Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Makkers staakt uw wild geraas: De betekenis van het Sinterklaaslied ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>De eerste zin zet de sfeer direct neer: de luisteraar wordt opgeroepen om te kijken naar de maan. Het is en blijft een mooi, sfeervol gezicht als deze door de bomen schijnt. Verder niks aan de hand.
Maar dan die tweede vermaledijde zin: wie zijn die makkers? En waarom maken ze zo’n lawaai? Een aantal exegeten beweren dat het de kindertjes zijn die toe worden gesproken om minder druk te doen, maar een kind spreek je niet aan met ‘makker’, ook niet in de negentiende eeuw, dus dat klopt niet. Makkers zijn metgezellen of kameraden. Zij worden toegesproken om met hun lawaai te stoppen. (3) Wie deze makkers zijn en waarom ze zo wild razen wordt duidelijk als we kijken naar een aantal volksgebruiken rondom sint Nicolaas in de negentiende eeuw.
Het wild geraas
Al in een bron uit 1659 wordt gezegd: ‘Sinte Claas, die rijke milde man, die is zo goed van geven dat de jongelui hem loven met geraas.‘
In een spotdicht uit 1802 is het Sinterklaas zelf die het lawaai maakt: ‘Zy lachen om Sint Nicolaas die met een ketting loopt en maakt een drommels groot geraas.‘
In een bericht uit 1850 lezen we iets over hoe lawaaierig het er buiten aan toe ging tijdens sint Nicolaasavond: “Gerust kunt ge u nu buiten wagen, Geen zwarte kop met huiden om het lijf geslagen en hoornen op. Geen ketens ramm’len langs de keien als van een beer, Gij hoort geen deur, geen schot rammeijen, Geen angstkreet meer.”
In 1863 vertelt de letterkundige Eelco Verwijs van geraas in Friesland: ‘Zo bijvoorbeeld vertonen zich op St.-Nicolaasavond op het Vliet te Franeker de zogenaamde St.-Nicolaasmannen, die vreselijk toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken en zich aan allerlei baldadigheid overgeven.’
Volgens de geschiedkundige Jan ter Gouw gingen in 1871 te Amsterdam de ‘zwarte Klazen’ rond: ‘onder groot rumoer, en met schoorsteenkettingen een afgrijselijke muziek op de straatkeien makende; de buurten rond, om op deuren en vensters te bonzen en met een bullebaksstem te roepen: ‘Synder ook quaje kyeren [kwade kinderen]?’ (4)
Deze citaten laten zien dat er op diverse plaatsen in Nederland in de Sinterklaastijd mannen rond gingen die zich angstaanjagend hadden verkleed en die daarbij veel lawaai maakten. Dit zijn de makkers die het wat rustiger aan moeten doen! Er is in de teksten sprake van het maken van lawaai door (jonge?) mannen die zich zwart hadden gemaakt of anderszins hadden vermomd. Het razen wat zij doen is volgens het etymologisch woordenboek woeden, bulderen, in razernij komen of zelfs gek worden. Het kan hier ook gaan om het rammelen met kettingen. Die ketens passen goed bij zwartgemaakte mannen die geesten moeten voorstellen. Zij staan voor de dolende geest die met een ketting nog vastgeketend is aan de materiële wereld, waardoor hij nog niet verder kan naar het hiernamaals. (5)
Het heeft ervan dat J.P. Heije een versie kent van dit gebruik waarin dit ‘razen’ en rond gaan gestopt moest worden zodra Sinterklaas zijn bezoek aan de kinderen brengt. In de conclusie vertel ik wat de reden zou kunnen zijn van al dit ‘geraas’.
De derde zin is weer vrij duidelijk. Zij vertelt over een ‘heerlijk’ avondje. Het maakt duidelijk dat het een bijzondere avond is; het is Sinterklaasavond. Maar als we kijken naar de etymologie is er hier meer aan de hand: heerlijk betekent gelijk of zoals een heer. Het woord ‘heer’ is verwant aan het oudnoorse ‘harr’ wat ‘grijsharig’ betekent en het oudhoogduitse ‘herr’ wat ‘voornaam’ of ‘heilig’ betekent. Heerlijk is dan de verrukking en het plezier die deze voorname, heilige grijsharige heer teweeg brengt. (6) Sint Nicolaas is deze heer. De stam ‘her’/’har’ zullen we opnieuw tegen komen bij de Harlekijn in het tweede couplet.
De koek en de gard
Volgens de laatste zin van het eerste couplet kunnen de kinderen tijdens dit bezoek een koek of een gard verwachten, oftewel een beloning of een straf. De koek gaat om de speculaaskoek, een typische lekkernij van de Sint. Mogelijk is deze vernoemd naar de bisschop als ‘speculator’. Dit is Latijn en betekent: ‘hij die alles ziet’. De kinderen werden wijs gemaakt dat de Sint alles kon zien wat het kind het afgelopen jaar had gedaan en zo kon bepalen of hij zoet is geweest en dus lekkers zou krijgen of stout was en daarmee de roe had verdiend!
De gard is dan ook niets anders dan een ander woord voor de roe. De roe of gard is een bundel berkentwijgen. Deze werd tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw nog gebruikt door de zwarte Pieten om daarmee de stoute kinderen op de billen te slaan, of daar in ieder geval mee te dreigen! Ook de mannen die vermomd rond gingen hadden meestal berkenroedes bij zich om deze jonge kinderen (maar vaak ook de vrouwen) op de billen te slaan. Dit kon er soms hard aan toe gaan!
In dit fragment uit 1802 wordt verteld hoe zoiets te werk ging: ‘Men had, voor tijden, en heeft nog wel hier en daar, de kwade gewoonte, dat men, op den dag, die aan een roomse Heilige, St. Nikolaas genaamd, gewijd is, kerels verkleedde en zwart maakte, die dan die Heilige moesten verbeelden, met rammelende kettingen aan de huizen rond gingen en de kinderen bang maakten. De zoeten kinderen gooiden zij lekkers toe, en sloegen vaak de stoute jongens, welke zij ook ene roede brachten. Ik had een broer, die wat wild was. Mijn ouders meenden hem te temmen, wanneer zij op St. Nicolaas, een zwarte man op hem af zonden. Men maakte hem wijs, dat St. Nikolaas hem mee nemen zou. Toen hij nu die zwarte kerel zag, werd bij zo bang, dat hij, over zijn ganse lijf, beefde. Hij kreeg zware galkoortsen en stierf er aan.’ (7)
Hier zien we dus wie – tot ver in de negentiende eeuw – de koek of de gard kwamen brengen: één of meer zwarte mannen die sint Nicolaas moesten voorstellen, deze wordt vaak Zwarte Klaas genoemd.
Die bonte harlekijn
In het tweede couplet heeft het er van dat er snoep en cadeaus aan de kinderen zijn uitgedeeld. Zij worden vermaand om alles eerlijk te delen. Verder valt alleen nog de harlekijn op. Op het eerste gezicht lijkt dit een onschuldig stukje kinderspeelgoed, maar bij nadere beschouwing is hij de sleutelfiguur in de reden van al het geraas! Deze figuur uit het toneel van de ‘commedia del arte’ (ontstaan in de zestiende eeuw) heeft wel wat van onze zwarte Piet. Hij heeft vaak een zwart masker op en een veelkleurig kostuum. Hij is grappig en acrobatisch en vaak speelt hij een dienaar. Tegenover de harlekijn staat de pierrot met het witte gezicht. Pierrot betekent kleine Piet. (8)
De harlekijns komen we ook tegen op een schilderij van de intocht van Sinterklaas door de Amsterdamse schilder Matthijs Naiveu uit 1703. Hier zien we duidelijk linksonder een kleine zwarte Piet strapatsen uithalen samen met twee harlekijns. Sinterklaas zelf heeft het druk met het tuchtigen met de roe van twee vechtende kinderen.
In een tekst uit 1717 van ene Jan van Gijsen lijkt het er op dat Sinterklaas zelf een harlekijnspak aan heeft!:
‘Een Amsterdammer kwam gekleed als Harlekien,
In schijn van Sinte Klaas, en deelde aan hun mede
Wat lekker was, of mooi gelijk de Al-Ouden deden.’ (9)
Harlekijn en de Wilde Jacht
Het woord harlekijn is echter nog ouder, het stamt af van de ‘maisnie Hellequin’, dit was in de folklore van Frankrijk een troep duivels die er ‘s nachts te paard op uit trok onder aanvoering van Hellequin, een figuur met een zwart gemaakt gezicht. Zij waren er op uit om de zielen naar de hel toe te jagen. Deze figuur staat weer in verband met de legendarische Engelse koning Herla cyning die een van de aanvoerders van de wilde jacht was. Beide figuren vinden we al in teksten uit de twaalfde eeuw. (10)
De harlekijn is dus een nakomertje van koning Herla, de aanvoerder van de Wilde Jacht! Een beroemdere aanvoerder van de Wilde jacht is natuurlijk de Germaanse god Wodan. Ook van deze figuren uit de folklore wordt gezegd dat zij met wild geraas – en soms ook met zwart gemaakte gezichten – rond trokken. Sinterklaas die met zijn donkere knecht en zijn vliegende paard overal cadeaus brengt wordt dan ook vaak gezien als – deels – ontstaan uit de verhalen rondom de Wilde Jacht. (11)
Conclusie
Het lied ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ is een glimp die ons wordt gegund op een oudere mentaliteit, waarin de scheidslijn tussen de mensenwereld en die van de geesten nog dun is, en op bijzondere tijden – zoals de midwinter – zelfs even doorbroken kan worden.
Sinterklaas als harlekijn klinkt lachwekkend, maar is vanuit deze achtergrond begrijpelijk. Hij is dan te zien als Herla/Wodan de aanvoerder van het geestenleger dat bekend staat als de Wilde Jacht of het wilde Heir (=leger). Deze heer met zijn ‘heir’ moet aan het einde van het jaar op de zielen van degenen jagen die het afgelopen jaar zijn gestorven. Als zij ze gevangen hebben nemen zij ze mee naar de Andere wereld. Dit jagen gaat gepaard met groot kabaal. De zielen worden op deze wijze bang gemaakt, uit hun schuilhoeken gedreven en opgejaagd. Op de drempel naar de nieuwe zijnstoestand, waar zij de ‘Andere wereld’ moeten betreden zou het oordeel plaatsvinden van de ‘alziende speculator’. Krijgen ze straf voor slecht gedrag tijdens hun leven, of worden ze beloond voor hun goedheid? In een meer algemeen kader zal het geestenleger het ‘kwade’ en ‘afgeleefde’ van het vorig jaar opruimen om zo plaats te maken voor nieuw leven in het nieuwe jaar. (12)
De mannen in de dorps- en buurtgemeenschappen gingen aan het einde van het jaar al lawaai makend in een optocht rond en droegen dan maskers of maakten hun gezichten zwart om zich zo als geesten te vermommen. Zo eerden zij de vooroudergeesten en hielpen zij mee met de opruimingstaak die – op een energetisch niveau – door de echte geesten werd uitgevoerd. Zij zijn de makkers met hun wilde geraas! Toen dit ritueel in de negentiende eeuw nog wel werd gespeeld maar niet meer werd begrepen, waren de kinderen de vervanging van de doden. Nu waren zij het die werden meegenomen in de zak naar ‘Spanje’ (een eufemisme voor de Andere/onderwereld) en nog steeds bleef het de vraag: zijn de kinderen zoet geweest of stout? Worden ze beloond met de koek of gestraft met de gard?! (14)
Abe van der Veen
Zie voor meer achtergrond dit artikel: http://www.abedeverteller.nl/de-vroegste-bronnen-van-zwarte-piet-en-zwarte-klaas/
1) Dit is de tekst van het liedje:
Zie de maan schijnt door de bomen
Makkers staakt uw wild geraas.
‘t Heerlijk avondje is gekomen
‘t avondje van Sinterklaas.
Vol verwachting klopt ons hart
Wie de koek krijgt, wie de gard
Vol verwachting klopt ons hart
Wie de koek krijgt, wie de gard
O wat pret zal t’zijn te spelen
Met die bonte harlekijn
Eerlijk zullen w’alles delen
suikergoed en marsepein
maar, o wee, o bittere smart
kregen wij voor koek een gard.
Maar, o wee, wat een bittere smart
kregen wij voor koek een gard!
https://www.songteksten.nl/songteksten/28559/sinterklaas/zie-de-maan-schijnt-door-de-bomen.htm
2) https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen/81581-de-leukste-sinterklaasliedjes-en-zijn-geschiedenis.html
http://www.henkvanbenthem.nl/sinterklaas/sint-nicolaasliederen/zie-de-maan-schijnt-door-de-bomen/
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/makker
https://onzetaal.nl/kregen-wij-voor-koek-een-gard/
4) www.abedeverteller.nl/de-vroegste-bronnen-van-zwarte-piet-en-zwarte-klaas/
sintenpietengilde.nl/literatuur/
Je zou zelfs kunnen zeggen dat de razende uitzinnig wordt, hij raakt uit zichzelf en treedt uit zijn lichaam om op deze wijze een geest te worden.
5) Denk hierbij ook aan de geesten uit ‘A christmas Carol’ die allen vast zitten aan kettingen. https://www.enotes.com/homework-help/christmas-carol-marleys-chain-an-importan-symbol-602246
6) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/heerlijk
7) sintenpietengilde.nl/literatuur/
8) https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin#History
9) sintenpietengilde.nl/literatuur/
10) Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 87-117
11) Janssen, L. – Nicolaas, de duivel en de doden 92-108
12) Het bijeengaren van de zielen als taak van de Wilde Jacht wordt een enkele keer genoemd, maar meestal niet. Dat dit zijn bijzondere taak zou zijn blijft daarmee een speculatie, voor mij is het qua symboliek passend en aannemelijk.
Janssen 107
13) Het is opmerkelijk dat al het in het lied genoemde snoepgoed een rol speelde in ‘vrijerij’. Sinterklaas werd de ‘goedheiligman’ genoemd. Dit is een verbastering van “goet-hylik man” wat je weer kan vertalen als “goed-huwelijks man”. Dit maakt hem tot een soort van huwelijksmakelaar. Hij was de patroon van alle vrijers oftewel al diegenen die op zoek waren naar een goed huwelijk. De koek uit het lied is naar alle waarschijnlijkheid een speculaaspop. Deze werd ook wel een vrijer genoemd. Als je er tijdens het feest van Sinterklaas één kreeg, dan had je een aanbidder. Suikergoed is zoet snoepgoed. Dit had vroeger veelal de vorm van een hartje. Ook dit was – net als de Vrijer – een liefdesteken van een aanbidder. Jongens konden ook nog met een stuk marsepein (ook vaak in hartvorm) een meisje hun liefde verklaren. Helaas kan ik voor deze symboliek geen primaire bronnen vinden.
14) Puur qua rituele en mythische betekenis zou ik Piet graag zwart hebben gehouden, maar ik moet helaas erkennen dat dit diepere aspect allang niet meer door de grote massa wordt herkend. Ik zal ook niet zo naïef zijn om te denken dat dit besef nog snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen. Voor de grote publieke feesten lijkt me de roetveegpiet de weg. In kleine kring denk ik dat we er samen best uit kunnen komen. De ene keer zal dit leiden tot roetveeg, een andere keer wellicht tot ‘Krampus’ en het zal ook heel vaak tot Zwarte Piet leiden en ook daar is – vanuit de juiste intentie – niks mis mee.
The post Makkers staakt uw wild geraas: De betekenis van het Sinterklaaslied ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>Hieronder vindt je vele historische teksten als bewijsmateriaal voor deze stelling. Het is een bloemlezing die een beeld schetst van de vele vormen van Piet en Klaas tussen 1717 en 1940 en dan vooral van het fenomeen Zwarte Klaas. (1)
De onzichtbare cadeaugever
Al in de vijftiende eeuw zijn er bronnen die vertellen van maskerades met Sint Nicolaas en een gevolg van duivels (buiten het christelijke referentiekader zou je zeggen boze geesten). Deze komen echter uit Duitsland. Uit Nederland komen wel berichten uit de veertiende tot en met de zeventiende eeuw dat scholieren als bisschop verkleed rond gingen, maar niets over zijn gevolg. Met de komst van de reformatie wordt het stil in Nederland rondom Sinterklaas als bisschop in vol ornaat. Het verkleden als katholieke bisschop werd door de protestanten niet gewaardeerd. Op veel plaatsen kwam de Sint nog wel, maar hij werd niet meer gezien. Alleen zijn cadeaus waren nog het bewijs dat hij ongezien het huis was binnengekomen. Dit vinden we bijvoorbeeld terug op het beroemde schilderij van Jan Steen uit 1665 en die van Cornelis Dusart uit 1687. (2)
Zwarte Sinterklaas
Door de invloed van de televisie en de krant is het feest van Sinterklaas overal ongeveer hetzelfde geworden in heel Nederland. In de eerste berichten over het Sinterklaasfeest uit de achttiende en negentiende eeuw lopen de vieringswijzen echter veel meer uiteen. Zowel het uiterlijk als de naam van de hoofdpersonen van het feest verschillen per bron. Het meest opvallend is nog wel de verschijning van een Zwarte Klaas, het gebruik van hoorns en maskers en de associatie met de ‘Bullebak’.
In de achttiende eeuw heeft op veel plaatsen de duivelse figuur uit het gevolg van de bisschop de plaats in genomen van de bisschop zelf! Hij neemt ook de naam van de bisschop over. Een eerste vermelding hiervan vinden we terug in 1717. In een lang gedicht vinden we deze zinsnede: ‘Een Amsterdammer kwam gekleed als Harlekien, In schyn van Sinte Klaas, en deelden aan hun mede.’ De harlekijn heeft in de comedia del’ arte vaak een zwart gemaakt gezicht of een zwart halfmasker op. Deze toneelfiguur stamt naar alle waarschijnlijkheid af van de mythische aanvoerder van de Wilde Jacht. Deze wordt in verschillende middeleeuwse teksten Herla of Hellekijn genoemd. (3)
In een beschrijving van het driekoningenfeest uit 1736 wordt vermeldt hoe één van de drie of soms alle drie koningen een zwart masker op doen of zich bestrijken met een zwart smeersel. Vervolgens staat er: ‘Met diergelyke zottigheden vermaken de Hollanders hunne kinderen op St. Nicolaas avond.’ Met sint Nicolaas gebeurt er dus iets vergelijkbaars. (Ook nu nog bestaat er het gebruik van de zwartgemaakte derde koning tijdens driekoningenoptochten.) In 1748 spreekt men van een ‘zwarte Sinterklaas die reed met zyn rott [ros?] op stelten‘.
De eerste keer dat er uitgebreid gesproken wordt van deze Zwarte Sinterklaas is in 1792. In het tijdschrift De Joodsche Wandelaar staat het volgende: “Mannen, wat hadden wij op Sinterklaas-avond een pret! het was een klucht, om te zien, hoe bang mijne jongens waren, ha! ik moet er nog om lachen, als ik er om denk; mijn wijf zelve, schoon zij van de vonk wist, zou wel in een hoek gekropen hebben, zoo had ik mij toegetakeld, met lappen en vodden van allerhande kleuren, mijn bakhuis had ik zwart gemaakt, en ik rammelde zoo verschrikkelijk met de ketting, dat het huis er van daverde; met een holle stem vraagde ik, of er ook stoute jongens waren? dat ik Sinter Klaas was, die nu reed, om naar jongens te zoeken, die niet wilden leren, maar die, voor zoete kinderen, appelen, noten, kastanjes, en Sinterklaasgoed had. De kinderen kropen in een hoek..”
In een Sinterklaasfeest uit 1827 wordt er ook over een zwarte Nicolaas gerept: ‘toen op ééns weder de kaarsen uitgingen, en wij een paar keeren het klappen van eene groote voermans zweep over onze hoofden hoorden, terwijl een holle stem ons toeschreeuwde: “vrede daar! of St. Nicolaas zal u allen met de zweep slaan, en de ondeugendste in een’ zak den schoorsteen insteken!” Eene plotselinge stilte volgde, niemand durfde spreken; alleen de moeder riep: “och, Sinter Niklaasje! de kindertjes zullen zoet zijn, ga dan nu maar heen!”. Men bragt weêr licht, en nu zagen wij, zoo wij meenden, duidelijk St. Nicolaas met een zwart gezigt, met eene ruige muts op, en eene zweep en roede in de hand, de deur uitsluipen.’ (4)
Dergelijke meldingen over Zwarte Sinterklazen gaan door tot 1940. In dat jaar wordt er in een tijdschrift verteld van vreemd toegetakelde jongens die als ‘Zwarte klazen’ rondzwalken en met de rommelpot van hoeve tot hoeve trekken in de omgeving van het stadje Buren in de Betuwe. Naast de schriftelijke bronnen hebben we ook nog twee afbeeldingen uit Nederland van deze Zwarte Sinterklaas. Eentje uit 1881 en een van rond 1900 uit Wessinge op de Veluwe. Die afbeeldingen zijn hierboven te zien. Als figuur lijkt hij veel op de – ook vaak zwart gemaakte – ‘Knecht Ruprecht’ of ‘le père Fouettard’ (vadertje zweepslag). Dit zijn in Duitsland en resp. Frankrijk de helpers van Sinterklaas. (5)
Sinterklaas met masker, hoorns, huiden en kettingen
Deze figuur die zich Sinterklaas noemt, maar er totaal anders uitziet dan onze voorname bisschop Sint Nicolaas kwam soms ook met een masker voor of op een andere wijze ruig en wild toegetakeld. De eerste vermelding die ik hier van ken stamt uit 1796: ‘daar wierd een geraas als van iemand, welke zeer zwaar stapt, boven in het voorhuis gehoord – Dat geraas naderde meer en meer – Daar kwam iets klos, klos, klos met een verward gerinkel, als van yzeren ketenen, en een angstig gebrom de trappen afstommelen. Nog heden ril ik ‘er van. Eindelyk wy allen zagen verwonderd naar de deur en nu trad ‘er iets in, dat meer de gedaante had van een monsterdier dan van een mensch. Het spook, beter weet ik het niet te noemen, had zoo veel wy zien konden, eene koe-huid omgeslagen, zoo dat de hoornen vlak boven het gezicht kwamen, dat achter een yselyke scherbiskop of mombakkes verborgen was, en de staart kronkelde achter aan. ’t Geklos van de zwaare houten klompen, welke het zelfde om de voeten droeg, gevoegd by het gerinkel der ketenen, om het midden geslagen en op den grond sleepende, alles saam genomen gaf zulk een vreeslyk geraas en aanzien, als ik voor of na nimmer weer gezien heb. Hooren en zien verging ons allen. Het ondier ging langs den muur het vertrek rond, trad toen by de tafel in ’t licht, en vroeg met een holle stem: zijn hier ook stoute kinderen?”
De beschrijving van van Hengel uit 1831 noemt geen masker, maar de rest is genoeg om elk kind de stuipen op het lijf te jagen: ‘Immers, met oogen van vuur, met kettingen, met beestenhuiden, en met al wat voor den mensch het meest verschrikkelijke was, toegerust. Zoo vertoonde zich dan ook Sint-Nikolaas, en men vergat vooral de geeselroede niet, welke het gebleken was, dat hij zoo wel te hanteren wist.’
De dichter de Genestet zei in 1849 over een bezoek van Sinterklaas: Hij droeg zijn kleren binnenstebuiten, en: ‘Al grommlend in den baard, die afstroomt van zijn kin, Een masker voor ‘t gelaat – afschuwelijk van kleuren‘.
De Twentse Cato Elderink vertelt over haar jeugd in de jaren zeventig van de negentiende eeuw over de ‘boozenkeerl’: Hij kwam door de boozem (schoorsteen) net als Sinterklaas. Men sprak niet over de heilige man, maar over ‘de kerel die vanavond wil komen’. Er kwam er een tevoorschijn die zich lelijk toe had getakeld en waar ze bang voor waren. (6)
Uit deze voorbeelden is het duidelijk dat de figuur van Sinterklaas in de vroege periode absoluut nog niet was uitgekristalliseerd. Hij was in deze hoedanigheid in ieder geval duidelijk geen bisschop. Aanwijzingen voor zijn identiteit zijn te vinden in het zwart maken en in het vermommen door middel van een masker. Dit zijn manieren om de eigen persoonlijkheid te laten verdwijnen en om tijdelijk een geest te worden. Het woord masker komt van het Latijnse ‘masca’ wat geest of heks betekent. (7) De eerste tekst zegt specifiek dat de afschuwelijke verschijning een spook is.
De eerste tekenen van Zwarte Piet
De eerste bron die melding maakt van een Piet die kinderen bedreigd is uit 1748: ‘dat zommige ouders zoo dwaas zyn om hunne kinderen, als zy (…) het minste misdaan hebben (…) hen dreigen, dat, als ze niet zoet zyn, de zwarte man, Piet met de pooten etc. hen zal by komen. De eerste bron die spreekt van een Zwarte Piet stamt al uit 1766. Hij wordt genoemd als spook oftewel geest te midden van allerlei andere benamingen van geesten: ‘Dus al wat onder naam van diergelyke grollen, Van Molik, Bullebak, van Boldergeest, van Kollen, En Toverteeven, van Kabouterman, van Schaêuw Schim, Demons, Tuimelaars, Dwaallichtjes, Bytebaauw, Spektakel, Nikker, Hex, Nachtmerrie, of Sint Felten, Oom Hendrik, Zwarte piet, of Joris op de stelten’
In 1800 wordt Piet in de bronnen voor het eerst gekoppeld aan Sinterklaas, het gaat dan echter nog om Piet Poot: ‘Schoon wij ons verheugen/ dat in ons Land/ in de Steden en ook op het platte Land/ de wezenlijke voorstellingen van eenen Sinterklaas/ merkelijk vermindert/ zo blijft echter de slechte gewoonte/om kinderen/ met den zwarten Man/Piet Poot/den Smous/den Karreman/ den Nachtwagt/ etc bang te maaken’. Ook de ‘zwarte man’ uit het gedicht komt vaker voor in connectie met Sinterklaas en als een alternatieve naam voor de zwart geschminkte bangmaker. Ook uit 1836 en 1843 zijn er bronnen waarin Sinterklaas een knecht heeft. In 1843 wordt deze – met kettingen rammelende – knecht Pieterbaas genoemd. Het is duidelijk dat Piet al ruim vòòr 1850 bestond en wellicht zelfs al bekend was in het midden van de achttiende eeuw.
De schrijver Alberdingk Thijm schreef in 1884 over zijn jeugd zo rond 1828 het volgende: ‘Nadat de kinderen hadden gezongen kwam een ‘kinderlievende bisschop’ binnen, compleet met koorkap, witte baard en mijter. Terwijl de kinderen dansten wierp de Sint uit een zak ulevellen, chocolaadjes, suikererwten, kapittelstokjes en amandelen in de kring en vervolgens overhandigde hij, na ‘eenige kwalijk geformuleerde zedelessen’, ieder kind een geschenk uit een korf, die werd gedragen door Pieter me knecht, een kroesharige neger.’
Uit deze bron valt op te merken dat Piet(er), de knecht van Sinterklaas al vroeg, soms als een Afrikaan werd opgevat. Dit beeld wordt nog verder versterkt door het verschijnen van een zwarte knecht in het roemruchte boekje van Jan Schenkman uit 1850. Dit was echter geen uitgemaakte zaak. In een krantenbericht uit 1876 staat: ‘Sint Nicolaas met zijn zwarten knecht werd door vier zwarte paarden, door twee negers gereden, de straten doorgevoerd.’ Blijkbaar is de zwarte knecht te onderscheiden van de twee ‘negers’ en dus niet zelf per se een Afrikaan. In de negentiende eeuw was de knecht van Sinterklaas nog vaak een schrikwekkende, boze geest. Zoals in de volgende omschrijving uit 1869: ‘Hadden we kunnen vermoeden dat de angst verwekkende knecht met zijn bokkenfacie en zijn afzichtelijke horens de zoon van vaders oppasser was, dan zoude ons kinderlijk gemoed niet tot in onze diepste roerselen geschokt zijn geweest.’
De donkere knecht van Sinterklaas had tot ver in de twintigste eeuw benamingen die verschilden per streek. Hij werd o.a. Assiepan, Jacques Jour, Sabbas (Zeeland), Hans Moef, Heintje Pik, Jan de Knecht, Krik-krak, Micheltje, Nicodemus, Pieterman, Pikkie, Trappadoeli, Zwarte Jan of Zwarte Klaas genoemd.
Zwarte Piet is in zijn oudste gedaante te zien als een angstwekkende verschijning van een boze, straffende geest. In een boek uit 1840 over het bijgeloof wordt Zwarte Piet genoemd als een van de namen van de duivel, naast Joost, Hans, Heintje Pik en Joris op de Stelten. (8)
Bullebak en waternekker
In een drietal gevallen wordt er melding gemaakt van een ‘bullebak’ tijdens het Sinterklaasfeest. De eerste maal gebeurt dat in 1813: Onlangs hadden wij St. Nicolaas avond. Ik ben gantsch geen minnaar om, op het vrolijk feest van dien heiligen, die zulk een goed man en kindervriend is geweest, de kleine kinderen te laten verschrikken door akelige geruchten en vertooningen, of door een’ zogenaamden bullebak.’ In 1815 horen we dit opnieuw: ‘en daarom is het bang maken van jonge kinderen, voor bullebakken, zwarte mannen, voor St. Nicolaas, of wat van die natuur meer zij hoogst berispelijk’.
Uit 1821 komt de laatste uitgebreide beschrijving: ‘Toenmaals was er nog een bullebak. Dit was een grimmig man, met een zwart gezigt, of wel een masker voor hetzelve, in eene vreemde, lelijke kleeding, met een ‘zak op den rug en een bloot zwaard in de hand. Zoo ging de vreeslijke bullebak een paar dagen voor Sint Nicolaas op de straat rond, tierde, sloeg met het zwaard vonken uit de steenen, en maakte een ijslijk geweld…..” “…zelfs verstandige lieden verkleedden zich als de bullebak, en liepen wel niet de straat rond, maar daarvoor kwamen zij in de huizen hunner verwanten en bekenden, en hielden eene ontzaglijk groote roede in de hand.’ Ook de Amsterdamse Zwarte Klazen riepen rond 1871 met een ‘bullebakstem’.
Bullebak betekent letterlijk bulderend gezicht. Het was de naam voor een duivel of een boze geest en werd later meer de benaming voor een barse kerel. Hij werd voorgesteld als zwart en mismaakt. Juist in Amsterdam en andere Hollandse steden werd hij gezien als een watergeest die onvoorzichtige kinderen het water in trachtte te slepen. (9)
Ook de uit latere bronnen bekende ‘Heintje Pik’ als alternatieve benaming voor Zwarte Piet is een duivel èn een watergeest. (Van hem wordt in 1858 gezegd: “Zoo stelt men zich den duivel in Nederland voor als een over geheel het lichaam, zwart, kortharig mensch met een menschenvoet, een paardenpoot en eenen koestaart, wordende naar zijn zwart haar Heintje Pik genoemd.”) Verder wil ik nog wijzen op de watergeest genaamd nikker of nekker die ook voorkomt in de opsomming waarin Zwarte Piet voor het eerst wordt genoemd samen met de bullebak en de bietebauw en de opmerkelijke klankgelijkenis tussen deze zwarte watergeest en Nicolaas. Al deze dingen bij elkaar maken de zeer opmerkelijke illustratie uit 1875 van de knecht van Sinterklaas als een soort watergeest of kikker een stuk begrijpelijker! (10)
Gedaanten als de waternikker, de bullebak en Heintje Pik staan ook bekend als ‘kinderschrik’. Het zijn geestwezens uit het volksgeloof. Vroeger werd hier door het volk in geloofd, maar dit geloof taande. In ieder geval vanaf de achttiende eeuw werden dit soort verhalen over boze geesten telkens meer gebruikt om er de kleine kinderen mee bang te maken. Zo konden ze door middel van angst gedwongen worden tot goed gedrag. Opmerkelijk in het gebruik van Zwarte Piet en Zwarte Klaas als kinderschrik is hun lijfelijke verschijning tijdens maskerades en tijdens een bezoek aan huis. Zij zijn dan vermomd door middel van een masker of een zwart gemaakt gezicht en zij maken vaak een hele hoop lawaai, een wild geraas. Het heeft er veel van dat zij de boemannen en de bullebakken zijn die uit het water of uit de pikdonkere nacht tevoorschijn komen om de kinderen bang te maken en zo in het gareel te houden. (11)
Maskerades en lawaaioptochten
Al in een bron uit 1659 wordt gezegd: ‘Sinte Claes, die rijcke milde man, die is so goet van geven dat de Jonghe-luy hem loven met geraes.‘ In een spotdicht uit 1802 is het Sinterklaas zelf die het lawaai maakt: Zy laggen om Sint Nicolaas die met een ketting loopt en maakt een drommels groot geraas. Deze teksten doen sterk denken aan het bekende sinterklaaslied ‘Zie de maan schijnt door de bomen, makkers staakt uw wild geraas.’ Dit lied – geschreven door J.P. Heije – stamt uit 1843.
In een bericht uit 1850 kunnen we lezen hoe lawaaierig het er buiten aan toe ging tijdens sint Nicolaasavond: “Gerust kunt ge u nu buiten wagen, geen zwarte kop met huiden om het lijf geslagen en hoornen op. Geen ketens ramm’len langs de keijen als van een beer, Gij hoort geen deur, geen schot rammeijen, geen angstkreet meer.”
In 1863 vertelt Eelco Verwijs van geraas in Friesland: ‘Zoo bijv. vertoonen zich op St.-Nicolaasavond op het Vliet te Franeker de zoogenaamde St.-Nicolaasmannen, die vreeselijk toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken en zich aan allerlei baldadigheid overgeven.’
Volgens ter Gouw gingen in 1871 te Amsterdam de ‘Zwarte Klazen’ rond: onder groot rumoer, en met schoorsteenkettingen een afgrijselijke muziek op de straatkeijen makende; de buurten rond, om op deuren en vensters te bonzen en met een bullebaksstem te roepen: ‘Synder ook quaje kyeren?
Er is dus sprake van het maken van lawaai door jongeren die zich zwart hadden gemaakt of anderszins hadden vermomd. In deze teksten zien we jongemannen die soms op huisbezoek gingen om kleine kinderen bang te maken, maar het lawaai maken en allerlei streken uithalen was mogelijk nog belangrijker. Het razen wat deze groepen doen is volgens het etymologisch woordenboek woeden, bulderen, in razernij komen of gek worden. Je zou kunnen zeggen de razende wordt uitzinnig, raakt uit zichzelf van woede en treedt uit zijn lichaam om op deze wijze geest te worden. Het is erg opmerkelijk dat de bullebak ook zijn naam ontleend aan het bulderen. Het doet denken aan de mombakkes: een woord dat soms gebruikt werd voor de watergeest, maar ook voor een bizar masker. (12)
Conclusie
Zowel Sinterklaas als Zwarte Piet zijn geestwezens. Soms zijn ze belonend en wit, soms zijn ze straffend en zwart. Dit stel is een yin en yang, een ‘good cop / bad cop’. In de donkere hoedanigheid is hij een boze, dus zwarte geest. (13) In de vroegste tijd kon het ook voorkomen dat Sinterklaas alleen optrad en dan zwart van kleur was. Deze Zwarte Klaas werd langzaam maar zeker verdrongen door Zwarte Piet èn de witte Sinterklaas (met zijn witte haren en huid en witte tabberd). Dit was een proces dat één tot twee eeuwen in beslag nam. In al deze vormen waren Klaas en Piet te zien als ‘kinderschrik’. Dit zijn geesten waar vroeger het hele volk in geloofde, maar die later slechts gebruikt werden om kleine kinderen bang te maken om ze zo tot gehoorzaamheid te dwingen. Nieuwe pedagogische inzichten hebben het schrikwekkende uiterlijk van Sint èn Piet langzaam helpen afbouwen. De Zwarte Klaas verdween, de deftige bisschop mocht blijven en Zwarte Piet werd ontdaan van ketting en roe. Beiden werden uiteindelijk niet meer (h)erkend als geest. De geestelijke of desgewenst ‘bijgelovige’ kant van het feest verdween en daarmee ook de meest scherpe, ruige kant van het feest. Het feestje werd – ondanks of juist dankzij de bisschop – door en door seculier en braaf.
Heeft deze herontdekking van de betekenis van de Zwarte Klaas nog invloed op het huidige debat? Of concreter gezegd moet Piet zwart blijven omdat hij ooit van Zwarte Klaas afstamde of omdat hij ooit meer als een zwarte, boze geest werd gezien? Voor mij persoonlijk is de aanraking met het numineuze, met de geestenwereld, door middel van de ontmoeting met de vermomde persoon (die daardoor even geest is), of juist door zelf deze vermomde persoon te zijn, een belangrijk element in de beleving van het Sinterklaasfeest. Deze geest was in de folklore zwart, zo zwart als de nacht en zo zwart als het diepe water. Symbolisch en praktisch is het de juiste kleur. Het maakt de vermomde onherkenbaar en verhuld zijn identiteit, het maakt hem tot een geestwezen. Wat er ook later van zwarte Piet is gemaakt, van oorsprong was hij duidelijk niet bedoeld als ‘blackface’ [karikaturale nabootsing van een persoon met een donkere huidskleur]. Dit is echter maar één gewicht aan de ene kant van de afweging. Andere argumenten die meer te maken hebben met de latere ‘Schenkman-Piet’ geven gewicht aan de andere kant van de schaal. Het voert te ver om dat debat te voeren in dit stuk. (14) Dit stuk is bedoeld om te kijken naar de historie van Zwarte Piet èn Zwarte Klaas.
Abe van der Veen
1) Mijn artikel is zwaar schatplichtig aan dit artikel: http://sintenpietengilde.nl/wp-content/uploads/2016/10/Zwarte-Klaas-is-Zwarte-Piet.pdf
2) Jansen, Louis – Nicolaas, de duivel en de doden 25, 30
3) http://sintenpietengilde.nl/literatuur/
Deze site is ideaal om bronnen te vinden aangaande het Nederlandse Sinterklaasfeest. Bijna alle citaten in de bovenstaande tekst komen bij deze site vandaan. Hieronder heb ik meerdere relevante citaten over de historie van sint en piet verzameld.
https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin
Ook Sinterklaas wordt veelvuldig in verband gebracht met de Wilde Jacht, echter harde bewijzen voor die connectie ontbreken vooralsnog.
4) Al deze citaten en ook de verdere citaten kun je hier beneden vinden of inclusief vindplaats op de site http://sintenpietengilde.nl/literatuur/
5) http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
6) Sinninghe – Overijssels sagenboek 37 Vertaald uit het Twentse dialect.
Natuurlijk zijn er ook nog de sunderums, klaasomes, sundekloazen en klozums van de Waddeneilanden. Deze figuren hebben ook geen bisschopskostuum aan en waren nog rond in de Sinterklaastijd tot op de dag van vandaag!
7) https://www.etymonline.com/word/mask
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/masker
8) http://www.cubra.nl/De-paap-van-gramschap/Paap-van-Gramschap_PDFs/Weijnen_dr_A_De_knechts_van_Sinterklaas_Brabantia_Nostra_jrg-6_nr-2_nov-1940.pdf
Verhandeling over het booze wezen in het bijgeloof onzer natie – Antonie Niermeyer 22
9) http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/15-dossiers/dossiers/3297-stadslegenden-de-bullebak
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/bullebak
10) http://www.abedeverteller.nl/van-zwartepieten-negerzoenen-en-moorkoppen/
11) https://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderschrik
12) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/mombakkes en wat betreft mombakkes als watergeest een mondelinge bron uit Amersfoort.
13) De negatieve connotatie van de kleur zwart hoeft zeker niet teruggevoerd te worden op een negatieve benadering van iemands donkere huidskleur. Het is eerder een afgeleide. Zwart wordt geassocieerd met nacht, dood, aarde en veel meer.
14) Ik moet helaas erkennen dat dit diepere aspect allang niet meer wordt herkend en dit zal ook niet snel terug komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met Sinterklaasjournaal en films de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet was geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk. De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van zwart gezicht is denigrerend kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’.
Het komt mij voor dat Zwarte Piet te beladen is geworden om nog in de publieke ruimte op te treden. Wel blijft er de mogelijkheid om voor zwart te kiezen in kleine en besloten kring. Mogelijk zal in de loop van vele jaren de negatieve associatie met het zwart maken van het gezicht vervagen, de tijd zal het leren. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het vijandelijke kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
Hieronder een bloemlezing met de mijns inziens meest interessante citaten over Sint en Piet uit de verzamelde teksten van het Sint en Pietengilde (sintenpietengilde.nl):
1659
“Sinte Claes, die rijcke milde man, die is so goet van geven “Daerom is hier sulcken groot geraes,gerammel en gebabbel, |
1708 De eerste keer, tot nog toe, dat we bullebak in combinatie met een zwarte kleur tegenkomen in een Nederlands boek is in het ‘Boerekermis’ (1708 – Rotgans, Lucas – pagina 51):
“Die zwarte bullebak, mismaakt van top tot teen”
1717 Een Amsterdammer kwam gekleed als Harlekien, [Arlequino?]
In schyn van Sinte Klaas, en deelden aan hun meeden, Wat lekker was, of mooy gelyk de Al-Ouwde deeden
1736 In Holland ziet men het gemeene volk eenigen tyd voor Kersmis byna eene volkomene mascarade aanrechten. De zangers verkiezen drie der welgemaakste van hunne bende, om de drie Koningen op een rei gaande te verbeelden. De middelste stapt statelyk voort met een groote sterre van wit papier, die aan het opperste einde van een lange stok is vastgemaakt: binnen de sterre branden een of twee kaarsen. Die dezelve draagt, doet ze omdraajen terwyl hy zingt. De drie Koningen hebben witte hembden aan, en zy zyn als gekroond met een soort van een windsel om het hoofd, dat met klatergoud versiert is. Een van de drie heeft een zwart momaangezicht voor, of zyn aangezicht is maar bestreken met zeker zwart smeersel, ook ziet men zomwyl zy alle drie zwart gemaakt zyn; Dat spel begint doorgaans half November, en eindigt met Driekoningen.”
“(b) Met diergelyke zottigheden vermaken de Hollanders hunne kinderen op St. Nicolaas avond.’ Picart, Bernard
1748 Myn Hoogmoed! Spreek, ei spreek.
Ondeugd knielende aan de andere zyde van Hoogmoed.
Mevrouw, een woordje, want je ziet zyn hart word week;
‘k Waar laast als band dat het als boter weg zou smelten
Toen Zwarte Sinteklaas reed met zyn Rott [Ros?] op stelten.
1749. Buys , Egbert, [over spookerijen]. De algemeene spectator 6 november 1748 (23): 178.: dat zommige ouders zoo dwaas zyn om hunne kinderen, als zy (…) het minste misdaan hebben (…) hen dreigen, dat, als ze niet zoet zyn, de zwarte man, Piet met de pooten etc. hen zal by komen.
1766 De eerste keer, tot nog toe, dat de naam Zwarte Piet opduikt in een Nederlandse bron stamt uit het jaar 1766. In het boek ‘De bespookte waereld ontspookt. De duivel geroskamt en het Euangalie van den Spinnerok weerlegt.’ (uitgifte: 1766/ Paulantinus Philocalus (pseud. van Willem Ockers) wordt de naam Zwarte Piet vermeld samen met vele andere namen voor geesten, spoken en duivels: “Dus al wat onder naam van diergelyke grollen,Van Molik, Bullebak, van Boldergeest, van Kollen, En Toverteeven, van Kabouterman, van Schaêuw Schim, Demons, Tuimelaars, Dwaallichtjes, Bytebaauw, Spektakel, Nikker, Hex, Nachtmerri, of Sint Felten, Oom Hendrik, Zwarte piet, of Joris op de stelten, Al wat van Eunjer, Droes, van Drommel, of Harpy, Cenaurus, Hydra, of zulk zoort van zotterny, En heidens-fabelkwyl, zich immers zou vertoonen; Al wat ‘er van Sireen, van Saters, Mirmidoonen, Grypvogels, of Griffoens, en junjers, is bekend; Chimeren, en Gorgoons, en Furiën, omtrent de honderd zottigheên waarvan de ouden schrijven: Weêrwolven, boldermans, of duikers, witte wyven, Hamadryäden en Najaden; deeze ry, Met ’t gansch Scharminkelheir van helsche razerny, Nachtschimmen, schaduwen, en Avondstond-godeffen, En fantazyën, breinverbeeldingen, Inpressen, En meerder zulken. Dit, of zoortgelyk gespook en naamen; noem ik niet dan eidelheid en rook.”
1780 “Het eerste, dat een der Ouders gemeenlijk zynen kinderen, ongehoorzaam zynde, voorbehoudt, is: nu, als gy stout zyt, dan wil ik den zwarten man, met de lange baard, haalen Zijnde zelfe onwillig, of verdrietig om het vroeg naar bed gaan; iets, dat zeer natuurlyke oorzaken kan hebben, dan moet de kinderdief worden geroepen om hen in den grooten zak te steeken.”
1792 Een alleraardigst voorbeeld vinden we in het tijdschrift De Joodsche Wandelaar uit 1792:37 “Gijs de Kleermaker. Mannen, wat hadden wij op Sinterklaas-avond een pret! het was een klucht, om te zien, hoe bang mijne jongens waren, ha! ik moet er nog om lagchen, als ik er om denk; mijn wijf zelve, schoon zij van de vonk wist, zou wel in een hoek gekropen hebben, zoo had ik mij toegetakeld, met lappen en vodden van allerhande kleuren, mijn bakhuis had ik zwart gemaakt, en ik rammelde zoo verschrikkelijk met de ketting, dat het huis er van daverde; met een holle stem vraagde ik, of er ook stoute jongens waren? dat ik Sinter Klaas was, die nu reed, om naar jongens te zoeken, die niet wilden leeren, maar die, voor zoete kinderen, appelen, noten, kastanjes, en Sinterklaasgoed had. De kinderen kroopen in een hoek,…”
1796 En in de beschrijving van Mattheus van Heijningen Bosch: ‘waren wy in den woonkelder, welke eenige trappen diep in den grond is, gezeeten, of daar wierd een geraas als van iemand, welke zeer zwaar stapt, boven in het voorhuis gehoord – Dat geraas naderde meer en meer – Daar kwam iets klos, klos, klos met een verward gerinkel, als van yzeren ketenen, en een angstig gebrom de trappen afstommelen. Nog heden ril ik ‘er van. Eindelyk wy allen zagen verwonderd naar de deur en nu trad ‘er iets in, dat meer de gedaante had van een monsterdier dan van een mensch. Het spook, beter weet ik het niet te noemen, had zoo veel wy zien konden, eene koe-huid omgeslagen, zoo dat de hoornen vlak boven het gezicht kwamen, dat achter een yselyke scherbiskop of mombakkes verborgen was, en de staart kronkelde achter aan. ’t Geklos van de zwaare houten klompen, welke het zelfde om de voeten droeg, gevoegd by het gerinkel der ketenen, om het midden geslagen en op den grond sleepende, alles saam genomen gaf zulk een vreeslyk geraas en aanzien, als ik voor of na nimmer weer gezien heb. Hooren en zien verging ons allen. Het ondier ging langs den muur het vertrek rond, trad toen by de tafel in ’t licht, en vroeg met een holle stem: zijn hier ook stoute kinderen?” 1796
1799 Dominee Hanewinkel schrijft in zijn Reizen door de Marjorij van ‘s Hertogenbosch uit 1799 dat sinterklaas daar in alle dorpen zijn intrede deed: ‘Op enige derzelven rijdt één, somtijds twee mensen op een paard dan rond; zij zijn zeer misselijk, somtijds zelfs afschuwelijk uitgedost, zij werpen allerlei klein gebak onder de kinderen, die hen in menigte, met hoop en vrees bezield, navolgen en denken dat dit de ware St. Nicolaas is’.
1800 Schoon wij ons verheugen/ dat in ons Land/ in de Steden en ook op het platte Land/ de wezenlijke voorstellingen van eenen Sinterklaas/ merkelijk vermindert/ zo blijft echter de slechte gewoonte/om kinderen/ met den zwarten Man/Piet Poot/den Smous/den Karreman/ den Nachtwagt/ etc bang te maaken
ca. 1800 De Friese volkskundige Waling Dijkstra meldt dat in Franeker aan het begin van de negentiende eeuw gemaskerde schippersknechten op sinterklaasavond onder ‘hoorngetoet en ketelmuziek’ rondtrokken, in een gewaad dat ‘lelijk en wanstaltig, ook wel onkies’ was; ‘de duivel met een zwarte keten aan het been mocht er nooit bij ontbreken’.
1802 Tevens zien we in dit spotdicht uit 1802 dat er ook helemaal geen eerbied is voor deze Sint-Nicolaas: Zy laggen om Sint Nicolaas die met een ketting loopt en maakt een drommels groot geraas.
1802 Men had, voor tijden, en heeft nog wel hier en daar, de kwade gewoonte, dat men, op den dag, die aan eenen roomschen Heiligen, St. Nikolaas genaamd, gewijd is, kerels verkleedde en zwart maakte, die dan dien Heiligen moesten verbeelden, met rammelende kettingen aan de huizen rond gingen en de kinderen bang maakten. Den zoeten kinderen gooiden zij lekkers toe, en sloegen vaak de stoute jongens, welken zij ook eene roede bragten. […] Ik had eenen broeder, die wat wild was. Mijne ouders meenden hem te temmen, wanneer zij op St. Nicolaas, eenen zwarten man op hem afzonden. […] Men maakte hem wijs, dat St. Nikolaas hem mede nemen zou. Toen hij nu dien zwarten kerel zag, werd bij zoo bang, dat hij, over zijn gansche lijf, beefde. Hij kreeg zware galkoortsen en stierf ‘er aan. Magazijn van spreekwoorden en zedenspreuken, opgehelderd door voorbeelden en vertellingen, tot een leesboek voor de jeugd, Amsterdam: 1802, dl. 3, p. 122
1813 “Begeert gij, voorloopig, een staaltje van kinderlijk vermaak? Zie hetzelve hier. Onlangs hadden wij St. Nicolaas avond. Ik ben gantsch geen minnaar om, op het vrolijk feest van dien heiligen, die zulk een goed man en kindervriend is geweest, de kleine kinderen te laten verschrikken door akelige geruchten en vertooningen, of door een’ zogenaamden bullebak: de geenen hunner, die zich benaarstigd hebben, krijgen bij die gelegenheid van mij geschenkjes, bestaande in boeken, prenten, speelgoed, enz.; zij, die niet wél hebben opgepast, krijgen daarëntegen niets,”.
Almanak voor de huishouding, keuken en gezondheid’ (uitgifte: 1813/ L. van Es en W. Brave).
1815 “Leentje: Zoo bang te wezen is toch wel ongelukkig, niet waar vader? Vader: Zeer ongelukkig, lief meisje, en daarom is het bang maken van jonge kinderen, voor bullebakken, zwarte mannen, voor St. Nicolaas, of wat van die natuur meer zij hoogst berispelijk; er zijn voorbeelden dat men jonge kinderen bang heeft gemaakt, het welk stuiptrekkingen op den hals haalde, die hen altijd zijn bijgebleven.”
1821 Voorvallen en merkwaardigheden uit het leven van den kleinen Andries, een uit het Nederduitsch vertaald boekje. (uitgifte: 1821/ Johann Andreas Christian Löhr (pagina 28-31)
“Toenmaals was er nog een bullebak. Dit was een grimmig man, met een zwart gezigt, of wel een masker voor hetzelve, in eene vreemde, lelijke kleeding, met een ‘zak op den rug en een bloot zwaard in de hand. Zoo ging de vreeslijke bullebak een paar dagen voor Sint Nicolaas op de straat rond, tierde, sloeg met het zwaard vonken uit de steenen, en maakte een ijslijk geweld…..”
“…zelfs verstandige lieden verkleedden zich als de bullebak, en liepen wel niet de straat rond, maar daarvoor kwamen zij in de huizen hunner verwanten en bekenden, en hielden eene ontzaglijk groote roede in de hand. …. Dan dreigde hij de goddelooze, stoute kinderen, die niet eens konden bidden, in zijn’ groote zwarten zak te steken, en mede te nemen; maar waarheen? Daarvan zeide hij geen woord. Eindelijk… werd de bullebak toch milddadig, en haalde noten en appelen uit zijn’ zak, wierp die op den grond en ging met vermaningen en bedreigingen heen.”
1827 “Nu was ik eens tegen het St. Nicolaasfeest bij eenen Oom en eene Tante te logeren. Er werden verbaasd veel toebereidselen tot dit feest gemaakt; al de schoenen en laarzen van een elftal kinderen werden schoon gemaakt en voor de bedden gezet; mandjes met frisch hooi en potten met water er bij geplaatst, opdat het paard van St. Nikolaas toch geen gebrek zoude lijden, en zoo werd de avond, onder eene mengeling van angst en hoop, waarvan ik toch niets begreep, afgewacht. Naauwelijks waren de luiken gesloten, of wij hoorden een geluid, alsof het in de schoorsteen rommelde, en plotseling werden de kaarsen uitgeblazenen wij overstort met eenen geheelen regen van suikerboonen, razijnen, pruimen, ulevellen en noten. Oogenblikkelijk hield ons vrolijk gezang en gesnap op; de eene vloog hier, de ander dáár; de kleintjes kropen weg onder het kleed hunner moeder, en ik, wurm van zes of zeven jaren, huilde van angst. “Wel, wel! St. Nicolaas komt vroeg!” zeide eindelijk de moeder, en liet de kaarsen weder opsteken. Toen wij nu al dit rondom ons verspreide lekkers zagen, grepen wij moed en begonnen te grabbelen. Dit ging echter vrij onbesuisd toe, ieder wilde het beste hebben, en toen de eerste schrik voorbij was, begonnen wij onder elkander te plukharen, en naar het verbod van Oom of Tante werd niet veel gehoord; toen op ééns weder de kaarsen uitgingen, en wij een paar keeren het klappen van eene groote voermans zweep over onze hoofden hoorden, terwijl een holle stem ons toeschreeuwde: “vrede daar! of St. Nicolaas zal u allen met de zweep slaan, en de ondeugendste in een’ zak den schoorsteen insteken!” Eene plotselinge stilte volgde, niemand durfde spreken; alleen de moeder riep: “och, Sinter Niklaasje! de kindertjes zullen zoet zijn, ga dan nu maar heen!”. Men bragt weêr licht, en nu zagen wij, zoo wij meenden, duidelijk St. Nicolaas met een zwart gezigt, met eene ruige muts op, en eene zweep en roede in de hand, de deur uitsluipen.
1828 Hierdoor weten we nu dat roomse milieus in Amsterdam al in 1828 een levende Sint kenden. In dat jaar organiseerde een Italiaanse koopman, Domenico Arata, in zijn huis op de Herengracht een ‘strooiavond’ voor kinderen, onder wie de toekomstige schrijver Jozef Alberdingk Thijm, die bijna zestig jaar later zijn herinneringen eraan zou publiceren. Nadat de kinderen hadden gezongen kwam een ‘kinderlievende bisschop’ binnen, compleet met koorkap, witte baard en mijter. Terwijl de kinderen dansten wierp de Sint uit een zak ulevellen, chocolaadjes, suikererwten, kapittelstokjes en amandelen in de kring en vervolgens overhandigde hij, na ‘eenige kwalijk geformuleerde zedelessen’, ieder kind een geschenk uit een korf, die werd gedragen door… Pieter me knecht, een ‘kroesharige neger’.
1829 Papalief! Onze Fij Vertelde gist’ren mij Van overoude tijden, En van een’ Zwarten man, Die in den avond dan Den schoorsteen uit kwam rijden.
Hij heette Sinterklaas, En kwam met groot geraas Van Kettingen beneden, Om al wie kwaad gedaan, Of stoutheid had begaan, Tot straf er aan te meden.
1831 De Leidse hoogleraar W.A. van Hengel beschrijft in Sint-Nikolaas en het Sint-Nikolaas-feest hoe zo’n Klaas er uitzag: ‘een gemeenen kluchtspeler’, in beestenhuiden gehuld en met ‘oogen van vuur’. De hoogleraar pleitte ervoor dat de bisschop in het verborgene bleef opereren:
“Men doet, namelijk, gelijk ieder weet, Sint-Nikolaas niet slechts verschijnen, om de kinderen vrolijk te maken, maar ook, om hen wegens hunne ongehoorzaamheid te bestraffen. Hij wordt dus ook in de afzigtigste gedaante afbeeld. En de reden behoeft men niet verre te zoeken. Of hoe stelde men zich in de middeleeuw de verschijningen van bovenmenschelijke wezens voor, als zij kwamen, om eenig onregt te wreken? Immers, met oogen van vuur, met kettingen, met beestenhuiden, en met al wat voor den mensch het meest verschrikkelijke was, toegerust. Zoo vertoonde zich dan ook Sint-Nikolaas, en men vergat vooral de geeselroede niet, welke het gebleken was, dat hij zoowel te handteren wist. Toen die vermommingen eenmaal waren ingevoerd, bleven zij van geslacht tot geslacht voortduren, en zoo zijn zij tot ons gekomen.”
1833, waarin Grootmoeder aan Betje uitlegt dat er een goede Sint Nikolaas is en daarnaast nóg eentje: de volkse variant.
“Gij ziet dus, mijne lieven! dat Betje een regt aardig kindje was; en zulke kindertjes hebben doorgaans van Sint Nikolaas een presentje te wachten.” “De andere kindertjes weten niet beter, of daar bestaat nog een Sint Nikolaas, en men maakt hen doorgaans bevreesd met den een of anderen wonderlijk aangekleeden of opgeschikten man.”
1835 Hei, hei daar, Fransje! met uw zwart momaangezigt, wilt gij uwe zusjes schrik aanjagen?
1836 Wij moeten thans nog iets van de heilige gebruiken melden. Het alom beroemde Joelfeest, dat ten tijde van ons Kersfeest, vooral in het Noorden gevierd werd, maar ook bij de Franken bekend was, was waarschijnlijke ook hier te lande in gebruik, waarvan ik de woorden gejoelen joelen (Zweedsch alt Jula, d.i. het joelfeest vieren) afleid. Van anderen durf ik dit niet bepalen. Maar het planten met nieuwe maan, de heilige getallen, verdeeling des jaars in drie getijden, de feestvuren, de verschijning van den zwarten knecht van St. Nikolaas met kettingen, die de kinders verschrikt, en zelfs eenige regtsbepalingen in de keuren, acht ik van heidenschen oorsprong. Bergh, Laurens Philippe Charles van den 1836“
ca. 1840 Ook pastoor H. Welters spreekt in 1877 over een zwarte knecht die stoute kinderen in een zak wilde stoppen. Hij herinnerde zich deze figuur uit zijn jeugd, rond 1840
ca. 1843 Bernhard van Meurs schrijft in 1894 een gedicht in Betuws dialect waarin hij spreekt over Pieter(baas) uit zijn jeugd, rond 1843:
‘s Avonds ging het spul weer beginnen. Het joeg me wel de schrik op het lijf. Dat gerammel met de ketting. Maar toch was ik op mijn qui vive. Want ik trok een beetje in twijfel
de echtheid van de Sinter Klaas, En geen zier meer kon ik geloven aan zijn knecht de Pieterbaas. “Stil!” riep vader bang tot moeder – Hoor je hem?….Daar komt Pieter aan!…
Maar ze knepen samen een oogje dicht en dat deed me veel verstaan. Boem! daar valt een roe en strompelt Pieter brommend uit de kast. Al snel zag ik aan zijn kromme benen
dat het ome Gradus was.
1848 “Hebt gij wel ooit gezien, zei Jaap tegen Willem, hoe leelijk sint Nicolaas is. Wel jongen! daar kwam hij zoo zwart als een schoorsteenveger, met kettings omhangen, bij ons in de kamer. Loop, onnoozele jongen! zei Willem, men heeft u bang willen maken, er is geen sint Nicolaas. De man, die zoo heette, en die zoo veel goeds deed, is reeds lang gestorven: Het lekkers dat gij krijgt, koopen uwe ouders of vrienden.”
1849 Ook de goedheiligman in Sint-Nicolaasavond van De Genestet lijkt geen aanbeveling te zijn. Hij droeg zijn kleren binnenstebuiten, en: ‘Al grommlend in den baard, die afstroomt van zijn kin, Een masker voor ‘t gelaat – afschuwelijk van kleuren‘. Een dergelijke Sint wilde de burgerij beslist niet over de vloer hebben.
1850 We zien dit terug in het gedicht van Harme Bevoort uit Enkhuizen, waarin sprake is van een zwarte kop, waarbij vooral dit deel van belang is: “Gerust kunt ge u nu buiten wagen Geen zwarte kop Met huiden om het lijf geslagen En hoornen op. Geen ketens ramm’len langs de keijen Als van een beer, Gij hoort geen deur, geen schot rammeijen Geen angstkreet meer.”
1850 Buiten het vertrek horen wij een zware stap en een grove stem. De deur wordt langzaam geopend, en daar komt een wonderlijke, of liever een zeer lelijk toegetakelde figuur naar binnen stappen. Het is een nagemaakte sint Nicolaas. Het schrikbeeld van de lieve kleinen van vier of vijf jaren. (Anonieme tekst uit 1850)
1859 “Menigeen laat hem vergezellen door een ander personaadje, een neger die onder den naam van Pieter mijn knecht niet minder populair is dan de Heilige Bisschop zelf.”
1866 “Grootmoeke wil graag rustig lezen; De kindren krieuwen en zijn stout; Maar Vader dreigt, stil moet je wezen! “Ik zeg je, dat je vrede houdt!” En moeke zegt: “Je maakt zoo’n leven. Dat heel de buurt het hooren kan; Ik zal je helpen, wacht maar even, Zoo aanstonds komt de Zwarte Man.”
1869 ‘Hadden we kunnen vermoeden dat de angst verwekkende knecht met zijn bokkenfacie en zijn afzichtelijke horens de zoon van vaders oppasser was, dan zoude ons kinderlijk gemoed niet tot in onze diepste roerselen geschokt zijn geweest.’
1870 “Wij kopieëren zoo goed wij kunnen de verschrikkelijke Sint Nicolaassen, die wij als kinderen zagen, om toch eens regt goed de kleinen bang te maken, en wij oefenen ons, om eens zeer leelijk voor den dag te komen, met ketens en een zwart gezigt; – hoe bespottelijk! – En dan is het nog niet eens gemakkelijk die taak te vervullen; het is niet genoeg met de ketens te rammelen en te roepen >>boe! boe!”maar men moet de krulkopjes dan nog een beetje geestig weten schrik aan te jagen.”
1870 “In de schemering als uw avond valt, komt op een schimmel “Sint Niklaas, goed heilig man, met zijn besten tabbaard an” uit het zonnige Spanje gereden. Zijn trouwe knecht Ruprecht vergezelt hem.” Simon Gorter
1871 Gingen te Amsterdam de ‘Zwarte Klazen’, onder groot rumoer, en met schoorsteenkettingen een afgrijselijke muziek op de straatkeijen makende; de buurten rond, om op deuren en vensters te bonzen en met een bullebaksstem te roepen: ‘Synder ook quaje kyeren?’
Ook te Franeker zag Dr. Verwijs die, ‘vreeselijk toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken.
1871 Wie nu al de legenden van Sinterklaas in ‘t genoemde ‘Archief’ vlijtig gelezen, en al zijne afbeeldingen op steenen en schilderijen, op kerkmuren en glasramen en oude munten bestudeerd heeft, zal zich verwonderen, dat er geen ziertje overeenkomst is tusschen deze en de verschijning van den zwarten man, die op een wit paard door de lucht rijdt, en van schoorsteen tot schoorsteen springt, met een knecht bij zich , omdat hij juist, op bevel van zijn meester, in een schoorsteenpijp is afgedaald, om wat hooi voor ‘t paard te halen, en vervolgens een marsepeinen-hart op het tafeltje eener jonge juffrouw neêr te leggen. Ook het bulderen, dat ‘Zwarte Klaas’ doet, en het rammelen met kettingen, zijn dingen, die een’ heilige heel weinig passen, en ten slotte was de heilige bisschop ook geen moriaan. Waarom zoo’n groot verschil tusschen de populaire en de legendaire voorstelling? p. 262 Ter gouw de Volksvermaken
1880 Heel langzaam ging nu de deur open. Even langzaam trad eene lange gedaante binnen. Die had eene witte schapevacht over de schouders hangen en een grooten zwarten hoed op het hoofd. Deze hoed bedekte het geheele voorhoofd en ‘t halve gezicht, waarvan dus maar weinig te zien was. Op den rug hing een groote, grauwe zak, waarin het voortdurend rammelde. In de rechterhand hield de gedaante een ontzettend groote roe. De zwarte gedaante kwam langzaam op de beide kinderen toe en bleef voor hen staan. Deze begonnen nu bijna van angst te huilen. Hierop deed de zwarte gedaante den mond open en zei met holle stem: ‘Ik ben de knecht van Sint-Nicolaas. Goede kinderen behoeven niet bang voor mij te zijn,
1900 Sinterklaas op de Veluwe bij Wessinge: Gait Mulder is zijn naam — die Sinterklaas mij als volgt beschreef: „Veur boord had hij groote wissen vlas an de bek eplakt, een heele ouwe, greune van ouwerdom en verdeukte hooge hoed op, soms een brille op, groote waanten an de haanen, en een matzak onder den naarm. Bie wieze van stok hat hij een korte deele-bezem onder den naarm. Een heele ouwe jas (die meestal van een bevriende „meister” eleend warren) en klompleersen an. ‘t Was wel geen waordige uutbeeldinge van de goeie Sint, veural as hij ook nog achter onder de jas uut een staart had van uutgereefeld touw en hum bovendien zwart emaakt had mit potsmet.”
1908 Het uiterlijk dat Sint Pieter uit Grouw in Friesland voor 1908 had: een ketting aan zijn been, een oude jas om waarop lekkernijen waren genaaid en een doek voor zijn gezicht die alleen zijn ogen onbedekt liet.
1940 Wanneer we onze omzwerving op zoek naar Sinterklaaskerels, die nog niet tot bisschop- figuur gekerstend zijn, voortzetten, dan ontmoeten we in de Neder-Betuwe o.a. in de naaste omgeving van het stedeke Buren op Sinterklaasavond nog vreemd toegetakelde jongens, die rondzwalken en als „zwarte klazen” met den rommelpot van hoeve tot hoeve trekken, terwijl in den Gelderschen en Overijselschen Achterhoek Sinterklaas ook nog altijd een weinig statige verschijning is. Heuvel beschrijft hem in zijn mooie boek „Oud Achterhoeksch Boerenleven het/ heele jaar rond”. „Jan Klaos had een baard van spietkötte ge- maakt, een wit kleed om en een hooge muts op”. Cato Elderink zegt in haar boek „Twentherlaand en leu en léven”: „de enkele keer, dat hij werkelijk in levende lijve optrad, was het als een slordig vermomde gestalte in een krang aangetrokken, d.w.z. binnenste buiten gekeerde jas en gehuld in een wit laken.” Ook werd er niet van hem gesproken als van een vromen heiligen man, maar als van „den keerl dee van oavond wil kommen” en een heel enkele keer hoorde zij Sinterklaas aanduiden als „boozem keerl”. Deze haam duidt op zijn komst door den „boozem”, de open schouw- schoorsteen. p. 28/29 Hamer-Uitgave voor de Volksche Werkgemeenschap Dec 1940
In Westfalen en Nedersaksen werd hij ook Bullerklas genoemd naar het lawaai dat hij maakte.
Tegen 1895 was de naam Zwarte Piet overal in zwang geraakt. Andere, meest regionale namen bleven echter nog een hele tijd in zwang, zoals Assiepan, Jacques Jour of Sjaak Sjoor (Noord-Brabant), Sabbas (Zeeland), Hans Moef, Hans van Vese (of Hansje van Kese), Heintje Pik, Jan de Knecht, Krik-krak, Micheltje, Nicodemus, Pieterman, Pikkie, Robbert, Trappadoeli, Zwarte Jan of Zwarte Klaas
The post Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De visualisatie van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>Je slaapt in je warme bedje en je hebt je schoen bij de schoorsteen gezet. Je hebt gezongen of hij alsjeblieft vannacht wil komen.
Dan wordt je wakker en hoort iets vreemds: Zwarte Piet is op je dak geland! Niet zomaar een dak, maar het dak van je innerlijke huis.
Hij kijkt bij het rookgat van je schoorsteen naar binnen. Dit is niet zomaar een schoorsteen, maar je verbindingskanaal waar je energie langs stroomt als rook.
Hij inspecteert je schoorsteen, is die wel schoon genoeg, hoeveel en hoe groot zijn de cadeaus die naar binnen kunnen?
Meestal gebeurt dit onbewust, maar nu voel je hoe je bekeken wordt en jij kijkt met hem mee. Waar zitten de roetplekken, de blokkades in je schoorsteen?
(pauze om tijd te geven om dit te inspecteren)
Dan daalt Zwarte Piet af in de schoorsteen en overal waar hij langs komt schuurt hij het roet weg, hij neemt al het zwarte op.
Alle negatieve energie die ergens in je lichaam is vast komen te zitten wordt door hem opgenomen, tot hij nog zwarter is dan voorheen.
Voel maar hoe je schoner wordt en hoe het roet verdwijnt.. (Pauze)
Ooit heel lang geleden was Zwarte Piet een Witte Piet, maar doordat hij alle roet in de schoorsteen van miljoenen kinderen in zich op heeft genomen is hij zwart geworden.
Je schoorsteen is nu weer schoon. Er kunnen met gemak grote en kleine cadeaus door heen. Voel maar hoe ze door de schoorsteen naar beneden stromen!
Voel hoe ze via de schoorsteenmantel in deze wereld terecht komen. En bekijk ze: hoe zien jouw cadeaus eruit?
(Pauze om de cadeaus te bekijken)
Je bedankt Zwarte Piet. Hij heeft het tenslotte mogelijk gemaakt om al die energetische cadeaus te ontvangen.
Je stapt weer in je bedje en valt opnieuw in slaap..
1) Deze visualisatie mag je zo serieus nemen als je zelf wilt. Ik had er veel lol in om hem te bedenken.
Of Zwarte Piet ooit echt wit was, wie zal het zeggen, ik was er niet bij.. Binnen de visualisatie is het echter een logische conclusie.
Deze visualisatie maakt het beeld van Zwarte Piet niet neutraal, maar positief. Een standaard visualisatie om lading van een beeld af te krijgen en neutraal te maken is de volgende: Eerst accepteer je het beeld zoals het is, dan stop je het in een roos (of een ander symbool wat voor jou staat voor neutraliteit bv. een kristal) en vervolgens blaas je de roos op of je laat deze wegdrijven. Alle energie die er in vast zat wordt opgenomen door hemel of aarde.
The post De visualisatie van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Geloof jij nog in Sinterklaas? first appeared on Abe de Verteller.
]]>Ik geloofde net als elk ander kind in de Sint. Dat geloof was onaantastbaar en zonder achterdocht. Het was gewoon zo en verder dacht ik er niet bij na. Ergens in de jaren tachtig werd er een beroemd/berucht geworden experiment uitgevoerd met het sint-geloof. Een kleuterjuf verkleedde zich als sint terwijl de kinderen toekeken. Zij deed de mijter op, de baard en de mantel om en zij was voor hen Sinterklaas. Geen twijfel mogelijk! Toen juf terug kwam vertelden ze allemaal dat ze Sinterklaas hadden gezien. (1) Het wereldbeeld van die kinderen is, zoals wij in het verleden allemaal waren toen wij nog zaten in een magisch universum. Je zet het masker op en je bent de geest, je verft je zwart en je behoort bij de doden. Je doet de wolvenhuid om en je bent een wolf. En dat vonden de omstanders die dat zagen ook.
Toen we afstand namen om de werkelijkheid objectief te kunnen bekijken en zo een eigen individu ontwikkelden begon de twijfel toe te slaan. Hoe kan dat dan? Die cadeautjes door die nauwe schoorsteenpijp? Hoe kan het dat het paard van Sinterklaas kan vliegen? Hoe kan hij in één nacht alle kinderen cadeautjes brengen? Allemaal rationele vragen van een twijfelend kind, die in een nieuw bewustzijnsstadium komt. Geloof impliceert in dit stadium al twijfel. Als je zegt: ik geloof dat hij die kant is uit gegaan, dan weet je het dus niet zeker! Ik geloof het wel, ik denk van wel zijn uitingen van lichte twijfel.
Inwijding
Toen mij verteld werd dat Sint niet bestond werd ik niet-gelovige. Ik geloofde omdat iemand het mij zei en ik stopte met geloven omdat mij dat werd gezegd. Ik bleef geloven in de autoriteit van een ander. Dat is de kern van het geloof in de Sint; een geloof berustend op vertrouwen op iemand die groter, wijzer en ouder is dan jezelf. De ouder die het allemaal wèl weet. De gezag hebbende ouder is meer dan een gelovige, hij is een wetende! Als hij zegt dat hij gelooft in Sinterklaas dan weet hij dat uit ervaring. Een ervaring die ik nog mee moet maken. Ik ben de leek die nog ingewijd moet worden. Als ik door mijn zwartgemaakte vader mee was genomen de nacht in, in de zak naar Spanje of een andere enge plek en ik had gezien dat je door middel van het masker, het zwartsel, de mijter of de baard een andere entiteit kan worden. Je vereenzelvigen met iets dat hoger is, groter is dan jezelf bent, dan was ik ook een wetende geworden in plaats van een ongelovige. Bij mij en de meeste sint-gelovigen is dat niet gebeurd, wij werden niet meegenomen. Maar mijn vader is ook niet meegenomen en zijn vader evenmin. (2)
De betekenis van het ritueel
Op een gegeven moment werd het ritueel een lege huls en de autoriteit, de ouder was geen wetende meer. Als je hem vroeg, waarom deden we dat ritueel? Dan kwam er iets uit als: we doen het omdat dat nou eenmaal zo hoort, omdat het de gewoonte is. Dat antwoord gaf geen voldoening en zo verdwenen één voor één de volksgebruiken en rituelen en werd Sint een roepende in de woestijn. In de mysteriereligies werkt het zo: je begint als leek, maar als de tijd rijp is, als je er klaar voor bent komt je inwijding en wordt je van een gelovige vanuit autoriteit een wetende, die het numineuze zelf heeft ervaren.
Antwoord op de vragen
Jij die het mysterie van Sinterklaas wilt ervaren zal het zelf moeten doen. Je zult alle paradoxen van het sint-geloof zelf moeten oplossen:
– Hoe vliegt de sint met zijn paard over de daken? Met zijn astrale lichaam.
– Hoe komt hij (en zijn cadeaus) door de schoorsteen? Door uit zijn lichaam te treden.
– Hoe bezorgt hij alle kinderen cadeaus? Doordat ieder die zich verandert in de Sint onderdeel wordt van een grotere entiteit, die bovenmenselijk is.
Is met het beantwoorden van deze vragen de kous af? Nee! Dit letterlijk tot je nemen is geloven in autoriteit. Je zult je zelf zwart moeten maken of hijsen in het pak van de bisschop, de priester, de sjamaan. Voorbij je eigen ik, verkenningen doen in de wereld van het onzeglijke, ervaren en daardoor weten.
Geloven in Sinterklaas
Het geloven in Sinterklaas werkt in vier fasen: Eerst geloof je vanuit je magische belevingswereld. Daardoor ervaar je het archetype rechtstreeks. Dan geloof je vanuit autoriteit. Je ouders hebben het gezegd en je wilt het zo graag geloven. Het is ‘wishful thinking’. De zaadjes van twijfel zijn echter al gezaaid. Dan komt het moment waarin je niet meer bij de kleintjes hoort omdat je weet dat Sinterklaas een verklede man is. Dat besef zal er mede voor zorgen dat je het magisch bewustzijn verliest. In deze derde fase – waarin wij nu zitten – is het slechts een verkleedspel, leuk voor kleine kinderen, het heeft geen diepere betekenis en dat is dat. Een rationeel-materiële wijze om naar de wereld te kijken heeft het magische denken en beleven overgenomen. De vierde fase kennen we tegenwoordig niet meer zo. Dat is het trance effect dat het opdoen van een masker of vermomming kan hebben, waardoor je je eigen identiteit tijdelijk verliest en opgaat in een ‘archetype’ of anders gezegd een grotere bovenmenselijke entiteit. Wie dit door middel van het ritueel beleeft, beseft dat je tussen werelden, tussen bewustzijnsniveaus kan schuiven en dat zowel het rationele als het magische bewustzijn een innerlijke realiteit hebben. Voor mij is Sinterklaas – zeker als je hem ziet als opvolger van Wodan – zo’n grotere door middel van het ritueel beleefbare entiteit.
Ik geloof in Sinterklaas, jij ook?
Abe van der Veen 2010
Dit stuk is een zienswijze, een manier om naar het feest te kijken, deze keer dus geen uitgebreid notenapparaat.
1) Dit experiment is recentelijk nog herhaald met hetzelfde resultaat.
2) Bijvoorbeeld bij de Amelandse Sinterklaasrituelen zou dit wel het geval zijn. De jonge Amelander mag vanaf een bepaalde leeftijd ook ‘in het pak’ net als zijn vader.
The post Geloof jij nog in Sinterklaas? first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De vrouw van Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>In Limburg heet ze Sinte-Barbara of Sinte-Berb. Zij is de vrouw of de huishoudster van Sinterklaas. Daar kregen de kinderen – in de vroeg twintigste eeuw – geen snoep in de schoen, maar zij vroegen dit aan Sint Barbara. Echter Barbara betekent niets anders dan barbaars onverstaanbaar gebrabbel. Het lijkt alsof de ware naam van de vrouw van Sinterklaas is weggemoffeld! De connectie tussen sint Barbara en sint Nicolaas is verder snel uit te leggen. Ook zij is een heilige uit de vierde eeuw uit Klein-Azië en wel uit Nicomedië. Haar naamdag wordt gevierd op de dag voor het feest van Sinterklaas, 4 december. Zo werd zij al snel met de Sint geassocieerd. Zij werd een geschikte kandidate om zijn – zij het onofficiële – vrouw te zijn. (2)
Sint Barbara
Om achter haar ware naam te komen is het handig om te veronderstellen dat sint Barbara een gekerstende godin betreft. Haar belangrijkste embleem is een toren, omdat zij volgens haar legende in een toren opgesloten zat. Vele godinnen uit het nabije oosten droegen ook een toren (maar dan als kroon) bij zich, waaronder Tyche (die ook in de bisschopsstad Myra werd vereerd) Rhea, Dea Syria, Artemis en Cybele. Deze toren stond voor haar functie als beschermster van steden en beschaving. Artemis en Cybele staan ook bekend om hun zwarte steen die uit het middelpunt der hemel als een meteoriet naar beneden op aarde is geworpen. De godin is hier gelijk aan de steen als beginpunt van de schepping en daarmee de beschaving. Sint Nicolaas was in de vierde eeuw één van de grote vijanden van Artemis en vernietigde haar grote tempel in Myra. Barbara was een voor de hand liggende naam voor de godin van een vreemd volk, waar de Romeinen de taal niet van konden verstaan. (3) Mogelijkerwijs is Barbara dus een vervanging voor de verering van Artemis.. Het is de vraag of Barbara ook een connectie heeft met de vrouwelijke cadeaubrengers Perchta uit Zuid-Duitsland en Befana uit Italië.
Perchta
De Sint is zeker niet de enige cadeaubrenger uit de midwintertijd in Europa! In Zuid-Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland kent men een heks-achtige gestalte met de naam Perchta, Bertha, Berchtel of Butzenbrecht. Haar naam betekent glanzend. Oorspronkelijk was zij de Germaanse Godin Perchta die te vergelijken is met Holda. Beiden worden ook wel aangeduid als aanvoersters van de Wilde Jacht. Perchta beloont de vlijtigen, maar straft de luien. Met Driekoningen (zes januari) gaat zij op zoek naar stoute kinderen om hun buiken open te rijten, de ingewanden eruit te halen en daarna de zo ontstane holte op te vullen met stro. De goede kinderen krijgen een zilveren muntje. Perchta komt ook in een veelvoud voor als de Perchten. Deze figuren dragen dieren- of heksenmaskers en gaan ‘s-avonds met Driekoningen in optocht door de straten. Er zijn mooie en lelijke Perchten. De lelijke Perchten dragen maskers met hoorns, koehuiden en bellen. De Perchten in de optocht lijken qua uiterlijk sterk op Krampus en Klaubauf, maar terwijl zij mannelijke duivels zijn, is Percht toch echt Frau Percht. (4)
Befana uit Italië
Befana is een Italiaanse heks die in de nacht van Driekoningen (vijf januari) stiekem ‘s-nachts cadeaus brengt aan de gehoorzame kinderen. Moeders dreigen hun kinderen dat als ze niet braaf zijn, Befana komt om ze op te eten! Haar naam zou afgeleid zijn van Epifanie, een andere naam voor Driekoningen. Epifanie is het woord voor een goddelijke ingeving of manifestatie. In dit geval de openbaring of manifestatie van het goddelijke Christuskind aan de drie wijzen. Befana zou een voortzetting kunnen zijn van de Romeinse godin van het nieuwe jaar, Strenua. De cadeaus die de Romeinen elkaar gaven met Nieuwjaar heetten naar deze godin Strenae. Zowel bij Strenua als bij Befana kregen de kinderen vroeger vijgen, dadels en honing.
Befana vult de sokken van de kinderen met snoep of kool al naargelang ze braaf of stout zijn geweest. Zij draagt een sjaal om het hoofd en is met roet besmeurd, omdat zij door de schoorsteen gaat om de cadeaus te brengen. Ze draagt een bezemsteel bij zich om op te vliegen, maar ook om de kinderen die haar betrappen er een mep mee te kunnen geven. Volgens de legende vroegen de drie koningen haar om mee te gaan naar het Kerstkind, maar zij weigerde. Sindsdien zwerft zij eeuwig rond op zoek naar het Christuskind en brengt nu cadeaus aan andere kinderen. Zij is mogelijk verwant aan Percht. (5) Beide heks-achtige gestaltes hebben geen man nodig om hun nachtelijke rondes te doen.
De wilde jacht
Een bijzondere connectie tussen Perchta en Nicolaas is dat ze beiden worden genoemd als aanvoerders van de Wilde Jacht, ook al jagen ze nooit samen. Deze Wilde Jacht betreft een geestenleger dat juist vooral tussen kerst en oud- en nieuw in de lucht voortraast samen met honden en paarden op jacht naar iets, al is niet duidelijk naar wat precies. Hierbij moet wel worden aangemerkt dat er vele namen zijn van de aanvoerders van de Wilde Jacht. Holda, Odin, Koning Karel, Arthur en Barbarossa worden nog veel vaker genoemd. Sint Nicolaas komt voor als de aanvoerder van de Wilde Jacht of het Wilde Heir in de Saksenkroniek uit 1248 en ook in Overijssel zei men – als het begin december stormde – dat Sint Nicolaas met zijn knecht door de lucht joegen. (6) Er is ook een sterk gegrond vermoeden dat het ‘makkers staakt uw wild geraas‘ uit het sinterklaaslied ‘zie de maan schijnt door de bomen‘ een verwijzing is naar deze wilde jacht en het lawaai wat zij voortbrengt. Waarschijnlijk joegen deze mythische wezens op zielen! De nog rond dolende zielen werden geoogst en meegevoerd naar de Andere wereld. Tegelijkertijd zou het rond razen van de wilde jacht over de akkers extra vruchtbaarheid brengen.
De nic- van Nicolaas
De naam Nicolaas wordt meestal uitgelegd als komend van ‘nike’ wat overwinning, en ‘laes’ wat volk betekent. Hij is dan de overwinnaar van het volk. Maar om welk volk gaat het dan? Nike was de Griekse gevleugelde godin van de overwinning. Zij was de dochter van Pallas en de Styx en vooral bekend als helpster van Zeus bij zijn overwinning tegen de Titanen. Deze Titanen werden vervolgens in de onderwereld geworpen. Uit de naam Nike ontstonden namen als Nicolaas, Nick, Nico en Klaas. De naam van de sint zou dus afkomstig zijn van de Godin van de overwinning! Dit geeft de Sint zelf een vrouwelijk tintje! Andere auteurs zien een verwantschap met de Noordse god Odin, die als een van zijn bijnamen Hnikar had. Deze naam betekent stoker of opruier en Odin gebruikte deze naam toen hij op een rots te midden van de golven der zee stond, om de held Sigurd advies te geven. Dit suggereert weer een verwantschap met ‘Nickar’ of ‘Nikur’, de naam van een watergeest in Scandinavië die elk jaar om een slachtoffer vroeg. Verder zijn het Duitse Nickel en het Engelse ‘Old Nick’ weer synoniemen van de duivel. Vooral de associaties met de zee hebben schrijvers er toe gebracht deze namen in verband te brengen met Nicolaas. Sint Nicolaas komt tenslotte over de grote, grote zee, hij is de patroon der zeelieden en vele havensteden hebben juist hem als beschermheilige. (7)
Conclusie
Mythisch zou het kloppend zijn om deze zee als de met sterren bezaaide nachtzee te zien, de kosmische oceaan. Wanneer sint Nicolaas vaart met zijn schip of rijdt met zijn paard, dan rijdt hij door de nachthemel als een zee van sterren. Hij is dan de herder der sterren, waarbij elke ster staat voor een mensenziel. Zijn bisschopsstaf doet denken aan de herdersstaf van de Sumerische Dumuzi, de Babylonische Tammuz en andere herdersgoden. Tegelijk is het ook een fallisch symbool. Met deze staf als kosmische paal doorboort hij de vulva van de godin Nyx, vrouwe nacht of het Nicolaaswijf. Hij klopt op haar buik om kinderen geboren te doen worden. Dit gegeven vinden we terug in de heiligenlegende over de drie vaten met de drie vermoorde scholieren, die Nicolaas tot leven wekt door met zijn staf op de vaten te kloppen. Hierbij staat het vat voor haar baarmoeder.
Als je je kan voorstellen – zoals in de middeleeuwen verteld werd – dat de Melkweg zelf een straat is die leidt naar de Andere wereld en dat het eindpunt het zwarte gat is, vlak bij de Poolster, waar rondom alle sterren draaien, dan weet je het doel van de zielen die met de Wilde Jacht meegevoerd werden en de herkomst van de cadeaus die Nicolaas met zijn schip met zich mee brengt. Een verre echo hiervan vinden we terug in de Nicolaaslegende van de drie meisjes die kunnen trouwen omdat de sint drie zakken met goud bij hen naar binnen werpt als bruidsschat. (8) In de tijd toen de Sint nog een God was zal hij zelf deze drievoudige bruid gehuwd hebben. Sint is tenslotte ook de ´heylicmaker´ oftewel de huwelijksmakelaar! Hij zal de minnaar zijn geweest van de grote godin van de nacht, van het niks waar alles uit voort gekomen is! Dit is een sterk mythisch gegeven. In de midwintertijd met name tijdens de Heilige dagen tussen Kerst en Driekoningen is er even een tijd van hemel op aarde. Een gouden tijd van overvloed en welbehagen. Want de grote god en godin vierden hun heilig huwelijk. In die magische tijd was het mogelijk dat de God en Godin, en later heilige of mythische wezens, zoals Perchta en Nicolaas een nachtelijk bezoek kwamen brengen. Uit de wereld voorbij de hemelkoepel haalt de Sint al zijn cadeaus om aan de kinderen te geven. Maar de godin kan dat ook prima zelf, getuige haar optreden als Bertha, Befana en als de vrouw van Sinterklaas.
Abe van der Veen
1) http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/DykstraW_UitFrieslandsVolksleven_1.pdf p. 337
2) http://www.rkk.nl/katholicisme/volksgeloof/sint_barbara_en_de_mijnwerkers
3) http://www.sinterklaasmythen.nl/entry/4/rss.xml Maar natuurlijk is Barbara zelf aan haar toren direct te herkennen als de grote heidense godin par excellence, in de hele regio rond de Middellandse Zee en verder, diep in Azië, vereerd onder namen als Dea Syria, Tyche, Rhea en vele andere. Haar bekendste vormen in Turkije waren de Ephesische Diana of Artemis en de Phrygische Cybele. Ook werd Tyche vereerd in Myra, de stad waar Sinterklaas tot bisschop werd benoemd. De toren of polos die haar hoofd kroonde, symboliseerde haar functie als beschermster van de stad en de menselijke beschaving. Het was deze godin die in de bijbel Astarte wordt genoemd.
Zo zijn ook de Berbers uit Marokko aan hun naam gekomen..
Barbara was de patrones der mijnwerkers. Dit verklaard waarom zij juist in Limburg gezien werd als vrouw van Sinterklaas. Haar vader heette Dioscuros. Dit is verwant aan de naam voor de Griekse tweeling Castor en Polydeukes. Zij zijn beschermers der zeelieden. Hun vrouwen zijn de Leukipidden. (= witte paarden) Phoebe (puur/helder) en Hilaeira (zacht glanzend).
In een stukje uit de telegraaf las ik dat Barbara op de vlucht was voor haar vader Dioscorus en zich verschool in een mijn. Daar werd ze ontdekt door de heilige Nicolaas. Overweldigt door haar schoonheid ontstond daar ter plekke een stormachtige romance. Hieruit werd een kind geboren, dat Piet werd genoemd. Een kind dat door het spelen in de vuile mijngangen altijd zwart was. De sint nam het kind mee, toen het groot genoeg was en zo werd hij zijn kleine helper. Dit verhaal hoe leuk het ook is, is echter een 21e-eeuws bedacht verhaal. http://www.verhalenbank.nl/items/show/69607
4) Zie ook mijn artikel: http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
http://en.wikipedia.org/wiki/Perchta
Farwerck – Noordeuropese Mysteriën p. 285, 328
W. Samson – Christmas p. 79
5) http://en.wikipedia.org/wiki/Befanahttp://www.absoluteastronomy.com/topics/La_Befana
Christmas in ritual and tradition – clement Miles p. 218 ev. http://www.gutenberg.org/files/19098/19098-h/19098-h.htm
In IJsland kent men ook een vrouw die met de midwintertijd wordt geassocieerd: de monsterlijke Gryla. Zij is de moeder van de Jolasveinar oftewel de Joelmannen, die ondeugende streken uithalen tussen Kerst en Driekoningen. Zij trekt rond en is dan op zoek naar stoute kinderen die ze op wil eten. Gryla wordt al genoemd in de Edda als naam voor een reuzin. In de vroege teksten wordt zij afgeschilderd als een monster. Ze had driehonderd hoofden met zes ogen in elk hoofd en ook nog twee extra ogen in elke nek! Ze had hoorns en hele lange oren. Verder had ze paardenhoeven en vijftien staarten. Ze droeg de door haar geroofde ondeugende kinderen in haar zak.
6) Farwerck p. 97
7) Lancashire Folklore – John Harland ´old nick´
Voor Hnikar zie: Edda – Otten Reginsmal vs 18.
8) De vroeg middeleeuwse Nicolaaslegenden zijn na te lezen in Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 21-24
Ook interessant is een voornamelijk speculatief stukje uit het Sinterklaaslexicon: De relatie tussen Sinterklaas en vrouwen dateert uit de tijd toen we nog als puur Germaans volkje leefden met de geloofsovertuigingen van toen. De geest van Moeder Aarde kwam in de winter door de rookkanalen de hutten binnen om daar goede gaven te schenken. Of ze heette Vrouw Holle of Holda, Perchta of Bertha, Dame Abonde en Befana. Toen deze streken gekerstend werden, kregen deze vrouwen een slechte naam. In 1450 is er een preek gehouden waarin gezegd werd dat Vrouw Holda de moeder van de duivel is. Van zo’n vrouw kun je moeilijk geschenken aannemen, moet men toen gedacht hebben. Sint Nicolaas heeft toen hun taken overgenomen: nachtelijke bezoeken en geschenken brengen.
Ook interessant: https://writinginmargins.weebly.com/home/the-ladies-of-christmas
http://www.oocities.org/the_pagan_heart/Articles/MMM/MMMDec04.html
The post De vrouw van Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Van zwartepieten, negerzoenen en moorkoppen first appeared on Abe de Verteller.
]]>Neger, nikker en moor
Het woord neger, werd vroeger uitgesproken als negro en komt van het Latijn niger wat zwart of donker betekent. Landen als Niger en Nigeria danken er hun naam aan. (1) Mauretanië betekent weer land van de Moren. Ook nikker betekent letterlijk zwarte. In het Middelnederlands werd het woord gebruikt voor een demon of duivel. Meestal ging het dan om een waternikker of nekker, een demon van het water, die probeerde je te verdrinken. Maar het kon ook een woord voor een andere kwade geest zijn. Onder invloed van het Engelse ‘nigger’ werd nikker in de negentiende eeuw een beledigend bedoelde versie van het woord neger. De uitdrukking ‘zo zwart als een nikker’, was echter oorspronkelijk bedoeld als zo zwart als de duivel. (2)
In tegenstelling tot de negerzoen bestaat de moorkop nog steeds en het liedje ‘Moriaantje zo zwart als roet’ wordt ook nog wel gezongen. Moor of Moriaan was de benaming voor het Mauri volk van Marokko en betekent donker, zwart of zwart geschilderd. De reconquista van Spanje werd vooral tegen dit volk van ‘moren’ gevochten. Zo kreeg het de dubbele betekenis van zwart en ketters (want moslim) of zelfs duivels, want wie God niet aanbidt, moet wel de duivel aanbidden.. Die betekenis moet al zeer oud zijn. In de zesde eeuw n.o.j. vertelt de kerkvader Gregorius al over een ziek kind dat schreeuwt: ‘de Moren willen me meenemen!’. Het kind bedoelde hiermee de boze geesten. (3) Verder is ‘mors’ Latijn voor dood. Ook al is dit woord niet etymologisch verwant aan Moor, het legt wel een associatieve connectie hiermee. In de zestiende eeuw zullen we al Moren in Nederland zijn tegengekomen die als bedienden mee waren gekomen met de landvoogden uit het Spaanse hof van koning Filips. Knechten kregen vaak simpele namen als Piet, Jan en Klaas. Dit kan mede het veranderde beeld hebben bepaald van de Zwarte Piet in de negentiende eeuw als donkere knecht van de bisschop uit Spanje. Hij draagt in ieder geval nog steeds kleding die lijkt op die van het zestiende-eeuwse Spanje. Maar dit is geenszins het hele verhaal!
Zwarte Piet
Zwarte Piet was een volkse benaming voor de duivel. Dit zien we bijvoorbeeld terug in het kaartspel ‘zwarte pieten’. Wie met schoppen boer (de zwarte piet) bleef zitten had verloren. In een Nederlandse sage moet de schoppenboer voor een kaartspeler drank halen. Het is hier de naam voor een dienende duivel! (4) Langzaam maar zeker veranderde de betekenis van woorden als nikker, Zwarte Piet en moor van duivel of geest naar een donker getinte persoon. In de koloniale negentiende eeuw ten tijde van de domesticatie van het volk en de volksgebruiken en daarmee ook van de gebruiken rondom Sinterklaas vond de voltooiing plaats van het proces dat van Zwarte Piet in plaats van een duivel of geest een ‘neger’ maakte. Hij verloor zijn vodden en rammelende ketting en kreeg er een pagepakje voor in de plaats. In het boekje Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850 is Sinterklaas voor het eerst afgebeeld met dit ‘knechtje, dat zwart is van kleur’. De naam Piet wordt al rond 1800 gebruikt voor de metgezel van Sinterklaas, maar dat wil niet zeggen dat de Sint voor die tijd geen donkere knechten had. Helaas zijn daar echter geen bronnen van te vinden. (5)
De Sint als nigromanciër
Het woord negro of nigro komt ook voor in de samenstelling nigromantie. Dit Latijnse woord betekent ‘zwarte kunst’. Het is de kunst van het oproepen van de geest van een overledene om zo de toekomst te voorspellen. Dit werd ook necromantie genoemd. Necros betekent dode of lijk, dus opnieuw de kunst om een dode op te roepen. Al in de Middeleeuwen werden de twee termen door elkaar gebruikt. De dode en de zwarte werden sterk met elkaar geassocieerd. In die tijd werd deze zwarte kunst niet meer als het oproepen van een dode gezien, maar als het oproepen van een duivel of demon. Veelal werden duivels als zwart omschreven.
Toevallig of niet is de Sint ook te beschouwen als zo’n necromanciër. Hij beheerst de kunst om over de doden te gebieden. Zijn naam wordt wel uit het Latijn vertaald als ‘Nico Laes’, overwinnaar van het volk. Mogelijk werd daarmee het volk der geesten bedoeld. Sint Nicolaas was de bisschop van Myra en als zodanig degene die de zetel of ‘cathedra’ van het bisdom bezette. Deze cathedra was naast de bisschopszetel ook symbolisch de stoel van de overledene! Wie daar op kon zitten, wist het geestenvolk te beheersen. Ze waren geknecht en onderdanig aan de heilige. Gewoonlijk werden kwade geesten afgebeeld als relatief klein en zwart. Geesten werden in de middeleeuwen getransformeerd tot demonen of duivels. Luther noemt in de zestiende eeuw Nicolaas en het larvenvolk (geesten) in één zin. Klaarblijkelijk associeert hij ze met elkaar. (6) Sint Nicolaas wist de duivelse geest te gebieden, hij was een nigromanciër! Het is duidelijk dat Zwarte Piet die geknechte duivel is.
De Sint als duivel
Het had weinig gescheeld of Sinterklaas was zelf een duivel geweest! In zoverre sint Nicolaas afstamt van een heidense god (vooral Odin/ Wodan en Neptunus worden vaak genoemd) kon het in de periode van de kerstening twee kanten opgaan. Hij kon worden opgenomen in het pantheon der heiligen (zoals sint Brigid, sint Aphrodisia, sint Cornelius etc.) of hij kon worden gedemoniseerd. Hij werd dan een duivel, hij werd zwart gemaakt. Sint Nicolaas heeft lange tijd op het randje gebalanceerd van dit spanningsveld. Dit zien we bijvoorbeeld terug bij de Zwarte Klazen die vroeger met rammelende kettingen trokken o.a. door de straten van Amsterdam en in enkele Friese dorpen. (7) Dit vinden we ook terug in zijn naam, waarin de Nic verwant is aan de duivelsnaam ‘old Nick’ en de Duitse duivel Nickel en ten derde in zijn naamsverwantschap met de watergeesten, de nekkers of nikkers. (8)
De macht van woorden
Bij het zien van de eerste donkergekleurde mensen in ons land kan het prima zijn dat – vanwege de associatie van donker of zwart met geest of duivel – ze als angstaanjagend werden gezien. (9) In onze cultuur wordt wit als positief ervaren. Een bleke huid was een teken van rijkdom en wit staat voor rein en hemels. De engelen en heiligen werden als wit of blank voorgesteld. Zwart was juist de kleur van de nacht en van alles wat slecht is.
De negatieve associaties die voor velen rondom het woord neger en zwart hangen, zijn te vergelijken met de woorden gemeen en slecht. Tot ver in de twintigste eeuw werden deze woorden gebruikt als aanduiding voor de ongeletterde arbeiders. Het gemene volk of de slechte luiden waren benamingen voor de eenvoudige mensen. Tegelijk geeft dit het ‘werkvolk’ (in tegenstelling tot de adel en geestelijkheid) een negatieve naam! Hiertegenover staan de positieve associaties met de rijke, geletterde mensen met een titel. Die zijn nobel en edel! Door de emancipatie van de arbeider verdween zijn associatie met de woorden gemeen en slecht weer.
Zo kan een betiteling een sterke invloed hebben op de manier hoe wij naar een bevolkingsgroep kijken. Om deze reden is het goed dat we tegenwoordig in een beschaafd gesprek het niet meer over negers of nikkers hebben. De associatie van donkergekleurde mensen met woorden als neger en nikker kan heel snel afnemen. Zij zullen dan waarschijnlijk net als de moor uit het dagelijks taalgebruik verdwijnen of anders gebruikt worden als algemeen staand voor iets naars.
Conclusie
Moet die duivelse Zwarte Piet dan ook maar verdwijnen? Ondanks een oude link met de duivel voelt de naam Zwarte Piet voor mij niet als naar of slecht. Verder is het nooit de betiteling van een bevolkingsgroep geweest. De Zwarte Pieten passen – naar mijn mening – meer in de categorie natuurgeesten zoals elfen en kabouters. De associatie met donkere mensen die zij nu vaak heeft kan net zo goed in een generatie weer verdwenen zijn. Zo is de vorm die de eeuwenoude wintermaskerade aanneemt al menigmaal veranderd. Zij verschilt hoe dan ook per regio in Europa. In Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland wordt de Sint niet beticht van racisme en de helpers van de Sint worden – voor zover ik weet – niet aangezien voor negerslaven of iets dergelijks. (10)
Er zijn bij Zwarte Piet minstens drie lagen te ontdekken, de heidense natuurgeest die sterke connotaties met de dodencultus heeft, vervolgens de christelijke duivel die ‘geknecht’ is door de bisschop en zo voor het ‘goede’ gebruikt kan worden. Ten derde toch ook een associatie met de donker getinte mens uit de koloniale negentiende eeuw. Die laatste laag is een erfenis waar we maar mee te dealen hebben, maar niet weg te poetsen valt door de Piet om zeep te helpen. Racisme zit niet in de zwarte piet, maar in de mentale plaatjes die we maken in ons hoofd als we hem zien. Sommige woorden en beelden kunnen negatieve associaties oproepen. Maar daar zijn we altijd zelf nog bij en kunnen we ook overlaten aan onze eigen verantwoordelijkheid om die bij ons zelf waar te nemen en aan te pakken. Zwarte Piet is een amalgaam van invloeden, maar hij is vooral zichzelf, een eigen unieke persoonlijkheid die ik niet graag zou willen missen. Er is teveel folklore teloor gegaan door negatieve etikettering. Laten we hopen dat dit erfgoed nog een heel lang leven beschoren zal zijn. Dit betekent natuurlijk niet dat dit uiterlijk voor altijd vast staat. Wie weet dient zich een meer bevredigend uiterlijk aan, waar de meerderheid zich wel in kan vinden. (11)
Abe van der Veen 2013
1) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/neger
2) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikker2 Natuurlijk is niet iedereen het eens met de associatie tussen de nekker en de nikker: ‘De Engelse populaire vorm nigger voor neger en de omstandigheid dat de duivel gewoonlijk als zwart wordt beschreven, zouden ons bijna verleiden enig verband te zoeken tussen de Neger en de zwarte Nikker. Doch de Germaanse oorsprong van Nikker (bij Vondel Peter en Pauwels, II, 135, ook Ikker47 geschreven), verwant met het Zweedse nĕk, nek, het Engelse nick (old nick), het Hoogduitse Neck, Necker, Nicker, Nixe enz., alles benamingen voor boze geesten, staat te vast om enige twijfel toe te laten.’
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/moor1
Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 161
Cohn – The pursuit of the millenium
De Mauri waren feitelijk meer bruin dan zwart. Zij werden ook wel Berbers genoemd. Berber betekend barbaar of vreemde die brabbelt, een onverstaanbare taal spreekt.
Waarschijnlijk door de relatieve onbekendheid met de Moor leeft de moorkop als zoetige lekkernij nog wel waar de negerzoen al het loodje heeft gelegd.
4) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikker2 Ook nog wel ‘duivel’ in volksbenamingen (voor den duivel) zijn … droes, drommel … heintje … nikker … zwarte piet [1915; WNT zwart I].
http://www.isgeschiedenis.nl/historische-uitdrukkingen/oosprong-van-iemand-de-zwartepiet-toespelen/
http://www.verhalenbank.nl/search?query=schoppenboer&query_type=keyword&record_types%5B%5D=Item&record_types%5B%5D=File&record_types%5B%5D=Location
5) Sint Nicolaas was als heilige en bisschop de duivel prima de baas.
Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas
6) Voor cathedra zie Lankester, K. – De acht jaarfeesten 47
Larvae is het Latijnse woord voor ronddolende kwade geesten.
‘So sollen wir nu die Bischoffe und geistliche Höhe härter und mehr strafen, denn die weltliche Höhe, aus zwo Ursachen. Die erst, dass die geistliche Höhe nicht von Gott kompt: denn Gott kennet das Larvenvolk und Niclas Bischoffe nicht; sintemal sie nicht lehren, noch einigs bischofflichs Ampt pflegen.’
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/necromantie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nicolaas
http://books.google.nl/books?id=838KAQAAIAAJ&pg=RA1-PA148&lpg=RA1-PA148&dq=Larvenvolk+und+Niclas+Bischoffe&source=bl&ots=g8UynfdDpE&sig=ImIQk7xJw2EKunIwPOjUr-mVawU&hl=nl&sa=X&ei=bXOyUOqqLaeH0AWE9IGQAQ&ved=0CDEQ6AEwAA#v=onepage&q=Larvenvolk%20und%20Niclas%20Bischoffe&f=false
7) Janssen p. 32 en 39
Dijkstra – Uit Frieslands volksleven p. 333 http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/DykstraW_UitFrieslandsVolksleven_1.pdf
8) Het verwante woord Hnikar (Stoker) was ook een bijnaam van Odin en deze god werd zeker verduiveld!
Walker – Encyclopedia of myths and secrets p. 726
9) Ik kan me herinneren dat er iets vergelijkbaars gebeurde met de komst van de eerste blanken in Amerika/Afrika. Ze werden aangezien voor teruggekeerde doden, ook dat bracht grote angst teweeg. Bij de Indianen werden ze ook gezien als voorouders of goden. Ik kan hier echter geen bron van vinden..
10) http://en.wikipedia.org/wiki/Companions_of_Saint_Nicholas of http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
Ook interessant : http://www.isgeschiedenis.nl/sinterklaas-en-zijn-geschiedenis/zwarte-piet-geen-afrikaanse-slaaf-maar-een-saraceen/
Ook interessant zijn de pygmeeën. tegenwoordig denken we bij dit woord aan een volk van relatief kleine mensen uit de oerwouden van Afrika. Pygmaios is echter al een woord uit het Klassieke Griekenland en was afgeleid van Pugmaios wat zo groot als een vuist betekend. Hier werd een mythisch volk met een zwarte huidskleur uit ‘Ethiopië’ mee aangeduid die zo klein zouden zijn als een vuist of van de elleboog tot de hand. Dit Ethiopië was een globale aanduiding van de landen onder de Sahara. Men dacht dat dit gebied bij de bronnen van de Nijl aan de zuidelijke kusten van de wereldrivier Oceanos lag. Er zou ook een noordelijk pygmeënras wonen bij Thule en een oostelijk dat voorbij de Ganges ergens onder de grond zijn rijk had. Dit ras was uit Gaia, moeder aarde geboren. Hun koningin Gerana vond zichzelf zo mooi, dat ze de godinnen Hera en Athena verafschuwde. Dezen namen wraak door haar in een kraanvogel te veranderen. In die vorm probeerde ze haar kind Mopsus bij de pygmeeën vandaan te stelen. Uiteindelijk doodden ze haar. Dit veroorzaakte de oorlog tussen de pygmeeën en de kraanvogels. Elke lente brak deze eeuwig durende strijd los. Net als de ooievaar is de kraanvogel een zielengeleider en tegelijkertijd een aankondiger van de lente en het licht. Enkele moderne schrijvers menen dat de strijd tegen ooievaars werd gevoerd. Dezen zouden bij hun migratie naar het zuiden zich – aan de kusten van Oceanos – in mensen veranderen. Hoe dat ook zij, hiermee vinden we wel een merkwaardige parallel met het Nederlandse volksgeloof dat ooievaars de kinderen uit de put – dus de onderwereld – brengen en dat de zwarte Pieten de kinderen – die stout zijn geweest – juist in de zak naar Spanje – en daarmee ws. naar de onderwereld – brengen. Niet vreemd dat deze wezens met elkaar in een voortdurend conflict zijn verwikkeld.
http://www.theoi.com/Phylos/Pygmaioi.html
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/pygmee
11) Ik moet helaas erkennen dat het diepere aspect in de betekenis van Zwarte Piet allang niet meer wordt herkend en dat dit ook niet snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
The post Van zwartepieten, negerzoenen en moorkoppen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De oorsprong en betekenis van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>Spanje en de onderwereld
Sinterklaas en zwarte Piet bestaan en komen uit Spanje, zeggen ze… De kerstman en zijn elfjes bestaan ook en komen van de Noordpool, zeggen ze… Zoals zovele dingen rondom mythische personages is dit waar en niet waar. Letterlijk bekeken is het flauwekul, maar symbolisch bekeken klopt het wel degelijk. Zij komen namelijk uit de Andere wereld! Iets scherper gesteld, de Onderwereld. Het verhaal dat Sinterklaas uit Spanje komt is een late vervanging van het oudere verhaal. Mogelijk heeft dit te maken met de associatie van Spanje met de Moren, zwarte mensen. Deze Moren werden in het verleden weer soms verward met duivels of zwarte geesten. (2) Sinterklaas komt ook van over de grote, grote zee. De zee is altijd beschouwd als de scheidslijn tussen deze en de Andere wereld. Voorbij de horizon zou Atlantis liggen of Tir-nan-Og, het land van de doden en de elfen, of het land Spanje waar de Sint het grootste deel van het jaar verblijft.
Nu werd de onderwereld door het christendom veranderd in een hel. Een plaats van pijniging en diepe ellende. Wezens die hier vandaan kwamen moesten wel kwade demonen of duivels zijn. De heidenen keken hier heel anders tegenaan. Hel was voor hen de benaming van de onderwereldgodin en tevens de naam voor de onderwereld zelf! Voor hen was deze plaats een broedkamer voor de krachten van vruchtbaarheid die in de lente weer met volle pracht zich zouden laten tonen! Dit waren de natuurwezens of elfen en zeker geen kwade krachten. In de winter waren ze nog zo zwart als de zwarte aarde, waar ze in rustten. In de lente werden ze meer groen getint samen met de opkomende vegetatie. (3)
Zwarte Piet als duivel en natuurgeest
In de late middeleeuwen was de voorloper van Zwarte Piet – die toen waarschijnlijk nog niet zo werd genoemd – een duivel. Sinterklaas had deze door middel van zijn heiligheid getemd en tot dienaar gemaakt. (4) In de negentiende eeuw werd van zwarte Piet helaas een donkerhuidige knecht gemaakt. Vanuit de nog oudere – heidense – symboliek is hij onder andere te zien als de kracht van de vruchtbaarheid, die zich in de winter verborgen houdt in de zwarte aarde. Je kan het beleven als één kracht, één zwarte Piet, maar het kunnen er ook duizenden, miljoenen zijn onderverdeeld in elk zaadje, knopje en bolletje wat bevrucht wordt met levensenergie zodat het op het juiste moment kan uitbotten. Zwarte Piet strooit zijn levenskracht en zijn te ontkiemen zaadjes in het rond alsof het pepernoten uit een grote zak zijn! Sinterklaas is – in die optiek – de levenskunstenaar of tovenaar die, die krachten weet mee te brengen uit de Andere wereld naar onze wereld. Let wel, dit is geen beeldspraak of allegorie, maar een esoterische waarheid. Deze is niet door een wetenschap vast te pinnen, maar je kan het wel met je eigen innerlijke oog aanschouwen.
De kerstman en zijn elfen
In Amerika (en door de grote invloed van de Verenigde Staten in nog veel meer landen) kent men Sinterklaas beter als Santa Claus, oftewel de Kerstman. Zijn feest wordt een paar weken later gevierd. Toch gaat het – symbolisch bekeken – om één en dezelfde persoon. Hij komt echter niet uit Spanje, maar van de Noordpool. Het noorden werd al door de oude Germanen als de plaats gezien waar de onderwereld (of zijn ingang) gesitueerd was. (5) In de folklore wordt de kerstman geholpen door de elfen. Elfen zijn al van oudsher geïnterpreteerd als natuurwezens, dus het ligt voor de hand dat zij Santa Claus helpen bij het wakker maken van de in slaap gevallen krachten van vruchtbaarheid. De analogie helpt ons ook om te concluderen dat Zwarte Pieten dezelfde functie hebben als de elfen.
Het roet van de schoorsteen
Er is nog een reden waarom Zwarte Pieten zo zwart zijn. Namelijk vanwege het roet in de schoorsteen. Zij moeten zich telkens door een schoorsteen laten zakken en krijgen zo heel wat roet op hun gezicht en handen. Wat zou hier de symboliek van kunnen zijn?
Tussen deze en de andere wereld is er een verbinding. Heksen en tovenaars vliegen – volgens de oude sagen – door de schoorsteen naar buiten en Zwarte Pieten en Sinterklaas/ Santa Claus gaan via deze weg naar binnen. (6) Letterlijk bekeken is dit flauwekul, maar als de schoorsteen het gat is waardoor de geest uit het lichaam kan komen, is het symbolisch en energetisch zeer waar! Als Sint en Piet ons huis binnenkomen, komen zij eigenlijk in ons energetische lichaam. Dit kan ook verkeerd gaan als vreemde entiteiten ons lichaam binnendringen en energie van ons stelen. Maar Sint en Piet komen met goede bedoelingen. Wie zijn schoen heeft gezet – en er lekkers in heeft gedaan voor het paard – kan erop rekenen dat er de volgende morgen cadeautjes of zoetigheid in zijn schoen zal zitten. Dit zetten van de schoen is een zeer krachtig ritueel van verbintenis met de natuurwezens. De schoen kan je zien als een vruchtbaarheidssymbool en staat dan voor de baarmoeder en/of de vagina. Hierin wordt een offer geplaatst voor de natuurwezens. In dit geval het paard, maar elders is het voor de Pieten of de elfen. Dit gebaar wordt beloond met een gave van energie. Het is zonnekracht, kiemkracht, vuur- en daadkracht om de slapende energie die in je schoot ligt, weer tot leven te wekken! Dat doet de Sint en dat doet zijn knecht Zwarte Piet! Om dit te kunnen doen moet hij eerst wel door die nauwe – met roet gevulde – schoorsteenpijp kruipen.
Allerlei opgekropte emoties en frustraties kunnen voor een verstopte schoorsteen zorgen. De opening tussen deze en de andere wereld is dan zeer nauw. Hoe meer roet en verstoppingen de Zwarte Piet tegenkomt, hoe minder cadeautjes van energie hij door de schoorsteen in de schoen kan stoppen. Als aanmoediging kan hij zout en peper in de schoen doen. Zout om je aan te moedigen je zoute tranen vrijelijk te laten stromen en peper om wat “peper in je reet te stoppen” oftewel om wat meer tot actie te komen. Zo kan het roet in de schoorsteen vrij komen en zullen je daden vruchten afwerpen! Als de Pieterman of zijn baas wèl zonder problemen door de schoorsteen kan komen geeft hij pepernoten, speculaaspoppen of (chocolade)geldstukken. Dit zijn allerlei vormen van vruchtbaarheid, respectievelijk in de vorm van zaadjes, kindjes en zonnekracht. Vruchtbaarheid moet je hier breed zien. Niet alleen vruchtbaarheid in de vorm van nageslacht, maar ook in de vorm van nieuwe plannen, projecten, bouwwerken en geesteskindjes.
De pechvogel
Wie dit niet krijgt heeft pech. Dat woord is etymologisch verbonden met pek. Pek of pik(zwart) is een kleverig zwart goedje dat goed te associëren valt met roet. Beiden zorgen ervoor dat je energiekanaal niet goed doorstroomt. Er zitten teveel blokkades in de weg. Wie zich dan toch buiten de gemeenschap stelt en naar de Andere wereld wil vliegen, begaat gemakkelijk een misdaad. In deze wereld gaat het dan meestal om diefstal van goederen, in de andere wereld is het diefstal van energie. Wordt hij op deze misdaad betrapt, dan zal hij een symbolische straf krijgen. Hij wordt dan besmeurd met pek en veren. Zo wordt hij de pechvogel! Wie na het zakje met zout of het dreigen met de roe nog niet wou luisteren moest mee in de zak en mee naar Spanje! Dit kan wel eens een verwijzing zijn naar oude inwijdingsgebruiken waarin de dorpstovenaar c.q. sjamaan de oudere en dus stoutere (= dappere) jeugd meenam in een trance ervaring om zo hun overgang naar de volwassen wereld te markeren.
Conclusie
Sinterklaas vieren is een van de meest krachtige rituelen die we nog over hebben gehouden uit de heidense tijd. Het is een kinderspel geworden, maar als je de diepere lading en betekenis in je opneemt, dan wordt het een spel voor iedereen. Het helpt je om de overgang te maken van de duistere dagen van de Midwinter naar een periode van groeiend licht. Natuurlijk zijn er onfrisse lieden die van de zwarte Piet een persiflage maakten (soms inclusief dommig, gedrag en fout Surinaams accent) maar de oorsprong van het verkleden als zwarte Piet ligt bij het oproepen van een oeroude magie. De magie van het geloven in een wonder en het stimuleren van vruchtbaarheid in een duistere, sombere tijd. Iets wat we in deze donkere dagen goed kunnen gebruiken! (7)
Abe van der Veen 2012
Noten en literatuur
Zie ook mijn andere blogs over sint Nicolaas: http://www.abedeverteller.nl/de-vroegste-bronnen-van-zwarte-piet-en-zwarte-klaas/
http://www.abedeverteller.nl/van-zwartepieten-negerzoenen-en-moorkoppen/
http://www.abedeverteller.nl/sinterwodan/
http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
http://www.abedeverteller.nl/de-horrorsint-sinterklaas-als-boeman/
(1) Ko en Joke Lankester – Acht Jaarfeesten p. 51
Dit is een zienswijze dus elke keer wanneer ik schrijf; ‘het is zo’, mag je ook lezen; ‘je kan het zien als’, of ‘naar mijn mening is het zo. Dit wil niet zeggen dat er geen historisch feitenmateriaal is, maar dit is zo summier dat de conclusie die je er uit trekt uit de aard der zaken speculatief zal zijn. Wij weten niet hoe onze voorouders een midwinterfeest hebben ervaren en welke betekenis zij er exact aan hebben gehecht. De grootste kans is dat zij het gewoon deden, omdat je dat nou eenmaal zo doet. Ergens in de loop van eeuwen is deze winterse maskerade stilaan verchristelijkt, van zijn scherpe randjes ontdaan en vervolgens verkinderlijkt en geseculariseerd. Dit proces gaat langzaam, verschilt per regio en onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming door gebrek aan bronnen. Dit geeft ruimte om te speculeren en dat doe ik dan ook. Dat een Zwarte Piet zoals wij hem nu kennen pas vanaf het begin van de negentiende eeuw in schrift en beeld te vinden is, wil niet zeggen dat hij toen uit het niets verschenen is!
(2) Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 161
De associatie van Spanje als substituut voor de onderwereld is een conclusie die ik trek uit de associatie van de Moren van Spanje met duivels of geesten. Een associatie die al voorkomt in de dialogen van Gregorius de Grote (zesde eeuw n.o.j.)
(3) Hel wordt uitgebreid omschreven in de Edda. http://en.wikipedia.org/wiki/Hel_(being)
De theorie dat Sinterklaas met vruchtbaarheid te maken heeft wordt door de huidige wetenschappers als achterhaald beschouwd. Toch was vruchtbaarheid voor alle op landbouw en veeteelt gebaseerde maatschappijen van levensbelang. Al sinds mensenheugenis spelen rituelen in op de wens van overvloed.
(4) Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 152
Voor meer info over duivelse Pieten, zie ook mijn artikelen: http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
http://www.abedeverteller.nl/de-horrorsint-sinterklaas-als-boeman/
Dit wordt voor het eerst expliciet vermeld in Brunswijk in 1400. In de Oostenrijkse en Duitse gebieden bestaat het gevolg van sint nog steeds uit een soortement duivels. Zij heten o.a. Krampus en Knecht Ruprecht.
(5) Edda – Sturluson (vert. Otten) p. 73
Beneden en noordwaarts ligt de ‘helweg’ staat er in de proza-Edda als Hermodr op reis gaat om zijn broer Baldr uit de onderwereld te halen.
(6) Janssen p. 45
Ook de Romeinse Lares, de huisgeesten wonen in of bij de haard. Dit beeld van de haard en de afvoer van de rook via de schoorsteen – of een eenvoudiger gat in het dak – is oeroud.
De Zwitserse Schmützli is een duidelijker voorbeeld van een helper van de Sint die Schmütz oftewel vuil op zijn gezicht heeft gesmeerd.
(7) Mijn persoonlijk favoriete Piet is en blijft pikzwart! Niet bruin dus en zonder kroeshaar of rode lippen. En nog het allerbelangrijkst: deze Piet draagt geen pagepakje! Juist door deze tragische toevoeging in de negentiende eeuw werd Piet van donkere geest/demon tot een olijke donkergetinte mens. Piet zou net zoals vroeger en zoals het nog steeds gebeurd in zuidelijker streken weer bont, huiden en hoorns moeten dragen!
8) Acht jaar na dit schrijven moet ik helaas erkennen dat het diepere aspect in de betekenis van Zwarte Piet allang niet meer wordt herkend en dat dit ook niet snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
Wil je meer weten over Sinterklaas? Dan heb je hier wat lees- en kijktips:
sintenpietengilde.nl/
https://www.sinterklaasfan.nl/geschiedenis.html
Louis Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden
Ko en Joke Lankester – De acht jaarfeesten
William Sansom – Christmas
Tonny van Renterghem – Het geheim van Sinterklaas en de kerstman
https://www.arnoldjanscheer.nl/ films over Sinterklaas en zwarte gestalten door heel Europa heen.
The post De oorsprong en betekenis van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De helpers van Sinterklaas in Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>Hieronder volgt een lijst van al die Duivelse Pieten door Europa heen, waarbij ik met de gruwelijkste begin, genaamd Krampus, en eindig met de verdacht veel op zwarte Piet lijkende Schmützli. Na het bekijken van deze lijst moet het duidelijk zijn dat de helper van sint Nicolaas in vele vormen komt. De Nederlandse ‘Schenkman’ versie als donker knechtje is er maar een van vele. Verderop wordt nog aandacht besteed aan Zwarte Sinterklazen en enkele andere buitenissige cadeaubrengers met de kerst om te eindigen met mijn suggestie voor een nieuwe en verbeterde Piet.
Krampus uit Oostenrijk, Beieren en Zwitserland
Een van de meest gruwelijke helpers van de Sint is Krampus. Deze komt voor in Oostenrijk, Beieren en Zwitserland. Zijn naam komt van ‘klauw’ en hij ziet er uit als een duivel. Hij is gehoornd en harig, vaak met een lange rode tong. Hij draagt soms een stok of een ketting en dreigt daarmee kinderen te slaan. De Krampusduivels maken een rondgang op Sint Nicolaasavond, waarbij ze lawaai maken met bellen en hoorns. Ze krijgen ‘schnaps’ van de omstanders. Ze dreigen kinderen mee te nemen naar de hel en slaan jonge vrouwen op de billen met berkentwijgen. (2)
Klaubauf en Bartl uit Oostenrijk
In Tirol lopen met sint Nicolaas de Klaubaufs rond. Deze Klaubauf ziet er – net als Krampus – uit als een duivel met zijn schapenvacht en duivelsmasker met bokkenhorens. Soms heeft hij een lange, rode tong die uit zijn mond steekt. Hij kan een grote zak of mand bij zich hebben voor stoute kinderen. Ook sleept hij met kettingen rond als teken dat hij een geketende duivel is. Nog vaker draagt hij enorme koebellen bij zich, waarmee hij veel lawaai maakt. Kinderen in Vinzgau probeerden hem op vijf december – met gevaar voor eigen leven – wakker te maken.
In Karinthië (Oostenrijk) wordt dit monster de (Schmütz)bartl genoemd. Hij is in zwarte schapenvellen gehuld, draagt een gehoornd masker en zijn rode tong hangt uit de mond. Soms heeft hij een paardenvoet en hinkt hij. Er bestaat in Oostenrijk de suggestieve uitdrukking ‘hij weet waar Barthel de mosterd vandaan haalt’! De Klaubauf en Bartl lusten graag schnaps en geven veel aandacht aan jonge meisjes. (3)
Cert uit Tsjechië
In Tsjechië winden ze er geen doekjes om; de metgezel van de Sint is gewoon čert oftewel de duivel. Om hem ietwat in toom te houden heeft hij meestal een engel als metgezel. Het woord čert betekent echter ook ‘hert’. Dit duidt erop dat vroeger deze figuur mogelijk op een hert heeft geleken en dus een mens vermomd als dier was.
Bij al deze duivelse figuren vind men naast Nicolaas ook regelmatig een aantal engelen. Deze goede krachten zijn echter duidelijk in de minderheid. (4)
Pelznickel en Pelzmärte uit Duitsland
Pelznickel komt uit Zuidwest-Duitsland en geeft zijn cadeaus zonder bischoppelijke assistentie. Pelznickel betekent zoiets als Nicolaas met de huiden of de afranselende Nicolaas. Hij neemt dus zelf de plaats van sint Nicolaas in of is te zien als een wilde variant van Sinterklaas. Hij is van top tot teen in huiden gekleed. ‘Pelzen’ betekent echter ook afranselen en inderdaad draagt Pelznickel een roede bij zich. Soms heeft hij een masker met een lange tong. Hij maakt kinderen bang, maar gooit ze ook noten en fruit toe. Vroeger, als de kinderen zich bukten om de lekkernijen op te rapen, sloeg hij ze met de roede op de rug.
In de Zuid-Duitse streek Zwaben komt ongeveer dezelfde figuur voor, maar daar heet hij Pelzmärtel. Zijn naam is afgeleid van de bisschop sint Maarten en hij komt meestal al op elf november. Naast huiden draagt hij ook een koebel en vaak heeft hij een zwartgemaakt gezicht. Pelznickel kwam zelfs voor in Penssylvania in de Verenigde Staten, Duitse migranten vermomden zich daar in de vroege negentiende eeuw als deze figuur. Hij had huiden om en een zwart gezicht of een masker op en hij sloeg met een zweep, hij sprak onverstaanbare brabbeltaal. (5)
Knecht Ruprecht uit Duitsland
Ruprecht komt vooral voor in Noord- en midden Duitsland. We komen hem al tegen in zeventiende-eeuwse bronnen. Ruprecht heeft een lange, donkere baard, een roe, een zak en vaak een zwart gemaakt gezicht. Hij is in bont gehuld en heeft ook nog vaak hoorntjes op het hoofd. Op zijn rug draagt hij een mand om stoute kinderen mee te vervoeren. Hij riep: ‘Ich bin der alte böse Mann, der alle Kinder fressen kann‘. Stoute kinderen zou hij in zijn zak meenemen om later op te eten of om in de rivier te gooien. Ruprecht is net als Robin en Robert een veel voorkomende duivelsnaam. Hij werd ook wel Ruklaus genoemd, zeg maar de ruige (Sinter)Klaas. Zijn naam zou komen van ‘Ruhperht’, wat hem één van de lelijke, ruwe Perchten zou maken. (zie beneden voor de Perchten) Hij komt samen met Sinterklaas of het kerstkind, maar ook wel alleen. (6)
De Buttnmandl uit Zuid-Duitsland
In Zuid-Duitsland in Berchtesgaden lopen er in de sint Nicolaasoptocht de ‘Buttnmandl’ mee. Het zijn jongemannen die zich onherkenbaar hebben gemaakt met bossen stro en met zogenaamde ‘larven’ (pels- of houten maskers met hoorns, lange tanden en uitstekende tongen). Ze zijn vaak behangen met klokken die de hele tijd moeten blijven luiden tijdens de optocht. Er loopt ook een Nicolaasvrouw (Nikoloweib) mee . Zij gaan in een optocht door het dorp en gaan ook op huisbezoek. (7)
Le père Fouettard uit Frankrijk
In delen van Oost-Frankrijk wordt de Sint vergezeld door een oude bekende van hem. Deze heet ‘le père Fouettard’ wat ‘de zweep slaande vader’ betekent. Hij is vaak gekleed in het zwart en met een zwarte baard. Hij heeft een zweep, mand en kettingen bij zich. Mogelijk is deze figuur al heel oud, want al in de vroege middeleeuwen gaat er het verhaal dat de Sint eens drie scholieren redde die door een herbergier vermoord waren en in stukken gehakt. Deze waren door deze moordenaar in een vaatje met pekel gestopt. Sint Nicolaas deed alsof hij juist wat vlees wou uit dat vaatje en klopte met zijn staf drie maal op het vat. Prompt sprongen de drie jongens er levend en wel uit! Deze booswicht wordt in Frankrijk ‘le père Fouettard’ genoemd en mag de Sint vergezellen om de stoute kinderen met zijn zweep te slaan. (8)
Hans Trapp uit de Elzas
Hans Trapp heeft ooit echt geleefd en was een beruchte ridder uit de vijftiende eeuw. Hij moet maar liefst twee meter lang zijn geweest en kreeg het aan de stok met de kerk. Hij stierf kort na zijn excommunicatie en in het volksgeloof werd hij een kinderetende, Satan vererende boeman. Hij zou rondzwerven in de bossen, waar hij zich als vogelverschrikker vermomde om zo kindertjes te kunnen pakken en op te eten. Dit ging door tot God hem verzengde met een bliksemschicht. Gelukkig voor hem deed Sint Nicolaas hem herleven en nam hem onder zijn hoede. Toch heeft hij nog steeds zin in kindervlees. Zeker als het gaat om het vlees van stoute kinderen! Hij neemt ze mee in zijn mand en laat ze los in een donker woud. De kinderen worden nooit meer terug gezien..
Hans Trapp heeft een zwart gezicht en een grote zwarte baard, hij is gehuld in dierenvellen en kondigt zich aan door met kettingen te rammelen en hard op de grond te stampen. Aan dat stampen heeft hij de bijnaam Trapp te danken. Na de reformatie begeleidde Hans niet meer sint Nicolaas, maar het Christuskind. Vreemd genoeg is dit meestal een jong meisje met een witte jurk en een witte sluier. (9)
Schmützli uit Zwitserland
De gezel van Sami Klaus (de Zwitserse naam voor de Sint) heet Schmützli. Deze Piet uit Zwitserland is volledig in het zwart of bruin gekleed en heeft een zwart gezicht. Schmütz betekent viezigheid. Zijn gezicht is dus zwart van viezigheid. Hij heeft een zweep, ketting en roe bij zich, maar ook een zak met cadeaus en snoep. Pas na een examen in braafheid krijgen de kinderen de presentjes. Werden ze stout bevonden dan kregen ze met de roe. Er werd ook gedreigd dat ze mee moesten in de zak om dan in het woud opgegeten te worden. Tegenwoordig laat Schmützli de zweep en ketting thuis en dreigt niet meer. (9)
Hadji Firoez uit Iran
Hadji is een man met een zwartgemaakt gezicht met rode lippen en een felrood kleed. Hij is degene die het Nieuwjaar aankondigt in Iran. Dit doet hij met zang, tamboerijn en dans. Zo zorgt Hadji ervoor dat iedereen blij en gelukkig het nieuwe jaar ingaat. Hij heeft een zwart gezicht omdat hij zo dichtbij de Nieuwjaarsvuren staat of anders omdat hij uit de onderwereld komt. Hij is de trouwe kameraad van Amu Nowruz, een figuur met een lange, grijze baard. Zij zouden al uit de tijd van het Zoroastrisme komen – dus nog voor de komst van de Islam – wat ze dan minstens 1500 jaar oud zou maken! (10)
Duistere Klazen in Nederland en Zwitserland
Als we dan toch bezig zijn, is onze bisschop wellicht ook aan een make-over toe. Welk kind weet tenslotte tegenwoordig nog wat een bisschop is? Ook hier geeft een duik in de geschiedenis en in de gebruiken van enkele geïsoleerde gebieden veel alternatieven.
Nog in de negentiende eeuw gingen Zwarte Klazen rond in Amsterdam. Ze maakten lawaai met rammelende kettingen en waren op zoek naar stoute kinderen. Ook in Wessinge aan de Veluwezoom trad een Sinterklaas op met een zwartgemaakt gezicht. Aan zijn linkerbeen droeg hij een ketting met een steen. In Grou in Friesland wordt geen Sinterklaas gevierd, maar sint Pieter. Voor 1903 had deze sint Pieter nog een ketting aan zijn been en een oude jas om, waarop lekkernijen waren genaaid. Hij had een doek voor zijn gezicht die alleen zijn ogen onbedekt liet. Dit duurde voort tot de plaatselijke kleuterjuf daar een einde aan maakte en hem omvormde tot de ‘tweelingbroer’ van Sinterklaas. Aan het begin van de negentiende eeuw liepen in Franeker op sinterklaasavond gemaskerde schippersknechten rond in lelijke gewaden. Zij toeterden met hoorns en maakten ketelmuziek. Een van hen was verkleed als duivel met een zwarte ketting aan zijn been. Zo moeten er over heel Nederland verspreid meer van dit soort optochten zijn geweest. (11)
In Nederland zijn van de ‘wilde’ Klazen alleen de Sunderums van Terschelling en de Klaasomes of Sunneklazen van Ameland nog over. Zij lopen rond op vijf december. Oorspronkelijk hadden zij een witte broek en een wit hemd aan en een masker met wit gaas. Verder hadden zij een stok en een toeter bij zich. (12)
In Zwaben en Zwitserland gaan de Kläuse rond op Sinterklaasavond. dit heet Klausjagen. Ze zijn in het wit gekleed met een zwarte kap. Verder zijn ze met bellen behangen en dragen vreemde maskers gemaakt van boombast. Vaak hebben ze enorme mijters op en gaan rond met veel lawaai van koebellen, zweepknallen en hoornblazen. (13)
Conclusie
Deze korte opsomming moet voldoende zijn om een indruk te krijgen van de helpers van sint Nicolaas en aanverwanten. Wat opvalt is dat ze allemaal spannend eng zijn. Ze roepen een aantrekkelijk soort angst op. Bijna allen hebben de uitstraling van een sater of een wildeman van het woud. Ze doen de dingen die wij niet durven. Ook al worden ze meestal niet zo genoemd, toch zou je ze het eerste associëren met duivels. Toch de duivel als symbool voor alle kwaad zijn ze ook niet. Daarvoor zijn deze wezens te ondeugend en spannend. Mogelijk zijn we met deze duistere helpers van sint Nicolaas late exponenten van de gehoornde God op het spoor gekomen. In Nederland zijn deze wezens – die in de negentiende eeuw nog in volle glorie rond doolden – van hun engheid ontdaan en lief en schattig gemaakt voor de kinderen.
Er zijn bij de helpers van Sinterklaas – zoals ik het zie – minstens drie lagen te ontdekken: de heidense natuurgeest die sterke connotaties met de dodencultus heeft, vervolgens de christelijke duivel die ‘geknecht’ is door de bisschop en zo voor het ‘goede’ gebruikt kan worden en ten derde bij de Nederlandse variant komen daar nog bovenop associaties met donkere knechten uit de koloniale negentiende eeuw. Dit laatste past niet meer in onze tijd en het is logisch dat er veel moeite is gedaan om dat element uit de Piet te halen. Dit zou echter ook anders kunnen dan het ‘roetveeg’ compromis. Met een paar flinke aanpassingen is dit probleem op te lossen. Ik hoop van ganser harte dat onze Piet niet zal verwateren tot een politiek correcte, commerciële, halfzachte kerstelf, maar zal uitkristalliseren tot het beste wat de Piet door de tijden heen te bieden had.
Wat mij betreft kunnen we prima zonder het clowneske pagepakje van de huidige Pieten. Het mag van mij wel wat stoerder en wilder met pelzen of huiden en hoorns op het hoofd bijvoorbeeld. Als je de Pieten dan ook nog een baard geeft dan zou ook de kleur zwart prima weer kunnen. In deze combinatie is er namelijk nauwelijks meer een associatie met racisme te maken. Zwart is dan weer de kleur van de donkere aarde, de nacht, de winter en de dood. De kleur zwart heeft zoveel meer associaties dan die met huidskleur, als je dit combineert met een ander pak is voor mij de kwalijke associatie met huidskleur verdwenen. (20)
Abe van der Veen
1) http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwarte_Piet
2) http://www.krampus.com/
The upside down Christmas tree and other stories – D. Scott p. 129 e.v
http://www.youtube.com/watch?v=bnfeWKyaiws&feature=player_detailpage Bewijs van het billen slaan..
http://vimeo.com/16878465
Janssen p. 60
3) Janssen p.63
Farwerck – Noordeuropese mysteriëen p. 260
Grimm – Teutonic mythology p.515
http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0042.php
http://www.sagen.at/texte/sagen/oesterreich/tirol/alpenburg/klaubauf_paznaun.html
4) http://www.myczechrepublic.com/czech_culture/czech_holidays/saint_nicholas.html
5) http://www.udi.germanistik.uni-wuerzburg.de/pdf/presse/Nikolaus_Volksblatt.pdf
https://de.wikipedia.org/wiki/Pelzm%C3%A4rtel
Clement, M. – Christmas in ritual and tradition 211 1912
Siefker, P – Santa Claus, last of the wild men 19-23
6) Farwerck 256
Janssen 151
http://en.wikipedia.org/wiki/Companions_of_Saint_Nicholas
http://en.wikipedia.org/wiki/Knecht_Ruprecht
7) http://de.wikipedia.org/wiki/Buttnmandl
https://de.wikipedia.org/wiki/Buttnmandllauf
8) http://en.wikipedia.org/wiki/P%C3%A8re_Fouettard
9) https://historycollection.com/ten-terrifying-christmas-customs-legends-around-world-will-give-chills/7/
9) Upside down Christmas p. 133
http://www.youtube.com/watch?v=GW–OM_pj1s
10) en.wikipedia.org/wiki/Hajji_Firuz
11) Nicolaas, de duivel en de doden – Janssen 39, 150
Farwerck – Noordeuropese mysteriëen p. 255
Als net niet meer gelovige jongen in het Friese dorpje Ryptsjerk ging ik te ‘Sinterklaazjen’. Dit hield in dat je verkleed als zwarte Piet of Sint de straat op ging om bij huizen aan te kloppen, waarvan je wist dat er kleine kinderen woonden. Je riep zijn er hier nog stoute kinderen? En gooide pepernoten in het rond. Daarna verwachtte je een beloning in de vorm van snoep. Nog eerder hadden deze jongens puur een wit laken om en een masker op, de Piet sleepte nog met een ketting.. (Farwerck 255) Nu is het gebruik helaas uitgestorven.
12) http://www.jefdejager.nl/sint.php
http://en.wikipedia.org/wiki/Companions_of_Saint_Nicholas
Janssen p. 48
13) http://www.feestenalmanak.nl/feest/sinterklaas
Janssen p. 55
http://en.wikipedia.org/wiki/Klausjagen
14) http://en.wikipedia.org/wiki/Christkind
15) http://deflipside.com/?p=4157
http://en.wikipedia.org/wiki/Joulupukki
16) Farwerck 285, 328
W. Samson – Christmas p. 79
17) http://nl.wikipedia.org/wiki/Befana
17b) https://fr.wikipedia.org/wiki/Tante_Arie
18) Farwerck – Mysteriën 256, 287
http://jol.ismennt.is/english/gryla-terry-gunnell.htm
Sluijter – Ijslands volksgeloof p.111
Bedell – Hildur queen of the elves p. 73
19) Ginzburg – Extacies
http://books.google.nl/books?hl=nl&id=xSrjsgvCu8YC&q=ruprecht#v=snippet&q=ruprecht&f=false Siefker – Santa Claus – Last of the Wild Men
Schrijnen – De H. Nicolaas in de folklore
20) Ik moet helaas erkennen dat het diepere aspect in de betekenis van Zwarte Piet allang niet meer wordt herkend en dat dit ook niet snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
https://havegermanwilltravel.com/documents/n-z/hgwt_nikolaustag-knecht21.pdf
The post De helpers van Sinterklaas in Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.
]]>De inwijding van de mannenbond
Maar op een dag ben je er als kind aan toe om je angsten te overwinnen. Een enge, imposante kerel roept: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ En jij roept ja, want je bent stout, je bent dapper. Zo wordt je meegenomen in de zak van zwarte Piet, over de zee gevaren en naar Spanje gebracht. Je gaat het duister, de nacht in, bij je moeder en je kleine broertjes en zusjes vandaan. Als de zak opengaat wordt het geheim verklapt: wij zijn je ooms, je oudere broers, je buurman, maar als we ons zwart maken, als we in het pak gaan, veranderen we en worden Pieten, geesten, Klazen, goden. Vanaf nu wordt jij een van ons. Je kruipt onder moeders rokken vandaan en wordt een man, of minstens een knaap! Het is een spannend geheim waar je deelgenoot van wordt gemaakt. Je hoort nu bij een nieuwe groep van zij die weten, je bent geen klein kind meer. En zo verandert de boeman in een bondgenoot. De angst is overwonnen. Niet meer het zoet van het snoep van de kinderen is je beloning, maar het zakje met zout om je vlees mee te kruiden voor de stoute, de dappere, de echte man! (2)
(Links Sinterklaas en knecht Ruprecht, rechts de Amelandse Sunneklazen komen er aan)
Wodan en Sinterklaas
De opperboeman uit de heidense tijd is Odin, die in onze streken Wodan werd genoemd. De wolven en beren die je zouden opeten als je te ver het bos in dwaalt, zijn de aan hem gewijde dieren. De nekker die loert in het water, staat ook bekend als ‘old Nick’, de duivel, of nog ouder Hnikkar, een bijnaam van Odin. Maar de nik in de stam van het woord kan ook op Nicolaas slaan! De Wilde Jacht die je meeneemt in de nacht wordt in vele versies aangevoerd door Odin of Wodan, maar een enkele maal ook door sint Nicolaas! (3)
De jonge knapen in de heidense tijd die gewijd werden aan Odin moesten hun angsten te boven komen. Lukte dit niet, dan schaamde je je rot en was je een moederskindje. Dus ging je de nacht in en overwon je je angst voor het donker met zijn monsters en spoken. Ten teken daarvan schilderde je je gezicht zwart. Zoals de krijgersbende genaamd de ‘harii’ dat al deden in de Oudheid, ze zijn te vergelijken met het ‘heir’, het dodenleger van Wodan of Herla. (4)
Overwinnen van je grootste angst
Je stond tegenover wilde beesten of woeste mannen en bevocht ze. Je overwon je angst voor de boze, woedende en razende kerels en werd zo één van hen. [Dit zijn de makkers van staakt uw wild geraas, makkers van het wilde heir!] In je extase kon je het berenhemd aantrekken en berserker worden of het wolvenhemd aan trekken en ulfhednar c.q. weerwolf worden, of je gezicht zwart maken en behoren tot het leger van Odin/Sinterklaas. Je werd het diepe in gegooid, je trotseerde de ijzige handen die je de diepte in wilden trekken, je zwom en bereed de golven alsof het een waterpaard was, de waternekker, Hnikar, de hinniker en je leerde zwemmen. Je leerde het dodenpaard te bereiden, de schimmel, geen reëel paard, maar een schim, een geest. Je werd de ‘Schembart’, de bebaarde geest die kinderen meenam om ingewijd te worden. (5)
Zo werd je één van hen, je hoorde erbij. Een man in het gevolg van Odin, een hele eer, die je door je getoonde moed had gewonnen. Als je de angst overwonnen had, was de boeman geen grote engerd meer. Hij was je god geworden. Niet de verre transcendente god, maar de god dichtbij, die je in je extase zelf kan worden. Je had de angst onder ogen gezien en hem toegelaten, je leerde de kracht erachter kennen en hem meester worden. Zo leer je de energie kennen van iets dat (oorspronkelijk) groter is dan jezelf. En zo ben je zelf je grootste angst geworden. Want wat is er geruststellender dan te weten dat er in het hele enge bos niets rondloopt dat enger is dan jijzelf? (6)
Odin, Yggr en ‘oger’
Odin zal schrik aangejaagd hebben. Hij was de opperboeman in de heidense tijd. Een van zijn bijnamen was Yggr, wat de verschrikkelijke betekent. Yggr kwam mogelijk later in de sprookjes terecht als de boeman genaamd ‘oger’; een grote, woeste, bebaarde, kinderetende kerel. (7) Echter voor zijn ingewijden was Odin meer, veel meer! Hun Odin was de geliefde, ontzagwekkende oppergod. De wijze inwijder, de grote leider met een alziende blik. Hierin is hij vergelijkbaar met de geliefde en alwetende sint van onze tijd.
Odin is de god der doden, zoals sint zijn doden c.q. Pieten heeft. Hij is de god van de inwijding, zoals de sint de dappere kinderen meeneemt en inwijdt. Hij is God van de midwintertijd. Sinterklaas heeft zijn feest slechts een paar weken eerder. En Odin is God van de poëzie, en ook met sint moet je rijmen. Hij was god van de vele namen. Was één van die namen Nicolaas, leefde hij voort in de sint? Odin leeft voort als heilige, maar welke heilige? Odin leeft voort als God, maar welke god? Het is in ieder geval één die je zelf kan worden als je roept met een holle stem; ‘Zijn er hier nog stoute kinderen?’ (8)
Abe van der Veen
1) Dit stuk is behoorlijk speculatief omdat het verband tussen Sint en wilde jacht, Odin en wilde jacht, Odin en Sint, Sint en mannenbonden + inwijding allemaal niet bewijsbaar te maken is, er zijn alleen aanwijzingen voor. Lees het dus graag als inspiratie, niet als wetenschap.
– Mijn vader werd als kind in de jaren veertig nog bang gemaakt met de weerwolf.
2) Noordeuropese mysteriën – Farwerck
Deze zinnen zijn geïnspireerd op de Sundeklazen en Klaasomes van de Waddeneilanden, maar ook op de Germaanse mannenbonden die er ooit in de oudheid geweest zouden zijn. (Kultische Geheimbunde – O. Höffler)
Als kind opgegroeid in het kleine Friese dorpje Ryptsjerk gingen wij te Sinterklaazjen. De oudere – niet meer gelovende kinderen – verkleden zich als sint en Piet en gingen langs de deuren vooral langs de gezinnen met kleine sint-gelovige kinderen. We strooiden daar in de huiskamers met pepernoten en riepen: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ Vervolgens werden we getrakteerd op snoep.
3) Phantom armies of the night – Claude Lecouteux p. 205 Lecouteux betwijfelt of dit om een doorlopende traditie gaat. Hij vermoedt dat Odin er later weer bij is gehaald.
Noordeuropese mysteriën – Farwerck p. 97 Hij wordt zo genoemd in de middeleeuwse Saksenkroniek. Voor Hnikar zie Edda – Otten Reginsmal vs 18. Daar staat Odin op een rots te midden van de golven en noemt zich Hnikar (oproerkraaier) en geeft raad aan de jonge held Sigurd.
4) Noordeuropese mysteriën – Farwerck p.186
De Harii zijn een van de Germaanse krijgersbonden die door Tacitus worden genoemd in zijn De Germania. Odin of Wodan wordt hier niet genoemd, wel de associatie met nacht en het dodenleger.
5) De waternekker wordt vaak geportretteerd als een waterpaard. In Duitsland heet hij Nick of Nickelmann en is half man, half vis. Northern Mythology – Thorpe p.491
http://de.wikipedia.org/wiki/Schembartlauf De Neurenbergse Schembart hoort meer bij het carnaval, maar als beeld van een angstwekkende schimbaard die kinderen meeneemt past hij goed bij mijn verhaal.
6) Vrij naar Terry Pratchett; door deze wijsheid loopt de heks Granny Weatherwax erg kalmpjes in het donker alleen door een bos.
7) Walker – Dictionary of symbols and sacred objects ogre
De oger werd plots weer bekend door de Pixar anti-held Shrek.
8) De gelijkenissen tussen Odin en Nicolaas zijn frappant. Maar dat is geen reden om te spreken van een rechtstreekse identificatie. Je kan zeggen dat ze een zelfde functie hebben en in een tijd dat andere goden verboden waren, was de ‘next best thing’ een heilige. Hij werd al snel omhangen met dezelfde functies en eigenschappen. Dit is niet hetzelfde als een directe ontlening.
The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De horrorsint: Sinterklaas als boeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>Er waren goede redenen om kinderen bang te maken. Vele kinderen verdronken voortijdig, het vertrappen van het koren betekende letterlijk minder brood op de plank. De sint was echter meer dan een gewone boeman. Hij deed de afrekening van een jaar. De goede en de slechte daden kwamen in het grote boek te staan en de hamvraag was; komt er een plus of een min na de eindstreep. Werd het de koek of de gard? Werd het lekkers voor het zoete of de roe voor het stoute kind? Want ‘wie zijn kind liefheeft die kastijdde het’, tenminste zo dacht men en zo stond het geschreven. (2)
De sint was streng, doch rechtvaardig en daardoor ontzagwekkend en angstaanjagend. Want hoe zeker was je van je zaak? Had je energie gegeven of energie genomen? De grens tussen goed en kwaad ligt niet zo helder.
Nicolaas en de duivel
Nicolaas komt waarschijnlijk van Nikè. Het Griekse woord voor overwinning. Laas komt van ‘laos’, het volk. (3) In dit geval kan dit duiden op de overwinning van de sint op het volk der geesten of demonen. Dit volk werd later gezien als toebehorend aan de duivel. De kerk bestempelde ze als kwaad. In enkele van zijn heiligenlegenden overwint Nicolaas de duivel en sindsdien heeft hij hem in zijn gevolg als dienaar. De zwarte Pieten zijn te zien als duivels, demonen of dolende geesten.
De stam ‘nic’ in Nicolaas kan ook etymologisch verwant zijn aan ‘necro’ (=dood) en ‘niger’ (=zwart) wat duidt op zijn band met doden en geesten en – in hun verlengde – met demonen. Luther noemt in de zestiende eeuw al Nicolaas en het larvenvolk in één zin. (4) Larf is het Romeinse woord voor een ronddolende kwade geest . De nigromancïer is degene die de doden of de geesten kan oproepen en bevelen. In feite doet de sint niets anders met zijn volk van zwarte Pieten.
(links Knecht Ruprecht met de hoorns van de duivel en rechts de Sint met Krampus een Oostenrijkse duivel)
Piet als duivel
Vroeger waren de Pieten beter te herkennen als duivels. Ze hadden de roede om te bestraffen, de ijzeren ketenen waarmee ze rinkelden als teken van hun gebondenheid aan hun meester – de geestenbedwinger sint Nicolaas – en ze hadden de zak waarmee ze de verdoemde zielen (en later de stoute kinderen) mee verzamelden om naar de hel te brengen. In Duitsland en Oostenrijk is het duivelse van de Piet beter te herkennen. In sommige streken in Duitsland wordt hij Beëlzebub genoemd of Ruprecht en heeft dan beestenvellen om en hoorns op het hoofd. In 1663 zei zijn knecht Ruprecht nog het volgende rijmpje: ‘Ich bin der alten bösen Man, der alle Kinder fressen kan‘. Hij is de zielenvreter, hij is de duivel. (5) In Oostenrijk heet hij Klaubauf of Krampus. Hij draagt een duivelsmasker, heeft een zak en ketenen bij zich en wordt vaak duivel genoemd.
Zwarte Klaas
Zelfs Nicolaas kon iets demonisch krijgen als je kijkt naar de zwarte klazen van Amsterdam die vroeger met ketenen en lawaai makend de straten onveilig maakten of de omineuze Klaasomes van Ameland. Old Nick is niet voor niets een bijnaam voor de duivel. (6) Moet je dus bang zijn voor Sint en Piet? O ja, absoluut! Het is beter om kinderen en jezelf te leren hoe met angst om te gaan dan de angst te ontkennen en de angst die veroorzaakt wordt door de wetenschap dat je niet zuiver op de graat bent en dat je op een dag ontmaskerd zal worden is een van de grootste angsten.
Elk jaar is er een afrekening. Heb je gegeven of genomen? Ben je over de bank genomen goed of kwaad? Zolang je leeft betekent dit moment zoetigheid of een zakje met zout. Een vruchtbare of een onvruchtbare tijd voor de boeg. Maar aan het einde van het leven komt de grote afrekening. De sint blijkt werkelijk te bestaan en zijn staf is een zeis. Achter zijn baard, snor en wenkbrauwen zie je een schedel met holle ogen. Hij snijdt je levensdraad door en voert je ziel met zijn schip naar Spanje. Spanje is hier te zien als een metafoor voor het land der doden. Daar woont iemand die nog groter en ontzaglijker is dan hij. Want de dood zelf is de opperboeman. (7)
1) Mijn ouders lazen nog het boekje “mee in den zak” waar de stoute kinderen naar Spanje werden gebracht om tot pepernoten vermalen te worden of om te werken op de landerijen van Sinterklaas. Zij lieten het mij zien als een kostbaar bezit waar ze nog vol nostalgie aan terug dachten.
2) Of anders: ‘Wie zijn kind liefheeft spare de roede niet.’ Beide gezegden naar aanleiding van teksten uit de Bijbel.
http://www.biblija.net/biblija.cgi?Bible=Bible&m=2+Sam+7%3A14%3B+Spr+13%3A24%3B+19%3A18%3B+22%3A15%3B+23%3A13-14%3B+29%3A15%3B+Heb+12%3A6-7&compact=1&id16=1&id18=1&pos=0&set=1&l=en
3) http://en.wikipedia.org/wiki/Nicholas
4) http://books.google.nl/books?id=838KAQAAIAAJ&pg=RA1-PA148&lpg=RA1-PA148&dq=Larvenvolk+und+Niclas+Bischoffe&source=bl&ots=g8UynfdDpE&sig=ImIQk7xJw2EKunIwPOjUr-mVawU&hl=nl&sa=X&ei=bXOyUOqqLaeH0AWE9IGQAQ&ved=0CDEQ6AEwAA#v=onepage&q=Larvenvolk%20und%20Niclas%20Bischoffe&f=false
5) Nicolaas de duivel en de doden – Louis Janssen (1993 Utrecht) p. 151 Dit is absoluut hèt standaardboek over de folklore van Sinterklaas in Nederland.
6) Janssen p. 33
7) Wie boe zegt wil je bang maken en laten schrikken. Hij maakt zichzelf tot een boeman of in het Engels de ‘bogeyman’. ‘Bog’ is het oude Slavische woord voor God. Maar welke god?
Lees ook: http://www.sinterklaasmythen.nl/
The post De horrorsint: Sinterklaas als boeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>