspreidde zich het gebruik naar Zweden en Noorwegen. De joelbok bleef wel meedoen en mocht hem nu dragen of de slee trekken. Met kerstavond komen deze wezens naar de verschillende boerenhoeves om daar – nu samen met de joelbok – de cadeaus te brengen. Ze kloppen op de deur en komen binnen met de cadeaus. In Finland heet de cadeaubrenger nog steeds de Joulupukki, oftewel de joelbok, maar hij heeft nu het uiterlijk van een Kerstman. De julnisse – tomte – of pukki leek in de negentiende eeuw nog het meest op een kerstkabouter, maar is geleidelijk onder Amerikaanse invloed telkens meer op de Kerstman gaan lijken. De joelbok hangt nu voornamelijk nog als versiering gemaakt van stro in de kerstboom. (11)

De genius loci

Het is voor ons zeer moeilijk voorstelbaar dat een mens zo verweven kan zijn met de plaats waar hij woont dat hij zelf na zijn dood een oogje in het zeil gaat houden. Ook de grote verering en ontzag voor de eerste voorouder, die nog aanwezig wordt geacht op een speciale plek op de boerenhoeve, is ons vreemd. Maar als je jaar in jaar uit op dezelfde plek woont, het werk doet van je vader en je voorvaderen, een werk dat volkomen verweven is met de grond en de gebouwen rondom je, dan is het niet meer dan logisch dat je verknocht raakt aan je grond en dat je overtuigd bent dat je beschermd wordt door een wezen dat groter is dan jezelf. Dit wezen is verweven met de plek, is de ziel van de plek. Het gaat hier om de sacrale dimensie van de ruimte, die dit keer niet in een kerk, of een plek in de natuur is, maar juist dichtbij, in je eigen leefruimte. Een speciaal plekje op je erf wordt ervoor ingeruimd (de voorraadschuur of de grote boom).
Op een speciale tijd in het jaar – met de joel/kerst – herdenk je deze geest van de plek door iets te offeren. Dit gebeurt juist met de midwintertijd omdat de tijd dan anders is. Het zijn de donkerste dagen van het jaar waarin de heilige nachten en dagen gewijd zijn. Er vindt een tijdelijke omkering plaats in ons bewustzijn, waardoor er een verschuiving plaats vindt van je aandacht van de alledaagse, naar de geestelijke wereld. Ook de ruimte wordt veranderd en geheiligd. De centrale kamer wordt versierd met groene takken, lichten en een eeuwig groene boom. We maken ons huis tot een sacrale ruimte. Dit is de juiste tijd en plaats om de ‘genius loci’, de beschermgeest van jouw huis en erf te ontmoeten.

Jenny Nyström – julnisse eind 19e eeuw

De gardvord – maar ook de tomte en nisse – houden ervan dat ze erkend worden. Zonder deze beschermgeest wordt de boerderij en het erf leger, het verliest zijn ziel. Sommige geesten zijn niet slecht, maar juist welkom! Ik voelde dan ook diep medelijden bij het verhaal van de verjaagde gardvord, die hartverscheurend moest huilen omdat hij zijn thuis was kwijtgeraakt.. Dit was vaak het einde van de goede, beschermende ziel in en rond de boerderij in Scandinavië. Het gebeurde ook dat het geloof in de gardvord (en daarmee zijn werk) overging in de – onschadelijker vorm – van de tomte of nisse. Wat kan er ten slotte demonisch zijn aan een (kerst)kabouter? Zo verloor hij echter wel veel van zijn oorspronkelijke zeggingskracht.

Conclusie

In deze donkere tijden waarin we veel binnen zitten en gekluisterd zijn aan huis en erf is het misschien goed om ons voor te stellen hoe de huiskabouter het bij ons heeft. Hoe gaat het met die ‘genius loci’, de sfeer, de geest van jouw plaats? Nu weet ik wel dat je waarschijnlijk niet meer woont op de plaats waar jouw verre voorouder zijn huis heeft gebouwd, maar elke grond is eeuwenoud en lang, lang geleden in gebruik genomen. Wat is de geest van jouw grond en hoe voelt hij of zij zich? Is er ruimte voor harmonie en vrede, is er ruimte voor vlijtige aandacht, is er ruimte voor verstilling en verdieping, waarin je vanuit je centrum alles uit jouw omgeving diep kan inademen en tot je nemen zonder weerstand en zonder wrevel? Als die geest onzichtbaar nog rondwaard, dan is kerst de tijd om die geest te eren, om je ermee te verbinden, een bord pap voor hem neer te zetten en om dan af te wachten of hij ook cadeaus komt brengen. Dit zal niet een zak met gadgets van ‘bol’ of ‘amazon’ zijn (die bestel je zelf), maar het zal het geschenk van de ‘christmas spirit’ zijn, een snuifje geluk en een hint van magie.
In een van de vele sagen rond de nisse ziet een rijke boer hoe dit wezen met moeite drie strootjes naar de voorraadschuur van het huis brengt. De boer lacht erom en wijst dit geschenk op een minachtende wijze af. Sindsdien verdween het geluk uit het huis van de boer. Had hij dit onaanzienlijke cadeau aangenomen dan zou er zegen op zijn huis hebben gerust. De voorraadschuren zouden vol zijn gebleven, maar nu sijpelde alle welvaart langzaam maar zeker weg. Geef dus eer aan je voorouders, eer de geest van de plek en geef eer aan de kerstkabouter!

Abe van der Veen

  1. https://sv.wikipedia.org/wiki/Tomte
    https://nn.wikipedia.org/wiki/Haugbonde
    https://en.wikipedia.org/wiki/Nisse_(folklore)
    Bringsvaerd, Tor Age – Phantoms and fairies from Norwegian folklore 95-102
    Raedisch, Linda – The old magic of Christmas 101-103
    Andere synoniemen en sterk verwante geesten uit Noorwegen en Zweden zijn de tomtegubbe, tufte, tuftekall, haugtuss en turvord.
    Hieraan dankt Niels Holgersson uit het beroemde verhaal van Selma Lägerloff zijn naam. Niels is een ondeugende jongen die voor straf zo klein als een kabouter wordt gemaakt.
  2. Bringsvaerd 95-102
  3. Bringsvaerd 95-102
  4. Bringsvaerd 89-94
  5. https://kvendel.wordpress.com/2018/06/21/midsommar-vardtrad-och-johannesort/
    https://en.wikipedia.org/wiki/V%C3%B6r%C3%B0r
    http://norwegianjournaloffriluftsliv.com/doc/192010.pdf
    Blöte-Obbes – Boom en struik in bos en veld p. 237
    De Zweedse botanicus Linnaeus is waarschijnlijk naar een linde vernoemd die diende als vårdträd. (Bomen en mensen p.266)
  6. Chadwick, H.M.  – The cult of Othin p.79
    https://woodwidewebstories.com/2019/05/17/sacred-garden-trees-of-norway-and-sweden/
  7. Raedisch 89-94
    Ik heb deze voorraadschuren in Noorwegen gezien. Ik vond ze prachtig en zeer intrigerend.

    Stabbur in de Hardangervida

  8. Raedisch 89-94
  9. Thorpe, Benjamin – Northern mythology 304
    Raedisch, Linda – The old magic of Christmas 101-103
    Tegenwoordig lijkt dit een armzalig cadeau, maar destijds waren rijst en melk nog luxeproducten.
  10. https://www.vastarvet.se/testsidor/vastarvet/kunskap–fakta/sanningar-och-myter/julbocken-djavulsfigur-och-fruktbarhetssymbol/
    https://sv.wikipedia.org/wiki/Julbock
    https://en.wikipedia.org/wiki/St._Knut%27s_Day
    http://sherpeacrossthefence.blogspot.com/2014/12/julebukking-dying-tradition.html
    Ook de laatste schoof koren van de oogst wordt de Joelbok genoemd.
    Op verschillende sites en oudere boeken wordt beweerd dat de joelbok afstamt van de bokken van de god Thor. Dit is echter speculatief. Er is een oppervlakkige gelijkenis, maar directe bewijzen voor deze theorie ontbreken volledig.
    Bij het ‘joelbokken’ gaan mensen (vroeger de volwassenen) van deur tot deur waarbij ze maskers droegen, je moet raden wie er onder het masker zit, ze werden beloond met snoep. Dit werd al in de zestiende eeuw genoemd.
    In Finland werd de Joelbok ook wel Nuuttipukki genoemd en kwam dan pas met sint Cnut op 13 januari.
  11. https://en.wikipedia.org/wiki/Nisse_(folklore)#Modern_Nisse
    https://en.wikipedia.org/wiki/Julemanden

    De joelbok brengt geschenken 19e eeuw

    Joelbok brengt cadeaus – Elsa Beskow begin 20e eeuw

     

    Verkleed langs de deuren ‘Julebukking’ 1910

    Joelbokken met paard 1955

 

 

 

 

 

 

 

 

Joelbok uit Zweden 1910

Julereia – Nils Bergslien 1922

The post Kerstkabouters uit Scandinavië: tomte, nisse en gardvord first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/kerstkabouters-uit-scandinavie-tomte-nisse-en-gardvord/feed/ 2
Wie is er bang voor de Opwipper? https://www.abedeverteller.nl/de-opwipper/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-opwipper https://www.abedeverteller.nl/de-opwipper/#comments Wed, 01 Jul 2020 15:20:49 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=7520 Een...

The post Wie is er bang voor de Opwipper? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Een van de meest intrigerende wezens uit de Nederlandse sagenwereld is de ‘Opwipper’. Waarschijnlijk heb je hier nog nooit van gehoord, maar misschien ken je het gevoel maar al te goed. Lees eerst het korte verhaal en daarna de mogelijke verklaringen van dit fenomeen.

Het verhaal van de Opwipper

Ik was nog laat bij vrienden voor een feestje en enigszins beschonken liep ik ‘s nachts terug naar huis. Helaas moest ik eerst nog een aantal kilometers door de woeste, verlaten natuur lopen. Ik was helemaal alleen en het was doodstil. Eerst maakte mij dat rustig, ik genoot van de stilte en de natuur. Soms hoorde ik een late vogel, maar dat was alles.  Ik kon weinig tot niets zien behalve de donkere contouren van wat bomen en struiken. Plotseling hoorde ik wat geritsel en ik keek achterom. Ik meende dat ik iets kon zien bewegen, maar ik wist het niet zeker en ik liep door. Mijn hart klopte in mijn keel en ik kreeg kippenvel. Ik spitste mijn oren en hoorde opnieuw een geluid. Sloop daar iets of iemand achter me aan? Wat zou het kunnen zijn? Was het slechts een andere late wandelaar of een hert of een konijn? Misschien was het een wild beest dat me wilde verscheuren of anders een overvaller of een verkrachter of .. Kon het nog iets anders zijn? Ik begon licht te hijgen, terwijl mijn hart nu hoorbaar bonsde. Ik voelde het koude angstzweet langs mijn rug naar beneden glijden. In mijn hoofd vond zich een verhitte discussie plaats: stommeling! Er is niks, je laat je gek maken door je eigen fantasie! Maar ik hoorde echt iets. Ja, vast een beest of zo, houdt op jezelf zo bang te maken! Maar als het nu wel iets gevaarlijks is? Wat dan? En zo ging het maar door.
Tot er een verhaal me te binnen schoot over een vreemde plaaggeest die juist in dit gebied rond zou dolen op zoek naar een slachtoffer. Hoe die de late wandelaar op de rug zou springen en zich dan zou laten dragen. Hoe heette dat wezen ook alweer? Opnieuw keek ik schichtig achter me en tot mijn grote afgrijzen was er echt een gedaante die me achtervolgde. Het was geen fantasie! In het donker kon ik alleen zijn schimmige omtrek zien, ik hoorde zelfs een zacht geratel als van ijzeren kettingen. Het kwam nu langszij en bleef naast me lopen. Mijn angst werd nu ondraaglijk. Ik trilde over mijn hele lijf. Was het wel een mens die daarnaast me liep? Nee, dat kon niet, daarvoor was het te harig, ik meende zelfs hoorns te zien. Toen het zo dichtbij was dat ik zijn gloeiende ogen zag, was het te laat. Hij sprong op mijn rug en legde zijn klauwen om mijn nek. Een zwaar gewicht drukte op mijn schouders. Wilde paniek maakte zich van mij meester. Ik probeerde het wezen van me af te schudden, maar het klampte zich alleen maar steviger aan mij vast. Ik schreeuwde, ik rolde over de grond, ik probeerde de klauwen van mijn schouders af te trekken, maar niets hielp. De geest werd alleen maar zwaarder. Er zat niets anders op dan me langzaam verder voort te slepen terug naar huis.
De plaaggeest was loodzwaar en ik kon alleen vooruit strompelen, terwijl ik diep voorovergebogen zijn gewicht op mij voelde. Ik was kletsnat van het angstzweet, of was het iets anders dat daar langs mijn rug naar beneden liep? En het beest bleef me maar vastklampen, terwijl het in mijn nek en mijn gezicht likte. Bij het ochtendgloren bereikte ik eindelijk mijn huis. Plotseling maakte het wezen zich van mij los en verdween. Het wezen lachte met een kwaadaardige, langgerekte schaterlach en verdween. Ik bleef uitgeput achter en voelde me meer dood dan levend. Ik sleepte me naar bed en bleef daar enkele dagen liggen. Toen ik eindelijk mijn avontuur vertelde aan mijn vrienden lachten zij me uit. Je was vast gewoon te dronken om op je eigen benen te staan of je was bang in het donker en je hebt je maar wat ingebeeld! Maar ik weet zeker dat wat ik mee heb gemaakt echt is en nooit zal ik mij meer alleen in het duister wagen.

De vele soorten Opwippers

Het hierboven beschreven scenario moet vele mensen – en vooral mannen – zijn overkomen. Hun getuigenverslagen werden doorverteld en kwamen terecht in vele regionale sagen. Dit geestwezen dat zich dus voornamelijk bezig houdt met mensen ‘s nachts van achteren bespringen om zich dan te laten dragen, kreeg in elk gebied een andere naam. Hij staat bekend als de Osschaert in Zeeland, de Flodder in Noord-Brabant, de Stoep in de Betuwe en Blauwe Gerrit op de Veluwe. Als we naar het buitenland gaan dan vinden we de Kludde in Vlaanderen, Bahkauv (beekkalf) in Aken, Boxenwolf in Schaumburg en  Stüpp in Düren. Ook de Lange Wapper van Antwerpen en de Pooka uit Ierland kunnen zulke streken vertonen, maar deze wezens hebben nog vele andere plagerijen in hun repertoire. Vreemd genoeg zijn er een aantal Nederlandse en Vlaamse sagen waarin dit wezen een ‘weerwolf’ genoemd wordt. (1) Door sagendeskundigen wordt voor deze plaaggeest de algemene benaming ‘Opwipper’ gebruikt. Zijn uiterlijk kan heel verschillend zijn: de ene keer verschijnt hij als een hond, dan weer als een beer of een wolf, maar ook een mensvorm is mogelijk. Nachtelijke, eenzame plekken in de natuur zijn zijn domein, dit kunnen bossen zijn of bronnen en beken. In Duitsland wordt hij ook veel gesignaleerd bij kerkhoven, galgen en wegkruisingen. Het wezen werd meestal beschouwd als een soort spook of een natuurgeest, maar in de oudste versies lijkt het te gaan om een levend lijk. (2)

Angst en suggestie

Wat zou er toch achter deze intense en zelfs traumatiserende gebeurtenis zitten? Wat is de verklaring van dit buitengewone verschijnsel? Er zijn door verschillende onderzoekers mogelijke verklaringen gegeven. De volkskundige Roeck wijst op het verschijnsel dat sommige mensen die in grote angst verkeren fysiek druk kunnen voelen op hun borst of op hun schouder. Hierbij speelt ook een belangrijke rol dat men al verwacht door een geest op de rug te kunnen worden gesprongen, doordat het verhaal van de Opwipper al bekend is. Als zo iemand dan plotseling een druk op de schouder voelt is het niet verwonderlijk dat hij of zij denkt dat er ook werkelijk een geest op zijn of haar rug is gesprongen. (3)

Maurice Sand 1857

Een seksueel misdadiger?

Volgens de antropoloog de Blécourt is er nog iets meer aan de hand. De opwippersage zou seksuele toespelingen bevatten, zeker als de ‘opwipper’ omschreven wordt als een weerwolf. Het gaat hier om een man die in een beest verandert, en vervolgens een andere persoon, opvallend genoeg meestal ook een man, van achteren op de rug springt. Nu wil het geval dat van achteren bespringen ook de meest voorkomende seksuele positie is van veel dieren. Bovendien zijn er een aantal verhalen terug te vinden waarin de weerwolf zijn slachtoffer niet alleen berijdt, maar hem ook likt of op hem urineert. Verder zijn er een aantal strafprocessen geweest waarin seksuele delinquenten als ‘weerwolf’ ter dood werden veroordeeld. Op de plaats van executie werd een paal opgericht met de figuur van een wolf erbovenop. Ook werd in de Betuwe gezegd dat de weerwolf kinderen kon verwekken bij onschuldige meisjes. Volgens De Blécourt zijn dit allemaal aanwijzingen dat de opwippersage te zien is als een impliciete waarschuwing voor een seksuele misdaad. Dit kon om homoseksualiteit (destijds strafbaar), pedofilie, bestialiteit of een verkrachting gaan. Het achterop springen zou dan eigenlijk gaan om een – onvrijwillige – seksuele daad of explicieter: onvrijwillige seks ‘op zijn hondjes’ of anaal. De nattigheid die het slachtoffer op de rug had zou dan wellicht sperma zijn. De opwipper is in deze theorie geen geest, maar een man van vlees en bloed die de beschaving van zich afwerpt en met een dierenhuid o.i.d. om zich heen als vermomming ‘s nachts op pad gaat om zijn dierlijke, seksuele lusten te bevredigen. (4)

Dronkenschap

Bahkauv – Aachen

Ook de effecten van heftige dronkenschap kunnen meespelen in de metafysische ervaring. In de sagen gaat het vaak om een dronken persoon die het allemaal overkomt. Bij de Bahkauv uit Aken wordt zelfs expliciet gezegd dat hij het specifiek op dronkenlappen voorzien had. Hij zou menig dronkaard weer op het goede pad hebben gebracht omdat ze niet meer durfden te drinken uit pure angst voor dit monster!  Ook in Nederland komen we dit thema tegen in een Veluwse sage over ene ‘Driekus Dropje’. De dronken Driekus wordt achtervolgd door een naamloze zwarte lelijkerd. Driekus is bang dat het wezen hem op de nek zal springen. Als hij toch ontsnapt bedreigt dit wezen hem: als je nog één keer zuipt, dan breek ik je de nek! Dat had effect, Driekus raakte daarna geen druppel drank meer aan. (5)
Uit eigen ervaring kan ik je vertellen dat drankmisbruik mogelijk een rol kan spelen in het ontstaan van de sage van de Opwipper.
Door het innemen van heel veel alcohol raakte ik ooit de controle over mijn lichaam kwijt. Mijn lichaam voelde zo zwaar aan dat ik nauwelijks nog overeind kon blijven. Strompelend en diep voorovergebogen bereikte ik uiteindelijk mijn tent. Net zoals met andere ‘drugs’ kan ook alcohol ervoor zorgen dat je – deels – uit je lichaam treedt. In die bewustzijnstoestand waarbij je uit je lichaam bent, maar dat niet beseft, kan het zijn dat je met alle macht probeert dat lichaam in beweging te krijgen, maar het lichaam gehoorzaamt je niet meer of nog maar een beetje! Doordat je enigszins los bent komen te staan van je lichaam lijkt dit een zwaar – en wellicht zelfs vreemd, duivels – object te zijn geworden.

Angst

Huckup – Hildesheim

De laatste mogelijkheid zal je in een wetenschappelijk discours niet vinden, maar is natuurlijk wel de veronderstelling van de verteller. Deze redeneert vanuit een animistisch en magisch wereldbeeld en zal het proces van energieverlies door middel van angst en paniek daarom toeschrijven aan een vampiristisch geestwezen.
Als we er van uitgaan dat er werkelijk een vampiristisch geestwezen bestaat dan kunnen we zijn methode als volgt omschrijven: door middel van een zware druk op de schouders wekt de Opwipper zoveel angst op, dat hij een opening kan maken in het energetische lichaam van degene die hij berijdt. Hierdoor kan hij de energie van het slachtoffer stelen en laat hij hem volkomen uitgeput achter. De opwipper lijkt in dit ‘drukken’ sterk op de nachtmare, het geestwezen dat je een nachtmerrie bezorgt. De nachtmerrie als een beklemmende angstdroom wordt in het volksgeloof veroorzaakt door een wezen dat op je borst drukt. (Zij heet in het Duits ook ‘alpdruck’.) (6) Beide keren hebben deze geestwezens een methode gevonden om iemand zo angstig te maken, dat deze volkomen in paniek en uit zichzelf raakt zodat ze zijn energie kunnen stelen.
Volgens de folklore kan je de geest pas kwijt raken door het ochtendgloren, het geluid van kerkklokken of door het kruisteken te maken. Door dit laatste breng je jezelf weer in je centrum en kan je vervolgens weer gebruik maken van je lichaam. Je hebt je angst van je afgeworpen. Als je geen kruisteken maakt dan zal het plaagbeest pas verdwijnen bij het daglicht – oftewel in het dagbewustzijn – dan krabbel je weer op en wordt de wereld weer herkenbaar.

Conclusie

Flodder

Wie in het donker buiten loopt heeft veel minder houvast aan zijn zintuigen en kan zich daarom minder goed vast houden aan de wereld van het denken en de vaste materie. Zo iemand ziet en hoort veel minder en als hij alleen is heeft hij geen houvast aan menselijk contact. Als hij dan ook nog onder invloed is van alcohol o.i.d., dan is de kans dat zijn aandacht verschuift naar het energetische/ astrale lichaam levensgroot. (7) Wie ongemerkt, en onbewust uit zijn lichaam treedt kan dit lichaam zelfs opvatten als iets vreemds. Hij kan het ervaren als een boze geest of als een levend lijk waar hij zich niet los van kan maken. In een aantal oude Duitse en Ierse verhalen wordt de opwipper zelfs omschreven als een levend lijk. (8)
Is de Opwipper dan een boze geest, een levend lijk, een psychologische toestand of toch gewoon een term voor de ‘enge man in de bosjes’? Ik denk dat hij het allemaal kan zijn, maar daarboven is hij toch vooral het wezen van de angst zelf. De ervaring van de angst is zo concreet geworden dat de Opwipper gezien kan worden als een personificatie van de angst. (9)

Abe van der Veen

Illustratie van Arthur Rackham

1 Wie meer wil weten van de regionale ‘opwippers’ die kan onder de noten verder lezen of mijn boek bestellen: ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’.
Waarschijnlijk zijn er door de wereld heen nog veel meer ‘Opwippers’. Ook Sinbad de Zeeman (uit de sprookjes van Duizend-en-één- nacht) ontmoet in zijn derde reis een soort van Opwipper. Het is een kleine, oude man met een groene huid die hem op de rug springt, niet los laat en hem bijna wurgt, totdat hij hem laat eten van een vrucht die hem dronken maakt. Dan pas laat het wezen los. Dit verhaal is waarschijnlijk zeventiende-eeuws.

2 Blécourt – Verhalen van stad en streek 520
In het Duits wordt dit de ‘Aufhocker’ genoemd https://de.wikipedia.org/wiki/Aufhocker.
3 www.verhalenbank.nl/items/show/51281
Roeck, F – De Nederlandse weerwolfsage in de negentiende en twintigste eeuw 1967
4 de Blécourt 231-233 https://en.wikipedia.org/wiki/Peter_Stumpp)
5 web.archive.org/web/20180119024437/http://www.aachen-markt.de/sagen/bahkauv_ba.htm
www.vergleichende-mythologie.de/ueber-uns/themen/mythisch-literarisches-bestiarium/ein-mensch-kein-mensch/der-aufhocker/
Gazenbeek, J. – Sagen en legenden van de Veluwe dl III 83
6 Zie ook mijn stukken over de nachtmare: https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmerrie-is-een-vampier/ en https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie/
7 De weerwolf als gedaanteverwisselaar kan op bewuste wijze zijn bewustzijnsniveau veranderen en is hierdoor in een voordeligere positie.
8 de.wikipedia.org/wiki/St%C3%BCpp
In de 14e eeuwse Ierse tekst ‘Echtra Nerai’ moet de held ‘s nachts alleen naar het galgenveld. Een lijk dat daar hangt valt omlaag op zijn schouders en blijft hem omklemmen tot het lijk zijn dorst heeft gelest.
9 Opmerkelijk is de gelijkenis van de Opwipper met ervaringen uit de boeken van Carlos Castaneda. De schrijver vertelt hoe hij uit zijn lichaam treedt en dan zich probeert voort te bewegen op de gewone manier met zijn twee benen. Dit kost hem onnoemelijk veel moeite. Het lijkt alsof hij enorm zwaar is geworden. Hij verliest bijna al zijn energie in zijn pogingen om vooruit te komen. Hij wordt hier ook heel angstig door. Dit gaat door tot zijn leermeester Don Juan hem vertelt dat hij kan bewegen door middel van ‘oogmerk’, oftewel door zich ergens naar toe te projecteren door middel van zijn geconcentreerde aandacht en voorstellingsvermogen. Zo zweeft hij als het ware naar de gevisualiseerde plek toe. Ook komen er in de verhalen van Castaneda geestwezens voor – de zogenaamde ‘bondgenoten’ – die zolang je angst vertoont dicht achter je aan blijven komen. Deze wezens teren op de energie die vrijkomt door je angst.
Carlos Castaneda – Kennis en macht en de reis naar Ixtlan

Pooka: Dit is een geest of elf die ’s-nachts aan eenzame wandelaars verschijnt in de vorm van een dier. Hij komt vooral voor in de Britse eilanden en is verwant aan de Pixies en Puck, de plagerige elf uit ‘A Midsummer night’s dream’ van Shakespeare. Als hij verschijnt als een wit paard dan moet je hem bestijgen en vervolgens draaft hij met je weg tot je ergens in de wildernis afgeworpen en achtergelaten wordt. Als bok met grote hoorns laat hij zich vallen op je rug en moet jij hem dragen tot hij er genoeg van heeft of totdat je het kruisteken maakt. Vaak maakt hij je eerst bang door naast je in het struikgewas met je mee te lopen. Hij is een echte gedaanteverwisselaar en komt ook voor in andere diergedaantes zoals een kalf of een arend. Hij laat je ook verdwalen door als lichtje voor je uit te dansen en plots uit te gaan midden in het moeras of vlakbij een ravijn. Hij verdwijnt dan met een ijselijke lach. De pooka is een geest die voornamelijk door de wouden en velden dwaalt en als zodanig verwant is met de faunen, saters en de god Pan. Pooka zou betekenen ‘hij die slecht is’, dus een duivel of boze geest. Hij zou de bramen slecht maken met Sint-Michaël (29 september) door er overheen te plassen. Dit zelfde verhaal wordt ook verteld van de duivel. Toch wordt hij nooit rechtstreeks geïdentificeerd met de duivel, hij is eerder een lagere demon of een plaaggeest. Vooral mensen in een groot verdriet of in grote dronkenschap lopen het risico om de pooka te moeten dragen of juist door de pooka gedragen te worden. Het woord spook is overigens etymologisch verwant aan Pooka.

Oschaert (Osgaard, Ossaert, Osschaart) (Zeeuws-Vlaanderen, België, Veluwe): Watergeest die zich ophoudt in poelen, beken en plassen. Hij kan zich in verschillende dieren veranderen. Zo hebben mensen hem gezien als een hond, konijn, paard en ezel. Hij komt ook voor als een stier met een mensenkop, die zware kettingen achter zich sleept. Hij springt de reizigers op de rug of nek en laat zich dragen tot ze van vermoeidheid neerstorten, dan  mishandelt hij ze. Hij gooit de dronkaards in het water. Hij kan zich ook enorm groot maken. Aan de Osschaart werd de eerste vis gegeven als een offer  of afkoopsom zodat hij niet daarna de vangst zou bederven. (Ter Laan 65, van Hageland 40)

Stoep (Stoepstaart) (Gelderland): Geest die bij mensen op  de rug springt en zich laat dragen. Hij laat ook dingen spoorloos verdwijnen. In de Betuwe is het een naam voor een duivel of weerwolf met een korte staart. (Ter laan 124, Sinninghe – Gelderland 22)

Blauwe Gerrit (Blauw Garrit) (Gelderland): De naam van een geest die onzichtbaar op karren en paarden ging zitten, zodat ze niet verder konden rijden. Hij zou gloeiende ogen hebben en een wapperende, lichtgevende, blauwe mantel. Eens hielp hij een jong meisje dat ontvoerd zou worden door een roofridder, door op zijn paard te zitten. Het beest verroerde zich niet tot de ridder afstapte. Direct sprong blauwe Gerrit op de nek van de ridder. Deze kon Blauwe Gerrit niet van zich afschudden en moest de hele lange, koude nacht zo blijven staan. Het meisje kon zich uit de voeten maken. (Sinninghe – Gelderland)

De weerwolf: In het Nederlandse volksgeloof wordt de zevende zoon in een gezin een weerwolf. Soms kiest de duivel er de meest geschikte tussen uit, maar meestal is het de zevende zoon die moet weerwolven of hij nu wil of niet. In de Nederlandse sagen (en ook in België en Duitsland) loopt hij nachtelijke reizigers achterna en als ze angst vertonen, springt hij ze op de rug en laat zich dan dragen. De reiziger wordt hierdoor nog veel angstiger zo dat hij volkomen de kluts kwijt raakt; hij weet de weg niet meer, hij weet zelfs zijn eigen naam niet meer. De weerwolf watert de arme man over de rug en laat pas los in het ochtendgloren, het slachtoffer volkomen uitgeput achterlatend. Deze weerwolf maakt je dus voornamelijk bang en verscheurt je niet. (20)

Flodder (flodderduvel) (Noord-Brabant, Zuid-Holland): Wezen die de late wandelaar bespringt. Hij legt zijn klauwen over de schouders van zijn slachtoffer en laat zich dan dragen. Met geen mogelijkheid is deze geest af te werpen. De ene keer laat hij zich zien als een zwarte hond, dan weer als een kat of een kalf, maar vaak zie je niks en voel je alleen de loodzware last op je rug, terwijl natte kikvorspoten je nek omstrengelen. Ook likt de Flodder zijn slachtoffer vaak in het gezicht. Thuisgekomen ben je doodvermoeid en kletsnat van het dragen van dit ondier. Hij werd gezien als een verschijningsvorm van de duivel. Een diender snoefde dat hij de Flodder wel zou vangen. Hij stond naast de beek toen hij plots een onzichtbare vracht op zijn schouders voelde. Langzaam maar zeker werd hij door het geestwezen naar het water van de beek gedrukt, tot hij verzoop. (Blécourt 519, Sinninghe – Brabant 55, Sinninghe – NL sagenboek 26, Sinninghe – Hollands 53)

Bahkauv (Aken): Een duivels wezen dat ‘s nachts in Aken kwaad moest doen. Het was een everzwijnachtig, met schalen bedekt monster met scherpe slagtanden, een krachtige staart en lange klauwen. In andere verslagen leek het op een oeros of een grote hagedis. Zijn naam betekent ‘beekkalf’. Het leefde in ondergrondse grotten of in een bron. Het viel niet altijd aan en viel niet iedereen aan, maar was zeer selectief. Zelfs in de tijd van Karel de Grote ging de legende dat zijn vader Pepijn de Korte met hem had gevochten. Overdag sliep het wezen. Het verscheen ‘s avonds en werd vooral gezien door kinderen die nog laat op straat zaten. ‘s Nachts wachtte het beest vooral dronkaards op. Hij hing op hun rug en liet zich door hen naar hun voordeur slepen. De dronkelappen vertelden aan hun vrouwen dat dit de reden was dat ze platzak en veel te laat thuis kwamen. (https://web.archive.org/web/20180119024437/http://www.aachen-markt.de/sagen/bahkauv_ba.htm, http://de.wikipedia.org/wiki/Bahkauv)

Boxenwolf (Schaumburg, Hesse, Westfalen): Vrij vertaald is dit de wolf met de broek aan. Toch wordt ook van deze ‘weerwolf’ gezegd dat hij een gordel of riem om zijn middel doet om te transformeren tot wolf. Deze man heeft zich in dienst gesteld van de duivel. Hij kwelt mensen graag door ze angst aan te jagen en zich te laten dragen.

Stüpp (Hackestüpp) (gebied tussen Rijn en Eiffel): Dit is een soort weerwolf die zich vooral bezig hield met zich ‘s nachts te laten dragen. Eerst leek hij een klein hondje, maar stilaan wordt hij groter tot hij op de rug van zijn slachtoffer springt. Mensen werden zo bang hierdoor dat zij na die ervaring krankzinnig werden of zelfs dood gingen. De Stüpp wachtte zijn slachtoffer vaak bij een kerkhof of een plek waar een (zelf)moordenaar begraven lag. Dit kan betekenen dat de Stüpp zelf een levend lijk was. (Het dragen van een levend lijk komt ook voor in een aantal Ierse verhalen.) https://de.wikipedia.org/wiki/St%C3%BCpp en http://www.sagen.at/texte/sagen/deutschland/nordrhein_westfalen/bachstuepp.html

The post Wie is er bang voor de Opwipper? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-opwipper/feed/ 1
Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/#comments Sat, 15 Dec 2018 11:37:32 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=6359 In...

The post Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In de tijd van de herfststormen en vooral tijdens de Midwinter, wanneer het buiten donker is en koud, dan werd vroeger de Wilde Jacht gezien. Dit ging om één of meerdere geesten die met groot lawaai door de lucht reden. Het kon gaan om één verdoemde, woeste jager die eeuwig moest jagen, maar ook om een compleet jachtgezelschap met vele ruiters en honden. Hiernaast werd met de Wilde Jacht ook wel een geestenleger oftewel een grote schare met geesten bedoeld die door de lucht raasden. Ook dan zaten er meestal ruiters in het gezelschap, maar er waren ook geesten zonder rijdier, het ging dan vaak om krijgers gewapend voor de strijd. Dit wordt ook wel het Wilde Heir (=leger) genoemd.
In de sage is er vaak één ooggetuige die dit fenomeen aanschouwt en soms ook een ontmoeting heeft met één of enkele leden van dit gezelschap. Er zijn al vele boeken en artikelen geschreven over dit fenomeen. Toch bleef de ware identiteit en de reden van de Wilde Jacht voor mij in deze studies onduidelijk. Hieronder probeer ik het geheim van de Wilde Jacht te ontsluieren.

Cordes, J. W. – Wilde Jagd 1869

Rationalisering en verchristelijking

Een complicerende factor bij het duiden van de Wilde Jacht is de neiging van vele twintigste- en negentiende-eeuwse schrijvers om het op een naturalistische wijze te willen verklaren. De Wilde Jacht is dan equivalent aan de storm of het zijn slechts overtrekkende ganzen. Hierin wordt de vroegere mens duidelijk onderschat. Deze is genoeg buiten om het verschil te kennen tussen een natuurlijk en een bovennatuurlijk verschijnsel. In ieder geval een stuk meer dan deze kamergeleerden!
De Wilde Jacht is een bovennatuurlijk verschijnsel dat om die reden alleen gezien kan worden door mensen die een bovennatuurlijke (paranormale) ervaring hebben gehad. Het geheel speelt zich af in een andere bewustzijnstoestand. Een omschrijving van een dergelijke ervaring zal het tot een onmogelijke gebeurtenis maken in de materiële wereld, maar zij kan wel degelijk uitdrukking geven aan een ervaring in de ‘geestelijke’ wereld!

Een andere complicatie is de verchristelijking van de Wilde Jacht. Ergens tussen 1000 en 1200 is er een verwoede poging gedaan om de heidense Wilde Jacht te transformeren naar een versie waarin het geestenleger een soort van rondreizend vagevuur werd. Dit is bijvoorbeeld te zien in een van de eerste verslagen van de Wilde Jacht van Orderic Vitalis uit 1092. Hij noemt het hier de ‘Mesnie Hellequin’ (het gevolg van Hellekijn). (1) Als het Wilde Heir een troep ronddolende zielen betreft valt het onderscheid tussen jagen en voortgejaagd worden weg. Het geestenleger is hier zijn oorspronkelijke functie kwijt. Het is nu een aanmaning geworden voor de ooggetuige om zijn leven te beteren of om voor de arme zielen te gaan bidden. Toen het vagevuur aan het einde van de twaalfde eeuw een speciale plek kreeg in het hiernamaals verdween deze uitleg. De Wilde Jacht werd vanaf dat moment door de priesters tot een bende van duivels en demonen gemaakt. (2) In de heidense tijd zal het geen van beide zijn geweest en ook voor het gewone volk in christelijke tijden zal het ten eersten male zijn gegaan om een ontmoeting met één of meer dode mensen.

Peter Arbo – The wild hunt of Odin 1868

Jagers uit de Onderwereld

Het werkwoord jagen heeft onder meer de betekenissen ‘vervolgen om iets buit te maken en te doden’ en ‘dwingen om te gaan, drijven, verdrijven’. Ik denk dat het jagen van de Wilde Jacht die tweede betekenis heeft. In mijn optiek wordt er gejaagd op datgene wat nog vasthoudt aan het materiële, maar daar niet meer thuis hoort. Deze dolende zielen en vastzittende energieën worden uit de materiële wereld weggejaagd! (3) Vaak gaat dit om zielen die geen natuurlijke dood zijn gestorven.

Deze jagers komen uit de onderwereld, de wereld van de doden. In de optiek van de heidenen betekende dit dat zij uit een berg of een grafheuvel kwamen of zelfs uit een gat in de grond. Deze geesten/ doden/ voorouders waren al volledig overgegaan naar gene zijde. Toch komen zij één of twee keer per jaar terug naar onze wereld voor de ‘Jacht’. Zij overschrijden de grenzen tussen de doden en de levenden om deze bijzondere taak te verrichten. Na het beëindigen van hun taak ging het – via een soms vast omschreven route – ook weer terug naar die plek of naar een andere ingang van de onderwereld. Deze weg werd in Duitsland ook wel de ‘Heirweg’ genoemd. Maar ook helwegen en dodenwegen werden door de Wilde Jacht gevolgd. Dit waren de namen voor wegen die door lijkstoeten werden afgelegd naar het kerkhof toe. Symbolisch bekeken is het de weg die de ziel aflegt naar de onderwereld/hel. (4)

De heer van de Dood

De leider (of leidster) van de Wilde Jacht kun je zien als een soort van zielengeleider (psychopompos). Hij is ook aan te merken als de heer of god van de dood. In Frankrijk werd hij al vanaf de elfde eeuw Hennequin of Hellequin genoemd. Hij is te zien als de koning (quin) der doden (henne betekent dood en ‘helle’ is de onderwereld). Deze ‘familia Herlechini’ werd gezien als een bende demonen die de verdoemde zielen de hel in joegen. In Brittanië was deze figuur bekend als Herla.
In een dertiende-eeuws verhaal uit Wales wordt verteld dat de heer van de onderwereld Gwyn ap Nudd samen met zijn honden de ronddolende zielen opjaagt en verzamelt om ze via Glastonbury Tor naar de onderwereld te brengen. In de Germaanse en Noordse landen wordt vanaf de zestiende eeuw Odin of Wodan wel genoemd als de Wilde Jager. Het is de vraag of in die periode bij deze figuur aan een heidense god of een duivel werd gedacht. Als god van de doden en van de extatici is hij echter wel een geschikt karakter voor de rol. (5) De namen van de Wilde Jager of de leider van het Wilde Heir zijn talloos. Hieronder zitten ook een aantal legendarische koningen zoals koning Karel, koning Arthur en koning Barbarossa. Van dezen wordt ook beweerd dat zij samen met hun dapperste krijgers ‘rusten’ in een grote hal onder een berg en op gezette tijden uit die berg komen. Ooit zullen zij terug komen om te zorgen voor een nieuwe Gouden tijd. Ook in deze vorm komt de Wilde Jacht uit de onderwereld als wereld der doden. (6)

Midwintertijd

De geestenjager (de heer van de Dood) kwam op gezette tijden in het jaar uit de onderwereld tevoorschijn om dan rond te gaan en de overgebleven, dolende zielen op te halen. Het was dan tijd voor de Wilde Jacht! Vooral de midwinter is een favoriete tijd voor dit fenomeen. (7) Dit is een van de scharniermomenten waarin er een overgang is van het ene naar het andere jaar en daarmee van de ene naar de andere toestand. Dit zijn dagen waarin er behoefte is om het oude op te ruimen en het nieuwe te verwelkomen door de sluimerende levensgeest wakker te maken. Het is ook een tijd waarin de sluiers dun zijn tussen onze wereld en de geestelijke wereld.

Dolende en uitverkoren zielen

Soms jaagt de Wilde Jager alleen, maar veel vaker heeft hij daarbij hulp van zijn uitverkorenen, zijn leger van uitverkoren zielen. Dit kunnen zielen zijn die tijdens hun leven al de kunst van de extase beheersten en uit hun lichaam konden treden. (Dit valt te vergelijken met het ‘Einherjar’, de krijgerselite van Odin.) (8) Als dit leger aan het einde van het jaar uit hun berg komt dan gaan zij op zielenjacht! Deze zielen zullen door middel van lawaai, gejoel en geraas opgejaagd worden. Zij zijn ook angstaanjagend om aan te zien. De dolende geesten gaan voor de woede van het ‘Woedende Heir’ op de vlucht. De angst voor de overtocht (en wat er daarna komt) is groot, maar de angst voor de Wilde jager en zijn trawanten is nog groter!
Zo jaagt het Wilde Heir al het oude wat nog vasthoudt aan de materiële wereld schrik aan, zodat zij het op kunnen jagen en mee kunnen nemen naar de andere kant. Deze – vaak zwarte – geesten nemen de dolende zielen mee naar hun wereld. Ze worden voortgejaagd of meegenomen in een mand of een zak. Soms hebben ze ook bezems of roeden mee om daarmee de boel schoon te vegen. (9)

Geesten

Wellicht klinkt dit vreemd, geesten die op geesten jagen. Maar de ene geest is vrij en bestaat uit een kleine elite die al in zijn leven heeft geleerd om te kunnen schakelen in zijn bewustzijnsniveau en om zo uit zijn lichaam te treden. De andere geest is niet vrij, maar dolende en krampachtig gehecht aan de materie die hij niet zonder hulp los kan laten. De ene geest moet de ander helpen om los te laten. Is het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks!
Een aantal details maakt het nog helderder dat het hier om een geestenleger gaat. Het Wilde Heir komt heel vaak tijdens een storm of heftige wind, en wind is te zien als het ‘pneuma’, de wind van de ziel. De Wilde Jacht werd ook vaak vergeleken met een vlucht wilde ganzen of andere trekvogels. Dit zijn de zielenvogels die naar de andere kant, naar het Engel-land vliegen.

De Jacht en de levenden

Wie als levende nog buiten is en op het pad loopt van de Wilde Jacht loopt het levensgrote risico om meegenomen te worden. De aankondiger – meestal wordt deze de trouwe Eckhart genoemd – waarschuwt voor de komst voor de Wilde Jacht en zal roepen: ‘blijf op het midden van het pad!’. Wie dat doet of – nog beter – zich plat op de grond neerlegt met de handen uitgespreid in de vorm van een kruis, die zal het overleven. De rest wordt gegrepen door de Wilde Jager. Deze persoon zit niet in zijn centrum, maar is uit evenwicht. Hij is dus net als de ontijdig gestorven zielen, dolende en daardoor een prooi voor de Wilde jager. In de sagen ging het dan vaak om dronkenlappen, die door hun zwalken niet op het midden van het pad konden blijven lopen. (10)

Toch konden ook levende mensen mee doen aan deze razende ommetocht. In geschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw  van Agricola, Crusius en Cysat worden deze mensen genoemd. Zij vermomden zich dan als de doden door middel van maskers of zwart gemaakte gezichten. Ook zij raasden, joelden en tierden om het hardst mee. In de oudste vorm waren zij extatici, mensen die het vermogen hadden om uit hun lichaam te treden en zo als geesten mee te kunnen doen op deze jacht naar het afgestorvene wat niet uit eigen kracht verder kan. (11) De levenden en de doden hielpen elkaar om het oude op te ruimen. Zij vormden zo één gemeenschap. De voorouders zijn – zeker in de heidense tijd – nog steeds opgenomen in het familieverband. Later werd dit meedoen van de levenden niet veel meer dan een ritueel, een imitatie van datgene wat zich op dezelfde tijd in de lucht afspeelde. En nog later werd zelfs dit vergeten en vormden het twee aparte fenomenen.

Roverano – Noche de Walpurgis 1887

De zegen van de Wilde Jacht

Als de ziel van een overledene niet verder kan en rond blijft dolen, dan geeft dat een nare sfeer. Spoken zijn eigenlijk altijd triest en ongelukkig met hun toestand en dat gevoel pakt een levende op, zelfs als hij de dode ziel niet waarneemt. Het maakt ook dat het jaarwiel of levenswiel stroever gaat. Het zorgt voor ongeluk en onvruchtbaarheid. Als zo’n ziel weer verder kan en die vastgeroeste plek is omgewoeld, dan kan de levensgeest weer vrijelijk stromen. Dat is de zegen van het Wilde Heir, dat maakt dat op die plek de oogst groter zal zijn en de mens gelukkiger. In het verhaal rondom de Wilde Jacht laat zich dit ook zien in het pad waar de Wilde Jacht langs heeft geraasd. Daar zie je gebroken takken en gevallen bomen of op het erf dat het gereedschap en de landbouwwerktuigen chaotisch in het rond zijn geslingerd. Als dit het geval is dan geeft dit juist geluk aan de bewoners. Het heeft de boel goed opgeschud en wakker gemaakt en het oude, wat niet meer nodig was meegenomen. Zo brengt de Wilde Jacht geluk, zegen en vruchtbaarheid voor deze plek.
Dit volksgeloof is in ieder geval opgeschreven in Zwitserland en in Zuidwest-Duitsland. Daar zegt men dat hoe wilder het wilde Heir tekeer gaat hoe vruchtbaarder het land zal worden. Een boer in Mecklenburg kreeg Frau Gaur op bezoek – een lokale leidster van de wilde jacht – zij raasde met haar honden over een stuk akkerland van hem heen en daar was de opbrengst van de rogge dat jaar tienmaal groter! (12) Het wilde heir kan dit doen omdat het bestaat uit de doden. Vanuit het geloof dat het leven voort komt uit de dood en het gegeven dat de doden van onder de grond vandaan komen – net als de wortels van het gewas – werd aan hen een vruchtbaar makende kracht toegeschreven.

Het rondtrekkende leger

De zielengeleider hoeft degenen die dood gaan op de juiste tijd alleen maar te begeleiden, hen de weg te wijzen naar de andere kant. Maar hiernaast zijn er ook de ontijdig gestorven doden. Mensen die bijvoorbeeld zijn gestorven door geweld, ongelukken of executies. De Zwitser Renward Cysat zegt hierover in het begin van de zestiende eeuw: ‘Het wordt gezegd dat het Wilde Heir bestaat uit de zielen van mensen die een gewelddadige of voortijdige dood zijn gestorven. Zij moeten blijven dolen tot de dag die voor hun bestemd was. Ook levende mensen vergezellen hen op hun rondgangen.’  De Duitser Martin Crusius heeft het – eveneens in de zestiende eeuw – over ongedoopte kinderen, gesneuvelde soldaten en extatici die de weg naar hun lichaam niet terug wisten te vinden als de deelnemers aan de Wilde Jacht. (13)
Deze zielen zijn vaak angstig en verward en houden zich daarom krampachtig vast aan de materiële wereld. Als ze sterven en hun lichaam verlaten negeren ze de zielengeleider, de oogster der doden, en blijven hangen in deze wereld. Ze gaan dolen en spoken en zien er vaak angstaanjagend uit: ze missen lichaamsdelen, zijn half verbrand of verwond door zwaarden. Dit volksgeloof dat Cysat benoemt zegt dus dat de Wilde Jacht bestaat uit zielen die een voortijdige dood zijn gestorven en sindsdien in een grote groep rondtrekken tot de dag waarop ze eigenlijk behoorden te sterven. Zij gaan dus niet aan het einde van het jaar mee de onderwereld in. De term jacht is hierin verwarrend het gaat dan meer om een rondtrekkend ‘leger’: het Wilde Heir. Hier rest de ziel geen andere keuze dan rond te dolen tot haar tijd op aarde er op zit. Pas dan kan zij verder trekken naar gene zijde.

Conclusie

Er wordt in de bronnen maar een paar keer expliciet gezegd dat de geesten van de Wilde Jacht opgejaagd werden en meegenomen naar de Andere wereld. Toch lijkt mij dit de enige reden waarom geesten op gezette tijden zouden gaan jagen om vervolgens weer te verdwijnen. Het meedoen van extatici aan de jacht krijgt dan zin en het brengen van vruchtbaarheid aan het land wordt dan begrijpelijk. (14)
In één versie van de Wilde Jacht ging het om een jager die zo van jagen hield dat hij zelfs op zondag jaagde. Dit is de dag des heren waarin ieder de zondagsrust zou moeten houden, maar hij weigerde. De jager werd daarom gestraft door eeuwig te moeten blijven jagen. Natuurlijk is dit een vervormde, verchristelijkte versie. Toch is er één jager die inderdaad zelfs voor god niet zal stoppen, ook op niet op heilige dagen (of juist dan niet) en dat is de dood. Zijn eeuwige jacht is geen straf van God, maar een teken van zijn goddelijkheid.

Peter Arbo – Asgardsreien 1872

Epiloog: De Wilde Jacht in Nederland

In Nederland komen we de Wilde Jacht eigenlijk alleen tegen in het oosten en zuiden des lands. De drie bekendste varianten komen alle drie in Nederland voor: In Noord-Brabant wordt verteld dat in najaarsnachten als het stormt de Wilde Jager jaagt. Hij gaat dwars door de grauwe wolkenflarden. Je hoort dan het blaffen van honden, getrappel van paarden, het schallen van hoorns en het geroep van de jagers of het joelen van hen die mee moeten rijden in die Helse jacht. (15) In Gelderland wordt verteld van de jager die eeuwig moet jagen. Hier heet het de Berndekesjacht die onder leiding van Berndeke van Geulen (Beerneke van Galen) eeuwig moet jagen als straf voor jagen op zondag. Hij jaagt vooral in het voorjaar. Deze persoon is niemand minder dan ‘Bommen Berend’, de bisschop van Münster die Groningen en Drenthe binnenviel in het rampjaar 1672. (16)
In Noord-Brabant heette de Wilde Jager Dirk of Derk met de Beer (everzwijn). Hij was een boer, maar ook een geweldig jager die een goddeloos leven leidde. Hij verloor zijn dieren stuk voor stuk aan de veepest en op een dag werd hij zo kwaad vanwege dat verlies, dat hij met zijn geweer in de lucht schoot om God te raken. Daarom moest hij na zijn dood eeuwig jagen met zijn honden. Als een late wandelaar hem ontmoet dan dwingt hij hem zijn honden vast te houden, lukt dat niet dan draait hij hem de nek om! (17)
In Limburg bij de Mookerheide wordt dan weer verteld dat het om een spookleger gaat. Het zijn de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau die na hun nederlaag nog rondspoken met hun leger als de Wilde Jacht. (18)

W. Maud – The ride of the Valkyries 1890

De Wilde Jacht en zijn leider hebben in Nederland vele namen: Helse Jacht, Rebelse Jacht, Jacht van Hänsken met de hond, Tilkesjacht, Telmsjacht, de wilde jacht van Tütü, de Kefkesjacht, De wilde jacht van Tüpis, Knuppeljacht, Turkusjacht, Jacht van de eeuwige Jood, Tieltjesjacht, Juulkesjacht, Jacht van Hakkelbeernd en Jacht van Jakko. Ook van de heiligen sint Hubertus en sint Maarten wordt gezegd dat ze de Wilde Jacht aanvoeren. (19)
Geen van deze namen doen denken aan Wodan of Odin. Ook vinden we in Nederland geen vrouwelijke aanvoerder. Er is geen spoor te vinden van een vrouw Holle of een Percht die de Jacht aanvoert zoals in Duitsland. De Gelderse Hänsken kan wel een variant zijn van de Franse Hennequin/Hellequin, waarbij het Henne- deel in de naam slaat op de dood. Je moet goed oppassen voor deze Hänsken. Als je hem en zijn hond hoort moet je het midden van de weg houden anders word je door hem meegevoerd! (20) Een van de meest opmerkelijke namen die genoemd worden is die van Ruprecht. (21) Deze werd in het Geuldal gebruikt als naam van de Wilde Jager. Dit is echter ook de naam voor de knecht van Sint Nicolaas in Duitsland!

Urs Graf – Das Wilde Heer 1520

Natuurlijk is de Wilde Jacht ook in Nederland beïnvloed door het christendom. In Twente is er bijvoorbeeld de Wilde Jacht van Tüpis die met Midwinter vanaf de top van de Haeckenberg naar beneden kwam razen. Deze Tüpis kon kiezen om te gaan jagen met een zachtmoedige ruiter op een wit paard en een wilde ruiter op een zwart paard, dat vuur spoot. Hij koos voor de laatste en dat was de duivel. Nu moet hij eeuwig met de duivel jagen. (22) In de Kempen denken ze dat het bij de Wilde Jacht om een dichte drom heksen gaat die op bezemstokken door de lucht rijden. Dit lijkt mij een verwarring van twee verschillende fenomenen. (23) Als men een tijd noemt waarin de Jacht wordt gezien dan gaat dat bijna altijd om de kerst- of midwinterdagen en in het bijzonder de Kerstnacht. Een enkele keer wordt ook wel de weken voor Pasen of Pinksteren genoemd.
Uit Twente komt nog het opmerkelijke verhaal van de Telmsjacht die de schuurdeuren van een boerderij open zien staan en deze binnen druisen om daar de nacht in het hooi te verblijven. De bange boer zet de ochtend daarna de deuren van de schuur wagenwijd open zodat ze weer weg kunnen. (24)

De Wilde Jacht maakt niet alleen veel lawaai, maar het veroorzaakt ook een bende. Als het heeft gestormd dan kan je zien waar de Wilde Jacht is gepasseerd aan de hand van waar de meeste bomen gevallen zijn en de meeste takken zijn gebroken. (25) In Laren (Gld) gaat Derk met de Beer (of met de honden) om in de kerstnacht. Hij neemt dan alles mee wat niet op zijn plaats staat. Zoals ploegen, eggen, kruiwagens, en bonenstaken. In Zutphen zei men dat de beer er op trappelde en het vernielde. (26) Dit gebruik van het verplaatsen – en soms vernielen – van dingen op het erf werd tot voor kort op het Friese platteland door de dorpsjeugd nog uitgevoerd op Oudejaarsdag. Alleen de Wilde Jacht werd daarin niet genoemd.
In Limburg (Beek, Munstergeleen) zette de ouderwetse boer tijdens één van de kerstnachten een bos haver buiten als offer voor de Wilde Jacht. Hiermee hoopte hij vooral de paarden te behoeden tegen ziekte. (27) In de verchristelijkte versie gebeurt natuurlijk het tegenovergestelde: Een dronken boer daagde de wilde jager uit, hij wilde weten waar de ‘drommel’ (duivel) op jaagde. Hij riep uit: heer jager geef mij iets van uw vangst! De volgende dag lag er een stuk os in zijn waterput, maar het was er wel één die gestorven was aan de veepest. (28)

Deze Nederlandse sagen rondom de Wilde Jacht zijn zo fragmentarisch dat ze op het eerste gezicht weinig zinvols te zeggen lijken te hebben. Toch passen ze wel goed in het algehele beeld van een zegen brengende, zielen oogstende groep geesten die in de loop van de eeuwen verchristelijkt werd tot een groep verdoemde zielen of duivels die eeuwig rond moeten dolen.

Abe van der Veen

Noten:
1) Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 2011 p. 99
Janssen, L. – Nicolaas, de duivel en de doden
2) Schmitt, J.C., Bijgeloof in de Middeleeuwen 1995 p. 140
3) Lecouteux,  C. – Encyclopedia of Norse and Germanic folklore, mythology and magic 2016 p. 316
4) Farwerck, F.E. – Noordeuropese mysteriën 1978 p. 106
Dit moet komen uit een tijd waarin het woord hel nog stond voor een ‘relatief’ neutrale onderwereld in plaats van een plaats voor de ‘slechte’ zielen.
Deze weg kan een parallel hebben in de sterrenhemel. Hier ligt de Melkweg die werd gezien als de weg die de zielen afleggen naar de ‘Andere wereld’. Een aantal leiders van de wilde jacht geven hun naam ook aan de Melkweg: De Waldemarsweg, en de Iringsweg, de Irminstraat en Caer Gwydion en in Nederland de Bruneldenstraat. (Farwerck 122)
5) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hennekleed
Lecouteux – Encyclopedia 316
https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin
Schmitt J.C. – Ghosts in the middle ages
Gardenstone – Wild hunt and furious host 43
6) Farwerck 97
Lecouteux 96-97
7) Farwerck 103
8) Farwerck 108
Lecouteux 146, 156
9) Lecouteux 176
10) https://www.pitt.edu/~dash/huntsman.html#wod
11) Farwerck 344-345
12) Mysterieën 125
13) Lecouteux 155
Farwerck 107
14) Er wordt wel op mensen (en dieren) gejaagd door de Wilde Jacht, maar dan gaat het om heksen, hoeren of een naakte vrouw of iets dergelijks. Niet iets te vergelijken met de zielen van het afgelopen jaar. Farwerck 124 en 125

15) Sinninghe – Noordbrabants sagenboek 47
16) Sinninghe – Gelders sagenboek 19
17) Sinninghe – Overijssels sagenboek 32
18) Sinninghe – Limburgs sagenboek 96
19) Overijssels 31
20) Limburgs 248
21) Cohen, J. – Nederlandsche Sagen en Legenden II. Zutphen, 1919. p.106-107
22) Overijssel 30
23) Limburg 94
24) Overijssel 30
25) Limburg 250
26) Gelderland 20
27) Limburg 248
Farwerck 127
In Osnabrück en in Mecklenburg worden broden aan de wilde jacht geofferd in ruil voor welvaart in het volgende jaar. Soms pakt de wilde jacht zelf iets van zijn gading: In Zwitserland eten zij een complete os op, maar zij verzamelen de beenderen en de os kan uit de beenderen uit de dood herrijzen.
28) Sinninghe – Oude Volksvertellingen 60

The post Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/feed/ 4
Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/#comments Thu, 07 Jul 2016 14:25:53 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4968 De...

The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De verhalen over heksen – zoals we ze vinden in de heksenprocessen en de sagen – zijn voor de moderne mens onverteerbaar. Vliegen op een bezemsteel door de lucht, zich kunnen veranderen in een kat, het stelen van boter en melk op magische wijze, het is stuk voor stuk onmogelijk! Toch zijn er vrouwen voor op de brandstapel gebracht en werd er – tot zeker in het midden van de twintigste eeuw – onder het gewone volk sterk in geloofd. Waren al deze mensen dan zo achterlijk of kinds dat ze geloofden in het fysiek onmogelijke? Ik denk van niet. De verhalen moeten gelezen worden vanuit een andere meer magische wereldbeschouwing.
De verhalen over heksen zouden al een stuk beter te begrijpen zijn als je heksen ziet als (vnl.) vrouwen die de kunst van de extase beheersen. Ik bedoel hiermee de vaardigheid om uit het lichaam te kunnen treden. Het lichaam blijft ‘slapende’ achter, terwijl de geest (of anders gezegd de ‘dubbel’) op reis gaat. Vele Nederlandse sagen laten zien dat dit mogelijk de juiste manier is om hekserij te interpreteren. Ik noem hieronder enkele voorbeelden.

De heks en uittreding

Frans Francken - Heksenkeuken (detail)

Frans Francken – Heksenkeuken 1607 (detail)

Een meisje uit Hoorn brengt haar lief eten. Zij komt en verdwijnt echter zeer plotseling. Dit vertrouwt hij niet en hij wordt er ziek van. Op een keer ziet hij in het donker een witte gedaante staan: Het was zijn meisje, maar ze bewoog niet en gaf geen antwoord, zelfs niet toen hij haar sloeg. Opnieuw werd hij ziek. Toen bekende ze dat als zij sliep, haar geest haar lichaam verliet en rond dwaalde. Zij beloofde wel dat zij hem geen kwaad zou doen (dus anderen wel!) maar hij wou geen kol trouwen en verbrak de verkering.

In Friesland wordt verteld dat een heks zo koud als een steen in bed ligt, terwijl haar ziel op reis is. Verder heeft zij geen schaduw.

Op toondag in Goes had een jongen een mooi meisje uitgezocht. Ze gingen in de keet bij elkaar zitten, maar al snel kreeg ze een soort van flauwte. Daarna kwam er een lichtje uit haar mond, terwijl ze zelf bewusteloos in haar stoel hing. Hij raakte haar niet aan en zag na verloop van tijd een lichtje over de vloer trippelen en bij haar op klimmen tot het in haar mond verdween, zo kwam ze weer tot zichzelf. Zijn kameraden wisten hem te vertellen dat zij een toverheks moest zijn wier geest in diergedaante er op uitging om kwaad te brouwen. Natuurlijk maakte hij het uit.

Op de boerderij ‘De palmboom’ is de vrouw des huizes een tovenares. Zij steelt de boter van de buren met haar kunst. Op een dag ziet de meid haar slapen op een stoel. Ze leek meer op een lijk dan op een levend mens. De meid denkt: ze heeft het koud en wil haar toedekken met een schort. Haar geest is echter uit haar lichaam getreden. Haar man ziet het en rukt snel de schort uit haar handen want als het lichaam zou worden aangeraakt kan de geest niet meer terug in het lichaam treden en zou ze plotseling dood zijn.

departing-sabbathEen jongen ziet zijn meisje in slaap vallen, op het moment van kattengejammer buiten ziet hij dat er ‘iets’ vanuit het meisje naar buiten vliegt.. Een uurtje later vliegt er weer iets naar binnen en lost zich op in het meisje. Zij verteld dat zij droomde dat zij naar het kerkhof was geweest om te dansen als zwarte kat, samen met vijftig andere katten. Zij moest wel – zonder het zelf te weten – een heks zijn. Datgene wat hij had gezien was ongetwijfeld haar geest! Hij besluit haar te helpen. En de volgende keer dat zij uit haar lichaam treed gaat hij naar het kerkhof. Hij pakt de enige bonte kat tussen de zwarte katten op en vlucht ermee. De kat zegt: ‘dankjewel liefste’ en vanaf dat moment heeft ze nooit meer dergelijke dromen gehad.

De meid op een boerderij werkt altijd iets harder en beter dan de rest. De boer vertrouwt het niet en laat zijn dochter bij haar slapen. Zij ziet hoe de meid om elf uur opstond en toch op hetzelfde moment in bed bleef liggen! Toen de dochter haar probeerde te wekken, bleef ze heel stil liggen. Om vier uur ’s morgens kwam de meid terug en de gedaante in het bed verdween. Direct daarop werd de meid wakker. De volgende avond om elf uur mag het dochtertje mee. Ze gaan zitten op de staart van een grote hond en hij gaat er met hun vandoor. Aan de overkant van een water is een gezelschap rijk geklede vrouwen aan het dansen en zingen. Als ze zegt ‘here Jezus’ verdwijnt het hele gezelschap. Ze blijkt in een vreemd land te zijn. De volgende avond mocht ze gelukkig mee terug op de staart van de hond (is dit de duivel?).

Voor de extase is het blijkbaar nodig dat de vrouw gaat slapen of in een staat van versuffing of katalepsie komt. Dan verlaat ‘iets’ het lichaam van de heks. Het wordt de geest of de ziel van de heks genoemd, maar het wordt ook omschreven als een ‘lichtje’, als ‘iets’ en als een verdubbeling, zoals in de laatste sage. Het lichtje dat de mond verlaat komen we ook tegen in een detail uit het (hiernaast getoonde) schilderij van Frans Francken uit 1607. In een heksenproces uit Asten uit 1595 wordt datgene wat het lichaam verlaat een ‘schijn’ oftewel een geest of verschijning genoemd. Men noemt dit in moderne literatuur ook wel de ‘dubbel’ of het alter ego. Terwijl het stoffelijk omhulsel, het lichaam achterblijft, gaat de geest/dubbel op reis. (1)

De geest of het ‘dubbel’ verlaat het lichaam als klein dier

Ryckaert, David III La_ronde_des_Farfadets_de_Les_Farfadets_-_17th_cDe geest kan ook het lichaam verlaten in de vorm van een ‘klein’ diertje. In de sagen zijn hiervan vele voorbeelden te vinden:

Een vrijer op Terschelling krijgt van zijn vrienden te horen dat zijn lief een kol is. Hij gaat er die avond laat nog naar toe en ze ligt al te slapen, er is geen beweging in te krijgen. Dan ziet hij een muis recht in d’r mond kruipen. Even later haalt ze diep adem en wordt wakker. Een andere keer slaapt ze op een stoel en een grote vonk uit de vuurpot springt zo in haar mond! Beide keren zucht ze diep en wordt ze direct daarna wakker. Hij weet genoeg het is een kol!

In Kortgene woonde een heks. Als ze kwaad wilde doen dan ging ze achterover in haar stoel liggen en viel in slaap. Vervolgens kwam er een bij uit haar mond gevlogen. Als ze gehekst had kroop de bij er weer in en werd ze weer wakker.

Een vrijer wil blijven tot na twaalf uur. Het meisje wil dat echt niet, maar hij blijft toch en zij valt in zwijm en blijft roerloos liggen. Dan kruipt er een bromvlieg uit haar mond. Hij legt een doekje over haar hoofd. Na verloop van tijd zoemt de bromvlieg weer om haar hoofd en zij lijkt het in haar slaap stikbenauwd te krijgen. Zodra hij het doekje verwijdert, vliegt de vlieg in haar mond. Het meisje zucht diep en komt weer bij. Ook haar moeder lag in onmacht en hij legde een laken over haar hoofd. Als zij daar achter komt is het al na tweeën en de moeder komt niet terug en is dood… De vrijer weet nu genoeg, het meisje is een toverkol en hij verbreekt de verkering.
Een kleine anekdote uit Voorburg verklaart waarom de jongen uit de voorgaande sage een doekje op haar hoofd legde.  Daar zegt men: Als je een (oude) vrouw van toverij verdenkt – leg je om twaalf uur een zakdoek of doek over haar hoofd. Zo belet je haar om uit haar lichaam te treden. Of als ze haar lichaam al heeft verlaten krijgt ze het erg benauwd omdat ze niet terug kan. Is ze te lang buiten haar lichaam dan gaat ze dood.

Frans vroeg 1600 uit museum BayonneIn Schiedam rond het jaar 1660 was er een heks die had een kat. Als de kat er was, was de vrouw nergens te vinden en andersom. Op een keer betrapte haar broer haar erop dat er een muis haar schort omhoog klom en in een van haar neusgaten verdween! Toen werd de vrouw plots wakker.
In een ‘spookhuis’ te Nieuw Namen kwamen elke nacht de heksen in de vorm van muizen bijeen om sabbat te vieren. Terwijl zo’n heks rustig sliep, verliet haar ziel, in muizengedaante het lichaam.
Moeder Cie was een beruchte heks uit Meerwijk. Toen ze lag te slapen, zag iemand hoe er een spin uit haar mond kroop en haastig wegliep. Het was duidelijk dat ze weer uit heksen ging!

Zo kan de ziel van de heks haar lichaam verlaten in de vorm van diverse dieren. Als bij en als bromvlieg, als muis en zelfs als spin! Je kunt je afvragen wat de relatie van de heks is met het dier. Leent ze even het lichaam van een bestaand dier dat daarna zijn eigen weg weer gaat, of neemt haar ziel/geest de vorm aan van zo’n dier? Het in en uit de mond gaan van het dier, duid op het tweede. Het is de vraag in hoeverre zo’n dier werkelijk materieel is of meer een geestvorm. (2)

De heks als kat of haas

Teniers Hexenszene_1700Het meest berucht heksendier is natuurlijk de – zwarte – kat! Mogelijk vanwege haar grootte komt dit beest nooit uit haar mond. Vaak lijkt er een metamorfose plaats te vinden, (te vergelijken met die van een man in een weerwolf) echter ook hier kan het zijn dat de vrouw in een soort van katalepsie in haar bed blijft liggen. In de vorm van een kat probeert de heks aan geheime informatie te komen, of mens of vee ziek te maken. Soms zit ze in die vorm op een klein kind in de wieg om het zo ziek te maken. Katten kunnen het ook nachtelijke wandelaars lastig maken, door ze voor de voeten te lopen en te proberen ze in de sloot te duwen.
Verder zijn er de kattendansen. Hele groepen heksen komen in de vorm van katten samen om te dansen en te feesten. In al die gevallen komt er in de sagen vaak een eind aan het gefeest of getover doordat een dappere jongen of boer de beesten verwond met behulp van zijn mes of met kokend water. De volgende dag blijken de vermeende heksen verwondingen te hebben op precies dezelfde plek als waar de katten verwond werden!

De heks kan zich ook in een aantal andere dieren veranderen: Soms is ze een hond, of een pad, maar het – op de kat na – meest voorkomende heksendier is de haas. Een jager die op zo’n heksenhaas probeerde te schieten miste telkens. Na vele pogingen begon hij te  vermoeden dat het om een spookhaas of een heks ging. Hij gebruikte een stuk zilver en eindelijk schoot hij raak! Maar daarmee had hij ook de fysieke heks getroffen en ze overleed aan haar wonden..

De heks kan zelfs in onbezielde objecten zitten! De beruchte ‘toverkol’ Grietje Holleman uit Broek in Waterland had haar verblijf genomen in een kaars. Iemand gaf met een mes een snee in de kaars en de volgende ochtend had Grietje een snee over haar neus! Zo wisten ze zeker dat zij ‘kollen’ kon.
De geest van de heks kon ook in de karnton zitten om daar de boter te doen betoveren. Zij stal dan de boter en zorgde ervoor dat de melk in de ton niet ging boteren. Een probaat middel is dan om er met een gloeiende sikkel in te steken of er een gloeiend hoefijzer in te doen. De heks zal dan de volgende dag gemerkt zijn door brand- of steekwonden. (3)

Vooral het gegeven dat de verwondingen – die het dier of het object zijn toegebracht – terug te vinden zijn bij de heks, maakt het duidelijk dat ‘iets’ van de heks is overgegaan in het dier of zelfs het object! Dit ‘iets’ moet toch meer zijn dan slechts de geest, want ook het lichaam van de heks raakt verwond.

De heksenvlucht

Cornelis Saftleven Witch's Tavern

Cornelis Saftleven 1630-1640 Heks vliegt de schoorsteen uit

Het meest beroemde voorbeeld van de extase en zielenvlucht van de heks is natuurlijk de heks die op de bezemsteel naar de heksensabbat vliegt. Vaak gaat dit gepaard met het insmeren met zalf en het gaan door de schoorsteen om er aan de andere kant uit te komen en dan door de nachtlucht te vliegen. Dit is goed uit te leggen als een uittreding, zeker als de zalf bereid is met hallucinogene middelen. Dit laatste vinden we echter niet terug in de sagen. Bij het beeld van de vliegende heks stapelen de onmogelijkheden zich op als het een fysieke vlucht betrof. Om dan maar te zeggen dat al die keren dat mensen ervan getuigen dit te hebben gezien of mee te hebben gemaakt dom en achterlijk zijn vind ik gemakzuchtig. Dat de nachtvlucht in de geest plaatsvond is een veel aantrekkelijker alternatief!

Dit vliegen en varen gebeurt in de sagen verbazingwekkend vaak met behulp van andere voorwerpen: Eierschalen, zeven, mosselschelpen en boternappen om eens wat te noemen. Dit draagt bij aan de bewijsvorming dat deze verhalen nooit de bedoeling kunnen hebben om iets te beschrijven dat plaats heeft gevonden in de fysieke wereld. De genoemde voorwerpen zijn eerder te zien als benamingen voor het astrale lichaam waarmee de heks naar de geestenwereld kan reizen.

Varen in eierschalen en mosselschelpen

004Over varen in eierschalen wordt al geschreven in de 17e eeuw. In een schrijfsel uit 1657 staat: ‘Velen geloofden dat heksen met een eierschaal, mossel- of oesterschelp met behulp van een fijne naald tussen Calais en Dover naar Engeland voeren.’ Dit geloof bestond in de Groninger Ommelanden in de negentiende eeuw nog steeds. Eierschalen moesten altijd gebroken worden, anders konden heksen ze gebruiken om er mee naar Engeland te varen.
In Vlaanderen werd dit ook verteld: Ooit kwam er een vrouw, die een boze heks was, in een eierschaal overzee aangevaren. Ongelukkigerwijs verpletterde de volksmenigte de schaal, zodat het wijf niet meer weg kon. Zo is het kwaad in ons land gekomen. Men wachtte zich dus wel eierschalen weg te gooien; men moet ze verbranden.
Ook in Friesland konden de Friese heksen, de ‘tsjoensters’ in eierdoppen varen. Ze zeilden ermee helemaal naar Oost-Indië! Als je bang bent voor heksen moet je die doppen in het water gooien, dan kunnen zij die dop als schip gebruiken. Als je dat niet wilt, moet je ze juist kapot maken. Andere Friese heksen uit Molkwerum kwamen ‘s avonds laat bijeen en staken dan in melkbakken over zee naar Spanje om feest te vieren. Ze gebruikten als vaarboom een stopnaald.

Johannes Wier heeft het in zijn boek ‘Praestiigis Daemonum’ uit de zestiende eeuw over een heks die vaart in een mosselschelp: Er was in Schiedam een vrouw die als heks werd verbrand omdat de schippers stenen in plaats van vissen in hun netten vingen. In haar bekentenis vertelde zij dat ze door een barst in het venster was gevlogen en vervolgens in een mosselschelp naar hen toe gevaren om door haar toverij de haring te verdrijven. (4)

Vliegen in een zeef

Charles Turner (British, Woodstock, Oxfordshire 1774–1857 London) A Witch Sailing to Aleppo in a Sieve, December 1, 1807 British, Mezzotint; Plate: 24 × 18 in. (61 × 45.7 cm) Sheet: 24 3/4 × 21 3/8 in. (62.9 × 54.3 cm) The Metropolitan Museum of Art, New York, The Elisha Whittelsey Collection, The Elisha Whittelsey Fund, 1967 (67.797.44) http://www.metmuseum.org/Collections/search-the-collections/654259

Charles Turner 
A Witch Sailing to Aleppo in a Sieve 1807

Over het gebruik van de zeef om mee te vliegen wordt meer verteld in een Gelderse sage: Op de Kamp, een weide onder Well (Gelderland), werden de paarden ‘s nachts tussen twaalf en een zo afgereden, dat hun het schuim om de muil stond. Gedurende dat hele uur klonk over de weide alleen maar paardengetrappel. Een boerenknecht wilde er meer van weten. Hij verborg zich op zekere nacht in de weide. Zodra het twaalf uur sloeg, streek er uit de lucht een zeef met een heks erop in het gras neer. Dadelijk sprong het wijf op een van de paarden en begon te rijden. Onderwijl sloop de knecht stilletjes naderbij en nam de zeef weg. Toen het op een uur aanging hield de heks op met rijden. Maar nu miste zij haar zeef. Al snel ontdekte zij de knecht en zij smeekt hem haar de zeef toch terug te geven. Hij laat zich overhalen op voorwaarde dat zij het nooit meer zou wagen de dieren van zijn baas af te jakkeren.
In een andere sage uit dezelfde buurt (tussen Putten en Nijkerk) wordt hetzelfde verhaal verteld over twee prachtig zingende vrouwen. Zij smeken de boer hem hun zeven terug te geven omdat ze anders bont en blauw geknepen zullen worden. Ook in Terschelling wordt hetzelfde verteld maar daar komt de mooi zingende vrouw aanvaren met een ‘botermond’; een houten bak om boter in te kneden. In Culemborg worden dit soort vrouwen ziftrijdsters genoemd. Ze rijden in zeven door de lucht en roeien dan met zwavelstokken. Sommige heksen rijden echter liever op een zeug.

20151008_142559In Weert ligt de Galgenberg; een terrein waar vroeger de ter dood veroordeelden werden opgehangen. Daar vierden de heksen in kattengedaante hun sabbat. Zij kwamen uit alle plaatsen in de omtrek en vlogen naar deze vergaderplaats, niet op bezems maar in ziften (zeven). Op een keer gebeurde het dat er een man voorbij die kattendans kwam en hij zag in de berm van de weg een paar zeven liggen. Toen hij er stilletjes een wegnam, zag hij hoe de katten zich elk op een zeef zetten en weer in mensengedaanten veranderden. Een kat bleef alleen achter en liep radeloos rond op zoek naar haar zeef die de voerman had verstopt. Ondertussen riep een der heksen, die de aanvoerster was, zonder op die ene te wachten: ‘Over heg en struik, naar Keulen in de wijnkelder en weer terug.’ Plotseling waren de heksen door de lucht verdwenen. Inmiddels had de achtergebleven kat de man gezien en smeekte hem haar de zeef terug te geven. Maar die dacht er niet aan haar d’r zin te geven, want hij wilde zelf naar Keulen gaan. Hij ging in de zeef zitten, maar door het mauwen van de achtergebleven kat was hij de spreuk vergeten en riep: ‘door heg en struik naar Keulen in de wijnkelder’, en vergat ook de laatste zin, zodat hij niet terug kon. Nu ging hij ontzettend snel door heg en struik, zodat hij gehavend in de kelder neerviel. Daar vonden de knechten hem de volgende morgen en hij kreeg een zware straf voor het stelen van de wijn, waarvan hij geen druppel had gedronken.

Het kunnen varen met eierschalen, mosselschelpen en zeven wordt ook verteld van alven en maren. Dit laat zien dat de heks sterk verwant is aan deze geestwezens. Het grote verschil is echter dat zij ook nog een fysiek lichaam heeft! Ook het voorwerp zelf kan geassocieerd worden met de geestelijke toestand. De doorlaatbaarheid van de zeef als gatenpan is te vergelijken met de doorlaatbaarheid van het energetische systeem van de mens waar ook altijd gaten in zitten. Het gebroken ei of de open gemaakte mossel kan je ook zien als symbolen voor het astrale of energetische lichaam van de heks. Zij maakt bewust gebruik hiervan door het open te breken en het los te pellen van het fysieke lijf. (5)

Varen met een bosje stro

goya-witchesIn nog weer andere sagen wordt er gevlogen of gevaren op een wiel of rad, in een grote houten nap of in een notendop (die zodra die in het water kwam veranderde in een compleet schip). Soms is er niet meer nodig dan een bosje stro: In een proces uit 1565 te Veere bekend Digna Robberts dat ze van de duivel had geleerd om heksenzalf te maken. Als ze zich er mee in smeerde dan kon ze op een strowis in de zee ronddrijven en schepen doen vergaan. Het Friese dorpje Strobos zou zijn naam hebben gekregen omdat er een ‘tsjoenster’ (heks) woonde, die er op een bosje stro de zee op vaarde om daar de schepen te doen vergaan. Om deze reden haalden sluiswachters dit soort bosjes stro uit het water. Er zou zomaar eens een heks in verscholen kunnen zitten..
Ook komt het voor dat de heks helemaal niets nodig heeft om te kunnen vliegen: Op de plaats Pieter Heidensvaart vertoonden zich ‘s nachts vliegende heksen. Zij zien er uit als mooie boerenmeisjes en vlogen urenlang over land en zand. Een keer moest een boer over de rivier en riep om de veerman. Plots zag hij een vrouw aan de overkant staan, die zei ‘Ripp’! Direct stond ze naast hem! Ze zei opnieuw ‘Ripp’ en stond weer aan de andere oever. De boer wou dat wel eens proberen en zei ook van Ripp. Pijlsnel vloog hij over het water! Hij werd enthousiast en zei opnieuw Ripp. Dan vliegt hij over bos en wei.. Maar toen hij het nog een derde keer zei vloog hij te snel en viel keihard op de grond. De heks lachte hem uit.. (6)

Naar Keulen in de wijnkelder

Antoine-Wiertz-Young-sorceress-La-jeune-sorciere-1857De meest genoemde plaatsen – in de Nederlandse sagen – waar de heksen naar toe reizen om hun bijeenkomsten te houden zijn Spanje, Engeland en Keulen in de wijnkelder. Deze plaatsen zijn te zien als symbolische benamingen voor de ‘Andere wereld’ of de geestenwereld.
Engeland als land over de zee waar de heksen naar toe gaan (maar ook de witte zwanen uit het kinderliedje..) wordt wellicht genoemd vanwege de woordspeling met het land der engelen. Spanje werd tot ver in de negentiende eeuw door het volk gezien als een exotisch oord, waar het altijd lente was en de sinaasappelen altijd rijp in de bomen hingen. Ook Sinterklaas komt niet voor niets uit dit paradijselijke gebied.
Dat heksen naar Keulen in de wijnkelder gaan wordt al genoemd door de heks Heyl Geenen in de beruchte procesreeks van Mierlo en Lierop in 1595. Wijnkelders worden ook genoemd in de 16e eeuwse heksenprocessen van de ‘benandanti’ uit Italië. Symbolisch is de kelder te zien als het buik-bekkengebied waar volgens vele esoterische stromingen de levensenergie zich bevindt. Als heksen zich tegoed doen aan de wijn is dit te lezen als een vampiriseren op levensenergie. Tegelijk is de kelder te associëren met de onderwereld, een voor de hand liggende plaats om heksen te verwachten. (7)

Conclusie

Het is duidelijk uit de hierboven opgesomde sagen dat er tot in de negentiende eeuw nog een levende herinnering was aan de mogelijkheid om uit het lichaam te treden en in de geest te reizen. Dit werd echter wel als een duistere en verboden activiteit gezien. De ervaring van extase werd in de christelijke tijd verboden, doodgezwegen en ontkend. Het is daarom best opmerkelijk dat we er nog restanten van aantreffen in de sagen. Wellicht juist omdat dergelijke verhalen door de elite niet meer serieus werden genomen!
Ondanks de gevaren die ermee gepaard gaan is het altijd zeer verleidelijk geweest om uit het lichaam te treden. Extase wordt niet voor niets in verband gebracht met verrukking, uit het dak gaan en geestvervoering! Het kan een zeer intense, levensveranderende ervaring zijn. Met het stelselmatig onderdrukken en zelfs uitroeien van de specialisten in extase [de tovenaars en heksen]  verdween ontzettend veel kennis en ervaring over bewustzijnsverschuiving en het hanteren van energie uit de Westerse cultuur. Toch bleef de herinnering aan de mogelijkheid van uittreding levend. Waarschijnlijk werd het zelfs her en der in het geniep nog toegepast. Echter door de invloed van de kerk kon dit alleen maar naar buiten treden overgoten met een satanistisch sausje. De heks moest een dienaar van de duivel zijn en haar toverkunsten konden alleen maar gebruikt worden ten kwade. Vliegen was dus des duivels. Als we dit christelijke vernis van de gebeurtenis afkrabben, dan blijft er een authentieke trance-ervaring over. Zo’n ervaring kon alleen maar in symbolische termen worden omschreven: ze vlogen in eierschalen, voeren in zeven en vlogen als een bromvlieg uit de mond van de slapende heks.. De ervaring zal er niet minder intens om zijn geweest!

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

Noten:

1) Sinninghe, J.R.W. – Hollandsch sagenboek 81
Dykstra, W. – Uit Friesland’s volksleven II 156
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 118 en 103
Janssen, B. – Het dansmeisje en de lindepater 16
Sinninghe – Oude volksvertellingen 151
Ed. Blécourt, W. de – Volksverhalen uit NoordBrabant 182

2) Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 149
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 97, 117 en 119
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 81-82
Sinnnighe – Noord-Brabants sagenboek 106
3) Sinninghe – Hollandsch sagenboek 90 en 93
Sinninghe – Overijssels sagenboek 91, 92, 95 en 97
Zo wordt uittreding en metamorfose klaarblijkelijk gebruikt om te stelen en ziek te maken. Ook wordt het gebruikt om slecht weer te maken en zo  schepen te doen zinken. Hoe werkt dit? Iets van de essentie, de boze geest van de heks zit in het betoverde goed, het betoverde kussen, het haar van het vee, de betoverde boter etc. Dit is te zien in het telkens weer genoemde procedé om een tovenares te herkennen door in een potdichte kamer een ketel op het vuur te doen met daarin het betoverde spul of anders door het in het vuur te verbranden. De heks wordt daarmee gedwongen om zich kenbaar te maken. Zij voelt door dit procedé een heftige, brandende pijn en moet daarom wel naar de plaats waar de antitoverij plaatsvindt.
4) Teenstra, M.D. – Nederlandse volksverhalen 61 (Uit Heemskerk Batavia Arcadia 1657)
Ter Laan, K. – Nederlandse volksoverleveringen II p. 76 en 78
Wolff – Niederländische Sagen
Cock, Alfons de – Vlaamse sagen uit de volksmond –  p. 15
Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 153, 157
Dykstra, W. – Uit Frieslands volksleven II 156
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 102
Van den Bergh – Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlandse mythologie 288
5) Sinninghe – Gelders sagenboek 76
Sinninghe – Verhalen uit het land der bokkenrijders en der teuten p.58
De beroemdste heksen met zeven zijn de drie ‘weird women’ uit Shakespeare’s Macbeth. Zij zeggen: ‘But in a sieve I’ll thither sail, And like a rat without a tail, I’ll do, I’ll do and I’ll do.’ Dit heeft hij waarschijnlijk ontleend aan het beruchte Schotse heksenproces uit 1590 van de heksen van North Berwick – waaronder Agnes Sampson – die in zeven en vergieten de zee opvoeren om storm te maken om zo de Schotse koning Jacobus I en zijn schip te doen vergaan.
Het lijkt erop dat heksen vaak hun identiteit ontlenen aan hun vaardigheid om te kunnen vliegen: Heks komt van hegge- of hekkenrijdster, andere benamingen voor heks zijn zift(zeef)rijdster, bezemrijdster en kolrijdster. (Kol is het woord voor een langwerpig houten voorwerp.) Andere woorden voor heks duiden vooral hun magische vaardigheden aan: toverse, toverpot, tsjoenster, waarsegger, wichelaerster.
6) Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 133
Molen, van der S.J. – Frysk Segeboek 140
Sinninghe – Oude volksvertellingen 160
7) Otten, Johan – Duivelskwartier 171
Ginzburg, Carlo – De benandanti
Keulen kan zijn mare als heksenoord hebben gekregen doordat juist hier de relieken van de drie ‘magi’ (dus magiërs) uit het Oosten hier te vinden waren en omdat het gebeente van de heilige Ursula en haar elfduizend gezellinnen hier te zien was. Beide groepen heiligen hebben een waas van magie en heidendom om zich hangen.

 

The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/feed/ 2
Het pact met de duivel https://www.abedeverteller.nl/het-pact-met-de-duivel/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-pact-met-de-duivel https://www.abedeverteller.nl/het-pact-met-de-duivel/#comments Mon, 23 May 2016 19:51:43 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4650 Wie...

The post Het pact met de duivel first appeared on Abe de Verteller.

]]>
250px-Mephistopheles2Wie gelooft er tegenwoordig nog in de duivel en wie is er nog bang voor? Dat was vroeger wel anders! In de heidense tijd was er al een grote angst voor kwade geesten. Geesten die angst aanjoegen en onheil en ziekte veroorzaakten. In de christelijke tijd kwam daar nog het beeld van de duivel als verpersoonlijking van het kwaad bovenop. Nu bracht de kwade geest niet alleen maar ongeluk, hij kon ook nog je ziel bemachtigen en je meeslepen naar de hel. De angst voor de duivel zat er goed in. Men sprak meestal niet rechtstreeks zijn naam uit want dan riep je hem mogelijk op! Hij werd in Nederland ‘de Kwade’, ‘de Oude’  of ‘de Boze’ genoemd, of de ‘olde knecht’, de Drommel, de Droes en Joost. (1) Zolang je maar niet rechtstreeks zijn echte naam hoefde te noemen. Hieronder vertel ik over de duivel in de Nederlandse sagen en geef ik vervolgens mijn eigen interpretatie van het duivelspact.

Het uiterlijk van de duivel

the-devil-and-the-disobedient-childHelaas kon je de duivel niet altijd goed herkennen. De – met de bosgod Pan te vergelijken – ruig behaarde kerel met hoorntjes en hoeven werd bijna nooit waargenomen in Nederland. Een enkele keer is zijn verschijning wel monsterlijk: hij verscheen bijvoorbeeld als een van top tot teen pikzwarte kerel of als een grote, zwarte hond. Vaker nam hij de gedaante aan van een voorname – meestal in het zwart geklede – heer. Door het weggeven van een klein detail kwam het slachtoffer er meestal toch achter dat hij met de duivel van doen had. Hij zag bijvoorbeeld een paardenhoef of een bokspoot, of in de spiegel zag hij de hoorns op zijn hoofd. Meestal was het dan al te laat en had hij of zij zich al laten verleiden tot de zonde, of – nog erger – tot een duivelspact!

Het duivelspact

Michael_Pacher_004In de duivelssagen uit Nederland is het sujet altijd belust op nieuwe zielen. Zijn voornaamste middel om die te bemachtigen is door een mens te verleiden tot het sluiten van een verbond met hem. Dit noemt men het duivelspact. Het verhaal begint meestal met een man (of soms een vrouw) die wanhopig is. Het gaat hierbij meestal om geldzorgen. Hij loopt in zijn wanhoop en verdriet het dorp uit en de wildernis in. Daar heeft hij een schijnbaar toevallige ontmoeting met een vreemd, deftig heerschap. Dit is de duivel in vermomming. (2)

De duivel komt vervolgens met een aanbod dat te mooi is om waar te zijn. De man zal zeven jaren lang in weelde mogen leven (bv. met behulp van een ‘wisseldaalder’ of een nooit leeg rakende beurs), altijd raak kunnen schieten, het mooiste meisje kunnen krijgen of de toverkunst machtig zijn. (3) Bijna altijd leidt het voorstel van de duivel tot een verbond. De duivel weet dat – als hij zich aan zijn belofte houdt – hij de ziel mee kan nemen naar de hel. Vaak is een mondeling akkoord genoeg, maar in de latere sagen moet de man zijn naam met zijn eigen bloed op een stuk papier schrijven. Als hij uiteindelijk wordt opgehaald door de duivel, gebeurt dit soms op een gruwelijke wijze: de man wordt bijvoorbeeld in stukken gescheurd of hij verdwijnt spoorloos op een bloedvlek na, die niet meer weg te poetsen is. (4) Vaker is het zo dat hij – of zijn vrouw – door een list de duivel toch nog om de tuin weet te leiden, zodat hij zich niet aan het verbond hoeft te houden. Ook de kracht van het gebed van de pastoor wil nog wel eens helpen.

De duivel bedrogen

004Een veel voorkomend motief is het verbond met de duivel, waarbij een man in ruil voor zijn ziel een kerk, brug of schuur door de duivel laat bouwen. Deze moet wel voltooid zijn in één nacht voordat de haan heeft gekraaid. De duivel en zijn demonen gaan aan het werk en zijn vlak voor het ochtendkrieken bijna klaar. Er moet nog een klein detail toegevoegd worden. In zijn wanhoop bekent de man aan zijn vrouw welke domme zet hij heeft gedaan. Dan bedenkt zijn vrouw een list en kraait nog voor het ochtendgloren als een haan en alle echte hanen volgen haar voorbeeld. De duivel vlucht en het gebouw blijft onvoltooid. Zo redt zij de ziel van haar man. Het zal ook nooit afkomen want het stuk van de muur, de oelborden of de windhaan worden er elke keer door de kwade duivel weer afgehaald..
Soms heeft de duivel de ziel bedongen van de eerste persoon die het gebouw ingaat of over de brug heen loopt. De brug of kerk komt dan wel degelijk af, maar vervolgens jaagt degene die de overeenkomst heeft gesloten een hond de brug over of een wolf de kerk in. De duivel zal dit beest als offer moeten accepteren en is bedrogen! Dit laatste is wel opmerkelijk omdat het impliceert dat men onder het volk geloofde dat de dieren ook een ziel hebben! (5)

002Vaak is het de vrouw die haar man uit de penarie moet helpen. Zo had een jager zijn ziel aan de duivel verkocht. In ruil daarvoor zou hij altijd raak schieten. De enige voorwaarde die de man stelde, was dat de duivel altijd datgene moest kunnen benoemen waarop de jager wilde schieten. Helaas voor de jager kent de duivel elk levend wezen op aarde. Zijn vrouw kwam gelukkig met een list en rolde zich naakt in de pek en veren. Toen de jager zijn eigen vrouw voor het vizier kreeg herkende de duivel het wezen niet en de man ging vrijuit! (6)

Rijk door de duivel

Toch is er ook een enkele keer een slimme man: Een kerel in geldnood maakte een akkoordje met de duivel dat hij zijn ziel zou hebben en in ruil daarvoor zou deze zijn laars vullen met gouden munten. De duivel laat zich niet graag zien en vroeg daarom aan de man om zijn laars bij het open zoldervenster te houden. Klinkende munt werd in de laars gestort en deze zou snel vol zijn geraakt, ware het niet dat de man snel de zool los had gescheurd. De laars kwam niet vol, de man behield zijn ziel en was schathemeltjerijk!

il_340x270.502622643_28xg

Mogelijk nog slimmer was de Veluwse boer die zijn zinnen had gezet op een bunder akkerland naast het zijne. Hij had er het geld niet voor, maar de duivel wilde hem wel een korenmaat (of een schepel) vol gouden munten lenen. Als hij niet binnen vijf jaar de korenmaat vol met munten terug kon betalen zou hij zijn ziel verliezen. Toen de boer zag hoe de duivel de korenmaat vulde riep hij uit: hier op de Veluwe zijn wij gewend er een kop op te doen. En de duivel was de zuinigste niet en deed dat ook. De boer streek de kop er af en gaf de duivel zijn geld terug. Alsjeblieft ruim binnen de termijn! Hij had zich aan zijn woord gehouden, de duivel moest briesend en tierend het veld ruimen en met het afgestreken muntgeld kon hij met gemak de bunder land kopen! (7)

Ontelbare malen wordt de duivel in de sagen bedrogen. Hij sluit een akkoord met een pastoor dat hij de ziel van een man mag hebben als alle bladeren van de bomen af zijn in het beukenbos. Helaas voor de duivel ontvouwden in de lente de nieuwe blaadjes zich terwijl de laatste oude blaadjes nog aan de beuken zaten.
Hij geeft een vrijmetselaar – wiens ziel hij komt halen – uitstel zolang de kaars nog niet is opgebrand en de vervloekte man dooft de kaars en bergt hem op!
De duivel daagt iemand wel eens uit om hem een onmogelijke taak te laten verrichten in ruil voor zijn ziel. De slimmerik wint dan door hem te vragen een touw van zand te vlechten of om een scheet te vangen en er een knoop in te leggen! Dit is zelfs voor de duivel onmogelijk. Vreemd genoeg moet de bedrieglijke duivel zich altijd aan zijn woord houden. Dit maakt hem in dergelijke gevallen zelfs een beetje sympathiek.  (8)

Seks met de duivel

001In de heksenprocessen uit de zestiende eeuw komt vaak het motief voor van het bekrachtigen van het verbond met de duivel door middel van seks. Een vrouw geeft zich in ruil voor geld en/of kwade toverkunsten over aan de duivel en wordt zijn minnares. Dit vinden we niet of nauwelijks terug in de sagen. Dit zal vooral zo zijn omdat het bijna altijd gaat om mannen die het pact sluiten en dan ligt seks met de – altijd mannelijke – duivel niet zo voor de hand. In een Friese sage probeert de duivel wel om het liefje van een Friese schone te worden. Zij heeft gezegd dat ze alleen maar wil vrijen met degene die nooit om genade heeft hoeven smeken. De duivel bewijst dat hij de sterkste is in de wijde omgeving en gaat met haar naar de bedstede. Daar pakt zij hem plotseling bij zijn edele delen en draait deze om. Hij schreeuwt en smeekt om genade. Zo raakt zij de duivel als vrijer toch nog kwijt!

In een sage uit Hoogeveen wordt een oude vrouw in de bedstee geplaagd door een duivel. Daarvoor had hij haar jonge dochter gegrepen en hij verdween pas toen ze licht maakte en de Bijbel open sloeg. Vervolgens begon hij de moeder te kwellen. Hij stormt op haar los en zij zegt: ‘Dat je de deerne niet met rust kan laten snap ik nog, maar wat moet je toch met deze oude sloof?’ Als ze zegt ‘Here verlos mij van de boze’ verdwijnt hij prompt. Hier manifesteert de duivel zich als incubus. Hij doet dit niet als onderdeel van een verbond. (9)

Niezen en vloeken

f9de786791f531b8bad87cd2e46613f6Soms vraag je je af waarom de duivel zo’n moeite doet om een pact te sluiten. Uit een sage uit Neeritter (Limburg) wordt het duidelijk dat de duivel ook macht heeft over vloekers (en degenen die vervloekt worden) en zelfs over mensen die niezen als er vervolgens niemand ‘God zegen u’ zegt! Dit laatste heeft te maken met het volksgeloof dat bij een krachtige nies de ziel uit het lichaam kan glippen en dus ten prooi kan vallen aan de duivel. Bij het vloeken is het wel belangrijk dat het echt gemeend wordt. Een deurwaarder die met de duivel optrok kwam daar op harde wijze achter. Elke keer dat hij iemand hoorde vloeken riep hij: ‘Duivel grijp hem, hij heeft gevloekt!‘ Maar die zei dan, ja de mensen zeggen het zo vaak, maar menen het meestal niet en dan heb ik toch geen macht over hen. Dit ging zo door, tot de deurwaarder het huis van een familie met schulden naderde. De bewoners zagen hem en vervloekten hem binnensmonds. Een van hen siste: ‘ik wou dat de duivel hem mee nam naar de hel!’ De duivel zei; ‘dat was nu echt gemeend!’ Hij greep de deurwaarder beet en verdween. (10)

De duivel als boze geest

200px-codex_gigas_devilOm het topos van het verbond met de duivel goed te begrijpen moeten we eerst weten wie of wat de duivel is. In enkele gevallen is de duivel uit de sagen niets meer dan een boeman; een boze geest die angst aanjaagt. Hiervan zijn twee mooie voorbeelden te geven: Een jager schoot bij middernacht in het maanlicht op een haas. Hij mist en de haas rent op hem af en verandert zich in een zwarte bol. Deze rolt op de jager af, de jager heeft nu door dat hij met de baarlijke duivel van doen heeft en vlucht, maar de bol wordt almaar groter. Pas als hij belooft om nooit meer te stropen verdwijnt de zwarte bol.

In het verhaal over ‘De duivel zonder kop’ komen we de – met afstand – meest fantastische duivel tegen!: Op een viersprong in de buurt van Leuven verschijnt een duivel. Hij heeft geen hoofd, maar zijn ogen staan hem op de schouders en in zijn maagstreek is zijn mond en daaruit slobbert een vurige tong. Dit is het gat van de hel! Hij slaat zijn prooi en als die op de grond ligt gaat hij hem heen en weer rollen. Deze duivel moet voor 99 verdoemden pap koken. Als hij de honderdste te pakken heeft, dan moet die het van hem over nemen en wordt de nieuwe duivel zonder kop. Vervolgens wordt deze duivel een weerwolf en blijft dit monster tot hij doodgeschoten wordt.. Ook deze wonderbaarlijk, monsterlijke duivel is meer een voorbeeld van een boze geest. (11)

De duivel en Odin/Wodan

Jacob-Binck-The-witch-attacking-the-devilIn het beeld van de duivel kunnen ook restanten van oude godheden zitten. In een Gelderse sage wordt de duivel als volgt omschreven: ‘Plotseling was ‘de Oude’ er; een korte, gedrongen gestalte met een platte, breedgerande ronde hoed op.’ Mogelijk is in deze duivel iets van de god Odin (in onze streken Wodan genoemd) terug te vinden. Uit de saga’s van IJsland weten we dat bij een plotselinge opkomst van een oudere persoon met een breedgerande hoed, we met Odin te maken hebben. Zowel Odin als de duivel leren aan sommige van hun volgelingen de toverkunst oftewel de zwarte magie. In de sagen vinden we dit zelden, maar in de heksenprocessen leerde de duivel standaard aan elke heks de zwarte kunst. (12)

De betekenis van het verbond met de duivel

411px-el_aquelarre_1797-1798De duivel speelt al met de ziel van de mens sinds het prille begin. In het paradijs zorgde dat voor de zondeval. Hiermee bracht de duivel onder andere een afstand teweeg tussen de mens en zijn centrum, ook kon hij niet meer zomaar terug naar het zielenparadijs. Hij bezorgde de mensen echter ook kennis van goed en kwaad oftewel een individueel bewustzijn. De invloed van de duivel op de mens is te zien in het afstand scheppen tussen de mens en zijn ware zelf. Het is de kunst van de mens om vanuit die afstand weer verbinding maken met zijn ware gevoel, zodat zijn bewustzijn kan groeien.

In de duivelspacten van Mariken van Nieumeghen en de tovenaar Faust is het belangrijkste lokaas van de duivel kennis. Kennis van het verborgene bij Faust en kennis van de zeven vrije kunsten bij Mariken. Deze kennis betekent een verdere opdeling van het eenheidsbewustzijn van het paradijs in ontelbare brokstukken. Bij de zeven ‘vrije kunsten’ is dit letterlijk het geval; kunsten als grammatica, arithmetica, geometrie bestaan allemaal uit het opdelen van datgene wat waar wordt genomen. De werkelijkheid wordt ontleed in telkens kleinere stukken. Als we ons hierin verliezen dan is de weg naar het centrum en daarmee naar onze ziel niet meer terug te vinden. We verliezen onze ziel aan de duivel! We gaan op in de afstand van het leven in materie en gedachten. Hier is de dichotomie niet leven en dood, maar leven en niet-leven. De duivel heeft het meeste belang bij mensen die hun levend zijn ontkennen, door altijd van een afstandje naar de dingen te kijken. Zo verliest men de kunst van empathie, verbinding en uiteindelijk de kunst om lief te hebben.

feastWie hier in meegaat, kan zelfs worden tot een soort van demon. Deze persoon houdt zijn bewustzijn vast in een wereld die te manipuleren is doordat het wordt geobjectiveerd. Door levende wezens tot objecten te maken kan hij zonder enige empathie er energie uit trekken. Dit is in feite de zwarte kunst; zwarte magie. De zwarte kunst (nigromantie) wordt dan ook vaak beschouwd als de zevende kunst van de ‘artes liberales’. Je haalt de energie niet meer uit de goddelijke en godinnelijke bron, maar steelt ze uit deze wereld. De duivel verleid je met rijkdom, dit is te zien als de kunst om energie te stelen; hoe je kunt vampiriseren. Hij leert je hoe je angst moet aanjagen, moet afpersen, schuldgevoel moet aanbrengen en hoe je iemand uit het evenwicht brengt. Zo omgaan met je medemens doe je alleen als je wanhopig bent, omdat je in je onbewuste toestand niet meer weet hoe je energie uit de onuitputtelijke bron kan halen. Als je dit willens en wetens doet, haalt dit je uit je ware centrum, je verwijdert je telkens verder van je ziel, verslaafd als je bent aan een oneigenlijk gebruik van energie.

Je zou kunnen zeggen dat er twee duivels zijn: De een is de angstaanjagende inwijder uit de heidense tijd. Hij is te vergelijken met de gehoornde god Pan en met Odin, hij is de god van de sjamaan, de inwijder van de tovenaarsleerling. Hij moet testen of zijn leerling klaar is voor een volgende inwijding. Hij is ook Lucifer, de lichtbrenger, de god die bewustzijn brengt. Hij is degene die zijn volgelingen de ‘toverkunst’ leert. Zo iemand weet bewust te leven volgens de gulden snede, hij weet precies in het midden te blijven. Op die wijze krijgt hij energie uit de onuitputtelijke bron. Hij haalt het van de godin en de god. Hij haalt het uit de hemel en de aarde en uit de verbinding van die twee door precies in zijn centrum te blijven. Hij is de duivel als diabolo. Diabolo betekent de ‘er tussen in werper’. Hij blijft net als een diabolo precies in evenwicht op de levensdraad!

Daartegenover staat de duivel uit de christelijke mythologie als degene die altijd en eeuwig je uit je centrum en uit evenwicht probeert te krijgen. De duivel als verleider en de duivel als bangmaker. Dit maakt hem vanuit een christelijke optiek tot een slechterik, tot het geïncarneerde kwaad. De duivel is dan te zien als een soort oppervampier. Zodra de ziel uit zijn centrum is gebracht heeft de duivel een energielekkage gemaakt in het energetische systeem. De energie die daaruit sijpelt, is voor hem! Zo kan het zijn dat je door meerdere demonen wordt bezeten die allemaal op je parasiteren. Zij hechten zich vast aan je systeem en trekken de levenskracht uit je. Zij zijn de zeven opperduivels van de zeven hoofdzonden: trots, jaloezie, toorn, luiheid, gierigheid, vraatzucht en wellust.

Het verleiden met ‘zonden’ omvat velerlei technieken om je uit je evenwicht, je centrum te halen. Je weet dat je iets moet doen, maar je stelt het uit en kiest voor een afleiding. Als je die afleiding – die je van je ware bestemming afhoudt – maar vaak genoeg opzoekt dan wordt dit tot een verslaving. Je bent slaaf geworden van een demon. Je bent jezelf niet meer. Je bent niet meer de baas van je eigen energiehuishouding! Deze duivel is de meester van disbalans. Hij weet als geen ander hoe hij de mens uit evenwicht kan brengen. Hij is hiermee de schaduwkant van de tovenaar als de levenskunstenaar die weet hoe hij zijn energie, zijn levensstroom kan hanteren. Het is een groot taboe in de christelijke maatschappij om magie te gebruiken. Het wordt verzwegen en ontkend. Toch geeft juist dit de mogelijkheid aan de mens zijn energie in eigen hand te nemen, en daarmee zijn eigen bewustzijnsniveau. Iets van deze oude kennis sijpelt door in de sagen rondom de duivel en zijn pact.

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

Noten:
1)
2) Soms arrangeert de wanhopige zelf de ontmoeting en roept de duivel op om hem te helpen. Een klassieke manier om de duivel op te roepen is door hem met middernacht op een kruispunt van vier wegen een zwarte haan te offeren. Als je dan de naam van de duivel noemt zal hij verschijnen.
De duivel verschijnt ook nogal eens als de vierde man bij het kaartspelen. Vaak wordt hij opgeroepen omdat er stevig wordt gevloekt. Men ontdekt hem als er een kaart op de grond valt Dan zien ze dat een van hen een paarden- of bokspoot heeft. (K. ter Laan – Nederlandse overleveringen 12)
3) In Noord-Brabant wordt verteld hoe je een ‘wisseldaalder’ van de duivel kon kopen door op de nacht van 30 april op 1 mei of de nacht van sint Jan of op nieuwjaarsnacht op een kruising of in de kerk hem een (zwarte) kat in een zak te verkopen. Eerst moet je drie maal om de kerk heen lopen. Of op de kruising een magische cirkel maken en vragen; wie koopt er mijn haasje? De duivel zal verschijnen en vragen wat voor dier er in de zak zit en hij moet antwoorden: een haas. (Ook de witte wieven vragen om een balkenhaas en bedoelen hiermee een kat..) Hiermee heb je eigenlijk je ziel verkocht. Ga nooit uit de cirkel want anders breekt de duivel je nek. Zolang je maar iets wisselgeld overhoudt zal de daalder altijd in je zak terugkomen. (Ter Laan – Nederlandse overleveringen II 20-23)
4)
5) Sinninghe –  p. 218 e.v.
Ter Laan – Nederlandse overleveringen II 26-33
6) Sinninghe – Oude volksvertellingen 218
7) De Blécourt ed. – Verhalen van stad en streek 82 en 224
8) Sinninghe – Gelders sagenboek 132
Sinninghe – Oude Volksvertellingen 220
9) Ype Poortinga – It fleanend skip 181
Sinninghe – Drents sagenboek 77
10 Sinninghe – Limburg sagenboek 199
11) Sinninghe – Oude volksvertellingen 234 en 239
12) Gelders sagenboek 131

http://tvtropes.org/pmwiki/pmwiki.php/DealWithTheDevil/FolkloreAndFairyTales

http://www.sacred-texts.com/evil/hod/hod19.htm

The post Het pact met de duivel first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-pact-met-de-duivel/feed/ 3
Kabouters in je huis: een zegen of een vloek? https://www.abedeverteller.nl/kabouters-in-je-huis-een-zegen-of-een-vloek/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=kabouters-in-je-huis-een-zegen-of-een-vloek https://www.abedeverteller.nl/kabouters-in-je-huis-een-zegen-of-een-vloek/#comments Mon, 29 Feb 2016 22:40:50 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4815 Het...

The post Kabouters in je huis: een zegen of een vloek? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
004Het woord kabouter (ook wel klabber, klabouter, of kaboutermanneke) is etymologisch verwant aan de Duitse ‘Kobold’, de Engelse ‘goblin’ en de Franse ‘gobelin’. Al in een veertiende-eeuwse tekst worden de ‘coubouten’ al genoemd als boze geesten: ‘Nachtridders heten si, Ende sijn duvele, ic segdi, coubouten, alven, nickers, maaren..’ Het -kob gedeelte zou huis betekenen en -out of -bout komt van ‘walten’ oftewel besturen of beschermen. Dit maakt de kabouter de beschermer van het huis. Anderen wijzen op de verwantschap tussen -bouter en ‘balderen’ of ‘bolderen’ wat lawaai maken betekent. Via dit woord wordt er ook een verwantschap met de ‘poltergeist’ verondersteld. Ook kabouters kunnen poltergeist-achtige trekjes vertonen en ‘s nachts lawaai maken.
Dit wezen heeft ook andersoortige namen. Het wordt in Friesland ierdmântsje (aardmannetje) genoemd en in Groningen aulk, in Texel kent men het als sommeltje en in Limburg noemt men hem ook wel alvermannetje.
In kinderboeken wordt veel gesproken over boskabouters. Deze kabouter als een soort beschermende geest van de natuur komt in de sagen niet of nauwelijks voor. Als hij niet in het huis of op het erf van de mens woont, dan bewoont hij meestal een grafheuvel of een andere door mensen gemaakte – meestal heidense – plek. Die plek wordt dan bijvoorbeeld de Kabouterberg of Kabouterkuil genoemd. Ook hun uiterlijk kan sterk verschillen met het huidige beeld. In een sage uit 1843 is de kabouter geheel in het rood gekleed met groene handen en een groen gezicht. Een andere negentiende-eeuwse sage heeft het over ‘kleine rode mannekes’. (1) Moeten we blij zijn als we erachter komen dat een dergelijk wezen in ons huis woont?

De kabouter als hulp in de huishouding

Heinzelmännchenbrunnen_-_Detail_5_(4082-84)

Heinzelmännchenbrunnen Keulen

Zowel in het huis – meestal bij de haard – als bij de grafheuvel werd voedsel of drank neergelegd voor de kabouter. Dit is te zien als een impliciete of expliciete overeenkomst dat de kabouter(s) in ruil hiervoor klusjes zullen verrichten in de huishouding. De kabouter staat vooral bekend om zijn eigenschap om ‘s nachts in het geniep allerhande klusjes te doen voor het huisgezin: ze spoelen, wassen, schrobben de vloer, bakken brood, maken schoenen, schuren potten en ketels, etcetera. Dit doet hij meestal in ruil voor een klein voedseloffer; een bruine boterham kan al genoeg zijn. Soms zegt de sage dat die hulp werkelijk gebeurt, maar vaak ook hoort men de kabouters werken en blijkt ‘s ochtends alles onaangeroerd! (2)

Die hulp kan zich zelfs uitstrekken tot het domein van de vruchtbaarheid. Een aantal sagen vertellen over een verliefde jongeman die zijn nood klaagt bij een kabouter omdat hij geen bruidsschat heeft om zijn geliefde te kunnen trouwen. De kabouter heeft dan medelijden en zorgt voor het ontbrekende goud. Een grovere versie van kabouterhulp vinden we in een sage uit Oost-Vlaanderen. De kabouter heet daar Roodmutsje. Wanneer een knecht een lief heeft dat tegenstribbelt, dan laat hij het meisje ‘s nachts door Roodmutsje uit haar bed halen en op zijn kamer brengen. Als het meisje dan wakker wordt is zij zo beschaamd dat ze ‘vriendelijk’ is voor de knecht, als hij zijn mond maar houdt. Zo is menig meisje tot een huwelijk gedwongen, besluit de sage. (3)

De zegen van de kabouter

Vilhelm_Pedersen_-_krasnoludek_ubtIn een aantal sagen wordt er niet gesproken van concrete klusjes die de kabouter doet, maar van een zegen brengende kabouter. Zolang de kabouter goed behandeld wordt zorgt hij voor welvaart, geluk en vrede in het huis. Een mooi voorbeeld is de volgende sage uit Noord-Holland: Bij Heintje Groen was een vierkant gat onder de schoorsteen. Daardoor kwam ‘s nachts een klaboutertje. De vrouw van Hein wist dat en zette ‘s avonds eten voor hem klaar. ‘s Morgens was dat verdwenen zonder dat iemand iets had gezien. Hein gooide uit verveling petroleum over het eten van de klabouter. Het eten bleef onaangeroerd en die ochtend vonden ze een brief: ‘Klaboutertje zijn eten weg, klaboutertje zijn zegen weg.’ Na die tijd rustte er op het huis geen zegen meer. Het is een interessant detail dat in dit verhaal de kabouter uit een gat bij de haard komt. Ook in sagen uit Noord-Brabant wordt expliciet vermeld dat de kabouters via de schouw naar binnen komen. (4)

genii-cuculati

Gallo-Romeins beeldje van Priapus of een Genii Cucullati eerste eeuw n.o.j.

Bij de haard werden in de Romeinse tijd de ‘lares’ aanbeden en kleine offers gebracht. De ‘lares’ waren vooroudergoden die zegen brachten aan het huis. In de vroegmiddeleeuwse tijd werd dit soort aanbidding verboden. Toch bleef het geloof in één of meer huisgeesten en het gebruik van het geven van voedsel aan deze geesten bestaan. Het kon dan alleen niet meer offeren genoemd worden. Deze geesten worden de ‘cofgodu’ (huisgoden) of ‘stetewialdu’ (meester van het huis) genoemd in Latijnse teksten. De haard wordt symbolisch gezien als het centrum van het huis en de schouw als de ingang naar de geestenwereld. (5)
Een ander prachtig, verhelderend verhaal uit Noord-Brabant over de zegen brengende kabouter gaat als volgt: Een boer wiens zaken altijd voor de wind gingen hoorde op een avond iemand hard zuchten en steunen. Hij ging kijken en betrapte een kabouter die één graankorrel naar de graanzolder aan het sjouwen was. Hij lachte de kabouter uit en spottend zei hij: ‘één korreltje, dat is me ook de moeite waard!’ Het mannetje antwoordde: ‘dan mag ik zeker ook wel alles terug sjouwen wat ik hier heen heb gebracht?’ De boer keek hem minachtend aan en vond het prima. Maar vanaf die dag gingen de zaken langzaam maar zeker achteruit, tot de boer zo arm werd als een kerkrat. Het is duidelijk: ‘wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd!’ (6)
Als beschermende huisgeest brengt de kabouter zegen. In een aantal sagen horen de inwoners van een huis wel het lawaai van veel bedrijvigheid, maar is er de volgende ochtend juist niets gebeurd. Dit hoeft ook niet. Zegen betekent ‘signum’, het maken van een kruisteken en dit teken houdt je in je centrum. Je zou kunnen zeggen dat de zegen van de kabouter iedereen in het huis gecentreerd houd. Iedereen in het huis is gefocust op zijn eigen centrum en het centrum van het huis, de haard. Zo kunnen ze in aandacht en zonder weerstand of tegenzin hun arbeid doen. Dat is te zien als de werkelijke hulp van de kabouter.

Kabouters en hekserij

Witches'Familiars1579

De heks met padden als haar ‘familiars’ (Engeland 1579)

Toch is er een dubbelzinnigheid in de zegen van de kabouter; die moest tenslotte ergens vandaan komen. In een aantal sagen wordt de conclusie getrokken dat de kabouter die voorspoed stal bij de buren vandaan! Bij Aerschot werd verteld over een zekere heer Percy die op duizend manieren door de kabouters werd geholpen, ze zetten zelfs de koffie voor hem! Maar zijn buren hadden er alleen maar last van. De kabouters van Percy dronken de melk van hun koeien en bedierven hun boter. In een sage uit Turnhout is de connectie nog duidelijker: een vrouw steelt de boter bij de buren vandaan door middel van kaboutermannekes en een rode doek. Zij wordt ontmaskerd als een heks. Ook in een andere Turnhoutse sage stelen de kabouters van de Kabouterberg het vee en het geld van de mensen.
In een Gelderse sage wil een boerenkar maar niet vooruit komen ook al geeft de boer het paard met de zweep. Dan ziet hij dat er een plat gedrukte kabouter onder de wielen zit in de vorm van een hagedis! Dit riekt naar hekserij. Heksen zijn ook berucht om het stilzetten van wagens en de kabouter heeft de vorm van het heksendier de hagedis. Dit gegeven van een stelende en plagende kabouter in dienst van een huisgezin komt in sagen buiten Nederland vaker voor. Het kan geleid hebben tot het ontstaan van het idee van de ‘witches familiar’. De kleine huisdemon die de heksen in Engeland in de tijd van de vervolgingen in dienst hadden om melk en boter bij de buren te stelen en om mens en vee ziek te toveren. Hierin zit het woord ‘familiar’ wat mogelijk duidt op de ‘lar familiaris’: de huisgeest die in de Romeinse tijd nog de zegen aan het huis bracht. (7)

In buitenlandse kaboutersagen wil de zegen van de kabouter nogal eens omslaan in een vloek. De vlijtige kabouter kan het niet uitstaan dat de mensen van zijn boerderij almaar luier worden en gaat ze plagen door de dekens weg te halen, spullen weg te maken, geluiden te maken, met dingen te smijten etcetera. Hij wordt op deze wijze een soort van poltergeist! In Nederland en Vlaanderen ben ik hier echter geen voorbeelden van tegen gekomen.

Het vertrek der kabouters

In Nederland en België zal de kabouter in zo’n geval eerder vertrekken en zo zijn zegen meenemen. Dat gebeurt als hij zijn voedsel niet krijgt, als hij bespied wordt, maar ook als hij beloond wordt voor zijn werk met nieuwe kleren. In een sage uit de Kempen laat een vermoeide molenaar per ongeluk zijn boterham liggen. Die ochtend blijkt er op mysterieuze wijze een heleboel werk gedaan. Hij besluit om s nachts zich te verschuilen om te zien wie dat toch doet en ziet dan een naakt kaboutermanneke die zijn boterham opeet. Hij beloont het mannetje met een nieuw pak kleren. Vervolgens ziet hij de kabouter nooit meer terug. (8)

Dit verhaal kan je zien als een prachtig voorbeeld van in de ‘flow’ en uit de ‘flow’ zijn. Het werk van de kabouters is te vergelijken met de werking van processen op een energetisch niveau. De zichtbare wereld van de mensen draait om objecten. De onzichtbare wereld van de kabouters draait om processen! Onze wereld is statisch; met ons oog proberen we de wereld te fixeren en met onze geest proberen we de wereld te controleren. De kabouterwereld is dynamisch, zij houdt geen seconde stil. Zij staat buiten tijd en ruimte en heeft daardoor ook geen besef van individualiteit. Kabouters begeleiden de mensen continu bij de meest diverse handelingen. Zolang de mens die handelingen met zijn volle aandacht doet en daarbij opgaat in die handeling, ontstaat er een ‘trance’ of een ‘flow’ waarin er geen energie ontsnapt uit het proces. De mens is dan volledig onderdeel van de handeling die hij verricht, of dit nu gaat om schoonmaken, koeien melken, schoenmaken of  een kindje maken. In vroegere tijden was de identificatie tussen wat de mens is en wat hij doet nog veel meer volkomen. Je bent wat je doet, je bent boer, je bent bakker, je bent schoenmaker! Je identificeert je volkomen met je beroep. Je schept trots in de beheersing van het vak dat je hebt geleerd van je voorvaderen. Hierdoor zit er geen ruimte tussen jezelf en de handeling. Deze gaan in elkaar op. De menselijke energie en aandacht die in het maken van het product werden gestoken kwamen volkomen in het product terecht. Dit zorgde voor kwaliteit. Wie dit proces bekijkt vanuit eenheidsbewustzijn, die weet dat de ambachtsman of de boer geholpen wordt door onzichtbare krachten. Elk proces is ook te zien als een kabouter. Wie zich verbindt met dit proces wordt geholpen door de kabouters! In feite vond die hulp van de kabouters niet in de menselijke nacht plaats, maar in het nachtbewustzijn, in de geestenwereld. Wat de mens uitvoert in de mensenwereld, vindt tegelijkertijd plaats in die andere wereld.

De naakte kabouter

ElvesShoemaker-Crane1886Op een gegeven moment doet de nieuwsgierigheid, de onderzoekende geest van de mens zijn intrede. Dit wordt in het verhaal verbeeld door het geven van kleertjes aan de kabouters. De naaktheid van de kabouters staat voor een staat van eenheidsbewustzijn waarin er nog geen plaats is voor schaamte voor het eigen lichaam. Het besef van het individuele lichaam is er gewoon niet. Zij schamen zich niet voor hun viriliteit en creatieve kracht. Dit is te vergelijken met de naaktheid van Adam en Eva in het paradijs. De kabouter is met recht beledigd als je hem probeert te verleiden om zijn onschuldige paradijselijke staat te verlaten. Zonder kleren is iedereen gelijk. Kleren aandoen is het begin van beschaving. Je geeft jezelf een individualiteit en daarmee een masker. In de versie waar de kabouter de kleertjes wel aantrekt, kan je zeggen dat hij staat hij voor de mens die valt voor de zonde van de hoogmoed. Niet slechts de kabouter, maar de molenaar zelf voelt zich te goed, te mooi om nog slechts molenaar te zijn, hij wil een identiteit voor zichzelf alleen en zich onderscheiden van andere molenaars en zo verliest hij de vaardigheid om helemaal op te gaan in de ‘flow’ van het arbeidsproces. En zo werden de meeste ambachtslieden productiemedewerkers..

alven 800px-olaus_magnus_-_on_the_service_of_ghosts1

Mijn-, stal- en watergeesten uit ‘Historia de gentibus’ van Olaus Magnus 1555

356px-carlspitzweggnomeisenbahnbetrachtend1848

Carl Spitzweg – Gnom Eisenbahn betrachtend 1848

Kyrië is dood

Ten laatste bestaat er een sage die uitlegt waarom alle kabouters het land hebben verlaten: Vlakbij Hoogeloon ligt de Kabouterberg. Dit is de belangrijkste woonplaats van het kaboutervolk in Noord-Brabant. Hierin woonde ook hun koning Kyrië. Op een kwade dag schoot een jager per ongeluk een kabouter dood. Hij zag nog net hoe deze in een holletje verdween. Toen weerklonk er een triest geroep uit de berg: ‘Kyrië is dood, Kyrië is dood!‘ De jager bleek de koning doodgeschoten te hebben! Deze roep werd herhaalde malen door het hele land gehoord. Zo was er een boer uit Hoogeloon die vlakbij de Kabouterberg aan het uitrusten was. Plotseling zag hij een kabouter die hem vriendelijk een pannenkoek toestopte. Vervolgens vroeg het mannetje: ‘Zeg thuis aan Arie dat Kyrië dood is’. Ook al kende de boer geen Arie toch riep hij dit om in zijn huis en een stem weerklonk: ‘Och arme, is Kyrië dood? Dan moet ik vertrekken!’ Vervolgens vertrok zijn huiskabouter. Op vele andere plaatsen gebeurde hetzelfde. Een oude man had zich onder een brug verstopt om het kaboutervolk te zien. Die nacht zag hij er honderden of zelfs duizenden over de brug gaan om Kyrië te begraven en om daarna uit het land te trekken. Sindsdien krijgen de mensen uit Oost-Brabant geen hulp meer van de kabouters en moeten al hun werk zelf doen. In andere sagen wordt gezegd dat de kabouters vertrokken omdat ze niet tegen het gelui van de kerkklokken konden. (9)
Kyrië betekent heer. Het is zeer bijzonder dat de koning der kabouters juist die naam heeft. In het gezang ‘Kyrië Eleison’ gaat het om de here Jezus Christus. Andere goden wiens naam ook ‘heer’ betekenen zijn Adonis, Balder en Baäl. Deze zijn te betitelen als vruchtbaarheidsgoden die dood moeten gaan om wedergeboren te worden, om dan het vruchtbare seizoen met zich mee te brengen. Een vierde figuur waar een associatie mee wordt opgeroepen is Pan. De Griekse schrijver Plutarchus (eerste eeuw n.o.j.) vertelt hoe er een mysterieuze stem over het water klinkt en aan ene Thamus  de aankondiging doet: ‘De grote Pan is dood’. Thamus moest dit vertellen aan de mensen van het eiland Palodes. Toen hij dit deed hoorde hij veel geween en gekerm. Opmerkelijk genoeg is Thamus/Tammuz weer een Mesopotamische godheid die dood moest gaan om herboren te worden om zo vruchtbaarheid te brengen. (10)

Dit lijkt natuurlijk sterk op het kabouter verhaal. Ook de kabouters brengen vruchtbaarheid, dus zal hun koning dit in nog versterkte mate doen. Hun koning Kyrië had de onderwereld in moeten gaan om weer te herrijzen, maar in plaats daarvan is hij onherroepelijk dood, zoals ook de goden Pan en Balder onherroepelijk dood blijven. Zijn volk moet nu vertrekken. Is de ‘heer’ dood en vertrekken de kabouters omdat het Christendom (en het onuitstaanbare gebeier van de kerkklokken) ze geen plaats meer gunt? Dit is zeker waarschijnlijk te noemen omdat met het verbannen van het Goddelijke naar de verre hemel, er geen goede en zeker geen goddelijke geesten meer in de natuur mochten zijn. Niet in bos en veld en ook niet in huis en erf. Zij vertrokken met de komst van de kerkklokken en de priesters uit het bewustzijn van de mensen. Dit was een uiterst langzaam proces dat begon ten tijde van de aanbidding van de natuurgod Pan en eindigde met de laatst geziene kabouter.

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

1) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kabouter
Sinninghe, J.R.W. – Oude volksvertellingen 20
2) Blécourt – Verhalen van stad en streek 502, 569
Janssen, B. – Het dansmeisje en de lindepater 148
3) Sinninghe 25 – 26
Wolf – Niederländische sagen (1843) 349
4) Blécourt – Volksverhalen uit Noord-Brabant 60
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 23
5) Lecouteux, C. – The tradition of household spirits 90,98
6) Blécourt – Brabant 18
7) Sinninghe – Volksvertellingen 25
Thorpe – Northern mythology 577 en 609
Sinninghe – Gelders Sagenboek 9
8) Wolf 575
http://www.verhalenbank.nl/items/show/9558 Kleding
http://www.verhalenbank.nl/items/show/9621 Nieuwe kleding
9) Janssen 164
Blécourt – Verhalen van stad en streek 503
10) Graves, R. – Greek myths

Ook interessant: http://www.verhalenbank.nl/items/show/51228
https://archive.org/stream/navorschervolum07unkngoog/navorschervolum07unkngoog_djvu.txt

Verder bestaat er nog een zeer interessante Hollandse sage opgetekend door Cornelis van Alkemade uit het begin van de achttiende eeuw. Hij vertelt over een vroedvrouw Kniertje die door een kaboutermannetje werd verzocht om bij een geboorte te assisteren. Zij werd een blinddoek omgedaan en naar een onderaards verblijf gebracht. Daar hielp ze bij de geboorte van een kabouterkind en werd beloond met een klompje drek wat in haar schort werd gedaan. Ze zag hoe sommige kabouters hun  ogen met iets nattigs uit een potje bestreken en deed dat ook. Vanaf dat moment kon ze altijd de kabouters zien. Opnieuw werd ze geblinddoekt en naar huis gebracht. Het klompje modder gooide ze weg, maar de ochtend erna merkte ze dat er in haar schort nog wat goudstof zat. Helaas kon ze het klompje niet meer terug vinden. Als ze op een dag een kabouter appelen ziet stelen probeert ze hem te verklikken, maar alleen zij blijkt het mannetje te kunnen zien. De kabouter vraagt haar met welk oog zij hem kan zien en slaat haar op dat oog, zodat ze haar hele leven aan één oog blind is. Dit verhaal wordt bijna woordelijk zo vertelt over de elfen in Wales. Toch is dit vrijwel zeker geen literaire adaptatie. In de vroeg achttiende eeuw kende men in Nederland dit Welshe verhaal nog niet. (Hollandsch sagenboek 22, Alkemade, K. v. – Beschriivinge van de Heerliikheden Noordwijk en Offen dl I, fol. 75)

The post Kabouters in je huis: een zegen of een vloek? first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/kabouters-in-je-huis-een-zegen-of-een-vloek/feed/ 2
De nachtmare; een Nederlandse nachtmerrie https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie/#comments Sat, 06 Feb 2016 16:48:22 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4796 Bijna...

The post De nachtmare; een Nederlandse nachtmerrie first appeared on Abe de Verteller.

]]>
nightmarefuseli01Bijna iedereen wordt wel eens wakker uit een boze droom, een nachtmerrie. Tegenwoordig besteden we daar verder niet veel aandacht meer aan. Dat was vroeger wel anders! Door heel Europa geloofde men namelijk dat die nachtmerrie veroorzaakt werd door een boze geest. In vele gevallen was dit de geest van een vrouw die uit haar lichaam was getreden. Deze werd dus de (nacht)mare (nachtmeer, maere) genoemd, waaruit de latere verbastering nachtmerrie ontstond.

Het nachtelijk bezoek

In de sagen uit Nederland en Vlaanderen wordt een bezoek van de mare als volgt omschreven: midden in de nacht als het slachtoffer slaapt komt de mare door een kleine opening in het huis naar binnen. Ze is meestal een vrouw, maar ze wordt soms ook waargenomen in de vorm van een kat, een rat of een ander harig dier. In één sage spreekt men zelfs van een groot, zwart gedrocht, zonder ledematen, meer een klomp..
Ze komt van onder het bed vandaan naar het voeteneinde en klimt zo telkens hoger, langs de benen, naar de buik en gaat dan op de borst van het – meestal mannelijke – slachtoffer zitten. Vervolgens drukt ze op de borst – wat voelt als een loodzwaar gewicht – of ze knijpt hem de keel dicht. De man die hieruit half wakker wordt ervaart een beklemmend, benauwend en drukkend gevoel op de borst. Hij kan zich niet bewegen en nauwelijks ademen. Als hij wakker is, is hij doodmoe en doorweekt van het zweet. Hij is bereden door de mare! (1)

De erotiek van de mare

Nicolai Abraham Abildgaard NightmareOok al wordt het in de Nederlandse bronnen niet bij name zo genoemd toch heeft dit berijden van de slaper door de mare een duidelijk erotisch tintje. Dit blijkt al uit de omschrijving van de mare door broeder Thomas uit de veertiende eeuw: ‘die een maect hem ghelyc eenen man ende bedrieghet den wiuen in hueren slaep: die ander maect hem ghelyc enen wiue ende bedrieghet den mannen in hueren slaep.’ Dit wordt in de middeleeuwen veelal toegeschreven aan de incubus of succubus en inderdaad noemt het eerste Nederlandse woordenboek van Kiliaan uit 1599 de mare een incubus.  In de negentiende eeuw wordt plaatselijk nachtmare gebruikt als betiteling voor een prostituee en ‘bereden door de kokkemare’ (vgl. cauchemar) als een term voor geslachtsgemeenschap. Meer suggestief is de opmerking dat een meisje haar vrijer soms als nachtmare komt plagen nadat ze de verloving of verkering heeft uitgemaakt.
In de Joodse overlevering komen de ‘Lillim’ voor. Dit is het nageslacht van Lilith – de eerste vrouw van Adam – die nog steeds de eenzame mannen ‘s nachts bezoeken om ze erotische dromen te geven om ze te beroven van de energie van hun ‘nocturnale emissies’. (2)

De mare als heks

henry fuseli night hagDe mare wordt in de sagen vaak geportretteerd als een vrouw die uit haar lichaam kan treden. Datgene wat dan – meestal uit haar mond – tevoorschijn komt heeft de vorm van een klein mensje of een klein diertje. In een Vlaamse sage wordt het aldus verteld: een paar maaiers vonden een naakte, slapende vrouw in het koren. De mannen keken hun ogen uit, maar vonden het toch niet pluis en riepen er een herder bij. De herder zei: ‘ze slaapt niet, het is een maar, die zo juist is uitgetreden, om een ander te berijden.’ Een diertje – zo lang als een vinger en vreemd van vorm – kroop haar mond in. Ze werd wakker en keek verwonderd om zich heen. Snel vluchtte ze weg het bos in.

Vaak wordt het aspect van uit het lichaam treden niet expliciet gezegd, maar is het duidelijk uit de context te halen. In een aantal sagen varen vrouwen in mosselschelpen, botertonnen of melkvaten of zweven in zeven naar de overkant van een water. Als een boer de mare ziet, en het vreemde voertuig verstopt, smeekt ze hem om het ‘bootje’ terug te geven. Anders kan ze nooit  op tijd thuis zijn, want ze woont honderden kilometers ver weg!  Al deze voertuigen zijn volledig bizar en alleen maar plausibel als het om de geest van de vrouw gaat. Deze is tenslotte klein en – bijna – gewichtsloos. (3)

Een enkele keer is de mare niet meer te onderscheiden van de heks. In een sage uit Haarlem wordt verteld van een jonge dochter die ziet hoe haar moeder zich insmeert met een zalf en op een stok naakt het raam uitvliegt. Zij doet hetzelfde en vliegt door de lucht. Ze ziet dan haar moeder op de borst van een slapende jongen zitten. Zo kwelt zij de mensen als een mare. De dochter roept uit: Jezus en Maria! Daarop neemt de moeder de vlucht, maar het meisje wordt naakt en wel de slaapkamer van de jongen ingezogen. Als de ouders binnen komen heeft zij heel wat uit te leggen. (4)

De mare als kwade elf

075db0fd483d1df91e777015cab07a63Onder andere in Duitsland komt de notie voor dat de mare een boosaardig elfenwezen is. Ze noemen haar dan de ‘alptraum’ een droom die door de alp oftewel de elf wordt gegeven. In Nederland gaat het toch meestal om gewone vrouwen – een aantal malen expliciet heksen genoemd – die als mare de mensen kunnen plagen. De notie van de boze elf of geest komt maar een enkele keer voor: In een sage uit Uitdam voelt een man de mare bovenop zich en grijpt ernaar. Hij voelt een kat tussen zijn vinger, die langzaam versmolt tot er niks meer tussen zijn handen zat. In de ‘Evangeliën van den Spinrokken’ uit 1518 wordt het volgende verteld: ‘Janette werd in haar slaap bereden door een mare. Ze tastte rond om te weten wat het was en toen voelde ze dat het iets ruigs was, bedekt met zacht haar.’ Dit kan om een kwade geest gaan, maar ook de vorm zijn die de vrouw als geestwezen aanneemt. (5)

De mare en het berijden van het paard

Szal uniesen podkowinskimuzeum narodowe w krakowieDe naam van de nachtmerrie doet denken aan een (vrouwelijk) paard. Merrie is echter een verbastering van mare. Die verwarring kwam waarschijnlijk tot stand doordat de mare naast de mens, juist het paard als belangrijkste slachtoffer kiest. Als zij geen mens te pakken kan krijgen dan berijdt de mare het liefste ‘s nachts de paarden in de stal tot ze doorweekt zijn van het zweet en de manen in klitten zijn vervlochten. De paarden zijn de dag daarna te moe om werk te verrichten. Ook berijdt zij soms slapende mannen alsof het paarden zijn. In een aantal sagen wordt verteld dat zij een halster over het hoofd van een man gooit en hem zo in een paard verandert om hem te kunnen berijden. Het lijkt erop dat de mare mens en dier (en zelfs plant) gebruikt om haar nachtelijke vluchten in de geestenwereld te maken of anders om hun energie te stelen en dus als het ware bij te tanken voor het volgende deel van de nachtvlucht! (6)

horsenightmare01Juist het paard komt in de mythologie vaker voor als zielenbegeleider (psychopompos). Men kan bijvoorbeeld denken aan het paard Sleipnir waarmee Odin zijn extatische vluchten door de negen werelden maakte. Misschien heeft dit iets te maken met de voorkeur bij de mare om juist paarden te berijden.
Opmerkelijk is de verwarring die de mare teweeg brengt. Ze klit de manen van de paarden bijeen; dit zijn de zogenaamde marevlechten. Ook maakt ze soms bij de mens waar zij op drukt het haar in de war. Ten derde zorgt ze voor een wildgroei van takken bij bepaalde bomen (bij ons heet dat heksenbezems in Noorwegen is dat de ‘Markvist’) en voor de parasitaire maretak.  Je zou zo’n verknoping in boom, paard en mens kunnen zien als een plek waar de mare de energiestroom in de war brengt en daardoor een plek maakt waar ze die energie kan aftappen. (7)

Middelen tegen de mare

Er zijn in Nederland en Vlaanderen ontzettend veel methodes gebruikt om zich te beschermen tegen de mare. Men spijkerde een paardenschedel of een hoefijzer boven de (stal)deur, hing een zeef boven het bed, of een compleet net over het bed heen. Men zette de schoenen kruislings of met de punt naar het bed toe en legde de kousen in een kruis. Je kon ook een mes met het heft tegen je borst drukken. (In een sage geeft een concurrerende vrijer het advies om het mes met de punt tegen de borst te zetten, gelukkig doet de jongen het omgekeerde en kan ontdekken wie hem als mare plaagt, want zij heeft een wond in de borst opgelopen!)  Of men zei de volgende spreuk: ‘Nachtmaar jij lelijk dier, kom vannacht niet hier, Alle waters zult gij waaien, alle bomen zult gij blaaien, alle grassen zult gij tellen, komt mij deze nacht niet kwellen‘. Natuurlijk helpen christelijke middelen ook. Men kan zich bekruisen: zelfs als de mare al op je zit en je je niet kan bewegen kan je nog een kruis maken met je tong. Als je dit driemaal doet moet ze je loslaten. Je kunt wijwater gebruiken: Als je wijwater over de ruggen van de paarden gooit en één van de paarden wordt bereden dan zal de mare plots zichtbaar worden. (8)
De zeef en het net kunnen te maken hebben met het vampiristische gedrag van de mare. Zij is op zoek naar een gaatje in het energetisch systeem van het slachtoffer. De mare verwart de zeef of het net met de slapende man en gaat dan vergeefs op zoek naar de ingang! Ook de paardenschedel is een substituut voor het werkelijke paard als slachtoffer. De andere middelen zijn te zien als obstakels voor de mare.

Het vangen van de mare

artnightmare01Toch komt het vaak voor dat geen enkel middel de mare buiten de deur houdt. In de sagen kan een boer dan het dappere besluit nemen om de mare te vangen! Een mare laat zich echter niet makkelijk pakken. Een beproefd middel om dit toch te proberen is door alle gaten in het huis of de stal te dichten. Als je dan wacht op het onrustig worden van de paarden kan je de deur dicht doen of anders het laatste gaatje. Ze kan dan niet meer naar buiten. De mare kan als geestwezen door het kleinste gaatje, maar als ook het kleinste gaatje is gedicht heb je haar toch te pakken. Als je dan het licht op haar schijnt en haar bij de haren vat is ze in je macht!
Een andere methode is het strooien van meel of zand. De mare kan als geestwezen niets materieels meenemen. Dus als er maar een korreltje zand of meel aan haar kleeft zit ze vast. Een heksenmeester uit Alveringen wist dat en toen hij geroepen werd door een vrouw die net door de mare was bereden gooide hij een handvol droog zand in de kamer de lucht in. Plots stond er een vrouw in de kamer, die snel de vlucht nam.
Ook het noemen van haar ware naam maakt de mare onschadelijk. Want zo roep je haar terug in het vlees. Heel vaak blijkt ze bij ontdekking naakt te zijn, ook dat kan je zien als een aanduiding dat ze er eigenlijk alleen in haar geestgedaante is. (9)

De mare tot vrouw nemen

Richard_Westall_-_Faust_and_LilithIn de Nederlandse sagen komt het een aantal malen voor dat de boer die de mare betrapt haar tot vrouw neemt. In een sage uit Bunschoten wordt dat treffend verbeeld: Naakt en bevend stond zij voor hem, de schone deerne uit de omgeving.. Natuurlijk is het niet vreemd bij de aanblik van zo’n mooie vrouw dat de vrijgezelle boer haar mee de bedstede in neemt! In het verhaal gaat zo’n huwelijk in het begin verbazend goed. Ze blijkt een uitstekende huisvrouw en soms krijgen ze zelfs kinderen. Maar zodra de man haar het gat laat zien waar ze door binnen is gekomen of de stop uit dat gat trekt die er al die tijd in had gezeten, dan vertrekt ze toch ondanks al de liefde voor haar gezin! In een Friese sage legt ze haar oor tegen het gat en roept: ‘O, wat luiden de klokken toch in Engeland!’ Vervolgens vliegt ze door het gat, waarschijnlijk om naar het Engelland als land der geesten toe te gaan. (10)

De zevende dochter wordt een mare

1265px-John_Henry_Fuseli_-_The_NightmareOp diverse plaatsen in Nederland wordt gezegd dat de zevende dochter in een gezin een mare moet worden of ze nu wil of niet. Vaak is zij de mooiste van de zeven. (De zevende zoon moet daarentegen een weerwolf worden..) Dit doet mij sterk denken aan de grote gezinnen van vroeger, waar één kind aan de kerk werd gegeven als monnik of non. Zo zou het de heidense gewoonte kunnen zijn geweest dat de zoon een weerwolf en de dochter een mare wordt. Waarbij je je kan voorstellen dat zij ingewijd werden in de trancetechnieken die nodig zijn om uit het lichaam te treden. (11)
Dit zou betekenen dat de nachtmare niet altijd puur slecht is geweest. Daar zijn wel enkele aanwijzingen voor: In het veertiende-eeuwse boek ‘Natuurkunde van het gheheelal’ van broeder Gheraert zegt hij: ‘Nachtridders heten si, Haghetissen ende varende vrouwen, Coubouten, alven, nickers, maaren  Die hera smorghens openbaren, Ende comen halen vier. Maren heten wise hier’. Maren worden hier als wijs bestempeld! In een sage uit Terschelling komen de maren in mosselschelpen vanuit Friesland over roeien naar het eiland. Zij zingen dan wondermooi. Op het eiland aangekomen gaan ze de manen van de paarden kunstig dooreenvlechten (in plaats van in de war brengen). Ook hoor je bij hun bezoek het geluid van een snorrend spinnewiel. (12)
Een voorbeeld uit IJsland vinden we in de Ynglinga saga van Snorri Sturluson uit de dertiende eeuw. Daar wordt verteld over prinses Drifa die verlaten wordt door haar man. Zij haalt de Finse völva Huld erbij. Zij is te zien als een specialist in trancetechnieken. Deze stuurt haar mare over de zee naar de koning. Eerst probeert zij het verlangen in hem op te roepen om terug te keren naar zijn prinses. Als dat mislukt, valt zij hem aan. Hij wordt slaperig en in zijn slaap komt zij bij hem als mare. Hij roept uit dat hij bereden wordt door de mare en zijn mannen willen hem helpen, maar als ze hem bij het hoofd pakken, verplettert Huld zijn benen en als ze zijn benen pakken verplettert zij zijn hoofd en doodt hem.
Hoe gruwelijk dit ook klinkt, het begint ermee dat de vaardigheden van Huld bewust gebruikt worden om iets goeds te doen. Pas als dat niet lukt wordt het uitsturen van de mare gebruikt als wraak. (13)

Conclusie

collier_lilithHet woord mare komt van de Indogermaanse wortel ‘mer’ wat stuk wrijven of roven betekent. Andere schrijvers zien een verwantschap met het Indo-Europese woord ‘moros’ oftewel de dood. (14) Mijn interpretatie hierbij is dat de mare door drukkend te wrijven een gat maakt in het energieveld van haar slachtoffer. Dit geeft tegelijkertijd een angstige droom, een angst die meestal te maken heeft met de dood. Zij berijdt haar slachtoffer en berijdt zo ook zijn dromen. De angst die dit teweeg brengt kan zij als energie in zich opnemen. Zij is derhalve een soort van vampier! Mogelijk maakt de mare ook gebruik van een andere methode om energie te stelen en wel door middel van de erotische ‘natte’ droom. Doodsangst en seksueel verlangen zijn twee kwetsbare plekken in de energetische cocon van de mens en de mare maakt daar gebruik van. Toch is de mare niet puur slecht: Zij beheerst de kunst om uit haar lichaam te treden en op die wijze een semi-dood te ondergaan. Dit maakt haar tot een wijze vrouw die meer ziet dan gewone mensen.
Voor de gewone mens zijn er trucjes om de mare op afstand te houden, maar wie werkelijk wil leren van de mare die vangt haar of maakt haar zelfs tot vrouw! Deze man weet alle gaatjes in zijn energetische huis te dichten zodat ze niet op hem kan parasiteren. Hij ziet zijn angst voor de dood en dus zijn angst voor de mare onder ogen en merkt dan dat zij ook mooi en wijs kan zijn. Wie met de mare trouwt brengt geluk en wijsheid in zijn huishouding. Maar de mare zal altijd streven naar vrijheid en zal je dus ook uiteindelijk onvermijdelijk weer verlaten.

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

1) de Blécourt – Volksverhalen uit Nederlands Limburg 25
Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen 92
2) Er kan ook een connectie zijn met het gebruik van ‘nachtslapen’. Waarbij de vrijer ‘s nachts een bezoek aan zijn geliefde bracht in haar kamer en soms ook bovenop haar lag met de dekens er tussen.
Blécourt – Volksverhalen uit Noordbrabant 289
Blécourt – Verhalen van stad en streek 508
Koltuv, B – Lilith 51 Uit de Zohar I 19b: ‘Lilith zwerft bij nacht en valt de zonen der mensen lastig en maakt dat ze zich bezoedelen. Wanneer ze mensen in een huis alleen slapend aantreft, gaat ze boven hen zweven, pakt hen beet en klemt zich tegen hen aan, waardoor ze hun verlangen oproept en bij hen verwekt.’
3) Wolf, N.S. – Niederländische sagen 343
Dykstra, Waling – Frieslands volksleven 232
van der Molen, S.J. – Frysk sêgeboek 188
4) Wolf, N.S. – Niederländische sagen 654
5) Callewaert – Die evangelien vanden Spinrocke 105
Sinninghe, J.R.W. – Hollandsch sagenboek 127
6) Sinninghe – Overijssels Sagenboek 113
Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen 101
7) Decleen en Lejeune – Compendium van rituele planten 714
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/maretak
8) de Blécourt – Volksverhalen uit Nederlands Limburg 25
Blécourt – Volksverhalen uit Oost- en West-Vlaanderen 85
9)  Sinninghe – Oude Volksvertellingen 212
Wolf, N.S. – Niederländische sagen 342
http://www.beleven.org/verhaal/met_de_nachtmare_getrouwd
10) Molen, S.J. – Frysk sêgeboek 190
Blécourt – Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi 100
11) In een Vlaamse versie zal de derde bastaard-dochter – dus een bastaardkind van de derde generatie – een mare worden!
Teenstra, M.D. – Nederlandse volksverhalen 80 ev
12) Sinninghe – Hollandsch sagenboek 128
13) Sturluson, Snorri – Ynglinga saga 16
14) Pocs, Eva  – Between the living and the dead 32
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtmerrie

The post De nachtmare; een Nederlandse nachtmerrie first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie/feed/ 1
De symboliek van de heks https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-heks/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-symboliek-van-de-heks https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-heks/#comments Thu, 17 Dec 2015 14:56:30 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4400 Het...

The post De symboliek van de heks first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Het archetypische beeld van de heks spreekt ontzettend tot de verbeelding. Het zit tjokvol symboliek en raakt voor veel mensen een diepe snaar. (1) Bij het noemen van het woord heks zien we direct een aantal oerelementen aan ons geestesoog verschijnen.

Antoine Wiertz – La jeune sorcière 1865

We zien het beeld van de heks bij de brouwketel. Zij is jong en naakt of oud met donkere kleren. Vaak heeft ze een punthoed op. In de ketel wordt het geheimzinnige brouwsel gemaakt waarmee de heks kan vliegen; de heksendrank of meestal de heksenzalf. De heks smeert zichzelf en/of haar bezem in met dit middel. Daarna onder het uitroepen van een toverspreuk vliegt zij gezeten op haar bezemsteel door de schoorsteen naar buiten! Buiten aangekomen vliegt ze door de lucht naar de plaats van samenkomst met de andere heksen. Dit kan een weide zijn, een wijnkelder in een kasteel, of een berg. Daar wordt dan de heksensabbat gehouden. Dit feest – dat vaak gevierd wordt tijdens een van de seizoenswendingen – gaat gepaard met al wat God verboden heeft; zingen, dansen, eten en natuurlijk seks. Ook de duivel of meerdere duivels zijn hierbij aanwezig. Dit beeld kent vele details en afwijkingen, maar in de kern bevat zij meestal deze elementen. Mijn stelling is dat al deze beelden verwijzen naar een anderwereldse ervaring. De heks is in een trance of is bezig deze op te wekken. Ik zal dit idee per beeld behandelen en beargumenteren.

De heksenketel

Onbekend 1582 heksensabbat Witches stirring up brew in caldron. From Abraham Saurs Ein Kurtze Treue WarningIk begin bij de ketel. Het beroemdste beeld is dat van de drie heksen van Macbeth: De drie ‘weird sisters’ die griezelige dingen in een borrelende ketel gooien om daar duistere magie mee te bedrijven. Het woord ‘wyrd’ staat voor aarde en noodlot. Ze zijn met z´n drieën net als de schikgodinnen en ze staan dan voor heden, verleden en toekomst of anders geboorte, huwelijk en dood. De ketel komt voor in vele mythen en is dan de brenger van leven, overvloed en wijsheid. De ketel is op zich al een poort naar de Anderwereld. Zij is vergelijkbaar met de put en de bron. Zij is gewijd aan de drievoudige godin en is een zeer vrouwelijk beeld, gekoppeld aan het element water. De ketel is gevuld met bronwater. Dit water is oerkracht. Energie geput uit de andere of onderwereld. Voor mij is die ketel op het vuur onder de schoorsteen of onder het rookgat een beeld voor onze onbewuste energie zo die bij ons bewaard wordt in het buik-bekken gebied. Die plek is te zien als de ketel van het lichaam.

Vliegzalf

Frans vroeg 1600 uit museum BayonneBelangrijke ingrediënten voor in de ketel zijn de zeven planeetplanten of een aantal planten met een hallucinogene werking. Het ultieme ingrediënt is het vet van een ongedoopt kind. Dit moet volkomen symbolisch gelezen worden. Het ongedoopte kind is nog niet in aanraking gekomen met de elementen (want dat is wat het doopceremonieel inhoud!) en is dus nog ongedeeld aanwezig in de geestenwereld. Door het pasgeboren kind in je zelf te vinden, vind je de oerbron terug waaruit je bent ontstaan.Met een (tover)staf wordt er door de heks in deze ketel geroerd. De staf is juist een mannelijk symbool en staat in connectie met het element vuur. Het mannelijke en het vrouwelijke worden vermengd en zo ontstaat bewuste energie. Het roeren in de ketel van je energetische lichaam heft de scheiding van mannelijke en vrouwelijke energie op. De ervaring van afgescheidenheid verdwijnt en wordt vervangen door een eenheidsbeleving. Met het brouwen van de heksenzalf heeft de heks een middel in handen om weer in haar kind/eenheidsbewustzijn te komen..

Vervolgens ontkleedt de heks zichzelf en smeert haar lichaam en/of haar bezem volledig in met deze vliegzalf. Door zichzelf te ontkleden word zij kwetsbaar. Zij verlaat haar veilige schuilplaats: de wereld van tijd en ruimte. Ze is slechts gekleed met de blote hemel, ze is ‘skyclad’. Vandaar het alternatief voor de naaktheid in het ritueel: De mantel en de punthoed beschildert met maan en sterren! Door middel van de zalf wordt de heks onzichtbaar voor de mensenwereld en treed ze de geestenwereld binnen. Anders gezegd: Zij treedt uit haar fysieke lichaam en in haar geestlichaam!

De heksenbezem

Champion_des_dames_VaudoisesHet volgende symbool is de bezem. Deze staat voor de stroom van energie die door de mens heen gaat en die de heks weet te hanteren. Het is te zien als een proces van trance en een vermenging van energieën die het vliegen van de heks mogelijk maakt. De traditionele heksenbezem is gemaakt van es voor de steel, berk voor de twijgen en wilg om de twijgen aan de steel te binden. De steel van het mannelijke essenhout staat concreet voor het mannelijk geslachtsdeel en meer abstract voor mannelijke energie. De bundel twijgen van het vrouwelijke wilgenhout staat voor de vagina of voor de vrouwelijke energie. Zolang de mannelijke en vrouwelijke energieën zich met elkaar vermengen op een bewuste manier – dus zolang de bezem heel blijft – kan er gevlogen worden! Op deze manier ontstaat er eenheid in het energetische lichaam van de heks. Zij is een geestwezen en behoort nu tot de geestenwereld. Voor haar gevoel is zij onzichtbaar en onkwetsbaar. Toch is er een behoorlijk kwetsbare plek in dit systeem en dat is het fysieke lichaam dat de heks achter moet laten. Tijdens haar vlucht lijkt dat niet uit te maken, maar voor haar terugkeer naar de fysieke wereld is dit van essentieel belang. Het lichaam moet volkomen met rust gelaten worden anders kan het zijn dat de heks de weg naar haar lichaam niet meer terug kan vinden en een dolende geest wordt!

De toverspreuk

Beware the beautiful witchDe volgende stap is de toverspreuk bij het bestijgen van de bezemsteel. De heks mag dan zelf uit haar lichaam getreden zijn, dit betekent nog niet dat ze al in de geestenwereld is. Zij kan ook als geest in deze wereld ronddolen. Zij wil echter naar de heksensabbat en deze vindt meestal plaats op een afgelegen plek buiten de gemeenschap. Dit reisdoel moet duidelijk uitgesproken worden. Een voorbeeld uit een Nederlandse sage is de volgende toverspreuk: ‘Uiterdepuit, de schoorsteen uit, over haag en heg, tot Keulen in de wijnkelder en weer terug!‘. Dit noemen van haag en heg heeft meer betekenis dan je op het eerste gezicht zou zeggen: De haag is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde grond en de woeste grond. Oftewel de heg is een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur, het is een grens tussen orde en chaos. Je kan zeggen dat wie deze grens oversteekt in het rijk van de natuur komt. Hij ontmoet de grote god van de wilde natuur, die later verwerd tot de duivel! Een middelnederlands woord voor heks is ‘haghetisse’ oftewel heggenrijdster. Zij overschrijdt de grens tussen de geordende en de wilde wereld.

De schoorsteen

Cornelis Saftleven Witch's TavernNa de toverspreuk volgt het opstijgen met de bezemsteel door de schoorsteen. Dat een schoorsteenpijp meestal te klein is om een mens door te laten weet elk kind vanaf het moment dat hij niet meer in Sinterklaas gelooft. En ook al past het wel, dan blijft het onmogelijk dat zij fysiek door de schoorsteen omhoog zweeft. Het kan hier dus niet om een fysieke schoorsteen gaan. Echter als geestelijke doorgang kan je de schoorsteen vergelijken met de donkere tunnel met het licht aan het einde, die vele mensen met bijna-dood-ervaringen hebben gezien. Eigenlijk is de hele reis tussen het huis van de heks – dat gelijk staat met haar energetische lichaam – en de plaats van de heksensabbat een lange weg door de schoorsteenpijp. Hoe meer verstopt en beroet de schoorsteen is hoe moeilijker de reis. Deze rit is te zien als het individuele bewustzijn dat door het energielichaam heen gaat. Zij verlaat telkens verder het bewustzijn van ‘materie in gedachten’ om uiteindelijk de uitgang van de schoorsteen en naar de andere wereld te vinden. Alvorens daar aan te komen zal de oningewijde al veel struikelblokken op zijn weg zijn tegengekomen. Deze angsten, schuldgevoelens, psychische blokkades e.d. zijn als het ware het roet en pek in de schoorsteen. Je kan het ook zien als de rivieren, heggen, struiken en heuvels waar de onervaren heks tijdens haar reis tegen opbotst en doorheen moet.

De heksensabbat

Jan-Ziarnko-Sabat-czarownic-1612In Duitsland gingen de heksen op Walpurgisnacht naar de Blocksberg, in Ierland gingen ze naar de berg van de Fenian-vrouwen Slievenamon, In Zweden gingen ze naar berg Blakolla, waar ze de duivel Locyta (mogelijk een vervorming van de Noorse god Loki) ontmoetten. In Nederland dansten de heksen bij ontstentenis aan bergen op een heuvel, of op de bleek, (of soms zelfs op zolder) als katten. Soms vond de vergadering plaats in een wijnkelder. Een dergelijk festijn bezochten de heksen niet in vlees en bloed, maar alleen in de geest. Hun lichamen lagen thuis in bed. Voor mij staat het de berg intrekken voor het betreden van de Andere wereld, de wereld waarin het bewustzijn nog ongedeeld is. De heks heeft de gespletenheid in haarzelf overwonnen en dit geeft haar de macht om de wereld van ongedeelde liefdes- en scheppingsenergie te ervaren. Als deze plek bereikt wordt betekent dat een ervaring van grote extase. Een ongelimiteerd geluksgevoel wat uitgebeeld wordt door een menigte heksen die zich ongebreideld overgeeft aan alles wat voor hen geluk en genot inhoudt: dansen, eten, drinken, zingen, feesten en uiteindelijk seks als het versmelten van het mannelijke met het vrouwelijke.

tumblr_n0rasdfO0n1qm5yeno1_500Al deze elementen van een heksensabbat geven aan dat ze tijdelijk teruggekeerd zijn tot een staat van ongedeeld bewustzijn. Er zijn geen emotionele of culturele belemmeringen meer om op te gaan in een handeling en om te versmelten in een innig contact. Er zijn geen schaamtegevoelens, slechts de spontane handeling en beleving zijn overgebleven. Door het eten van het ongedoopte kind nemen ze deel aan het kindbewustzijn. Door zich te veranderen in en te dansen als katten of andere dieren laat de heks zien dat zij onderdeel is van de natuur en participeert in de wijsheid van de dieren door middel van een ronde levensdans! Door uiteindelijk seks te hebben met de duivel komt de heks tot de ultieme climax van de eenwording van man en vrouw. Wellicht identificeerde de heks zich met de Godin en was zij tijdens de heksensabbat de godin zelf!

Conclusie

Falero departureVoor de meeste heksen komt er met het krieken van de dageraad een einde aan het feestgewoel. Over een terugkeer naar huis met of zonder bezem wordt in de bronnen nauwelijks gerept. Mogelijk vallen de heksen uiteindelijk in een extatische zwijm en worden ze weer wakker in hun fysieke lichaam. Ze zullen verrijkt zijn door een onvergetelijke ervaring, maar ook ontluisterd omdat het dagelijkse leven zo grauw bleek in vergelijking en omdat alles in het diepste geheim moest gebeuren, om niet aan de schandpaal genageld of verbrand te worden.

In de wetenschappelijke verhandelingen over hekserij wordt zo goed als nooit gerept over de mogelijkheid dat deze gebeurtenissen plaatsvinden in de geest. Toch lijkt mij dit de meest plausibele verklaring. Het kan duidelijk niet letterlijk zo gebeurd zijn in de fysieke realiteit, maar om het geheel te ontkennen als leugen, achterlijk bijgeloof of als fantasie is voor mij niet bevredigend. De verhalen rondom hekserij moeten wel verwijzen naar een binnenwereldse of anderwereldse ervaring. Mogelijk werd deze ervaring gecombineerd met ontmoetingen in de dagelijkse realiteit. Mogelijk waren er heksen die elkaar kenden en herkenden van ontmoetingen op de sabbat. Maar juist deze fysieke realiteit van georganiseerde heksenrituelen in de zestiende en zeventiende eeuw is niet bewijsbaar. Onze belangrijkste bronnen voor het bestaan van hekserij zijn de verslagen van processen tegen heksen  en deze zijn onbetrouwbaar door  het gebruik van martelingen.

Abe van der Veen

1) Dit keer geen bronverwijzingen. Het is een  esoterisch bedoeld stuk waarin het meer om interpretatie dan om feiten gaat.

Dit heeft te maken met de geladenheid van de beelden die alle verwijzen naar een Andere wereld, die zich voorbij de uiterlijke wereld bevindt.. Die ‘geestenwereld’ is de plek waar wij allen vandaan zijn gekomen en waar wij weer naar terug zullen keren bij onze dood. Elke mens verlangt bewust of onbewust terug naar die Andere wereld. Dit is namelijk de plaats waar leven, liefde, geluk en wijsheid vandaan komen! Deze plek heeft echter een nadeel: Als we er pas terugkeren bij onze fysieke dood,  dan verliezen we ons besef van individualiteit. We raken ons individueel bewustzijn kwijt. We gaan dan weer op in het grotere geheel. Dit vooruitzicht beangstigt ons. We hebben allemaal een doel in dit leven: bewustzijnsverhoging! Om dit te bereiken moeten we ons in levenden lijve begeven in die Andere wereld en er weer uitkomen. Dit is te zien als een initiatie van dood en wedergeboorte. Terug op de fysieke aarde nemen we een schat aan inzichten met ons mee. Door dit proces te herhalen en te vervolmaken kunnen we ons vergeestelijken voor onze fysieke dood. Wie uiteindelijk puur geest is geworden zal de aarde bewust en levend verlaten. Bijbelse voorbeelden hiervan zijn Elia, Henoch en Jezus. In de bijbel wordt vertelt dat zij lijfelijk ten hemel zijn opgestegen. Maar ook heksen en tovenaars kunnen dit! Het negatieve beeld van de hekserij is ontstaan doordat er alleen maar aandacht was voor de afbrekende kant van de tovenarij. De opbouwende kant werd genegeerd door de vervolgers van hekserij. Toch zijn beide noodzakelijk en onlosmakelijk met elkaar verbonden.

The post De symboliek van de heks first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-heks/feed/ 4