Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Kerstkabouters uit Scandinavië: tomte, nisse en gardvord first appeared on Abe de Verteller.
]]>Zoals wij in Nederland Sinterklaas hebben en in Amerika de Kerstman, zo hebben de Scandinavische landen de kerstkabouter als brenger van de cadeaus in de midwintertijd! In het Noors heet hij ‘julenisse’ en in het Zweeds ‘jultomte’. Dit kun je vertalen als kerstkabouter. In Finland hebben ze de ‘joulupukki’, oftewel de kerstbok. Hieronder ga ik deze figuren aan jullie introduceren en verklaren hoe zij gekoppeld zijn geraakt aan de kersttijd.
Naam en geschiedenis van tomte en nisse
Wat wij in Nederland een kabouter zouden noemen wordt in Scandinavië een ‘nisse’ of ‘tomte’ genoemd. Hij heeft meestal het voor ons bekende uiterlijk van een klein, oud mannetje met een lange, witte baard en een conische rode hoed, maar hij is iets groter, meer de lengte van een dwerg (60-90 cm).
Verder wordt hij beschreven als lelijk, met een dikke onderlip, grijze kleding, schitterende ogen en maar vier vingers aan elke hand. Het woord ‘nisse’ wordt rond 1600 voor het eerst genoemd en zou geliefde, kleine verwant betekenen. Een bijnaam van de nisse is Niels, wat – opmerkelijk genoeg – ook een naam is voor sint Nicolaas in Scandinavië. De tomte wordt al genoemd in een citaat van sint Birgitta uit de veertiende eeuw waarin ze waarschuwt tegen ‘tompta gudi’ oftewel tomte-goden. Tomte betekent man van de hoeve of nog specifieker: van de samengepakte grond onder de boerenhoeve. De namen ‘nisse’ en ‘tomte’ hebben geleidelijk aan andere benamingen voor soortgelijke wezens overgenomen. Alleen lokaal komen we soms nog de gardvord (tuinbewaker), de haugbonde (bewoner van de grafheuvel) en de tunkall (tuinkerel) tegen. Dit zijn allemaal solitaire wezens. (1)
Het werk van de nisse
De nisse houdt een oogje in het zeil over alle werkzaamheden op een boerenhoeve. Als dit allemaal zorgvuldig en ijverig gedaan wordt, dan zal de nisse geluk en zegen brengen. Hij helpt soms zelfs mee en draagt balen hooi naar de schuur of verzorgt de paarden. Echter bij slordigheid, luiheid, vloeken, of mishandelen van de dieren kan zijn humeur omslaan: hij breekt dan dingen of gooit ze omver, hij bindt de staarten van de koeien aan elkaar vast of slaat de melkmeid. Hij kan je zelfs bijten! Een dergelijke beet is giftig en je zult er niet van herstellen. De nisse is niet te onderschatten, hij is oersterk en kan je in de lucht gooien tot boven het dak en je dan weer opvangen! Ook kan hij de voorraadschuur (stabbur) op zijn rug tillen. (2)
De nisse als eerste bewoner
Van de nisse (en de tomte) werd gezegd dat het de ziel was van de eerste bewoner van de hoeve die het land rondom ontgonnen had. Deze ziel kon geen rust vinden en bleef op het erf rondspoken. Toch was het geen slecht spook. Bij de oudere benamingen ‘gardvord’, ‘tunkall’ en ‘haugkall’ of ‘haugbonde’ is de associatie met de oudste bewoner nog sterker. Haugkall betekent man van de grafheuvel. Als er een grafheuvel op het erf van de boerderij lag dan woonde de nisse daar. De grafheuvel is natuurlijk ook de plaats waarin de vroegste bewoners werden begraven. Dit wezen kon ook in de grootste boom op het erf (vårdträd) wonen of in het voorraadhuisje (bu of stabbur).
Omdat dit allemaal riekte naar heidense voorouderverering werd de nisse door de kerk als een demon gezien. Boeren die een nisse op het erf hadden werden ervan beschuldigd dat hun rijkdom oneerlijk verkregen was. Het mannetje zou hooi en graan stelen van de buren en naar zijn eigen hoeve toe slepen. De boter op de pap die hij kreeg zou hij bewaren om er de zielen mee te braden van degenen voor wie hij had gewerkt.. (3)
De Gardvord
De voorloper van de tomte en nisse is de ‘gardvord’ of de ‘tunkall’ en in sommige plaatsen bleef men deze oude benamingen gebruiken. Deze gardvord bracht vruchtbaarheid en geluk aan de boerderij. Hij beschermde de boerenhoeve, zijn vee en zijn bewoners. In sommige verhalen beschermde hij de boer zelfs door trollen te verjagen. Hij is mogelijk de ‘rudkall’ oftewel de man die als eerste het land heeft gecultiveerd en de boerderij heeft gebouwd. Dit ‘spook’ werd niet gevreesd, maar geëerd. Hij kon zichzelf heel klein maken, maar meestal was hij juist groot, zo groot dat hij met zijn ellebogen op het dak kon leunen. Hij kon zich ook in de vorm van een dier veranderen. (4)
De vårdträd; beschermende geest van de boom
De gardvord woonde vaak in de centrale boom op de hof. Die boom wordt in Zweden de vårdträd genoemd en in Noorwegen de ‘tuntre’ (hofboom). Meestal was dit een linde, es, eik of beuk. Bij de ontginning van de grond en het bouwen van de boerenhoeve werd er meestal ook een boom op een centrale plek op het erf, nabij het woonhuis geplant. De zaailing van deze boom zou uit een heilige plaats in het woud komen. Bij het sterven van de stichter van de boerenhoeve kon het gebeuren dat zijn geest zich terugtrok in deze boom. De vårdträd werd daarom met groot respect behandeld. ‘Vård’ (in vårdträd) betekent waard of beschermer. Het is de geest van de stichter die in de vårdträd huist en de beschermer is geworden van de hoeve. Van deze gardvord wordt gezegd dat hij zal verdwijnen als de boom doodgaat. Daarmee lijkt hij op een dryade of boomgeest. (5)
Op feestdagen werd er bier of melk over de wortels van de boom gegoten als offer aan deze beschermende geest en met kerstavond werd er pap en haverkoekjes in de boom gezet als geschenk voor de gardvord. Zo hoopte de boer ziekte en ongeluk van mensen en vee te voorkomen. Niemand zou het wagen om een takje van de boom af te breken. De kans was namelijk groot dat de geest dan wraak zou nemen en dat je ziek werd. Er wordt zelfs beweerd dat de beroemde kosmische boom Yggdrasil, de vårdträd was voor de goden van de Asgaard. (6) Ook nu nog zal een grote boom naast je huis op bijna iedereen een merkbare, positieve invloed hebben.
De gardvord in het voorraadhuisje
Nog vaker woonde de gardvord in de ‘bu’ of ‘stabbur’ een speciaal huisje op het erf dat diende als voorraadschuur (ook voor opslag van de luxe artikelen en zondagse kleren) en gastenverblijf. Dit houten huisje is smal van onderen en wordt breder met vaak een omloop op de eerste verdieping. Hier op de eerste verdieping was er voor de gardvord een bed gemaakt, wat alleen hij mocht gebruiken. Hij is daarom te zien als een geëerde gast. Wie toch in zijn bed probeerde te slapen werd er – volgens de sage – onherroepelijk en niet zachtzinnig, door onzichtbare handen uitgeknikkerd. De gardvord kreeg – zoals gezegd – met kerstmis een bord pap met boter als geschenk voor zijn goede diensten. Dit wordt soms gezien als een offer aan de geest en als een overblijfsel van heidense voorouderverering. (7)
De gardvord verdreven
In latere sagen wordt de gardvord van het erf verbannen. Dit gebeurde omdat een dergelijk geloof niet meer paste bij de moderne bedrijfsvoering, of anders omdat het vermoeden bestond dat de geest een soort van duivel was. De priester dreef hem dan uit, zoals hij ook de duivel met zijn geestelijke kracht kon uitdrijven. Of anders jaagde de boer hem weg met zijn fysieke kracht:
In een verhaal uit Noorwegen was een sterke boer het zat dat zijn gasten uit het bed in de ‘bu’ werden gegooid en ging er op een nacht zelf in slapen. Ook de boer werd aangepakt, maar hij liet zich niet wegjagen. Hij stak zo wild om zich heen met zijn mes dat de gardvord zelf moest weg vluchten naar de stal. Ook daar werd hij weggejaagd en toen hij van het erf was gevlucht huilde de gardvord onbedaarlijk.
Of dit een slimme actie was van de boer is maar zeer de vraag want net als bij de nisse en de tomte neemt de gardvord het geluk van de boerderij met zich mee als hij vertrekt. De gardvord werd vanaf de negentiende eeuw telkens vaker nisse of tomte genoemd en veranderde daardoor in uiterlijk richting de ons bekende huiskabouter. (8)
Kerst met de nisse
Net als de gardvord eerder, wordt ook de nisse eens in het jaar beloond voor zijn diensten. Hij krijgt met kerstavond een groot bord met rijstepap, met daarbovenop een flinke klont boter. Een biertje erbij smaakt hem ook best. Dit zet je dan neer in de stal of schuur. Dit komt behoorlijk precies: in een Noors verhaal deed de boer de klont met boter onder de pap. De nisse meende dat hij geen boter had gekregen en werd zo kwaad dat hij de koe in de stal dood maakte. Toen hij er daarna achter kwam dat de boter verstopt zat had hij spijt en zocht net zo lang tot hij een identieke koe had gevonden om de dode koe te vervangen. In andere versies krijgt de nisse elke dag pap, maar op kerstdag een speciale kom zoete rijstepap. In een Zweeds verhaal wordt gezegd dat de tomte met kerst beloond werd met wat gesponnen draad, een snuifje tabak en één schep klei. De draad was wellicht om er kleren mee te maken en de schep klei zou kunnen refereren naar de grond onder het huis waar de tomte zelf van gemaakt is. (9)
De joelbok
Voor het midden van de negentiende eeuw kwam de joelbok – joel is een oud woord voor de kerst- of midwintertijd – met kerst de cadeaus brengen voor de kinderen in Scandinavië. Dit was een volwassene of jongere die zich had vermomd met een geitenvel, een masker gemaakt van leer of berkenhout en hoorns. Hij ging verkleed als bok van deur tot deur om te vragen of er ook stoute kinderen zijn. Hij kwam ook inspecteren of de voorbereidingen voor kerst goed waren gegaan. Hij wordt het eerst genoemd in het begin van de achttiende eeuw en is dan onderdeel van een Driekoningengezelschap. De joelbokken kwamen in Noorwegen ook langs zonder cadeaus, dit heette ‘julebukking’. Als zodanig verkleedde mensen gingen langs de boerderijen en kregen dan zoetigheid en/of sterke drank. De joelbok plaagde de mensen en maakte ze aan het lachen, kleine kinderen werden vaak bang van hem. Ook moest er geraden worden wie er achter het masker stak. (10)
De joelnisse
De joelbok werd opgevolgd door de ‘julenisse’ of ‘jultomte’, vrij vertaald de kerstkabouter. In Denemarken gebeurde dit in ieder geval vanaf de jaren veertig van de negentiende eeuw en van daaruit verspreidde zich het gebruik naar Zweden en Noorwegen. De joelbok bleef wel meedoen en mocht hem nu dragen of de slee trekken. Met kerstavond komen deze wezens naar de verschillende boerenhoeves om daar – nu samen met de joelbok – de cadeaus te brengen. Ze kloppen op de deur en komen binnen met de cadeaus. In Finland heet de cadeaubrenger nog steeds de Joulupukki, oftewel de joelbok, maar hij heeft nu het uiterlijk van een Kerstman. De julnisse – tomte – of pukki leek in de negentiende eeuw nog het meest op een kerstkabouter, maar is geleidelijk onder Amerikaanse invloed telkens meer op de Kerstman gaan lijken. De joelbok hangt nu voornamelijk nog als versiering gemaakt van stro in de kerstboom. (11)
De genius loci
Het is voor ons zeer moeilijk voorstelbaar dat een mens zo verweven kan zijn met de plaats waar hij woont dat hij zelf na zijn dood een oogje in het zeil gaat houden. Ook de grote verering en ontzag voor de eerste voorouder, die nog aanwezig wordt geacht op een speciale plek op de boerenhoeve, is ons vreemd. Maar als je jaar in jaar uit op dezelfde plek woont, het werk doet van je vader en je voorvaderen, een werk dat volkomen verweven is met de grond en de gebouwen rondom je, dan is het niet meer dan logisch dat je verknocht raakt aan je grond en dat je overtuigd bent dat je beschermd wordt door een wezen dat groter is dan jezelf. Dit wezen is verweven met de plek, is de ziel van de plek. Het gaat hier om de sacrale dimensie van de ruimte, die dit keer niet in een kerk, of een plek in de natuur is, maar juist dichtbij, in je eigen leefruimte. Een speciaal plekje op je erf wordt ervoor ingeruimd (de voorraadschuur of de grote boom).
Op een speciale tijd in het jaar – met de joel/kerst – herdenk je deze geest van de plek door iets te offeren. Dit gebeurt juist met de midwintertijd omdat de tijd dan anders is. Het zijn de donkerste dagen van het jaar waarin de heilige nachten en dagen gewijd zijn. Er vindt een tijdelijke omkering plaats in ons bewustzijn, waardoor er een verschuiving plaats vindt van je aandacht van de alledaagse, naar de geestelijke wereld. Ook de ruimte wordt veranderd en geheiligd. De centrale kamer wordt versierd met groene takken, lichten en een eeuwig groene boom. We maken ons huis tot een sacrale ruimte. Dit is de juiste tijd en plaats om de ‘genius loci’, de beschermgeest van jouw huis en erf te ontmoeten.
De gardvord – maar ook de tomte en nisse – houden ervan dat ze erkend worden. Zonder deze beschermgeest wordt de boerderij en het erf leger, het verliest zijn ziel. Sommige geesten zijn niet slecht, maar juist welkom! Ik voelde dan ook diep medelijden bij het verhaal van de verjaagde gardvord, die hartverscheurend moest huilen omdat hij zijn thuis was kwijtgeraakt.. Dit was vaak het einde van de goede, beschermende ziel in en rond de boerderij in Scandinavië. Het gebeurde ook dat het geloof in de gardvord (en daarmee zijn werk) overging in de – onschadelijker vorm – van de tomte of nisse. Wat kan er ten slotte demonisch zijn aan een (kerst)kabouter? Zo verloor hij echter wel veel van zijn oorspronkelijke zeggingskracht.
Conclusie
In deze donkere tijden waarin we veel binnen zitten en gekluisterd zijn aan huis en erf is het misschien goed om ons voor te stellen hoe de huiskabouter het bij ons heeft. Hoe gaat het met die ‘genius loci’, de sfeer, de geest van jouw plaats? Nu weet ik wel dat je waarschijnlijk niet meer woont op de plaats waar jouw verre voorouder zijn huis heeft gebouwd, maar elke grond is eeuwenoud en lang, lang geleden in gebruik genomen. Wat is de geest van jouw grond en hoe voelt hij of zij zich? Is er ruimte voor harmonie en vrede, is er ruimte voor vlijtige aandacht, is er ruimte voor verstilling en verdieping, waarin je vanuit je centrum alles uit jouw omgeving diep kan inademen en tot je nemen zonder weerstand en zonder wrevel? Als die geest onzichtbaar nog rondwaard, dan is kerst de tijd om die geest te eren, om je ermee te verbinden, een bord pap voor hem neer te zetten en om dan af te wachten of hij ook cadeaus komt brengen. Dit zal niet een zak met gadgets van ‘bol’ of ‘amazon’ zijn (die bestel je zelf), maar het zal het geschenk van de ‘christmas spirit’ zijn, een snuifje geluk en een hint van magie.
In een van de vele sagen rond de nisse ziet een rijke boer hoe dit wezen met moeite drie strootjes naar de voorraadschuur van het huis brengt. De boer lacht erom en wijst dit geschenk op een minachtende wijze af. Sindsdien verdween het geluk uit het huis van de boer. Had hij dit onaanzienlijke cadeau aangenomen dan zou er zegen op zijn huis hebben gerust. De voorraadschuren zouden vol zijn gebleven, maar nu sijpelde alle welvaart langzaam maar zeker weg. Geef dus eer aan je voorouders, eer de geest van de plek en geef eer aan de kerstkabouter!
Abe van der Veen
The post Kerstkabouters uit Scandinavië: tomte, nisse en gardvord first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De Kerstgeest en Kerstgedachte in ‘A Christmas Carol’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>Scrooge de anti-kerstspirit
Kerst is voor de gierigaard Ebenezer Scrooge het tegenovergestelde van alles waar hij voor staat. Hij heeft er een grondige hekel aan. Hij negeert de geestelijke kant van de wereld volkomen. Voor hem bestaat
alleen de materiële wereld en de gedachtenwereld. In die kleine, koude, gevoelloze wereld draait hij rond. Doordat hij hier volledig in vast zit, straalt hij dit ook uit. Hij brengt de innerlijke koude en de geestelijke leegte met zich mee. In het boek staat het zo: ‘Hij droeg zijn vriestemperatuur overal met zich mee, in de hondsdagen maakte hij zijn kantoor als ijs en hij deed die kou geen graad ontdooien met Kerstmis.’ (2)
Maar met Kerst is hij plots alleen in dit streven. Voor een korte periode staat het jaarwiel stil en als die niet meer draait dan moeten onze ‘wielen’ ook stilstaan volgens de traditie en daarmee staat al het werk stil. (3) Het is tijd voor echt contact in plaats van contact bemiddeld door werken, materie en zaken. Er is contact mogelijk dat rechtstreeks van geest tot geest en van hart tot hart gaat. Voor Scrooge is dit echter allemaal ‘humbug’, onzin!
Geesten en de geestenwereld
De kersttijd is de tijd tussen de jaren. Dit is de periode van de Heilige nachten. De wand tussen onze wereld en de geestenwereld is dan dunner. We staan er meer voor open om geesten en het geestelijke te zien. Scrooge ziet inderdaad de geest van zijn compagnon Jacob Marley of hij dat wil of niet. Deze laat hem ook de zware ijzeren kettingen zien die hij met zich mee moet dragen. Marley is een dolende geest die – nog – niet naar gene zijde is overgegaan omdat hij nog teveel gehecht is aan het aardse slijk. Hij draagt datgene waar hij gehecht aan is nog steeds met zich mee, ook al zou hij er graag van af willen. Hij is een van de vele geesten die buiten nog rond moeten dolen.
Ook de levende Scrooge is in zekere zin een geest. Zijn geestwezen draagt al een enorme zware ketting met zich mee. Scrooge verlaat zijn bed met de drie geesten van de kerst, niet in het vlees, maar in de geest. Niemand kan hem zien tijdens zijn tocht. Ook hij is op dat moment een spook. Je zou zijn belevenissen als een droom kunnen zien, maar voor Scrooge is het allemaal levensecht. Je zou ook kunnen speculeren dat hij uit zijn lichaam is getreden.
De geesten van de Kerst
In die ‘geestelijke’ staat ontmoet hij dan de drie geesten van de Kerst. Als geesten van het verleden, heden en toekomst van de Kerst hebben ze wel wat van de Parcen, de drie schikgodinnen die het lot bestieren van ieder mens. Hij wordt door de geesten geconfronteerd met zijn eigen armoedige geestelijke staat en de ware liefde, warmte en vrolijkheid die daar vlakbij, maar net buiten zijn blikveld plaatsvinden. Hij ziet het in het liefdevolle gezin van zijn werknemer Bob Cratchit en hij ziet het in de vrolijkheid en gulheid van zijn neef Fred. Ook op plaatsen van bittere materiële armoede blijkt geestelijke rijkdom mogelijk. De geest van het verleden laat zien hoe hij zich afwende van vreugde en geluk om slaaf te worden van de materie. De geest van de toekomst is in feite de ‘Dood’. Hij laat zien wat de ultieme consequentie van zijn gedrag is: hij zal sterven in eenzaamheid zonder iemand die om hem rouwt.
Om het begrip ‘Christmas spirit’ te begrijpen moeten we ons vooral concentreren op de Geest van de kerst van de tegenwoordige tijd. Hij is een grote, vrolijke (‘jolly’) kerel met een donkere baard. Hij draagt een groene, met wit bont afgezette mantel en hij draagt een krans van hulst op zijn hoofd. In het Engeland van Dickens bestond de Kerstman – zo wij die nu kennen – nog niet. Deze kerstgeest is een soort proto-kerstman. Hij houdt het midden tussen de God Saturnus/Kronos (van het Romeinse midwinterfeest, de Saturnalia) en de groene ridder uit het Arthuriaanse gedicht ‘Gawain and the green knight’. (4)
De toorts van de geest van de Kerst
In dit deel van het verhaal viel mij vooral één bijzonder detail op: de Geest van het tegenwoordige Kerstfeest draagt een brandende toorts bij zich die qua vorm lijkt op een ‘hoorn van overvloed’. Bij het rondgaan langs de verschillende kerstfeestvierders sprenkelt de geest verschillende malen wierook of water uit de toorts. Diegenen die ruzie hebben leggen het weer bij, ze
verzoenen zich met elkaar. Anderen worden spontaan vrolijk en lachen luidkeels. Hij sprenkelt het ook op het kerstmaal van vele mensen en Scrooge vraagt: ‘is er een bijzondere smaak in wat u uit uw toorts sprenkelt? De geest antwoord: ‘Ja, die van mij. Die smaak zit in elke maaltijd die op de kerstdag gul gegeven is.’ Dit is letterlijk de geest van Kerst die zij zo binnen krijgen! (5)
Deze ‘Christmas spirit’ wordt vaak geclaimd als specifiek christelijk, maar daar is in ‘A Christmas Carol’ geen sprake van. Daar wordt alleen maar vluchtig naar de christelijke achtergrond van het Kerstfeest verwezen. Zij komt hier niet van het Kerstkind, maar van de geest van de kerst!
Alleen al de aanwezigheid van de geest van het tegenwoordige Kerstfeest zelf maakt dat mensen onbewust aangestoken worden door zijn stralende en onschuldige vrolijkheid. Zijn ‘spirit’ is stromende levenskracht. Een bruisende vitaliteit die niet anders dan tot vrolijkheid kan leiden. Zijn toorts die overal licht en vreugde brengt is tegelijkertijd een hoorn die inderdaad overvloed geeft en zegen brengt. Door zijn open hart kan hij ruimhartig schenken zonder vrees dat het op zal raken. In de geestelijke wereld is de ‘spirit’ immers onuitputtelijk!
Conclusie en catharsis
Scrooge ziet hoe de geest van de Kerst de mensen vrolijk maakt en met elkaar verzoent en hoe hij overal zijn kerstzegen brengt en neemt het ter harte. Hij belooft het volgende aan de geest van de Kerst van de toekomst: ‘Ik zal Kerstmis vieren in mijn hart en het wezen ervan in mij vasthouden het hele jaar door.’ (6) Als hij eindelijk wakker wordt houdt hij zich aan zijn woord en wordt een weldoener voor de mensen om hem heen. Iedereen zegt: ‘er is niemand die zo goed weet hoe je kerst moet vieren als Ebenezer Scrooge!’
Als je – net als de drie Kerstgeesten – werkelijk van geest tot geest contact maakt, dan zie je de naakte waarheid. Je ziet jezelf en de ander en je connectie met die ander zoals die werkelijk is. Dit kan pijnlijk zijn, maar ook een aansporing tot verzoening en blijmoedig, onzelfzuchtig contact zonder ‘addertjes onder het gras’. Als je geconfronteerd wordt met de tekortkomingen van je eigen ‘geest’ dan kan je inzien dat het tijd wordt om meer ‘spirit’ te tonen. Het kan je het inzicht geven dat wij allemaal – net als de geest van de Kerst – een hoorn van overvloed of een brandende toorts bij ons dragen die onuitputtelijk is. Dat wij elk een gevend hart hebben dat vanuit een innerlijke geesteshouding open staat voor wie daar een connectie mee wil en kan maken. Deze ‘geest’ is ook een aanstekende goedgehumeurdheid die er voor zorgt dat ieder in je buurt even wordt aangeraakt door jouw goede sfeer. Dat is jouw ‘geest’ of ‘spirit’ die zonder moeite bezielde energie, warmte en liefde kan uitstrooien. Dat is de ware zegening van de midwintertijd!
‘En zoals kleine Tim zei: God en Godin zegene ons, ieder van ons!’ (7)
Abe van der Veen (2018)
The post De Kerstgeest en Kerstgedachte in ‘A Christmas Carol’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De heidense Christus first appeared on Abe de Verteller.
]]>Jezus in de traditie van vegetatiegoden uit het nabije oosten
Voor mij is Jezus net als Osiris, Attis, Adonis, Balder en Odin een mythische figuur die staat voor een energetisch proces dat op microniveau herhaalbaar is. Wat de godheid doet kunnen wij mensen doen in het klein. Hij geeft het goede voorbeeld. Net als de meeste van voornoemde heidense goden begon Jezus als een gewoon mens die gedoemd was om op een tragische manier dood te gaan. Hij was wel een bijzonder mens met de gave om te genezen, wonderen te doen en prachtige, wijze verhalen te vertellen. (2)
Wat ik mij voor kan stellen is dat hij mensen heelde door middel van extreme empathie. Dat deed hij door dusdanig open te staan dat hij een kanaal vormde voor ieder die ziek en zwak was om zijn energetische systeem te doen zuiveren van vuile, opgehoopte en vastzittende energie. Hij genas de mensen van zonde. Waarbij ik zonde interpreteer als lekkages en blokkades in het energetische systeem, waardoor de energie niet goed kan stromen. (3)
Uit mededogen nam Jezus de zonden (lees; vuile of geblokkeerde energie) op van de mensen die niet bewust genoeg waren om te weten wat ze deden. Hij liet het door zich heen stromen en zuiverde het. Hij was een kanaal waardoor die energie terug kon stromen naar de kosmos, hemel of aarde. Mogelijk gaf hij hun er tegelijkertijd ook nieuwe kosmische energie voor terug. Vervolgens duwde hij ze terug in hun centrum. Dit is te vergelijken met datgene wat vele alternatieve genezers nog steeds doen. Zo kleedde hij ze in een nieuw energetisch lichaam, alsof ze herboren waren!
Het zal voor hem een grote frustratie zijn geweest om te merken dat de taak om de mensen om hem heen te genezen onbegonnen werk was. Er kwamen er alleen maar meer bij en diegenen die zijn kracht hadden gevoeld of door hem waren genezen bleven rondom hem hangen als bijen rondom de honing. Zij wilden in zijn krachtcentrum blijven verkeren – afhankelijk blijven van zijn energie – in plaats van op zichzelf te staan. Dit was een doodlopende weg, hij werd gek van de massa’s die hem telkens weer nodig hadden.
Het zelfoffer van de lente
Toen deed hij – in de traditie van de grote vegetatiegoden – een ultieme poging om toch de mensheid te genezen van zijn of haar “zonden”. Jezus doet het ultieme zelfoffer en geeft zijn leven voor het grotere goed. Hij hangt aan het kruis en is daardoor compleet in zijn centrum. (Het kruis kan je zien als een symbool van het centrum in jezelf.) Dit persoonlijke centrum wordt weer exact geplaatst in het centrum/middelpunt van de wereld. (Jeruzalem wordt in de traditie gezien als het middelpunt van de wereld). De plek van kruisiging heet Golgotha – de schedelplaats – vernoemd naar de schedel van Adam die juist daar zou liggen. (4) Dit maakt de plek van kruisiging naast het middelpunt, ook het beginpunt van alles.
Op deze ideale plek en tijd maakte hij zijn centrum open tot een groot gat waar de energie van iedereen doorheen kon gaan. Hij maakte zichzelf tot een ‘vortex’, een poort naar de Andere wereld, en breidde dat uit tot iedereen in de verre omtrek zijn krachtveld voelde. Op het moment van zijn dood waren de grenzen tussen de twee werelden – tijdelijk – opgeheven. Het werd donker overdag, doden mengden zich onder de levenden en de voorhang in de tempel – de grens tussen sacraal en profaan – scheurde. (5)
Niet slechts individuele pijn, trauma’s en ellende werden hierdoor opgenomen, maar de hele pijn van de mensheid nam hij op en hij stuurde het door naar de andere dimensie. Zijn hangen en sterven betekent het opnemen en doorzenden van alle “zonden”; alle onverwerkte pijn van alle mensen. Een groter lijden is niet mogelijk. Hij schreeuwt en geeft de geest. Hij heeft zijn doel bereikt, ‘het is volbracht’!
Natuurlijk is dit een mythisch verhaal, maar er zit ook een historische component aan dit verhaal. De historische Jezus heeft dit mogelijk werkelijk geprobeerd. Zijn poging om de mensheid te verlossen van zijn ‘zonden’ zou gevoeld zijn in heel Palestina en extra gevoelige en verlichte mensen zoals de druïden in Ierland en de yogi’s in India hebben zijn poging wellicht ook gemerkt. Dat wordt in ieder geval beweert in diverse legenden. (6)
Een unieke gebeurtenis?
Maakt deze poging hem tot een onderdeel van de unieke en enige Godheid, die als drie-eenheid aanbeden moet worden? Ja en nee: je kan Jezus zien als een perfect uitgebalanceerd energetisch systeem en daarmee zou je hem goddelijk kunnen noemen. Bidden tot Jezus, als een vorm van focus en concentratie op zijn zelfoffer kan nuttig zijn. Echter het blijft zeer belangrijk om je voor ogen te houden, dat jij op microniveau kan doen wat Jezus tweeduizend jaar geleden deed en dat de gebeurtenis daarmee niet uniek, maar universeel is. Wij zijn allemaal in staat om in ons centrum te staan, de energie door ons centrum te laten stromen – ook als dat pijnlijk of taboe is – om zo een bemiddelaar te zijn tussen hemel en aarde. Wie open staat en zijn energie laat stromen kan een lentebrenger worden. Iemand die straalt en een krachtplek is, waardoor alles en ieder om hem of haar heen kan opbloeien.
Verder is het belangrijk te erkennen dat zijn daad ook op macroniveau niet uniek is, maar voorgangers, navolgers en zelfs tijdgenoten had o.a. in de vorm van de vegetatiegoden Attis, Adonis, Osiris en Balder. Ook zij waren de ‘Christos’, de gezalfden, die daarmee door de priesteres (bij Jezus was dit misschien wel Maria Magdalena die hem zalfde) klaar werden gemaakt voor het ultieme offer. Jezus is zo te zien is als een soort van ‘sacrale koning’ die door middel van een zelfoffer een dood- en wedergeboorte meemaakt. Hij wordt koning van de Joden genoemd en zo wordt hij ook aangekleed. De soldaten deden hem een scharlakenrode mantel om en ze zetten een kroon van doorntakken op zijn hoofd. Verder gaven ze hem een rietstok in zijn rechterhand en vielen voor hem op de knieën. (7) Dit wordt vaak geïnterpreteerd als een spotternij voor zijn wereldse ambities, maar Jezus wou geen werelds heerser of koning van de Joden worden en ontkende dat in alle toonaarden. Zijn koninkrijk is niet van deze wereld..
De vegetatiegod begon in de mythe zijn leven als een sterfelijk mens, maar werd jaarlijks ook door een mens gepersonificeerd om zo het offer op zich te nemen. Deze ‘groene’ man nam de oude, trage energie van het afgelopen jaar op zich om het door zich heen te laten gaan en zich als offer te laten doden. Dat is het verhaal van Narcissus, Hyacinthos, Attis en Adonis die uit hun offerbloed de lente en zijn bloemen deden ontspruiten. Jezus stierf – en werd wedergeboren – niet voor niets juist in het begin van de lente. Jezus hoort bij deze oude, heidense en zeer rijke traditie. Het oorspronkelijke christendom heeft op deze wijze haar wortels in het natuurreligieuze heidendom.
1 Dit is een speculatief en persoonlijk stuk bedoeld voor inspiratie niet als een historisch of wetenschappelijk verhaal. Er is ontzettend veel onzeker over de werkelijke gebeurtenissen rondom de historische Jezus. Al wat mij rest is speculeren om er een voor mezelf bevredigend verhaal uit te halen. Dit is een bewerking van een stuk dat ik al iets van acht jaar geleden heb geschreven.
2 De zeitgeist documentaires zijn de bekendste exponenten van deze theorie.
Arthur Drews – The Christ myth
http://www.americanmystics.com/the-symbolism-of-easter-according-to-joseph-campbell/
3 Dit betekent niet dat ziekte iemands eigen schuld is.
4 https://renner.org/golgotha-place-of-the-skull/
5 Mattheüs 27: 50-53 http://www.online-bijbel.nl/bijbelboek/Mattheus/27/33-56
6 http://www.maryjones.us/ctexts/conchobar3.html
https://en.wikipedia.org/wiki/Unknown_years_of_Jesus
7 Mattheüs 27:29 en 37, Johannes 19: 2-5
Frazer – The golden Bough
The post De heidense Christus first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Waarom halen wij met kerst hulst in huis? Het verhaal van de hulstkoning first appeared on Abe de Verteller.
]]>In de Keltische bomenkalender hoort de hulst bij de achtste maand van het jaar. Dit is de periode van acht juli tot en met vier augustus. Deze maand valt daarmee in de midzomertijd. Deze plaatsing heeft waarschijnlijk te maken met het ritueel van de strijd tussen de hulstkoning en de eikenkoning. Met de midzomer volgt de hulst, de eik op als koning van het jaar. Deze strijd om de heerschappij van het jaar vindt plaats met de midzomer en met de midwinter. Als wij aan de symboliek van de hulst denken dan associëren wij hem echter meer met de midwinter en de kerst. Hij laat zijn altijd groen blijvende blad niet vallen en dat geeft hem een symboliek van hoop op betere en groenere tijden. Een symboliek die past bij de midwintertijd. Het is alleen vreemd en onlogisch dat de heerschappij van de hulstkoning in latere tijden niet meer voor een half jaar geldt, maar wordt beperkt tot de periode tussen kerst en Driekoningen.
Romeins midwinter; de Saturnalia
Al bij de Romeinen werd de hulst als cultische versiering gebruikt tijdens de Saturnalia (17-23 december). Dit feest komt qua datering ongeveer overeen met de midwinterviering. Tijdens dit feest ter ere van Saturnus (in het Grieks Kronos) werden de tempels en huizen versierd met hulst en aan de cadeaus die men aan elkaar gaf, was als gelukswens een hulsttakje bevestigd. Ook de knots van Saturnus was van hulst. Dit immergroen gaf aan, dat de feestvierders in een tijdloze wereld waren beland: de tijd tussen de jaren. Saturnus was hier heen verbannen na zijn strijd met zijn zoon en opvolger Jupiter (Zeus). Als Chronos – oftewel ‘vadertje tijd’ – heerste hij over een gouden tijd en een gebied van eeuwige lente. Dit waren de eilanden van gelukzaligheid in het uiterste westen, de plaats waar de zon ondergaat. Men bootste zijn sacrale tijd en wereld na door tijdens het feest van de Saturnalia flink feest te vieren. Dit gebeurde met elementen als losbandigheid, omkering, gekte en algemene vrolijkheid. Mannen kleedden zich als vrouwen en omgekeerd, heren werden slaven en vice versa, kinderen gedroegen zich als de volwassenen en volwassenen als kinderen. De heerschappij van Saturnus was tijdelijk. Aan het eind moest hij zijn macht overdragen aan de oppergod Jupiter (2). De eik was aan Jupiter gewijd. Je kan dus zeggen dat de hulstkoning zijn macht weer overdroeg aan de eikenkoning.
In de christelijke tijd werden hulstversieringen in de midwinter verboden omdat zij als te heidens werden gezien, maar het gebruik bleek onuitroeibaar. Uiteindelijk werd zij omarmd en bezongen in de ‘Christmas carols’ waarin hij werd geassocieerd met Jezus in het gezegde: ‘holly bears the crown’, oftewel hulst draagt de kroon en is dus koning! (3)
Gawain en de groene ridder
In de veertiende eeuw zien we in een Engels gedicht genaamd “Sir Gawain and the Green knight” met Nieuwjaar – dus in de Joeltijd – een volkomen groene ridder aan het hof van koning Arthur arriveren. In zijn ene hand heeft hij een bijl en in de andere hand een hulsttak. Met de hulsttak als vredesteken van de midwintertijd toont hij zich een opvolger van Saturnus. Met de bijl geeft hij aan dat het eind van zijn heerschappij is gekomen. Hij daagt de ridders uit om hem het hoofd af te slaan, op voorwaarde dat hij daarna hetzelfde bij hem mag doen. Alleen Gawain neemt de uitdaging aan en wordt daarmee zijn opvolger. Over een jaar en een dag (of misschien beter een half jaar) moet hij – op zijn beurt – zijn hoofd er af laten slaan in de “groene kapel”. Deze kapel blijkt een grafheuvel te zijn. Dit duidt er op dat wij hier met een oud heidens ritueel te maken hebben. Gawain overleeft het avontuur en wordt niet onthoofd, omdat hij weigert om te vrijen met de vrouw van de Groene ridder (4).
Dit verhaal volgt een oeroud mythisch patroon waarin het wassende jaar in de vorm van de eik en het afgaande jaar in de vorm van de hulst tegenover elkaar worden gesteld. De hulst heerst over de periode waarin de zon elke dag ietsje lager aan de horizon staat. De eik heerst over de periode waarin zij juist aan de horizon klimt. Zij volgen elkaar op met midzomer en met midwinter. Dit wordt soms uitgebeeld door een rituele strijd van twee mannen gehuld in eikenblad en in hulstgroen die een schijngevecht met elkaar houden. De uitkomst staat op voorhand vast. De hulstkoning wint met de midzomer en de eikenkoning met de midwinter (5). Ze zijn niet de zomerkoning en de winterkoning zoals sommige mensen denken. De een heerst over de groei en de ander over de afbraak en zo wisselen zij – en daarmee de seizoenen – elkaar af. Over dit ritueel is veel verwarring ontstaan onder andere omdat de rituele strijd soms ook met Beltain en Samhain, oftewel met 1 mei en 1 november wordt uitgevochten.
Dit kan te maken hebben met een verschillende invalshoek. Mogelijk keek men vanuit de Germaanse traditie meer naar de zon en vanuit de Keltische traditie meer naar de vegetatie. De Germanen hadden als grootste feesten midzomer en midwinter en keken dus naar het punt van de grootste en de kleinste hoeveelheid licht, naar de langste dag en de langste nacht. De Kelten keken bij Imbolc en Lughnasad naar het toppunt van koude en het toppunt van hitte. Beltaine is het hoogtepunt van de lente en de bloei, Samhain hoogtepunt van de herfst en het moment dat al het groen zich definitief heeft teruggetrokken. Hier werd dus meer gekeken naar opkomst en afsterven van het groen en naar warmte en kou.
De verbanning van de hulstkoning
De hulst volgt de eik op in de Keltische bomenkalender in de midzomertijd. De eik volgt – na een rituele strijd – ook de hulst weer op in de midwintertijd. Echter in de bomenkalender wordt de voorkeur gegeven om dan de nadruk te leggen op de transformatie van de godin van vlier naar berk, oftewel van lelijk naar mooi. Dit rituele gevecht is een strijd om het sacrale koningschap. De sacrale koning kan alleen heersen bij de gratie van de Godin. De winnaar van de strijd huwt de Godin van de soevereiniteit, oftewel de godin van het land! Dit is op voorwaarde dat hij na een half jaar zijn heerschappij overdraagt aan zijn tegenhanger, die daarmee zijn vrouw ook krijgt. Dit maakt hem tot ‘hoorndrager’ want hij laat het toe dat zijn vrouw vreemd gaat en grijpt niet in. Na een half jaar zijn de rollen weer omgedraaid.
Een aantal grote zonnehelden denken te kunnen heersen zonder te trouwen. Zij versmaden de Godin. De Sumerische held Gilgamesh wordt verleid door Inanna, maar hij wil niet net als haar voormalige minnaar Dumuzi naar de onderwereld gestuurd worden en weigert (6). Cuchulain krijgt de liefde aangeboden van de donkere oorlogsgodin Morrighan. Zij had al de liefde bedreven met de vadergod Dagda in een pas geploegde vore. Maar Cuchulain bedankt voor de eer, de donkere godin wordt zijn vijandin (7). Gawain weigert in te gaan op de avances van de vrouw van de Groene Ridder. Deze blijkt te werken in opdracht van Morgaine, de donkere toveres. In deze verhalen biedt een donkere, machtige, angstaanjagende godin zich aan als minnares – vlak na een grote overwinning van de held – maar zij slaan dit aanbod af en vinden dat ze het prima af kunnen zonder de hulp van de Godin. Je zou kunnen zeggen dat de zonneheld wil heersen over het hele jaar.
In de patriarchale tijd wordt de koning van het afgaande deel van het jaar zijn helft ontzegd en mag alleen nog regeren over de laatste dagen van het jaar (de kerst c.q. de Saturnalia en misschien ook in de Carnavalstijd). Hij bleef de godin trouw, zowel in haar jonge lente- als in haar oude wintergedaante. Hij werd daarom gezien als een sul die zich door zijn vrouw de les laat lezen. De gehoornde wordt een lachwekkende stumper, een ‘lord of misrule’, maar hij is wel een nuttige uitlaatklep. Zo kan je hem vergelijken met de duivel die zich op een kussen laat binden in het middeleeuwse spreekwoord, of anders met de wildeman die met geselroeden van hulst heerst over Carnaval (8).
In het verhaal van de hulstkoning en de eikenkoning is het drama te zien van de overgang van cyclisch om en om koning zijn, naar slechts één koning die de zwarte Godin versmaadt en de hulstkoning verbant. Deze was vanaf dat moment slechts heerser over de midwinter. Hij is daardoor in plaats van god van het afbrekende seizoen, god van de doden, koning van de elfen of zelfs de duivel geworden. Zo zien wij hem optreden tijdens ‘halloween’ als de ‘grim reaper’ en tijdens midwinter als ‘vadertje tijd’ (9).
‘Ivy girl’ en ‘holly boy’
De strijd tussen het naar buiten gekeerde deel van het jaar en het naar binnen gekeerde deel zou je ook kunnen vangen in termen van mannelijk en vrouwelijk. Het is niet vreemd dat deze strijd ook werd gesymboliseerd in een strijd tussen de mannen en de vrouwen: In Engeland bestond er het ritueel van de strijd tussen het klimopmeisje en de hulstjongen. Zij streden om de heerschappij. Wie er het eerst over de drempel ging tijdens het nieuwe jaar was de baas! Dit gebeurde in de vorm van een lied of als ritueel, waarbij de andere sekse gehekeld werd. Als de hulstjongen het eerst zou zijn betekende dit een goed begin, het klimopmeisje zou juist ongeluk brengen. Mogelijk heeft dit te maken met de licht-giftige blauw-zwarte bessen van de klimop versus de rode, vruchtbare bessen van de hulst.
Deze karakters werden telkens meer gestereotypeerd tot een feeks en een sul of anders gezegd; een helleveeg en een “hoorndrager”. Beide horen als immer groen blijvende planten bij de Saturnaliën en de Midwinterfeesten (10). Ook tijdens het donkere deel van het jaar behouden zij hun groene bladeren en dus hun levenskracht en de mens kan daar gebruik van maken door de takken binnenshuis te halen. Hulst hoort hier bij de gehoornde god van de vegetatie en klimop bij de zwarte godin. Toen de gehoornde god nog over – minstens een helft van – het jaar heerste huwde hij met midwinter deze afzichtelijke dame en hun vereniging maakte een nieuwe cyclus van leven en lente mogelijk. De lelijke heks werd in een beeldschone vrouw veranderd. Door de godin in haar soevereiniteit te erkennen in haar zwarte, lelijke vorm kon hij haar minnaar worden. De dualiteit van hulst en klimop zijn daarom complementair en niet antagonistisch.
In het verhaal van Gawain en Ragnell wordt dit huwelijk prachtig verteld: Als de lelijke Ragnell wordt gevonden zit zij tussen een eik en een hulst in. Gawain erkent de soevereiniteit c.q. het zelfbeschikkingsrecht van de lelijke dame Ragnell en zo wordt zij mooi. Toch zal zij hem later weer verlaten (ws. voor een vorm van de ‘hulstkoning’) In de latere moraal maakt dit hem tot hoorndrager. Dit gegeven werd in enkele Engelse Christmas carols verandert in een strijd om de heerschappij. In de carols wint de hulst – dus de man – de strijd der seksen en is meester, zoals je kan zien in dit zestiende-eeuwse lied:
‘The contest of the ivy and the Holly
Nay! Ivy, nay! lt shall not be, iwis, (indeed):
Let Holy have the maistry, (mastery) As the manner is.
Holy stood in the hall, Faire to behold: Ivy stood without the door, she is full sore acold.’ (11)
Conclusie
Ergens in de loop van onze geschiedenis zijn wij het afbrekende deel van het jaar en daarmee de hulstkoning en de zwarte godin gaan versmaden en zelfs gaan verafschuwen. De cyclische aard van de natuur waarin alles wat groeit en bloeit ook weer af moet sterven en in de grond moet worden opgenomen voor een nieuwe cyclus en daarmee een wedergeboorte, werd niet meer geaccepteerd. De eikenkoning en daarmee de scheppende kracht werd tot koning van het hele jaar gemaakt en de hulstkoning verbannen naar de onderwereld. Een maal in het jaar mocht hij regeren met de midwintertijd (of met carnaval). In die periode mag je uit de band springen en alles doen wat God verboden heeft omdat nu zijn tegenhanger regeert! Deze periode van rust, vrolijkheid en vrede was helaas slechts kort van duur. Daarna heerste de strijdlustige en arbeidzame eikenkoning weer onbetwist. Toch hebben we beide aspecten nodig! De kwaliteiten van de hulstkoning zoals introvertie, ingetogenheid, zelfreflectie, contemplatie, rust en vrede zijn net zo belangrijk als de meer extraverte kwaliteiten van de eikenkoning.
Ondanks verwoede pogingen was het rituele gebruik van de hulst en de hulstkoning onuitroeibaar. Zijn feest moest in ere worden gehouden! Zo bleef de hulst met de midwinter de geluksbrenger die heil en heling bracht aan de mensen. Zijn tak – die met de midwinter zelfs op de kerstpudding niet mocht ontbreken – was een teken van leven, zelfs in de meest donkere en doodse periode van het jaar. Dat het offer van de (semi-)dood van de hulstkoning niet voor niets werd gebracht en dat zelfs in het duister van de midwinter een kiem van nieuw leven bleef bestaan in de groenheid van de hulst en in de groenheid van de midwintergod. Een verre nazaat hiervan vinden we in het kerststukje waarin de hulst niet mag ontbreken. Door deze in ons huis te brengen, brengen we nieuw leven in ons systeem, waardoor we de kracht vinden om een nieuwe cyclus aan te gaan in een nieuw jaar. Om de voortgang van de cyclus niet te verstoren moet het kerstgroen echter wel direct na Driekoningen de deur uit. Anders brengt het ongeluk (12)!
Abe van der Veen
Noten
-Je zou zelfs prins Carnaval kunnen zien als een soort elfenkoning want zijn verkiezing is op de elfde van de elfde.
-De hulst wordt verder net als de vlier in verband gebracht met de godin Holda. Dit is vanwege de ‘hul’ en ‘hol’ klankgelijkenis. Toch vind ik er meer voor pleiten om de hulst te wijden aan de Germaanse god Holder. Deze blinde god en tegenhanger van Balder is weer een variant op de hulstkoning in zijn rivaliteit met de eikenkoning. Hierom denk ik dat de hulst eerder gewijd is aan Holder.
The post Waarom halen wij met kerst hulst in huis? Het verhaal van de hulstkoning first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De oorsprong van de kerstboom first appeared on Abe de Verteller.
]]>De christelijke oorsprong van de kerstboom
24 december is niet alleen ‘kerstavond’, maar ook de feestdag van Adam en Eva waarop men in de middeleeuwen in de kerk – of in het voorportaal – het paradijsspel opvoerde. Het belangrijkste rekwisiet in dit toneelspel is de boom van kennis van goed en kwaad. Deze ‘paradijsboom’ werd veelal voorgesteld door een spar met daarin vergulde appels. Met de telkens groter wordende populariteit van kerst sneeuwde het paradijsspel en het verhaal van Adam en Eva onder, maar de boom bleef zijn plekje in het huis houden. Tot in de negentiende eeuw bleef men in veel Duitse gezinnen de kerstboom paradijsboom noemen en traditioneel lagen er figuren van Adam, Eva en de slang onder. (1)
Deze theorie verheldert veel van de betekenis van de kerstboom. Adam en Eva leefden in het gouden tijdperk. Een periode met eeuwige lente, onschuld en vrede. Het zal niet toevallig zijn geweest dat dit herdacht werd op 24 december als de zon op zijn laagste punt is en even stil lijkt te staan, in een periode tussen het oude en het nieuwe jaar in. De twaalf heilige nachten van kerst werden gezien als zo’n gouden periode waar de tijd nog geen vat op heeft. Met name de kerstnacht komt in legenden voor als een nacht waarin je de dieren kan verstaan en waarin bomen plotseling blad, vrucht en bloesem krijgen. Dit idee van een Gouden tijd die je ritueel kan vieren in de midwinter is ouder dan het christendom. Het werd ook al gevierd door de Romeinen tijdens de Saturnalia (in de periode van 17 december tot en met 23 december). Ook tijdens de Saturnalia werden groene takken binnen gehaald, met name hulsttakken. Het immer groene blad van hulst en den of spar zijn tekens van een eeuwige lente, de levenskracht die nooit zal sterven.
Als het paradijs verbeeld moest worden bij het spel van Adam en Eva op 24 december was het meest duidelijke teken hiervan een altijd groene boom, waarin appelen hingen als symbool van de eeuwige lente die er ooit was in het tijdperk van onschuld van de mensheid. Ook hingen er wafeltjes in als teken van de hostie en als teken van de verlossing van de erfzonde die Jezus Christus door zijn komst heeft gebracht volgens de christelijke leer.
Er wordt ook beweerd dat deze paradijsboom met versierde appels of ballen samengevoegd werd met de ‘kerstpiramide’. De eerste meldingen van dit bouwsel zijn uit de zestiende eeuw uit het Erz-gebergte in Duitsland en heet daar ‘Lichtergestell’. Dit was een houten stellage rondom een centrale as. Op de stellage werden kaarsen geplaatst en de hete opwaartse wind van de kaarsen liet het geheel rond draaien. (2) Deze piramide heeft geen christelijke achtergrond. Het rondwentelen rondom de as kan je zien als de kosmische as van de wereldpaal waar rondom de ons bekende wereld immer draait, het is het beeld van de macrokosmos. De kerstboom werd zo de combinatie van de paradijsboom met ballen en de piramide met kaarsen. (3)
De heidense oorsprong en verklaring
De vraag blijft of er al een versierde en verlichte boom gebruikt werd bij de heidense Joelviering. We weten dat bomen vereerd werden bij alle heidense volken. We weten ook dat er door de vroege middeleeuwen heen telkens opnieuw gewaarschuwd werd voor aanbidding van bomen in biechtboeken en wetboeken. Soms werd er ook vermeld dat die bomen verlicht waren. Maar de gegevens zijn te schaars en te verspreid om iets met zekerheid te zeggen. (4) In het Keltische ogham alfabet werd de (zilver)spar – ailm – gekoppeld aan de A als eerste medeklinker en daarmee (volgens Robert Graves) aan de eerste dag van het nieuwe jaar. Toch druppelen er pas vanaf de vijftiende en zestiende eeuw berichten binnen uit Estland en uit de Elzas over bomen die versierd worden in de kersttijd. (5)
Wèl zijn bijna alle elementen van de kerstboom paganistisch te duiden. Veel paganisten zien de kerstboom als een late weergave van de immer groene Yggdrasil – oftewel de wereldboom – die met zijn stam, takken en wortels de ons bekende wereld bij elkaar houdt en verbindt. (6) Deze boom is het vervoermiddel van Odin. Deze godheid – met sjamanistische trekken – kan met deze boom naar de verschillende werelden reizen. Een late opvolger van Odin zou de Kerstman zijn. Ook de Kerstman hangt meestal wel ergens in de boom en is volgens deze theorie te vergelijken met een sjamaan die met de boom de werelden bereist (zoals de Siberische sjamanen dat doen met de kosmische berk).
Als je deze associatie verder voert dan zijn de slingers in de kerstboom een verbeelding van de Melkweg als route die de kerstman-sjamaan volgt naar de bovenwereld om van daar de (energetische) cadeaus naar de aarde te brengen. De glinsterende ballen en de lichtjes of kaarsen zijn de sterren en planeten en de piek (oorspronkelijk in de vorm van een vijfster of pentagram) is het teken van de planeet Venus. De engelen zijn te zien als de geesten der zeven sferen, waarbij elke etage in de piramidale vorm van de spar één van de zeven sferen voorstelt. Onder de boom liggen de cadeaus als materiële weergaven van de vruchtbaarheid die de sjamaan uit de bovenwereld haalt. (7) Tegelijk draagt ieder van ons de boom ook in zichzelf. Het is de microkosmos van het menselijk energetische systeem, waarin je de lichten of ballen kunt vergelijken met de energieknooppunten of chakra’s en de slingers met de energiebanen. (8)
Conclusie
Voor deze heidense duiding van de kerstboom is geen oude schriftelijke bron te vinden. Toch is dit voor mij de mooiste wijze om naar een kerstboom te kijken. De kracht van het beeld van de kerstboom als een weergave van macro- en microkosmos is voor mij een krachtig innerlijk beeld en een persoonlijke waarheid!
Voor de tijd van de feestdagen maak je (een deel van) je eigen huis tot een gewijde ruimte. Met name natuurlijk de plaats waar het kerstgroen staat! Na Driekoningen is de heilige tijd afgelopen en de sacrale ruimte moet weer profaan gemaakt worden. Dus zal het kerstgroen en de kerstboom het huis uit moeten, anders brengt het juist ongeluk. Energetisch klopt dit; als je te lang in een gewijde ruimte verblijft, zal het hoge energieniveau gaan wrijven met je eigen energieniveau. Hierdoor kan het gelukbrengende kerstgroen – na Driekoningen – juist tot ongeluk leiden..
‘Glade Jul’ – Johansen Viggo 1891
Dit artikel is ook te vinden in mijn boek ‘De wijsheid van bomen en kruiden’. Dit boek is hier te bestellen:
1) http://christmas-celebrations.org/186-paradise-tree.html Jammer genoeg zijn er geen rechtstreekse citaten uit bronnen te geven voor deze speculatie.
2) http://www.erzgebirgepalace.com/The-German-Christmas-Pyramid: _:3006.html
3) Encyclopediae Brittanica 2013 op lemma ‘christmas tree’
4) Farwerck – Noordeuropese mysterieën 268 Verordeningen tegen verlichting bij of in bomen: 452 wet der Langobarden (573 Columbanus a/h hof van Guntran), 6e eeuw Martinus van Bracara – Correctione Rusticorum 8e eeuw Saksenwet van Karel de Grote. Maar in deze wetten staat het plaatsen van lichten bij bomen, bronnen, rotsen en kruiswegen, niet in de bomen!
5) Wikipedia: Christmas tree
De eerste vermeldingen van een boom die met kerst in huis stond komen uit Lijfland, uit Tallin 1441. Gevolgd door meldingen uit de Elzas Schlettstadt in 1521 en in 1608 uit Straatsburg. Vanaf de zeventiende eeuw druppelen meldingen over kerstbomen binnen voornamelijk uit Duitsland. Vanuit daar wordt het ook uiteindelijk ingevoerd in Engeland eind achttiende eeuw en in Nederland pas in 1844 (Moens en de Weerd – Mensen en bomen).
6) K. Logghe – Winterzonnewende
7) Maarten Timmer – van Anima tot Zeus
Van de kerstballen wordt soms ook gezegd dat zij de boze geesten afweren omdat die zouden schrikken van het zien van hun reflectie in het spiegelende oppervlak, ook wordt beweerd dat zij juist gevangen zouden raken in de glazen bal. Daar glazen ballen pas sinds 1847 in de boom hangen (daarvoor waren zij nog te zwaar) is dit alles hoogst discutabel. https://en.wikipedia.org/wiki/Witch_ball
Een andere doorgang naar die wereld is de schoorsteen waar Sint en de Kerstman ook dankbaar gebruik van maken.
8) Hierbij is het goed om je te realiseren dat de boom bij alle seizoensfeesten in de gewijde ruimte een plaats had. Niet alleen met kerst, maar ook met de lente, mei- en midzomerfeesten heeft de boom (of paal) een belangrijke rol. De boom in de tempel of de kerk of in eigen huis is een symbolische weergave van de macro èn microkosmos. Tijdens de kerst wordt de ideaalsituatie van de boom in de paradijselijke staat nagebootst. Later in het jaar zal de boom als plek van het zelfoffer (lente-equinox/ Pasen/ Ostara) en als plek van samengaan van mannelijke en vrouwelijke energieën (Mei/ Beltane) worden benadrukt.
http://www.avictorian.com/christmas_tree.html
The post De oorsprong van de kerstboom first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het wonder van de kerstnacht first appeared on Abe de Verteller.
]]>– De dieren kunnen spreken in de mensentaal.
– De bijen zingen of praten in hun korven.
– De dieren in de stal staan om twaalf uur allemaal op en/of kijken naar het oosten.
– Als je naar de kerk gaat zie je de doden die daar een dienst houden.
– Het water in beken, vennen, sloten en putten is veranderd in wijn.
– De ‘Wilde jacht’ rijdt door de lucht.
– Je kunt klokken horen luiden die in diepe poelen verzonken zijn.
– De vlier, lijsterbes en appelbomen gaan spontaan bloeien. (2)
Hieronder volgt een tuiltje kerstwonderen uit de Nederlandse sagen en daarna een poging tot interpretatie van deze verhalen.
De dieren spreken
De twee volgende sagen gaan over pratende dieren: Als in de kerstnacht de klok twaalf uur slaat kunnen de paarden spreken. In een sage uit Zalk (Overijssel) was er eens een boer die dat wel mee wou maken. Hij verstopte zich in de stal en hoorde de paarden tegen elkaar zeggen dat hij vòòr de maand mei al dood zou zijn en dat één van de paarden hem naar zijn graf zou brengen. Hij probeerde dit te voorkomen door het paard te verkopen, maar de boer die het paard kocht werd zijn naaste buur. Toen de boer toch viel en zijn nek brak was het die buurman die zijn paard uitleende om het lijk naar het kerkhof te brengen. In Zeeuws-Vlaanderen wordt er gezegd dat er om twaalf uur in de kerstnacht de schapen, koeien en paarden rechtop gaan staan in de stal met de kop naar het oosten. Zo brengen ze eer aan het kindeke Jezus. Verstandige boeren laten het uit hun hoofd om dan de stal in te lopen, maar een knecht moest en zou gaan kijken of het waar was. Toen hij het klokslag twaalf uur zag gebeuren stortte hij ter plekke dood neer. (3)
Doden vieren de mis in de kerk
In een sage uit Westernieland (Groningen) gaat een oud stel op kerstnacht naar de kerkdienst, maar zij vergissen zich in de tijd en komen terecht in een mis tussen twaalf en één waar de doden van voorbij gegane jaren zich verzameld hebben. Een dode buurman wenkt ze en gebaart dat ze gevaar lopen en moeten vertrekken. Stilletjes lopen ze de kerk weer uit en komen met de schrik vrij.
In een sage uit Ameland dreigt er een groter gevaar: een oud vrouwtje wil naar de ochtendmis in de kerk gaan, maar ze vergist zich en gaat al tijdens het middernachtelijke uur de kerk binnen. Er is een mis gaande en tot haar grote verbazing herkent zij allemaal mensen die allang gestorven zijn! Een van de doden waarschuwt haar dat ze zo snel mogelijk weer weg moet gaan. Ze moet snel de haak van haar mantel losmaken, anders zal ze zelf een lijk worden. Als ze na het einde van de mis stilletjes achter de anderen aan naar buiten schuifelt wordt de kerkdeur zo hard dichtgeslagen dat haar mantel vast komt te zitten tussen de deur. Had het haakje nog vastgezeten, dan was waarschijnlijk haar hoofd tegen de deur verbrijzeld. (4)
Water verandert in wijn
Een sage uit Zuiderwoude (Noord-Holland) vertelt het volgende: op het middernachtelijke uur, in de kerstnacht, verandert alle water in wijn. Men vertelt dat iemand die met alles de spot dreef, dit wonder niet wilde geloven. Hij zwoer bij hoog en bij laag dat hij dat wel eens zou willen zien en proeven. Zijn makkers hielden hem aan zijn woord en in de kerstnacht roeide hij in een bootje het water op bij Zuiderwoude. Hij had nog niet lang gevaren of de klok sloeg het twaalfde uur. Het was middernacht en men hoorde uit het water een stem die sprak: ‘Het water is wijn, maar de man is mijn.’ Op dat ogenblik sloeg het bootje om, de man belandde in het water en hij verdronk.
Het water uit de Waal verandert niet in wijn, maar als je het in de kerstnacht tegen de stroom in uit de Waal schept dan is het geneeskrachtig. Dit werd ook werkelijk gedaan en het water werd bewaard en vooral gebruikt tegen huidziekten. (5)
De Wilde jacht
Met de kerstnacht gaat de Wilde Jager door de lucht met zijn zeven honden. Je hoort dan een gedruis in de lucht. In Overijssel is het Derk met de Beer die rond waart met de kerstnacht. Hij was een boer wiens vee door ziekte werd getroffen. Uit pure woede schoot hij in de lucht om God zelf te treffen. Voor straf moet hij nu in de kerstnacht ronddwalen samen met zijn varken (beer). In Brabant en Gelderland was het de tijd van de Sint-Hubertusjacht. Je hoorde dan geluiden in de lucht alsof er een drijfjacht gaande was. Het gegeven van een jachtpartij die door de lucht rijdt in de kersttijd komen we in heel Europa tegen. Het zijn de geesten die vanaf de kerstavond vrij zijn om in de mensenwereld rond te dolen. (6)
De witte wieven
In Twente is dit ook het moment waarop de heuvel open gaat van het witte wief schele Guurte. Wie met de kerstnacht naar haar grafheuvel gaat – de Schelleguurkesbelt bij Vorden- heeft de kans om schele Guurte te zien. Zij zal je wenken om naar binnen te gaan om iets van het goud en zilver van de witte wieven mee te nemen. Als je dat doet wees dan wel vlug, zodra de klok twaalf uur heeft geslagen zit je opgesloten in de heuvel en kom je er nooit meer uit! Ook moet je nog oppassen voor een zwarte kat die de grafheuvel bewaakt. (7)
Verzonken klokken luiden in de kerstnacht
In vele sagen wordt verteld van kerkklokken die in vennen en poelen zijn verzonken. Alleen op kerstavond kan je deze klokken horen luiden. Dit doe je echter met gevaar voor eigen leven. Drie sagen uit Noord-Brabant vertellen hier meer van:
Op een koude, donkere kerstnacht was het boerenvolk met een klok op weg van Sevenum naar Deurne. Ze trokken de klok op een kar over de Peelwegen, juist toen de heksen daar hun heksensabbat vierden. Plotseling brak een wiel van de kar en de kar viel met klok en al in een diepe kuil. Die kuil was even tevoren door de duivels daar gegraven, omdat zij niet wilden dat de klok in Deurne aan zou komen. Nu kwamen de heksen te voorschijn. Ze trokken met z’n allen de klok en de kar over de Peelvlakte en wierpen ze in het Zoemeer. Sinds die tijd kan er in het Zoemeer geen vis meer leven en telkens als het kerstnacht is hoort men daar – uit de diepte – de klok nog luiden.
Een duivel moet eens een klok gestolen hebben uit de toren van Duizel. Hij vloog ermee door de lucht, toen hem een zieltje passeerde dat juist op weg was naar de hemel. Woedend wou de duivel de ziel pakken. Maar om die te pakken te krijgen moest hij de klok loslaten. De klok kwam met een enorme vaart op de grond terecht en vormde een diepe kuil.
In de kerstnacht kan men deze klok horen luiden. Dat luiden wordt gedaan door de moeder van de duivel! Zij stookt in de kerstnacht een vuur onder de klok en droogt hierop de hemdjes van de duivelskinderen. Als je tijdens de kerstnacht in deze kuil kijkt, raak je alle haren kwijt en moet je voortaan rondlopen zonder haren, baard, wenkbrauwen en oogwimpers.
Lang geleden is er eens in Oerle een klok in een diepe kuil terecht gekomen. Niemand durfde het te wagen om in de kerstnacht deze kuil voorbij te gaan. Want dan kwam de moeder van de duivel en legde boven de kuil een vuurtje aan dat ze voedde met bokkenpoten. Dat veroorzaakte natuurlijk een geweldige stank. Boven het vuur droogde de moeder van de duivel het hemd van haar zoon.
De prominente rol van de moeder van de duivel in deze sagen is interessant. De kerstavond werd door de Angelsaksische heidenen Modraniht oftewel ‘nacht van de moeders’ genoemd. De kans is groot dat de moeder van de duivel een opvolger is van Hel: de godin van de onderwereld en de doden. (8)
Conclusie
‘Midden in de winternacht ging de hemel open’ zegt het kerstliedje. Even is het hemel op aarde, of beter gezegd: de grens tussen de materiële wereld en de geestenwereld is tijdelijk vervaagd. De kerstnacht is eigenlijk de midwinternacht. Door kalenderveranderingen is het werkelijke moment dat de zon op zijn laagste punt staat verhuisd naar 21 december, maar het meeste volksgeloof houdt vast aan de 24e. Dit is een scharnierpunt: het ene jaar is geëindigd en het volgende jaar nog niet begonnen. Een heilige periode kan beginnen die twaalf dagen duurt van Kerst tot Driekoningen. Dit kan echter ook slechts gaan om dat ene uurtje tussen twaalf en één in de kerstnacht. In die periode kunnen de geesten, de doden, maar ook de duivels uit de onderwereld komen om hier op aarde rond te dwalen. Je kunt ook zeggen dat de mensen zelf gevoeliger zijn en eerder het geestelijke zullen opmerken. Dit kan leiden tot vreugde en genieting, het gevoel dat er even een paradijs op aarde is: de bomen gaan bloeien, mens en dier begrijpen elkaar weer en water wordt wijn. Maar het is ook gevaarlijk. De mens die in aanraking komt met de geestenwereld kan aangeraakt worden door de dood. Die wereld heeft vaak een noodlottige aantrekkingskracht. De man in de sage hoort zijn eigen dood aangezegd worden of verdrinkt in de kerstnacht. Wie het wonder van de kerst wil aanschouwen moet stevig verankerd zijn in de aardse materie, want het risico is anders groot dat je – voor je tijd op aarde werkelijk om is – meegenomen wordt door het ronddolende geestenleger.
Abe van der Veen
1) Dit hele gegeven wordt ook wel verplaatst naar de Oudejaarsnacht.
2) Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Noord Brabant p. 80
Waling Dykstra: Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later deel 2, p. 268
Janssen – Het dansmeisje en de lindepater p. 65
3) De Blécourt ed. – Verhalen van stad en streek 196-197
Entjes, H. en J. Brand – Van duivels, heksen en spoken 22
4) Verhalen van stad en streek 58
De gelijkenissen tussen deze sagen en een sage uit de Faeroër eilanden, waar hetzelfde zich afspeelt, zijn erg opmerkelijk. Het zijn dan echter geen doden, maar trollen die midden in de nacht hun kerkdienst houden! Ook hier moet de vrouw haar mantel losknopen om levend thuis te komen.
van Hamel – Een jaarkring in legenden 271
5) J.R.W. Sinninghe: Spokerijen in de Zaanstreek en Waterland. Zaltbommel 1975, p.49-50
http://www.verhalenbank.nl/items/show/49663
6) http://www.verhalenbank.nl/items/show/45181
http://www.verhalenbank.nl/items/show/39603
http://www.verhalenbank.nl/items/show/50323
Lecouteux C. – Phantom armies of the night 18-19
7) Dit is een oud volksverhaal opgeschreven in 1882. https://www.dbnl.org/tekst/ginn001hand01_01/ginn001hand01_01_0005.php
8) B. Janssen – Het Dansmeisje en De Lindepater p. 65-67
Ook als je gaat kaarten in de kerstnacht is dat zeer riskant. Plotseling kan er een extra speler verschijnen, dit is dan de duivel. Hier komt een van de spelers achter doordat hij onder de tafel kijkt en ziet dat hij een paardenpoot heeft. H. Entjes en J. Brand – Van duivels, heksen en spoken 24 en Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Noord Brabant p. 19-20
The post Het wonder van de kerstnacht first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Beltane: erotiek en eenwording tijdens het Meifeest first appeared on Abe de Verteller.
]]>Heilig Huwelijk
Beltane is te zien als het feest van het Heilig Huwelijk of anders als het feest van de bevruchting in de natuur. De Godin is op haar mooist in een tooi van bloesem en bloemen. De God is groen en gehoornd. Dit huwelijk vindt plaats in de natuur rondom ons, het vindt plaats tussen de God en de Godin, tussen man en vrouw, maar ook is het een innerlijk huwelijk van de mannelijke en vrouwelijke energieën binnen in je. Dit is het feest van het werkelijke kosmische orgasme, dat alleen bereikt wordt in volledige bandeloosheid of in volledige eenwording. Het is de vermenging van de rode stroom van de Godin, met de witte stroom van de god. Op zijn meest plastisch is dit (menstruatie)bloed en sperma. Maar het is ook de neergaande en opgaande, de ingaande en uitgaande energiestroom. Als deze stromen in harmonie zijn met elkaar ontstaat eenwording en daarmee vruchtbaarheid en creativiteit. (3)
De dans rond de meipaal
Dit proces wordt uitgebeeld in het ritueel van de uitverkiezing van de meikoning en meikoningin en vervolgens in het opzetten van een meipaal met een meikrans of hoepel, die weer versierd is met rode en witte linten. Soms worden slangen in de bast van de meipaal gekerfd. De met slangen en linten versierde paal is te zien als de kosmische boom die hemel en aarde verbindt en als de energetische stroom in je eigen lijf die hetzelfde kan doen. Ook is het een symbool voor de fallische mannelijkheid. De krans bovenin staat dan voor het vrouwelijk geslacht. Door het vlechten van de rode en witte linten tijdens de lintendans worden de opgaande en neergaande energieën harmonisch met elkaar verbonden tot er een sierlijk vlechtwerk ontstaat.
Soms word er geen lintendans, maar een spiraaldans rondom de meipaal gedaan. (4) De spiraal leidt symbolisch gesproken naar de onderwereld. Daar in het donkerste hart van jezelf kan je de lentebruid vinden en bevrijden. Ook moet soms de meikoning zich bewijzen door in de paal te klimmen. Zo bereikt hij het vrouwelijke symbool: de krans met meidoornbloesem. Hij heeft symbolisch de meikoningin bevrijd uit de Andere wereld en kan haar mee terug nemen naar de aarde.
Dat dit proces vaak fout gaat is te lezen in een verhaal uit de Welshe Mabinogion, Lludd en Llevelys. Daarin vechten op de meiavond een witte en een rode draak met elkaar. Zij schreeuwen zo hard dat vervolgens ieder in het land – ook het vee en het gewas – zijn vruchtbaarheid verliest. In een ander middeleeuws verhaal laten deze draken de toren van Vortigern, de koning van de Britten, telkens neerstorten. (5) Als er geen harmonie, maar juist frictie is tussen de twee energiestromen dan kan de energetische toren slechts opgebouwd worden tot op het punt waarin de controle wordt verloren. De toren zal vervolgens op een dramatische wijze ineenstorten. Het kosmische orgasme en het innerlijk huwelijk worden dan niet bereikt.
De schone schijn van Maia
Dat dit proces vaak mislukt, is ook te halen uit de naam van de maand mei. Deze is ontleend aan de Grieks-Romeinse godin Maia. Deze godin is de aanvoerster van de Plejaden en de moeder van Hermes. Haar Indiase tegenhanger Maya kennen we als de godin van de illusie van de uiterlijke verschijningsvormen. De maand mei is het toppunt van schoonheid van de uiterlijke wereld. Elke keer als de man slechts gaat voor dit uiterlijke plaatje, in plaats van voor de werkelijke inhoud, zal zijn meikoningin een fatale vrouw blijken te zijn. Hij zal de volkomen éénwording niet bereiken en juist energie verliezen. Evenzo is dit het geval met de vrouw en haar fatale man.
Maya wordt gezien als godin van de magie, moeder van de Boeddha en schepster van de wereld van de zintuigen. (6) Daarmee is ‘maya’ ook een term voor schone schijn met de materie als haar meest verleidelijke vorm. De held moet haar echter niet om haar schoonheid trouwen, maar om wie ze werkelijk, ten diepste is. Hermes, de zoon van Maia, bezit het wapen waarmee die eenwording te bereiken is: de caduceus. Dit is een staf waar rondom twee slangen zich slingeren. De twee slangen kronkelen liefdevol – alsof ze dansen of vrijen – om elkaar heen. In het verhaal van Lludd en Llevelys gebeurt er iets vergelijkbaars: de twee draken (in feite slangen met vleugels) vallen in het centrum van Brittannië in een vat met mede om daar in slaap te vallen. Wie in zijn centrum weet te blijven tijdens de sacrale dans- en vrijpartij van mannelijke en vrouwelijke energieën, zal uiteindelijk uit zijn fysieke lichaam kunnen treden en waarlijk vrij zijn. Hij zal in de geest gaan en samen kunnen smelten met zijn innerlijke geliefde.
Trouwen met de lentebruid
In het eveneens uit de Mabinogion afkomstige verhaal van Culhwch en Olwen wordt de held spontaan verliefd op de maagd Olwen. Ook hij dreigt met een schreeuw het hele land onvruchtbaar te maken als koning Arthur hem niet helpt om zijn bruid te vinden. Deze lijkt onbereikbaar te zijn. Slechts door – maar liefst – 39 schijnbaar onmogelijke taken uit te voeren kan hij haar winnen uit de handen van haar vader de reus Meidoorn (Ysbaddaden Penkawr). De meidoorn is hier de doornige heg die een barrière vormt tussen deze en de Andere wereld waar de bruid te vinden is. Maar wie de reus kan scheren en knippen, kan zo ook de grens voorbijkomen. (7) Je zou deze reusachtige doornenhaag kunnen zien als de wereld van materie in gedachten die ondoordringbaar lijkt, maar voor de ware liefde en doelgerichtheid als sneeuw voor de zon wegsmelt. Zo is het winnen van de meikoningin ook een overwinning op de winter, waardoor de lente(bruid) tevoorschijn kan komen.
In het Schotse sprookje ‘the battle of the birds‘ is er ook een koningszoon verliefd op de dochter van een reuzin. Ook hij krijgt onmogelijke taken opgelegd die hij toch klaart met behulp van de reuzin. Uiteindelijk moet hij een boom zonder zijtakken in klimmen (vergelijk de meipaal) om de reus eieren te geven die daar in een nest zitten. Dit lukt alleen door de dochter zelf te offeren. Door haar te doden, kan hij een trap maken van haar beenderen en de top van de boom bereiken. Weer beneden aangekomen verzamelt hij de beenderen en de dochter van de reus komt weer tot leven. Natuurlijk trouwt hij uiteindelijk met haar. (8) Je zou kunnen zeggen dat hij haar uiterlijke schijn doorziet en daarmee doodt en zo, door telkens verder door te dringen in haar wezen, hoger de boom in kan klimmen om de eieren van vruchtbaarheid en scheppingsdrang te kunnen bereiken.
De strijd om de meikoningin
In één episode uit het lange verhaal van Culhwch wordt verteld van een epische strijd tussen Gwythyr ap Greidawl en Gwyn ap Nudd om de hand van Creiddylad. Zij moeten elke eerste meidag strijden om haar hand tot het einde der tijden. Gwyn is de heerser van Annwn, de Welshe onderwereld. Hij is daarmee een geschikte vertegenwoordiger van de winter. Gwythyr heeft als bijnaam ‘de schroeier’ en is daarom te zien als een koning van de zomer en de bovenwereld. (9) Winter en zomer strijden zo een eeuwigdurende strijd om de hand van de lentebruid. Een strijd die plaats zal vinden op 1 mei; het begin van de zomer voor de Kelten. Maar geen van beide kan definitief winnen. Bij de wenteling van de jaarhelften zullen ze noodgedwongen de godin moeten overdragen aan de nieuwe koning, koning zomer, of koning winter of anders de koning van het afgaande en de koning van het opgaande jaar.
Ook in het ridderverhaal ‘Lancelot of de ridder van de kar’ uit de twaalfde eeuw van Chrétien de Troyes komt hetzelfde thema naar voren. Guinevere (In het Welsh Gwenhwyfar, de witte juffer), de vrouw van koning Arthur, gaat eropuit om te ‘meien’, oftewel ze gaat het bos in om bloeiende takken te plukken voor het meifeest. Daar wordt ze ontvoerd door de koning van het ‘Zomerland’ Melwas (of Meleagant). Dit zomerland is waarschijnlijk een eufemisme voor de Andere wereld. Lancelot is hier te zien als de meikoning. Hij achtervolgt hen en gaat over een vlijmscherpe zwaardbrug om in de Andere wereld terecht te komen. Daar vecht hij met Melwas en overwint hem. Hij bevrijdt Guinevere en die avond vrijen zij met elkaar. (10) Omdat zij natuurlijk al getrouwd is met Arthur, komt hier een serieus dilemma van deze tijd naar boven: de koning wil zijn lentebruid niet kwijt, wil eeuwig koning blijven en draagt zijn vrouw niet over aan Lancelot die toch haar liefde heeft gewonnen. Doordat de cyclus van het leven en de seizoenen niet wordt gerespecteerd door koning Arthur, moet zijn koninkrijk wel in verval komen.
De beproevingen van het meifeest
Dat de ideale bruid – de bruid die de verloren eenheid van man en vrouw terug kan brengen – moeilijk te winnen is en dat je daar – door beproeving en inwijding – waardig voor gemaakt moet worden, zien we ook terug in enkele meifeestgebruiken. De jonge mannen gaan in de meinacht het dorp uit en het bos in op zoek naar bloeiende meitakken en brengen deze naar het venster van hun geliefde in het dorp. De meipaal wordt in het midden van het dorp gezet en bekroond met een tak of krans van de bloeiende meidoorn. De jonge mannen van de gemeenschap moeten in een hardloop- of paardrijdwedstrijd uitmaken wie de nieuwe meikoning is en vervolgens proberen in de meipaal te klimmen om de meikrans te bemachtigen (soms is de paal ingesmeerd met zeep). Als hij de krans bereikt heeft hij zijn koningschap daarmee bewezen. Degene die dit lukt, wordt de meikoning en trouwt symbolisch met de meikoningin. (11) De jongelingen moeten deze beproevingen doorstaan om hun geliefde waard te zijn. Met het halen van de schat – de bloeiende tak – uit de andere wereld, kunnen ze hun geliefde als het ware wakker kussen uit de sluimer van hun betovering.
Tijdens de heidense Beltane zullen de meikoning en de meikoningin het ritueel van het heilig huwelijk uitgevoerd hebben. Zij vreeën niet met elkaar als zomaar een jonge man en vrouw, maar als koning en koningin van de mei, als de God en de Godin. Dit ritueel van eenwording bracht vruchtbaarheid aan de gemeenschap. Ze brachten een beetje hemel op aarde, maar ook aarde in de hemel, ze zorgden voor verbinding! De mannen en vrouwen van de gemeenschap kenden niet de ultieme concentratie van de focus bij de daad, het volgen van de energieën en het blijven in je centrum. Hun eenwording – als ze in een zwoele meinacht zich met hun uitverkoren minnaar van het meivuur verwijderden – was niet heilig, maar wel tomeloos, ongegeneerd en grenzeloos. Zo vierden zij met de Beltane de vreugde van het leven en de bevruchting in de natuur. Een nieuwe overvloedige oogst werd zo gewaarborgd. (12)
Abe van der Veen
1) http://en.wikipedia.org/wiki/Beltane
2) Frazer – The golden bough 618
3) Het Heilig Huwelijk wordt ook goed weergegeven in de leer van het Indiase tantrisme
4) Lankester – De acht jaarfeesten 140- 141
5) Mabinogion en de Historia Britonum van Nennius
Hier de complete tekst van het verhaal: http://www.ancienttexts.org/library/celtic/ctexts/lludd.html
6) Walker – Encyclopedia of myths and secrets 626
http://en.wikipedia.org/wiki/Maya_%28illusion%29
7) Mabinogion Hier de complete tekst: http://www.ancienttexts.org/library/celtic/ctexts/culhwch.html
8) http://www.sacred-texts.com/neu/celt/cft/cft27.htm
9) Caitlin Matthews – Mabon and the guardians of celtic Britain p. 114
https://lornasmithers.wordpress.com/2015/04/12/gwyn-gwythyr-and-creiddylad-a-story-from-the-old-north/
10) De ontvoerder heet Melwas in de negende-eeuwse eerste versie van het verhaal in ‘het leven van Sint Gildas’. Zijn land heet daar ‘the summer country’. Het verhaal werd populair met ‘Lancelot, the knight of the cart’ van Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw). Daar heet hij Meleagant en het land heet Gorre.
http://en.wikipedia.org/wiki/Lancelot,_the_Knight_of_the_Cart
http://en.wikipedia.org/wiki/Maleagant
11) Frazer – The golden bough 119-135
Lankester – De acht jaarfeesten
Voor de viering van het meifeest in Nederland: http://www.jefdejager.nl/meifeest.php
12) De bewijzen voor seksuele bandeloosheid tijdens de Beltane zijn eigenlijk best dun. De altijd opnieuw aangehaalde quote is die van Stubbes uit ‘The Anatomy of abuses’ (1583): ‘I have heard it credibly reported (viva voce)…that of forty, three-score, or a hundred maids going to the wood over night, there have scarcely the third part of them returned home again undefiled.’
Frazer noemt nog een gebruik dat voorkwam van Duitsland tot in de Oekraïne om in koppeltjes over de pas geploegde en ingezaaide aarde van het akkerland te rollen. (Golden Bough 137) Ook dit is erotisch te interpreteren. Maar veel meer ‘losbandigheid’ kom ik niet tegen.
The post Beltane: erotiek en eenwording tijdens het Meifeest first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Imbolc: in de buik van de Godin first appeared on Abe de Verteller.
]]>Imbolc en Brigid
In Ierland heette dit feest Imbolc en werd gevierd op één februari (volgens de Keltische tijdsrekening beginnend bij de avond van 31 januari). Imbolc betekent waarschijnlijk rond de buik en is verwant met de Indo-Europese wortel ‘Hmelg’, wat zuivering betekent. Men ploegde de eerste vore rondom de akker, die te zien is als de buik van de godin. Ook het beeld van de godin werd rondom het veld gedragen. Hierdoor werden de akkers energetisch gezuiverd. (2)
Imbolc is gewijd aan de Keltische godin Brigid. Haar feestdag is ook op één februari. Zij is de drievoudige godin die in Kildare in Ierland haar tempel heeft waar in haar haard een eeuwig vuur brandend wordt gehouden. Zij koestert haar innerlijke vlam, want daarmee kan ze haar belangrijkste functies uitoefenen als godin van de genees-, dicht- en smeedkunst. Na de kerstening van Ierland werd ze de belangrijkste vrouwelijke heilige van het land.
Op haar dag werd in de Hebriden Bride oftewel Brigid welkom geheten in huis. Deze ‘bruid’ was een – als een vrouw aangeklede – korenschoof, die samen met een knots in een mand werd gedaan en vervolgens in de haard werd verbrand. Als er de volgende ochtend een indruk van de knots in de as te zien was zou dat een vruchtbaar jaar betekenen. Deze besmuikte seksuele symboliek is een stuk explicieter in het gebruik van het Heilig Huwelijk van de god en de godin in de pas geploegde vore. Een dergelijk huwelijk tussen Brigid en de Dagda wordt wel gesuggereerd, maar harde bewijzen ontbreken. (3)
Toch in het bruid zijn van Bride en ‘the breeding’ van Brigid (dat werd uitgesproken als Breed), is zij te zien als de behoedster van het nieuwe leven. Zij is de kracht die ervoor zorgt dat het ei uitgebroed wordt, dat het vlammetje tot een vuur wordt, dat het brood in de oven gaat rijzen en het zaad in de grond zal ontkiemen.
De Keltische zweethut
Aan Brigid werden ook genezende bronnen gewijd. Naast zulke bronnen zijn de ruïnes van gebouwtjes gevonden van Keltische zweethutten (een soort van primitieve sauna’s). Een bad in zo’n bron zou je van diverse kwalen kunnen genezen. Ook de bomen rondom de bron konden je ziekte overnemen. Je hing daarvoor een met zweet doordrenkte doek (een zgn. ‘clootie’) in de boom. (4) De zweethut zou ook helpen tegen een aantal kwalen. Je zou de zweethut, de oven en de pas ingezaaide akker kunnen associëren met de baarmoeder van de Grote Godin.
Brigid en de Keltische zweethut passen goed bij elkaar. Zij hoort bij zweet en vlammen; is het niet in de smidse dan wel bij de haard en anders wel in de verduisterde hut, waar de Ierse bard zijn gedichten memoriseerde. Maar eigenlijk is zij de donkere aarde zelf, de buik, de akker met het zaad. In haar zit de vlam die gekoesterd moet worden, het zaad dat gezaaid is met Imbolc en nu rust in de moederschoot en wacht op het juiste moment om te ontkiemen. Wellicht deed de mens mee met de natuur door ook terug te gaan in de baarmoeder door middel van het zweethutritueel. Hier is echter geen direct bewijs voor te vinden.
Romeinse feesten in februari
Het wordt wel aannemelijker als je dit Keltische feest vergelijkt met de Romeinse gebruiken in februari. Het woord februari komt van ‘februare’ wat rituele reiniging betekent. Het houdt ook verband met de ‘februa’, oftewel de zweep. Tijdens het Romeinse feest Februa werden er rituele wassingen en dompelingen gehouden. Dit was een feest ter ere van de Romeinse god van zuivering en dood, Februus of anders mogelijk voor de godin van de koortsen; Febris.
Dit feest werd, tegelijkertijd met de Lupercalia, op vijftien februari gehouden. Tijdens de Lupercalia gingen twee jongelingen – slechts gekleed in de huiden van twee pas geofferde bokken – de straat op. Zij hadden zwepen (‘februa’) bij zich waarmee ze de vrouwen sloegen. Deze ontblootten gewillig hun ruggen omdat deze handeling vruchtbaarheid zou brengen. Ook het Romeinse woord ‘febris’ voor koorts hangt hiermee samen.
Juist in Rome ging een ritueel bad – zoals men dus nam tijdens de februa – bijna altijd samen met een bezoek aan de sauna. Daar werd en wordt zweet en verhitting opgewekt, oftewel een kunstmatige koorts! Een typisch gebruik bij Finse sauna’s is het slaan met roeden van berkentwijgen om zo de poriën zich nog verder te laten openen en zo het zweet eruit te laten stromen. Mogelijk gebeurde dit ook in Rome en ontstond zo de samenhang tussen ‘februa’, oftewel de zweep en ‘febris’, de koorts. (5)
Een ander interessant feest dat in januari of februari werd gevierd (in ieder geval vòòr zeventien februari) is de Fornacalia. Het feest ter ere van Fornax godin van het brood en van de ovens. Het feest was bedoeld om het bakken van het brood goed te doen slagen. Toch is de kans groot dat er meer gebeurde dan een onschuldig broodoffer. Van Fornax komt namelijk ook ‘fornices’ wat onder andere bordeel betekent en ‘fornicare’ oftewel ‘to fornicate’, ontucht bedrijven. Ook het woord ‘inferno’ oftewel hel is hieraan verwant en dat het er daar heet aan toe gaat hoef ik niet uit te leggen. Blijkbaar werd er een verband gelegd tussen de oven en seks. In de bronnen wordt ‘febris’ nogal eens liefdeskoorts genoemd. In dit geval de hitte van twee lijven die tegen elkaar aan wrijven. Het gaat hier dan wel om de rituele seks van het heilig huwelijk van Jupiter en Juno Februtis.
Een groter baarmoedergevoel als in een zweethut heb ik zelf nooit meegemaakt. Dit zweten en de onderdompeling in koud water erna zuivert en reinigt. Je voelt je als herboren, uit de warme duisternis van de baarmoeder terug in het licht. Wie weet was dit ooit onderdeel van Imbolc. Het past in ieder geval prachtig binnen de symboliek van dit seizoen waarin onder de bescherming van Brigid een vlammetje tot een vuur, een homp deeg tot een brood, een zaadje in de aarde tot een korenhalm en een zaadje in de buik door versmelting met het ei tot een mens kan groeien.
Abe van der Veen
1) Wolkstein en Kramer – Inanna queen of heaven p.37
2) Lankester – De acht jaarfeesten p. 94
3) Frazer – The golden bough p. 134
4) http://en.wikipedia.org/wiki/Clootie_well
http://en.wikipedia.org/wiki/St_Brigid%27s_Well
http://www.irishmegaliths.org.uk/sweathouses.htm
5) Lankester – De acht jaarfeesten p. 91-92
The post Imbolc: in de buik van de Godin first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Gruwelen met kerst: de Kallikantzaroi first appeared on Abe de Verteller.
]]>Naam en uiterlijk
Kallikantzaroi, kallikántzari of callicantzaroi zou mooie centauren betekenen, van Kalos-Kentauros. Ze worden wel gezien als de opvolgers van de antieke faunen en centauren. Maar die naam van mooi maken ze absoluut niet waar. Deze half dierlijke – altijd mannelijke – wezens zijn mager, harig – behalve op hun hoofd – gehoornd en met een lange staart. Ze hebben ezels- of geitenoren, lange, aapachtige armen en handen met kromme, lange nagels en scherpe slagtanden. Ze hebben één mensenbeen en één bokken- of ezelpoot of anders hebben ze mensenvoeten waarbij de hiel naar voren en de tenen achteruit steken. Ondanks deze handicap kunnen ze toch razendsnel lopen. Hun rode ogen staren uit een pikzwart gezicht. Hun bloedrode tong zwabbert uit hun muil. De lengte van de kallikantzaros wordt verschillend beschreven; soms zijn ze zo klein als een kind en dan weer zo groot dat zij door het stookgat van een huis naar binnen kunnen kijken. De kleine kallikantzaroi zijn vervelend maar niet echt bedreigend, de grote kallikantzaroi kunnen echter moord en doodslag veroorzaken. Zij lopen altijd naakt rond en tonen hun grote fallus, maar dragen wel vaak een veel te lange, rode hoed of muts. In Messenië, Laconië en Kreta bestaan ook Lykokantzaroi oftewel wolf-centauren. Zij wonen in de onderwereld of in ieder geval in diepe holen onder de grond en slapen in Griekse amforen, die ze daar in groten getale opgestapeld hebben. Zij zijn lichtschuw en komen daarom overdag niet boven de grond. Daardoor zijn ze wel bijna blind geworden. Hun voedsel bestaat uit padden, slangen en hagedissen. Hun belangrijkste werk bestaat uit het proberen de boom waarop de aarde rust om te hakken, te zagen of zelfs te knagen. Deze kosmische boom houdt de wereld bij elkaar. De kallikantzaroi hopen dat daarmee het einde der tijden bereikt zal worden en onze wereld zal vergaan.
de Koutsodaimonas
De leider van de kallikantzaroi is ook de grootste en sterkste en heet Koutsodaimonas; de lamme demon. Hij heeft een abnormaal groot hoofd, lange, puntige hoorns (of juist één grote gekartelde hoorn op zijn voorhoofd) geitenogen en een sik. Zijn tong hangt altijd uit zijn mond en hij heeft een bochel op zijn borst. Hij toont zonder schaamte zijn monsterlijk grote fallus. Hij heeft een haan als rijdier of loopt juist achteraan de processie, terwijl hij iedereen uitscheld en uitlacht. De Koutsodaimonas kan wèl weer erg mooi spelen op zijn panfluit.
Gedrag tijdens kerst
Met kerst mogen de kallikantzaroi tijdelijk uit de Onderwereld komen. Tijdens de twaalf heilige nachten van kerst tot Driekoningen – deze periode heet bij de Grieken de Dodecameron – komen ze uit de onderwereld naar onze wereld onder leiding van de grote kallikantzaros, Koutsodaimonas. De andere kallikantzaroi rijden op lamme, blinde of anders misvormde kippen, kleine paarden of ezels. Zij gaan dan in een lange processie door de Griekse heuvelen. Zij schuimen de kleine Griekse dorpjes af en maken de verlaten landwegen in die periode onveilig. Zij vertrappen en verscheuren alles wat ze in de weg staat. Als je ze tegenkomt in de schemering of in de nacht dan zullen ze je dwingen om met hen te dansen tot je erbij neervalt. Ze kunnen je ook vragen: hennep of lood? Als je hennep zegt dan laten ze je vrij, maar zeg je lood dan wordt je mishandeld. Ze trekken je kleren van het lijf en scheuren je half uit elkaar met hun scherpe klauwen. Vrouwen worden niet verscheurd, maar ontvoerd naar hun donkere holen. De kallikantzaroi zijn namelijk zeer wellustig. In enkele verslagen doen ze zich ook tegoed aan mensenvlees.
Middelen om de kallikantzaroi te verjagen
Met name eenzame boerenhoeven en molens zijn voor de vernielzucht van de kallikantzaroi niet veilig. Mensen probeerden de kallikantzaroi uit hun huizen te houden door het vuur hoog op te stoken en door een bezem en een zeef bij de voordeur neer te zetten, of door strengen knoflook op te hangen. Nog beter werkt de stank van verbrande oude schoenen! Het is prettig te weten dat wierook ze ook op afstand houdt. Verder zouden ze niet voorbij een vers geslacht stuk varkensvlees kunnen als dat in de schoorsteen hangt. Het is waarschijnlijk dat dit stuk van het kerstvarken bedoeld is als afkoopsom voor de kallikantzaroi om het huis intact te houden. Als ze toch buiten moeten zijn, dan dragen de Grieken toortsen om zo de licht- en vuurschuwe kallikantzaroi af te schrikken.
Wat de kallikantzaroi doen als ze binnen zijn
Toch komen de kallikantzaroi toch vaak binnen. Ze kruipen bijvoorbeeld door het schoorsteengat of rammen de deur in. Als de kallikantzaroi eenmaal binnen zijn, dan is de ramp niet te overzien. Zij slaan alles kort en klein, ze verslinden het kerstvarken, slurpen het wijnvat leeg en urineren in de haard of in de drinkwaterput. Soms wassen ze ook hun genitaliën in dat water. Om die reden moeten de watercontainers goed afgesloten worden. Ze dreigen ook alle meisjes in het huis te ontmaagden.
De Koutsodaimonas is het ergst: Hij voegt de daad bij het woord en verkracht de jonge meisjes in het huis. Hij heeft het soms ook op mooie herdersjongens gemunt. Zijn penetratie kan dodelijk zijn. Verder steekt hij zijn scherpe hoorns graag in de buiken van de aanwezige zwangere vrouwen!
Het liefst dringen de kallikantzaroi het wijnhuis binnen. Daar binden ze de waard vast, tappen en drinken uit al zijn vaten en laten de kranen open staan zodat de wijn over de grond stroomt. Wild dansen zij daar in de plas met wijn.
Terug naar de onderwereld
De kallikantzaroi zijn gedwongen om bij het ochtendkrieken terug te gaan naar de onderwereld. Bij de jaarlijkse traditie van het met wijwater zegenen van de huizen door de priester op zes januari (Ephiphania of Driekoningen) moeten ze definitief voor dat jaar de bovenwereld verlaten. De Koutsodaimonas blijft als laatste achter in de hoop dat hij nog wat onrust kan stoken. Toch moet ook hij uiteindelijk het veld ruimen. Als de kallikantzaroi verder willen gaan met het om knagen van de wereldboom, blijkt dat in de tussentijd alle zware wortels weer zijn aangegroeid. Ze kunnen weer van voren af aan beginnen!
De kallikantzaroi als getransformeerde mensen
De kallikantzaroi zijn te zien als de getransformeerde zielen van bepaalde mensen, het zijn ‘shape-shifters’. Op het eilandje Tenos worden de kallikantzaroi gezien als getransformeerde mensen die met de helm op zijn geboren tijdens de twaalf heilige nachten. In het midden van de zeventiende eeuw schreef de wetenschapper Allacci over een bijgeloof op zijn eiland Chios. Kinderen geboren op de kerstdag (of tussen de kerstnacht en de laatste nacht van het jaar) zijn voorbestemd om kallikantzaroi te worden. Hij beschrijft ze als dierlijke wezens die in de laatste week van december woedend worden. Zij lopen dan rusteloos en haveloos rond. Ze overweldigen de mensen, krassen met hun nagels over hun gezicht en borst en vragen dan: hennep of lood? Als er hennep wordt geantwoord dan laten ze hen met rust, maar is het antwoord lood dan wordt het slachtoffer mishandeld tot hij halfdood is. Om te voorkomen dat een kind kallikantzaroi wordt moet hij boven een vuur gehouden worden om zijn voetzolen te schroeien. Zo kan hij geen klauwen krijgen. Er is ook een getuigenis uit Athene van twee mannen die zich in kallikantzaroi wilden veranderen. Ze maakten hun gezichten zwart en bedekten zichzelf met veren.
Met deze gegevens in de hand valt er te speculeren dat de kallikantzaroi ooit net als Krampus in Oostenrijk, de joulipukki in Zweden en de zwarte Pieten in Nederland, verklede mannen zijn geweest die werkelijk in de kersttijd in processie door de dorpen rondgingen. Mogelijk gaat dit ook om een extatisch gebeuren. Kinderen die tijdens kerst, of met de helm op zijn geboren worden gezien als kinderen met paranormale gaven. Ze zouden uit hun lichaam kunnen treden. Het zich kunnen transformeren in een diervorm zoals de kallikantzaroi is te zien als zo’n extase. Helaas is hier niets met zekerheid over te zeggen, want toen het gebruik stopte, bleven alleen de verhalen over.
Conclusie
De bijna doorgeknaagde wereldboom is voor mij het meest intrigerende element uit het verhaal van de kallikantzaroi. Om dit symbool te begrijpen moeten we de kallikantzaroi zien als vertegenwoordigers van de chaos. Alle orde heeft als tegenhanger een bepaalde mate van chaos nodig. Als het niet op gezette tijden mogelijk is om uit de band te springen dan zal het chaos-element in jezelf gaan woekeren en kan het onverwachts toeslaan! De periode tussen kerst en Driekoningen – als onbestemde periode tussen de jaren in – is al eeuwenlang een periode om de gewone wereld om te keren en om wat chaos in je leven toe te laten. De dierlijke, demonische krachten in de mens die voor het grootste gedeelte van het jaar in de onderwereld van het onbewuste opgesloten zitten mogen in de kersttijd even naar de oppervlakte komen om uit te razen. Het is tijd voor onmatigheid, chaos, lawaai en losbandigheid. Je kunt dit zien als een noodzakelijk kwaad. Waren de kallikantzaroi niet met kerst boven de grond gekropen, dan hadden zij de kosmische boom doorgeknaagd en was hij omgevallen. Een complete maatschappelijke anarchie of een individuele mentale ‘break-down’ zou dan het gevolg zijn geweest. De krachten van de chaos zouden dan voor langere tijd van de krachten van de orde hebben gewonnen.
Natuurlijk waren deze gebruiken niet naar de zin van kerk en gezag. De demon in jezelf tonen is des duivels! Langzaam maar zeker veranderde de folklore rondom de kallikantzari van een levend ritueel tot een ingekapseld sprookje. De kallikantzaroi werden onder deze invloed puur slechte, duivelse wezens. Maar achter het sprookje vinden we een diepere betekenis: laat het wilde gedeelte van jezelf – zo nu en dan, maar zeker in de kersttijd – naar buiten komen, laat het dansen en gek doen en vier zo de Midwinter!
Abe van der Veen
Literatuurlijst
Nigel Jackson – Compleat Vampyre 62-63
Nancy Arrowsmith – A field guide to the little people p. 127-128
Van Hamel, A.G. red. – een jaarkring in legenden 290-294
Pierre Dubois – De grote encyclopedie van het kleine volkje 152-153
Ginzburg – Ecstasies p. 168-170
J.C. Lawson – Modern Greek folklore and ancient Greek religion 190 ev
https://archive.org/stream/cu31924026472252#page/n209/mode/2up
http://en.wikipedia.org/wiki/Kallikantzaros
http://gogreece.about.com/od/agreekchristmas/g/Kallinkatzaroi-Christmas-Goblins-of-Greece.htm
– Ik ken drie verhalen over de kallikantzaroi : de boer en zijn ezeltje met twee zakken meel, de kallikantzari die de prinses een oog uitsteekt en het geneesmiddel verklapt en de vrouw die ontvoerd zal worden door de kallikantzaroi, maar verhalen gaat vertellen tot de ochtendstond.
– Nigel Jackson vergelijkt ze met de Gandharvas uit India. Deze wilde paardengeesten zijn de losbandige metgezellen van de Apsaras (hemelse nimfen). Zij bewaken de soma van de goden. (Jackson 62-63)
– Het is duidelijk dat de kallikantzaroi ontstaan zijn uit een geloof dat bepaalde individuen of bovennatuurlijke wezens zich periodiek kunnen veranderen in allerhande dierlijke vormen. (Lawson 204) Bij de berg Pelion kunnen ze zich vooral veranderen in vrouwen, bebaarde mannen en in bokken.
– In Thessalië waren er gemaskerde figuren die een pantomime spel deden tijdens de periode tussen één januari en Driekoningen die ‘karkantzaroi’ werden genoemd. Zij zijn waarschijnlijk personificaties geweest van de kallikantzaroi. Jackson 187
The post Gruwelen met kerst: de Kallikantzaroi first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Geloof jij nog in Sinterklaas? first appeared on Abe de Verteller.
]]>Ik geloofde net als elk ander kind in de Sint. Dat geloof was onaantastbaar en zonder achterdocht. Het was gewoon zo en verder dacht ik er niet bij na. Ergens in de jaren tachtig werd er een beroemd/berucht geworden experiment uitgevoerd met het sint-geloof. Een kleuterjuf verkleedde zich als sint terwijl de kinderen toekeken. Zij deed de mijter op, de baard en de mantel om en zij was voor hen Sinterklaas. Geen twijfel mogelijk! Toen juf terug kwam vertelden ze allemaal dat ze Sinterklaas hadden gezien. (1) Het wereldbeeld van die kinderen is, zoals wij in het verleden allemaal waren toen wij nog zaten in een magisch universum. Je zet het masker op en je bent de geest, je verft je zwart en je behoort bij de doden. Je doet de wolvenhuid om en je bent een wolf. En dat vonden de omstanders die dat zagen ook.
Toen we afstand namen om de werkelijkheid objectief te kunnen bekijken en zo een eigen individu ontwikkelden begon de twijfel toe te slaan. Hoe kan dat dan? Die cadeautjes door die nauwe schoorsteenpijp? Hoe kan het dat het paard van Sinterklaas kan vliegen? Hoe kan hij in één nacht alle kinderen cadeautjes brengen? Allemaal rationele vragen van een twijfelend kind, die in een nieuw bewustzijnsstadium komt. Geloof impliceert in dit stadium al twijfel. Als je zegt: ik geloof dat hij die kant is uit gegaan, dan weet je het dus niet zeker! Ik geloof het wel, ik denk van wel zijn uitingen van lichte twijfel.
Inwijding
Toen mij verteld werd dat Sint niet bestond werd ik niet-gelovige. Ik geloofde omdat iemand het mij zei en ik stopte met geloven omdat mij dat werd gezegd. Ik bleef geloven in de autoriteit van een ander. Dat is de kern van het geloof in de Sint; een geloof berustend op vertrouwen op iemand die groter, wijzer en ouder is dan jezelf. De ouder die het allemaal wèl weet. De gezag hebbende ouder is meer dan een gelovige, hij is een wetende! Als hij zegt dat hij gelooft in Sinterklaas dan weet hij dat uit ervaring. Een ervaring die ik nog mee moet maken. Ik ben de leek die nog ingewijd moet worden. Als ik door mijn zwartgemaakte vader mee was genomen de nacht in, in de zak naar Spanje of een andere enge plek en ik had gezien dat je door middel van het masker, het zwartsel, de mijter of de baard een andere entiteit kan worden. Je vereenzelvigen met iets dat hoger is, groter is dan jezelf bent, dan was ik ook een wetende geworden in plaats van een ongelovige. Bij mij en de meeste sint-gelovigen is dat niet gebeurd, wij werden niet meegenomen. Maar mijn vader is ook niet meegenomen en zijn vader evenmin. (2)
De betekenis van het ritueel
Op een gegeven moment werd het ritueel een lege huls en de autoriteit, de ouder was geen wetende meer. Als je hem vroeg, waarom deden we dat ritueel? Dan kwam er iets uit als: we doen het omdat dat nou eenmaal zo hoort, omdat het de gewoonte is. Dat antwoord gaf geen voldoening en zo verdwenen één voor één de volksgebruiken en rituelen en werd Sint een roepende in de woestijn. In de mysteriereligies werkt het zo: je begint als leek, maar als de tijd rijp is, als je er klaar voor bent komt je inwijding en wordt je van een gelovige vanuit autoriteit een wetende, die het numineuze zelf heeft ervaren.
Antwoord op de vragen
Jij die het mysterie van Sinterklaas wilt ervaren zal het zelf moeten doen. Je zult alle paradoxen van het sint-geloof zelf moeten oplossen:
– Hoe vliegt de sint met zijn paard over de daken? Met zijn astrale lichaam.
– Hoe komt hij (en zijn cadeaus) door de schoorsteen? Door uit zijn lichaam te treden.
– Hoe bezorgt hij alle kinderen cadeaus? Doordat ieder die zich verandert in de Sint onderdeel wordt van een grotere entiteit, die bovenmenselijk is.
Is met het beantwoorden van deze vragen de kous af? Nee! Dit letterlijk tot je nemen is geloven in autoriteit. Je zult je zelf zwart moeten maken of hijsen in het pak van de bisschop, de priester, de sjamaan. Voorbij je eigen ik, verkenningen doen in de wereld van het onzeglijke, ervaren en daardoor weten.
Geloven in Sinterklaas
Het geloven in Sinterklaas werkt in vier fasen: Eerst geloof je vanuit je magische belevingswereld. Daardoor ervaar je het archetype rechtstreeks. Dan geloof je vanuit autoriteit. Je ouders hebben het gezegd en je wilt het zo graag geloven. Het is ‘wishful thinking’. De zaadjes van twijfel zijn echter al gezaaid. Dan komt het moment waarin je niet meer bij de kleintjes hoort omdat je weet dat Sinterklaas een verklede man is. Dat besef zal er mede voor zorgen dat je het magisch bewustzijn verliest. In deze derde fase – waarin wij nu zitten – is het slechts een verkleedspel, leuk voor kleine kinderen, het heeft geen diepere betekenis en dat is dat. Een rationeel-materiële wijze om naar de wereld te kijken heeft het magische denken en beleven overgenomen. De vierde fase kennen we tegenwoordig niet meer zo. Dat is het trance effect dat het opdoen van een masker of vermomming kan hebben, waardoor je je eigen identiteit tijdelijk verliest en opgaat in een ‘archetype’ of anders gezegd een grotere bovenmenselijke entiteit. Wie dit door middel van het ritueel beleeft, beseft dat je tussen werelden, tussen bewustzijnsniveaus kan schuiven en dat zowel het rationele als het magische bewustzijn een innerlijke realiteit hebben. Voor mij is Sinterklaas – zeker als je hem ziet als opvolger van Wodan – zo’n grotere door middel van het ritueel beleefbare entiteit.
Ik geloof in Sinterklaas, jij ook?
Abe van der Veen 2010
Dit stuk is een zienswijze, een manier om naar het feest te kijken, deze keer dus geen uitgebreid notenapparaat.
1) Dit experiment is recentelijk nog herhaald met hetzelfde resultaat.
2) Bijvoorbeeld bij de Amelandse Sinterklaasrituelen zou dit wel het geval zijn. De jonge Amelander mag vanaf een bepaalde leeftijd ook ‘in het pak’ net als zijn vader.
The post Geloof jij nog in Sinterklaas? first appeared on Abe de Verteller.
]]>