Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.
]]>Tegenwoordig is de naam Malegijs onbekend. Toch was hij één van de beroemdste tovenaars van de Middeleeuwen! Hij wordt genoemd in recepten om het toveren te leren en er zijn twee boeken over zijn avonturen in verschillende landen uitgegeven. (1) Malegijs (soms ook Maeldegijs of Madelgijs genoemd) komt voor in twee verhalen uit de Franse ‘chansons de geste’ die zich centreren rondom de legendarische koning Karel de Grote. In ‘De vier Heemskinderen’ (In het Frans ‘Renaut de Montauban’) heeft hij alleen een prominente bijrol. In dit boek is hij de oom van de beroemde vier Heemskinderen. Hij helpt hen meerdere malen met zijn toverkunsten om uit de handen van de koning te blijven.
Blijkbaar is zijn karakter populair want later wordt er een ‘chanson’ geschreven met hem in de hoofdrol: ‘Maugis d’Aigremont’ uit de dertiende eeuw. De Nederlandse versie, ‘De schone historie van Malegijs’, is uit de veertiende eeuw en er is ook een zestiende-eeuws volksboek van. Ik ga in dit artikel zijn levensverhaal vertellen aan de hand van de Nederlandse volksboeken, met na elke episode telkens een esoterische uitleg over de werkingen van de toverkunst. (2)
Hoe Malegijs de toverkunst machtig wordt
In het volksboek ‘De schone historie van Malegijs’ worden de jonge jaren van de tovenaar beschreven: Malegijs wordt als baby te vondeling gelegd en bijna opgegeten door twee leeuwen. Hij wordt – net op tijd – gevonden door de fee Oriande en geadopteerd door de meester in de zwarte kunst Baldaris. Zijn pleegvader en moeder waarschuwen hem dat, als hij de nigromantie wil leren, het mogelijk zijn ziel zal kosten. Als jongen leest hij toch stiekem de boeken over nigromantie van zijn pleegvader en roept daarmee – zonder het zelf door te hebben – vele duivelen op. Vervolgens valt hij in een diepe slaap en de duivels kunnen hem meevoeren naar de hel. Gelukkig komt er een engel van God die hem redt en de duivels worden gedwongen hem weer terug te brengen naar de aarde. Ze werpen Malegijs dan in een put. Een kluizenaar haalt hem daar uit en laat hem lezen en schrijven uit zijn kleine nigromantische boekje. Daarna is Malegijs de kunst machtig: ‘Aldus sceyde Malegijs van die heremijt ende hi nam sijn boecxken ende began daer wt te lesen een coniuracie der vianden. De viant Putafar dit horende quam tot Malegijs ende seide. Meester wat believe u van mi. Malegijs seyde.’ Neemt mi op uwen hals ende brenget mi te Rootsefluer bi Oriande gesont ende onghequetst. Die duyvel nam Malegijs op den hals ende vlogher mede door de luchte. (3)
Sindsdien hoefde hij maar in zijn boeken te lezen of een conjuratie uit te spreken of duivelen verschenen en gehoorzaamden hem in al zijn bevelen.
Met zijn bijzondere jeugd en opvoeding is Malegijs voorbestemd om tovenaar te worden. Hij weet ook zelf dat dit zijn lot is en laat zich door niets of niemand weerhouden. Zijn eerste ervaringen met de geestenwereld zijn zeker niet zonder risico. Doordat hij zonder begeleiding geesten oproept, wordt hij uit zijn lichaam en uit zijn centrum geslingerd en kan alleen maar de weg terug vinden met hulp van buitenaf. Dit had goed fout af kunnen lopen; wie geesten oproept om te beheersen, maar deze niet meer weg kan zenden, loopt een grote kans dat de geesten hem juist in hun macht zullen krijgen! Of anders gezegd: wie zich openstelt voor de geestelijke wereld, maar niet weet hoe hij zich af moet schermen, die maakt zich kwetsbaar voor – mogelijk negatieve – krachten van buitenaf. (Bij de tovenaarsleerling van Faust, Christoffel Wagenaer gaat dit lelijk fout: hij roept per ongeluk duizenden duivels op die hem naar het leven staan, alleen door in zijn magische cirkel te blijven kan hij het overleven. Zo moet hij wachten tot zijn meester Faust hem komt redden. Deze kapittelt hem omdat hij vergeten was om de geesten te danken en weg te sturen.)
De put kan je zien als een inwijdingsplek. Als je ‘in de put’ zit ben je het vertrouwen in alle aardse hulp of troost kwijt en sta je open voor bovenaardse hulp. Een wijze kluizenaar trekt vindt hem en trekt hem uit de put. Met zijn bekwame begeleiding kan Malegijs zijn geestelijke krachten leren beheersen.
Nigromantie
Net als vele andere tovenaars trekt Malegijs daarna naar Toledo om zich verder te bekwamen in de magie. Aan de universiteit van Toledo werd in de middeleeuwen werkelijk de nigromantie onderwezen als één van de zeven vrije kunsten. De (zwarte) magie kreeg daar zoveel prestige dat de nigromantie er als gelijkwaardig aan de andere wetenschappen werd beschouwd. Nigro- of ook wel necromantie is de kunst van het oproepen van geesten. Dit werd oorspronkelijk beschouwd als het oproepen van de doden, maar werd later – met name vanuit de kerk – gezien als het oproepen van duivels en streng verboden. Toch moet dit aan de universiteiten van Toledo, Salamanca, Parijs en Krakow onderwezen zijn. Het is duidelijk dat Malegijs ‘duivels’ kan oproepen en gebieden, maar in de teksten wordt nigromantie ook gebruikt als verzamelnaam voor alle toverkunsten. (4)
Hoe Malegijs het wonderpaard Beyaert bevrijdt uit de onderwereld.
Na de inwijding in de toverkunst volgt de meesterproef voor Malegijs: het winnen van het paard Beyaert uit de onderwereld. Dit mag je gerust zijn grootste avontuur noemen! Op een dag doet Malegijs een wandeling met zijn pleegmoeder Oriande en hij ziet een vurige plek tussen twee bergen. Malegijs hoort van haar dat daar het paard Beyaert gevangen wordt gehouden en dat dit het meeste woeste paard ter wereld is:
Alst op een tyt lustich weer was, also dat Malegijs ende Oriande tsamen gingen wandelen, ende si gingen soe langhe, dat Malegijs wert siende tusschen twee bergen een dompinge van vier daer hi seer af verwonderde, niet wetende wat mocht bedieden, ende hi seyde tot Oriande. Wat mach bedieden die dompinghe vanden viere tusschen die twee bergen. Oriande seyde. Tis Vulcanus duwarie daer die vyant Ramas bewaert een dat felste paert dat oyt sonne bescheen, want die vyant in een ghedaente van een serpent wandt aen een droomedaris ende het heeft veel silveren ketenen, ende daer zijn veel serpenten diet bewaren. (5)
Malegijs besluit om het paard te gaan redden. Ondanks de vlammen gaat Malegijs toch de grot in en weet de duivel Ramas in de luren te leggen door zichzelf als Satan te vermommen. Als Ramas hem doorheeft denkt deze dat hij de tovenaar Salomo is! Daarna vecht Malegijs met vele slangen. Deze lijken hem te overwinnen maar met behulp van wat drank gebracht door zijn knecht en tovenaarsleerling Spiet komt hij weer bij. Nu moet hij het pikzwarte en woeste paard Beyaert zelf bevechten. Het paard weet hem nog wel de helm van het hoofd te schoppen, maar moet dan in hem zijn meester herkennen en knielt voor hem in het stof.
Het beeld van een grot tussen twee bergen als ingang naar de onderwereld is voor mij zeer krachtig. Ik zie dit als een symbool voor het centrum, de stille plek in jezelf van waaruit je deze wereld kan verlaten om de geestenwereld in te gaan. De bergen zijn als een lemniscaat waarin je continu schommelt tussen actieve en passieve energie. (De lemniscaat zie je ook boven het hoofd van de Magiër in kaart I van de Tarot.) Ergens tussen introvertie en extravertie in vindt je het precieze evenwicht, waarin je uit de uiterlijke wereld kan stappen en naar binnen kan reizen. Malegijs wordt die weg gewezen door zijn bovennatuurlijke pleegmoeder, de elvinne Oriande. Dit deel van het verhaal is de grootste beproeving van Malegijs. Je zou zijn strijd met de duivels kunnen zien als zijn innerlijke demonen of de demonische krachten van verslaving. De slangen zijn dan zijn eigen energetische stroom die hij zelf in beheer kan nemen. Hij ziet de dood onder ogen, maar weet toch te overwinnen en gaat er met de schat, het wonderpaard Beyaert, vandoor.
Het ros Beyaert
Het paard Beyaert wordt omschreven als wonderbaarlijk sterk en vurig. Het maakt zulke grote sprongen dat het lijkt alsof hij vliegt. Volgens de Franse versie is het paard het nageslacht van een slang en een draak. De Nederlandse versies hebben het zelfs over een serpent of draak als moeder en een dromedaris als vader! Slangen en draken hebben een sterk duivelse associatie, maar het paard is ook te vergelijken met mythische paarden zoals Pegasus en Sleipnir. Dezen dragen hun meesters Bellerophon en Odin tijdens hun trancereizen. Zo is het paard Beyaert te zien als het ‘geestelijke’ voertuig of het ‘astrale lichaam’ van Malegijs. Hiermee kan hij in korte tijd grote afstanden overbruggen, zowel in de ruimte als in de geest. (6)
Hoe Malegijs zich de vijandschap van Karel op de hals haalt.
Wanneer je zo bedreven wordt in de toverkunst is het gevaar van hoogmoed en willekeur groot. Als koning Karel hem – uit nieuwsgierigheid – vraagt om hem zijn kunsten te tonen, gebruikt Malegijs deze kans om de koning volledig belachelijk te maken. Hij dwingt hem om samen met zijn hele hofhouding naakt te dansen!:
‘mijn vrouwen ende mijn heeren hebben op mi begeert dat ict u bidden soude, dat ghy ons eenige consten wilt thonen.’ Daer op Malegijs seyde: ‘Heer coninc, van tgeen dat ic can wil ic gaerne laten sien’, Ende mettien so ghinc hi aen deen side ende hi beswoer drie ofte vier duyvelen datse bi hem quamen, ende bisonder eenen duyvel die Bleckas heet, dye oppercapiteyne was. Ende si vraechden Malegijs wat hem beliefde. Malegijs seyde: ‘Ghi duvels, ghi sult coninc Karel met sijn vrouwen ende met alle sijn heeren, uutgenomen bisschop Tulphijn ende Namals, doen dansen al moedernaect, deen met een pijpe inden mont ende dander met een tamboor in de hant.’ (7)
Na deze schande is koning Karel voor eeuwig zijn doodsvijand en altijd uit op wraak. Malegijs beleeft in het volksboek ‘Malegijs’ nog vele avonturen, maar geen is interessant genoeg om hier te verhalen.
Malegijs redt Reinout in de grootste nood
In het volksboek van ‘De vier Heemskinderen’ komt Malegijs – ergens halverwege het boek – tevoorschijn als een ‘reddende engel’. De hoofdpersoon Reinout is wanhopig omdat zijn drie broers door koning Karel gevangen zijn genomen en bijna gehangen zullen worden. Tot overmaat van ramp is hij zijn geliefde paard Beyaert ook nog kwijt geraakt. (Nadat hij de enige bleek te zijn die de kracht had om het woeste dier te temmen had zijn oom Malegijs hem het dier cadeau gedaan.) In die wanhoop zegt hij dat hij net zo goed dood had willen zijn. Precies op dat moment komt zijn oom op de proppen:
‘Als Reinout aldus stont in sijn clage quam daer een man wt een hagedochte, welcke man hem selven vermaken ende versceppen conde bider const van nigromancien, als nu ionc als nu out ende cranc. ende hi was geheten Maeldegijs, hi ginc sijn const van nigromancien openbaren bi hulpe van cruit ende stenen de hi bi hem had ende secretelic in sijn cleder genayt waren so dat hij scheen out ende cranc te wesen ende seer mismaect van lichaem.’
Malegijs doet zich voor als een oude pelgrim en stelt Reinout op de proef door tot drie keer toe een gift van hem te vragen. Reinout geeft hem zijn gouden sporen en zijn tabberd, maar als de pelgrim dan nog om meer vraagt wordt hij kwaad en hij probeert hem met zijn zwaard te slaan. Malegijs verandert zich dan in een jongeman en Reinout vraagt zich verbaasd af: ‘nu comt voer mi de duvel Belsebub of een ander. ende soude mi gaerne mede tempteren: ic sal, wilt God, besoecken oft is alfs bedroch of duvely.’ Na nog een zwaardslag onthult Malegijs zich als zijn oom die hem wil helpen om zijn paard terug te krijgen. (8)
De heg en de grot
Dit is een cruciale scene in het verhaal, door de verschijning van Malegijs keert het geluk van Reinout ten goede. Hierin is het interessant om te zien dat Malegijs uit een ‘hagedochte’ tevoorschijn komt. Dit woord is te vertalen als een grot achter een heg. Ook andere tovenaars zoals Merlijn en Morgaine maken gebruik van een ‘hagedochte’ om zich in terug te trekken. In de Arthurroman ‘Lantsloot vander Hagedochte’ wordt verteld dat Morgaine van een grot (hagedochte) gebruik maakt om Lancelot als jongeling in op te voeden, de grot is van niets anders gemaakt dan toverij. Het maakt duidelijk dat het hier niet om een gewone grot gaat, maar om de ingang naar de binnenwereld en/of de onderwereld. Hier kan de tovenaar in zich zelf keren en in zijn centrum komen. Maar hier kan hij ook de toegang vinden naar een andere staat van bewustzijn. De heg is hier de afscherming van een sacrale, heilige ruimte, de grot leidt naar een spelonk die te zien is als een tempel van moeder aarde, een plaats waar heilig werk wordt verricht. Het is de plek van de ‘haghetisse’, de heks of de tovenaar. Hier wordt de toverkunst oftewel de ‘hagu-rûn’ bedreven. (9)
Het is interessant om te zien dat de metamorfose van Malegijs in een oude man, gedaan wordt door middel van kruiden en stenen die in zijn kleren zijn genaaid. Hoe dit zou moeten helpen om jong of oud te lijken wordt niet duidelijk. Wel is het een bekend geloof dat (edel)stenen en bepaalde kruiden magische eigenschappen en krachten zouden hebben. Meestal gaat het dan om een genezende kracht, maar hier lijkt het meer te gaan om de kracht van zinsbegoocheling. Reinout vraagt zich dan ook af of het hier gaat om elfen die hem willen bedriegen of duivels die hem willen verleiden met hun kunst. Uiteindelijk blijkt het niet om een elf of duivel te gaan, maar om een tovenaar! Toch is er wel degelijk een verleiding in het spel: ook Reinout moet – om zijn paard terug te krijgen – gebruik maken van duivelse toverkunst. Mogelijk zag Malegijs in hem een tovenaarsleerling. Ook in het verhaal van Mariken van Nieumeghen komt Moenen tevoorschijn van achter een heg en verleidt haar terwijl zij in grote wanhoop is. Hij bied haar – net als Faust – verborgen kennis aan, maar zij hoopt de nigromantie van hem te kunnen leren. (10)
Reinout krijgt zijn paard terug
Reinout laat zich helpen door zijn oom en door middel van de kunst van de nigromantie verandert Malegijs hem in een stokoude man. Zo gaan ze naar Parijs, waar Karel verblijft met het ros Beyaert. Malegijs heeft een toverdrank gemaakt, ieder die ervan drinkt zal hem moeten gehoorzamen: ‘want Maeldegijs had den wijn met cruden ende woerden selve ghemaect ende den wijn was van sulcker crachte: wien dranc de moeste Maeldegijs onderdanich wesen ende tot sinen dienste staen.’ Deze drank bieden ze de koning aan en als deze de hoorn leegdrinkt, gunt hij het Reinout om een ritje te maken op het paard. Het ros Beyaert had zijn baasje allang herkend en zo kan Reinout er snel vandoor gaan! In dit geval zijn het magische (of hallucinogene) kruiden en bezweringen (‘woerden’) die de hoofdingrediënten vormen van de nigromantie.
De toverkunsten van Malegijs
Na dit avontuur zal Malegijs nog vele malen gebruik maken van zijn toverkunsten. Elke keer wordt dan weer gezegd dat hij ‘zijn kunst van nigromancie‘ toonde. Maar hoe dat in zijn werk ging blijft meestal onduidelijk. Ik geef hier enkele voorbeelden:
-‘Maeldegijs wt zijn slape ende sanc van blijscap ende stont op ende ginc inden stal tot Beyert ende bandt hem sinen rechter voet. ende ghinc toe te werc met sijnre konst van nigromancien soe dat Beyert veranderde van sijnre vetticheit ende scheen seer mager ende lam te wesen ende en scheen niet waert te wesen twee penningen.’ Het paard Beyaert wordt hier ogenschijnlijk ‘mager en lam’ gemaakt door de ‘kunst van nigromancie’. De rechtervoet van het paard wordt gebonden, hoe dit helpt in die kunst is onduidelijk.
-‘Eer middernacht quam, toechde Maeldegijs sijn const van nigromancien. so dat die boyen ende alt yser dat hi om sijn lijf had van hem viel ende die genoten makede hij slapende seer vast, dye den kercker wachten, ende die doer vanden kercker ghinc open ende hi ginc wt.’
-‘ende Maeldegijs was voer hem op wege ende toende sijn const van nigromancien. ende plocte veel cruden die hi te gader stiet met den appel van sijn swaert ende als Maeldegijs dat cruyt gemenct had wert hi so gelu oft soffraen wair ende voert toende hi sijn const so dat hi out sceen ende cranc ende seer lanc zijn.’ (11) In dit voorbeeld is het duidelijk dat hij ‘magische’ kruiden gebruikt, die hem geel maken als saffraan.
Zo is het duidelijk dat de nigromantie of toverkunst gebruikt kan worden voor een enorm scala van ongelofelijke dingen. Meestal gaat dit via de tussenkomst van duivels. Zij worden door middel van een zgn. conjuratie uit een boek opgeroepen om de tovenaar te dienen. Vervolgens kan de nigromantie vele dingen mogelijk maken: het kan iemand van uiterlijk doen veranderen, iemand oud of jong, ziek of gezond maken. Je kan er mensen mee dwingen om te dansen, slapen, stil doen staan, uit laten kleden, kortom om ze te doen gehoorzamen. Veel van deze kunsten lijken op het eerste gezicht pure fantasie. Zij lijken alleen te dienen als fantasievol vermaak voor het lezende publiek. Toch zou een deel van dit soort kunsten tegenwoordig hypnose genoemd worden. Zo kunnen er illusies worden opgeroepen en vindt er bewustzijnsvernauwing plaats. Een ander deel is weer te zien als goochelkunst. Verder zou de communicatie met geesten/duivels kunnen duiden op een trance-toestand bij de tovenaar. Toch zijn met deze suggesties nog lang niet alle toverkunsten verklaard.
De moraliteit van toverkunst
In een discussie van Malegijs met zijn tweelingbroer Vivien zegt deze dat de toverkunst blijk geeft van minachting voor God. Malegijs betwist dit en zegt: ‘men zal met wijsheid verder komen dan met macht’. Men moet zowel wijsheid als ‘macht’ aanwenden, aangezien de wijsheid de mens boven de dieren verheft. Het is duidelijk dat Malegijs de toverkunst ook als een vorm van wijsheid ziet. Vivien antwoord hierop, dat hij het gebruik van militaire kracht het eerlijkst vindt. Daarop zegt Malegijs: ‘Probeer dan maar op jouw manier het (heidense) kasteel (vóór ons) te veroveren! Dat lukt alleen met ‘behendickeit’ (= list). Bovendien heeft de mens zijn wijsheid van God zelf. Malegijs bedoeld met zijn ‘wiisheit’ en ‘behendickeit’ de toverkunst. Deze helpt hem het beste met het behalen van het beoogde resultaat. (12) De moraliteit van Malegijs is er hier een van: ‘het doel heiligt de middelen’. Zolang hij de baas blijft over zijn duivels (geesten), is hij niet in hun macht. Hierin zit een belangrijk onderscheid: van heksen werd gezegd dat zij in dienst van de duivel stonden, dit maakte ze tot aanbidders van de duivel en daarmee tot ketters. Als zij tot een bekentenis kwamen dan werden zij daarvoor streng gestraft. Tovenaars pretendeerden daarentegen dat zij de duivels dwongen om aan hun wil te gehoorzamen. Elke omgang met demonen was voor de kerk afkeurenswaardig, maar deze vorm was een stuk minder erg dan de aanbidding van demonen. Tovenaars werden dan ook – als ze al gestraft werden – meestal verbannen voor hun daden, terwijl heksen – zeker vanaf de zestiende eeuw – vooral geëxecuteerd werden.
Het einde van Malegijs
Ook Malegijs was – na nog vele avonturen beleefd te hebben – toch doordrongen van zijn zonde en had uiteindelijk berouw. Aan het einde van zijn leven ging Malegijs boeten voor deze zonden en trok zich – in de buurt van Lyon – als kluizenaar terug in de natuur. Daar sterft hij uiteindelijk van ouderdom of – in een andere versie – komt hij zijn geliefde neef Reinout nog een laatste keer te hulp in een gevecht in het Heilige land en wordt daar dodelijk getroffen door een pijl. Zo eindigt het leven van deze grote tovenaar. (13)
Conclusie
Aan de hand van het – fictieve – leven van de tovenaar Malegijs vangen we enkele glimpen op van de werkingen van de tovenarij in de middeleeuwen. Een tovenaar leert door middel van de spreuken, zegels en karakters in een grimoire zijn geest dusdanig te focussen dat hij ‘geesten’ kan oproepen. Deze energetische constellaties helpen hem bij het versterken of juist vernauwen van bepaalde onderdelen van de perceptie van zichzelf èn van anderen. De wereld verandert zo op wonderbaarlijke en bovennatuurlijke wijze. Hiervoor moet hij wel eerst geleerd hebben om in zijn ‘hagedochte’, zijn grot te zijn. Dit kan je zien als zijn diepste centrum van waaruit hij contact kan maken met de geestenwereld. Ook moet hij oog in oog hebben gestaan met de dood en uit de dodenwereld weer terug gekomen zijn. Zo raakt hij zijn hechting met de alledaagse realiteit kwijt. Malegijs doet dat als hij het ros Beyaert uit de onderwereld haalt. (Je kan deze episode vergelijken met een sjamanistische inwijding.) De tovenarij van Malegijs kan in dienst staan van de gemeenschap, maar kan ook op een amorele wijze gebruikt worden, bijvoorbeeld om zijn vrienden uit allerhande penibele situaties te redden of puur uit vermaak of wraak. Malegijs mag wijs zijn, maar dit maakt hem nog niet heilig! Omdat de ‘nigromantie’ die Malegijs bedrijft nauwelijks wordt uitgelegd weten we alleen bij benadering hoe deze in zijn werk ging. Voor een beter begrip van de tovenarij in de middeleeuwen is er uitgebreider onderzoek nodig.
Abe van der Veen
1 ‘Hoe een mensche sal verstaen alle gokelie ofte weten diemen doet ende alle nighelmanchie. Nemet een cruyt dat men heet benedictie, dat wast van wijn water, dat men sait in Sinte Johans avont tusschen middach ende noene, ende houdet dat cruyt in uwen mont, daer men speelt: ghij sult al sien hoemen doet. Ende alsoe leerde Madelghijs sine const.’ Uit: Orlanda, S.H. – Magie in de Middeleeuwen fictie of werkelijkheid?
2 Hier kan je de oorspronkelijke volksboeken lezen: https://www.dbnl.org/tekst/_mal001male01_01/
https://www.dbnl.org/tekst/_his003heem01_01/
3 Historie van Malegijs 11-16
4 https://www.dbnl.org/tekst/berg006epis01_01/berg006epis01_01_0008.php
https://en.wikipedia.org/wiki/Necromancy
5 Historie van Malegijs 49-53
6 https://www.dbnl.org/tekst/_taa008198501_01/_taa008198501_01_0034.php#408
7 Historie van Malegijs 19-20
8 Historie van den vier Heemskinderen 97-102
9 http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/heg
10 Mariken van Nieumeghen vs 140-260
11 Historie van den vier Heemskinderen 139, 184, 200
In de historie van Malegijs laat hij nog door middel van de nigromantie een geslachte haan weer levend van de tafel rennen 117, hij laat duivels een kasteel maken tussen twee bergen om daar de bruiloft te vieren van zijn leerling Spiet. 158
12 Berg, Evert van den en Bart Besamusca – De epische wereld 109
In de Duitse tekst staat: ‘Man mag mit wißheit gan Forter dann mit eynicher macht.’
13 https://nl.wikipedia.org/wiki/Malegijs
Met het ros Beyaert loopt het nog slechter af. Hij wordt door zijn baas Reinout met een molensteen om de nek in de Maas geworpen om te verdrinken. Dit slaagt pas in de derde poging als er drie molenstenen om zijn nek zijn gedaan en Reinout hem niet meer aankijkt.. Reinout moet dit wel doen om zich te kunnen verzoenen met zijn koning Karel de Grote.
https://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0011.php
Een tovenaar is iemand die kan toveren, maar wat is dat dan toveren? Zo iemand wordt ook wel een magiër genoemd, iemand die de kunst van de magie beoefent. Maar wat is die magie? De herkomst van het woord toveren is onzeker. Mogelijk heeft het te maken met het oud-Engelse ‘teafor’ wat een woord is voor een oranjerode verfstof waarmee wellicht de runen werden gekleurd. http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/toveren Het woord magie wordt ontleend aan de oudtijdse priesters van Perzië, de ‘magos’. De mag in magie slaat op macht het komt van het Proto-Indo-Europese ‘magh’. https://www.etymonline.com/search?q=magic Toch brengen deze woorden ons niet veel verder.
The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De wraak van Virgilius en het vuur tussen de benen van Phoebilla first appeared on Abe de Verteller.
]]>Virgilius in de mand en de vuurwraak
Dit verhaal stamt uit Napels uit de twaalfde eeuw en werd toen nog niet aan Virgilius gekoppeld. Hoeveel eeuwen het verhaal al in omloop was voor die tijd is natuurlijk onbekend.
Ik vertel hier in het kort de Middelnederlandse versie uit 1525 aangevuld door de oudere bronnen: Virgilius de tovenaar wordt verliefd op een jonkvrouwe met de naam Phoebilla (ook wel Phebilhe of Febilla en in één versie heet ze Galathea). (2) Zij is van een voorname afkomst, rijk, machtig en getrouwd. In één versie is ze zelfs de dochter van de keizer Julius Caesar. Ze woonde in de grootste toren direct naast de markt van Rome (het Forum Romanum). Virgilius wordt verliefd op haar en verzoekt haar om een geheim ‘rendez-vous’. Eerst heeft ze haar bedenken, maar uiteindelijk geeft ze toch toe, maar dan moet hij niet via de deur, maar via het raam naar binnen komen. Zij laat daartoe een mand met behulp van een touw neer. Virgilius stapt – verblind door zijn verliefdheid – in de mand en laat zich omhoog hijsen. Hij verheugt zich sterk op het komende avontuurtje, echter halverwege laat zij hem hangen in de mand. Hij hangt nu tussen hemel en aarde en kan geen kant op. Zij zegt dan dat dit zijn straf is omdat hij haar probeerde te verleiden om haar man te bedriegen. De volgende dag is het marktdag en heel Rome ziet hem daar hangen en lacht hem uit. Hij, de wijze tovenaar is bedrogen door de listen van een vrouw en schaamt zich diep.
Na een dag laat ze hem weer neer en Virgilius gaat naar zijn huis en zint op een passende wraakactie. Hij consulteert daarvoor zijn toverboeken. De volgende dag blijkt dat in heel Rome alle vuren zijn uitgedoofd en het lukt niemand om nog vuur te maken. Zo lijdt het Romeinse volk honger omdat het niets kan koken of braden. Het is Virgilius die hier achter zit en met zijn toverkunsten de vuren van Rome heeft gedoofd. De keizer zelf smeekt hem om vuur te maken, maar hij zegt dat zij het vuur alleen kunnen vinden tussen de benen van de schone jonkvrouw die hem bedrogen heeft. De keizer ziet dat hij geen keus heeft en hij laat haar halen. Virgilius gebiedt dat zij op een verhoging gezet moet worden slechts gekleed in haar hemd en met de billen bloot. En het wonder geschiedt dat – door de toverkunst van Virgilius – allen die een kaars of een toorts tussen de benen van de jonkvrouw steken daar hun vuur kunnen halen! Het vuur valt echter niet te delen, bij degene die dat probeert dooft het vuur direct. Het moet door iedereen rechtstreeks bij Phoebilla tussen de billen vandaan gehaald worden. In ‘dat bedroch der vrouwen’ wordt gezegd dat elk ‘huys’ er zijn vuur moest halen. (3) Dit betekent waarschijnlijk dat elk hoofd van een familie, de ‘pater familias’, als vertegenwoordiger van zijn ‘domus’ het vuur moest komen halen. Drie dagen moest zij daar zo staan met de billen bloot tot eindelijk iedere huisvader bij haar het vuur voor zijn haard had gehaald. Zij had zich nog nooit zo erg geschaamd en de wraak van Virgilius was zoet. Daarna was hij klaar met zijn avontuurtjes en Virgilius ging trouwen. Maar helaas voor hem bleek zijn vrouw ook al een listige bedriegster..
De naam Phoebilla
Het eerste deel van dit verhaal is ontelbare malen gebruikt als voorbeeld van de listigheid en bedrieglijkheid van de vrouw. Het was een exempel voor de mannen om toch erg op te passen voor dit ‘zwakke’, maar o zo verleidelijke geslacht. Het verhaal is op deze wijze vooral moralistisch en bedoeld om te lachen. Meestal was het verhaal onderdeel van een reeks van ‘vrouwenlisten’ zoals Phyllis die Artistoteles als rijdier gebruikt, Delilah die Samson het haar afknipt en Merlijn die door Nimue in de grot wordt opgesloten.
Het hangen in een mand was in de zestiende eeuw ook daadwerkelijk een straf voor wetsovertreders. Hij werd dan vooral gebruikt voor een man of vrouw die overspel had gepleegd om deze te kijk te zetten. Het is de vraag of deze straf ontstaan is door het verhaal of vice versa! (4)
Toch is er meer aan de hand dan deze nogal seksistische moraal. Het gaat namelijk niet om zo maar een mooie vrouw. Zij wordt Phoebilla genoemd en Phoebe is in de mythologie een titaan die werd geassocieerd met de maan, de naam betekent helder en schijnend. Ook Phoebilla’s uiterlijk wordt in een veertiende-eeuwse versie wel vergeleken met dat van de maan. Ook het tonen van de billen (in ‘slang’ Engels wordt dit ‘mooning’ genoemd) kan hierop duiden. Billen worden soms wel eufemistisch de ‘maan’ genoemd. (5) In een vroege versie is het niet Virgilius maar een magiër genaamd Heliodorus (dit betekent ‘gave van de zon’) die het avontuur beleeft. (6) Je zou kunnen zeggen dat hier de zon tegenover de maan wordt geplaatst. Er zou ook een verwijzing in kunnen schuilen naar de Sybille, de beroemde Romeinse zieneres. Dit is al waarschijnlijker als je weet dat Virgilius vaak in verband werd gebracht met de Sybille omdat zij beiden de geboorte van Jezus Christus voorspeld zouden hebben. Dit maakt hen een voor de hand liggend stel. In een andere versie heet ze Galathea, dit betekent de melkwitte godin. Deze naam komt ook voor in de Griekse mythe over de beeldhouwer Pygmalion. Hier is het de naam van het standbeeld dat Venus voor Pygmalion tot leven had gewekt.
Uit deze namen blijkt dat het hier niet om een gewone, mooie vrouw gaat. Zou ze wellicht een priesteres kunnen zijn? Het feit dat zij in een toren woont spreekt hiervoor. Dit zien we ook bij de Germaanse priesteres Weleda. Zij woonde volgens de Romeinse schrijver Tacitus – zeer afgezonderd – in een toren. (7) De toren van Phoebilla stond naast de markt van Rome oftewel het Forum Romanum. Dit was – naast een markt – ook het religieuze centrum van Rome. Hier stonden vele tempels waaronder de tempel van de godin van het haardvuur Vesta. Ook stond hier het huis van de Vestaalse maagden. Ook de grootste tempel van Rome gewijd aan Venus en Roma stond naast het Forum. Ook al hadden deze gebouwen geen torens, toch zou de locatie wel eens naar één van deze tempels kunnen verwijzen.
Virgilius in de mand
Het bezoek van Virgilius aan Phoebilla zou je kunnen zien als een bezoek aan een priesteres. Als zij priesteres was van Venus dan kan het goed zijn dat zij bekend was met ‘tantrische’ seksuele technieken en de instructie hierin. Zij impliceert dan met het laten hangen van Virgilius in de mand, dat hij nog niet rijp genoeg is om bij haar te komen. Hij is nog maar halverwege. Je zou zelfs kunnen beweren dat hij tijdens de sacrale seks van deze tempelpriesteres met zijn ‘kundalini-energie’ maar halverwege reikt. Zijn toren van energie zou voortijdig instorten, hij valt door de mand. Bij hem is het contact met de sacrale vrouw slechts gebaseerd op lust en infantiele verliefdheid en dat is niet genoeg om tot de hoogste extase te komen. Hij wordt daarom door haar en door het toegestroomde volk uitgelachen. Dat is dan de werkelijke schande van Virgilius.
De triomf van Venus
Om de wraak van Virgilius beter te begrijpen is het nuttig om één van de afbeeldingen van de vuurwraak te vergelijken met het schilderij ‘De triomf van Venus. Bij Venus lijken er stralen uit haar vagina te komen die het hart raken van vele beroemde minnaars. Ze zetten deze mannen voor haar in vuur en vlam. In een pentekening van Altdorfer uit 1511 staat Phoebilla in dezelfde pose als Venus. Zij vertoont geen schaamte, maar eerder triomf en mannen halen met lange palen vuur bij haar vagina vandaan. Deze palen lijken sterk op de stralen van Venus. Zoals Venus de harten van mannen in vuur en vlam zet, zo geeft Phoebilla vuur aan de haarden van de mannen! De – hiervoor besproken – naam Galathea past dan goed bij haar. Galathea is te zien als een representant van Venus. (8)
Het vuur van Vesta
Als we echter kijken naar het gegeven van het doven van het haardvuur is het logischer om te zeggen dat zij een priesteres van Vesta was. In de tempel van Vesta, hielden de Vestaalse maagden/priesteressen een vuur ter ere van Vesta, de godin van het haardvuur, eeuwig brandende. Dit vuur werd – volgens Pythagoras – gezien als het centrum van de aarde. Vesta betekent fakkel of vlam en zij werd vereerd in het haardvuur van elk huis. Het uit laten gaan van dit eeuwige vuur was een grote ramp en zonde. De maagd die dit veroorzaakte werd streng gestraft met een flinke geseling. Er moest dan ‘noodvuur’ gemaakt worden door middel van het tegen elkaar aan wrijven van twee stukken hout. Een maal per jaar op één maart lieten de Vestaalsen het vuur opzettelijk uitbranden om het dan op deze manier weer aan te krijgen. Het is goed mogelijk dat de familiehoofden – de pater familias – in Rome het vuur van hun haarden ceremonieel mochten aansteken met behulp van dit vuur. Dit kennen wij namelijk uit rituelen met ‘noodvuur’ in andere delen van Europa. (9) Dat Vesta en haar priesteressen maagdelijk moesten zijn lijkt mijn betoog tegen te spreken. Toch wordt er her en der geopperd dat deze Vestaalse maagden in de Etruskische tijd nog sacrale seksuele riten pleegden te doen.
Het idee van eeuwig brandende vuren is waarschijnlijk pan-Europees. We komen het ook tegen in Griekenland met de godin Hestia, in het heiligdom Romova in Litouwen en in Ierland in de tempel van de godin Brigid. De haard is verwant met het hart en het centrum, de focus. De haard is een poort naar de Andere wereld, ze is ook te zien als de ingang of vagina van moeder aarde (Ook haar naam Hertha is verwant met de haard).
Noodvuur
Je zou het uitgaan van alle vuren in het verhaal kunnen vergelijken met het ritueel van het ‘noodvuur’. Hierbij worden alle vuren in de gemeenschap – op gezette rituele tijden, of bij een ramp – uitgemaakt. Er wordt dan vervolgens een ‘noodvuur’ gemaakt. Dit vuur moest op de meest ouderwetse manier gemaakt worden door wrijving van hout op hout. Dit kan eik op eik zijn of laurier op klimop. Hierin is sprake van een seksuele connotatie. Ten eerste omdat dit noodvuur vaak gemaakt werd door een – soms zelfs naakte – man en vrouw en ten tweede omdat het wrijven gebeurde in een kom van de – als vrouwelijk bekend staande – klimop, met de staf van de – als mannelijke bekend staande – laurier. Het vuur tussen de benen van een vrouw vandaan halen is een evidente verwijzing naar seks. Maar is het gewone, dus smadelijke seks of gaat het hier om sacrale seks?
De Lar Familiaris
Een andere aanwijzing voor seksueel getinte rituelen in de tempel van Vesta is het verhaal dat zij cultische objecten in de vorm van een fallus daar zouden bewaren. In het heiligste der heiligen van de tempel (de penus) werden o.a. het Palladium (dit object wordt beschreven als fallisch of anders de coïtus voorstellende) en een beeltenis van de Lar Familiaris (in de vorm van een fallus, de ‘fascinus populi Romani’) bewaard. (10)
Deze laatste komt ook voor in een verhaal over de conceptie van de zesde koning van Rome, Servius Tullius. Zijn moeder was een Vestaalse maagd. Toen zij het eeuwige vuur van de heilige haard had besprenkeld met een offer voor de Lar Familiaris rees er een fallus op uit de haard die haar penetreerde. Hiervan werd zij zwanger. Ook Rhea Sylvia de moeder van Romulus en Remus was zo’n Vestaalse maagd en ook zij zou – in één versie van het verhaal – door een uit de haard op rijzende fallus zijn bezwangerd. (11) Dit soort verhalen maakt het verschil tussen de ‘wulpse’ Venus en de maagdelijke Vesta weer een stukje kleiner.
Voor- of achterkant, kut of kont?
De verschillende teksten spreken elkaar tegen of het vuur nu te halen was aan de voor- of aan de achterkant van de vrouw. Ook het beeldmateriaal over de vuurwraak is niet eenduidig over dit saillante detail. Dit lijkt op het eerste gezicht niet zo relevant, maar het kan toch een andere esoterische betekenis geven aan het gegeven van vuur halen tussen de benen van een vrouw.
In ‘dat bedroch der vrouwen’ uit 1532 kon men het vuur gaan halen ‘aen eender vrouwen n’aers die hem bedrogen hadde.’ Maar volgens Potter’s ‘Der minnen loep’ moet het juist uit haar lendenen komen (dit is een eufemisme voor de vagina). Het wordt nog meer verwarrend als we weten dat het woord ‘conte’ ook gebruikt werd voor de kut (in Vlaanderen doet men dat nog steeds) en dat ook aars (eers, ers) juist naar het vrouwelijk geslachtsdeel kan wijzen! (12)
In een Franse veertiende-eeuwse versie uit het boek ‘Renart le Contrefait’ wordt de toren van de vrouw vernietigd en daarna werd zij naakt op een verhoging gesteld. Daar hielden ze hun kaarsen bij haar kut en kregen zo vuur. In deze versie gaat het om haar voorkant. (13) In een andere versie moest zij juist op haar handen en voeten gaan staan en haar billen tonen zodat alle huishoudens van Rome daar het vuur konden halen. Zij zal dan uit haar achterste gaan gloeien, zegt het boek.. Als het vuur toch uit de kont komt dan kunnen we eerder denken aan gas en daarmee aan ‘pneuma’. In de titelrand van het boek Virgilius van Urs Graf wordt een blij kijkende vrouw getoond die klaarblijkelijk een wind laat en zo een steekvlam produceert! (14) Het is overduidelijk dat Phoebilla – en niet de tovenaar Virgilius – het vuur aan de mannen geeft.
Phoebilla en de heksen
Dat er vuur of lucht te halen valt uit de anus of de vagina valt ook af te leiden uit een aantal schilderijen van hekserijtaferelen. Hier treedt de heks uit haar lichaam en is zij klaar om te vliegen. Ook nu moet dat via de haard (de plaats van Vesta) en ook nu is er een seksuele symboliek en wel in de naaktheid van de heks en het gebruik van een stok, hooivork of bezem. Het gas wat uit haar achterste of uit haar vagina komt is een teken van haar diepe trance. De fysieke vorm wordt achtergelaten en de heks reist in de geest verder naar de Andere wereld. In die wereld is geluk, genot en energie te halen. Bij Phoebilla zien we geen vliegreis, maar hier gaat het om het halen van het innerlijke vuur uit de Andere wereld dat via haar eigen ‘haard’ naar buiten komt.
Conclusie
In de Middeleeuwen was het verhaal van de ‘vuurwraak van Virgilius’ vooral bedoeld als waarschuwing tegen bedrieglijke vrouwen en als een boertige vorm van humor. Je zou dan deze wraak op de volgende manier kunnen interpreteren: omdat Phoebilla geweigerd had om seks met Virgilius te hebben, neemt de tovenaar wraak en moet zij nu seks hebben met alle mannelijke huisvaders van Rome! Zij mag nu anderen – hun fakkels en kaarsen – in vuur en vlam zetten, zoals zij eerder het hart van Virgilius in vuur en vlam had gezet.
Ik zie dit als een vervormde versie van het authentieke verhaal. Er is een andere interpretatie mogelijk als we uitgaan van een oud heidens ritueel. Phoebilla kan als priesteres (danwel van Venus of van Vesta) uit haar lichaam treden en doet dat via de onderkant. Daarnaast is zij bekend met sacrale seksuele technieken. Als een uitverkorene dit mee mag maken dan gaat zij met hem een – seksuele – éénheid vormen en neemt hem zo mee op trance-reis. In dit samengaan van de huisvader met de priesteres wordt het mannelijke element (fakkel of kaars) bij de priesteres in gebracht om zo weer te kunnen branden. Zij hebben een diepe ervaring mee gekregen van een godinnelijke éénheid in het centrum van zichzelf en die ervaring nemen ze mee naar hun eigen haard om daar nog meer een brandpunt te zijn van hun kleine gemeenschap. Het symbool van die gloeiende focus is de haard in hun huis. De haard is vrouwelijk, maar in het midden zal een fallus zijn om zo het vuur brandende te houden.
Abe van der Veen
1) In de middeleeuwse verhalen wordt hij consequent Virgilius met een i genoemd. Om deze reden houdt ik deze spelling ook aan in mijn artikel.
Spargo – Virgil the necromancer
2) Franssen, Piet – De tovenaar Vergilius 2010
https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Virgil_in_the_basket
Butler, E.M. – The myth of the magus 98-104
http://bcs.fltr.ucl.ac.be/FE/23/PANIER/Panier14.htm
3) Franssen 45
4) Franssen 43
5) Mooning werd al gedaan als een belediging in de tijd van de Romeinen en zeker ook in de middeleeuwen. Ook konden de billen met de maan vergeleken worden. Toch is het woord ‘moonen’ pas bekend uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
https://slate.com/culture/2012/06/mooning-a-history-when-did-people-start-baring-their-butts-as-an-insult.html
http://bcs.fltr.ucl.ac.be/FE/23/PANIER/Panier14.htm
6) https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Virgil_in_the_basket
7) https://en.wikipedia.org/wiki/Veleda
Een ander voorbeeld is Maria Magdalena (een van de metgezellen van Christus en in één van de apocrieven zijn favoriete discipel), haar naam betekent Maria van de toren. Zij wordt door vele auteurs gezien als een priesteres met een tempel in de vorm van een toren. Dit laatste is echter speculatief.
8) Franssen 46
9) https://en.wikipedia.org/wiki/Vesta_(mythology)
Frazer – The golden bough
Het eeuwig brandende vuur van Vesta stond voor de eenheid van het rijk. Als een Vestaalse haar maagdelijkheid verloor zou dat verschrikkelijk zijn voor de éénheid van het Romeinse rijk. Meestal gebeurde er dan een ramp. Deze maagd werd als straf levend begraven.
Het uit doen gaan van alle vuren waarna zij niet meer aan gaan, komen we ook tegen in het Russische sprookje van Vasalisa en de Baba Jaga.
10) The idea of a town – Rykwert p. 159
http://en.wikipedia.org/wiki/Fascinus
11) http://en.wikipedia.org/wiki/Servius_Tullius#Parentage_and_birth
12) Franssen 45
13) In de Engelse vertaling staat er het volgende: ‘There everyone held her cunt and took fire from it. They placed their candles to her cunt and lit them at her cunt. All day they were shoving the candles and all day they were lighting them.’
14) Ziolkowski – The virgilian tradition 931, 966
Franssen 49
In een Joods verhaal uit de veertiende eeuw staat het volgende verhaal:
And there was in the days of Titus the wicked a very wealthy man who had large houses and courtyards with gardens and towers. This man was among the nobles of Rome and his family was called bonomini in the language of Rome, and he had an exceedingly comely wife whose splendour was like the moon, and because of her beauty he built her a tower in his courtyard and she did not go forth from her house. [5] Once upon a time there was a wedding and they proceeded with tambourines and drums and continued with flute playin g, and the dance was in the streets of the city unto the very tower in which this woman was present. And behold she heard the sound of the drums and the dance, looked out the window, and a certain man, a magician, saw her and began to lust for her. He sent his servant to that tower to see i f she descended from it during the night and he would lie in w ait for her [1 0 ] continuously. And when he saw that she did not descend from there, he said, “What shall I do? I f I go by myself i t would be disastrous. What shall I do?” He wrote her a letter and sent it via a devil and indicated in his letter that i t was his desire to come unto her. When morning came, she went to the window as was her custom and beheld the letter which was before her and her heart beat faster and she s a id , “What is this letter and whence did it come?1” What d id she do? She called to her maidservant and said to her, “Go fetch that scribe [15] in the courtyard.” She went for him and called him and he came, and she said to him p rivately, “When I arose this morning, I found this letter by the window. T ell me what is written in it .'” And he related to her the words o f the le t te r . She sa id to him, “Write him an answer that I do not so desire and curse h im !” A few days later her husband went on a long journey and commanded her not to leave her house with her maidservant. The magician heard that her husband had gone and sent her s ilv er and gold and jewels [20] that she obey him. She said to her maidservants, “How mad is this man that he tempts m e!” What did she do? She accepted the sum and sent to him saying, ” I want you to come to me for I desire you, but I do not wish that you enter by the door, rather by the w indow .” And so he should do and come in the darkness of the nigh t. When he heard her words, he was overjoyed and from his great happiness he forgot his magical tricks and books. And he gazed upon the tower at nigh t, and before he could come she went to another of her [25] husband’s towers nearby and prepared a large basket with three intertwined ropes around i t ; and when the m agician came they sa id to him, “Enter the basket and we shall p u ll i t u p .” He entered and they p ulled i t halfway up the tower. Meanwhile she returned to the tower where she was o r ig in a lly , and they tied o f f the ropes on the inner walls of the tower and neither raised him nor lowered him. And the tower was high and he was hanging in mid a ir , and he was in the [30] basket for three days and three nights without food or drink, and he grew hungry and thirsty and sought to leap down from the basket. But when he would gaze down to the ground and would see how high it was from the ground, he feared lest he would die from the force of the fa ll nor could he ascend upwards, and the devils did not come to him according to his custom because he could not command since he did not have his books with him and he did not know what to do. So he stood and was [35] astounded, w hile the passers by on the street continually looked at him and said to each other, “What is he doing hanging on the tower?” And they were quite amazed. And the young lads used to throw stones at him. And it came to pass on the third day and she approached the window and said to him, “So and so, how are you and how do you stand [come state]? D i d n ‘t you know that I was not a whore when you sent me your silv er and gold and baubles? And now you have lost your fortune and your lust you did not [40] f u l f i l l .” And he pleaded w ith her and cried for the love o f God to let him down to the ground so that he would not continue so in shame. And she said to him, ” I t is fittin g to do so to men lik e you who desire to commit adultery with the w ife o f their frie nd s” — and she le ft him until the fourth day. And it came to pass on the fourth day that her mercy was stirred and she commanded to lower him to the ground. And when they had lowered him toward the ground approximately to the height of a tall man, they suddenly dropped the basket to the ground and his rib broke [45] from the force of the fa ll because he had fallen upon a stone, and he cried out; and people gathered about him for they heard his shout and they said to him, “W hat’s with you?” And he feared to te ll them the m atter. And they accompanied him to his house with h is rib wounded, and he ordered the doctors and they healed him. When he regained his strength, he said to his servants, “I w ill avenge myself on this woman.” And he conmanded that h is books of magic be brought before him. What did he do? He went and extinguished every fire throughout Rome [50] and a ll the surrounding villages with his magic, and no fire could be found throughout the kingdom o f Rome. And i f they were to bring any from another place either in stone or in wood, it would not reach more than a third o f the way before it was extinguished. And even wood as large as beams or trees, a ll extinguished and many died from hunger for there was no bread in the city since there was no fire to lig h t their ovens. [55] And a ll the inhabitants of Rome came to the same agreement and took council with him where to find fire and what to do. A fter each had his say, the magician replied saying, ” I f it is your desire to give me a fortune and you promise me that you w ill not seize me and you w ill do what I say to you, you shall find fire and l i v e .” And they s a id , “I t w ill be done what you have spoken to d o .” And they gave him a great fortune. And when morning came to pass, behold the Romans came to him [60] and said, “Where is the fire which you are giving to us?” And he sa id to them, “Go to such and such a woman who has fire and she w ill give y o u !” So they went and he accompanied them and in the hand o f each and everyone was a candle of wax. Then he said to them, “S e ize h e r !” So they seized her and set her on a wooden tower and stripped her naked. And behold the magician came forth and placed the wax candle next to her uterus and the candle ignited from it . And so all o f them did . Nor was anyone permitted [65] to lig h t from another’s candle, rather only from her nakedness. And behold the woman was m ortified with a great shame the like of which had not been since the foundation of the city until now.
David Flusser – VIRGIL THE MAGICIAN IN AN EARLY HEBREW TALE
The post De wraak van Virgilius en het vuur tussen de benen van Phoebilla first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Heks en drugs: de vliegzalf van de heksen first appeared on Abe de Verteller.
]]>De theorie en praktijk van het vliegen
Het vermogen te kunnen ‘vliegen’ was een definiërend kenmerk voor de heks. Vele van haar namen refereren hier aan, zoals haghetisse (heggerijdster), kolrijdster, ziftrijdster, hagazussa en túnrida (zij die de heg berijdt). (2) Maar wat wordt bedoeld met vliegen? In de bronnen wordt niet alleen gesproken over vliegen als het gaat om de bovennatuurlijke reis van de heks, maar ook over varen, rijden en reizen. Dit gaat in ieder geval niet om een letterlijk vliegen of een fysieke levitatie. (Ook al dachten de demonologen en vele rechters uit de tijd van de vervolgingen dat wel.) Het gaat eerder om een verschuiving van bewustzijn. De heks trad uit haar lichaam om in de geestelijke wereld te kunnen reizen, om zo bovennatuurlijke ervaringen op te doen. Dit kan je extase of trance noemen. Er vindt een bewustzijnsverschuiving plaats waarbij de aandacht zich van het lichaam en de gedachten verplaatst naar de geest en de energie.
Er zijn meerdere voorbeelden uit de Europese middeleeuwen te noemen van mensen die uit hun lichaam konden treden zonder hulp van een vliegzalf. (3) Voor een groot gedeelte waren dit magisch specialisten: vrouwen en mannen die in hun dorp of buurt geraadpleegd konden worden voor o.a. waarzeggerij, genezing, het terugvinden van verloren en gestolen goed en het aanwijzen van toverij en de invloed van boze geesten. Zij verkregen hun geheime kennis door hun vaardigheid om in de geest te kunnen reizen.
In de heksenprocessen en in de demonologieën werden de zalf smerende heksen tot duivelaanbidders en kindermoordenaars gemaakt. Bij deze – deels door marteling verkregen – teksten is niet meer duidelijk te krijgen wat er werkelijk gebeurd was.
Er waren meerdere redenen om in de nacht te gaan ‘vliegen’. Het kon een extatisch genot en plezier veroorzaken, vooral als het doel van de nachtvlucht een feest of samenkomst was. Het kon gebeuren om zegen, voorspoed en vruchtbaarheid te brengen aan de gemeenschap. (Soms ging dit gepaard met een strijd of gevecht in de lucht om de vruchtbaarheid.) Ook kon men door de ontmoetingen met geesten of godinnen bovennatuurlijke kennis en wijsheid over de geestelijke wereld opdoen. Dit werd vaak gedemoniseerd tot het leren van zwarte magie door de duivel. Mogelijk was de nachtvlucht ook een geheime manier om een godin te aanbidden. (4) En dan bestaat er nog de kans dat de nachtvlucht gebruikt werd voor diverse vormen van maleficia (kwade toverij), waarbij ziek maken van mens en vee en dood maken van kindertjes het meeste worden genoemd. Dit laatste kan je zien als een vorm van energetisch vampirisme.
Om te kunnen vliegen is een staat van bewustzijn nodig die je extase of trance noemt. Het is bij deze bewustzijnstoestand vooral zaak om de gedachten te stillen, de hechting met het fysieke lichaam los te koppelen en de aandacht vanuit het centrum te verplaatsen naar geest en energie. Alles wat er in deze wereld van belang wordt geacht doet er dan even niet toe. Dan kan je in de geest zijn, je ook in de geest verplaatsen en in de geest andere geestwezens ontmoeten (andere extatici, doden, elfen of godinnen).
De procedure voor het gebruiken van zalf was – kort samengevat – het volgende: een zalf met rituele of hallucinogene bestanddelen werd op het lichaam gesmeerd. Ook kon die zalf gesmeerd worden op het voorwerp dat men van plan was te bestijgen om te dienen als rijtuig. Tijdens of na het zalven werd er een magische spreuk opgezegd en de stok, trog, stoel of wat dan ook, kon beklommen worden. De ‘heks’ viel vervolgens in een diepe slaap of katalepsie, die zo intens was dat zij meestal niet op een normale manier wakker te krijgen was. Haar lichaam bleef thuis achter en ondertussen ging haar geest op reis. Die ging door de schoorsteen of door een kier het huis uit de lucht in, op weg naar de samenkomst. Dit kon absoluut ook zonder hulp van hallucinogene middelen, maar wellicht waren de drugs voor beginnende extatici nodig om ze over de drempel te helpen.
Een Romeinse proloog
De eerste vermelding van een soort van vliegzalf is te vinden bij de Romeinse schrijver Lucius Apuleius. In zijn roman ‘De gouden ezel’ (160 n.o.j.) begluurt Lucius de heks Pamphile en ziet hoe zij haar kleren uitdoet en wat zalf uit een doosje haalt. Zij smeert zich daarmee van top tot teen in. Zij bewoog haar ledematen en er groeide dons en vervolgens veren aan haar lichaam. Zij veranderde ter plekke in een uil en vloog weg naar buiten de nacht in. Als Lucius dit ook wil en zijn geliefde smeekt om hem wat van die zalf te brengen vergist zij zich in het doosje en Lucius verandert in een ezel. Deze zalf helpt dus om van gedaante te veranderen en pas in tweede instantie om te vliegen. Vervolgens wordt er eeuwenlang niet meer over een vliegzalf gerept. (5)
Een duivels smeerseltje
Mogelijk zien we in een afbeelding uit circa 1300 op de deur van de kathedraal van Saint Jean Baptiste te Lyon (Frankrijk) een heks die gebruik maakt van een hallucinogeen middel: we zien een naakte vrouw rijdend op een bok, met in haar ene hand een knook en in de andere een gigantische paddenstoel. Deze lijkt enigszins op een vliegenzwam. Voor de rest komen wij deze hallucinogene paddenstoel echter niet tegen als onderdeel van de vliegzalf. (5)
Pas in 1324-25 in het geïsoleerde geval van de Ierse Lady Alice Kyteler vinden we weer een schriftelijke bron over een mogelijke vliegzalf. Lady Kyteler werd verdacht van zwarte magie en het oproepen van demonen. Haar huis werd doorzocht en daar vonden zij een doos met zalf. Uit haar bekentenis bleek dat zij met de zalf een stuk hout besmeerde waarmee zij vervolgens – samen met haar medeplichtigen – ‘kon rijden en galopperen waar zij maar heen wou, de hele wereld over, door dik en dun, zonder pijn of belemmering’. Dat werd althans door haar beweerd. Dit ‘galopperen’ doet denken aan bepaalde vruchtbaarheidsrituelen waarin er met een stokpaard over de velden wordt gegaloppeerd en gesprongen om zo voor een grotere oogst te zorgen. Dit wordt verder in geen enkele andere tekst genoemd. Toch moet er meer aan de hand zijn geweest, want Alice kon er de hele wereld mee over vliegen. Wat er in de zalf zit komen wij niet te weten. (6)
Tussen 1395 en 1405 worden er in Simmenthal in Zwitserland enkele heksen verbrand. Dit is een zeer vroeg heksenproces. Zij bekenden o.a. dat zij kinderen hadden gestolen en vermoord. Dit deden ze om ze vervolgens op te eten of om hun lichaamssappen te gebruiken voor zalven. Met deze zalf konden zij zich in dieren veranderen, onzichtbaar worden of door de lucht vliegen. Dat heksen onschuldige kindertjes verwerkten in hun magische zalven – en dus ook in hun vliegzalf – zal keer op keer genoemd worden in de demonologische geschriften en in de verslagen van heksenprocessen. (7)
In 1428 werd Matteuccia di Francesso verbrand als heks in Todi (midden-Italië). Zij zou zich schuldig hebben gemaakt aan kwaadaardige tovenarij. Zij had onder andere liefdesdrankjes en abortusmiddelen verkocht. Nog erger was haar bekentenis dat zij ‘s nachts het bloed van zuigelingen zou opzuigen en een pact met de duivel had gesloten. Daarnaast maakte zij een zalf en smeerde zichzelf er mee in terwijl ze de spreuk reciteerde: ‘Zalf, zalf breng mij naar de nachtdaden in Benevento, over water, over wind, over al het slechte weer’. Na deze en nog een spreuk waarin zij Lucifer (of Lucibello) aanriep, veranderde zij in een vlieg of een muis. Lucifer stuurde vervolgens een demon in de vorm van een geit en die droeg haar bliksemsnel naar de notenboom te Benevento voor de vergadering van de heksen en duivels. Deze zalf werd gemaakt van het vet van gieren, het bloed van vleermuizen en het bloed van zuigelingen, naast nog andere onbekende ingrediënten. Zij kon ook zonder hulp van de duivel naar Benevento gaan. Zij ging drie dagen in de week naar de zogenoemde ‘nachtdaden’ terwijl zij sliep. (8)
De Zuid-Nederlandse componist en advocaat Johannes Tinctoris beweert in 1460 dat de sekte der Waldenzen – in dit geval gebruikt als naam voor heksen – gebruik maakte van een vliegzalf om ‘s nachts naar hun vergaderingen te gaan. Deze zalf werd – volgens hem – gemaakt van ‘padden, gepulveriseerde beenderen van een lijk, het bloed van onschuldige kinderen en menstruatiebloed’. Hier werd een zalf van gemaakt waarmee ze snel door de lucht konden vliegen. In die zelfde periode noemde de Duitse historicus Matthias von Kemnat ook de ingrediënten van de zalf: padden, slangen, hagedissen, spinnen en het vet van kinderen. (9)
Heinrich Kramer in zijn beruchte boek Malleus Maleficarum van 1485 houdt het simpel: heksen koken vermoorde kinderen en eten ze op, of ze gebruiken het vlees en de botten om er een vliegzalf van te maken. Ze smeren deze op een stoel of een bezemsteel waarop zij onmiddellijk de lucht in worden gedragen. Dit gebeurt met behulp van de duivel. Deze zalf is volgens hem niet werkzaam, maar hoort meer bij het bedrog van de duivel om de heksen tot nog meer wandaden aan te zetten. (10)
Ook in Nederland komen we een paar keer het beeld van de zalf smerende duivelse heks tegen: in 1595 werd Lys Cuypers uit Mierlo ondervraagd en bekende dat zij de ‘smeerpot’ beheerde. In deze pot zat een halve liter wit en zwart smeersel. Dit was gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenbotten en mensenvet. Voor zij en haar medeplichtigen naar de ‘dans’ gingen smeerden zij het spul onder de oksels, voor op de borst en nog hier en daar op het lichaam. Ook in 1595 vertelde Elbert Dirx uit Hoogland dat hij samen met zijn vader en zijn broer hadden gedanst op de bleek bij Amersfoort, allen in de gedaante van katten. Om katten te worden had de ‘bezemrijder’ (waarschijnlijk wordt hiermee de duivel bedoeld) hen ontkleed en zijn voorhoofd ingesmeerd met oude reuzel. Ook dit kan je zien als heksenzalf. (11)
Veel demonologen verzwegen het gebruik van de vliegzalf, omdat het dan de vraag werd of het de macht van de duivel, of de kracht van de ingrediënten/kruiden was die de heks liet vliegen.
In de praktijk zullen de bestanddelen – mogelijk op één na – geen werkzaamheid hebben gehad. De kans is groot dat zij genoemd zijn om walging op te wekken en om te overtuigen dat de heks in alles het omgekeerde wilde en antimaatschappelijk bezig was. Die uitzondering is de pad. Bepaalde padden hebben een gif in hun huid zitten, die – als het er af wordt geschraapt en gerookt – hallucinaties kunnen veroorzaken door de werkzame stof bufotenine. Ook in poeder gemaakt van de gedroogde huid zou het werkzame bestanddeel zitten. Er is echter geen bewijs van het bewuste gebruik van het gif van de pad op een dergelijke manier in die tijd. (12)
Unguentum Pharelis: de zalf van Pharaildis/Herodias
Naast het duivelse recept uit de koker van de demonologen is er nog een ander vijftiende-eeuws recept. Deze wordt ‘unguentum Pharelis’ genoemd. Zij past meer in het vertoog over de nachtvlucht van vrouwen in het gevolg van Diana en Herodias zo die al in de tiende eeuw wordt genoemd in de ‘Canon episcopi’. [Hier kan je er meer over lezen] De eerste middeleeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf die het aanbidden van de duivel en het gebruiken van kinderlijkjes niet noemt is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. Deze Joodse mysticus beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Linz een jonge vrouw – hij noemt haar geen heks – ontmoette die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de aderen van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plek was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (13)
In 1435 vertelt de Dominicaanse theoloog Nider in zijn boek ‘Formicarius’ (de mierenhoop) een verhaal over een vrouw die beweerde dat zij naar verre plaatsen kon reizen met behulp van een vliegzalf. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw (‘vetula’) tegen die claimde dat zij samen met Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij mocht – samen met enkele andere getuigen – op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis kwam vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. In ‘Predigten’ (ook uit de jaren dertig) vertelt Nider nog iets meer over hetzelfde incident. Hij noemt de vrouw een ‘unholda’ en dat ze naar de ‘heuberg’ wou vliegen. De unholda kan je zien als de geest van de heks en de ‘heuberg’ werd later de Venusberg genoemd. In deze berg vonden volgens het volksgeloof losbandige feesten plaats onder leiding van de godin Venus. In zijn Preceptorium uit 1438 noemt hij dat de ‘vetula’ claimde te kunnen reizen met Venus of Herodias. (14) De baktrog kan bedoeld zijn als reismiddel om mee te vliegen. In verschillende sagen en in enkele processen worden ook onwaarschijnlijke voorwerpen genoemd zoals zeven, mosselschelpen, eierschalen en boterbakken. Een baktrog past goed in dit rijtje.
Rond 1435-1440 schreef de Spaanse theoloog Alfonso Tostado over deze heksenzalf. Hij vertelt dat dergelijke zalven sensaties zoals pijn zullen verminderen en dat het zorgt voor mentale dissociatie. Men voelt zich van zichzelf afgescheiden raken. ‘Er zijn zekere vrouwen – die wij heksen noemen – die bepaalde zalven gebruiken tezamen met rituele woorden om getransporteerd te worden naar waar zij maar willen om andere mannen en vrouwen te ontmoeten om daar te genieten van allerhande voedsel en pleziertjes’. Dit is volgens Tostado niet echt waar. De vrouwen vallen in een diepe slaap en gaan nergens echt heen. (15)
Eindelijk wordt er in ‘Das Buch aller verboten Kunst’ (het boek van verboden kunsten) uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb een recept van een vliegzalf genoemd die geloofwaardige ingrediënten bevat. Hier volgt het volledige citaat:
Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (16)
De ‘unhulden’ komen we al tegen in het biechtboek van Burchard van Worms uit de elfde eeuw. Daarin zijn het vrouwelijke nachtgeesten in het gevolg van Holda, die ook wel Diana of Herodias wordt genoemd. Later worden zij gezien als kwade heksen. Pharel is waarschijnlijk Pharaildis wat weer een andere naam is voor Herodias. Zij is een van de leiders (en mogelijk een godin) van de geesten en extatische vrouwen die volgens het middeleeuwse volksgeloof ‘s nachts door de lucht vliegen. (17)
Het Nederlandse recept voor vliegzalf
In het vijftiende-eeuwse manuscript MS 517 (mogelijk geschreven door Joannes Alphensis /Johannes van Alphen) wordt een – in het Middelnederlands geschreven – recept genoemd dat op vele punten overeenkomt met het ‘unguentum Pharelis’ uit het vorige citaat:
‘Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt. Maan: ijzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of cichorei).
Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn.’ (18) [lees hier meer over dit recept]
Deze beide recepten bevatten geen werkzame hallucinogene bestanddelen. Alleen het bingelkruid (mercurialis) is licht giftig. De genoemde planten worden wel geassocieerd met de bijpassende dagen van de week èn een aantal horen bij een toepasselijke godheid/hemellichaam zoals IJzerhard (Dinskraut in het Duits) bij Tiwaz/Mars, bingelkruid bij Wodan/Mercurius, Huislook (barba jovis) bij Donar/Jupiter, Venushaar bij Venus. Van het kruid betonie – dat op zaterdag moet worden geplukt – wordt door de plantkundige Lobelius het volgende beweerd: ‘Het bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijdt en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (19) Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van wandelaars/reizigers tijdens hun geestreis beschermen tegen toverij en ander gevaar. Dit verwijst waarschijnlijk allemaal naar een ritueel en associatief gebruik van de planten die moeten beschermen en begeleiden in de nachtvlucht langs de zeven verschillende planeten die bij de respectievelijke dagen behoren.
Deze zalf is dus te zien als een hulpmiddel om te kunnen reizen in het gevolg van Pharaildis/Diana/Herodias/Holda. Deze tochten door de nacht in het gevolg van de heidense godin werden al genoemd in de ‘Canon Episcopi’ uit de negende eeuw, maar ook in de veertiende en de vijftiende eeuw kwamen dergelijke getuigenissen nog voor. De ‘unholda’ van Nider en de ‘unholden’ van Hartlieb zijn heksen in de oude betekenis van het woord. Zij zijn geen kwade aanbidsters van de duivel, maar heggenrijdsters. Zij zijn vrouwen die over de heg – die onze wereld scheidt van de geestenwereld – kunnen reizen. Zij rijden dan verder in het gevolg van Diana of Herodias. (20)
De hallucinogene heksenzalf: Lamiarum Unguentum
Vreemd genoeg komen we pas in de zestiende eeuw recepten tegen waarin hallucinogene kruiden worden genoemd zoals monnikskap, nachtschade en papaver. De als ‘tovenaar’ bekend staande Duitse arts Paracelsus (1493-1541) noemt twee maal een aantal van de bestanddelen van de vliegzalf. In een citaat noemt hij ‘kaasvet, wolfsvet, ezelinnenmelk en dergelijke. In een ander citaat is hij iets uitgebreider en noemt hij een aantal psychotrope planten: ‘Zalf van het vlees van jonge kinderen als een brei zacht gekookt en met slaap brengende kruiden zoals daar zijn papaver, nachtschade, scheerling, ‘mütterrlich’ (?) etc. bereiden, met welke wanneer u zich gezalfd hebt en deze spreuk hebt opgezegd: Boven, uit en nergens aan, zo vliegt u snel uit de schoorsteen of door een gat in het venster of de wand eruit, met de hulp van de duivel.’ (21)
De datering van dit tweede recept is niet duidelijk, maar in ieder geval voor 1541 en is daarmee het oudste recept dat duidt op het gebruik van hallucinogene kruiden.
In 1545 werkte de Spaanse dokter Andrès Laguna als medisch officier in de buurt van Nancy. Daar werden twee oude kluizenaars gearresteerd op verdenking van tovenarij. In hun hut werd een kleine pot met groene zalf gevonden. Laguna bekeek en rook deze zalf en het deed hem denken aan ‘unguentum populeum’. Hij meende dat er o.a. scheerling, bilzekruid, alruinswortel en nachtschade (doornappel?) in zat. Hij kon wat van de zalf bemachtigen en probeerde deze uit op een patiënt van hem die leed aan slapeloosheid. Hij smeerde haar in van top tot teen en zij viel in een diepe, lethargische slaap van wel zesendertig uur en moest uiteindelijk wakker worden geslagen. Zij was boos en vroeg: waarom maak je me wakker? Ik was te midden van alle genot en vreugde van de wereld en daar heb ik mijn man bedrogen met een jongere en knappere man! Zij geloofde sterk in de realiteit van haar avontuur.
Unguentum populeum is een zalf die al vanaf de dertiende eeuw gebruikt werd als pijnstiller en om iemand te kunnen laten slapen. Deze zalf bevat o.a. populier, slaapbol, mandragora, bilzekruid en nachtschade. Deze kruiden worden ook genoemd in de heksenzalf. Dit doet de vraag rijzen wat de precieze connectie is tussen beide zalven. Het lijkt erop dat Laguna de gevonden zalf wou uittesten als slaapmiddel (net als de unguentum populeum), maar de uitwerking ervan doet veel meer denken aan vliegzalf. Hij wordt echter niet zo genoemd. (22)
In een ander citaat zegt Laguna dat hij gelooft dat de doornappel (datura stramonium) het actieve bestanddeel is in de zalven die met heksen (bruxas) worden geassocieerd. Hij vertelt dat de plant een prettige zinsbegoocheling geeft, maar in een te grote hoeveelheid waanzin kan veroorzaken. De doornappel is een plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). Het is een zeer giftige plant die hallucinogene alkaloïden bevat. Een prent van de Duitse schilder Dürer uit ca. 1500 lijkt de bewering van Laguna te staven. We zien een naakte oude vrouw/heks die achterstevoren op een bok rijdt. Een engeltje houdt vlak voor haar been een plant vast. Het gaat hier waarschijnlijk om een doornappel. (23)
De Italiaanse geleerde Girolamo Cardano noemt in zijn boek ‘De Subtilitate’ uit 1550 als eerste het woord ‘heksenzalf’. ‘Wij spreken nu over de heksenzalf (Lamiarum unguentum) die maakt dat men prachtige dingen ziet die onwaar zijn, maar waar lijken te zijn. Het bestaat uit – zo ze zeggen – het vet van kinderen die uit hun graf zijn gehaald, het sap van selderij, van monnikskap, van vijfvingerkruid (potentilla reptans), van nachtschade en roet. Maar ondanks dat zij geacht zijn te slapen zien zij allerhande dingen zoals: theaters, tuinen, banketten, versieringen, kleding, mooie, jonge mannen, koningen, bestuurders en ook demonen, raven, gevangenissen, eenzaamheid en martelingen.’ In een ander deel van het boek noemt hij geen zalf maar meent hij dat het geloof van heksen – dat zij in hun slaap naar verre landen kunnen reizen – komt door de invloed van het eten van selderij, kastanjes, fava-bonen, ui, kool en bonen. Dit voedsel geeft hen vreemde dromen. (24)
De populierenzalf van Della Porta
Het beroemdste en meest geciteerde recept voor heksenzalf stamt uit 1558 en is van Giovanni Battista Della Porta. Op zijn reizen ontmoette deze Italiaanse geleerde een oude vrouw die de naam had hekserij te bedrijven. Zij vertelde hem van haar vliegzalf en bood hem aan te bewijzen dat deze echt werkte. Hij zag hoe zij deze zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten. Zij ontkleedde zich en smeerde het mengsel over haar lichaam terwijl hij en een paar vrienden toekeken vanuit de duisternis. De vrouw viel in een diepe slaap waaruit zij zelfs met slagen niet wakker gemaakt kon worden. Toen ze eindelijk wakker werd zei ze dat ze over zeeën en bergen had gereisd en mooie, jonge mannen had gezien.
Dit verslag doet natuurlijk sterk denken aan de hierboven al genoemde gebeurtenissen bij Nider, Abramelin en Laguna. Vervolgens noemt hij de receptuur van de vliegzalf:
‘Ook al wordt er een heleboel bijgeloof in vermengd, toch is het duidelijk dat deze dingen kunnen resulteren van een natuurlijke kracht. Ik zal herhalen wat ze mij hebben gezegd. Door een zeker vet te koken in een koperen ketel, raken zij het water kwijt en bewaren het verdikte restant. Zij mengen dit met selderij, monnikskap, bladeren van de populier en roet. Of als alternatief: suikerwortel of grote watereppe (sium), kalmoes (acorus), vijfvingerkruid, het bloed van een vleermuis, nachtschade (solanum) en olie. Als zij andere substanties hierin vermengen dan verschillen deze weinig van de hiervoor genoemde. Dan wrijven zij de huid tot die rood en warm is en smeren zij alle delen van het lichaam in. Als het vlees ontspannen is en de poriën geopend wordt het vet of de olie toegevoegd, zodat de sappen dieper kunnen doordringen en sterker en actiever worden. Zo denken zij dat zij door de lucht vliegen op maanbeschenen nachten naar banketten, muziek, dansfeesten en de omhelzing van jonge mannen naar hun keuze.’ (25)
De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano, maar zijn voldoende verschillend om er zeker van te zijn dat Della Porta niet slechts het recept van Cardano heeft overgenomen.
De Nederlandse arts Johan Wier (ook bekend als Weyer) herhaalt in zijn boek ‘Over de begoocheling der demonen’ uit 1563 de recepten van Cardanus en Della Porta, maar voegt er dan nog een derde origineel recept aan toe. Deze gaat als volgt: ‘Neem de zaden van dolik, bilzekruid, scheerling, rode en zwarte papaver, sla en postelein – vier delen elk – en één deel van de bessen van de wolfskers, maak hiervan een olie.’ (26) Na het recept van Wier is er geen nieuw recept meer te vinden in de bronnen. We vinden alleen nog herhalingen van hetzelfde recept (meestal die van Porta). Het gebruik van een zalf om te kunnen ‘vliegen’ zal echter in de heksenprocessen van de zestiende en zeventiende eeuw nog vele malen worden herhaald.
Hallucinogene werking
In de bovenstaande verslagen en recepten voert de demonologie niet de boventoon. De recepten van Cardano en Paracelsus bevatten nog wel het kindervet, maar de anderen slaan dit over en alleen Paracelsus noemt de duivel. Het lijkt erop dat deze geleerden er van uit gaan dat het de bestanddelen van de zalf zijn die er voor zorgen dat de heks een vliegsensatie heeft. Kruiden zoals bilzekruid, wolfskers en monnikskap bevatten hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Een recept met dergelijke kruiden maakt de kans op een vliegsensatie natuurlijk een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogene middelen onmisbaar waren om te kunnen ‘vliegen’.
Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in bewustzijn en trance deze zalf niet nodig hadden. Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. (27) Dit bleef echter altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.
Mogelijk hadden de kruiden in de zalf niet alleen maar een hallucinogene werking, maar ook een magisch beschermende werking. Dit zien we o.a. in de naam van de kruiden uit de nachtschadefamilie. Nachtschade betekent nachtschaduw en wordt gezien als de belichaming van een toverkracht bezittende figuur, die de macht bezat boze geesten en nachtmerries te lijf te gaan. (28) De schaduw wordt vaak gebruikt als een synoniem voor de ‘dubbel’ of het alter ego. Dit kan je zien als je beschermende geestwezen dat opgeroepen wordt door de nachtschadeplanten te gebruiken. Dit is het alter ego dat in de droom en slaap beschermt tegen kwade invloeden. Ook de selderij beschermt tijdens nachtelijke tochten en wel tegen de geesten van de Wilde Jacht. Het vijfvingerkruid zou weer – samen met de brandnetel – ervoor zorgen dat je niet bang bent voor geesten. Zo heeft bijna elk kruid uit het ‘unguentum Lamiarum wel een werking die kan helpen om een trancereis heelhuids te doorstaan. (29)
Laguna, Cardano en Della Porta benadrukken dat de vliegervaring slechts een droom is. De grote gelijkenis met de slaapverwekkende ‘unguentum populeum’ maakt dit een logische gevolgtrekking. De zalf zorgt ervoor dat de heks in een diepe slaap komt, waarbij haar droom dusdanig intensief wordt beleefd dat zij voor haar reëel is. Toch kan het hier ook gaan om een lucide droom of een bewust opgewekte extatische ervaring.
In bekentenissen van heksen komt de vliegzalf ook regelmatig voor. Hier vinden we echter bijna nooit een lijst bij van de gebruikte ingrediënten. Een uitzondering is de bekentenis van Agnes Gerhardts uit 1596. Op de vraag of ze zich had ingesmeerd met zalf antwoorde zij met een recept: ‘Sie nehme reinfarn, niesswurz, haselwurz und brat es mit ein ei in butter, das gebe die salben.’ Hoe dit recept van boerenwormkruid, nieskruid en mansoor, samen met een ei gebakken in de boter een vliegzalf zou moeten opleveren is echter niet duidelijk. (30)
Conclusie
Het lijkt er sterk op dat de ingrediënten van de demonologische zalf (lijkjes, beenderen, slangen, padden) voornamelijk gekozen waren om afschuw te wekken bij de mensen. De kans dat een dergelijke zalf werkelijk gebruikt is, is uiterst klein. Er is een veel grotere kans dat het unguentum Lamiarum door heksen gebruikt is. De hallucinogene kruiden in de zalf konden dat extra zetje geven voor de heks om uit haar lichaam te gaan en in de geest te kunnen reizen. Tegelijkertijd gaven de kruiden ook nog enige magische bescherming.
Toch is voor mij het unguentum Pharelis de ware en meest oorspronkelijke heksenzalf. Bij deze zalf is de functie van de kruiden puur magisch-sympathetisch en beschermend. Geen van de kruiden zijn hallucinogeen. De heks zal op eigen kracht in extase moeten komen! Pharel kan bijna niemand anders zijn dan Pharaildis/Herodias. Zij is de leidster van het geestenleger dat – volgens de middeleeuwse bronnen – rondreist in de nacht. Door haar aan te roepen en de zeven kruiden van de zeven planeten/dagen te gebruiken is er bescherming en begeleiding voor het alter ego van de heks op haar pad door de lucht naar het einddoel. Dat doel kan de Venusberg of de heksensabbat zijn geweest, of anders puur het gezelschap van de godin en haar gevolg zelf. Zo vond de heks een bron van innerlijke wijsheid en een – zij het tijdelijke – staat van paradijselijke gelukzaligheid. De heksen namen zelfs het risico van vervolging voor lief om die ervaring bewust te mogen meemaken.
Abe van der Veen
Noten:
lees ook mijn andere artikel over heksenzalf waarin het Nederlandse recept uitvoerig wordt behandeld: http://www.abedeverteller.nl/heksenzalf/
1) Lecouteux – Witches, werewolves and fairies 84
2) Lecouteux 86
3) Lecouteux 87ev, zie ook mijn andere artikel http://www.abedeverteller.nl/heidense-godinnen-in-middeleeuws-europa/
4) Vooral in het boek Ecstasies van Carlo Ginzburg zijn hiervan vele voorbeelden te vinden.
Zie ook mijn artikel: http://www.abedeverteller.nl/heidense-godinnen-in-middeleeuws-europa/
5) Apuleius – The golden ass (Metamorphosen) in Daniel Ogden – Magic, witchcraft and ghosts in the Greek and Roman worlds 143
Het wordt vaak gesuggereerd dat vliegenzwam in de zalf is verwerkt, maar daar zijn nooit concrete aanwijzingen voor gevonden. Lemaire – Godenspijs of duivelsbrood 97
6) ‘there was found also a boxe, and within it an ointment, wherewith she used to besmear or grease a certain piece of wood called coultree, which, being thus anointed, the said Alice, with her complices, could ride and gallop upon the said coultree whithersoever they would, all the world over, through thick and thin, without either hurt or hindrance.” Crofton Croker – Research in the south of Ireland 92 uit Camden – Britannia
7) Andere vroege voorbeelden van een zalf om te vliegen of te transformeren, maar zonder ingrediënten zijn de volgende: In het vroeg vijftiende-eeuwse boek ‘Errores Valdensium’ wordt gezegd dat de Waldenzen (toen ook gebruikt als naam voor heksen) naar hun vergaderingen vlogen op een staf die ingesmeerd was met een magische zalf. (Russell, J.B. – Witchcraft in the middle ages 216, 219) In 1426 wordt de genezeres Finicella in Rome opgepakt o.a. op verdenking van kindermoord. Zij kon zich met behulp van een zalf veranderen in een kat. Helaas horen we niets over de bestanddelen van de zalf.
8) Hatsis, Thomas – The witches ointment 21-23
Ginzburg – Ecstasies 299
9) Hatsis 172-173
Russell noemt in zijn ‘Witchcraft in the middle ages’ nog een gruwelrecept op p. 240
10) Krämer en Sprenger – Malleus Maleficarum ed. Montague Summers 239-240
11) Otten, Johan – Duivelskwartier 129
Veen, Abe van der – Dansen als katten, bijten als wolven
12) De enige pad met een hallucinogene werking indien gerookt is de Bufo Alvarius. Deze komt niet voor in Europa. Het heeft ervan dat Europese padden wel giftig kunnen zijn, maar niet genoeg bufotenine bevatten om een effect te bewerkstelligen. https://erowid.org/animals/toads/
Hatsis 110
https://www.thenakedscientists.com/articles/features/tripping-over-psychoactive-toads
13) The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.ht
Matsis 137-138
14) Nider, Formicarius bk.2 cap.4 in: Matsis 144-147 In het woord unholda zien we nog de inheemse godin Holda terug. Zij wordt met de godin Diana geassocieerd. Haar gevolg bestaat dan uit de ‘holden’. Door ze ‘unholden’ te noemen maakt de schrijver duidelijk dat dit negatieve wezens zijn.
15) Matsis 150-151
Ginzburg – Benandanti p. 42
http://tanadellupo.altervista.org/alterpages/files/SchulkeDanielA.-Veneficium.pdf
There are women who we call maleficae in Spain who say that with an ointment and certain conjurations they are carried to distant places where there are assemblies and enjoy all kinds of pleasure. But this is an error, and has been found by their falling into a stupor, insensible to blows and fire, and on awaking in a few hours relating where they have been and what they have seen and done.
16) Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey – Johannes Hartlieb 1456 http://occultcenter.com/2009/06/download_15_century_manuscript_of_book_of_all_forbidden_arts/
17) Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’
Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 10
Ginzburg, C. – Ecstasies 90
Het valt in de tekst van Hartlieb op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor zaterdag als plant de heliotropum europaeum oftewel ‘zonnewende’ de zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden noemt hij wolfskers en monnikskap. Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Hoe Schindler aan dit recept komt is helaas niet duidelijk.
18) Braekman, W. – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
19) Lobelius – Cruydtboeck 631
20) Holda betekent vriendelijk en welwillend. De holden zijn te zien als de welwillende, vriendelijke geesten van extatici. Dezen werden gedemoniseerd tot unholden en later tot heksen waardoor alle mogelijkheid tot goed doen verdwenen was. (Te vergelijken met de benandanti vs de malandanti) https://en.wikipedia.org/wiki/Holda
21) „Kazenschmalz, wolfsschmalz, eselsmilch und dergleichen.”
“Salben auß Fleisch junger Kindlein/ gleich einem Brey weich gekocht/ vnnd mit Schlaffbringenden Kräutern/ als da sind Mohn oder Ole [Papaver]/ Nachtschaden oder Jüdenkirschen [Solanum]/ Schirling oder Wützscherling vnd Mütterrlich etc. zurichten/ mit welcher/ wann sie sich gesalbet/ vnd gesprochen haben diese Wort. Oben auß vnnd nirgendt an/ so flichen sie so bald zum Schornstein/ oder durch ente Löcher der Fenster oder Wände hinauß/ durch hülffe deß Teuffels.“
https://core.ac.uk/download/pdf/16427155.pdf
Mogelijk gaat het hier niet om Kazenschmalz, maar om om Katzenschmalz oftewel het vet van een kat. (Duerr 141)
Elena Priess – Das traummotiv im hexenflug p.95
22) Dit is de fameuze ‘Onguentum Populeum’ van Nicolas de Myrepse, een Byzantijnse farmacoloog uit de dertiende eeuw. Deze populierzalf is van toen af tot ver in de twintigste eeuw een gereputeerd middel geweest, dat in alle apothekersboeken uitvoerig besproken werd.
Het originele recept van de Myrepse uit zijn werk ‘Onguents’ zag er als volgt uit: ‘Neem de ‘ogen’, de knoppen, die verschijnen op het moment van de bloei uit de toppen van de populier, de bladeren van de Slaapbol, de Mandragora, de braam, het bilzekruid, solanum, sla, sedum, viooltjes en nombril de Venus, van elk drie onces en meng alles door drie livres (pond) varkensvet (reuzel). Mix alles fijn in een vijzel tot een pâte. Laat acht dagen staan, kook het samen met één liter wijn op een zacht vuur totdat de wijn verdampt is.’
Sidky – Witchcraft, lycanthropy 193
23) Hatsis 188-189
Ook van een andere gravure van Dürer: ‘Vier heksen’ uit 1497 wordt beweerd dat er een psychotrope plant op staat afgebeeld. Hier zou in het midden helemaal bovenin een vrucht van de alruinswortel zijn afgebeeld. http://collections.vam.ac.uk/item/O728545/the-four-witches-engraving-durer-albrecht/
24) Hatsis 189
Piomelli en Pollio – A Study in Renaissance Psychotropic Plant Ointments 249
‘We speak now of the witches’ ointment (Lamiarum unguentum) , which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.
25) Deze is erg bekend geworden omdat de pseudo-historica Margaret Murray deze zalf noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’.
Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)
Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”
26) Matsis 190
Weyer – On Witchcraft 115
27) Lecouteux 88
28) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtschade
29) Nachtschade (Cardano, Laguna, Della Porta, Wier): De naam ‘Nachtschade is reeds zeer oud, want in de middeleeuwen heette zij reeds Nachtschaduwe en in het Oudhoogduits nahtscato, want men meende dat de plant de belichaming van een demon was, die een gevaarlijke duivelse macht bezat. Men hield het kruid voor de belichaming van een toverkracht bezittende figuur, die de macht bezat boze geesten en nachtmerries te lijf te gaan. In het Duits heet deze soort Nachtschatten en deze naam is terug te voeren op een oude aanwending tegen Nachtschatten of nachtmerries. De zeer giftige plant, vooral de solanum-soorten met zwarte bessen wekten de indruk van het angstwekkende zoals die ook de duisternis van de nacht opwekt; ohd. mv. nahtscata betekent de nachtelijke duisternis en werd dan ook gebruikt voor dieren als de nachtzwaluw en de nachtvlinder (vgl. ook nde. natskade ‘geitemelker’ en nzw. nattskata ‘vleermuis’ http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtschade
Hoogst interessant hierbij is het dat dit allemaal heksendieren betreft waarvan de mare ging dat de heks haar dubbel kon uitsturen in de vorm van de vlinder, vleermuis of zwaluw. De bijnaam ‘geitenmelker’ kreeg het dier omdat het stiekem in de nacht de melk stal bij de geit van de buren. De kans is groot dat hier de heks in de vorm van een dier werd bedoeld.
Het is hier de vraag om welke nachtschade het gaat. Deze familie is erg groot en kent een aantal kruiden met een hallucinogene werking waaronder: doornappel, wolfskers, bilzekruid en mogelijk zwarte nachtschade (solanum nigrum).
30) Duerr – Dreamtime 138
Francesco Maria Guazzo noemt in 1626 als ingrediënten wolfskers, dolik, alruinswortel, bevergeil en papaver. Duerr 140
Gevlekte scheerling (Paracelsus, Laguna en Wier) Dit kruid heet ook wel dolle kervel en is zeer giftig. De gifbeker van Socrates zou scheerling hebben bevat. In Tirol werden heksen op de vlucht gejaagd met bossen brandende scheerling, rozemarijn en sleedoorn. Blöte-Obbes – Boom en struik in bos en veld 156
Doornappel (Laguna): Volgens een sage uit Brandenburg was het ooit de ‘boom der kennis’. De duivelse slang spoot er haar gif op en de boom kromp in tot de doornappel, sindsdien is de appel uit de boom der kennis een giftige doornappel geworden. Blöte-Obbes 227 Deze sage is des te opmerkelijker als we weten dat de boom der kennis ook soms als een vliegenzwam wordt afgebeeld en ook soms wordt geassocieerd met de alruinwortel. Planten die erbij helpen uit het lichaam te treden geven dus kennis van ‘goed en kwaad’. Of beter gezegd kennis van het bestaan van verschillende bewustzijnstoestanden.
Bilzenkruid (hyoscamus niger) (Laguna): Dit kruid wordt ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd en zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod. (Blöte-Obbes 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de elfde eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (De Cleene en Lejeune – Compendium van rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen.
Wolfskers (atropa belladonna) (Wier): Dit kruid wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.
Monnikskap (aconitum napellus) (Cardano en Paracelsus): Dit kruid – in het Engels wolfsbane – is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anekdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).
Papaver/ slaapbol (Wier en Paracelsus) (Papaver somniferum): Gewijd aan Hypnos en Morpheus goden van de slaap en de dromen. Het sap van de zaaddozen (de opium) zag men als de tranen van de godin. Het gaf troost. Ook Ceres/Demeter zou getroost zijn door de slaapbol en hield de papaver samen met het koren op afbeeldingen in haar hand. De papaver was het zinnebeeld van de slaap. Paracelsus gebruikte de papaver ook voor in de Laudanum, het roemruchte verdovende en pijnstillende middel. (Blöte-Obbes 97, De Cleene en Lejeune 863)
Selderij (Cardano, Della Porta): was in de antieke tijd gewijd aan Hades/Pluto en heeft een associatie met de dood. Wie de Wilde jacht had aanschouwd zou blind of zelfs dood kunnen gaan, maar als je de mannen van de wilde jacht om selderij vroeg zou dat risico worden opgeheven. (De Cleene en Lejeune 972)
Vijfvingerkruid (Cardano, Della Porta): Rembert Dodoens zegt over dit kruid: Degene die brandnetelen over hem draagt met wat bladeren van vijfvingerkruid die zal vrij zijn van alle geesten en verschijnselen die de mensen plegen bang te maken, want zij benemen de mens alle vrees. Het was ontstaan uit de hand van het monster Grendel toen Beowulf die in de grond stak. Verder wijst het kruid de weg. (Blöte-Obbes 116, De Cleene en Lejeune 221)
Populier (Della Porta): Zowel de zwarte als de witte populier worden geassocieerd met de dood en de onderwereld. De zwarte populier was gewijd aan Hades de god van de onderwereld en de witte abeel aan Persephone, zijn koningin. De zwarte populier was door Hades bij de ingang van de grot naar de onderwereld geplant. Hij stond voor dood, wanhoop en treurnis. De witte populier stond aan de oevers van de onderwereldrivier, de Acheron. Deze stond voor hoop, moed en wedergeboorte. Bij spelen ter ere van Hercules droegen de winnaars een krans van populierenblad als teken van hun moed. Toch blijft ook hier de associatie met de dood. Het is een teken van de moed die nodig is om de dood te trotseren, zoals ooit Hercules de dood trotseerde door de onderwereld in te gaan om terug te komen met de hellehond Cerberos.
Dolik (Wier) is een raaigras met een narcotisch werkende stof die tot vergiftiging kan leiden. Het wordt ook duivelskoren genoemd.
Kalmoes. Planeet: maan. Wordt gebruikt om betoveringen te bekrachtigen en te bezegelen. (Groene magie van Scott Cunningham)
Postelein. Planeet: maan. Slaap, liefde, geluk en bescherming. Leg postelein onder je bed tegen nachtmerries. Draag het bij je om liefde en geluk aan te trekken en het kwaad verre te houden. (Groene magie van Scott Cunningham)
Sla. Planeet: maan. Wrijf het sap over je voorhoofd en val zonder problemen in slaap en het helpt tegen vleselijke verleidingen. (Groene magie van Scott Cunningham)
Bij de Grote Watereppe heb ik geen rituele of symbolische werking gevonden.
The post Heks en drugs: de vliegzalf van de heksen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Heidense godinnen in middeleeuws Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>Terwijl de grote meerderheid van het gewone volk zich al had aangepast aan de wil van de machthebbers en gehoorzaam geloofde aan de drie-eenheid van God de vader, God de zoon en God de heilige geest bleven er tot in de zeventiende eeuw aan toe berichten verschijnen van mensen die niet alleen in een godin geloofden, maar ook met haar mee reisden of in haar gezelschap verkeerden. Deze mensen (meestal vrouwen) hoorden dan bij de ‘bonae res’ (de goede dingen), of de ‘(un)hulden’ of de nachtvrouwen, later werden zij vaak heksen genoemd. Een moderne benaming voor hen zou extatici zijn, omdat zij de gave bezaten om uit het lichaam te treden en in de geest te reizen. Vaak waren dergelijke mensen in het dagelijkse leven bezig met magische kunsten, zoals de toekomst voorspellen, genezen en verloren en gestolen goed terugvinden. Hieronder geef ik een kort verslag van de belangrijkste bronnen over dit soort mensen en hun godinnen. Daarna geef ik een interpretatie van enkele aspecten van hun geloof en hun gebruiken.
Canon Episcopi: rijden met Diana
Deze mensen worden het eerst genoemd in een beroemde Latijnse tekst; de Canon Episcopi. Deze vinden we het eerst in 872 maar hij kan ook vele jaren ouder zijn. In de versie van Regino van Prüm uit 899 gaat hij – ingekort en vertaald – als volgt: ‘Zekere kwade vrouwen geloven dat zij in de nacht op zekere beesten rijden samen met Diana, godin van de heidenen, en een grote menigte van vrouwen, dat zij grote afstanden afleggen in het holst van de nacht, dat zij de geboden van de godin gehoorzamen alsof zij hun meesteres was, dat zij op bepaalde nachten worden geroepen om haar te bedienen.’ (2)
In bekeringsverhalen uit de vijfde tot de achtste eeuw wordt Diana meerdere malen genoemd als de godin van de heidenen. Deze naam zou goed een latinisering kunnen zijn van een godin met een andere, inheemse naam. Dit werd wel vaker door de schrijvende elite gedaan. Wellicht werd gekozen voor Diana omdat zij de enige godin is die in de Bijbel in het nieuwe testament wordt genoemd. In ieder geval worden in latere – op de Canon Episcopi gebaseerde – teksten nog veel meer godinnen genoemd, zowel Romeinse als inheemse. De namen die dan – naast Diana – opduiken zijn: Hera, Herodias/Herodiana, Pharaildis/Pharel, Noctiluca, Venus, Fortuna en de Parcen, Dame (H)abonde, Bensozia, Satia, Richella, Dame (H)oriente, Holda/Helt, Bertha/Percht, Selga/Selden/Selige Frauen en Sibilla. (3)
Burchard van Worms: rijden met Herodias
Rond het jaar 1000 vertelt Burchard van Worms in zijn ‘Decretum’ vele bijzonderheden over deze vrouwen in het gevolg van Diana. De godin wordt ook Herodias genoemd en haar volk kent men als ‘Holda’. (In latere teksten is dit de naam van de godin zelf en heet haar volk de ‘(un)holden’.) Deze vrouwen verlieten in de nacht hun huis door gesloten deuren en lieten hun slapende mannen achter. Dit deden zij door middel van ‘andere ledematen’ die door de duivel werden geleverd. Zij doodden, kookten en aten gedoopte mannen op, waarna zij hen weer schijnbaar tot leven lieten komen door ze te vullen met hout en stro. Zij zouden ook ‘s nachts in de lucht gevechten houden waarbij zij verwondingen opliepen en ook wonden toebrachten. Burchard vertelt er niet bij waarom zij dit zo deden. (4)
John van Salisbury lijkt hierop een aanvulling te geven wanneer hij in 1080 schrijft dat bepaalde vrouwen claimen dat er een Noctiluca (= schijnt bij nacht) of Herodias of een ‘meesteres van de nacht’ nachtelijke vergaderingen belegt. Zij vieren dan feest en voeren er rituelen op. Sommigen worden gestraft en anderen beloond naar hun waarde. Verder worden er kinderen aan ‘lamia’s’ gepresenteerd, zij worden dan in stukken gesneden en opgegeten. Vervolgens – door de genade van de meesteres – worden zij levend en wel terug gebracht naar hun wiegen. Dit zou het vervolg kunnen zijn van de nachtelijke ronddolingen waarvan al sprake was in de ‘Canon Episcopi’. In deze vroege bron vinden we de kiem voor de beschrijving van de heksensabbat zo die gemeengoed werd in de zestiende eeuw. (5)
Tegelijk heeft deze nachtelijke tocht veel overeenkomsten met de sage van de ‘Wilde Jacht’: Johannes Herolt uit Neurenberg noemt in 1418 het gevolg van Diana een ‘leger’. Dit woord betekent hier ‘menigte’ Dit maakt het een van de vroegste identificaties met de Wilde jacht of het Wilde heir. Deze groep van dolende geesten werd vooral gezien tijdens de twaalf heilige nachten van de kersttijd. Herolt noemt Diana ook Berthe of Helt (Holda). Deze twee figuren komen ook in latere sagen voor als aanvoerders van de Wilde Jacht. (6)
Het dekken van de tafel voor de godin
Hiernaast is er nog een ander gegeven dat steevast in verband wordt gebracht met de godin. Dit gaat om het geloof in een bezoek van de godin en haar gevolg in de huizen op speciale tijden en vooral tijdens de midwinterdagen. Op deze dagen dekte de familie ‘s nachts opnieuw de tafel voor haar. Een eerste vermelding – in combinatie met een godin – vinden we bij Caesarius van Arles in 543 waarin hij verbiedt om op de eerste dag van januari een gedekte tafel klaar te zetten voor Fortuna of de ‘drie zusters’. Hij vertelt erbij dat men geloofde dat de godin hen dit honderdvoudig zou belonen. Ook Burchard van Worms noemt dit gebruik om eten samen met drie messen achter te laten en zegt dat het voor de Parcen (de drie schikgodinnen) is. (7) In 1249 zegt de Fransman Willem van Auvergne dat Satia (dit betekent verzadiging) met haar gezelschap naar de huizen komt in de nacht. Zij wordt ook Dame Abonde genoemd vanwege de overvloed die zij geeft. Deze dames eten van het voedsel en de drank die zij vinden zonder hun kwantiteit te verminderen, vooral als de borden en bekers onbedekt gelaten zijn. Zij brengen dan overvloed en voorspoed aan het huis. Als zij ze bedekt vinden dan zullen de ‘dames’ juist ongeluk brengen. De Roman de la Rose uit circa 1270 vertelt dat er mensen zijn die geloven dat zij een soort van heksen (‘estries’) zijn die dwalen door de nacht met dame Abonde. Zij zeggen dat één op de drie kinderen deze conditie hebben en drie nachten in de week voortgaan, zij kunnen door elk gaatje gaan, hun ziel verlaat hun lichaam en zij vergezellen dan de ‘goede vrouwen’ naar andere plaatsen en huizen, terwijl hun lichaam in bed blijft. (8)
Nog in de tweede helft van de zestiende eeuw wordt iets vergelijkbaars gezegd door Renward Cysat uit Lucerne (Zwitserland): ‘Het wordt gezegd dat de ‘salige lütt’ (zalige luiden) en de ‘guottisheer’ – waarschijnlijk wordt het wilde heir bedoeld – bestaan uit zielen van mensen die voortijdig dood zijn gegaan en daarom moeten rond dolen tot de tijd die het lot eigenlijk voor hun dood had bepaald. Zij zijn vriendelijk en betreden de huizen om daar te koken en te eten, maar de hoeveelheid voedsel vermindert niet. Sommigen denken dat levende mannen en vrouwen hen vergezellen en hun maaltijden delen om zo tot groter geluk te komen.’ Hij noemt in zijn relaas echter de godin niet meer. (9)
De godin Oriente
In een proces uit 1390 in Milaan bekenden de vrouwen Sibillia en Pierina de Bugatis dat ze met Diana meegingen en dat ook zij bepaalde huizen binnen gingen, waar zij aten en dronken. Als het een proper huis is werd het gezegend. De godin werd door de ondervrager Diana of Herodias genoemd, maar in hun getuigenissen noemden de vrouwen haar Dame (H)Oriente. Als leden van het gezelschap leerden zij van Oriente te genezen met kruiden en andere geneeswijzen, hoe zij gestolen dingen terug konden vinden en hoe zij betoveringen ongedaan konden maken. Ook leerden ze met behulp van Oriente de toekomst en verborgen dingen te voorspellen. Er behoorden ook dode mensen tot haar gezelschap; er waren gehangenen en onthoofden die mee gingen. Het is ook interessant te noemen dat het gezelschap van Dame Oriente dieren kon slachten en opeten om ze vervolgens weer tot leven te wekken. Dit deden ze door de beenderen te verzamelen in de huid van het geslachte dier. (10)
Nog in 1525 vertelt een vrouw uit Tirol genaamd Wyprat Musin, dat ze tijdens de quatertemperdagen – bezinningsdagen die samenvallen met het begin van de vier seizoenen – een grote menigte zag met aan het hoofd vrouw Selga, de zus van vrouw Venus. Musin werd verplicht om mee te doen aan de processies van vrouw Selga. In die optocht liepen ook de zielen uit het vagevuur mee en zelfs de verdoemden uit de hel. Deze vrouw kon in een kom de mensen zien die dat jaar zouden sterven en vrouw Selga vertelde haar waar verborgen schatten lagen. Ook hier leert een vrouw de magische kunsten van een godin. (11)
De Venusberg
Vaak werden ontmoetingen met een dodenleger of een dodenoptocht door de clerici geassocieerd met het vagevuur. In de late middeleeuwen wordt het vagevuur een specifieke plaats. Een op aarde ronddolende ziel kon dus niet meer tegelijkertijd in het vagevuur zijn. (12)
In die periode zien we voor het eerst het geloof in een Venusberg in de geschriften tevoorschijn komen: Nider noemt deze al vòòr 1437 in zijn Formicarius. Tussen 1440 en 1445 geeft Paus Pius II in een brief antwoord op de vraag of hij weet waar de Venusberg ligt. Hij zegt dat deze mogelijk te vinden is in een grot in de buurt van Todi (Italië). Hij had gehoord dat daar de magische kunsten geleerd worden. In 1544 schrijft Crusius Clerici uit Schwaben over vaganten (gesjeesde, rondzwervende studenten) die beweerden in de Venusberg te zijn geweest. Zij claimden dat zij hierdoor verleden en toekomst kenden, verloren voorwerpen terug konden vinden en bescherming konden brengen tegen hekserij en hagel. Ze konden ook de woeste schare van extatici, ongedoopte kinderen en mannen gestorven in de oorlog oproepen. Ze konden zelfs de prijzen van bepaalde producten doen stijgen. Dit bleven deze vaganten beweren in getuigenissen uit 1576 en 1600. Vervolgens beweerden leden van de Johannesbroederschap nog hetzelfde in 1694. Ze hadden de zielen van de doden gezien op de Venusberg. (13)
Ook de tovenaar Diel Bruell uit Hessen was in de geest op de Venusberg geweest, volgens zijn getuigenis uit 1630. Vrouw Holle had hem in een kom water zielen laten zien. Hij was een ‘nachtfahr’ (nachtrijder) en hij hoorde bij de nachtelijke schare. Als hij tijdens de quatertemper naar de Venusberg ging zou er dat jaar een overvloedige oogst zijn. (14) De Venusberg wordt door de kerk afgedaan als een fabel. Wellicht was het voor het gewone volk een alternatief voor het Vagevuur.
Deze bronnen kunnen nog met tientallen andere voorbeelden worden aangevuld, maar om herhaling te voorkomen laat ik het hierbij. De nieuwsgierigen kunnen na de noten vele citaten en uittreksels lezen uit diverse primaire bronnen uit de vierde tot en met de zeventiende eeuw.
Extatici
Voor degenen die nog geloofden in een godin stond er veel op het spel. Als hun geloof en mogelijk aanbidding uitkwam, dan kon dit de doodstraf wegens duivelsaanbidding betekenen. Uit de bronnen kunnen we nu zien dat er één bepaalde categorie hardnekkig door bleef geloven. Dit is de groep die destijds heksen en tovenaars werden genoemd en die we nu extatici of magisch specialisten zouden noemen. Hiernaast moeten we ook de clientèle van deze mensen noemen. Deze werden niet snel voor het gerecht gebracht, maar zondigden wel in sterke mate. Dat deze heksen uit hun lichaam konden treden blijkt op diverse manieren uit de teksten. Burchard zegt dat zij met ‘andere ledematen’ konden reizen. Tegenwoordig wordt dit het ‘dubbel’ of het alter ego genoemd. (15) Zo konden zij door gesloten deuren gaan of door kieren en sleutelgaten naar buiten gaan. Fysiek is dit onmogelijk, zij deden dit derhalve in de geest. Deze groep wordt als behoorlijk groot verondersteld: de ‘Roman de la rose’ heeft het over één op de drie kinderen die dwalen met Habonde en de twaalfde-eeuwse tekst ‘Ysengrimus’ beweert dat één op de drie mensen dienaren zijn van Herodias. (16) Ook al zou dit schromelijk overdreven zijn dan nog bewijst dit een continuïteit in de beoefening van extasetechnieken door een substantiële groep.
De belangrijkste reden voor hun hardnekkigheid zou er in kunnen liggen dat zij meenden dat zij de kunsten – waar zij voor hun bestaan van afhankelijk waren – alleen konden leren van de godin. En deze konden zij alleen ontmoeten door in extase te gaan. De teksten spreken ervan dat zij van de godin leerden om de toekomst te voorspellen, zielen in het vagevuur te zien, te genezen met kruiden en om te helpen met het vinden van gestolen en verloren voorwerpen. Dit zijn stuk voor stuk taken die een bepaalde mate van inzicht vereisen in de geestelijke wereld, een wereld die alleen via extase of trance te bereiken valt.
Eten en drinken zonder de voorraad te doen slinken
Mogelijk was er dan nog een verborgen zwart magisch belang. Door mee te gaan konden zij delen in de energetische buit van het ‘opeten’ van eten, drank/ wijn, dieren, mannen en kinderen. Elke keer wordt bij dit gebeuren benadrukt dat dit eten niet betekende dat het voedsel werkelijk verdwenen was of dat het dier of de mens werkelijk dood was. De volgende ochtend was het peil in de wijnvaten niet gezakt en de gedode mensen stonden levend en wel weer op. Dit lijkt een paradox, maar het eten in de geest zal eerder gaan om het opnemen van de ‘essentie’, van de ‘levenskracht’ of de energie van het geofferde of van de levende ziel. Dit lijkt zeker in eerste blik op vampirisme en zwarte magie, maar in het geval van het eten en drinken weten we dat dit om een offer ging en dat dit zegen bracht.
Als de godin het offer in dankbaarheid aanvaarde zou zij honderdvoudig zegen brengen en de aanwezigheid van levende extatici zou die zegen alleen maar verder vergroten! Waarschijnlijk geld dit ook voor het geslachte dier van Dame Oriente dat opnieuw tot leven komt. Dit zou dan mogelijk ook oorspronkelijk de bedoeling kunnen zijn geweest bij het eten van de mannen en de kindertjes. Zij verliezen die nacht hun energie, ze zijn leeg van binnen, maar daardoor verbonden aan de godin die ze het honderdvoudig zal vergoeden! Wellicht is er toch soms misbruik gemaakt van de macht om in de geest te kunnen gaan en zich te kunnen verbinden met de energie van anderen. Mogelijk leidde dit zo nu en dan ook tot energetisch vampirisme. In de folklore wordt dit verschijnsel ook de ‘nachtmare’ genoemd. Tijdens de periode van de heksenvervolgingen blijven de beschuldigingen van kannibalisme staan, maar dan worden ze fysiek gemaakt en is van wederopstanding geen sprake.
Overvloed en zegen door de godin
In de teksten beweerden de extatici juist dat zij het huis dat zij bezochten zegen en vruchtbaarheid brachten door daar te eten en te drinken. Alleen een ongastvrij huis kon op ongeluk rekenen. Op allerlei wijzen blijkt dat de gewone mensen een bezoek van de godin en haar gevolg zagen als een eer en een geluk. Het bezoek zou zegen aan en overvloed in het huis brengen. Dit is al af te lezen aan de benaming van enkele godinnen: Satia brengt verzadiging, Abundia brengt overvloed en Richella brengt rijkdom. In de vroegste bronnen werd de tafel gedekt voor Fortuna of de Parcen. Hier zijn het de beschikkers van het ‘lot’ die gastvrij ontvangen worden. De levende extatici die meededen aan dit bezoek hielpen zo de mensen om hun lot een gunstige wending te geven. Je zou kunnen zeggen dat het offer van spijs en drank een opening, een uitreiking is naar de godin om zich met haar te verbinden. De godin staat hier dan voor een bewuste krachtbron waar het huishouden onderdeel van uit wil maken. Als de godin het offer aanvaard door het te nuttigen dan is er voor het komende jaar een zuivere verbinding met deze grote numineuze kracht die voorspoed zal brengen aan het huis.
Conclusie
We zullen nooit weten hoeveel mensen er in het middeleeuwse en vroegmoderne Europa waren die nog geloofden in heidense goden en godinnen. Daarvoor is het bronnenmateriaal te karig en te eenzijdig. Toch is het duidelijk dat zij er waren en aannemelijk dat dit ook ging om een sterke onderstroom die niet makkelijk uit te roeien was. Het ging bij deze godinnenaanbidders voornamelijk om magisch specialisten en extatici. Degenen die men toen destijds tovenaars of heksen zou noemen en daarnaast om degenen die van hun diensten gebruik maakten.
Langzaam maar zeker nam hun getal en invloed af. In extase gaan werd door de kerk en de machthebbers doodgezwegen, belachelijk gemaakt of verboden en gedemoniseerd. De kerk zorgde er op deze manier voor dat een ander bewustzijnsniveau betreden gelijk stond aan duivelsaanbidding of begoocheling (al dan niet door demonen). Hetzelfde gold voor de praktische toepassingen die het ‘in de geest gaan’ had. Ook dit was duivelskunst en dus verboden. Toch bleven mensen eeuwenlang extatische technieken beoefenen in Europa. Zij konden het bij zichzelf niet tegengaan of de verleiding om het te doen was te groot. Dit betekende ook dat het geloof in de godin heel lang is blijven bestaan in het middeleeuwse en vroegmoderne Europa. Zolang er mensen zijn die het lichaam achter kunnen laten om in de geest te gaan, zullen er ervaringen zijn van een grootse vrouwelijke aanwezigheid die alleen maar te benoemen is als godin!
Scroll vooral ook even naar beneden voor de bloemlezing met 69 verschillende voorbeelden van godinnenverering in de periode 500-1700!
Abe van der Veen
Bloemlezing van middeleeuwse bronnen met Godinnen:
Begin vijfde eeuw Maximus van Turijn: een boer wil zichzelf mutileren in naam van de Godin (wellicht Cybele). Hij wordt vergeleken met een dianaticus, een waarzegger oftewel iemand die de toekomst kan voorspellen. 103
Voor 543 Ceasarius van Arles verbiedt de naam van Diana aan te roepen. Hij had bij een meisje een demon uitgedreven die de boeren ‘Diana’ noemden. Janssen 119
Hij verbiedt ook om op de kalenden van januari een gedekte tafel klaar te zetten voor Fortuna of de ‘drie zusters’. Deze zouden dit dan honderdvoudig vergelden. Janssen 120
Tweede helft zesde eeuw n.o.j.: Gregorius van Tours spreekt van een standbeeld van Diana aanbeden bij Trier, dat door een monnik wordt neergehaald. 104
Ook spreekt Gregorius van een standbeeld van Berecynthia die met een wagen om de velden heen werd gedragen. De bisschop van Autun zag dit, hij bad ertegen en het beeld brak in stukken. http://www.maryjones.us/jce/berecynthia.html
Voor 580 Martinus van Braga hekelt onwetende mensen die in de bossen Diana’s aanroepen. Dit speelt zich af in in Noordwest Spanje. Mogelijk gaat het hier om de Keltische godin Di Ana. Janssen 119 Baroja 65
Rond 585 vestigde de uit Lombardije afkomstige diaken Walfroy (* ca. 565 – † ca. 600) zich op de aan Arduinna gewijde heuvel bij de Franse plaats Margut en bracht daar, zittend op een pilaar (als enige westerse pilaarheilige), in navolging van de door hem bewonderde Sint-Martinus de christelijke leer in praktijk en deed de streekbewoners de heidense cultus rond Arduinna afzweren. Zij wordt gelijkgesteld met Diana.
De verering van de Tria fata/ de drie feeën wordt door Procopius (voor 562) en Isidorus van Sevilla (voor 636) genoemd. Janssen 120
Zevende eeuw n.o.j.: de heilige Cilianus wil Franconia bekeren, maar zij doen hommage aan de ‘grote Diana’. 104
Voor 675 ten tijde van sint Amand waren er in de Ardennen heidenen die een godin Diana of Arduinna vereerden Janssen 120
899 Regino van Prüm: Dat zij in de nacht op zekere beesten rijden samen met Diana, godin van de heidenen, en een grote menigte van vrouwen, dat zij grote afstanden afleggen in het holst van de nacht, dat zij de geboden van de godin gehoorzamen alsof zij hun meesteres was, dat zij op bepaalde nachten worden geroepen om haar te bedienen. 90 Deze tekst wordt de ‘Canon Episcopi’ genoemd. Zij staat het eerste in de capitularieën van Karel de kale uit 872.
ca. 950 Ratherius van Verona schrijft in zijn Praeloquia over zondaren die Herodiade aanbidden als hun Godin. Een derde van de wereld zou haar als soeverein erkennen. Hatsis 30 Bisschop Raterius van Verona betreurt de volkse aanbidding van een godin die hij Diana noemt. Hij zegt dat een derde van de wereld aan haar onderdanig is, vooral bijgelovige kleine vrouwtjes. https://www.goddess-pages.co.uk/the-meanings-of-goddess-part-2-2/
Rond 1000 herhaald Burchard, de bisschop van Worms deze canon. Hij voegt aan de naam van Diana die van Herodias/Herodiade toe. 90
Burchard voegt er in zijn ‘Decretum’ en vooral in het negentiende deel daarvan; de ‘Corrector’(1008-1012) nog aan toe: sommige vrouwen beweerden dat zij op zekere nachten gedwongen waren om een zwerm demonen in de vorm van vrouwen te volgen die het volk ‘holda’ noemt. Zij gingen door gesloten deuren en lieten hun slapende mannen achter. Zij doodden, kookten en aten gedoopte mannen, waarna zij hen weer schijnbaar tot leven lieten komen door ze te vullen met hout en stro. Zij zouden ook s nachts in de lucht gevechten houden. 90
Burchard Geloof je dat in de stilte van de nacht na naar bed te zijn gegaan je je huis kunt verlaten ofschoon alle deuren gesloten zijn en over grote afstanden kunt reizen en mensen kunt doden zonder zichtbare wapen? Janssen 114
Heb je geloofd, dat door middel van andere ledematen – jou door de duivel geleverd – je in de nacht door gesloten deuren bent gegaan om in de wolken te vliegen en daar strijd hebt geleverd waarbij je wonden hebt opgedaan en wonden hebt toegebracht? Lecouteux 10
Heb je geloofd dat er vrouwen zijn die uit noodzaak of vanwege een bevel van Holda – met een bende duivels getransformeerd in de vorm van vrouwen – in speciale nachten op beesten moeten rijden en daarmee horen bij een gezelschap van demonen? Lecouteux 10
Geloof je er in dat er vrouwen zijn die – zoals het volk genaamd Holda – ’s nachts rijden op dieren in het gezelschap van duivels die in vrouwen zijn veranderd? Baroja 61
Volgens Burchard van Worms zijn er volgers van de godin die geloven dat zij onderdeel uitmaken van een imaginaire gemeenschap (degenen die olv Diana vliegen in de nacht) en die daarvoor ook nieuwe volgelingen proberen te vinden. Zij doen dat niet uit vrije wil, maar worden daartoe gedwongen. Ginz 90
Burchard: Verder laat het volk op bepaalde nachten eten achter samen met drie messen voor drie (onbenoemde) godinnen, die Burchard identificeert met de Parcen. Ginz 105
Deze Diana zou mogelijk een latinisering van Epona zijn. Ginz104
John van Salisbury voor 1180: Men gelooft dat Noctiluca of Herodias – die optreedt als koningin van de nacht – oproept tot nachtelijke bijeenkomsten waarbij gesmuld wordt en allerlei losbandigheid plaatsvindt. Janssen 114 Baroja 62
Zij claimen dat een Noctiluca (= schijnt bij nacht) of Herodias of een heksenmeester van de nacht nachtelijke vergaderingen belegt. Daarin vieren zij feesten en voeren er andere riten op. Sommigen worden er gestraft en anderen beloont naar hun waarde. Verder worden er kinderen aan ‘lamia’s’ gepresenteerd, zij lijken in stukken te worden gesneden en opgegeten. Vervolgens door de genade van de heksenmeester worden zij terug gebracht naar hun wiegen. Dit is demonische illusie. Alleen oude vrouwen en simpele lieden kunnen hierin geloven. Lecouteux 13
For example it is said that some Moon or Herodias or Mistress of the Night calls together councils and assemblies, that banquets are held, that different kinds of rites are performed, and that some are dragged to punishment for their deeds and others raised to glory. Moreover babes are exposed to witches and at one time their mangled limbs are eagerly devoured, at another are flung back and restored to their cradles if the pity of her who presides is aroused. https://www.constitution.org/2-Authors/salisbury/policrat123.htm
In de twaalfde eeuw werd de Ysengrimus geschreven mogelijk door ene Nivardus in Gent: Pharaildis of Herodias werd afgewezen door Johannes de Doper. Zijn afgehouwen hoofd blies een wervelwind naar haar, waardoor zij weg werd geblazen door een opening in het dak. Sindsdien zwerft zij door de lucht. Zij wordt door een derde van de wereld gediend, zij rust in de tweede helft van de nacht in eiken en hazelaars. (Dit laatste maakt haar gelijk aan de nachtmare die in eiken en hazelaars de maretak achterlaat..) Lecouteux 12
‘Ze omhelsde het binnengebrachte hoofd met haar zachte armen, overgoot het met tranen en wilde het met kussen overdekken. Op het moment dat ze het probeerde te kussen, deinsde het hoofd terug en blies naar haar en in de wervelwind die zijn blazen had veroorzaakt, verdween ze door de dakopening van het paleis. Sindsdien drijft de al te wraakzuchtige, blazende toorn van Johannes haar voort door de lege ruimte van de hemel. Dood vervolgt hij het ongelukkige meisje dat hij tijdens zijn leven niet had bemind. Maar het lot liet niet toe dat ze geheel en al stierf. Verering verlicht haar verdriet en eerbied vermindert haar straf, want een derde deel van de mensheid dient deze bedroefde vrouwe. Vanaf de tweede helft van de nacht tot het eerste gekraai van de zwarte haan zit ze in eiken en hazelaars. Nu is haar naam Pharaïldis, vroeger was dat Herodias, een danseres die voor noch na haar leven haar gelijke kende.’
http://www.dbnl.org/tekst/_yse001ysen02_01/_yse001ysen02_01_0002.php?q=pharaildis#hl6
Aan het einde van de twaalfde eeuw noemt de Duitse dichter Hartmann von Aue Feimurgân, oftewel Morgaine een godin. Ze kan reizen door alle vier elementen en heeft zo de hele aarde al doorkruist. Ze kan zichzelf en anderen veranderen in dieren en heeft kennis van alle kruiden. Ook Gerald van Wales (eind twaalfde eeuw) noemt haar een soort van godin. Ook in de Vulgaat cyclus wordt gezegd dat het gewone volk meende dat ze een godin was en in ‘Gawain and the green knight’ wordt ze een godin genoemd. Ook Merlijn werd door het volk gezien als een god. Larrington – King Arthur’s enchantresses 11-13
Guillaume d’Auvergne, bisschop van Parijs vòòr 1249: De godin Abundia of Satia komt in huizen en kelders samen met haar volgelingen en eet en drinkt wat ze daar vindt. Dit is daar als offergave achtergelaten. Als ze dit vindt brengt ze bescherming en voorspoed en anders ontzegt ze juist haar bescherming. At night the dominae enter houses where offerings have been set out for them. They eat and drink from the vessels, but the contents are undiminished.[7] If they are pleased, they bring prosperity and fertility.
Willem van Auvergne: De geest Satia (betekent verzadiging) komt in de vorm van een vrouw en in gezelschap naar huizen in de nacht. Zij heet ook Dame Abonde vanwege de overvloed die zij geeft of ‘de dames’ ‘dominae’. Deze dames consumeren het voedsel en de drank die zij vinden zonder hun kwantiteit te verminderen vooral als de borden en bekers niet bedekt, maar open gelaten zijn. Als zij ze bedekt vinden dan zullen de ‘dames’ ongeluk brengen, maar anders juist overvloed. Om die reden laten domme mensen op nachten dat ze haar bezoek verwachten de voorraadkasten open en laten de deksels van de tonnen. Lecouteux 14, Wilby 303
Volgens Lecouteux wordt deze geest in Duitsland Percht of Perchta genoemd.
ca. 1230-1260 Stephen van Bourbon vertelt over oude vrouwen die valselijk geloven dat zij op stokken vliegen met Diana en Herodias. Zij noemen zichzelf de ‘Bonae res’ en vergaderen ‘s nachts om deze godinnen te aanbidden.
Vervolgens noemt hij het exemplum van een maskerade bij Besancon (Zuid-Frankrijk) van jongens die zich vermomden als vrouwen om zo de Bonae res voor te stellen (de goede dingen). Zij drongen het huis binnen van een rijke boer en namen daar van alles weg onder het gezang ‘één nemen, honderd geven’. Hij zij tegen zijn vrouw: hou je stil en doe je ogen dicht want het zijn de Bonae res die ons bezit zullen verhonderdvoudigen!
In een ander verhaal vertelt hij dat een oude vrouw in een nachtelijke tocht samen met de Bonae res (het gevolg van Diana en Herodias) het huis van een priester binnen was gedrongen. Zij vertelde dat als zij zijn naaktheid niet had bedekt, dat hij dan door Diana en Herodias dood gegeseld zou zijn. Hij nam het haar niet in dank af en noemde haar dwaas en een heks. Hij geloofde niet dat zij door gesloten deuren kon gaan en probeerde dat te bewijzen door haar op te sluiten in een kamer. (Russell 156-157, Janssen 115, Baroja 63)
De vrouwen die ’s nachts reizen met Diana worden ‘bonae mulieres’, goede vrouwen genoemd of ‘bona societas’, goed gezelschap of de nachtvrouwen. Janssen 114
Ze hebben de door het lot opgelegde verplichting om te zorgen voor voorspoed en overvloed. NB 73
1236-1250 “In nocte nativitatis Christi ponunt regina celi quam dominam Holdam vulgus appelat, ut eas ipsa adiuvet.” ‘In de kerstnacht wordt de tafel gedekt voor de ‘koningin van de hemel’, die het volk Frau Holda noemt, zodat zij hen moge helpen.’ Dit wordt in een tabel met bijgelovigheden gezegd door Rudolph, een Cisterciënzer monnik. https://en.wikipedia.org/wiki/Holda
Vincent van Beavais ca 1250 voegde aan Diana en Herodias andere personen toe die de vrouwen ‘goede dingen’ Bonae res, noemen.
1254 In de Legenda Aurea spreekt Jacobus de Voragine over sint Germanus van Auxerre, een bisschop uit de eerste helft van de vijfde eeuw. Hij zag hoe er voor een tweede maaltijd werd gedekt. Dit was voor de ‘goede vrouwen’ die ’s nachts rondreisden. St Germanus bleef die nacht achter en zag een horde duivels arriveren in de vorm van mannen en vrouwen die na inspectie gewoon in bed bleken te liggen. Het was dus een duivelse illusie. Het is erg opmerkelijk dat deze bisschop ook het ‘wonder van de beenderen’ zou hebben volbracht. Hij werd door de Welshe Edelman Cadell uitgenodigd voor een maaltijd en Germanus bedankte hem door de beenderen van het geslachte kalf te verzamelen. In de nacht groeiden de beenderen aan elkaar, vormden vlees, pezen en huid en het kalf was weer levend! Baroja 64, Behringer 57, https://thehistorianshut.com/2018/06/09/the-fiery-tale-of-saint-germanus-overthrowing-a-monarch-in-powys/
in de Legenda aurea: verzoenende gaven aan de ‘goede vrouwen’ die ’s nachts voortlopen. NB 76
Ca 1270 Roman de la Rose – Jean de Meun: Habonde bezoekt met haar gevolg de ‘bonnes dames’ in de nachten de huizen waar men schalen met voedsel voor haar heeft klaargelegd, die nooit leeg raken. Als ze welwillend is, brengt ze voorspoed en vruchtbaarheid. Zij die als derde geboren zijn, gaan drie keer in de week mee met dame Habonde naar het huis van de buren, ze gaan door spleten en sleutelgaten, geen deur houdt hen tegen, want hun ziel verlaat het lichaam.
Veel mensen worden door hun zinnen bedrogen en geloven dat zij heksen zijn (estries) die dwalen door de nacht met dame Abonde. En zij zeggen dat een van de drie kinderen deze conditie heeft en drie nachten in de week voortgaan, zij kunnen door elk gaatje gaan, hun ziel verlaat hun lichaam en zij vergezellen de ‘goede vrouwen’ naar andere plaatsen en huizen, terwijl hun lichaam in bed blijft. Lecouteux 12
Berthold van Regensburg vòòr 1272: De goede vrouwen die ‘saligen fraülein’ worden genoemd. Voor hun worden spijzen op tafel achtergelaten bij het open venster. http://kunstmuseum-hamburg.de/deutsche-mythologie-die-elfischen-geister-waldgeister/
Je moet niet geloven in het volk dat zwerft in de nacht (nahtwarren), nog in de welwillenden (hulden) of de kwaadwillenden (unhulden), niet in elfen (Pilwitzen), in nachtmerries (maren, truten) of in de vrouwen van de nacht (‘nahtvrouwen’). Het zijn allen demonen. Noch moet je de tafel dekken voor de gezegende vrouwen ‘felices dominae’. Lecouteux 15
Adam de la Halle 1276 toneelstuk Jeu de la Feuillée: De drie feeën verschijnen in de nacht van 1 mei. De tafel is voor hen gedekt. Een van hen is boos omdat er een mes ontbreekt, (voor haar is niet gedekt) Twee Morgue en Arsile, spreken goede wensen uit als beloning voor de gastheer, de derde Maglore schenkt een kale kop en domheid. Ook het nachtvolk dwz Herlequin en zijn aanhang spelen een rol in het stuk, het zijn een soort van duivels. Janssen 120
In een canon gemodelleerd naar de Canon Episcopi uit 1280 in de Ariège regio wordt de godin Bensozia genoemd (mogelijk bona socia, goed gezelschap of goede buur). Ginzburg 100
ca. 1300 de Bretonse lai Sir Orfeo vertelt van de vrouw van koning Orfeo Herodis (Herodias) die ontvoerd wordt door de koning der elfen. Zij moet zijn vrouw worden. Deze lai is gebaseerd op de Griekse mythe van Orpheus en maakt zo dus Herodias koningin van de onderwereld. Bernheimer 132
1310 In de vergadering van Trier worden Diana en Herodiana genoemd.
Verder komen nog Perchta en Holda als godin voor in Middeleeuwse teksten. Het zou kunnen dat de naam Diana een latinisering is voor godinnen met een lokale benaming. Ginzburg 91
1313 Giovanni de Matociis van Verona in zijn historia Imperiales schrijft dat vele leken geloven in een nachtelijk genootschap met aan het hoofd Diana of Herodias.
In 1319 verklaard de Kathaarse ketter Arnaud Gélis dat hij ‘s nachts meeging met de ‘bonae res’ oftewel de ‘goede vrouwen’, dit zijn zielen van overledenen, waarbij zij soms huizen binnen gingen en daar de wijn dronken. Het waren voorname vrouwen die in koetsen rondgaan zowel in leven als in dood, alleen na de dood werden de koetsen voortgetrokken door demonen. Schmitt 146
In de inquisiteurshandleiding van Bernard Gui uit 1320 wordt gevraagd: Wat weten zij van of hebben zij gedaan met de feeën (‘fatis mulieribus’) die door het volk de goede daden (‘Bonas res’) worden genoemd en die rondgaan in de nacht. Maxwel-Stuart – Witch beliefs 55
1320 Fasciculus morum uit Engeland: Personen die zeggen dat zij s nachts koninginnen en andere vrouwen zien rondlopen met Diana en de dans leiden met de godin van de heidenen, die hier bij het volk elfen worden genoemd. Dat ze mensen in andere vormen kunnen veranderen en meenemen naar ‘Elveland’ waar nu kampioenen als Wade en Onewone zouden wonen. Het is allemaal Duivelswerk. Russell 175
Ca. 1350 een tekst ‘Spiegel van de ziel’ Zij zondigen die in de nacht van Epiphanie, voedsel en drank op de tafel laten staan zodat er volgend jaar geluk zal zijn voor hen. Zij zondigen die voedsel geven aan Percht en rode slakken (of schoenen) aan de ‘scrat’ of aan de nachtmerrie. Lecouteux 16
1354 Jacopo de Passavanti (Italië) Er zijn vrouwen die menen dat zij ‘s nachts meegaan met de ‘tregenda’. Dit doen zij samen met andere levende mensen, maar ook met demonen. De meesteressen van deze horde zijn Herodias en Diana. Hatsis 72
Raoul de Presles voor 1383 noemt het leger van Herlequin, Dame Abonde en de feeën in één zin. Janssen 127
1390 Milaan een vrouw genaamd Sibillia bekent dat zij naar ‘het spel van Diana’ gaat, die zij Herodias noemen. Ook Pierina de Bugatis bekent hetzelfde. De processtukken van deze vrouwen laten zien dat zij haar alleen maar benoemen als ‘madona Horiente’. (Haar inquisiteur maakt er dus Diana of Herodias van.) Sibillia ging elke donderdag naar het gezelschap van Oriente en deed hommage aan haar. Zij boog haar hoofd en zei: ‘het gaat u goed, Madona horiente’. Zij antwoordde: ‘welkom mijn dochters’. Alle dieren communiceren ook met het genootschap. Oriente kon voor het gezelschap de toekomst en verborgen dingen voorspellen. Sibillia gebruikte deze informatie weer voor mensen die bij haar kwamen. Pierina voegt nog toe dat dode mensen zoals gehangenen en onthoofden ook bij het gezelschap van Oriente horen. Het genootschap bezoekt de huizen van met name welgestelden, daar eten en drinken zij, als de huizen proper zijn dan worden zij door Oriente gezegend. De leden van het gezelschap leren van Oriente te genezen met kruiden en andere geneeswijzen, hoe gestolen dingen terug te vinden, hoe betoveringen ongedaan te maken. Dit alles is geheim. Oriente kan dode beesten weer tot leven brengen. Soms slachtten ze een os en aten het vlees, ze bewaarden de botten en deden die in de huid van het beest. Oriente gaf een tik met haar staf en het beest kwam weer tot leven. Pierina gaf zich later aan een geest genaamd ‘Lucifello’. Ginz 93
14e eeuw In het ridderverhaal uit midden-Engeland ‘Gawain en de groene ridder’ wordt Morgaine een godin genoemd.
1418 Johannes Herolt uit Neurenberg noemt nog als synoniemen voor Diana (in de canon) Unholde, die selige frauen, frau Berthe en frau Helt. Zij gaat door de nacht met haar leger over grote afstanden. Diana als frawen unholdi. Haar gevolg wordt een leger genoemd, wat het een van de vroegste identificaties maakt met de Wilde jacht. Het speelt zich af tijdens de twaalf nachten. Ginz 101 Janssen 125
[Ginz koppelt dit aan Perchta en Holda als aanvoerders van de wilde jacht en Wotan en Odin noemt hij als aanvoerders.]
ca. 1430 Bernardino van Siena vertelt van de ‘tregenda’ die elke donderdag en zondagnacht vergaderen. Zij vereren de godinnen Diana, Herodias en Iobaina. Hatsis 73
1431 Jeanne d’Arc wordt gevraagd of ze iets wist over diegenen die met de elfen door de lucht reisden. Zij wist dat dit op donderdagen gebeurde en slechts toverij was. Zij werd ervan beschuldigd met de feeën te hebben gedanst en ze te hebben aanbeden. Janssen 121
In 1435 beschrijft de Dominicaanse theoloog Nider in zijn Formicarius een ervaring met een vrouw die meent dat zij naar verre plaatsen kan reizen door middel van een vliegzalf. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw (Vetula) tegen die claimde dat zij samen met Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij – en andere getuigen – mochten op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis was vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. In ‘Predigten’ (ook uit de jaren dertig) vertelt hij nog over hetzelfde incident dat zij een ‘unholda’ is en dat ze naar de ‘Heuberg’ wou vliegen. In zijn Preceptorium uit 1438 noemt hij dat de ‘vetula’ claimde te kunnen reizen met Venus of Herodias. Matsis 144-147
Nider noemt (voor 1437) als bijgelovige daad mensen die geloven dat zij naar de samenkomst van Herodias of Venus mee zijn gegaan. Vervolgens noemt hij: mensen die zeggen dat zij tijdens de quatertemperdagen in trance de zielen van het vagevuur kunnen zien. Zij weten na die flauwte dingen te vertellen over gestolen of verloren voorwerpen. NB 75 Hij vertelt in zijn Formicarius ook over een ridder die meent in de Venusberg beland te zijn in de armen van mooie vrouwen, maar hij wordt wakker in een mesthoop (of in de Nederlandse versie in de armen van een dood dier). Zika 367 Ook vraagt Nider: ‘Is er enige waarheid in wat zij zeggen van de Venusberg, dat daar mannen in luxe leven samen met mooie vrouwen die hen wellustig genot aanbieden?’ Matsis 141
ca. 1440-1445 Paus Pius II geeft in een brief antwoord op de vraag of hij weet waar de Venusberg ligt. Hij zegt dat deze mogelijk te vinden is in een grot in de buurt van Todi (Italië). Hij had gehoord dat daar de magische kunsten geleerd worden. Matsis 142
1456 Hartlieb: ‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. So bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin.’ De ‘unhulden’ gebruiken een zalf de ‘unguentum Pharelis’ met daarin zeven kruiden die op zeven opeenvolgende dagen geplukt moet worden. Als zij die zalf op een stoel of hooivork smeren dan kunnen zij daarmee ‘reizen’.
1457 Nicolaas van Cusa vertelt in een sermoen over een ondervraging van drie oude vrouwen uit Val di Fassa (Italië) dat jaar. Zij vertelden dat zij gedurende de vier quatertemperweken meegingen met het gezelschap van Richella, die ze ook ‘de goede meesteres’ noemden. Zij volgden haar omdat ze volgens hen de moeder was van alle rijkdom en geluk. Nicolaas identificeert haar met Diana en zegt dat Richella slechts een vertaling is van Abundia of Satia. Zij kwam ’s nachts bij hen op een kar, als een vrouw in rijke kledij wiens gezicht ze niet konden zien. Zij raakte hen aan en toen gingen ze met haar mee naar een soort van feest waar gedanst werd. Wel waren er mannen die over hun hele lichaam bedekt waren met haar en die ongedoopte mensen opaten. Hier gingen ze jaren aaneen naar toe op de vier quatertemperweken. Ginz 94 Richella verborg haar gezicht door semironde ornamenten in of aan haar oren. Ginz 132, Wilby 303 (Dit lijkt curieus genoeg op de hoofdversierselen van het antieke beeld genaamd de vrouw van Elche)
1468 Thesaurus Pauperum vertelt over bijgeloof uit Beieren: Men laat eten en drinken staan voor Habundia en Satia of zoals het volk zegt: frau Percht en haar gevolg, dit doen ze in de hoop op overvloed en rijkdom. In 1439 werd hetzelfde al veroordeeld door Thomas Ebendorfer in zijn ‘de decem praeceptis’ NB 74
Thesaurus Pauperum: ’s nachts kommen met voedsel en drank op tafel laten staan voor Dame Abundia of Satia, die door het volk frau Percht wordt genoemd. Zij is altijd met een gezelschap. Als zij dit vinden zullen ze overvloed en rijkdom schenken. Zij zullen de huizen bezoeken tussen kerst en epiphanie (driekoningen) Lecouteux 16
1484 Stephanus Lanzkranna vertelt in zijn ‘Himmelstrasse’ over de demon Dyana die hij vereenzelvigt met Herodias en met frau Percht en frau Holt. Bernheimer 79
1489 Proces in Mantova tegen Giuliano Verdena: hij ziet in een bekken met water de ‘meesteres van het spel’ (Diana of Herodias) gehuld in zwarte kleren met een kin tot op haar buik. Zij wil hem de werkzaamheid van de kruiden en de aard van de dieren onthullen. (Ginzburg NB 83)
15e eeuw Een exemplum uit Breslau over een oude vrouw die droomde dat ze door Herodiana mee werd gevoerd. In haar vreugde gooide zij haar armen open en stootte een vaas met water om zodat ze weer bij zinnen kwam. 130 ginz
15e eeuw Bewoners van de Palatinaat geloofden in de godin Hera als brenger van overvloed die in de twaalf dagen van kerst en Driekoningen rond doolde/vloog. Ginz 104 Er is een kans dat Herodias, een verkeerde vertaling is van Hera-Diana.
De nachtvrouwen van Diana, Holda en Venus komen bijeen in de Venusberg. Janssen 126
Eerste helft 16e eeuw: Hans Sachs een dokter uit Florence wil door een zwart paard op een kerkhof meegevoerd worden naar de Venusberg, hij eindigt in de shit.
1506 De heksendokter Zuanne delle Piatte van Anterivo ging naar de berg van de Sibilla ook bekend als de heuvel van Venus waar Donna Herodias woont om daar geïnitieerd te worden in het genootschap van heksen. Hij ging de berg in – eerst kreeg hij een waarschuwing van de trouwe Ekhart – en zag daar Tannhäuser en Donna Venus. Met haar ging hij naar de sabbat, waar hij ook de vrouw ‘van het goede spel’ ontmoette. Hij reed met Venus op zwarte paarden door de lucht en ging in vijf uur om de hele wereld heen. (Uit dit verhaal blijkt een duidelijke invloed van de literatuur uit die tijd.) Ginz 109, Behringer 56
1506-1510 Verschillende vrouwen uit de valleien der Dolomieten (waaronder de val di Fiemme) worden door de heksendokter Zuanne delle Piatte aangegeven als heksen en bekennen vreemde dingen: Orsola la Strumechera van Trodena en Margherita Tessadrella (1505) vertelden dat ze bij een vergadering dieren kookten en aten, daarna de beenderen verzamelden zodat de dieren weer tot leven kwamen. Zij kwamen bij elkaar in het gezelschap van ‘la donna del bon zogo’ (de vrouwe van het goede spel). Dit was heel iets anders dan ‘la zogo del diavolo’ (het spel van de duivel)
Ook Anna Jobstin had meegedaan aan nachtelijke reizen tijdens de quatertempernachten. Zij at toen – samen met de anderen – een hele os en werd gekozen als koningin van de elfen (of van het engelenland). Juliana Winkerin vertelde naar dansen reisde waar er mooie muziek was en lekker eten. Eén keer had ze daar een baby gekookt en gegeten. Maar Anna Jobstin had haar taak als koningin goed vervuld. Ze had de beentjes verzameld en het kind weer tot leven gebracht. Als er maar één beentje ontbrak dan zou het kind voor het leven kreupel of misvormd zijn. Behringer 58-60
De heksen van val di Fiemme beschrijven Herodias als een grote, lelijke vrouw met een groot hoofd, zwarte kleren, een zwarte band om het hoofd en met twee wielen aan weerszijden van haar hoofd. (zie 1457) Het wordt ook omschreven als twee stukken steen rond de ogen. Deze gaan telkens open en weer dicht. Zij rijdt altijd door de lucht. Ginz132-133
1508 Geiler von Kaisersberg in ‘Die Emeis’ heeft het over vrouwen die beweren dat ze ‘s nachts naar de Venusberg gaan. Hiernaast heeft hij het over vrouwen die tijdens de quatertemperdagen in onmacht vallen en dan beweren in de hemel te zijn geweest en spreken over gestolen of verborgen voorwerpen. Behringer 57
1519 Een vrouw in Bern komt aan de schandpaal omdat ze beweerd met vrouw Selden en de wilde jacht uit rijden te zijn geweest.
1525 Wyprat Musin, een vrouw uit Tirol, vertelt dat ze tijdens de quatertemperdagen een grote menigte zag met aan het hoofd vrouw Selga, de zus van vrouw Venus. Musin werd verplicht om mee te doen aan de processies van vrouw Selga. In die optocht liepen ook de zielen uit het vagevuur mee en zelfs de verdoemden uit de hel. Ze kon in een kom de mensen zien die dat jaar zouden sterven en vrouw Selga vertelde haar waar verborgen schatten lagen. NB 85
Selden en Selga zijn verwant aan de ‘saligen’, de gezegenden met de zuivere ziel en ook aan Perchta. http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-8-De-Saligen-I.pdf
1526 De rechter Paulus Grillandus schrijft over heksen in de stad Benevento die een godin aanbidden op de plaats van een oude walnotenboom.
1532 Domenica Barbarelli een heks uit Novi gaat in de geest naar ‘het spel’, naar de optocht van Diana. Ondanks dat omstanders haar proberen te weerhouden kan zij dit toch meemaken omdat zij uit haar lichaam treedt. Voor haar is dit reëel. NB 41
ca. 1530 (geschreven rond 1568) Renward Cysat uit Lucerne schrijft: Het wordt gezegd dat de ‘Saligen Lütt’ en de ‘guottisheer’, bestaan uit zielen van mensen die voortijdig dood zijn gegaan en daarom moeten rond dolen tot de tijd die het lot eigenlijk voor hun dood had bepaald. Zij zijn vriendelijk en betreden de huizen om daar te koken en eten, maar de hoeveelheid voedsel vermindert niet. Ook spelen zij prachtig op snaarinstrumenten. Sommigen denken dat levende mannen en vrouwen hen vergezellen en hun maaltijden delen om zo tot groter geluk te komen. Degenen wie bezocht werden, maar ook degenen die met de Säligen mee reisden werden hoog geacht en gezien als gezegend. Een vrouw vertelde dat ze met hen meereisde in de ziel terwijl haar lichaam in bed achterbleef. Lecouteux 23, Behringer 70
1544 Schwaben Crusius Clerici schrijft in de ‘Annales Svevici’ over vaganten (gesjeesde, rond zwervende studenten) die beweren in de Venusberg te zijn geweest, waardoor ze verleden en toekomst kenden, verloren voorwerpen terug konden vinden en bescherming konden brengen tegen hekserij en hagel. Ze konden ook de woeste heerschare van extatici, ongedoopte kinderen en mannen gestorven in de oorlog oproepen. (Deze extatici waren uit hun lichaam getreden, maar hadden de weg terug niet kunnen vinden, waardoor ze moesten rond dolen.) Ze konden ook de prijzen van bepaalde producten doen laten stijgen door een koord onder de grond te begraven. Dit bleven ze beweren in getuigenissen uit 1576 en 1600. Vervolgens beweerde de Johannesbroederschap hetzelfde in 1694. Ze hadden de zielen van de doden gezien op de Venusberg.
Tweede helft 16e eeuw Sicilië: Vrouwen gingen mee met ‘donas de fuera’ (vrouwen van buiten) onder aanvoering van de matrone, zij hoorden dan ook tot haar gevolg. Ze vlogen door de nacht om te banketteren en orgieën te houden in afgelegen kastelen of weilanden. Deze vrouwen hadden kattenpoten of paardenhoeven. Hun godin werd de matrone, de Griekse meesteres, de wijze Sibilla genoemd en anders. Haar volgers konden betoveringen ongedaan maken. Deze ‘vrouwen van buiten’ zijn te zien als een soort van elfen. Als ze een huis ingingen riepen ze: ‘met de zegen van God laat de dans vermeerderen’! Ze aten dan wat en keken wat rond en vertrokken weer met als saluut: ‘Stop de dans en laat de welvaart vermeerderen’! Een ‘dona de fuera’ kon een ziekte veroorzaakt door elfen weer ongedaan maken door een offer te doen en door zelf ‘s nachts naar de elfen toe te gaan om ze te overtuigen om de patiënt weer te genezen. Wilby 305, Ginzburg 122, Henningsen 200 https://barteredhistory.wordpress.com/2017/09/18/the-ladies-from-outside/ https://en.wikipedia.org/wiki/Donas_de_fuera
1586 Chonrad Stoeckhlin uit Oberstdorf (Zuid-west Duitsland) vertelt dat hij meegaat met de ‘Nachtschar’. Dit is een schare van nachtgeesten. Dit gebeurde in de quatertemperweken. Zijn ziel verliet zijn lichaam en reisde mee met deze schare. Hij legde op deze wijze grote afstanden af. Hij werd daarbij begeleid door een engel. In zijn dorp en omgeving was hij bekend als genezer. Hij wist ook heksen aan te wijzen. Hij kon dit door zijn reizen met de nachtgeesten en door zijn communicatie met de engel. Behringer – Shaman of Oberstdorf
1588 Alison Pearson was een genezeres uit Boarhills Schotland. Zij wordt beschuldigd van hekserij en bekend dat ze naar het hof van de elfen was geweest en daar de koningin van de elfen had gezien. Zij werd daar naar toe gebracht middels een wervelwind. https://en.wikipedia.org/wiki/Alison_Pearson_(accused_witch) [De koningin der elfen is te zien als een soort van godin.]
1597 Andrew (Andro) Man te Aberdeen in Schotland deed hommage aan de koningin der elfen en de duivel in de vorm van een mannetjeshert. Hij had seks met de koningin, zij wist alles van de ‘craft’, ook al was zij de mindere van de duivel. De elfen speelden muziek en dansten.
1614 Legende van de minnezanger Tannhäuser in de ‘Mons Veneris’ van Kornmann. Hij kwam bij de Hörselberg en vraagt aan een grijsaard Eckhart uit het geslacht der Harlungen (deze waarschuwt ook voor de wilde jacht, de rond trekkende bende van geesten die zich meester willen maken van de levenden, die ook uit deze berg tevoorschijn komt) of de godin Holda daar woont. Hij zegt dat Venus met haar gevolg daar woont. Maar waarschuwt voor ongeluk als Tannhäuser zich verbindt met die heidense godin. Venus gaf hem te drinken van de beker der vreugde waardoor hij voor een jaar alles en iedereen vergat. Pas als hij Venus een duivelin noemt en zegt dat hij verlangt naar Maria wordt hij vrij gelaten. Als het duidelijk is dat zelfs de paus hem niet wil vergeven gaat hij voor eeuwig terug naar de Venusberg.
1619 Maria Panzona uit Latisana is een ‘benandante’ die in de geest, gezeten op een dier, naar het dal van Josafat ging en daar door het hoofd te buigen eerbied betoonde aan een majesteitelijke vrouw genaamd de abdis.
1630 Tovenaar Diel Bruell uit Hessen was in de geest op de Venusberg geweest. Vrouw Holle had hem in een kom water zielen laten zien. Hij was een ‘nachtfahr’ hij hoorde bij de nachtelijke schare. Als hij tijdens de quatertemper naar de Venusberg ging was er een overvloedige oogst. Benandanti 92
1640 Caterina Buni uit Palermo ging mee met de ‘de vrouwen van buiten’. Zij reed op een schaap en wou dat anderen ook met haar mee gingen.
1647: Peter Pipernus schrijft in zijn De Nuce Maga Beneventana & De Effectibus Magicis, over een vrouw genaamd Violanta die bekende dat zij Diana aanbad op de plaats van een oude walnotenboom dichtbij de stad Benevento.
1662 Isobel Gowdie uit Schotland. Zij was in de heuvelen gegaan en kreeg eten van de koningin der elfen (Queen of Fearrie).
Voor 1680 Praetorius uit Leipzig schrijft: Diana reist op kerstnacht met haar furieuze bende ven krijgers. Verderop zegt hij dat vrouw Holle of Holda begint met ronddolen tijdens de Kerstmis. Lecouteux 17
Pas ergens in de 19e eeuw wordt verteld van dansers uit Roemenië, de calusari. Deze gemaskerde, en vaak als vrouw verklede danseres hebben als patroon van hun dansen Irodiada of Arada. Zij wordt ook wel Doamna Zanelor genoemd. Met Irodiada hebben we duidelijk opnieuw de folkloristische halfgodin Herodias te pakken en in Arada herkennen we de Aradia die beschreven wordt door Leland als godin van de Italiaanse hekserij. Doamna Zanelor is een benaming voor de koningin van de elfen. Zij bidden om bescherming bij Irodiada. Deze godin wordt begeleid door de Rusalii, een soort van elfen. De calusari zijn bang om ziek gemaakt te worden door deze elfen, maar imiteren ook hun vliegende bewegingen. Zij kunnen door hun dansen ziekten genezen die door de Rusalii zijn veroorzaakt. (Mirceade, Elia – Notes on the Calusari )
1899 Charles Leland schrijft zijn Aradia of ‘the gospel of the witches’. Aradia is de godin van een groepje heksen uit Toscane (Italië) Hij zou zijn informatie gekregen hebben van Maddalene, een Italiaanse heks.
Aradia was de dochter van Diana (godin van de maan) en Lucifer (god van de zon en het licht). Zij daalt af naar de aarde en wordt de eerste heks. Zij zal alle heksen de geheimen van de hekserij onderwijzen. Erodiade is de Italiaanse naam voor Herodias, Aradia is daar weer een verbastering van. Zij zou ook gelijkgesteld worden met Lilith.
Aradia komt iig nog tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw voor in Sardinië (Sabina Magliocco – Aradia in Sardinia; the archaeology of a Legend)
Perchta betekent wellicht Ephiphania of anders helder/stralend. Het ritueel van het dekken van de tafel gebeurt voornamelijk tussen kerst en Driekoningen. Dit ritueel werd al gedaan door de Romeinen, maar dan voor de voorouders. Het werd de tafel der zielen of overledenen genoemd.
Abundantia komt voor als Romeinse godin van overvloed, voorspoed, rijkdom, maar heeft weinig eigen mythologie. Zij houdt op afbeeldingen een ‘cornucopia’ vast.
Lees ook:
http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-5-Perchta-I.pdf
http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-8-De-Saligen-I.pdf
http://robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2017/10/Cor-Hendriks-De-Venusberg.pdf
https://core.ac.uk/download/pdf/16427155.pdf
Literatuurlijst
Baroja – The world of the witches
Ginzburg – Ecstasies
Ginzburg – The night battles/ De benandanti
Hatsis – The witches’ ointment
Janssen, Louis – Nicolaas, de duivel en de doden
Lecouteux – Phantom armies of the night
Russell – Witchcraft in the Middle ages
Schmitt – Bijgeloof in de middeleeuwen
The post Heidense godinnen in middeleeuws Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.
]]>De heks en uittreding
Een meisje uit Hoorn brengt haar lief eten. Zij komt en verdwijnt echter zeer plotseling. Dit vertrouwt hij niet en hij wordt er ziek van. Op een keer ziet hij in het donker een witte gedaante staan: Het was zijn meisje, maar ze bewoog niet en gaf geen antwoord, zelfs niet toen hij haar sloeg. Opnieuw werd hij ziek. Toen bekende ze dat als zij sliep, haar geest haar lichaam verliet en rond dwaalde. Zij beloofde wel dat zij hem geen kwaad zou doen (dus anderen wel!) maar hij wou geen kol trouwen en verbrak de verkering.
In Friesland wordt verteld dat een heks zo koud als een steen in bed ligt, terwijl haar ziel op reis is. Verder heeft zij geen schaduw.
Op toondag in Goes had een jongen een mooi meisje uitgezocht. Ze gingen in de keet bij elkaar zitten, maar al snel kreeg ze een soort van flauwte. Daarna kwam er een lichtje uit haar mond, terwijl ze zelf bewusteloos in haar stoel hing. Hij raakte haar niet aan en zag na verloop van tijd een lichtje over de vloer trippelen en bij haar op klimmen tot het in haar mond verdween, zo kwam ze weer tot zichzelf. Zijn kameraden wisten hem te vertellen dat zij een toverheks moest zijn wier geest in diergedaante er op uitging om kwaad te brouwen. Natuurlijk maakte hij het uit.
Op de boerderij ‘De palmboom’ is de vrouw des huizes een tovenares. Zij steelt de boter van de buren met haar kunst. Op een dag ziet de meid haar slapen op een stoel. Ze leek meer op een lijk dan op een levend mens. De meid denkt: ze heeft het koud en wil haar toedekken met een schort. Haar geest is echter uit haar lichaam getreden. Haar man ziet het en rukt snel de schort uit haar handen want als het lichaam zou worden aangeraakt kan de geest niet meer terug in het lichaam treden en zou ze plotseling dood zijn.
Een jongen ziet zijn meisje in slaap vallen, op het moment van kattengejammer buiten ziet hij dat er ‘iets’ vanuit het meisje naar buiten vliegt.. Een uurtje later vliegt er weer iets naar binnen en lost zich op in het meisje. Zij verteld dat zij droomde dat zij naar het kerkhof was geweest om te dansen als zwarte kat, samen met vijftig andere katten. Zij moest wel – zonder het zelf te weten – een heks zijn. Datgene wat hij had gezien was ongetwijfeld haar geest! Hij besluit haar te helpen. En de volgende keer dat zij uit haar lichaam treed gaat hij naar het kerkhof. Hij pakt de enige bonte kat tussen de zwarte katten op en vlucht ermee. De kat zegt: ‘dankjewel liefste’ en vanaf dat moment heeft ze nooit meer dergelijke dromen gehad.
De meid op een boerderij werkt altijd iets harder en beter dan de rest. De boer vertrouwt het niet en laat zijn dochter bij haar slapen. Zij ziet hoe de meid om elf uur opstond en toch op hetzelfde moment in bed bleef liggen! Toen de dochter haar probeerde te wekken, bleef ze heel stil liggen. Om vier uur ’s morgens kwam de meid terug en de gedaante in het bed verdween. Direct daarop werd de meid wakker. De volgende avond om elf uur mag het dochtertje mee. Ze gaan zitten op de staart van een grote hond en hij gaat er met hun vandoor. Aan de overkant van een water is een gezelschap rijk geklede vrouwen aan het dansen en zingen. Als ze zegt ‘here Jezus’ verdwijnt het hele gezelschap. Ze blijkt in een vreemd land te zijn. De volgende avond mocht ze gelukkig mee terug op de staart van de hond (is dit de duivel?).
Voor de extase is het blijkbaar nodig dat de vrouw gaat slapen of in een staat van versuffing of katalepsie komt. Dan verlaat ‘iets’ het lichaam van de heks. Het wordt de geest of de ziel van de heks genoemd, maar het wordt ook omschreven als een ‘lichtje’, als ‘iets’ en als een verdubbeling, zoals in de laatste sage. Het lichtje dat de mond verlaat komen we ook tegen in een detail uit het (hiernaast getoonde) schilderij van Frans Francken uit 1607. In een heksenproces uit Asten uit 1595 wordt datgene wat het lichaam verlaat een ‘schijn’ oftewel een geest of verschijning genoemd. Men noemt dit in moderne literatuur ook wel de ‘dubbel’ of het alter ego. Terwijl het stoffelijk omhulsel, het lichaam achterblijft, gaat de geest/dubbel op reis. (1)
De geest of het ‘dubbel’ verlaat het lichaam als klein dier
De geest kan ook het lichaam verlaten in de vorm van een ‘klein’ diertje. In de sagen zijn hiervan vele voorbeelden te vinden:
Een vrijer op Terschelling krijgt van zijn vrienden te horen dat zijn lief een kol is. Hij gaat er die avond laat nog naar toe en ze ligt al te slapen, er is geen beweging in te krijgen. Dan ziet hij een muis recht in d’r mond kruipen. Even later haalt ze diep adem en wordt wakker. Een andere keer slaapt ze op een stoel en een grote vonk uit de vuurpot springt zo in haar mond! Beide keren zucht ze diep en wordt ze direct daarna wakker. Hij weet genoeg het is een kol!
In Kortgene woonde een heks. Als ze kwaad wilde doen dan ging ze achterover in haar stoel liggen en viel in slaap. Vervolgens kwam er een bij uit haar mond gevlogen. Als ze gehekst had kroop de bij er weer in en werd ze weer wakker.
Een vrijer wil blijven tot na twaalf uur. Het meisje wil dat echt niet, maar hij blijft toch en zij valt in zwijm en blijft roerloos liggen. Dan kruipt er een bromvlieg uit haar mond. Hij legt een doekje over haar hoofd. Na verloop van tijd zoemt de bromvlieg weer om haar hoofd en zij lijkt het in haar slaap stikbenauwd te krijgen. Zodra hij het doekje verwijdert, vliegt de vlieg in haar mond. Het meisje zucht diep en komt weer bij. Ook haar moeder lag in onmacht en hij legde een laken over haar hoofd. Als zij daar achter komt is het al na tweeën en de moeder komt niet terug en is dood… De vrijer weet nu genoeg, het meisje is een toverkol en hij verbreekt de verkering.
Een kleine anekdote uit Voorburg verklaart waarom de jongen uit de voorgaande sage een doekje op haar hoofd legde. Daar zegt men: Als je een (oude) vrouw van toverij verdenkt – leg je om twaalf uur een zakdoek of doek over haar hoofd. Zo belet je haar om uit haar lichaam te treden. Of als ze haar lichaam al heeft verlaten krijgt ze het erg benauwd omdat ze niet terug kan. Is ze te lang buiten haar lichaam dan gaat ze dood.
In Schiedam rond het jaar 1660 was er een heks die had een kat. Als de kat er was, was de vrouw nergens te vinden en andersom. Op een keer betrapte haar broer haar erop dat er een muis haar schort omhoog klom en in een van haar neusgaten verdween! Toen werd de vrouw plots wakker.
In een ‘spookhuis’ te Nieuw Namen kwamen elke nacht de heksen in de vorm van muizen bijeen om sabbat te vieren. Terwijl zo’n heks rustig sliep, verliet haar ziel, in muizengedaante het lichaam.
Moeder Cie was een beruchte heks uit Meerwijk. Toen ze lag te slapen, zag iemand hoe er een spin uit haar mond kroop en haastig wegliep. Het was duidelijk dat ze weer uit heksen ging!
Zo kan de ziel van de heks haar lichaam verlaten in de vorm van diverse dieren. Als bij en als bromvlieg, als muis en zelfs als spin! Je kunt je afvragen wat de relatie van de heks is met het dier. Leent ze even het lichaam van een bestaand dier dat daarna zijn eigen weg weer gaat, of neemt haar ziel/geest de vorm aan van zo’n dier? Het in en uit de mond gaan van het dier, duid op het tweede. Het is de vraag in hoeverre zo’n dier werkelijk materieel is of meer een geestvorm. (2)
De heks als kat of haas
Het meest berucht heksendier is natuurlijk de – zwarte – kat! Mogelijk vanwege haar grootte komt dit beest nooit uit haar mond. Vaak lijkt er een metamorfose plaats te vinden, (te vergelijken met die van een man in een weerwolf) echter ook hier kan het zijn dat de vrouw in een soort van katalepsie in haar bed blijft liggen. In de vorm van een kat probeert de heks aan geheime informatie te komen, of mens of vee ziek te maken. Soms zit ze in die vorm op een klein kind in de wieg om het zo ziek te maken. Katten kunnen het ook nachtelijke wandelaars lastig maken, door ze voor de voeten te lopen en te proberen ze in de sloot te duwen.
Verder zijn er de kattendansen. Hele groepen heksen komen in de vorm van katten samen om te dansen en te feesten. In al die gevallen komt er in de sagen vaak een eind aan het gefeest of getover doordat een dappere jongen of boer de beesten verwond met behulp van zijn mes of met kokend water. De volgende dag blijken de vermeende heksen verwondingen te hebben op precies dezelfde plek als waar de katten verwond werden!
De heks kan zich ook in een aantal andere dieren veranderen: Soms is ze een hond, of een pad, maar het – op de kat na – meest voorkomende heksendier is de haas. Een jager die op zo’n heksenhaas probeerde te schieten miste telkens. Na vele pogingen begon hij te vermoeden dat het om een spookhaas of een heks ging. Hij gebruikte een stuk zilver en eindelijk schoot hij raak! Maar daarmee had hij ook de fysieke heks getroffen en ze overleed aan haar wonden..
De heks kan zelfs in onbezielde objecten zitten! De beruchte ‘toverkol’ Grietje Holleman uit Broek in Waterland had haar verblijf genomen in een kaars. Iemand gaf met een mes een snee in de kaars en de volgende ochtend had Grietje een snee over haar neus! Zo wisten ze zeker dat zij ‘kollen’ kon.
De geest van de heks kon ook in de karnton zitten om daar de boter te doen betoveren. Zij stal dan de boter en zorgde ervoor dat de melk in de ton niet ging boteren. Een probaat middel is dan om er met een gloeiende sikkel in te steken of er een gloeiend hoefijzer in te doen. De heks zal dan de volgende dag gemerkt zijn door brand- of steekwonden. (3)
Vooral het gegeven dat de verwondingen – die het dier of het object zijn toegebracht – terug te vinden zijn bij de heks, maakt het duidelijk dat ‘iets’ van de heks is overgegaan in het dier of zelfs het object! Dit ‘iets’ moet toch meer zijn dan slechts de geest, want ook het lichaam van de heks raakt verwond.
De heksenvlucht
Het meest beroemde voorbeeld van de extase en zielenvlucht van de heks is natuurlijk de heks die op de bezemsteel naar de heksensabbat vliegt. Vaak gaat dit gepaard met het insmeren met zalf en het gaan door de schoorsteen om er aan de andere kant uit te komen en dan door de nachtlucht te vliegen. Dit is goed uit te leggen als een uittreding, zeker als de zalf bereid is met hallucinogene middelen. Dit laatste vinden we echter niet terug in de sagen. Bij het beeld van de vliegende heks stapelen de onmogelijkheden zich op als het een fysieke vlucht betrof. Om dan maar te zeggen dat al die keren dat mensen ervan getuigen dit te hebben gezien of mee te hebben gemaakt dom en achterlijk zijn vind ik gemakzuchtig. Dat de nachtvlucht in de geest plaatsvond is een veel aantrekkelijker alternatief!
Dit vliegen en varen gebeurt in de sagen verbazingwekkend vaak met behulp van andere voorwerpen: Eierschalen, zeven, mosselschelpen en boternappen om eens wat te noemen. Dit draagt bij aan de bewijsvorming dat deze verhalen nooit de bedoeling kunnen hebben om iets te beschrijven dat plaats heeft gevonden in de fysieke wereld. De genoemde voorwerpen zijn eerder te zien als benamingen voor het astrale lichaam waarmee de heks naar de geestenwereld kan reizen.
Varen in eierschalen en mosselschelpen
Over varen in eierschalen wordt al geschreven in de 17e eeuw. In een schrijfsel uit 1657 staat: ‘Velen geloofden dat heksen met een eierschaal, mossel- of oesterschelp met behulp van een fijne naald tussen Calais en Dover naar Engeland voeren.’ Dit geloof bestond in de Groninger Ommelanden in de negentiende eeuw nog steeds. Eierschalen moesten altijd gebroken worden, anders konden heksen ze gebruiken om er mee naar Engeland te varen.
In Vlaanderen werd dit ook verteld: Ooit kwam er een vrouw, die een boze heks was, in een eierschaal overzee aangevaren. Ongelukkigerwijs verpletterde de volksmenigte de schaal, zodat het wijf niet meer weg kon. Zo is het kwaad in ons land gekomen. Men wachtte zich dus wel eierschalen weg te gooien; men moet ze verbranden.
Ook in Friesland konden de Friese heksen, de ‘tsjoensters’ in eierdoppen varen. Ze zeilden ermee helemaal naar Oost-Indië! Als je bang bent voor heksen moet je die doppen in het water gooien, dan kunnen zij die dop als schip gebruiken. Als je dat niet wilt, moet je ze juist kapot maken. Andere Friese heksen uit Molkwerum kwamen ‘s avonds laat bijeen en staken dan in melkbakken over zee naar Spanje om feest te vieren. Ze gebruikten als vaarboom een stopnaald.
Johannes Wier heeft het in zijn boek ‘Praestiigis Daemonum’ uit de zestiende eeuw over een heks die vaart in een mosselschelp: Er was in Schiedam een vrouw die als heks werd verbrand omdat de schippers stenen in plaats van vissen in hun netten vingen. In haar bekentenis vertelde zij dat ze door een barst in het venster was gevlogen en vervolgens in een mosselschelp naar hen toe gevaren om door haar toverij de haring te verdrijven. (4)
Vliegen in een zeef
Over het gebruik van de zeef om mee te vliegen wordt meer verteld in een Gelderse sage: Op de Kamp, een weide onder Well (Gelderland), werden de paarden ‘s nachts tussen twaalf en een zo afgereden, dat hun het schuim om de muil stond. Gedurende dat hele uur klonk over de weide alleen maar paardengetrappel. Een boerenknecht wilde er meer van weten. Hij verborg zich op zekere nacht in de weide. Zodra het twaalf uur sloeg, streek er uit de lucht een zeef met een heks erop in het gras neer. Dadelijk sprong het wijf op een van de paarden en begon te rijden. Onderwijl sloop de knecht stilletjes naderbij en nam de zeef weg. Toen het op een uur aanging hield de heks op met rijden. Maar nu miste zij haar zeef. Al snel ontdekte zij de knecht en zij smeekt hem haar de zeef toch terug te geven. Hij laat zich overhalen op voorwaarde dat zij het nooit meer zou wagen de dieren van zijn baas af te jakkeren.
In een andere sage uit dezelfde buurt (tussen Putten en Nijkerk) wordt hetzelfde verhaal verteld over twee prachtig zingende vrouwen. Zij smeken de boer hem hun zeven terug te geven omdat ze anders bont en blauw geknepen zullen worden. Ook in Terschelling wordt hetzelfde verteld maar daar komt de mooi zingende vrouw aanvaren met een ‘botermond’; een houten bak om boter in te kneden. In Culemborg worden dit soort vrouwen ziftrijdsters genoemd. Ze rijden in zeven door de lucht en roeien dan met zwavelstokken. Sommige heksen rijden echter liever op een zeug.
In Weert ligt de Galgenberg; een terrein waar vroeger de ter dood veroordeelden werden opgehangen. Daar vierden de heksen in kattengedaante hun sabbat. Zij kwamen uit alle plaatsen in de omtrek en vlogen naar deze vergaderplaats, niet op bezems maar in ziften (zeven). Op een keer gebeurde het dat er een man voorbij die kattendans kwam en hij zag in de berm van de weg een paar zeven liggen. Toen hij er stilletjes een wegnam, zag hij hoe de katten zich elk op een zeef zetten en weer in mensengedaanten veranderden. Een kat bleef alleen achter en liep radeloos rond op zoek naar haar zeef die de voerman had verstopt. Ondertussen riep een der heksen, die de aanvoerster was, zonder op die ene te wachten: ‘Over heg en struik, naar Keulen in de wijnkelder en weer terug.’ Plotseling waren de heksen door de lucht verdwenen. Inmiddels had de achtergebleven kat de man gezien en smeekte hem haar de zeef terug te geven. Maar die dacht er niet aan haar d’r zin te geven, want hij wilde zelf naar Keulen gaan. Hij ging in de zeef zitten, maar door het mauwen van de achtergebleven kat was hij de spreuk vergeten en riep: ‘door heg en struik naar Keulen in de wijnkelder’, en vergat ook de laatste zin, zodat hij niet terug kon. Nu ging hij ontzettend snel door heg en struik, zodat hij gehavend in de kelder neerviel. Daar vonden de knechten hem de volgende morgen en hij kreeg een zware straf voor het stelen van de wijn, waarvan hij geen druppel had gedronken.
Het kunnen varen met eierschalen, mosselschelpen en zeven wordt ook verteld van alven en maren. Dit laat zien dat de heks sterk verwant is aan deze geestwezens. Het grote verschil is echter dat zij ook nog een fysiek lichaam heeft! Ook het voorwerp zelf kan geassocieerd worden met de geestelijke toestand. De doorlaatbaarheid van de zeef als gatenpan is te vergelijken met de doorlaatbaarheid van het energetische systeem van de mens waar ook altijd gaten in zitten. Het gebroken ei of de open gemaakte mossel kan je ook zien als symbolen voor het astrale of energetische lichaam van de heks. Zij maakt bewust gebruik hiervan door het open te breken en het los te pellen van het fysieke lijf. (5)
Varen met een bosje stro
In nog weer andere sagen wordt er gevlogen of gevaren op een wiel of rad, in een grote houten nap of in een notendop (die zodra die in het water kwam veranderde in een compleet schip). Soms is er niet meer nodig dan een bosje stro: In een proces uit 1565 te Veere bekend Digna Robberts dat ze van de duivel had geleerd om heksenzalf te maken. Als ze zich er mee in smeerde dan kon ze op een strowis in de zee ronddrijven en schepen doen vergaan. Het Friese dorpje Strobos zou zijn naam hebben gekregen omdat er een ‘tsjoenster’ (heks) woonde, die er op een bosje stro de zee op vaarde om daar de schepen te doen vergaan. Om deze reden haalden sluiswachters dit soort bosjes stro uit het water. Er zou zomaar eens een heks in verscholen kunnen zitten..
Ook komt het voor dat de heks helemaal niets nodig heeft om te kunnen vliegen: Op de plaats Pieter Heidensvaart vertoonden zich ‘s nachts vliegende heksen. Zij zien er uit als mooie boerenmeisjes en vlogen urenlang over land en zand. Een keer moest een boer over de rivier en riep om de veerman. Plots zag hij een vrouw aan de overkant staan, die zei ‘Ripp’! Direct stond ze naast hem! Ze zei opnieuw ‘Ripp’ en stond weer aan de andere oever. De boer wou dat wel eens proberen en zei ook van Ripp. Pijlsnel vloog hij over het water! Hij werd enthousiast en zei opnieuw Ripp. Dan vliegt hij over bos en wei.. Maar toen hij het nog een derde keer zei vloog hij te snel en viel keihard op de grond. De heks lachte hem uit.. (6)
Naar Keulen in de wijnkelder
De meest genoemde plaatsen – in de Nederlandse sagen – waar de heksen naar toe reizen om hun bijeenkomsten te houden zijn Spanje, Engeland en Keulen in de wijnkelder. Deze plaatsen zijn te zien als symbolische benamingen voor de ‘Andere wereld’ of de geestenwereld.
Engeland als land over de zee waar de heksen naar toe gaan (maar ook de witte zwanen uit het kinderliedje..) wordt wellicht genoemd vanwege de woordspeling met het land der engelen. Spanje werd tot ver in de negentiende eeuw door het volk gezien als een exotisch oord, waar het altijd lente was en de sinaasappelen altijd rijp in de bomen hingen. Ook Sinterklaas komt niet voor niets uit dit paradijselijke gebied.
Dat heksen naar Keulen in de wijnkelder gaan wordt al genoemd door de heks Heyl Geenen in de beruchte procesreeks van Mierlo en Lierop in 1595. Wijnkelders worden ook genoemd in de 16e eeuwse heksenprocessen van de ‘benandanti’ uit Italië. Symbolisch is de kelder te zien als het buik-bekkengebied waar volgens vele esoterische stromingen de levensenergie zich bevindt. Als heksen zich tegoed doen aan de wijn is dit te lezen als een vampiriseren op levensenergie. Tegelijk is de kelder te associëren met de onderwereld, een voor de hand liggende plaats om heksen te verwachten. (7)
Conclusie
Het is duidelijk uit de hierboven opgesomde sagen dat er tot in de negentiende eeuw nog een levende herinnering was aan de mogelijkheid om uit het lichaam te treden en in de geest te reizen. Dit werd echter wel als een duistere en verboden activiteit gezien. De ervaring van extase werd in de christelijke tijd verboden, doodgezwegen en ontkend. Het is daarom best opmerkelijk dat we er nog restanten van aantreffen in de sagen. Wellicht juist omdat dergelijke verhalen door de elite niet meer serieus werden genomen!
Ondanks de gevaren die ermee gepaard gaan is het altijd zeer verleidelijk geweest om uit het lichaam te treden. Extase wordt niet voor niets in verband gebracht met verrukking, uit het dak gaan en geestvervoering! Het kan een zeer intense, levensveranderende ervaring zijn. Met het stelselmatig onderdrukken en zelfs uitroeien van de specialisten in extase [de tovenaars en heksen] verdween ontzettend veel kennis en ervaring over bewustzijnsverschuiving en het hanteren van energie uit de Westerse cultuur. Toch bleef de herinnering aan de mogelijkheid van uittreding levend. Waarschijnlijk werd het zelfs her en der in het geniep nog toegepast. Echter door de invloed van de kerk kon dit alleen maar naar buiten treden overgoten met een satanistisch sausje. De heks moest een dienaar van de duivel zijn en haar toverkunsten konden alleen maar gebruikt worden ten kwade. Vliegen was dus des duivels. Als we dit christelijke vernis van de gebeurtenis afkrabben, dan blijft er een authentieke trance-ervaring over. Zo’n ervaring kon alleen maar in symbolische termen worden omschreven: ze vlogen in eierschalen, voeren in zeven en vlogen als een bromvlieg uit de mond van de slapende heks.. De ervaring zal er niet minder intens om zijn geweest!
Abe van der Veen
Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.
Noten:
1) Sinninghe, J.R.W. – Hollandsch sagenboek 81
Dykstra, W. – Uit Friesland’s volksleven II 156
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 118 en 103
Janssen, B. – Het dansmeisje en de lindepater 16
Sinninghe – Oude volksvertellingen 151
Ed. Blécourt, W. de – Volksverhalen uit NoordBrabant 182
2) Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 149
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 97, 117 en 119
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 81-82
Sinnnighe – Noord-Brabants sagenboek 106
3) Sinninghe – Hollandsch sagenboek 90 en 93
Sinninghe – Overijssels sagenboek 91, 92, 95 en 97
Zo wordt uittreding en metamorfose klaarblijkelijk gebruikt om te stelen en ziek te maken. Ook wordt het gebruikt om slecht weer te maken en zo schepen te doen zinken. Hoe werkt dit? Iets van de essentie, de boze geest van de heks zit in het betoverde goed, het betoverde kussen, het haar van het vee, de betoverde boter etc. Dit is te zien in het telkens weer genoemde procedé om een tovenares te herkennen door in een potdichte kamer een ketel op het vuur te doen met daarin het betoverde spul of anders door het in het vuur te verbranden. De heks wordt daarmee gedwongen om zich kenbaar te maken. Zij voelt door dit procedé een heftige, brandende pijn en moet daarom wel naar de plaats waar de antitoverij plaatsvindt.
4) Teenstra, M.D. – Nederlandse volksverhalen 61 (Uit Heemskerk Batavia Arcadia 1657)
Ter Laan, K. – Nederlandse volksoverleveringen II p. 76 en 78
Wolff – Niederländische Sagen
Cock, Alfons de – Vlaamse sagen uit de volksmond – p. 15
Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 153, 157
Dykstra, W. – Uit Frieslands volksleven II 156
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 102
Van den Bergh – Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlandse mythologie 288
5) Sinninghe – Gelders sagenboek 76
Sinninghe – Verhalen uit het land der bokkenrijders en der teuten p.58
De beroemdste heksen met zeven zijn de drie ‘weird women’ uit Shakespeare’s Macbeth. Zij zeggen: ‘But in a sieve I’ll thither sail, And like a rat without a tail, I’ll do, I’ll do and I’ll do.’ Dit heeft hij waarschijnlijk ontleend aan het beruchte Schotse heksenproces uit 1590 van de heksen van North Berwick – waaronder Agnes Sampson – die in zeven en vergieten de zee opvoeren om storm te maken om zo de Schotse koning Jacobus I en zijn schip te doen vergaan.
Het lijkt erop dat heksen vaak hun identiteit ontlenen aan hun vaardigheid om te kunnen vliegen: Heks komt van hegge- of hekkenrijdster, andere benamingen voor heks zijn zift(zeef)rijdster, bezemrijdster en kolrijdster. (Kol is het woord voor een langwerpig houten voorwerp.) Andere woorden voor heks duiden vooral hun magische vaardigheden aan: toverse, toverpot, tsjoenster, waarsegger, wichelaerster.
6) Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 133
Molen, van der S.J. – Frysk Segeboek 140
Sinninghe – Oude volksvertellingen 160
7) Otten, Johan – Duivelskwartier 171
Ginzburg, Carlo – De benandanti
Keulen kan zijn mare als heksenoord hebben gekregen doordat juist hier de relieken van de drie ‘magi’ (dus magiërs) uit het Oosten hier te vinden waren en omdat het gebeente van de heilige Ursula en haar elfduizend gezellinnen hier te zien was. Beide groepen heiligen hebben een waas van magie en heidendom om zich hangen.
The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De symboliek van de heks first appeared on Abe de Verteller.
]]>We zien het beeld van de heks bij de brouwketel. Zij is jong en naakt of oud met donkere kleren. Vaak heeft ze een punthoed op. In de ketel wordt het geheimzinnige brouwsel gemaakt waarmee de heks kan vliegen; de heksendrank of meestal de heksenzalf. De heks smeert zichzelf en/of haar bezem in met dit middel. Daarna onder het uitroepen van een toverspreuk vliegt zij gezeten op haar bezemsteel door de schoorsteen naar buiten! Buiten aangekomen vliegt ze door de lucht naar de plaats van samenkomst met de andere heksen. Dit kan een weide zijn, een wijnkelder in een kasteel, of een berg. Daar wordt dan de heksensabbat gehouden. Dit feest – dat vaak gevierd wordt tijdens een van de seizoenswendingen – gaat gepaard met al wat God verboden heeft; zingen, dansen, eten en natuurlijk seks. Ook de duivel of meerdere duivels zijn hierbij aanwezig. Dit beeld kent vele details en afwijkingen, maar in de kern bevat zij meestal deze elementen. Mijn stelling is dat al deze beelden verwijzen naar een anderwereldse ervaring. De heks is in een trance of is bezig deze op te wekken. Ik zal dit idee per beeld behandelen en beargumenteren.
De heksenketel
Ik begin bij de ketel. Het beroemdste beeld is dat van de drie heksen van Macbeth: De drie ‘weird sisters’ die griezelige dingen in een borrelende ketel gooien om daar duistere magie mee te bedrijven. Het woord ‘wyrd’ staat voor aarde en noodlot. Ze zijn met z´n drieën net als de schikgodinnen en ze staan dan voor heden, verleden en toekomst of anders geboorte, huwelijk en dood. De ketel komt voor in vele mythen en is dan de brenger van leven, overvloed en wijsheid. De ketel is op zich al een poort naar de Anderwereld. Zij is vergelijkbaar met de put en de bron. Zij is gewijd aan de drievoudige godin en is een zeer vrouwelijk beeld, gekoppeld aan het element water. De ketel is gevuld met bronwater. Dit water is oerkracht. Energie geput uit de andere of onderwereld. Voor mij is die ketel op het vuur onder de schoorsteen of onder het rookgat een beeld voor onze onbewuste energie zo die bij ons bewaard wordt in het buik-bekken gebied. Die plek is te zien als de ketel van het lichaam.
Vliegzalf
Belangrijke ingrediënten voor in de ketel zijn de zeven planeetplanten of een aantal planten met een hallucinogene werking. Het ultieme ingrediënt is het vet van een ongedoopt kind. Dit moet volkomen symbolisch gelezen worden. Het ongedoopte kind is nog niet in aanraking gekomen met de elementen (want dat is wat het doopceremonieel inhoud!) en is dus nog ongedeeld aanwezig in de geestenwereld. Door het pasgeboren kind in je zelf te vinden, vind je de oerbron terug waaruit je bent ontstaan.Met een (tover)staf wordt er door de heks in deze ketel geroerd. De staf is juist een mannelijk symbool en staat in connectie met het element vuur. Het mannelijke en het vrouwelijke worden vermengd en zo ontstaat bewuste energie. Het roeren in de ketel van je energetische lichaam heft de scheiding van mannelijke en vrouwelijke energie op. De ervaring van afgescheidenheid verdwijnt en wordt vervangen door een eenheidsbeleving. Met het brouwen van de heksenzalf heeft de heks een middel in handen om weer in haar kind/eenheidsbewustzijn te komen..
Vervolgens ontkleedt de heks zichzelf en smeert haar lichaam en/of haar bezem volledig in met deze vliegzalf. Door zichzelf te ontkleden word zij kwetsbaar. Zij verlaat haar veilige schuilplaats: de wereld van tijd en ruimte. Ze is slechts gekleed met de blote hemel, ze is ‘skyclad’. Vandaar het alternatief voor de naaktheid in het ritueel: De mantel en de punthoed beschildert met maan en sterren! Door middel van de zalf wordt de heks onzichtbaar voor de mensenwereld en treed ze de geestenwereld binnen. Anders gezegd: Zij treedt uit haar fysieke lichaam en in haar geestlichaam!
De heksenbezem
Het volgende symbool is de bezem. Deze staat voor de stroom van energie die door de mens heen gaat en die de heks weet te hanteren. Het is te zien als een proces van trance en een vermenging van energieën die het vliegen van de heks mogelijk maakt. De traditionele heksenbezem is gemaakt van es voor de steel, berk voor de twijgen en wilg om de twijgen aan de steel te binden. De steel van het mannelijke essenhout staat concreet voor het mannelijk geslachtsdeel en meer abstract voor mannelijke energie. De bundel twijgen van het vrouwelijke wilgenhout staat voor de vagina of voor de vrouwelijke energie. Zolang de mannelijke en vrouwelijke energieën zich met elkaar vermengen op een bewuste manier – dus zolang de bezem heel blijft – kan er gevlogen worden! Op deze manier ontstaat er eenheid in het energetische lichaam van de heks. Zij is een geestwezen en behoort nu tot de geestenwereld. Voor haar gevoel is zij onzichtbaar en onkwetsbaar. Toch is er een behoorlijk kwetsbare plek in dit systeem en dat is het fysieke lichaam dat de heks achter moet laten. Tijdens haar vlucht lijkt dat niet uit te maken, maar voor haar terugkeer naar de fysieke wereld is dit van essentieel belang. Het lichaam moet volkomen met rust gelaten worden anders kan het zijn dat de heks de weg naar haar lichaam niet meer terug kan vinden en een dolende geest wordt!
De toverspreuk
De volgende stap is de toverspreuk bij het bestijgen van de bezemsteel. De heks mag dan zelf uit haar lichaam getreden zijn, dit betekent nog niet dat ze al in de geestenwereld is. Zij kan ook als geest in deze wereld ronddolen. Zij wil echter naar de heksensabbat en deze vindt meestal plaats op een afgelegen plek buiten de gemeenschap. Dit reisdoel moet duidelijk uitgesproken worden. Een voorbeeld uit een Nederlandse sage is de volgende toverspreuk: ‘Uiterdepuit, de schoorsteen uit, over haag en heg, tot Keulen in de wijnkelder en weer terug!‘. Dit noemen van haag en heg heeft meer betekenis dan je op het eerste gezicht zou zeggen: De haag is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde grond en de woeste grond. Oftewel de heg is een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur, het is een grens tussen orde en chaos. Je kan zeggen dat wie deze grens oversteekt in het rijk van de natuur komt. Hij ontmoet de grote god van de wilde natuur, die later verwerd tot de duivel! Een middelnederlands woord voor heks is ‘haghetisse’ oftewel heggenrijdster. Zij overschrijdt de grens tussen de geordende en de wilde wereld.
De schoorsteen
Na de toverspreuk volgt het opstijgen met de bezemsteel door de schoorsteen. Dat een schoorsteenpijp meestal te klein is om een mens door te laten weet elk kind vanaf het moment dat hij niet meer in Sinterklaas gelooft. En ook al past het wel, dan blijft het onmogelijk dat zij fysiek door de schoorsteen omhoog zweeft. Het kan hier dus niet om een fysieke schoorsteen gaan. Echter als geestelijke doorgang kan je de schoorsteen vergelijken met de donkere tunnel met het licht aan het einde, die vele mensen met bijna-dood-ervaringen hebben gezien. Eigenlijk is de hele reis tussen het huis van de heks – dat gelijk staat met haar energetische lichaam – en de plaats van de heksensabbat een lange weg door de schoorsteenpijp. Hoe meer verstopt en beroet de schoorsteen is hoe moeilijker de reis. Deze rit is te zien als het individuele bewustzijn dat door het energielichaam heen gaat. Zij verlaat telkens verder het bewustzijn van ‘materie in gedachten’ om uiteindelijk de uitgang van de schoorsteen en naar de andere wereld te vinden. Alvorens daar aan te komen zal de oningewijde al veel struikelblokken op zijn weg zijn tegengekomen. Deze angsten, schuldgevoelens, psychische blokkades e.d. zijn als het ware het roet en pek in de schoorsteen. Je kan het ook zien als de rivieren, heggen, struiken en heuvels waar de onervaren heks tijdens haar reis tegen opbotst en doorheen moet.
De heksensabbat
In Duitsland gingen de heksen op Walpurgisnacht naar de Blocksberg, in Ierland gingen ze naar de berg van de Fenian-vrouwen Slievenamon, In Zweden gingen ze naar berg Blakolla, waar ze de duivel Locyta (mogelijk een vervorming van de Noorse god Loki) ontmoetten. In Nederland dansten de heksen bij ontstentenis aan bergen op een heuvel, of op de bleek, (of soms zelfs op zolder) als katten. Soms vond de vergadering plaats in een wijnkelder. Een dergelijk festijn bezochten de heksen niet in vlees en bloed, maar alleen in de geest. Hun lichamen lagen thuis in bed. Voor mij staat het de berg intrekken voor het betreden van de Andere wereld, de wereld waarin het bewustzijn nog ongedeeld is. De heks heeft de gespletenheid in haarzelf overwonnen en dit geeft haar de macht om de wereld van ongedeelde liefdes- en scheppingsenergie te ervaren. Als deze plek bereikt wordt betekent dat een ervaring van grote extase. Een ongelimiteerd geluksgevoel wat uitgebeeld wordt door een menigte heksen die zich ongebreideld overgeeft aan alles wat voor hen geluk en genot inhoudt: dansen, eten, drinken, zingen, feesten en uiteindelijk seks als het versmelten van het mannelijke met het vrouwelijke.
Al deze elementen van een heksensabbat geven aan dat ze tijdelijk teruggekeerd zijn tot een staat van ongedeeld bewustzijn. Er zijn geen emotionele of culturele belemmeringen meer om op te gaan in een handeling en om te versmelten in een innig contact. Er zijn geen schaamtegevoelens, slechts de spontane handeling en beleving zijn overgebleven. Door het eten van het ongedoopte kind nemen ze deel aan het kindbewustzijn. Door zich te veranderen in en te dansen als katten of andere dieren laat de heks zien dat zij onderdeel is van de natuur en participeert in de wijsheid van de dieren door middel van een ronde levensdans! Door uiteindelijk seks te hebben met de duivel komt de heks tot de ultieme climax van de eenwording van man en vrouw. Wellicht identificeerde de heks zich met de Godin en was zij tijdens de heksensabbat de godin zelf!
Conclusie
Voor de meeste heksen komt er met het krieken van de dageraad een einde aan het feestgewoel. Over een terugkeer naar huis met of zonder bezem wordt in de bronnen nauwelijks gerept. Mogelijk vallen de heksen uiteindelijk in een extatische zwijm en worden ze weer wakker in hun fysieke lichaam. Ze zullen verrijkt zijn door een onvergetelijke ervaring, maar ook ontluisterd omdat het dagelijkse leven zo grauw bleek in vergelijking en omdat alles in het diepste geheim moest gebeuren, om niet aan de schandpaal genageld of verbrand te worden.
In de wetenschappelijke verhandelingen over hekserij wordt zo goed als nooit gerept over de mogelijkheid dat deze gebeurtenissen plaatsvinden in de geest. Toch lijkt mij dit de meest plausibele verklaring. Het kan duidelijk niet letterlijk zo gebeurd zijn in de fysieke realiteit, maar om het geheel te ontkennen als leugen, achterlijk bijgeloof of als fantasie is voor mij niet bevredigend. De verhalen rondom hekserij moeten wel verwijzen naar een binnenwereldse of anderwereldse ervaring. Mogelijk werd deze ervaring gecombineerd met ontmoetingen in de dagelijkse realiteit. Mogelijk waren er heksen die elkaar kenden en herkenden van ontmoetingen op de sabbat. Maar juist deze fysieke realiteit van georganiseerde heksenrituelen in de zestiende en zeventiende eeuw is niet bewijsbaar. Onze belangrijkste bronnen voor het bestaan van hekserij zijn de verslagen van processen tegen heksen en deze zijn onbetrouwbaar door het gebruik van martelingen.
Abe van der Veen
1) Dit keer geen bronverwijzingen. Het is een esoterisch bedoeld stuk waarin het meer om interpretatie dan om feiten gaat.
Dit heeft te maken met de geladenheid van de beelden die alle verwijzen naar een Andere wereld, die zich voorbij de uiterlijke wereld bevindt.. Die ‘geestenwereld’ is de plek waar wij allen vandaan zijn gekomen en waar wij weer naar terug zullen keren bij onze dood. Elke mens verlangt bewust of onbewust terug naar die Andere wereld. Dit is namelijk de plaats waar leven, liefde, geluk en wijsheid vandaan komen! Deze plek heeft echter een nadeel: Als we er pas terugkeren bij onze fysieke dood, dan verliezen we ons besef van individualiteit. We raken ons individueel bewustzijn kwijt. We gaan dan weer op in het grotere geheel. Dit vooruitzicht beangstigt ons. We hebben allemaal een doel in dit leven: bewustzijnsverhoging! Om dit te bereiken moeten we ons in levenden lijve begeven in die Andere wereld en er weer uitkomen. Dit is te zien als een initiatie van dood en wedergeboorte. Terug op de fysieke aarde nemen we een schat aan inzichten met ons mee. Door dit proces te herhalen en te vervolmaken kunnen we ons vergeestelijken voor onze fysieke dood. Wie uiteindelijk puur geest is geworden zal de aarde bewust en levend verlaten. Bijbelse voorbeelden hiervan zijn Elia, Henoch en Jezus. In de bijbel wordt vertelt dat zij lijfelijk ten hemel zijn opgestegen. Maar ook heksen en tovenaars kunnen dit! Het negatieve beeld van de hekserij is ontstaan doordat er alleen maar aandacht was voor de afbrekende kant van de tovenarij. De opbouwende kant werd genegeerd door de vervolgers van hekserij. Toch zijn beide noodzakelijk en onlosmakelijk met elkaar verbonden.
The post De symboliek van de heks first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Heks en seks first appeared on Abe de Verteller.
]]>De etymologie van het woord heks
Het is frappant om te zien dat hekserij en seksualiteit zelfs qua woordbetekenis aan elkaar verbonden zijn. Er is een etymologische verwantschap tussen de woorden heks en seks!: Het woord heks komt voort uit het Oudhoogduitse ‘hagazussa’ en het Middelnederlandse ‘hagetisse‘. Waarbij het ‘hage’ deel zowel voor een heg of hek kan staan als voor het mannelijk geslachtsdeel. Het tweede deel ‘zussa’/’tisse’ kan komen van dûs als oud woord voor duivel of demon (of het nno tisja wat elf betekent). Ook is er een verwantschap met het Oudhoogduitse woord voor heks zūnrita: Zij die op het hek rijdt. Als heks in het latijn vertaald moet worden levert dat meestal ‘striga’ of ‘furia’ op dat naast heks ook hoer betekent. (1)
Het heeft ervan dat de oudste vorm van het woord heks vier betekenissen kan hebben: Zij die de heg of het hek berijdt of zij die de penis berijdt, geest of demon van de heg of zelfs penisduivelin! Dit is te interpreteren als het gebruik kunnen maken van de ‘virtus’ de viriele kracht van de man. Zij kan die in zichzelf oproepen of het stelen van mannen! De heks doet dit in de geest, oftewel door uit haar lichaam te treden. Door middel van een trance wordt zij puur geest en het lichaam blijft achter..
Nu is er precies één afbeelding bekend waarin er een heks daadwerkelijk een penis berijdt: Een gravure uit ca. 1530 van de Italiaan Parmigianino. Een gevleugeld, maar ook gehoornd wezen (dus ws. toch een demon) helpt haar de erecte penis in bedwang te houden. Haar ‘familiar’ zit achterop. (2)
In het grootste deel van de andere gevallen is het voertuig van de heks om naar de sabbat te gaan een staf-achtig object; meestal een bezem, een hooivork of een stok. (Hiernaast is de bok een veel gebruikt rijdier.) De staf is – minstens ten dele – een fallisch symbool en het berijden ervan krijgt daarmee een seksuele connotatie. Het is opvallend dat in de oude afbeeldingen de heks vaak naakt en schrijlings op de staf zit. Hierdoor zal de staf tussen haar ‘labiae’ gedrukt worden.
De bezemsteel of het stokje als dildo
Deze objecten kunnen op een fysieke en een geestelijke manier worden geïnterpreteerd: Fysiek bekeken is er de mogelijkheid dat als de heks schrijlings op een staf gaat zitten die dik ingesmeerd is met hallucinogene zalf – zeker als de heks kleine wondjes heeft, waardoor het werkzame bestanddeel nog sneller wordt opgenomen – dit een vliegsensatie teweeg brengt. Temeer als deze staf meer een dildo-achtig voorwerp blijkt te zijn. (3) Het idee dat we met een soort van dildo te maken hebben is met drie bronnen aannemelijker maken: In 1477 bekende de heks Antoine Rose uit de Savoye dat zij van de duivel een stokje had gekregen van ongeveer 45 centimeter en een pot met zalf. Zij smeerde de zalf op de stok en bracht deze tussen haar benen en zei: ‘ga in naam van de duivel, ga!‘ Zij werd daarop direct naar de ‘synagoge’ (ander woord voor heksensabbat) gebracht. Een stokje klinkt niet als een middel om op te gaan zitten om je naar door de lucht en naar de sabbat te dragen. Mogelijk dus een stok bestemd voor intern gebruik?
Een ander indirect bewijs is een citaat uit 1470 van de theoloog Jordanes de Bergamo: ‘maar het volk gelooft en de heks bekent, dat op zekere nachten zij een staf zalven en erop rijden naar een afgesproken plek of zichzelf zalven onder de oksels of in andere harige plaatsen.’ (4)
Een derde mogelijke aanwijzing vinden we in de bekentenis van de Ierse heks Alice Kyteler uit 1324. Zij vertelde dat zij een stok invette met zalf waarop zij galoppeerde ‘door dik en dun’. Dit laatste betekent door dicht struikgewas en bos met spaarzame begroeiing. Dit kan je interpreteren als een eufemisme voor het schaamhaar.
Alice gebruikte haar staf dus als paard. Hiermee is ze te vergelijken met de Siberische sjamanen die dat ook deden om in een trance-staat te kunnen vliegen. Dit is geen gewoon paard maar een ‘hobby-horse’ – ook wel genoemd een ‘cock-horse’ waarop later kinderen paardje reden, maar in deze tijd nog de heksen. Een aantal schilderijen laten niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de stok en de ‘labiae’, in een gravure van Jacques de Gheyn II (zie boven) heeft de heks terwijl zij de schoorsteen uit vliegt niet alleen een bezemsteel tussen de benen, maar ook een stokje tussen de billen. In de gravure van Parmigianino berijdt een heks dus zelfs een fallus! Echter ook daar is er geen sprake van inwendig gebruik. (5) Dit blijven slechts aanwijzingen, er is geen doorslaggevend bewijs voor de bewering van het gebruik van een stokje met zalf voor inwendig gebruik.
‘Boeleren’ met de duivel
De heks leert hoe ze (kwade) magie moet bedrijven, maar ook hoe ze kan vliegen – wat ik zie als een vorm van uit het lichaam treden – van de duivel. (De duivel wordt in een Nederlands heksenproces ‘die besemrijder’ genoemd..) Hij kan haar zelfs door de lucht vervoeren in de vorm van een kat of bok. Zij heeft dan de duivel als rijdier! In esoterische termen kan je zeggen dat hij haar leert hoe zij zelf de mannelijke energie kan vinden om die te koppelen met haar eigen vrouwelijke kant. Hier vraagt hij – in de procesteksten – voor terug dat zij alles in het werk zal stellen om de maatschappij te schaden en dat zij zich met hem – door middel van seks – zal verbinden. Ze wordt de ‘boel’ oftewel het liefje van de duivel! Er zijn twee varianten: De duivel komt regelmatig – in het geniep – bij haar op bezoek of de heks ontmoet de duivel tijdens de heksensabbat en heeft daar seks met haar en ook met alle andere heksen. De seks met de duivel wordt in de meeste teksten uit de tijd van de vervolgingen omschreven als koud en pijnlijk. Zijn geslacht, maar ook zijn zaad is ijzig koud. Mogelijk moet dit duidelijk maken dat de seks niet tot een zwangerschap zal leiden. Soms wordt de seks juist als aangenaam omschreven. Ook getuigenissen omtrent het geslacht van de duivel verschillen: De ene keer is zijn penis zo groot als die van een muilezel, een andere keer niet groter dan een vinger. Soms heeft de duivel zelfs een gevorkte penis! Ook hier wordt door een aantal schrijvers gesuggereerd dat er wellicht een dildo in het spel is. (6)
De heks als (nacht)mare
In een aantal sagen wordt er van een heks gezegd dat ze als een soort van boze demon – met name mannen – in hun slaap nachtmerries of erotische dromen kan bezorgen. Wie zo’n droom had was ‘bereden door de mare’. Als mare traden heksen uit hun lichaam en bereden ze schrijlings de slapende man en zijn penis (cock) als paard. Hij kreeg een erotische droom en zij kreeg zijn energie om daarmee verder te kunnen vliegen. Een aantal benamingen voor de mare geven een verdere verheldering: Het Duitse Trude/Drude is naast een woord voor de mare ook een benaming voor het vrouwelijk geslachtsdeel. Het Noordduitse Walriderske betekent ‘zij die de stok berijdt’ en laat zien dat de mare sterk verwant is met de heks. Broeder Geraert zegt het volgende: maaren die hera s morghens openbaren, ende comen halen vier. Maren heten wise hier. Waar haalt de mare hier het vuur vandaan? Kan het zo zijn dat de energie van tussen de benen van de man vandaan komt, zodat zij zich daarmee oplaad, om dan weer verder door de lucht te kunnen reizen?! De man zal zich bestolen voelen van energie van viriliteit en op zijn ergst zelfs van zijn mannelijkheid! (7)
De heks steelt penissen
Zo wordt de heks een aantal keren gezien als iemand die letterlijk de penis van de man kan stelen! Erg interessant in dit geheel is het nogal komische verhaal van Krämer in de Malleus Maleficarum (1485) over een man die zijn penis kwijt is geraakt. Hij gaat naar een heks die hem adviseert om een bepaalde boom te beklimmen, daar zal hij een nest vinden met meerdere penissen. De man beklimt de boom en vindt het nest met wel twintig penissen, die daar wonderwel rondkruipen en zelfs haver eten! De man wil de dikste er uit zoeken, maar de heks roept hem toe: doe dat niet die behoort toe aan de priester! Ook al lijkt dit op een flauwe mop, toch werd deze anekdote door Krämer hoogst serieus genomen.
Het gegeven van het stelen van penissen komt ook voor in een aantal heksenafbeeldingen. Meestal is zij dan in de vorm van een kat. Zo neemt zij de viriliteit en daarmee de vruchtbaarheid af van de man om die voor eigen nut te gebruiken. Dit past binnen het algemene beeld van de boze heks die ook voor misoogsten, ziekte en miskramen kan zorgen; zij verhindert met haar magie de vruchtbaarheid. (8)
(Vrouwen en een kat stelen de penis van een man. Uit Hans Vintler – Buch der Tugend 1486 en uit een Italiaanse gravure uit 1560
De heks en de draak 1515
Uit al deze voorbeelden blijkt dat de heks gebruik kan maken van mannelijke seksuele energie om daarmee nog dieper in haar trance te komen, kortom om te kunnen vliegen! Een erg bijzondere tekening van een heks gemaakt door Baldung Grien in 1515 kan dit nog verder verduidelijken.
Hier zien wij een monsterlijk wezen, mogelijk een demon of een draak. Het beest staat in een hoogst curieuze verbinding met een naakte jonge vrouw. Zij is druk bezig de stengel van een plant in het trompet-achtige open uiteinde van de staart van het monster te steken. Diezelfde stengel komt er bij de muil van het monster weer uit en gaat er vervolgens bij de vagina van de jonge vrouw weer in! Een klein naakt kindje is druk doende om de muil van het beest open te houden en een ander naakt kindje houdt de staart vast. Klaarblijkelijk doet het beest deze dubbele penetratie niet vrijwillig. Het lijkt erop dat wij hier te maken hebben met een zeldzame vorm van seks met de duivel. Toch is dit niet een voldoende verklaring voor alles wat er te zien is.
Als we deze slang-draak interpreteren als de energiestroom van de heks dan begint er een interne logica te ontstaan. In het – uit de Griekse mythologie afkomstige – symbool van de esculaap zien we een slang rondom een staf kronkelen. Door die slang is genezing mogelijk. Je kunt deze zien als de energiestroom die zich kronkelt rondom de wervelkolom. De slang werd in de christelijke mythologie echter een synoniem voor de duivel.
De staf staat voor mannelijke daadkracht. Door deze in de aardse energie van de draak te steken wordt deze getemd! De energie van de draak komt – bij de heks via de vagina – weer terug in haar systeem. Vanaf dat moment kan zij haar energie op een bewuste manier als draak berijden. Ze kan vliegen! De kunstenaar Baldung Grien laat geen heksen zien die op slangen of draken rijden, maar Brueghel en Frans Crabbe beelden ze in de 16e eeuw wel af. Ook het berijden van de (immer geile) bok – die wel bij Baldung Grien te zien is – kan je interpreteren als het berijden van de getemde dierlijke energie die ieder in zich heeft. De heks laat zich meevoeren door deze energiestroom, maar blijft er bewust bij en kan zo nodig bijsturen.
Heks en vruchtbaarheid
Het bij elkaar brengen van mannelijk en vrouwelijk is in een agrarische samenleving altijd meer dan puur seksueel. Het seksuele – hoe plezierig ook – zal ondergeschikt zijn aan het doel van de opwekking van vruchtbaarheid. In de beeldvorming rond hekserij is dit element in het verborgene geraakt omdat heksen als vijanden van de maatschappij per definitie de vruchtbaarheid van veld, mens en vee juist zouden tegenwerken. Dat de heks ook vruchtbaarheid op zou kunnen wekken kunnen we opmaken uit de verslagen over de ‘benandanti’ uit Friuli in Noord-Italië. Deze mannen en vrouwen gingen in extase en traden uit hun lichaam om zo te vechten tegen kwade tovenaars. Als ze het gevecht wonnen zou er een goede oogst zijn dat jaar en als ze verloren zou de oogst tegenvallen. Deze ‘benandanti’ werden door de inquisiteurs gelijkgesteld met heksen. Het is goed mogelijk dat Brueghel een dergelijk gevecht laat zien tussen goede en kwade heksen op zijn gravure.
Een ander erg opmerkelijk voorbeeld van vruchtbaarheidsopwekking is een vragenlijst uit 1594 uit Roermond waarin gevraagd wordt of de heks tijdens de sabbat de duivel als bok heeft verbrand om met deze as een tovermiddel te maken. Dit is ongeveer hetzelfde wat in de negentiende eeuw nog steeds gebeurde tijdens seizoensfeesten, maar dan zonder de meer groteske elementen: Er wordt een pop gemaakt die iets negatiefs voorstelt (een heks, reus, de dood) die wordt verbrand. De as blijkt juist vruchtbaarheid opwekkend en kan over het land worden gestrooid. (9)
Conclusie
De demonologische teksten uit de vroeg-moderne tijd beschouwden de heks als een anti-maatschappelijk wezen dat kwade magie bedreef. Dat de heks seks had met de duivel is dan bedoeld om ervaren te worden als gruwelijk en weerzinwekkend. Als je haar echter beschouwt als een mens met bijzondere gaven die de vaardigheid bezit om met energie te werken en uit haar lichaam te treden – en daarom door haar tijdgenoten werd vereerd en gevreesd – dan zijn de seksuele associaties eerder een symbolische weergave van haar methodes om in trance te komen. HIernaast hebben ze te maken met vruchtbaarheidsmagie. Hoe die magie van de heks en haar ‘nachtvlucht’ precies in haar werk ging zal nooit te achterhalen zijn, maar door te kijken naar de seksuele symboliek rondom hekserij kunnen we ietsje dichterbij komen.
1) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/seks
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/heks
‘Heks: ohd. hegidruos(a), hegidruosī, mnd. hagedrōseen mnl. haechdroese, alle met de betekenis ‘geslachtsdelen’. Het eerste lid wordt verbonden mhd. hagen ‘fokstier’, nhd. Hecke ‘voortplanting’, me. hacche(n) ‘zich voortplanten’ (ne. hatch ‘uitbroeden’) Aan heksen wordt al van oudsher losbandigheid en magische invloed op de seksuele lustgevoelens toegeschreven. In vrije bewoording kan de heks dan oorspronkelijk omschreven worden als ‘sekstovenares’.’
In het woord hexagram vindt je het – uit het Grieks afkomstige – woord ‘hex’, wat zes betekend. In het Latijn is zes ‘sex’ en het hexagram heet sexagram! Seks komt van het Latijn sexus (geslacht) wat weer van secare (=snijden) komt. ‘Sexen’ is al het woord voor ‘omhelzing’ bij de oude Egyptenaren. Er lijkt hier een connectie te zijn tussen seks, zes en het salomonszegel. Dit is niet vreemd als je weet dat een opwaartse driehoek staat voor het mannelijke en een neerwaartse voor het vrouwelijke. In de alchemie is het salomonszegel een combinatie van het teken van vuur (opwaartse driehoek) met het teken van water (neerwaartse driehoek). Als deze twee tekens elkaar doorsnijden heb je een duidelijk symbool voor de coïtus of de vermenging van geslachten. Dit is echter geen platte seks, het teken staat voor datgene dat in perfecte balans samengevoegd is, waardoor eenwording mogelijk wordt.
2) Guy Tal – Witches on top: magic, power and imagination p. 90
Renilde Vervoort – Vrouwen op den besem en derghelijck gespoock
3) Dildo’s bestaan al sinds de prehistorie http://en.wikipedia.org/wiki/Dildo
Burchard van Worms (12e E) schreef hierover in zijn boeteboek: “Have you done what certain women are accustomed to do, that is to make some sort of device or implement in the shape of the male member of a size to match your sinful desire? If you have done this, you shall do penance for five years on legitimate holy days.”
4) http://scienceblogs.com/terrasig/2007/10/on_the_origin_of_witches_and_b.php
Jordanes de Bergamo – Questio de striigis 75
M.C. Thomsett – Heresy in the roman catholic church p. 106
http://www.phrases.org.uk/meanings/through-thick-and-thin.html
Een opmerkelijke fraseologie als je bedenkt dat één van de meest voorkomende spreuken om de heksenvlucht te beginnen luidt: “Over haag en heg tot Keulen in de wijnkelder”. Dit noemen van haag en heg is betekenisvoller dan je zou zeggen op het eerste gezicht. De heg is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde en de woeste grond. Oftewel een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur. Een grens tussen orde en chaos. De heks is in het middelnederlands haghetisse oftewel heggerijdster!
5) Mircea Eliade – Shamanism 467
6) Voor meer expliciete voorbeelden van seks met de duivel kan je deze uittreksels van processen bekijken:
http://www.thebodyissacred.org/origin/devilssex.asp
https://en.wikipedia.org/wiki/Jeanette_Abadie
7) K. Ter Laan – Nederlandse overleveringen I 92-98
Lecouteux – Witches, werewolves and fairies p.98-100
8) Krämer – Malleus Maleficarum p. 262ev
Renilde Vervoort – Vrouwen op den besem en derghelijck gespoock 158
9) Dresen – Coenders – Het verbond van heks en duivel 231
Cohn – Europes inner demons 117
Frazer – The golden bough
Walter Stevens Demon Lovers: Witchcraft, Sex and The Crisis of Belief.
The post Heks en seks first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Heksen in de kunst tot 1650 first appeared on Abe de Verteller.
]]>Hieronder vindt je een – zo goed als volledige – verzameling van de afbeeldingen die we kennen van heksen in Europa tot 1600. Daarna vindt je een selectie van de mooiste schilderijen met als thema hekserij. Je zal merken dat veel van de stereotype elementen al vroeg aanwezig zijn, maar er zijn ook duidelijke afwijkingen. Heksen rijden op draken, geiten, hooivorken en zelfs penissen (en zo nu en dan ook op een bezemsteel) en ze gaan nog niet via de schoorsteen de lucht in! Vooral de afbeeldingen van de Duitse kunstenaar Hans Baldung Grien zijn zeer opmerkelijk. Aan deze afbeeldingen heb ik daarom een apart artikel gewijd.
Ik nodig je uit om een virtuele rondwandeling te maken in deze galerij van middeleeuwse en vroeg-moderne heksenkunst!
Zijn dit echt de eerste twee afbeeldingen van heksen? Dat is nog maar de vraag: de dateringen die ik tegen kom verschillen enorm. (2)
We zien twee vrouwen die – naakt op een mantel na – lijken te vliegen op een tijger en een bezemsteel. Ze lijken vrij jong te zijn, al heeft de eerste hangborsten. De eerste draagt een hoorn. Mogelijk is dit te associëren met godinnen als Fortuna en Abundia die ook afgebeeld worden met zo’n hoorn als een ‘Cornucopia’; een hoorn des overvloeds. Het vliegen op dieren wordt al vermeld in de Canon Episcopi (ca. 900 AD), ook al worden deze vrouwen dan nog niet heksen genoemd. De bezem bij de tweede heks is ook curieus: zij bestaat niet uit twijgen, maar uit blaadjes.
Vrouw rijdend op een bok met een knook in de ene hand en een gigantische paddestoel in de andere. Of dit een heks moet voorstellen is zeer de vraag.
Naakte vrouw op een bok, mogelijk ‘Luxuria’ (wellust) voorstellend. Of deze vrouw een heks zou kunnen zijn is erg onzeker.
Naakte vrouw rijdend op een eenhoorn. Zeker omdat er nergens anders heksen worden afgebeeld die op eenhoorns rijden is het zeer de vraag of dit werkelijk een heks betreft.
Deze twee vrouwen die op een bezemsteel en op een staf vliegen worden ‘Vaudoises’ (Waldenzen) genoemd. Hekserij wordt in de oudste teksten ook wel ‘vaudoiserie’ genoemd en daarmee verward met de ketterse sekte van de Waldenzen.
Heksen vliegen met bezemstelen of met behulp van demonen, terwijl onder in de verluchting de duivel in de vorm van een bok wordt aanbeden en zijn aars wordt gekust.
ca. 1460 – 1470 Boekverluchting in ‘Invectives contre la secte de vauderie’ van Johannes Tinctoris
ca. 1460 – 1470 Brugge – Boekverluchting in ‘Invectives contre la secte de vauderie’ van Johannes Tinctoris
1470-1482 Boekverluchting in Martin le Franc – Le Champion des Dames uit Savoie (Frankrijk): Vrouwen aanbidden de duivel in de vorm van een kat
1470-1482 Boekverluchting in Martin le Franc – Le Champion des Dames uit Savoie (Frankrijk): Vrouwen gaan naar de sabbat. Een van de vrouwen zweeft op een bezemsteel en een andere heeft een zalfpot in de hand. Zij beantwoorden nog niet aan het stereotype van de heks, het zijn meer voorname, mooie vrouwen.
1493 Houtsneden in Ulrich molitor – De lamiis et phitonicis mulieribus/ ‘von dem Unholden’
Van links naar rechts: Vrouw met een demon als minnaar, Heksenvlucht met heksen veranderd in dieren, Heksen die slecht weer (hagel) maken met behulp van een brouwsel, mannelijke heks rijdt op een kat en een oude vrouw rijdend op een hooivork wordt meegevoerd door een duivel.
15e eeuws (?): Heks, duivel en tovenaar vliegen op een bezemsteel een vrouw tegemoet
ca. 1500 Albrecht Dürer: Heks rijdt achterstevoren op een bok.
1506 Albrecht Altdorfer – Heksen rijden op bokken naar de sabbat
1510-1520 Daniel Hopfer – Gib Frid (Laat me gaan)
1510 Hans Baldung Grien – heksensabbat
1511 Hans Schaufelein – Heksen bezig met verschillende rituelen
ca. 1513 Niklaus Manuel Deutsch – Zwevende heks
1514 (of 1517) Hans Weiditz – ‘von den Unholden oder von den Hexen’ uit: Die Emeis van Von Kaysersberg
1514 Hans Baldung Grien – Drie naakte heksen
1514 Hans Baldung Grien – Vertrek voor de sabbat
1514 Hans Baldung Grien – Heksensabbat
ca. 1515 Hans Baldung Grien – Heksensabbat
1515 Hans Baldung Grien – De heks en de draak
1515 Meester van het monogram HF (Hans Franck?) – Heksensabbat
ca. 1515 Agostino Veneziano – La strega (de heks)
1518 Niklaus Manuel Deutsch – Pentekening van een Oude heks
1518 (of 1532) Hans Weiditz – Hexe in ihrem Garten (De heks in haar tuin) Houtsnede
ca. 1520-1530 Agostina Veneziano of Marcantonio Raimondi – Lo stregozzo (de heksen)
1523 Hans Baldung Grien – Twee heksen
1526 Jacob Cornelisz van Oostsanen – Saul bij de heks van Endor
1528 Lucas Cranach de Oude (ws. Wittenberg, Duitsland) – Melancholia
1532 Lucas Cranach de Oude (Wittenberg, Duitsland) – Melancholia (andere versie)
ca. 1530-1540 Parmigianino – Heks rijdend op een gigantische fallus
ca. 1534 Hans Baldung Grien – De behekste stalknecht
1549 Anoniem – Satan wordt aanbeden uit: Livre de I’histoire et ancienne cronique van Gerard d’Euphrates
ca. 1500-1552 Jan de Bisschop (1628-1671), gewassen pentekening naar een verloren gegaan ontwerp van Frans Crabbe van Espleghem (1480-1553) – Heks veroorzaakt brand en storm
1555 Houtsnede uit Olaus Magnus – Gentibus septentrionalibus – Heksen toveren storm, schipbreuk en ziekte van het vee
1565 Pieter Bruegel – Jacobus bij de Tovenaar
1566-1570 Bartholomäus Spranger (?) – Tooveryken in een Ruwijne
Eind 16e eeuw Adrianus Hubertus naar Bartholomäus Spranger – Tooverijscene in een Romeinse ruïne
1582 Anoniem Duits – Heksen brouwen iets in de ketel uit: Abraham-Saurs- Ein kurtze treue Warning
1591 Anoniem Engels – Heksen krijgen popjes van de duivel (Uit het pamflet over het proces van Agnes Sampson)
Hoogtepunten uit heksen in de kunst na 1600
1626 Jan van der Velde – De tovenares
ca. 1630-1640 Cornelis Saftleven – Heksenkeuken
1633 David II Teniers – Heksensabbat
1) Vrij snel na het tot stand komen van deze pagina kreeg ik het voortreffelijke boek ‘Vrouwen op den besem en derghelijck gespoock’ van Renilde Vervoort in mijn bezit. Als ik deze eerder had ingezien had mij dat heel wat werk gescheeld! Dit boek is een aanrader voor ieder die geïnteresseerd is in heksenafbeeldingen. Vrijwel elke afbeelding op deze pagina staat ook in dit boek en meer..
2) http://www.strangehistory.net/2016/05/27/the-earliest-broomstick-witch/
3) Deze afbeelding uit ca. 1300 Lyon (Frankrijk) op de deur van de kathedraal Saint Jean Baptiste wordt vaak gehouden voor een heks. Het is echter Marcolf(us) die rijdt op een bok en een haas in zijn hand houd als oplossing voor een raadsel van koning Salomo. Hij is gekleed noch ongekleed (met een mantel om zijn naakte lijf), Rijd niet te paard, noch te voet en brengt een gift en toch ook niet (de haas loopt direct weer weg). M. Camille – Image on the edge: the margins of medieval art p. 27
The post Heksen in de kunst tot 1650 first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De gruwelijk wulpse heksen van Hans Baldung Grien first appeared on Abe de Verteller.
]]>Heksensabbat 1510
De beroemdste heksenafbeelding van Grien is de houtsnede die we kennen als ‘Heksensabbat’ uit 1510. Dit is direct ook de eerste afbeelding van heksen van Baldung Grien die wij kennen. We zien zes naakte heksen, een kat en twee geiten. Een naakte vrouw zit – tussen drie hooivorken in – naast een dode boom. Zij heeft een pollepel in de hand en opent een kruik met vreemde tekens. Uit deze kruik komt rook of stoom. Een oude vrouw heeft een doek en een schaal met dode vogeltjes in haar opgeheven handen. Het lijkt alsof ze een ritueel gebaar maakt. Een andere vrouw die links zit bekijkt het tafereel en houdt een beker vast. Zij heeft een hooivork voor zich waaraan worsten en een kruik hangen. Boven hen vliegt een jonge vrouw die achterstevoren op een bok zit met een hooivork in haar handen. Tussen de tanden van de vork zit een kruik met (tover)drank waarin beenderen drijven. Linksboven zweeft er nog een vrouw – dit keer zonder hulpmiddelen – door de lucht. De vrouw op de bok lijkt Grien rechtstreeks te hebben ontleend aan een gravure van zijn leermeester Albrecht Dürer. (2) De afbeelding wordt gezien als een voorbereiding op de heksensabbat. De heksen zijn mogelijk bezig met aanroepingen, het brengen van offers en met het aanbrengen van de heksenzalf om daarmee te kunnen vliegen naar de grote heksensabbat. De worsten zou je kunnen opvatten als fallussymbolen. Heksen waren berucht om het het stelen van de penissen (oftewel hun potentie of vruchtbaarheid) van mannen.
Drie naakte heksen 1514
Vier jaar later maakt Baldung Grien vijf of zes afbeeldingen van heksen op rij.
1514 Deze tekening draagt de tekst ‘Der Corcaden ein gut jar’ (De geestelijken een goed jaar). Een tekst die op het eerste gezicht niets met de afbeelding te maken lijkt te hebben. Op een gravure zien wij drie naakte vrouwen. Een vrouw buigt zich diep voorover voor de twee andere vrouwen. Wellicht als een soort van onderwerpingsgebaar. De jonge vrouw benadrukt dit door haar rechtervoet op haar rug te plaatsen. Zij houdt een pan boven zich in haar rechterhand waarin iets zit wat lijkt te branden of walmen. Mogelijk moet de andere vrouw deze substantie innemen als onderdeel van haar inwijding. De derde vrouw is beduidend ouder en heeft haar hand op de rug van de onderworpen vrouw en de andere hand om de tweede vrouw heen geslagen. De woorden ‘ein gut jar’ zijn een nieuwjaarswens en beduiden dat de afbeelding plaats vind met Nieuwjaar. Deze sacrale tijd werd veel gebruikt voor omkeringsrituelen. De buigende jonge vrouw die door haar eigen benen naar achteren kijkt, kan daarom opgevat worden als een symbool voor de omgekeerde wereld. (3) Vanaf nu is zij lid van de heksensekte, maar zij moet haar werkelijke inwijding nog krijgen.
Heksensabbat 1514
Op de afbeelding uit 1514 zien wij vier naakte vrouwen, een naakt kind en een kat. Een staande jonge vrouw draagt op plechtige wijze een schaal met daarop een schedel en een been van een mens. Een knielende vrouw met wapperende haren laat een ketting – met kralen, dobbelstenen en een miniatuurschedeltje – in haar hand bungelen. Ze heeft een hooivork tussen haar benen, waaraan drie worsten en een kruik hangen. Achter haar rug kijkt een oude vrouw scherp toe. Ook wordt ze vastgehouden door een klein kind. De vierde vrouw is jong en naakt. Zij zit op de grond en helt naar de zijkant toe. Zij heeft haar ogen dicht en houdt met haar linkerhand de ketting vast. Mogelijk staat de ketting voor haar levensdraad en levenslot, waarbij de dobbelstenen de onbestendigheid van het menselijk lot laten zien en de schedel de onvermijdelijke dood.
Met haar rechterhand houdt ze een staf vast. Het heeft er sterk van dat ze haar urine of zelfs haar feces heeft laten lopen, maar de stroom van de substantie voert naar boven. Ook de kat voelt zich beroerd en is bezig iets uit te braken. Bij nadere beschouwing lijkt het erop dat ze de staf met opzet bij haar vagina of aars houdt. Er verschijnt een lichtpuntje op de staf. Zij maakt blijkbaar op deze wijze vuur!
Er is één middeleeuws beeld dat hiermee overeenkomt: Het verhaal van de vuurwraak van Virgilius. Deze tovenaar dooft – op magische wijze – alle haardvuren in Rome en vertelt dat het vuur slechts te halen valt bij de nobele dame Phoebille en wel met een kaars of staf tussen haar billen vandaan! En inderdaad elke huisvader weet daar zijn staf weer in brand te krijgen om zo het haardvuur te ontsteken. (4)
Wat is hier aan de hand? Het lijkt er sterk op dat hier een ritueel wordt uitgevoerd, waarin de zittende vrouw een inwijding ondergaat. Zij lijkt onder invloed van de een of andere hallucinogene substantie. Ze kan nauwelijks meer overeind blijven en laat mogelijk de controle over haar sluitspieren gaan. (Iets wat ook bekend is van het huidige gebruik van hallucinogene planten zoals bv. ayahuasca.) Toch kan het ook iets anders zijn, want het stroomt als een soort gas omhoog! Is het hier de geest die in de vorm van rook of damp het lichaam verlaat? Hoe grotesk dit idee ook lijkt, het is vanuit het energetisch beeld van de mens logisch: Er is een uitgang via de kruin naar de hemel toe en een (achter)uitgang via de stuit naar de aarde of de onderwereld toe. Ook via die uitgang kon volgens toen heersende theorieën vitale levensenergie (pneuma= adem/geest) in de vorm van lucht of gas het fysieke lichaam verlaten. (5) Ook in de ‘heksenkeuken’ van Jacques de Gheyn II uit 1604 is een heks te zien waarbij iets uit haar billen komt (gas, vlammen?). Ze is net bezig om met haar bezemsteel door de schoorsteen te vliegen. Als we deze interpretatie hanteren dan verandert ook ons begrip van de kat. Hij braakt dan niet, maar krijgt juist de damp binnen. Hiermee komt de geest van de heks het kattenlichaam in! Dit gegeven wordt ook verbeeld in een afbeelding van Frans Francken uit 1607.
Voor een beter begrip pakken we ook de volgende tekening van Baldung Grien erbij.
De heksensabbat ca. 1515
De pen en inkttekening genaamd ‘de heksensabbat’ uit ca. 1515 lijkt sterk op het voorgaande tafereel. Het toont ons vijf naakte vrouwen en twee katten. De vrouw op de voorgrond is eveneens in onmacht. Het lijkt alsof ze haar feces of urine laat lopen. Ze kijkt omhoog alsof ze daar iets (een visioen) ziet. Daar in de lucht is inderdaad een oudere naakte vrouw bezig te vliegen met een hooivork tussen de benen. Achter haar aan komt een bok die ook door de lucht vliegt. Rechts staat een oude vrouw die op een hoorn blaast. Een vrouw – met een kat in haar handen – kijkt naar het tafereel. Een wat oudere vrouw knielt voorover en roert met een stafje in een potje. Ook zij heeft iets wat uit haar anus en/of vagina komt. Net als bij de andere vrouw op de voorgrond gaat het als rook of stoom de lucht in. Helemaal vooraan zit een kat die klaarblijkelijk aandachtig een (tover)boek bekijkt.
Het gegeven dat hetgeen wat uit beider vrouwen hun vagina komt omhoog stijgt pleit niet voor de theorie dat het om urine of feces gaat. Ook het feit dat de vrouw aan de rechterkant duidelijk niet in onmacht is, maar juist alle aandacht heeft bij haar taak, maakt duidelijk dat het hier toch niet gaat om disfunctionerende sluitspieren. Mogelijk wordt hier het proces van het uit het lichaam treden van een heks weergegeven! De knielende, staande en zwevende vrouw zijn dan drie fasen in een proces waarin eerst de geest het lichaam verlaat via de anus of vagina en dan met behulp van de demon/kat gaat zweven en uiteindelijk al vliegend in de lucht is te zien. Het innerlijk vuur doet de hooivork of – bij de vorige tekening – de staf ontbranden. Het is de energie waarmee gevlogen kan worden! Mogelijk zien we deze staf of kaars ook weer terug in de schilderijen van David Teniers uit ca. 1645. Ook hier ondergaat de jonge naakte heks een inwijding van een oudere heks. Ze staat klaar met haar bezemsteel om de schoorsteen uit te vliegen en als curieus detail is er een brandende kaars in de twijgen van haar bezemsteel gestoken! Met het vurige mannelijke element gestoken in de vrouwelijke twijgen wordt het vliegen mogelijk.
Vertrek voor de sabbat 1514
In een derde gravure genaamd ‘Vertrek voor de sabbat’ uit 1514 zien we vijf naakte vrouwen, twee katten, een geit en een naakt kind. Op de voorgrond zit een jonge vrouw die zich voorover buigt. Ze heeft een papier (met toverformule?) in haar hand en een hooivork op schoot. Haar andere hand doet iets tussen haar benen (wellicht smeert ze zich in met zalf?) Ze heeft haar benen over een tweede vrouw heen. Deze houdt de vork bij een van de tanden vast en heeft in haar andere hand een beker waaruit een vlam- of rookachtige substantie komt. Beiden hebben de ogen dicht. Achter de eerste vrouw zien we een kat en een kruik. De kruik wordt omgeven door een walm of uitwaseming. Achter de andere vrouw bevindt zich een naakt kindje dat op een bok of geit leunt. Op de voorgrond vinden we een bot, schedel en kaars. Een kat en een vrouw in het midden van de voorstelling kijken omhoog hoe een naakte jonge vrouw in de lucht mee wordt gevoerd door een oudere vrouw. In een soort van paniek steekt ze de handen in de lucht. De oude vrouw heeft een hooivork in de hand, maar berijdt deze niet.
In mijn ogen wordt er weer een opeenvolging weergegeven en zijn de drie jonge vrouwen één en dezelfde en zo ook de twee katten. Door de spreuk en de zalf is zij in een trance-bewustzijn geraakt en met behulp van de oude, al ingewijde heks kan ze uit haar lichaam treden en meegevoerd worden. Dit gaat nog wel gepaard met angst en onzekerheid, zoals te merken is uit haar houding en gelaatsuitdrukking. De schedel laat zien dat dit een semi-doodservaring is en de geit dat dit gebeurd onder auspiciën van de duivel. (deze zou je ook kunnen zien als de heidense god van inwijding en wijsheid, die de kunst beheerst om uit het lichaam te treden om in het geestlichaam te gaan).
De heksen van HF 1515
De volgende pentekening uit 1515 is mogelijk niet van Baldung Grien. Hij wordt namelijk niet met HB maar met HF ondertekend. Toch qua datum en stijl sluit hij naadloos aan bij de voorgaande heksentaferelen. Het toont ons vier naakte vrouwen en een bok. Een vrouw ligt slapend of bedwelmd op de voorgrond met een omgekeerde schaal en een gevallen kelk naast haar. De andere vrouw ligt op haar rug en houdt een schedel in haar hand. Boven hen lijkt vlak boven de grond een vrouw te zweven op een hooivork. Ze houdt die stevig vast met haar handen en omknelt die met haar benen. We zien de kop van een bok direct achter haar. Deze heeft – al dan niet bedoeld – geen lichaam. Een staande, naakte, oudere vrouw heeft een staf (hooivork?) in haar hand waar ze een bos hooi mee voor zich houdt. Op de staf zit een vogel. Op haar rug draagt zij een kind.
Ook hier lijkt het dat de drie onderste vrouwen – onder auspiciën van de oudere vrouw als inwijdster – een inwijding ondergaan. Zij worden bedwelmd en verkeren vervolgens in een trance. Met behulp van de bok en de hooivork kan de middelste vrouw leviteren. Het is wel de vraag wat de oude heks met de bos hooi wil, of is het toch een kruik met een walmend goedje?
De heks en de draak 1515
Het wordt tijd voor de meest opzienbarende en scabreuze afbeelding van Baldung Grien! Op een pen en inkttekening genaamd ‘Heks en draak’ uit 1515 zien wij een monsterlijk wezen, mogelijk een demon of een draak. Het heeft een muil met scherpe tanden en het heeft een soort van manen. Verder heeft het geen poten, wat het tot een soort slangachtige maakt. Het beest staat in een hoogst curieuze verbinding met een naakte jonge vrouw. Zij is druk bezig de stengel van een plant in het trompet-achtige open uiteinde van de staart van het monster te steken. Tegelijk komt er een soort rooksliert uit deze opening. Diezelfde stengel komt er bij de muil van het monster weer uit en … gaat er vervolgens bij de vagina van de jonge vrouw weer in! Op het eerste gezicht dacht ik dat het de tong van het draak-monster betrof, maar die bungelt naast zijn mond. Een klein naakt kindje is druk doende om de muil van het beest open te houden en een ander naakt kindje houdt de staart vast. Klaarblijkelijk doet het beest deze dubbele penetratie niet vrijwillig. De kindjes hebben geen vleugels anders zou je aan ‘putti’, engeltjes denken. Wat ze dan wel zijn is niet duidelijk. Het lijkt erop dat wij hier te maken hebben met een zeldzame vorm van seks met de duivel. Toch is dit niet een voldoende verklaring voor alles wat er te zien is.
Als we deze slang-draak interpreteren als de energiestroom van de heks dan begint er een interne logica te ontstaan. In het – uit de Griekse mythologie afkomstige – symbool van de esculaap zien we een slang rondom een staf kronkelen. Door die slang is genezing mogelijk. Je kunt deze zien als de energiestroom die zich kronkelt rondom de wervelkolom. De slang werd in de christelijke mythologie echter een synoniem voor de duivel.
Het is opmerkelijk hoeveel overeenkomsten de tekening van Baldung Grien heeft met de afbeelding van Michael en de draak! Er wordt een lans c.q. staf in de opening van een draak gestoken. Lans en staf staan voor mannelijke daadkracht. Door deze in de aardse energie van de draak te steken wordt deze niet gedood, maar getemd! De energie van de draak komt – bij de heks via de vagina – weer terug in haar systeem. Vanaf dit moment kan zij haar energie op een bewuste manier als draak berijden! Baldung laat geen heksen zien die op slangen of draken rijden, maar dit beeld is wel al bekend uit de Griekse mythologie bij Medea en haar met draken aangespannen wagen. Brueghel beeldt ze in 1565 in de gravure ‘Jacobus bij de tovenaar’ wel af! Ook het berijden van de bok zoals zowel bij Baldung Grien als bij Brueghel te zien is, kan je interpreteren als het berijden van de getemde dierlijke energie die ieder in zich heeft. De heks laat zich meevoeren door deze energiestroom, maar blijft er bewust bij en kan zo nodig bijsturen.
Een zeer expliciete versie van de heks die in trance haar energiestroom als draak en staf berijdt is de pentekening van Jan de Bisschop naar een tekening van Frans Crabbe uit ca. 1500-1552.
Twee heksen 1523
Pas acht jaar later zal Baldung Grien het thema hekserij weer oppakken met het schilderij ‘Twee heksen’ uit 1523. Hier zien we een staande heks die schalks achterom kijkt en een op een bok zittende heks met in haar hand een glazen flesje waarin een duiveltje gevangen zit. Achter hen is de lucht onheilspellend rood en donker. Wellicht zijn de twee dames bezig met weermagie en verantwoordelijk voor de opkomende donkere luchten. (6)
Wederom zijn de heksen geen slachtoffer of dienaar van de duivel, maar hebben ze juist de duivel getemd! Hij zit in een flesje klaar voor gebruik. Ook de bok heeft het kwaad te verduren, hij wordt bijna geplet door de zittende heks. Zij is duidelijk meesteres over de situatie. Deze en de vorige afbeelding staan meer in de beeldtraditie van de verschalkte duivel die onderworpen wordt door de dominante vrouw. Een voorbeeld hiervan zien we in de gravure van Jacob Binck uit 1528.
De behekste stalknecht ca. 1534
De laatste heksenafbeelding van Baldung Grien is ‘De behekste stalknecht’ uit ca. 1534. De stalknecht ligt door toedoen van de met een fakkel zwaaiende heks in een staat van katalepsie. In combinatie met het paard is mijn interpretatie dat de heks zijn geest als rijdier gaat gebruiken om zichzelf naar de sabbat te transporteren. Dit gegeven komen we ook tegen in diverse sagen. Ook de brandende fakkel is te zien als een symbool voor de mannelijke energie die de heks zich op vampiristische wijze toe-eigent zodat ze klaar is om te vliegen.
Conclusie
Bij de meeste zeventiende-eeuwse Nederlandse genreschilders wordt het onderwerp ‘heksen’ nog voornamelijk gebruikt als vorm van entertainment en als een excuus om blote vrouwen af te beelden. Bij de vroeg zestiende-eeuwse schilder Hans Baldung Grien ligt dit anders. Hekserij werd toen nog hoogst serieus genomen en de heksenvervolgingen waren nog in volle gang. Als man van zijn tijd zal Baldung Grien zijn heksenafbeeldingen wel bedoeld hebben als voorbeelden van hoe het niet moet en als afbeeldingen van verdorven vrouwen. Toch denk ik dat we deze afbeeldingen niet moeten zien als pure allegorieën. Het is zeer wel mogelijk dat hier heksenrituelen zijn afgebeeld zo de kunstenaar zich dat voorstelde door wat hij gelezen, gehoord of meegemaakt had.
Abe van der Veen
De noten zijn nog onder constructie.
1) Hij kreeg zijn cognomen ‘Grien’ oftewel groen omdat dit zijn favoriete kleur was. Naar verluid droeg hij alleen maar kleren met een groene kleur. Het kan ook zijn omdat hij veel groen in zijn schilderijen gebruikte. http://personal.rhul.ac.uk/uhle/001/HansBaldung.htm
2) The appearance of witchcraft – Zika p. 27
Over het stelen van penissen door heksen wordt een hoofdstuk gewijd in de Malleus Maleficarum uit 1475.
3)
4) Gender and witchcraft – red. Brian P. Levack p.396
5) https://en.wikipedia.org/wiki/Pneuma
6) The goat, a symbol of the devil, appears too feeble to carry the plump witch who has taken a seat on it – a distinctly ironic commentary on the witch craze of Baldung’s time. The dragon-like creature imprisoned in the flask stands for quicksilver, an element used in salves as an antidote to syphilis, which had been raging in Europe since 1495 on an epidemic scale. One of the witches nevertheless unashamedly looks out at the – male – viewer with a provocative gaze. http://www.staedelmuseum.de/en/collection/two-witches-1523
It is to be feared that Grien wants us to imagine that the witch has just given birth, and it is an umbilical cord that connects her to a monster that has just ingested her baby.
Linda Stone – Terrible crimes and wicked pleasures: Witches in the art
De Givry – Witchcraft, magic and alchemy p.55
https://www.artandpopularculture.com/A_history_of_erotica
The post De gruwelijk wulpse heksen van Hans Baldung Grien first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.
]]>1 Minstens 59 om het leven gekomen slachtoffers te Roermond e.o. in 1613-1614
2 27 te Horn, Haelen en Roermond in 1622
3 25 te Cranendonck, Geldrop, Mierlo, Lierop en Asten (Noord-Brabant) in 1595
4 Negentien in Westerwolde (Groningen) in 1587 (7) en 1589 (12)
5 Elf in 1547 in de Groninger Ommelanden (Farmsum, Appingedam, Godlinze)
6 Tien te Bredevoort (Gelderland) in 1610
7 Tien in 1547 in de Groninger Ommelanden (Midwolda, Leens en Pieterburen)
8 Negen te Amersfoort en Hoogland in de periode 1591-1595
9 Negen in Schiedam (5) en Goedereede (4) in 1585
10 Acht in Grathem en Loon (Limburg) in 1592
Voor de rest gaat het om vijf heksen of minder. (noot 1) Hieronder vindt je de details van deze tien procesreeksen, te beginnen met Roermond.
1. Het grootste heksenproces van Nederland: De heksenbrand van Roermond
De processtukken van het Roermondse heksenproces zijn – op wat fragmenten na – verdwenen. Toch zijn er genoeg bronnen om een beeld van de heksenbrand te krijgen. Er zijn twee lijsten met de namen van 41 door het vuur omgekomen personen. Ook zijn uit fragmenten van de verhoren nog veel details te halen. Hieruit blijken er zo’n 75 heksen te zijn vervolgd, waarvan er zeker circa 59 zijn terechtgesteld! Het gaat eigenlijk meer om een lange reeks van losse processen dan om één groot proces. Telkens werden nieuwe vermeende heksen genoemd tijdens de tortuur waardoor nieuwe processen konden worden opgestart. Hiermee is de procesreeks van Roermond veruit het grootste heksenproces dat in Nederland is gehouden. Uit de processen zijn vele aspecten van het geloof rondom toverij te vinden: Een aantal heksen uit Roermond bekenden dat zij naar de ‘dans’ of naar de heksensabbat gingen. Dit is een bijeenkomst van heksen en de duivel waarin ook gedanst werd. Deze zouden op de quatertemperdagen plaatsvinden. De gezusters Alheidt en Merie Werners werden in 1614 gearresteerd en beschuldigd dat ze bij vele heksensabbats aanwezig waren, dat ze omhangen waren met zilveren kettingen en rond hadden gereden in een koets met vier paarden. Merie zou de koningin van de heksen zijn. De zusters Werners zouden oogsten hebben laten mislukken en verschillende mensen en beesten hebben geschaad en dood getoverd. Verder zouden ze hosties hebben ontheiligd en in een toverbrouwsel hebben verwerkt.
Een paar keer wordt in de bronnen gesproken over een bruiloft met de duivel. De duivel heeft dan seks met haar en laat haar trouw aan hem zweren. Barbara Vreesen zou in negentien jaar vijf mensen ziek hebben gemaakt, zodat ze wegkwijnden en uiteindelijk stierven, en verder tientallen stuks vee hebben dood getoverd. Toen ene Peter Knobben – waarschijnlijk als vorm van anti-toverij – een varkenshart wou verbranden, had ze het hart gestolen doordat de man afgeleid werd door twee zwarte katten (wellicht heksen in de vorm van katten?) die op straat lawaai maakten. Mericken Brunen zou een kind hebben betoverd. Naelcken Coenckens ging naar de heksensabbat op de Roversheide. Ze zou een meisje door toverij waanzinnig hebben gemaakt. In het proces van Noelen Mussen beschuldigde haar buurvrouw haar van het volgende: ‘de duivel heeft je het chrisma (het teken van wijding aangebracht met olie tijdens de doop) van het hoofd gekrabd en er een pad voor in de plaats gesteld!’ (2)
Een in 1614 in Nijmegen gedrukt pamflet geeft een afwijkende versie van het gebeurde: Er zouden in 1613 64 toveressen in Roermond (en de omliggende dorpen Remunt, Swalmen en Wassenberg) op de brandstapel om het leven zijn gekomen. Uit dit pamflet is het volgende verhaal te halen:
De zaak begon in september 1613 toen het twaalfjarige dochtertje van Trijntje van Sittard door een lid van de magistraat werd betrapt op het uit de mond spugen van geld, garen, spelden, spijkers en stenen. Als haar gevraagd wordt wie haar dat geleerd heeft zegt zij: ‘Daar staat een man met een rood mutsje op het hoofd in rood fluweel, die wijst met zijn vinger op zijn mond dat ik zwijgen moet.’ Natuurlijk is dit de duivel. Voor de raad herhaalt het kind hetzelfde kunstje. Uiteindelijk geeft zij – na dreiging met lijfstraf – haar moeder aan als heks. Haar moeder bekent onder foltering dat in het dorp Ool een Meester Jan woont die de vaandrager is van de tovenaars en toveressen. Ook geeft zij nog tien andere toveressen aan en bekent dat zij vele kinderen, beesten en vruchten heeft betoverd. Zij wordt vier dagen later verbrand en haar dochtertje wordt opgesloten in het klooster.
Meester Jan van Ool was een bekende genezer en waarzegger. Toen hij op de pijnbank werd gelegd bekende hij dat hij een verbond had gesloten met de duivel. Na tien betoverde mensen te hebben genezen moest hij altijd de elfde dood toveren. Hij kon door zijn duivelskunsten gestolen goed terug doen komen. Mensen die ver weg waren kon hij in een spiegel laten zien. Hij had zo volgens zijn bekentenis 150 mensen om het leven gebracht. Ook zou hij zijn eigen vrouw vermoord hebben. Jan van Ool gaf weer 41 andere toveressen aan. Deze toveressen werden ook ondervraagd en bekenden dat zij vele kinderen dood, kreupel en lam hadden getoverd. Ze hadden – onder dwang van de duivel – mannen en vrouwen betoverd zodat ze zich zeer ellendig voelden. Net als de dochter van Trijntje spuugden ze vreemde voorwerpen uit, zoals haar en paddendril. Dit was hier juist een teken van hun betovering. Ook werden er duizenden stuks vee dood getoverd en het veld en de boomgaarden onvruchtbaar gemaakt door middel van betoveringen. Een van de meest prominente toveressen was Entjen Gillis, een vroedvrouw uit Heringen. Zij zou de prinses der toveressen zijn en de ergste van allemaal. Zij zou veertig zwangere vrouwen en 150 kinderen dood gemaakt hebben o.a. door de kraamvrouwen gifdrank te laten drinken. Door de tortuur en het vragen naar medeplichtigen kon er een sneeuwbaleffect optreden waardoor de heksenvervolging in Roermond van 1613-1614 de – met afstand – grootste ‘heksenpaniek’ van Nederland kon worden.
2. Het ‘staartje’ te Haelen en Horn
In Haelen worden in 1622 acht vrouwen voor kwade toverij terechtgesteld. In hetzelfde jaar worden er zestien vrouwen in het naburige Horn geëxecuteerd en nog drie in Roermond. In totaal dus 27 doden. Deze heksenvervolgingen zijn waarschijnlijk met elkaar gerelateerd. (3)
Haelen en Horn zijn dorpjes die direct naast Roermond liggen, maar een eigen rechtspraak hadden. Zij vielen destijds onder het graafschap Horn. Het begint met een proces op dertig september 1621 tegen de vrouw Meijen op de Camp. Zij staat er bekend om een ‘toveraerse’ te zijn. De luitenant-drossaard Adriaen Peuijn zet haar gevangen in het kasteel Horn en wil haar ondervragen met behulp van foltering. Na een ‘scherpe examinatie’ bekent ze dat ze twintig jaar geleden van de ‘boze vijand’ de [zwarte] kunst had geleerd op de Bonenberg. Dit is de plek die lokaal bekend staat als de ‘dansplaats’ van de heksen. Verder bekende ze nog drie beesten ziek te hebben gemaakt en dat ze had beloofd om de duivel te dienen. de dag daarop lag ze dood in de gevangenis. Volgens de bode – die het nieuws kwam brengen – had de duivel haar de hals gebroken.
De toverijprocessen van Haelen en Horn zijn rechtstreeks te koppelen aan de beruchte heksenpaniek in Roermond van 1613-1614. Bij Meijen is dat nog niet geheel zeker, maar bij de volgende processen werd gebruik gemaakt van uittreksels van de Roermondse verhoren. Degenen die toen genoemd werden en uit het graafschap Horn kwamen werden acht jaar na dato alsnog verhoord. Het betrof hier Mericken Rappen, Guntgen Boonen en Anneken Coecken, zij zouden alle drie ‘van de conste’ zijn oftewel bedreven in de zwarte toverkunst. In mei 1622 bekent Anneken na foltering dat zij de toverij heeft geleerd van een – in het zwart geklede – man genaamd Philips. Zij trouwt met deze duivel op de Boonenberg. Zij noemt een vijftiental namen van vrouwen die ook bij de bruiloft aanwezig waren. Ze had haar geloof verzaakt en vee dood getoverd. Als ze op reis ging met haar ‘boel’ – haar duivel als minnaar – naar de dans [de heksensabbat] deed ze een bezem in bed opdat haar man niet zou merken dat zij weg was. Enige dagen na haar bekentenis wordt ze gewurgd en tot as verbrand op de Galgenberg van Horn.
Tegelijk met Anneken was ook Merriken Rappen opgepakt. Ook Merriken bekent dat zij God en de heiligen heeft afgezworen en sinds die tijd heeft ‘geboeleerd’ met een duivel genaamd Stouthans. Ze had zowel dieren als mensen dood getoverd en zelfs het kind waarvan zij zwanger was aan de duivel gegeven. (Dit laatste klinkt alsof ze een miskraam heeft gehad.) Ook Meriken beschuldigt een aantal andere vrouwen van toverij. Omdat Meriken tot het eind aan ‘de boze’ blijft vasthouden wordt ze levend verbrand.
Door de denunciaties van Anneken en Merriken kunnen er nu vele nieuwe verdachten worden opgepakt. Het volgende slachtoffer is Heijl van Kessel. Zij wordt gemarteld aan de wipgalg en sterft door inwendige bloedingen. Ook haar lijk wordt op de executieplaats verbrand. De volgende die wordt opgepakt door de drossaard is de enige man in het gezelschap: Mertgen Coecken. Hij beweerde dat er in de nacht in zijn cel een engel bij hem was geweest. Als hij dat gezegd had om zijn vroomheid te bewijzen, dan mocht hem dat niet baten. Hij bekende na tortuur dat hij de ‘booze vijandin’ heeft aangehangen. Met deze vrouwelijke duivel had hij menigmaal ‘geboeleerd’ en was hij naar de ‘duivelse vergadering’ geweest. Ook had hij vee dood getoverd en iemand vermoord. In juni 1622 wordt hij gewurgd en verbrand.
Eind mei worden ook vier andere vrouwen op verdenking van toverij gearresteerd en ondervraagd. Het zijn Jut Menten, Trijn Leijendeckers, Ida Verrijt en Heijl de Muss. Zij bekennen alle vier dat zij God verzaakt hebben en de duivel aangehangen, dat ze vee en mensen dood hebben getoverd en dat ze naar de ‘vergadering’ of de ‘dans’ zijn gegaan. Het heeft er veel van dat ze een standaard aantal vragen moesten beantwoorden, die door middel van de tortuur tot een vergelijkbaar antwoord leidden. Toch zijn er altijd wel kleine verschillen in de bekentenissen.
Stijn de ‘halfwinnerse’ was genoemd door Merriken Rappen. De getuigenis van haar dienstmaagd Liesbeth Rameckers wordt haar echter fataal. Liesbeth zou haar kind om het leven hebben gebracht en vertelt dat Stijn het kindje wel wou hebben als het een jongetje zou zijn. In het getuigenverslag staat in de marge: ‘zij zou er graag zalf van maken’. Het is niet duidelijk of Liesbeth dit beweerd of de scribent. Na een scherp verhoor bekent Stijn dat ze ‘van de conste’ is. Zij wordt in augustus als tovenares verbrand. Ook Liesbeth wordt ter dood gebracht: niet als heks, maar als kindermoordenares. Zij wordt daarom niet verbrand, maar met het zwaard onthoofd.
Als laatste omgekomen heks komen we – toch nog – Guntgen Boonen tegen. Zij was als een van de eersten genoemd, maar was vervolgens gevlucht en werd pas later opgepakt. Zij bekende dat ze zich aan toverij schuldig had gemaakt, maar het kwam niet tot een terechtstelling. Zij stierf op zeventien november 1622 in de gevangenis. (3)
3. Heksen in het Peelland
In het najaar van 1595 begint er een heksenbrand in enkele dorpen van het Peelland (Noord-Brabant). Vijfentwintig vrouwen zijn daarbij om het leven gekomen. Eerst werden er in september vijf vrouwen uit Mierlo gearresteerd en beticht van toverij. Vervolgens eind september zeven vrouwen uit Lierop en daarna nog eens drie uit Mierlo. Ook in Asten worden zeven mensen van toverij beschuldigd, maar dezen worden allemaal weer vrijgelaten. Slechts één persoon uit Asten, Anna van Chelen, stierf – waarschijnlijk door de tortuur – in de gevangenis.
De eerste vrouw die gearresteerd werd heette Marie Baten. Zij verzocht zelf om de waterproef omdat ze zeker was van haar onschuld. Volgens haar beschuldigers was ze al jaren bezig met toverij en had ze het geleerd van haar moeder Baetken Symons. Ook de andere beschuldigde vrouwen moesten de waterproef ondergaan en kregen daarna in een aanklacht te horen waar ze van werden beschuldigd: Ze waren door andere verdachten genoemd als aanwezigen bij de ‘dans’ oftewel de heksenvergadering. Er volgde een examinatie door middel van foltering, die in de meeste gevallen uitliep op een bekentenis.
De verdachten bekenden dat ze de duivel hadden ontmoet. Zij hadden een verbond met hem gesloten waarbij ze seks met de duivel hadden en het christelijk geloof afzwoeren. De duivel krabde hun bij deze gelegenheid het chrisma van het voorhoofd. Hij beloofde ze geld en goed, maar kwam zijn belofte niet na. Verder gaf hij ze middeltjes om mee te toveren. ’s Nachts kwamen ze bij elkaar om te drinken, dansen, eten, naar muziek te luisteren en seks te hebben met hun ‘boel’ oftewel hun eigen duivel. Deze was ‘koud van nature’. De duivel werd bij name genoemd en zes maal was zijn naam Lucifer. Hij zag eruit als een mooie, jonge man in het zwart of rood gekleed met een hoed met witte of zwarte veren. Een aantal keren kwam hij in de vorm van een haas of een hazewind. Als de beschuldigde een man was kwam de duivel in de vorm van een vrouw. Deze ‘boelin’ had de naam Serpens. Een man bekende dat hij drie keer seks had met deze fraaie duivelin, maar ‘zij had een natuur alsof het twee ijzers waren geweest’. Verder was zij koud en had een ‘cael gemecht’.
Een aantal beschuldigden werd gevraagd om hun zieke slachtoffers te zegenen zodat ze hun betovering kwijt zouden raken.
Lys Cuypers bekende dat ze toverde, dit betekende dat ze kwaad deed aan mens, vee of vrucht. Zij sprak dan de woorden: ‘dat u de duivel dit in het lijf voere’. Zo toverde ze haren in het lichaam van een mens of dier. Zij en de toveres Griet Myns Heren waren ook in het bezit van een ‘smeerpot’. Hierin zat een smeersel gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenschenkels en vet. Andere toveressen kwamen bij hen om zich met het spul in te smeren aan de oksels, borsten en ‘andere’ lichaamsdelen. In deze bekentenis liepen zij vervolgens naar de plaats van de bijeenkomst. In andere bekentenissen in de processen uit de Peel werd wel gevlogen naar bijeenkomsten in verre oorden.
Lyncken Pastoirs (die als meid werkte bij de pastoor) bekende dat zij acht jaar geleden zich met lichaam en ziel overgegeven had aan de duivel. Zij had samen met de duivel en de pastoor van Mierlo in één bed geslapen. Later herroept zij deze confessie. Zij zou een kind door middel van een ‘liefkozing’ betoverd hebben en geprobeerd hebben de heer van Mierlo te betoveren door middel van peren. Zij had volgens de bekentenis meerdere dorpsgenoten dood getoverd. Ze gaf tijdens de tortuur ook een aantal andere heksen aan met wie ze ‘gedanst’ zou hebben. Dezen werden vervolgens opgepakt en gemarteld tot ze bekenden. (4)
4. Heksenbrand in Westerwolde
In het jaar 1587 werden acht vrouwen in Westerwolde (Groningen) aan de waterproef onderworpen. Wie dan bleef drijven was voorzeker een tovenares. Bij de daaropvolgende martelingen kregen ze o.a. duivelsdrek (asa foetida) toegediend. Op één na werden ze na marteling en confessie verbrand op de Geeselberg bij Vlagtwedde. Dit herhaalde zich twee jaar later in 1589 met negen vrouwen en drie mannen die ook allen de waterproef ondergingen en vervolgens werden gemarteld. De kans is groot dat de twee procesreeksen in verband met elkaar staan. Vòòr 1593 was Westerwolde nog in handen van Philips II en dus nog geen onderdeel van de Republiek.
Ook in 1597 werden er nog twee vrouwen in Westerwolde op de Geeselberg verbrand. Dit laatste proces heeft – voor zover wij weten – geen connectie met die van tien jaar daarvoor. (5)
5. Een poltergeist leidt tot elf terechtgestelden in Farmsum en Appingedam in 1547
In het aantekeningenboekje van Hiddo Jensema vinden we een getuigenis van een grote heksenbrand in de Groninger Ommelanden in 1547. De allereerste heksenvervolging betreft een echtpaar uit Appingedam. Zij werden gekweld door vreemde gebeurtenissen in hun huis. Er werd gesmeten met stenen en allerlei andere dingen en er werd lawaai gemaakt zonder dat de dader werd gezien. Dit werd gezien als het werk van de duivel! (Wij zouden zeggen: het is een poltergeist) De vrouw – die drie jaar eerder ook al was beschuldigd van toverij – werd gearresteerd en als ‘toevenarse’ verbrand. Mogelijk nam het gerecht aan dat de duivel zo’n opschudding veroorzaakte uit protest omdat de vrouw al drie jaar lang niet meer had getoverd.
Deze vrouw noemde ook andere tovenaars en waarschijnlijk naar aanleiding daarvan werden er vier ‘toevenarsen’ uit Appingedam en Farmsum gevangen genomen. Zij bekenden ‘wonderlijke dingen’ bedreven te hebben en werden verbrand. Een man genaamd Aepke Mellens zou hun hoofdheer zijn geweest. Hij werd door ‘de boese viant den hals toe gebrocken’ (waarschijnlijker is het dat de beul hem de nek brak) en daarna verbrand. Tussen Pasen en Pinksteren werden opnieuw te Farmsum en Appingedam drie ‘toevenarsen’ verbrand. Ook zij hadden wonderlijke – maar niet nader genoemde – dingen bekend, waar men zich – volgens de kroniekschrijver – wel voor zegenen mag. In diezelfde tijd werden er twee ‘toevenarsen’ te Godlinze verbrand. In Bierum werd uiteindelijk de ‘matroensche’ opgepakt. Zij was volgens de getuigenissen de leidster van de groep en degene die ze het toveren had geleerd. Ook zij werd verbrand. Dit maakt in totaal elf slachtoffers, tien vrouwen en één man. (6)
6. De tien heksen van Bredevoort
Op 19 september 1610 heeft een opmerkelijk proces plaatsgevonden in het Gelderse Bredevoort. Bredevoort hoorde in dat jaar nog net bij een Westfaals vorstenhuis en dus nog niet bij de Republiek. Dit gebeurde pas in 1612. Het aantal verdachten neemt in de loop van dit proces toe, nadat bij de ondervragingen steeds weer nieuwe namen worden genoemd. De eerste verdachte is Jenneken ter Honck uit Dinxperlo. Zij zou verschillende beesten hebben betoverd. Na een verhoor onder zware folteringen bekent zij schuld en belooft beterschap. Zij smeekt later om de dood door het zwaard in plaats van de brandstapel. De dag erop is Gertken op ‘t Goir aan de beurt. Zij wordt beschuldigd van toverij en contacten met de Duivel. Gertken bekend meteen, en vult aan: De duivel kwam in de vorm van een mens naar haar toe, maar verdween dan in het niets. Ze kreeg van hem drie stuivers voor elk betoverd beest. Ze had gedanst op Schroermans weide met andere heksen en tovenaars: Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’), Myth Timpers, en Jar Simon. Deze hadden getrommeld op een ketel terwijl ze op een wilgenstoof zaten.
Als gevolg van haar bekentenis moeten op 25 september 1610 twee mannen, Willem ten Oistendorp en kleermaker Berend Swenen uit Borculo zich bij het gerecht melden om de waterproef te ondergaan. Doordat zij beiden bleven drijven moesten vervolgens bij de scherprechter folteringen ondergaan. Zij bekenden hierna, maar zeiden dat zij er niets aan konden doen omdat de tovenarij nou eenmaal aangeboren is..
Vooral Willem Oistendorp werd beschuldigd van vreemde dingen: Coops Geert vertelde dat hij nog laat bij de moeder van Willem aan het rogge maaien was en toen hij uitrustte in de schuur hoorde hij feestgedruis komen uit het huis. Hij ging kijken en zag wonderlijke mensen met pluimen op het hoofd door het huis dansen en springen. Iemand zat voor in de stal en sloeg op de trom. Coops werd bang en vertrok en kwam terug met aantal anderen, maar toen was alles donker. Henrick ten Bijvanck vertelt dat Willem hem in de herberg een kan bier aanbood, maar toen hij een teug ervan dronk had hij een dikke pap in de mond gekregen, alsof het slakken waren! Hij dacht dat Willem hem had proberen te betoveren.
Ene Johan Boegen werd een maand later opgepakt. Ook hij doorstond de waterproef niet. Hierna worden er nog vijf verdachten opgepakt en vervolgd.
In de processen duikt de naam op van de priester Berndt uit Lichtenvoorde die lokaal bekend staat als een duivelsbanner. Deze Berndt schuwt het niet om buren in staat van beschuldiging te stellen. De classis van Zutphen had al geprobeerd hem te laten verbannen, maar Berndt bleef. In 1610 werden in Bredevoort uiteindelijk tien heksen tot de brandstapel veroordeeld. (7)
7. De snelle metselaar en andere heksen uit de Groninger Ommelanden
Volgens het al genoemde boekje van Hiddo Jensema worden er in 1547 tien dagen na Pinksteren in Midwolda twee ‘toevenarsen’ verbrand. Eerst werd hun de hals door de duivel gebroken. Kort daarna werden er nog twee ‘toevenarsen’ uit Midwolda en vier uit Pieterburen verbrand. Het volgende slachtoffer is bijzonder; het is de steenmetselaar Hanske uit Leens. Hij kon zo enorm snel metselen dat twee kalkmakers hem met moeite bij konden houden. Dit moest wel komen door onzichtbare hulp en dat kon alleen maar duivelskunst betekenen! Hij wordt op de Waddendijk verbrand. Als laatste van deze reeks wordt ene Bauwe Rummers als ‘toevenarse’ verbrand. Zij werd aangewezen als de ‘matroensche’ oftewel de leidster van de hier boven genoemde heksen. Zij had mensen en beesten dood getoverd en het koren uit het veld getoverd.
In 1547 werd ook nog Fenne Jacobs, een rijke vrouw met maar één oog uit Aduard, door een ‘onnoesel jonghe’ beschuldigd van melktoverij. De rechter ontdekte verschillende duivelstekens op het lijf van Fenne, maar moest haar toch vrijspreken omdat de knul zijn beschuldiging weer introk. Helaas voor Fenne werd ze al snel daarna opnieuw aangewezen als ‘matroensche’ door de vier gearresteerde tovenaressen uit Pieterburen. Hierop besloot ze te vluchten en ontliep ze zo een welhaast zekere executie. Dit geeft een totaal van tien aan elkaar gerelateerde heksenverbrandingen. Het is onzeker of er ook een verband is tussen de – hiervoor genoemde – heksenprocessen van Appingedam en Farmsum en die van Midwolda en Pieterburen. (8)
8. Weerwolven in Amersfoort en Hoogland 1591-1595
In 1591 wordt Reyer, de vrouw van Folkert Dirx tezamen met haar moeder Neele Ellerts verbrand. Vier jaar later is Folkert zelf aan de beurt. Hij zou de ossen voor de hooiwagen hebben betoverd en wordt gedwongen de beesten te zegenen. De beesten genezen en dat is verdacht: Folkert wordt samen met zijn vier zonen gegeseld tot zij een uitgebreide bekentenis doen. Zij bekennen te hebben gedanst als katten op de bleek onder aanvoering van de ‘bezemrijder’. Oftewel ze gingen naar een soort van heksensabbat onder leiding van de duivel. Ze geven ook enkele andere vermeende tovenaars aan waaronder Grietje Seghers en Maria Barten. Bijzonder opmerkelijk is ook de bekentenis van Folkert dat hij samen met zijn zoons zich kon veranderen in wolven en in die vorm achter het vee aangingen. De bronnen voor deze heksenbrand zijn zeer rijk. Ik heb daarom aan de Amersfoortse heksenprocessen een apart artikel gewijd. Zie hiervoor: http://www.abedeverteller.nl/dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk/
De slachtoffers van deze heksenvervolging zijn: 1 Reyer 1591 2 Neele Ellerts 1591 3 Willemtgen Stevensdr 1593 4 Grietje Seghers ‘de Roode kater’ 1595 5 Hendrikje Folkerts 6 Folkert Dirx 7 Maria Barten 8 Anthonis Bulck 9 Grietgen Willems. (10) Geertruy Damen werd in dezelfde periode (1593) vanwege toverij om het leven gebracht, maar zij heeft waarschijnlijk geen connectie met de andere beschuldigden, zij is niet door een ander aangegeven en heeft zelf ook niemand aangegeven. (9)
9. De vijf van Schiedam en de vier van Goedereede 1585
Op 25 mei 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekende diverse betoveringen en het pact met de duivel. Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.
De hoogbaljuw van Voorne was naar Schiedam gegaan omdat hij had gehoord dat de toveressen medeplichtigen hadden genoemd uit zijn ambtsgebied. Kort daarop werd Willemke Jansdr. uit Goedereede gevangen genomen. Zij was een doodarme en mismaakte vrouw die Willemke met de buil werd genoemd. Zij bekende – na een half jaar opgesloten te hebben gezeten – dat ze zeventien jaar geleden een ‘in het rood geklede man’ had ontmoet en beloofd had hem te dienen. Deze duivel had haar een merkteken in de nek gegeven en een smeersel waarmee ze zich in een kraai kon veranderen. Ook had ze seks met deze duivel gehad. Ze had drie mensen dood getoverd en een storm veroorzaakt, waardoor twee schepen waren gezonken. (Zij had met opgetrokken rokken op een brug staan springen en zo een grote storm veroorzaakt.) De duivel werd vervolgens bij haar uitgebannen. Hiertoe werd ze van top tot teen kaalgeschoren en gehuld in een nieuw kleed, dat met wijwater besprenkeld was. Verder moest ze een broodje eten waar stukjes van een gewijde kaars, van een priesterkleed en wat gewijd zout in zaten.
Op 29 juni werd als tweede verdachte Ninge Dimmen – op instigatie van een waarzegger – gevangen genomen. Zij zou contact hebben met de duivel en vele betoveringen hebben gepleegd. Zij bekende en noemde als medeplichtige haar zuster Leene Dimmen en een man genaamd Lenaert Jacobsz. Leene bekende het verbond met de duivel. Het was een zwarte man met een rode muts met de naam Jacob. Hij had haar een teken op het voorhoofd gegeven. Ze kreeg een poeder om zich in de vorm van een kat te kunnen veranderen. Vervolgens had ze o.a. haar dochter en schoondochter dood getoverd. Ninge en Willem werden verbrand, Leene had daarvoor al zelfmoord gepleegd en nog wat later deed Lenaert hetzelfde. Hiermee komt het dodental in Goedereede op vier. In 1592 werd de zaak weer opgerakeld. De zus van Ninge en Leene – Eeuwout Dimmens – werd opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. Omdat deze procesreeks begint met een beschuldiging van toverij door een van de heksen uit Schiedam, kan je spreken van twee gerelateerde heksenprocessen met in totaal 9 slachtoffers. (10)
10. Acht ter dood gebrachte tovenaars en tovenaressen uit Grathem en Loon in het jaar 1592
Meer dan dit gegeven is er over dit heksenproces helaas niet te vinden. (11)
Extra:
11 Vijf vrouwen uit Horn en Beegden in 1636-1637 terechtgesteld.
In 1636 stierf de luitenant-drossaard van het graafschap Horn Adriaan Puijn (Zie de heksenvervolging 2 van Haelen en Horn). Hij werd opgevolgd door Cornelis van de Randenraedt. Hij wou waarschijnlijk krachtdadig beginnen aan zijn nieuwe functie en vond een onafgemaakt dossier. Een aantal van de van toverij beschuldigde personen uit 1622 liepen nog vrij rond. Hij pakt te Beegden – de van tovenarij verdachte vrouw – Nuel Leppers op. Zij was in 1622 beschuldigd door Stijn de ‘halfwinnerse’. Zij bekent dat ze ter vergadering ging naar de Bijenberg samen met haar boel Thijs van Trier. Ze had beesten dood getoverd door ze betoverd zaad te geven, waaronder de muilezel van de drossaard. Verder had ze op de Ruymensberg ‘nevel’ gemaakt, waaruit rupsen tevoorschijn kwamen. Dit leidde tot een grote rupsenplaag dat jaar. Nuel werd gewurgd en verbrand.
Nuel had o.a. Trincken Stevens op de vergadering gezien. Trincken werd opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat, toen zij erg verdrietig was omdat zij haar kinderen had verloren, er een in het zwart geklede man naar haar toe kwam. Dit was een duivel genaamd Hensken Hansen. Deze troostte haar en haalde haar over om God te verzaken. Door zich in te smeren met een zalf kon zij samen met haar kat door de lucht rijden om naar de plaats te gaan waar zij dansten. Zij besprenkelde zich met wijwater zodat de duivel haar niet kon dwingen om kwaad te doen. Toch werd ze in december 1636 op de galgenberg gewurgd en verbrand. Ondertussen beval Cornelis van Randenraedt om Aelet Gubbels en haar dochter Grietje aan te houden. Alet vlucht, maar haar dochter wordt gevangen genomen. Zij blijkt echter zwanger en mag daarom niet gemarteld worden. In de tussentijd kon ook zij de vlucht nemen.
Een volgende beschuldigde die opgepakt wordt is Mercken Vincken. Zij vertelt dat de duivel voor het eerst bij haar kwam in de vorm van een zwarte hond. Wanneer de duivel Lucifer met haar boeleerde was zijn zaad koud. Met zalf gemaakt van nageboortes kon zij zelfs naar de heksenvergadering reizen van Keulen. Zij vloog dan als een vogel door de lucht. (Keulen is een in sagen veelgenoemde plek voor de heksensabbat.) Ooit was ze haar boel achterna gereisd naar de Daalakker en zag daar allerlei personen. Toen zij van verbazing ‘Jezus’ uitriep vlogen al deze wezens plots weg. Doordat zij zichzelf continu zegende kon ze veilig naar huis lopen. (Ook dit is een bekend topos uit volksverhalen) Ze had kinderen dood gemaakt door ze over het lichaam of in het oor te blazen. Ze bekent nog vele andere dieren en mensen te hebben dood getoverd. Zo wordt zij in februari 1637 verbrand. Als laatste wordt Lijsken Hermans aangehouden en ondervraagd. Eerst bekent zij omgang met de duivel en dansen op de (heksen)vergadering, maar later herroept zij deze bekentenis. Zij wordt vrijgesproken.
In totaal moeten er minstens vijf heksen zijn omgekomen. (12)
12. Toverij met een fret in de Groninger Ommelanden
Twee ‘toevenarsen’ uit Uithuizen bekenden dat ze veel kwaad hadden bedreven en beschuldigden vervolgens ook andere vrouwen van tovenarij. Op drie juni 1562 werden ze verbrand. Vijf dagen later werden er opnieuw twee vrouwen uit Uithuizen verbrand. Waarschijnlijk waren ze beschuldigd door de vorige vrouwen. Ze bekenden kwaad aan mens en beest te hebben bedreven. Opmerkelijk is de toverij die ze pleegden met een fret. Volgens de kroniek zou de duivel in de schijn van een fret boter en melk voor ze hebben gestolen. Als ze het dier nodig hadden riepen ze het met de naam Sijertien. Dit lijkt sterk op de ‘familiar’ het voornamelijk in Engeland veel voorkomende heksendier, die de duivel in vermomming was. In Nederland komt een dergelijk figuur niet of nauwelijks voor. Op acht juli wordt nog te Sauwerd een ‘tovenarse’ verbrand. Ze bekende dat ze veel boosheid had gepleegd en had geboeleerd met de duivel. Het is de vraag of deze vrouw door de heksen van Uithuizen is genoemd. (13)
Conclusie
Nederland heeft in vergelijking met de omliggende buurlanden Duitsland, Frankrijk, maar ook België relatief milde heksenvervolgingen gehad. Waar het in andere landen om tientallen of zelfs honderden slachtoffers per heksenpaniek ging, bleef het in Nederland – op de heksenbrand in Roermond na – relatief bescheiden. Zeker als je puur kijkt naar de processen die zich hebben afgespeeld in de Republiek, dan zijn de processen met meerdere heksen op de vingers van een hand te tellen. De redenen hiervoor worden uitgebreid beschreven in de in de noten genoemde boeken. Ze zitten besloten in het meestal terughoudend gebruik van foltering, de mogelijkheid bij vele rechtbanken om voet bij stuk te houden, dus de bewijslast bij de beschuldiger te leggen en een in Nederland toch vroeg beginnende scepsis (in ieder geval bij de rechtbanken) over het bestaan van een heksensekte en de reële mogelijkheid van toverij. Meestal bleef het in Nederland bij een beschuldiging van ‘maleficium’ oftewel kwade toverij, zonder de implicatie dat hierbij medeplichtigen in het spel moesten zijn. Juist het idee dat er een heksensekte was; duivelaanbidsters die heimelijk samen kwamen, maakte dat de beschuldigde vrouwen gedwongen werden om namen te noemen van andere heksen. In de tien hierboven genoemde processen spelen juist de ‘heksendans’ en het expliciete verbond met de duivel een grote rol. In de meeste Nederlandse heksenprocessen werd kwade magie wèl gezien als afkomstig van de duivel, maar dan in de vorm van een impliciet pact, in plaats van een letterlijk verbond waarbij de duivel zelf aanwezig was.
Abe van der Veen
Noten
1) Hiermee bedoel ik geëxecuteerde – meestal verbrande – heksen, heksen die door de marteling om het leven zijn gekomen of die zelfmoord hebben gepleegd in de gevangenis.
Voor deze lijst met alle tot dan toe bekende heksenprocessen heb ik vooral de bijlage achter in het boek ‘Nederland Betoverd’ gebruikt. Alleen de tien heksen van Bredevoort worden hierin niet vermeld. Mogelijk omdat dit destijds bij een Duits vorstendom hoorde.
Processen 1, 2, 3, 10 en 11 zijn heksenprocessen die wel bij het huidige Nederland horen, maar destijds onderdeel waren van de Zuidelijke Nederlanden. Zij hoorden dus niet bij de Republiek.
2) Van een aantal van de processen weten we niet hoe ze zijn afgelopen, 59 is een minimum.
Dresen-Coenders – Het verbond van heks en duivel p. 231 ev
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd 161 ev (artikel van Dresen-Coenders – ‘De grote heksenbrand van Roermond’)
Gerard van de Garde en Charlotte Ruijs-Janssen – Kroniek van het heksenjaar 1613-1614 http://www.historieroermond.nl/Heksen1613-1614/heksen1613-1614.htm Dit is een uitgebreid artikel dat zich puur baseert op de restanten van procesakten en ander archiefmateriaal. Zij beweren dat het pamflet uit 1627 wel uit de duim gezogen moet zijn omdat de genoemde personen niet in hun bronnen voorkomen. Ik ben het hier niet mee eens. Met de schaarste aan bronnen en de grote verschillen in schrijfwijze van namen is het niet vreemd dat er een aantal namen in de archieven onvindbaar zijn. De personen worden met naam, toenaam en persoonlijke details in het pamflet genoemd. Ik zie geen reden om zo gedetailleerd niet bestaande mensen en gebeurtenissen op te noemen.
In 1594 wordt er in Roermond een vragenlijst opgesteld die bestemd is om voorgelezen te worden aan vermeende heksen. De helft van de vragen heeft betrekking op de gebeurtenissen tijdens de ‘dans’, oftewel de feestelijke bijeenkomst van de duivel en zijn tovenaars en tovenaressen. Er wordt o.a. gevraagd Of ze de bok bij de grote dans heeft gezien, of ze hem heeft aanbeden en of ze zijn ‘cullen of hinderst’ (zijn ballen – mogelijk ook penis – moest kussen. Verder of ze meegedaan had met het na afloop verbranden van de bok om van zijn as tovermiddelen te bereiden. Zij wordt ook gevraagd of ze naar de ‘kattendans’ is geweest en of de tovenaars en heksen aldaar zich in de gedaante van katten, honden, hazen, wolven e.d. konden transformeren. Vervolgens of ook de ‘duivelsboelen’ als katten of katers verschenen en of deze boelen in de gedaante van een kater de katten hadden besprongen en ermee hadden gepaard.
Als de demonisering in deze bron achterwege wordt gelaten blijven de elementen over van een extatisch vruchtbaarheidsfeest. Het verbranden van de bok is een gebruik wat tot in de negentiende eeuw gedaan werd tijdens meifeesten en oogstfeesten door heel Europa. Ook dan werd de as verzameld, maar in tegenstelling tot de Roermondse vragenlijst werd de as gebruikt om de velden vruchtbaar te maken! Ook een zekere losbandigheid hoorde bij de agrarische rituele feesten en hadden de intentie om zo de vruchtbaarheid te stimuleren. (Dresen-Coenders 231)
3) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 65-84
‘Het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Dit artikel heb ik niet kunnen raadplegen.)
Nederland Betoverd: Lijst van toverijprocessen
http://www.rondomroermond.nl/tag/heksenvervolging-horn/
http://www.ghklandvanthorn.nl/index.php?title=Lezing:_%22Heksenprocessen_in_het_graafschap_Horn_en_het_Land_van_Thorn%22
Door het recent uitgekomen boek van Mart Graef weten we iets meer van de procesreeks in Haelen en Horn. Hij beschrijft het relaas van elf omgekomen heksen en één vrouw die terecht gesteld is als kindermoordenares. Helaas wordt het niet duidelijk of er nog meer terechtstellingen hebben plaats gevonden. Als de gegevens in ‘Nederland Betoverd’ kloppen dan zijn het er nog veel meer.
4) De gegevens moeten nog worden aangepast aan de bevindingen in het in 2015 uitgekomen boek van Johan Otten: Duivelskwartier. Ik heb de aantallen gestorven heksen al aangepast.
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland Betoverd 173-182
Dresen Coenders – Het verbond van heks en duivel 196-198
1595: Het jaar van de heks : toverijvervolgingen in Peelland / Sonja Deschrijver in: Noordbrabants historisch jaarboek, vol. 27 (2010), pag. 56-85 (Heb ik helaas niet kunnen raadplegen)
http://web.archive.org/web/20070927210344/http://www.meertens.nl/volksverhalenbank/extra.php?info=tekst&idnummer=BLECOURTNB0329&volksverhaal_type=&atu_type=
http://www.blikopdewereld.nl/rechtspraak/strafrecht-in-historie/1218-13-rechtshistorische-fragmenten-uit-de-oude-peel-16e-18e-eeuw
http://www.kerkenindepeel.nl/28/heksenverhalen-uit-mierlo
Hier een voorbeeld van het soort suggestieve vragen die tijdens een verhoor gesteld werden:
De confessie van Anneken Thys: Confessie gedaen in Scherpe examinatie met roeyen by Anneken Thys voer Hendrick Dircs ende Willem Nelis, Schepenen tot Mierlo, in absentie van Schepenen van Lyrop ende tot huer versueck op den xxiie septembris 1595.
In den yersten gevraecht off sy haer aen den viant oyt heeft overgegeven? Seecht, haer over gegeven te hebben, deur dien hy hair beloifde gelts ende goets genoch te geven.
Gevraecht hoe den viant haren boel genoemt was? Seecht dat hy genoemt was Croeshaen.
Gevraecht hoe hy gecleet ende in habyt was? Seecht int root, met enen Swarten hoet op syn hooft ende een witte veder daer op. Gevraecht off int over geven aen haren boel, hy haer het Chrisma heeft uut genoemen? Seecht Ja, ende haer doen verlochenen haer Christenheyt.
Gevraecht of sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hun geboeleert te hebben over den Seven jaren gheleden, Seggende van nature Cout te syn.
Gevraecht off sy noyt ten dans en is geweest ende tot wat plaetsche? Seecht ten dans geweest te syn int Au Goor tot Lyrop.
Gevraecht wie daer ten dans noch meer waren ende wanneer den dans daer worde ghehouden? Seecht dat den dans worde gehouden int aencomen van den oochst lestleden, ende dat dair oick in den dans waren, Nees Gommers, Fye Hanen, Merri Ruyters, Mari Minckel, Heyl Genen ende Margriet Mynsheren, alle woonachtich tot Lyrop. Gevraecht hoe sy ten dans quaem, gegaen off gevloghen? Seecht daer gecomen te zyn vlieghende, ende haer Smeerden uut den Smeerpot Staende tot Nees Gommers.
Gevraecht off op den dans int Au Goor nyemants meer en was than die vrouwe van Lyrop die sy hier vorens heeft genoemt? Seecht datter noch was een vrouwe van helmont, etc.
Gevraecht off sy niet en heeft betovert beesten off menschen? Seecht deur bedwanck van haren boel Croeshaer betovert te hebben hair eyghen beesten ende oick die koe van Anneken Balthis. Gevraecht wat menschen sy heeft betovert? Seecht betovert te hebben die dochter van Anneken Balthis, geleden omtrent een halleff jaer.
Gevraecht waer mede sy dat dede? Seecht dat sy dat dede met enen ghetas ende dronck biers daer sy poeyer in dede dwelck haren boel hair gegeven hat.
Gevraecht waer mede sy den dans hielden int Au Goor tot Lyrop daer se gedanst hebben, met Singhen off met Spelen? Seecht dat die viant Speelde op een veel en datter waren meer ander instrumenten van Speelen.
Gevraecht off sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hem geboeleert te hebben na den dans, begeerende bij dese bekentenis te leven ende te sterven.
5) Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 131 (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 61 (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
8e deel van “Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829”, het kerspel Wedde, deel 1, de marke Wedde, door: C.J. en R.M.A. Wegman, blz.43 t/m 68 (Heb ik niet kunnen raadplegen.)
https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-heksenverbrandingen-te-westerwolde
In 1597 volgt nog het geval van een meisje dat onverklaarbaar ziek wordt en na drie maanden sterft. De dokter staat machteloos. Zij is de dochter van de predikant van Blijham. Hij verdenkt de zeventig jaar oude Alke Engels ervan haar te hebben vergiftigd door middel van een betoverde appel. Alke wordt opgepakt door de drost Jacob Entens. Zij wordt als gifmengster en heks verbrand en haar zus Berthien Thijes – die verdacht wordt van medeplichtigheid – pleegt zelfmoord in de gevangenis. Tegelijk met haar wordt ook Johanna Lubberts verbrand. Johanna was – al dan niet toevallig – rondom dezelfde tijd opgepakt omdat zij twee kinderen ziek getoverd zou hebben. De ene had ze kort na de geboorte gekust en de andere over het haar gestreken. Beide gingen ze dood.
Alke bezegde ook nog Hemme Alrix. Zij zou de appel van haar gekregen hebben. Na marteling door uitrekking op de ladder bekende zij te hebben gedanst op het land van haar man, koeien te hebben vergiftigd en ontucht te hebben gepleegd met de duivel. Hij heette Peter, hij was in het zwart gekleed met een hoed met een witte pluim. Hij was bij de seks ‘van een koude natuur’.. Deze vrouw werd na betaling van 153 rijksdaalders contant en 600 in totaal door de drost vrijgelaten. Zij herriep na vrijlating direct al haar bekentenissen. Haar familie probeerde het geld terug te vorderen van de drost door een proces te beginnen bij de Staten Generaal. Deze wijzen de vordering echter af. Waarschijnlijk zijn er naast deze vier ‘toversen’ nog een aantal andere vrouwen door de drost zwaar gemarteld.
https://onstwedde.info/fileadmin/user_upload/Sprekend_Verleden/unes_wideo_westerwolde/no34.pdf
6) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
7) http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenprocessen_te_Bredevoort
Nederland Betoverd p. 236 en 239
Sagensafari – Bierhaus, Krosenbrink en Buist p. 15-18
H.A. Hauer: in Breevoort can ick vergeten niet De Graafschap, 1956 (Hierop is het wiki-artikel gebaseerd, ik heb dit boekje helaas niet zelf kunnen raadplegen)
8) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
9) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)
10) De Waardt – Toverij in Holland 113-114, 135-136
Nederland Betoverd 57-58
http://freepages.genealogy.rootsweb.ancestry.com/~luijkenaar/m/michiel/flakkeenet.html
11) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt (Maaslandse heksenprocessen – Ingrid Evers) p.87
J. Lyna – De rechtspleging inzake heksenprocessen in ’t graafschap Loon (Limburg 2 1920) (Ik heb het artikel van Lyna niet kunnen raadplegen)
12) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 85-101
Kwade mensen p.87
‘het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Niet door mij geraadpleegd)
13) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw 41
The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.
]]>