Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.
]]>Wie kent het niet? Het hey ho van de dwergen, het spiegeltje, spiegeltje aan de wand en de giftige appel. Sneeuwwitje is wereldwijd een van de beroemdste sprookjes. Het verhaal is vooral bekend geworden in de versie van de gebroeders Grimm uit de ‘Kinder und Hausmärchen’ van 1812. Wereldberoemd werd het sprookje pas door de speelfilm van Walt Disney uit 1937. In meerdere verhalen voor 1812 zijn al thema’s te vinden die in het verhaal van Sneeuwwitje voorkomen, echter alleen in ‘Richilde’ van Musäeus uit 1782 zien we alle belangrijke elementen terug. (1) Dit is daarmee het literaire begin van Sneeuwwitje. Er zijn door heel Europa (maar ook daarbuiten) versies van het verhaal uit de volksmond opgetekend. Voor mijn symbolische duiding van het verhaal zal ik gebruik maken van de versie van Grimm. Ik stel mij hierbij voor dat alle figuren van het sprookje onderdeel zijn van de mens tijdens zijn persoonlijke en spirituele levensreis. Je kan ook eerst het sprookje hier lezen.
Rood, wit en zwart
Bij de aanvang van het sprookje doet de koningin een vreemde wens: ze prikt zich en drie druppels bloed vallen in de sneeuw. Ze wenst vervolgens dat ze een dochter zal krijgen die zo wit als sneeuw, zo rood als bloed en zo zwart als ebbenhout mag worden. Dit zijn niet toevallig ook de kleuren die behoren aan de grote Godin. Het is het wit van de maagd, het rood van de moeder en het zwart van de oude, onvruchtbare vrouw. Wit is hier de kleur van jeugd en maagdelijke onschuld, rood van menstruatie en moederschap en zwart is de kleur van de dood. Zo zijn de drie levensfasen samengebundeld in een meisje die voorbestemd is de mooiste te worden of eigenlijk beter gezegd de schoonste, de meest zuivere. Dit incident doet sterk denken aan een scène in het verhaal van de ridder Parzival. Als hij drie druppels bloed in de sneeuw ziet liggen naast een aantal ravenveren doet hem dat denken aan zijn geliefde Blanchefleur (witte bloem). Ook het kind in het sprookje wordt vernoemd naar die zuiver witte kleur die de beste geleider is van de liefde. (2)
De stiefmoeder en de ware moeder
In de eerste versie van het sprookje van Grimm uit 1812 is het nog de moeder die jaloers wordt op Sneeuwwitje. In latere versies gaat de moeder dood en wordt ze vervangen door een stiefmoeder. Voor elk kind is de grote moeder, moeder aarde. Je kan die primaire moeder ook associëren met het éénheidsbewustzijn. De fysieke moeder kan haar alleen in die bewustzijnstoestand laten wanneer ze nog in de baarmoeder zit en incidenteel bij het zogen. Als ze ouder wordt zal de moeder haar kind telkens meer de materiële wereld intrekken. Het zal haar taal leren, onderscheid leren maken en taken opgeven. Allemaal dingen die in de geestelijke wereld waar de ziel vandaan komt niet nodig zijn. Zo wordt de moeder, een stiefmoeder, een ‘mater materia’. Het kind wordt geforceerd zich te identificeren met de materie en haar gedachten. Haar wordt op die manier een imago opgeplakt. Zij zal zich gaan identificeren met haar spiegelbeeld. Maar dit is slechts een masker of imago en daarmee iets dat zij in wezen niet is.
De mooiste van het land
Nu is de materiële moeder, die verbonden is aan de vijf zintuigen altijd erg mooi. Toch is zij Maya (= schone schijn), zij is niet de ware werkelijkheid, maar een afspiegeling van de werkelijkheid die alleen indirect beleefd kan worden. Als zij in haar spiegel kijkt dan meent zij de mooiste vrouw van de wereld te zien. Hierbij is het de vraag of het hier gaat om de spiegel van de ziel of die van het ego. Met het doodgaan van de ware koningin, werd de stiefmoeder-koningin de mooiste van het land. Zij was de meest zuivere, maar trots (‘hubris’) zorgde ervoor dat er een smet op haar schoonheid kwam. Hiermee is ze te vergelijken met de mooiste engel uit de hemel; Lucifer. Ook hij kwam ten val door de zonde van de hoogmoed. Hij was een van de schoonste engelen in de hemel, maar door zijn val werd hij een lelijke duivel.
De toverspiegel
Nu heeft deze arrogante vrouw niet zomaar een spiegel, maar een toverspiegel. In een tijd dat spiegels zeldzaam waren, werden zij met angst bekeken. Een spiegel (net als elk reflecterend wateroppervlak) zou je ziel kunnen stelen. Het was ook een doorgang naar de wereld van de geesten. Verder zal een spiegel nooit liegen. (3) De toverspiegel in het sprookje bevat zo’n geest die in dienst staat van de koningin en alleen maar de waarheid kan spreken. Wie zich in het spiegelpaleis van Maya bevindt zal voornamelijk verliefd worden op zichzelf. Net zoals Narcissus verliefd werd op zijn reflectie in het wateroppervlak, zo is het ook gesteld met deze narcistische koningin. Maar ook zij zal ten diepste weten dat haar schoonheid uiterlijk vertoon is. Het is niet meer dan een luchtspiegeling, een ‘fata morgana’!
Met de zevende verjaardag van Sneeuwwitje is haar eerste ontwikkelingsproces voltooid. Wanneer de koningin nu opnieuw voor haar spiegel staat blijkt zij niet meer de mooiste van het land te zijn, maar Sneeuwwitje. Zij is nu de schoonste, oftewel de meest zuivere, de meest stralende! Als zij voor de spiegel zou staan, dan zou ze een zuivere ziel reflecteren. Een ziel zonder krasje of vlekje, helemaal zuiver.
De weg door het donkere woud
Helaas geld dat niet voor de stiefmoeder. Zij voelt zich in haar ego bedreigd en wordt groen en geel van jaloezie. Zij wil de schoonheid van Sneeuwwitje voor zichzelf hebben en ze geeft de opdracht om Sneeuwwitje te vermoorden. Als de dienaren terug komen denkt ze dat ze haar hart (of lever) en haar longen opeet. Zij wil op die manier zich de schoonheid van Sneeuwwitje toe-eigenen. Maar dit helpt haar niet, want het is bedrog en Sneeuwwitje leeft nog. Het kind is ondertussen het woud in gevlucht. Het woud is een tussenwereld van verwarring en chaos. Symbolisch is het woud te vergelijken met een heg die ligt tussen de bekende alledaagse wereld en de onbekende geestelijke wereld. Het is een plaats waar je terecht komt als je niet meer weet wat je lotsbestemming is, waardoor je doelloos rond dwaalt. Aan de andere kant van het bos bevindt zich de ‘andere wereld’. Dit is een wonderlijke wereld waar dwergen wonen en dieren kunnen praten. Deze is te vergelijken met de wereld die we onder in de put tegenkomen in het sprookje van vrouw Holle. De volgende stap in haar initiatie komt als ze het huisje van de dwergen vindt.
De zeven dwergen
Dwergen worden door hun kleine postuur vaak niet serieus genomen, maar in de Edda zijn zij zeer wijze wezens die bijna gelijk staan aan de Goden. Ze helpen de Goden en geven ze schatten zoals de banden om de wolf Fenrir mee te binden en de hamer van Thor om de reuzen mee te verslaan. Bij hun betekenis is de getallenmystiek van het getal zeven erg belangrijk: zij zijn de zeven dwergen die wonen achter de zeven bergen. Zij zijn meesters van de kunst om het onzichtbare tevoorschijn te halen. In de Edda bewaren zij het geluid van de voetstappen van een kat, de baard van een vrouw en de wortels van een berg. Zij graven diep in het onderbewuste en komen terug met schatten van gestolde energie. Zij zijn zo te vergelijken met de Galla, de zeven bewakers van de poorten van de onderwereld uit de Sumerische mythologie. Op weer een ander niveau zijn zij gelinkt aan de chakra’s. (4)
Deze dwergen zijn – in dat geval – zeven aspecten van het meisje zelf! Sneeuwwitje moet – net als het meisje in ‘Vrouw Holle’ – als eerste het huisje van de zeven dwergen (energetisch) schoonmaken. Dit is tenslotte haar eigen energetische lichaam, haar eigen huis, wat zij al een tijd niet goed van binnen had geïnspecteerd. Zij test alle zeven borden, bekers en stoelen en uiteindelijk test zij alle zeven bedden en vindt de zevende de beste en valt daarin in slaap. Wanneer de dwergen met de ‘galla’ zijn te vergelijken dan moet Sneeuwwitje natuurlijk vergeleken worden met de grote Sumerische godin Inanna. Haar belangrijke initiatie is de afdaling in de onderwereld langs zeven poorten, waarbij zij bij elke poort iets af moet staan aan de bewakers om verder te mogen, tot zij naakt door de zevende poort heengaat. Om tot het diepste van de onderwereld door te kunnen dringen moet zij alle gehechtheid aan ‘Maya’, aan spullen, loslaten. Ook Sneeuwwitje gaat door tot zij bij het zevende bed is aangeland, zij onderzoekt haar onderbewuste tot in de diepste diepten.
Seks met de dwergen?
Deze ontmoeting met dwergen is ook vaak seksueel geïnterpreteerd. Minstens één sage en een mythe lijken dit idee te bevestigen. In een Zwitserse sage is een meisje verdwaald en komt aan bij een huisje met zeven dwergen. Zij mag uiteindelijk bij de zevende en oudste dwerg in bed slapen. Een oude vrouw noemt haar een slet en beschuldigt het meisje ervan dat ze met alle zeven dwergen heeft ‘geslapen’. In een Noordse mythe vrijt de godin Freya werkelijk met vier dwergen in ruil voor het Brisingamen. (5) Dit is een sieraad die wel wordt geïnterpreteerd als de regenboog. Dit sieraad zou je daarmee kunnen zien als de kracht om zelfstandig van de ene naar de andere wereld te kunnen reizen. Van elke ‘dwerg’ zal Sneeuwwitje een juweel krijgen, hij is haar innerlijke, onderbewuste afgedaald als een grot in een berg om daar het mooiste juweel tevoorschijn te hakken. Dit is het gezuiverde chakra, het juweel in de lotus. Op een dieper niveau is het vrijen met de dwerg, het één worden met de kracht waar hij symbool voor staat. Deze eenwording wordt beloond met een kostbare gave. De gave van zeven zuivere poorten om mee te kunnen reizen langs de zeven werelden.
De drie verleidingen
Dit reinigingsproces in het huisje van de zeven dwergen duurt lang en als de koningin (de valse moeder materie) hier achter komt probeert zij het reinigingsproces te ondermijnen door haar te verleiden met uiterlijkheden: eerst met rijgsnoeren voor een korset, dan met een kam en als laatste met een appel. Het korset en de kam staan beide voor kiezen voor het uiterlijke in plaats van het innerlijke. Het beknelde korset staat ook nog voor het keurslijf van de rigide etiquette die haar de levensadem ontneemt en haar banen van levensenergie vernauwt. Wanneer Sneeuwwitje wordt verleid om zichzelf ‘uiterlijk’ mooier te maken, verliest ze juist van haar innerlijke schoonheid. Ook het kammen van het haar met de vergiftigde kam is een teken van ontluikende seksualiteit die opgewekt wordt door de valse moeder. Daarmee is het een teken van haar individuele zelfbewustzijn. Als ze semi-dood neervalt dan is dat de sluimertoestand van degene die zich vereenzelvigt met haar imago. In de spiegel die het innerlijk ziet zal ze vertroebeld zijn. (6)
De giftige appel
De derde verleiding lijkt fataal (fataal = van het noodlot). Sneeuwwitje eet van de appel en valt ‘dood’ neer. Net als in het verhaal van de zondeval van Adam en Eva maakt de appel Sneeuwwitje bewust van haar geslacht en daarmee van haar dualiteit. (7) Leven in de wereld van afstand is te zien als een soort van schijndood. Je leeft niet meer volledig, maar bekijkt je eigen leven van een afstandje. Deze blokkeert de levensstroom, waardoor zij puur nog in de uiterlijke wereld leeft. Voor de andere wereld en haar geesten slaapt ze nu, ze is er zich niet meer bewust van. Juist het vijfde chakra dat o.a. staat voor schoonheid is geblokkeerd.
Toen Adam van de appel at, en daarmee de eerste zonde beging, bleef deze in zijn keel zitten. Dit werd de Adamsappel. Dit is de plek van vele onverwerkte emoties. Als er een brok in je keel zit, zal je moeten slikken om de emotie te verwerken. In de wereld buiten het paradijs is het echter onvermijdelijk dat er dingen in de energetische stroom blijven steken. Eén van die klompen zit in je keel, de plek van het vijfde chakra. Pas als de glazen kist met Sneeuwwitje valt zorgt de schok ervoor dat het stukje appel los komt uit haar keel. Sneeuwwitje is zo, net als Adam, een voorbeeld van de geblokkeerde mens die nog een brok van onverwerkte emotie in de keel heeft.
De glazen kist
Nu is het bijzonder dat Sneeuwwitje na het incident met de glazen kist al huwbaar blijkt te zijn en gaat trouwen met de prins. Eerder in de tekst wordt gezegd dat ze pas zeven jaar is. Dit element wordt echter verklaard door een scène uit het sprookje ‘De jonge slaaf’ uit de Italiaanse sprookjescollectie de Pentamerone (1634). Hier wordt het meisje Lisa vergiftigd door een kam in haar haar en wordt ze vervolgens in een kristallen kist gezet. Daar blijft ze jaren in liggen, maar ze groeit wel door tot een beeldschoon meisje. De jaloerse vrouw van haar oom sleurt haar uit de kist, waarbij de kam uit haar haar valt en zo maakt zij haar wakker. (8) We kunnen daarom veronderstellen dat ook in de bekende versie van Grimm het meisje zeven jaren in de comateuze toestand blijft. Met veertien jaar is zij in pre-industriële tijden huwbaar. Op een dieper niveau staat deze periode voor een incubatieperiode. Een periode van rust die nodig is voor de voltooiing van een innerlijk groeiproces. Eindelijk is zij klaar om zich te verenigen met haar mannelijke kant in een ‘hieros gamos’, een sacraal huwelijk. De prins ziet de glazen kist op de berg en wordt op slag verliefd op het meisje. Hij zal weten dat zij niet zomaar een meisje is, maar de vertegenwoordigster van de Godin. De top van de berg als sacrale plek en de glazen kist als teken van haar vergeestelijkte staat maken dat duidelijk. Daarmee wordt het tijd dat Sneeuwwitje ontwaakt. De kist valt uit de handen van de onhandige dienaren en door de schok komt de appel in de keel los. De levenskracht kan weer ongehinderd stromen! Met hun alchimistische huwelijk verenigen zwart (nigredo), wit (albedo) en rood (rubedo) zich in één wezen. De verwerkelijkte mens, de pure ziel is daar. (9)
Dansen tot je dood neervalt
Nog één ding is nodig om hun geluk te bestendigen: de bedreiging van de verleiding van ‘mater materia’ moet verdwijnen. Dit gebeurt door tijdens het huwelijksfeest – en mogelijk zelfs tijdens de dans van het bruidspaar – de gemene koningin te laten dansen in gloeiend heet gemaakte metalen schoenen tot ze dood neervalt. Je kan stellen dat de levensenergie die door de sacrale ‘dans’ wordt opgewekt nu stroomt van links naar rechts, van de mannelijke, naar de vrouwelijke kant en zevenvoudig van onder naar boven langs de zeven chakra’s en weer terug. Dit is de dans van het leven en die genereert zoveel hitte dat alle resten van gehechtheid aan de vaste materie en alle illusie dat dit met zich meebrengt weg brandt en verdwijnt. (10)
Abe van der Veen
Noten:
The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>Heilige getallen
De koningin van het land brengt twaalf of zes zonen ter wereld. Andersen noemt er elf, maar ik denk dat hij zich hierin vergist. (2) De twaalf zouden kunnen staan voor de maanden van het jaar. Als het om zes zonen gaat kan je denken aan zes van de zeven dagen van de week of zes van de zeven chakra’s, maar vooral aan de zeven sferen in de geestelijke wereld. Het is wel duidelijk dat het getal nog niet compleet is, het vrouwelijke element ontbreekt nog! De koningin wenst dus een dochter, maar verliest door die wens haar zonen. Het is echter geen gewone dochter die zij wenst. Net als in een aantal andere sprookjes wenst zij een dochter die zo rood is als bloed en zo wit als sneeuw. Kortom, zij wenst een meisje die het rood van de moedergodin en het wit van de maagdelijke godin in zich heeft en zo als ‘priesteres’ een connectie kan maken met die goddelijke dimensie. Zij is ook het dertiende kind en de dertiende maand is de laatste maand. Deze brengt de dood met zich mee.
In de patriarchale tijd wordt het hebben van zonen gezien als een groot geluk, maar er kan ook teveel van het goede zijn. De koningin lijkt echter te menen dat dit een wereld is van of/of in plaats van en/en. Dus doet zij de kwade wens om een dochter te krijgen in ruil voor haar zoons. In de dualiteit is geen ruimte voor een balans tussen man en vrouw. De een is onderdanig aan de ander of wordt zelfs weggedrukt. Als het sprookje een blauwdruk is van de ziel dan verliest deze nu haar mannelijke, activerende kant.
Dolende zielen
In de versie van Grimm worden de broers door hun stiefmoeder veranderd in zwanen door ze een wit hemd om te gooien. Je zou kunnen zeggen dat ze gedwongen uit hun fysieke lichaam worden gezet en in een andere vorm worden gedrukt. De broers zijn uit hun mensenlichaam gedreven en op deze wijze doodgemaakt of in ieder geval schijndood. Al duizenden jaren staan zwanen (en raven en eenden ook in mindere mate) symbool voor de ziel of ze zijn zielengeleiders. Ze helpen dan de ziel om zijn weg te vinden naar de geesten- of dodenwereld. Als dit gaat om de ziel van een levende persoon, dan is dit een sjamaan. In het sprookje werden de broers gedwongen hun lichaam te verlaten. Zij kunnen helaas niet – zoals een sjamaan dat kan – op eigen kracht terug naar hun fysieke lichaam. (3)
Het meisje – die de vrouwelijke kant van het bewustzijn vertegenwoordigt – merkt dat er iets niet klopt, ze voelt zich onvolledig. Als zij hoort van het bestaan van haar broers gaat zij op zoek en op avontuur. Zij gaat haar binnenwereld in en telkens verder uit de fysieke wereld tot ze op de ‘fatale’ grens gekomen is. Daar bij de zee, de grens met de ultieme geestenwereld waar normaliter nooit iemand weer uit terug komt vindt zij haar broers en daarmee haar mannelijke deel.
Deze broers vertellen dat ze elke nacht weer mens mogen zijn, maar bij zonsopkomst moeten veranderen in zwanen. Zij zijn alleen maar te zien voor het nachtbewustzijn. Je kan ze beschouwen als dolende zielen, te vroeg verstoten uit hun lichaam dwalen ze nog rond in de schemerwereld. Ze horen niet meer in de fysieke wereld, maar zijn ook nog niet klaar voor de lange reis naar de geestenwereld.
De magische midzomer
In de Andersen versie zijn ze al verder en kunnen ze met de magische dag van Midzomer oversteken naar de geestenwereld. Zij kiezen niet voor niets voor deze speciale dag. Praktisch bekeken hebben zij dan de langste tijd licht om zo de lange oversteek te kunnen maken. Maar midzomer is ook een scharnierpunt tussen de twee werelden. Een magisch moment van overgang waarin de seizoenen wisselen en er even een dag (en nacht) is die nergens bij hoort. Zo is deze dag bij uitstek geschikt om te reizen in de geest. (4)
Net als een heks kan het meisje uit haar lichaam treden om in trance – samen met haar broers – naar de geestenwereld te reizen. Dit doet zij door middel van de zwanen die haar, als zielengeleiders, dragen in een net van wilgentwijgen en zo begeleiden naar de andere kant.
De wilg wordt in de folklore gezien als een heksenboom, zij is o.a. een onmisbaar onderdeel van de heksenbezem. Daar verbindt zij de mannelijke steel van es met de vrouwelijke twijgen van berk. Zo verbindt zij het mannelijke met het vrouwelijke en ook hier vervult zij deze functie. (5)
Zo laat zij zich als een heks door haar ‘geesten’ door de lucht naar de andere wereld dragen.
Fata Morgana
Aan de overkant van de zee, kan ze in een droom naar het luchtpaleis van Fata Morgana om daar te vragen hoe ze haar broers kan helpen. Het is de vraag of dit een verzinsel van Andersen is of dat hij dit uit een oudere bron heeft. Grotendeels past het goed. Morgana of Morgaine is te zien als een van de drie noodlotsgodinnen (fatum = noodlot). Zij spint de draad van het noodlot voor de helden. (Later zal ook het meisje de levensdraden van het lot spinnen.) Haar land kan alleen in de geest, bijvoorbeeld zoals in een droom, bereikt worden. Voor velen is die droomwereld een illusie, een bedrog. Toch is hier juist een anderwereldse waarheid te vinden. Haar land Avalon is het land van de geest en al haar aanwijzingen moeten daarom ook op een geestelijke manier opgevat worden! Wel is het dromen in de geestenwereld dubbelop. Die wereld is al een soort van ‘droomtijd’.
Het Grote werk
In de Noorse en de Grimm versie zijn ze nog niet aan de andere kant en leven in een huisje in het woud, de schemerzone, het tussengebied. Maar in alle versies komt zij nu achter het geheim van hun verlossing. Zij moet een zwaar werk verrichten: zij moet in zeven jaar hemden maken van brandnetel, distel of aster voor haar broers. Daarbij mag zij niet praten, niet lachen en niet huilen. Alleen dan kan zij hen redden en weer tot mensen maken.
Zwijgend werken betekent in dit geval dat zij dit werk in een meditatieve stemming moet doen. Door niet te lachen of te huilen blijft zij neutraal. Zo bereikt zij de ideale stemming voor magisch werk. Zij verkeert zo in een trance-toestand. Zij imiteert het werk van een schik- of noodlotsgodin die de levensdraad spint. Zij doet aan een vorm van sympathetische magie, waarbij zij als microkosmos de macrokosmos imiteert. Zij is zo te zien als een heidense priesteres of heks. Het is dus terecht dat zij – later in het sprookje – daarvoor wordt uitgemaakt. Maar zij is wel een goede heks!
Wat is dan wel dat grote werk, waar zo’n enorme opoffering voor gedaan moet worden? Zij maakt voor elk van haar broers een lichaam. Het woord lichaam kan je ontleden in lic (lijk) en haam (hemd). Zij maakt dus voor hen een ‘lijkenhemd’. (6) Het hemd gemaakt van brandnetels staat symbool voor het menselijk lichaam als een hemd dat de ziel aantrekt om zo te kunnen incarneren. Mogelijk is het gemaakt van brandnetel omdat het fysieke lichaam ook pijnlijk en prikkelend kan zijn. Het kan ook te maken hebben met het feit dat brandnetels veel gebruikt werden tijdens midzomerrituelen. In de twaalf wilde eenden maakt ze de hemden van distels, dit komt qua symboliek redelijk op het zelfde neer.
In het sprookje van Grimm worden de hemden echter gemaakt van de plant aster. Dit woord betekent ster. Hieruit kan je concluderen dat de hemden van sterrenstof worden gemaakt. Het verwijst daarmee niet naar het fysieke, maar naar het astrale lichaam. Mogelijk maakt zij in die diepe trance, in de geestenwereld een geschikt astraal lichaam voor de dolende zielen van haar broers zodat zij daarmee de weg naar hun fysieke lichaam terug kunnen vinden.
Op een ander niveau doet het denken aan de zeven planeetplanten die verwerkt zijn in de heksenzalf en waarmee de ziel van de heks langs de zeven planeten en sferen kan reizen/vliegen naar de sterrenwereld. Elke broer staat dan voor één van die zeven sferen die je onder hun begeleiding kan bereiken in de geesteswereld.
Het offer van de dood
Het meisje ontmoet een prins, haar eigen mannelijke deel, haar animus. Het is echter nog te vroeg voor een ‘lang en gelukkig’. Eerst moet zij bewijzen dat zij – om haar broers te redden – zelfs haar eigen leven zou willen geven. Zij wordt geconfronteerd met een jaloerse koningin. Zij is de archetypische schoonmoeder. Zij is de ‘mater materia’, de materiële kant van moeder aarde. Dit maakt haar tot een vrouw die puur op het materiële is gericht. De geestelijke gerichtheid van haar schoondochter herkent zij niet. Haar vreemde gedrag is voor haar verdacht. Zij ziet dit als een teken van occulte, zwarte magie en dat maakt haar tot een heks. Het meisje doet ook werkelijk heksenwerk, maar dan wel goede, witte magie!
Het meisje plukt haar brandnetels op cultische krachtplekken. Ze plukt ze in de buurt van de grot, die te zien is als een ingang naar de onderwereld of op het kerkhof. Kerkgrond en daarmee ook de er omheen liggende grond van het kerkhof is gewijde grond. Vroeger werden heiligdommen altijd gebouwd op krachtplekken, waar de energie van moeder aarde het sterkste voelbaar was. Daar groeien de planten met de meeste kracht om het magische werk te kunnen volbrengen. De stiefmoeder ziet dit niet, zij associeert het kerkhof met dood, verderf en kwade magie. Kwade heksen gebruiken de beenderen van de gestorvenen voor ‘nigromancie’, het oproepen van geesten. Zij zijn ‘lamia’, een soort van vampiers die de doden misbruiken en vitale kracht van de levenden stelen. Zij knagen aan de beenderen in de versie van Andersen. Maar het meisje heeft een heel ander doel. Zij verzamelt – door middel van de brandnetels – de kracht van moeder aarde om haar grote, magische werk te verrichten.
Uiteindelijk moet zij zelfs de dood onder ogen zien om haar broers te redden. Zij wordt – op instigatie van de koningin – bijna verbrand als heks, maar dan komen de zwanenbroers haar redden zodat zij op haar beurt hen kan redden door ze het brandnetelhemd om te gooien. Alleen zij die zich niet meer hecht aan het lichaam en het leven, kan juist andere zielen in het leven brengen.
De uitverkoren twaalfde broer
Als een geïncarneerde godin gaat zij in een trance om de twaalf helden weer in de wereld te brengen. Dit kan gaan om fysieke geboortes, maar op een dieper niveau gaat het om de geboorte van twaalf archetypen. Dit zijn energetische constructen die de mens kan gebruiken op zijn levenspad. Om en om is er een nieuw archetype van de held aan de beurt om zijn avontuur mee te maken.
In het sprookje heeft de zesde of twaalfde zoon geen compleet hemd. Hierdoor houdt hij aan één kant van zijn lichaam een zwanenvleugel. Hij behoudt daarmee zijn connectie met de geestelijke wereld. Hij is als eerste aan de beurt om op avontuur te gaan, in de geest te vliegen en om het contact met ‘Fata Morgana’ aan te houden. Hij zal de sjamaan van de gemeenschap worden. Zoals er tot in de negentiende eeuw de folklore bestond dat de zevende zoon in een gezin een weerwolf zou zijn. Dit klinkt vreemder dan het is, maar met ‘weerwolf’ wordt eigenlijk een ‘shapeshifter’ bedoeld. Een persoon die weet hoe hij van ‘hemd’ of vorm kan wisselen. De zevende zoon (of dochter) zou hier een natuurlijke, zelfs onbedwingbare aanleg voor hebben. Onze zevende of twaalfde zoon kan kiezen of hij in zijn mensenhemd wil zijn of in zijn zwanen/geesteshemd!
Conclusie
In deze tijd is het van groot belang dat wij weer leren dat ons lichaam slechts een hemd is en dat wij deze naar believen aan en uit kunnen trekken. Als we echt willen kunnen we in de geest zijn en vliegen. Net als de zwanen uit het kinderliedje ‘witte zwanen, zwarte zwanen’ kunnen we naar het ‘engel-land’ reizen. Wie deze vaardigheid leert, die leert om zich te verbinden en weer los te laten. Om zich met een ‘lichaam’ te identificeren en die identificatie ook weer los te laten. Hij zal dit zeven of dertien keer doen, telkens vanuit een nieuw aspect. Hij gaat de zeven sferen verkennen (vanuit een ruimte-aspect) en heeft bij elke sfeer één van de zwanen als gids. Of hij gaat op reis onder de hoede van één van de twaalf (vanuit het tijdsaspect) en maakt twaalf bewustzijnsontwikkelingen mee. Net zoals één van de twaalf ridders van de tafelronde van koning Arthur dat deden, die allen ook onder de hoede van Morgaine de fee zijn. Deze ridders zwijgen en lachen of huilen niet. Zij concentreren zich op hun magische werk tot de cirkel rond is en zij het stokje over kunnen dragen aan de dertiende, hun zuster die de laatste weg gaat en de dood tegemoet treedt om zo nog intenser te kunnen leven. (7)
Abe van der Veen
The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Assepoester als sjamanka first appeared on Abe de Verteller.
]]>Ik zal hier de belangrijkste elementen van het sprookje bij langs gaan en deze een duiding geven. Hiervoor gebruik ik de versie van de gebroeders Grimm. Waar nodig vul ik deze aan met andere oorspronkelijke versies. Ik kies voor het sprookje van Grimm boven de bekendere versie van Perrault omdat deze getrouwer uit het volk is naverteld. (Wie wil kan hier eerst het sprookje nog eens nalezen.)
Wat is het toch met stiefmoeders in sprookjes?
De moeder van Assepoester sterft en haar vader trouwt een nieuwe vrouw. Deze geeft Assepoester een ‘stiefmoederlijke’ behandeling. Zij en haar dochters behandelen haar als huissloof. De slechte naam van stiefmoeders kan – naast de voor de hand liggende problemen rond hechting aan een kind van een eerder huwelijk – te maken hebben met de eerste moeder van ons allen; moeder aarde. Als Assepoester een verhaal is dat gaat over bewustzijn dan is de ware moeder te zien als moedertje aarde. Op het moment dat het meisje haar verbondenheid met de aarde verliest sterft in zekere zin haar ware moeder. De fysieke moeder van deze wereld neemt het over en in die zin is elke biologische moeder niet meer dan een stiefmoeder. Terwijl vanuit het bewustzijn van moeder aarde alles gebeurt in een flow of trance, wordt het leven bij de stiefmoeder een niet aflatende lijst van taken. Deze moeder richt de aandacht op de vijf zintuigen en de gedachtenwereld. Vanuit dit dualistische bewustzijn is er altijd afstand tot de wereld van energie en gevoel en daardoor geen werkelijke voldoening. Het plezier van de flow is veranderd in een stroom van klusjes die met weerzin gedaan moeten worden. Continu wordt de aandacht van het meisje gericht op de materie of op de gedachtenwereld. Zo wordt zij neergedrukt in de stof en vernederd. Zij doet haar klussen echter ijverig en zonder klagen en zo blijft zij ‘bijna’ egoloos. Ook de oude verbinding tussen de god en de godin lijkt verdwenen; Als je de vader in het sprookje vergelijkt met de god van bewustzijn, dan kiest hij er niet meer voor om zich te verenigen met de moedergodin van energie, maar kiest hij voor de stiefmoeder; een valse godin, de ‘mater materia’, Maya, de godin van de valse schijn, van de pure gerichtheid op materiële dingen.
Blazen in de haard
Vanwege deze situatie krijgt het meisje de naam Assepoester (of zelfs Assegat). ‘Poesten’ betekent blazen. Assepoester is dus degene die in de as blaast. Zij slaapt bij de centrale haard in het huis en blaast daar op de kooltjes in de as om het vuur in de ochtend weer aan te krijgen. Ook de andere Europese namen verwijzen naar iemand die bij de as zit: Asschenputtel, Askungen (Noors), Cinderella en Cendrillon.
Nu is deze taak minder nederig dan het lijkt. Het bewaken van het vuur in de haard van de tempel was in de heidense wereld zelfs een heilige taak die alleen door maagdelijke priesteressen gedaan mocht worden. Zij bewaakten het centrale haardvuur van de godin. Bij de Romeinen was dat de godin Vesta, bij de Grieken Hestia, en bij de Kelten heette zij Brigid. (2)
Assepoester houdt met moeite leven in het vuur van de haard. De haard is het hart, het centrum van het huis, en staat symbool voor het centrum van de persoon. De wezenlijke kern van Assepoester is niet aangetast. Zij blijft bij haar centrum, zij blijft bij haar eigenheid. Wie het vuur aan kan houden, blijft ondanks alle tegenslag bij zichzelf en goed gefocust. (Focus is het Latijnse woord voor haard). Ook is de haard een verbindingsweg met de geestelijke wereld. Via het rookgat is de ‘andere wereld’ te bereiken.
De heilige hazelaar
Haar vader gaat op reis en vraagt aan zijn dochters wat zij willen hebben. De beide stiefzusters vragen om dure kleren en juwelen, Assepoester vraagt slechts om de eerste tak die zijn hoofd aan zal raken bij zijn terugkomst. Dit blijkt een tak van de hazelaar te zijn. Terwijl de stiefzusters om uiterlijke dingen vragen, blijft Assepoester trouw aan zich zelf. Zij vraagt slechts om een teken. Wat zal haar noodlot zijn? Het ‘toevallige’ teken is duidelijk. De hazelaar is de boom van wijsheid die in de folklore gebruikt wordt om er een wichelroede van te maken. Ook de toverstaf in de folklore en de herautenstaf van de god Hermes, de caduceus, zijn – meestal – gemaakt van de hazelaar. Ze krijgt met de tak een kiem van wijsheid om haar eigen intuïtie te ontdekken. De tak kan een middel worden om te ‘reizen’, om te kunnen kiezen uit verschillende bewustzijnsniveaus.
Zij plant deze tak op het graf van haar moeder. Hier komt zij trouw elke dag om te huilen en te bidden. De tak groeit uit tot een boom. Een wit vogeltje (mogelijk een duif) zit op een tak in de boom en geeft haar alles wat zij wenst. (3) Door te bidden (mediteren) en te huilen op het graf kan daar een heilige plek ontstaan. Assepoester kan de connectie met de Grote moeder en haar wereld weer maken. De hazelboom wordt almaar groter tot zij klaar is om deze – net als de Noordse god Odin dat doet met de wereldboom Yggdrasil – als paard te gebruiken om de negen werelden te bereizen. Of om – net als Hermes – de hazelaar als caduceus/ toverstaf te gebruiken om astraal te reizen! De Noorse naam van Assepoester; Askungen bevestigt deze connectie met de boom om te reizen. Ask is es en Yggdrasil is de grote es die fungeert als wereldboom in de Noordse mythologie.
Op het eerste gezicht is het witte vogeltje de ziel van haar moeder. Later in het verhaal blijken er ook duiven in de hazelaar te zitten. De duif is tegelijk het symbool voor de ziel en voor de grote godin, met name voor Aphrodite. Zij staat onder andere voor vrouwelijke seksualiteit. Assepoester is klaar om haar ‘wederhelft’, haar zielenpartner te ontmoeten. De boom is ook te zien als een wensboom. De Romeinse naam van Aphrodite; Venus is verwant aan het werkwoord ‘wensen’. Als zij weer in haar wereld kan komen, energie kan halen uit de onuitputtelijke bron en in verbinding kan zijn met de Godin, dan kunnen al haar wensen uit komen! Je zou het vogeltje ook kunnen zien als haar intuïtie. Door haar intuïtie weet zij de juiste beslissingen te maken en kan zij de connectie weer maken met de kracht van moeder aarde. (4)
Het verzamelen van de beenderen
Een variant op dit gebeuren vinden we in een Schots sprookje waar het meisje hulp krijgt van een gehoornd schaap. Dit schaap wordt door haar stiefmoeder opgegeten, maar Assepoester verzamelt de beenderen en rolt die in de vacht. Het schaap kan herleven! Helaas heeft ze wel één hoefje van het schaap vergeten, en sindsdien is het schaap mank. Ook in de Chinese versie komt dit thema voor, echter dan met een vis. Dit gegeven van het verzamelen van de beenderen is oeroud en komt voor in diverse sjamanistische rituelen. In de beenderen zit de ziel en door het ritueel kan het wezen opnieuw tot leven komen. De aspirant-sjamaan verliest al het tijdelijke tot de ‘beenderen’, het wezenlijke overblijft. Vaak is het geslachte dier of mens na afloop wel mank. De vraag is of we de mysterieuze helpster moeten zien als de ziel van de moeder of toch als het hogere zelf, de ‘genius’ van Assepoester. Omdat Assepoester – later in het sprookje – haar schoen verliest en daardoor ook een soort van mankheid vertoont, neig ik ertoe om te zeggen dat zij zelf – hier in diervorm – een dood- en wedergeboorte moet ondergaan. Zo wordt zij geïnitieerd en is zij wijs genoeg om te kunnen reizen naar het bal. (5)
Assepoester als sjamanka
In de Chinese variant ‘Ye Xian’ uit de negende eeuw krijgt ze van de vis die uit zijn beenderen herrezen was, gouden sandalen en een jurk gemaakt van de veren van een ijsvogel. Beide zijn ook kledij die gedragen werden door sjamanen in die regio. Zij was zo mooi als een ‘hemels wezen’ staat er in de tekst. In de tekst van Grimm is de baljurk van goud en zilver en ook de schoentjes zijn van goud. In de versie van Perrault is haar jurk ook van goud en zilver, maar nu blijken de schoentjes van ‘verre’. Dit wordt meestal vertaald als van glas, maar het zou ook ‘vair’ kunnen zijn, oftewel muiltjes van eekhoornbont. (6) Beide keren laat het materiaal van de schoentjes zien dat Assepoester ermee kan reizen naar de andere wereld. Het glas doet denken aan de ‘glazen berg’ die de prinses – in een aantal sprookjes – moet beklimmen om haar prins te ontmoeten. Het eekhoornbont doet denken aan de eekhoorn Ratatoskr die de wereldboom Yggdrasil beklimt.
In de versie van Grimm kan Assepoester tot twee keer toe de prins ontvluchten, door eerst een duiventil in te klimmen en op de tweede dag een perenboom. ‘Ze klom zo vlug als een eekhoorntje tussen de takken’, staat er letterlijk! Zij klimt er vervolgens aan de andere kant weer uit voordat de til of boom door de koning omgehakt kan worden. Beide keren kan je zeggen dat ze haar trance-reis onderbreekt om via het reismiddel van de paal of boom terug te keren in haar gewone bewustzijnstoestand van materie-in-gedachten.
De betekenis van het schoentje
Bij de derde keer verliest Assepoester haar (glazen) muiltje en daarmee kan de prins haar terugvinden in de materiële wereld. De eminente historicus Ginzburg noemt – in zijn boek over de extases van de heksen – het verlies van haar schoentje ‘monosandalisme’ en vergelijkt dit met verschillende Griekse helden zoals Jason en Theseus. Ook hun uitverkorenheid bewijzen zij via hun schoeisel. Jason draagt maar één sandaal als hij het paleis binnenkomt en Theseus presenteert de schoenen van zijn vader. Ginzburg ziet dit als een teken van iemand die het rijk van de doden/geesten heeft bezocht. Het paleis van de prins zou dan staan voor de ‘andere’ wereld. Dit is een plek die alleen door trance/extase bezocht kan worden. In de geestenwereld zijn twee voeten niet nodig, dualiteit maakt plaats voor éénheid. De ware held heeft één geschoeide voet in de mensenwereld, maar blijft met één blote voet in de geestelijke wereld. Hiernaast is als verklaring voor het kleine schoentje ook een seksuele connotatie mogelijk. De schoen zou daarbij symbool staan voor de vagina. De voet in de schoen steken wordt dan een eufemisme voor de seksuele daad. (7)
De valse bruid
De twee stiefzussen proberen deze kwaliteit na te bootsen en spelen vals door hun teen of hiel weg te snijden, maar de duifjes verraden hen. Ze roepen ‘roekoe, er is bloed in de schoen, de schoen is te klein, dit zal de echte bruid niet zijn.’ Deze twee duifjes zitten in de hazelaar. Ze pikken de stiefzusters later bij de bruiloft als straf de ogen uit en maken hen zo blind. Nooit zullen zij weer in staat zijn om de geestelijke wereld waar te nemen. De stiefzusters zijn te zien als valsspelers. Zij kunnen alleen de sjamanistische reis maken door bloed te laten vloeien, door hun levensenergie weg te geven. Je kunt ze vergelijken met degenen die door middel van drugs hun weg forceren naar de andere kant en daar fysiek en geestelijk flink tol voor moeten betalen. Assepoester is als een Hermes met gevleugelde schoenen en kan zonder zo’n offer de trancereis maken naar het betoverde land.
Conclusie
Door te ‘poesten’ in de haard blijft Assepoester in haar centrum en trouw aan zichzelf. Door het graf van de moeder te bezoeken werkt zij aan een hernieuwde band met de Godin, moeder aarde. De hazelaar en het duifje wijzen haar de weg naar binnen. Zelfs als alles hopeloos lijkt geeft zij niet op en zij herrijst uit de as. Dan kan de reis beginnen van het materiële, dualistische bewustzijnsniveau naar een bewustzijn op geestniveau. Nog twee keer komt zij terug omdat de transformatie nog niet compleet is, maar de derde keer laat zij in de geestelijke wereld een teken achter dat zij nu ‘door het oog van de naald’ kan, dat zij het onmogelijk kleine en glazen schoentje zelfs in de fysieke wereld – en zonder hulp – kan passen. Assepoester bewijst hiermee dat zij de ware bruid is. De duiven zitten bij haar op de linker- en de rechterschouder. Haar mannelijke en haar vrouwelijke kant zijn in balans. Zij kan zich opmaken voor het ‘hieros gamos’, het innerlijk huwelijk dat zij viert met haar prins. Dit maakt haar tot een geoefend reiziger tussen de werelden, tot een ware sjamanka!
Abe van der Veen
1) http://www.ancient.eu/article/1038/
https://en.wikipedia.org/wiki/Ye_Xian
Dekker, Kooi, van der en Meder – Van Alladin tot Zwaan kleef aan 53
2) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/assepoester
https://nl.wikipedia.org/wiki/Assepoester
3) Dit is te vergelijken met het popje uit het Russische sprookje van Vasalisa de wijze. Ook deze geeft hulp in moeilijke tijden in ruil voor veel liefde en aandacht en is een laatste herinnering aan / connectie met de overleden moeder van het stiefmoederlijk behandelde meisje. Het popje wordt door Pinkola Estes in haar beroemde boek ‘De ontembare vrouw’ gelijkgesteld aan de intuïtie. Ik verbind het ook met het hogere Zelf.
Pinkola Estés, Clarissa – De ontembare vrouw 98-101
4) Walker, Barbara – Encyclopedia of myths and secrets 399
5) http://www.sacred-texts.com/neu/celt/pt2/pt235.htm Deze versie heet ‘The sharp grey sheep’.
Eliade, Mircea – Shamanism 160-165
In het sprookje van Grimm ‘van de Wakelboom’ komen deze versies bij elkaar en wordt het ondergeschoven kind door de stiefmoeder opgegeten en de beenderen door zijn zusje verzameld. Zij worden in een holte in de jeneverboom gelegd om vervolgens als vogel uit de boom op te stijgen. Later komt de vermoorde jongen heelhuids uit de jeneverboom tevoorschijn.
6) Ginzburg, Carlo – Extasies 248
http://itre.cis.upenn.edu/~myl/languagelog/archives/002886.html
7) Ginzburg 243
Walker 168
The post Assepoester als sjamanka first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De drie gouden haren van de duivel first appeared on Abe de Verteller.
]]>De duivel met de drie gouden haren is een sprookje uit de ‘Kinder und Hausmärchen’ van Grimm uit 1812. Het sprookje komt al voor in een achttiende-eeuws Tsjechisch volksboek en het element van de gouden haren van de duivel is al te vinden bij de twaalfde-eeuwse Deense schrijver Saxo Grammaticus. Andere elementen vinden we in de Italiaanse sprookjesbundel Pentamerone van Basile uit 1636 en in de Indische sprookjesbundel de Panchatantra uit de eerste eeuw n.o.j.. (1)
Sprookjes kan je zien als een symbolische landkaart van de innerlijke en/of de energetische wereld. Dit geldt nog in sterkere mate voor dit specifieke sprookje. Ik zie hier een beschrijving in van de trancereis van de sjamaan. (Waarbij ik het woord sjamaan gebruik voor iemand die doelbewust uit zijn lichaam kan treden om een transcendente reis te maken.) Voordat je mijn uitleg leest kan je hier eerst het sprookje lezen of hier eerst zien.
Met de helm op geboren
De held van het sprookje wordt met de helm op geboren, hij heeft bij de geboorte het geboortevlies nog om het hoofd. Dit maakt hem in het volksgeloof tot een gelukskind. ‘Alles wat zo iemand doet, daarin slaagt hij‘ zegt het sprookje. Degene die met de helm op wordt geboren bezit volgens de folklore de kunst om uit zijn lichaam te treden. In Siberië is dit tevens een teken dat iemand geschikt is om sjamaan te worden. In Friuli in Italië werd in de zeventiende eeuw gezegd dat zulke lieden gedwongen zijn om uit hun lichaam te treden om dan te strijden voor de vruchtbaarheid van de gemeenschap. Zij werden ‘benandanti’ genoemd, oftewel goed doeners. (2) Ook de jongeman in het sprookje zal in verschillende steden voor geluk en vruchtbaarheid zorgen.
Zijn uitverkorenheid wordt nog onderstreept door het bezoek van de koning aan het pasgeboren kind en zijn drijven als zuigeling in een doos in de rivier. Dit lijkt op andere uitverkoren kindjes met bijzondere gaven zoals Jezus, Taliesin en Mozes. Hij drijft op de golven van het water van het onderbewuste en kan dan symbolisch voor een tweede keer geboren worden als hij uit het water wordt opgepikt. Zo is de jongen zowel geboren in het lichaam als in de geest. De koning die als slechterik wordt afgebeeld is ook te zien als een sjamanistische inwijder.
De jongen is voorbestemd om zijn opvolger te worden, maar moet nog wel zijn geschiktheid bewijzen door een beproeving en dus een inwijding te ondergaan. Zonder problemen doorstaat het gelukskind de eerste test. Hij wordt als jongeling door de koning er op uit gestuurd om een brief te brengen naar de koningin en dan verdwaald hij in een eenzaam en duister woud. Je kan dit zien als een punt in het leven waarin hij niet meer weet wat zijn lotsbestemming of doel in zijn leven is. Zijn intuïtie is echter zo sterk dat hij – met een grote portie geluk – de weg naar het paleis van de koning zonder kleerscheuren vindt. Hij trouwt zelfs met de prinses.
De trancereis naar de onderwereld
Als echtgenoot van de dochter van de koning is hij de opvolger van de koning. Mogelijk moeten we de geluksjongen dus niet puur als leerling-sjamaan zien, maar als de opvolger van een sacrale koning, een priester-koning. Een dergelijke koning is verantwoordelijk voor het welzijn van zijn volk en de vruchtbaarheid van zijn land. Om deze vruchtbaarheid te garanderen moet hij in trance kunnen gaan en reizen in de geest. Hij moet ook het ritueel van het ‘hieros gamos’, het heilig huwelijk kunnen volbrengen met de priesteres. Hij moet de godin van het land kunnen huwen. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de jongen, nadat hij al getrouwd is met de prinses alsnog een moeilijke test moet ondergaan om haar te kunnen krijgen. Hij is al fysiek getrouwd met haar, maar nu moet hij nog bewijzen dat hij ook in de geest samen met haar kan zijn.
Hij moet aan de koning de drie gouden haren van de duivel geven (of in een andere versie de drie gouden veren van de vogel Phoenix) anders krijgt hij geen toestemming van de koning om zijn dochter te huwen. (3) Om deze te bemachtigen moet hij een reis naar de onderwereld maken. Deze reis is een bekend topos in de sjamanistische traditie. Je kunt zeggen dat vanaf hier de echte inwijdende trancereis van de jonge sjamaan begint. Om de hel/onderwereld te bereiken zal de jongen uit zijn lichaam moeten treden om in de geest te kunnen reizen. Dit is ook te zien als een dood en wedergeboorte.
De veerman en de grootmoeder van de duivel
De jongen doorkruist twee koninkrijken en telkens zegt de jongen in antwoord op de vraag van de poortwachter wat zijn vak is en wat hij weet: ‘Ik weet alles‘. Hij beloofd aan de inwoners dat hij hun meest geheimzinnige raadsels zal oplossen. Zijn vak is dus om alles te weten dat voor het gewone oog en verstand verborgen is. Dit hoort bij het vak van de sjamaan. Dan komt hij aan de oever van een rivier. Aan de overkant van het water is de poort van de hel en een veerman helpt hem met oversteken. Ook deze heeft een raadsel voor hem. De symboliek van de veerman is overbekend uit de Griekse mythologie met de veerman Charon die de zielen over de rivier de Styx naar Hades, de onderwereld brengt.
Wie alleen bekend is met de christelijke mythologie zal wellicht verbaasd zijn dat de jongen vervolgens de grootmoeder van de duivel tegenkomt. In de Bijbel komt een dergelijke persoon niet voor. Maar de oude Germanen kenden wel degelijk een inwoonster van de Hel: de godin van de doden Hel. De grootmoeder van de duivel is ook te vergelijken met vrouw Holle. Beiden leven in een onderwereld en beiden zijn lelijk, maar blijken de held(in) van het sprookje juist te helpen. Ook de Grieken kennen een koningin van de onderwereld: Persephone. De grootmoeder van de duivel is de Grote Moeder, de godin die we ook kennen als moeder aarde.
De drie raadsels
Hier diep in het binnenste van de aarde is de plaats waar de jongen wijsheid kan vinden. Hij plaatst zich onder de bescherming van de grootmoeder van de duivel die hem in een mier verandert. Hij verliest zijn menselijke vorm en wordt zo nietig dat hij bijna onzichtbaar is. Dit is iets dat elke sjamaan in wording moet leren. Nu hij ook de laatste resten van de materiële wereld is kwijt geraakt kan hij de geestelijke wereld waarnemen en tot een dieper inzicht komen! De drie raadsels die hem onderweg naar de hel werden opgegeven kan hij nu oplossen: Waarom komt er uit een fontein (bron) die eerst wijn spoot nu niets meer? Waarom groeit er niets meer aan een boom waaraan eerst gouden appelen groeiden? En waarom moet de veerman continu varen en wordt hij nooit afgelost? Nu kan hij de duivel afluisteren om de raadsels te weten te komen.
De energetische blokkade
Zeker de twee eerste raadselen hebben te maken met energie. Bomen en bronnen duiden op sacrale plaatsen. Plaatsen die het religieuze centrum zijn van een gemeenschap en waar hemel en aarde bij elkaar komen. Helaas is de energiestroom van de hemel naar de aarde – en vice versa – geblokkeerd. De stad staat symbool voor een verstopt energetisch systeem, hetzij de energie van een gemeenschap, hetzij die van een individu. Er komt geen wijn uit de fontein omdat er een pad onder een steen in de fontein zit. Er komt dus geen levensenergie meer uit de aarde tot de blokkade is opgeheven. Er zitten geen appelen meer aan de boom omdat er een muis aan de wortels knaagt. Ook hier is er een slechte aarding, waardoor de energie niet wil stromen. In dit geval blokkeert het ook de hemelse energie, waardoor de zonneappelen wegblijven. Als de jongen de stedelingen vertelt waar het probleem zit, helpt dit direct en wordt hij beloond met twee zakken goud. Goud is te zien als (zonne)energie, de jongen kan beloond worden, want de energie stroomt weer. Juist iemand die uit zijn lichaam kan treden en in de geest kan gaan, kan zien en voelen waar de energie blijft en door middel van advies en heling deze weer op gang brengen!
De veerman der zielen
Het derde raadsel gaat over de rol van de geluksjongen zelf. Een belangrijke taak van de sjamaan-tovenaar in de gemeenschap is het begeleiden van de zielen naar de overkant, van het leven naar de dood. Hiervoor moet hij uittreden, maar ook weer terugkomen in het land der levenden. De jongen komt weer terug, maar de veerman moet maar eeuwig door blijven gaan met het helpen bij het oversteken van de zielen. Hij zit vast in een energetisch patroon en komt zo nooit meer in het land der levenden terecht. Hij weet niet hoe hij weer in een lichaam kan incarneren. In dit geval heeft hij een opvolger nodig en halverwege de stroom geeft hij zijn roeiriemen over aan de koning. De taak van de oude koning in onze wereld zit erop nu hij in de geluksjongen een waardige opvolger heeft. Hij zal voor een periode de taak van vervoerder der zielen op zich nemen, zodat de oude veerman het land der doden kan betreden en wellicht ooit wedergeboren kan worden.
De duivel en de drie gouden haren
Deze drie raadsels zijn verbonden met de drie gouden haren. Bij elke haar die losgetrokken wordt kan een raadsel opgelost worden. De duivel in het sprookje geeft zelf – met zoveel woorden toe – dat hij die ellende heeft veroorzaakt! Mogelijk staan deze haren voor drie vastzittende energiepatronen die de duivel zodoende van energie voorzien. De duivel als kwaaddoener is te zien als een grote vampier: de geblokkeerde energie stroomt via lekkages in het energetisch systeem naar hem toe en daar leeft hij van. De duivel wil de mens met lichaam en ziel, want als hij zijn energetisch systeem onderdanig heeft kunnen maken aan het zijne wordt hij continu voorzien van energetisch voedsel. Toch is de duivel hiermee tegelijk de grote inwijder, zonder het zelf te willen maakt hij de jongen wijzer. (4) Door het kwaad onder ogen te zien kan je het kwaad ook leren doorzien en het onschadelijk maken. Alleen hij die – net als het gelukskind – vertrouwt op het lot, de Grote Moeder en op zijn eigen kracht kan zelfs duivelse, onoplosbare problemen ontraadselen.
Abe van der Veen
Noten:
1) surlalunefairytales.com/authors/grimms/29devilgoldhairs.html
In het achtste boek van de ‘Gesta Danorum’ van Saxo Grammaticus komt een verhaal voor over de reiziger Thorkill die arriveert in Utgard. Deze plek wordt beschreven als een soort hel. Hij steelt daar een haar uit het hoofd van Loki. Deze haar schittert als vuur. wolfweb.unr.edu/~dcronan/oldnorse/texts/Utgarthilocus.html
2) Carlo Ginzburg – The night battles 60 ev
Mircea Eliade – Shamanism 16
Zie ook mijn artikel over kinderen die ‘met de helm op’ geboren zijn: abedeverteller.nl/met-de-helm-op-geboren/
3) In een andere versie zijn het drie gouden veren van de vogel Phoenix. Deze staat bekend om zijn dood en herrijzenis uit zijn eigen as en geeft daarmee het voorbeeld voor de leerling-sjamaan.
Sprookjes van Grimm p. 494
4) In het sprookje en ook in de christelijke mythologie wordt de duivel verpersoonlijkt. Ik weet niet of je de duivel als een bewuste kracht moet opvatten. Het is voor mij een energetisch proces of construct dat in het menselijke energetische systeem voor disbalans zorgt waardoor energie verloren gaat. Als je je verbindt met dit proces zal je je na afloop leger voelen, je bent energie verloren, toch kan je verslaafd raken aan dergelijke processen omdat ze wel een tijdelijk gevoel van genot of vervulling geven.
Zie ook: Dekker, van der Kooi en Meder – Van Alladin tot Zwaan kleef aan p. 112 – 115
The post De drie gouden haren van de duivel first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De diepere betekenis van het sprookje: ‘De wolf en de zeven geitjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>Het verdwijnen van de moeder
In je vroege kindertijd was je nog in eenheid met je moeder. Je vertrouwde volkomen op haar, zij zal er altijd zijn voor jou. (1) Dan komt er een dag dat ze je even alleen laat, al was het maar om even boodschappen te doen. De moedergeit gaat weg. Plotseling verandert je welbehagen in angst: misschien komt ze niet terug en laat ze je alleen! Op dat moment komt er – in de ontwikkeling van het kind – ruimte voor de vader om de leegte op te vullen. Om een nieuwe zekerheid in te bouwen met mannelijke kracht. Echter in het sprookje is de moedergeit alleen, er is geen vader.
Je wordt geconfronteerd met het besef dat je alleen bent, verlaten. Je was altijd in verbinding en nu plotseling niet meer. Op zo’n moment kan je in paniek raken en vluchten. Je kunt deze moeilijke waarheid nog niet onder ogen komen. Het is een moment van grote kwetsbaarheid, waar iets of iemand makkelijk misbruik van kan maken.
Vandaar dat de moedergeit haar kleintjes waarschuwt: laat de wolf niet binnen anders eet hij je op! Vertrouw niet zomaar in iemand die zich aardig voordoet, die zich voordoet als iemand met moederlijke zorg en aandacht. Als je je voor zo iemand openstelt en hem binnenlaat in je (energetische) huis en het is een wolf in schaaps- c.q. geitenkleren, dan zal hij je stiekem energetisch van hem afhankelijk maken en je energie aftappen.
Ik noem dit de kinderlokker. Dit kan een mens zijn, het kan bijvoorbeeld de huisvriend zijn die je denkt te kunnen vertrouwen, maar ook het zoethoudertje van snoep en cola en ook de televisie of het computerspel dat dient als surrogaat kinderoppas. Het is in feite alles wat er voor een kind aanlokkelijk uitziet omdat het glimt, lief of zoet is en zo een surrogaat kan zijn voor de echte onvoorwaardelijke aandacht die hij mist. Maar als het je eenmaal in je macht heeft, maakt het je tot slaaf of verslaafd.
Het huis van de geitjes
Het huis waarin de geitjes wonen, kan je zien als het energetische lichaam, met zeven kamers op zeven verdiepingen. Wij hebben allen zeven geitjes in ons. Elke kamer en elk geitje kan je zien als corresponderend met een chakra, een energieknooppunt waar de levensenergie naar buiten en naar binnen kan stromen. Zo’n chakra ziet er uit als een hoorntje of draaikolk. Zij kan in harmonie zijn, maar vaak is zij uit balans. De zeven onschuldige geitjes verworden dan tot zeven duiveltjes (inclusief bokspoten en hoorntjes) en de chakra’s zuigen energie op als vampiers. Of ze worden zeven zondebokjes, slachtoffers van de wolf als er energie uit de chakra’s weg lekt of weg getrokken wordt.
In het sprookje worden de geitjes opgegeten door de grote wolf, echter in zijn buik leven zij nog steeds. Zij zijn afhankelijk geworden van zijn dominante energetische systeem. Zij zijn verslaafd!
De geitjes denken dat de wolf hun moeder is en laten hem binnen. Als ze zich realiseren dat het de wolf is, is het te laat. In blinde paniek verstoppen de geitjes zich in hun kamers om de naakte waarheid maar niet onder ogen te hoeven zien. (2) Als je volwassen bent verstopt het kind – en daarmee je vreugdevolle vitaliteit – zich nog steeds.
Bijvoorbeeld: 1 in de provisiekast je innerlijke leegte weg etend tot je te duf bent om te denken.
2 In de slaapkamer zich verstoppend in apathie onder de dekens of opnieuw in de slaapkamer in werktuiglijke duf makende seks of masturbatie.
3 In de werkkamer, als ‘workaholic’ werken tot je erbij neervalt.
4 In de centrale huiskamer door eindeloos te praten, chatten, bellen, bang voor de leegte van de stilte.
5 In de speel/hobbykamer opgeslokt door televisie en mobiel. of eigenlijk elk apparaat waar je je aan vast koppelt om leeg gezogen te worden.
6 In de studeerkamer in drugs en alcohol om vooral maar niet te hoeven denken of voelen. (3)
Dit zijn nog lang niet alle verstop-plekken. Het bange kind in jezelf kent vele plekjes om zich te verstoppen.
Als je de confrontatie met jezelf niet aan durft te gaan en ultiem alleen durft te zijn is het zeker dat de geitjes één voor één door de wolf worden gevonden en opgegeten. Je kunt je niet eeuwig in verslavingen verschuilen. Zolang je je door het vrouwelijke, godinnelijke verlaten voelt en bang bent en wegvlucht voor het mannelijke, goddelijke alsof het een monster is, zal je energie niet stromen, maar worden afgetapt, weg gezogen of weg geblazen. Je hebt van je god een vampier, een demon of duivel gemaakt. (4)
Het zevende geitje in de klok
En dan is er nog het zevende geitje die zich verstopt heeft in de zevende kamer in de grote staande klok; het hoofd. Hij heeft de grootste en sterkste verslaving van allemaal. Hij zit in zijn denken! ‘Ik denk, dus ik ben’.. De klok is onze wereld van tijd en ruimte, opgedeeld in partjes, uren, minuten en seconden. Die wereld die ons een schijnzekerheid geeft dat ze te controleren, te beheersen is. Wij zitten in die klok, in ons hoofd, dat de minuten wegtikt van ons sterfelijke leventje.
Toch overleeft alleen dit geitje het. Terwijl we de controle over onze andere zes chakra’s of delen van ons energetische lichaam kwijt zijn is het beetje controle dat we hebben in ons hoofd onze enige hoop. Van hieruit menen we onze beslissingen zelf te maken, hier zetelt onze vrije wil. Echter maar al te vaak laten we ons leiden door onze verschillende verslavingen. Zijn we dan eeuwig opgesloten en tot slaaf gemaakt?
Nee, er is een kans: Het sprookje vertelt dat als de wolf weg gaat de moedergeit terugkomt. Het geitje zal uit de klok tevoorschijn moeten komen en er op moeten vertrouwen dat het ditmaal de werkelijke moeder is. Dit is een grote stap. Het kan je het gevoel geven dat je de afgrond in springt. Maar wie uit de identificatie met het ego en uit de opgedeelde wereld van het denken durft te stappen, durft werkelijk met zichzelf alleen te zijn.
Dit gaat alleen vanuit een hernieuwd vertrouwen in de moeder en het besef dat we altijd door haar energie omringd zijn. Dan kan hij zijn angsten onder ogen zien. Aan de hand van de moeder gaat hij de confrontatie met zijn volgende angst – de boze wolf – aan. Als je de angst onder ogen ziet verschrompelt hij tot menselijke proporties, het wordt een slapende wolf, eng maar doenlijk. Zo snijden zij de broertjes en zusjes uit zijn buik en de wolf verdrinkt in de put. Hij gaat op in de eenheid van de moedergodin die onder in de put woont. De geitjes doen een rondedans om de put. De chakra’s, de energiewielen draaien weer in harmonie. De kinderen kunnen eindelijk weer buiten spelen, maar nu is dit een bewuste keuze door de dappere daad van het zevende geitje! (5)
Abe van der Veen
Noten:
1) Als moederarchetype is ze als de geit Heidrun bij de Germanen en Amaltheia bij de Grieken, een geit die altijd melk heeft, die overvloed geeft. Van Amaltheia is de Cornucopia de hoorn des overvloeds afkomstig.
2) Wie dit moment van de waarheid onder ogen moet zien, slaat meestal in paniek op de vlucht. Dat is de paniek van twaalf uur, waarin de wolvenkracht op zijn sterkst is. De wolf is ook te vergelijken met de woeste natuurgod Pan. Hij is de ultieme mannelijke kracht. Hij is vruchtbaarheid, maar ook chaos. Als je alleen in de woeste natuur bent en hem stoort in zijn middagdutje zal hij je de paniek bezorgen!
3) Deze kamers kan je associëren met de zeven hoofdzonden/ duivels.
4) Zo werd de god met de bokspoten en hoorntjes (de vader van de zeven geitjes) de opperduivel en de grote godin met de geitenhoorn des overvloeds de godin van de kwade heksen.
5) Dit is niet de ultieme confrontatie met de wolf. Uiteindelijk ga je zelf de wolf worden, een nobele wolf dan wel, maar dat is een ander sprookje.
The post De diepere betekenis van het sprookje: ‘De wolf en de zeven geitjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Doornroosje en de ‘kus’ van de prins first appeared on Abe de Verteller.
]]>Doornroosje lijkt het soort van sprookje dat ooit begonnen is als mythe. Het zit boordevol elementen die ook in mythes voorkomen. Ook zijn de gebeurtenissen in het sprookje te zien als de symbolische verbeeldingen van de bewustzijnsveranderingen die elk meisje individueel, maar ook de mensheid in het algemeen, heeft doorgemaakt. In feite zitten we nu nog midden in deze bewustzijnsproblematiek. Ik probeer hier de diepere betekenis van dit sprookje te duiden.
Twaalf borden, dertien feeën
In het sprookje wordt er een prinses geboren en de dolblije ouders nodigen alle feeën uit die er in het land zijn. In de versie van Perrault zijn dat er zeven en blijkt er een achtste oude, lelijke te zijn. In de versie van Grimm zijn het er dertien maar er zijn slechts twaalf gouden borden voor de feeën om uit te eten. Daarom besluit de koning om de dertiende fee niet uit te nodigen. Deze twaalf gouden borden zijn te zien als de twaalf aan de zon gerelateerde maanden die de dertien maanmaanden vervangen. Zo verdween het cyclische, vrouwelijke tijdsbesef gebaseerd op de maan uit ons bewustzijn en werd vervangen door een lineair en mannelijk tijdsbesef. (2) De dertiende werd taboe zoals dertien nog steeds ongeluk brengt omdat zij staat voor de laatste maanmaand die het jaar afsluit en daarmee ook de dood brengt. Het is deze zwarte, vernietigende, afbrekende kant die niet erkend wordt. Toch is die dertiende maar al te nodig om het cyclische jaarwiel te doen blijven draaien. Anders zal de levensdraad knappen en het wiel stoppen. De dood moet onder ogen worden gezien, anders heeft het een fatale consequentie: de levende aarde word tot dode materie gemaakt!
Deze feeën zijn een mythisch element in het sprookje Doornroosje. Als sprookjesfiguren zijn zij afstammelingen van de schikgodinnen. Fee komt van het latijn ‘Fatum’ wat noodlot betekent. Deze noodlotsgodinnen heetten de drie Fatae of Parcen bij de Romeinen. Bij de Grieken heten ze de Moiren (toedelers) en bij de Noormannen zijn het de Nornen. Het zijn de drie schikgodinnen die het lot van ieder kind beschikken. Zij zouden – volgens de Romeinen – bij de wieg verschijnen op de dag dat het kind zijn naam krijgt. De derde van dit drietal is altijd de zwarte die de levensdraad doorknipt. Zij wordt Morta bij de Romeinen en Atropos bij de Grieken genoemd; Zij is de onafwendbare dood. Het duidelijkst is deze afkomst te zien in de oudste versie; ‘Troilus en Zellandine’. Hier zijn drie Godinnen uitgenodigd op het doopfeest: Lucina (geboorte), Venus (liefde) en Themis (noodlot). De laatste is ook de moeder van de Moiren en brenger van de Goddelijke wetten. Zij spreekt de vloek uit over het meisje omdat zij geen mes bij het doopmaal krijgt. Wellicht kreeg zij die niet omdat de ouders vreesden dat zij het zou gebruiken om de levensdraad door te snijden. Het is duidelijk dat de laatste (derde of dertiende) fee een vorm van Morta of Atropos is. (3)
De prik van het spinnewiel
Het meisje krijgt van deze zwarte godin haar noodlot te horen: ze zal op haar vijftiende levensjaar sterven door zich te prikken aan een weefspoel (Grimm), een vlasdop tijdens het spinnen (Basile) of de spindel van het spinnewiel (Perrault). De wol of het vlas wordt op een spoel geprikt en daar zal zij zich ook wel aan hebben geprikt. Deze weefspoel of spindel is enigszins fallisch gevormd. Dat zij zich hieraan ‘prikt’ is pregnant als je het ‘slang’ woord voor penis ‘prick’ hierbij voegt. Het vijftiende levensjaar is traditioneel het moment waarin een jong meisje huwbaar/ vruchtbaar wordt en waarin dus de tweede van de drie schikgodinnen haar levensdraad zal verweven met die van een jongeman. Zo is het zich ‘prikken’ aan het fallisch gevormde spinrokken te zien als een eerste kennismaking met de eigen seksualiteit of mogelijk de eerste menstruatie. (4)
Het torenkamertje
Dit idee wordt nog verder ondersteund door haar situatie. Doornroosje wordt helemaal alleen gelaten op haar vijftiende verjaardag en gaat dan uit verveling alle kamertjes van het paleis bezoeken. Dit op onderzoek uitgaan en ‘stout’ gaan experimenteren is te vergelijken met het van het pad afgaan en bloemetjes plukken dat Roodkapje doet. (5) Het paleis is te zien als haar eigen energetische huis, haar lichaam op energieniveau. Qua seksualiteit zou je dan verwachten dat zij een slaapkamer of wellicht kelder ontdekt, maar zij vindt juist een nauwe wenteltrap die omhoog leidt naar een torenkamertje. Dit is de ‘bovenkamer’, de zetel van het verstand. Het is het hoofd die via de nauwe wenteltrap van de hals te bereiken is. Voordien zat het meisje met haar bewustzijn nog helemaal in haar lijf, door de ontdekking van haar seksualiteit ontstaat er de wereld van de dualiteit en afgescheidenheid, die haar uit haar lichaam in haar hoofd drijft.
Spinnen
Een ander aspect van dit proces vinden we in het ‘spinnen’. De oude vrouw in het torenkamertje verleidt haar om eens te oefenen met spinnen. Dit woord betekent niet alleen draad uit wol of vlas maken, maar ook piekeren, bezig zijn met een gedachte, malen. Het Duitse gezegde ‘der spinnt wohl‘ betekent hij is malende, hij is gek. (6) Hij maalt zolang rond in zijn brein dat hij het contact met de werkelijkheid verloren heeft! Als zij eenmaal in die toestand is gevangen, verkeert ze in een soort van slaaptoestand. De werkelijkheid, het leven wordt niet meer rechtstreeks ervaren, maar gefilterd door de hersenen en vertolkt in gedachten. Daardoor lijkt het voor haar alsof alles rondom haar in slaap is gevallen. Dit proces waarin het bewustzijn verandert van onbewuste eenheid, via onbewuste dualiteit naar bewuste dualiteit vindt in onze maatschappij – ergens in ieders jeugd – plaats. De voorspelde wraak van de zwarte godin heeft plaatsgevonden.
De dood wordt echter verzacht door de twaalfde of zesde fee, die bij Perrault uit het land Mataquin komt. Zij laat iedereen rondom Doornroosje in slaap vallen en zorgt ervoor dat er rondom het paleis (het energetische lichaam) een enorme doornenhaag groeit. Mata betekent dood en quin is vijf. (7) Zij brengt Doornroosje (net als de Fata Morgana en de schone schijn van de Indische godin Maya dat doen) in de schijndood van de met de vijf zintuigen ervaren materie, als enige bestaande werkelijkheid. Op mythisch niveau is zij zelf die dode materie geworden! Zo krijgt de mens de opdracht mee om – als de tijd rijp is – vanuit zijn mannelijke kant, zichzelf uit de illusie van slaap en doornenhaag te bevrijden. Tegelijk is dit de ultieme test voor elke man om voorbij de materie en de vergankelijke schoonheid van zijn geliefde te kunnen zien om zo tot de kern van de ware liefde te komen.
De doornenhaag
Uit de naam Doornroosje kan je afleiden dat de doornenhaag een rozenhaag is, maar Perrault heeft het over bramen en doornstruiken (zoals sleedoorn en meidoorn). Hier kan je de doorn waarmee zij geprikt wordt zien als de eerste abstracte gedachte die los staat van het object. Deze maakt het mogelijk om de materie te beheersen. Een prik van een stekelig object gaf de betovering, maar onvermijdelijk volgden er meer stekels tot ze als een dichte doornhaag rondom het meisje lagen. Al deze abstracte woorden en gedachten die geen band meer hebben met de beleefde werkelijkheid vormen een ondoordringbare muur tussen het zelf en de ander. Doornroosje word een ijzig, kille prinses die in een semi-dode toestand is gebracht, ver van haar echte gevoelens vandaan. De prinsen die haar liefde zoeken lopen zich stuk op haar intellectuele distantie. Zij is een ijzeren maagd, een roos met doorntjes die wacht op het juiste moment om geplukt te worden. Menig aspirant minnaar prikte zich zo hevig aan haar doorns dat ze er aan stierven. Grimm schrijft daarover: ‘de jonge prinsen bleven er aan hangen, konden niet meer loskomen en stierven een jammerlijke dood.’ Hierbij is de roos het symbool voor de vrouwelijke genitaliën. De gesloten knop is van de maagd, met opengevouwen blaadjes staat zij voor de vrouw op het toppunt van haar aantrekkelijkheid. (8) Hoe liet dan de ware prins Doornroosje uit haar slaap ontwaken, om zo de echte lente te doen ontstaan? Hoe kon hij doordringen tot haar hart, de doorntjes als vanzelf doen laten wijken, haar ontdooien, haar kussen en tot leven wekken?
De kus van de prins
Een kus op de mond is een symbolische, rituele en toch o zo echte handeling die als zij in het hier en nu met een volledige, liefdevolle intentie gedaan wordt, datgene wat harde materie lijkt doet smelten tot het weer een energetisch proces is. De kus van de prins kan de ijzige Doornroosje ontdooien en onttoveren! De zoen is de verzoening van het mannelijke en het vrouwelijke waarmee de verbinding tussen die polen tot stand wordt gebracht. Dat maakt een intense, liefdevolle, passionele zoen zo elektrisch geladen, waardoor je je daarna wakker en als herboren kan voelen! Zelfs de wereld rondom je heen krijgt daardoor meer glans alles wordt wakker en een nieuwe lente kan beginnen!
Dit moment kan ook letterlijk op een nieuwe lente slaan. De allervroegste versie van Doornroosje; de historie van Troilus en Zellandine uit de Perceforest werd in de veertiende eeuw in Duitsland en Frankrijk als drama opgevoerd met Vastenavond! De februaritijd sluit goed aan bij rituelen om de aarde door de hemel of de zon te laten kussen en zo de vorst te doen ontdooien. (9)
Doornroosje verkracht
In de Perceforest versie uit 1340 en de versie van Basile uit 1634 blijft het niet bij een kus. De koning (hier is hij geen prins) maakt haar – terwijl ze nog slaapt – tot de zijne, oftewel hij heeft seks met haar. Als realistisch verhaal zou dit een ziekelijk iets zijn, een verkrachting. Het gaat hier echter om de dieperliggende symboliek van het ‘Hieros Gamos’; het huwelijk of de eenwording van god en godin. In Troilus en Zellandine wordt Troilus door Venus zelf geadviseerd om haar te genezen door de ‘vrucht van haar spleet te plukken’. (10) Seks, maar dan wel in de vorm van eenwording, van dualiteit naar eenheid, is duidelijk het medicijn voor de kwaal van het slapende meisje!
Hier worden geen gewone kinderen uit geboren. Thalia baart Sole en Luna, oftewel zon en maan. Thalia is de naam van een (half)godin. Het is ook de naam van een van de muzen of een van de gratiën. Het betekent de bloeiende of de jeugdige. Thaleia is de muze van de komedie en betekent dan bloeiende feestvreugde en als gratie is zij een personificatie van het bloeiende geluk. (11) Zij is als een jonge bloem die de lente brengt, te vergelijken met de maagdelijke bloemengodin zelf. Zo moet de koning wel een godheid zijn. Als hemel en aarde brengen zij dan Sole en Luna, zon en maan voort. (12)
Conclusie
Toen Doornroosje nog sliep en de ware prins haar nog niet had gewekt, waren het mannelijke en het vrouwelijke incompleet. Na de prik van de spoel van het spinnewiel konden zij slechts half ervaren worden als materie vastgeklonken in gedachten en vice versa. Met de kus (of meer) van de koning kon de ware mannelijke en vrouwelijke energie zich met elkaar verbinden. Hieruit konden kinderen geboren worden; de daadkracht van de zon en het gevoel van de maan. In Perceforest en Thalia wordt Doornroosje pas echt wakker als een van haar kinderen de vlasnaald uit haar vingers zuigt! Ook bij Perrault zijn haar kinderen ‘larger than life’. Zij heetten daar Aurora (dageraad) en Dag. Passende namen voor kinderen die ontstaan zijn uit een wedergeboorte, een nieuwe lente, en een nieuw bewustzijn! (13)
Abe van der Veen
Noten:
1) http://talesoffaerie.blogspot.nl/2013/07/perceforest-early-sleeping-beauty.html
http://www.beleven.org/verhaal/sole_luna_en_thalia
http://www.beleven.org/verhaal/de_schone_slaapster_in_het_bos
http://www.beleven.org/verhaal/doornroosje
2) Lüthi, Max (1970). Once Upon A Time: On the Nature of Fairy Tales. New York: Frederick Ungar. p. 33
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/fee
http://en.wikipedia.org/wiki/Parcae
Opie – The classic fairy tales p. 83
Nigel Bryant – Perceforest: The prehistory of King Arthur’s Britain p.386 http://books.google.nl/books?id=B_gc1P52bToC&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q=zellandine&f=false
of: Perceforest – / A Perceforest reader: Selected episodes from Perceforest p. 75 http://books.google.nl/books?hl=nl&id=MnFpOeBq7fcC&q=zellandine#v=snippet&q=zellandine&f=false
4) Deze prik is te ook te vergelijken met de prik met de slaapdoorn die Odin als magiër-godheid toebracht aan de Walkure Brünhilde/Sigrdrifa in de Edda en de Volsunga saga. Ook zij lag in een betoverde slaap – in dit geval – omringd door een vlammenwal en ook zij wachtte op een held die dapper genoeg zou zijn om haar te bevrijden.
5) Zie mijn artikel over Roodkapje: http://www.abedeverteller.nl/sexy-roodkapje/
6) Prisma Duits-Nederlands woordenboek op ‘spinnen’
7) http://www.matiere-esprit-science.com/pages/breves/belle.htm
Hierbij is het de vraag of wij in de werkelijke of in de droomwereld verkeren. Zijn wij net zo slapende als Doornroosje?
8) De heg is de poort, maar nog meer het obstakel tussen deze wereld en de Andere wereld.
Sprookjes van Grimm p.161
Compendium van rituele planten p. 928
9) http://en.wikipedia.org/wiki/Perceforest: Oxford Companion to Fairy Tales
10) Nigel Bryant – Perceforest: The prehistory of King Arthur’s Britain p.389 http://books.google.nl/books?id=B_gc1P52bToC&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q=zellandine&f=false
11) http://nl.wikipedia.org/wiki/Thalia_(voornaam)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Thaleia
12) Dit vertoont overeenkomsten met de Griekse mythologie, met het verhaal waarin Zeus slaapt met Leto, die hem Apollo en Artemis baart, de zonnegod en de maangodin.
13) Ook na de geboorte van de kinderen gaat het sprookje nog door met een episode waarin de vrouw of moeder van de prins/koning de kinderen van Doornroosje wil opeten en daarna Doornroosje zelf wil vermoorden. Zij weet dit uit te stellen door langzaam stuk voor stuk haar kleding uit te doen. Net op tijd komt de prins terug om haar te redden.
Ook interessant: http://www.meertens.knaw.nl/medewerkers/theo.meder/sprookje/doornroosje.html
The post Doornroosje en de ‘kus’ van de prins first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De Godin in het sprookje: Vrouw Holle first appeared on Abe de Verteller.
]]>Lelijke stiefmoeder
De scene met de verwende lelijke stiefzuster en de gemene stiefmoeder, die het lieve meisje slecht behandelen, is klassiek en komt in vele sprookjes voor. Moeder aarde of de moeder die in liefde haar kind omhult heeft plaatsgemaakt voor de moeder van de harde materie. Deze kijkt alleen naar de buitenkant, hoe goed presteert het meisje? De stille aandacht van het meisje – een teken dat ze het contact met de bron nog niet heeft verloren – wordt niet gezien of gewaardeerd. Het egoïstische kind word verwend en beloond, want daarin herkent de valse moeder zichzelf. De twee zusjes kan je zien als twee aspecten van jezelf, vanuit de buitenwereld wordt het harde, schreeuwende materiële beloond en het zachtmoedige, innerlijke kind voor die dromerigheid gestraft. Gevoel wordt gezien als een slechte eigenschap!
In de put
Spinnen bij een waterput doet sterk denken aan de schikgodinnen die ook de levensdraden spinnen gezeten bij de levensbron en zo het levenslot bepalen. Wie de levensenergie volgt, spint aan zijn eigen levensdraad of volgt eigenlijk de weg die de lotsgodin voor je heeft bepaald. Wie te snel moet spinnen, moet te hard zijn best doen en raakt zo uit balans. De levensenergie vloeit uit het meisje, het bloed springt uit haar vingers en kleeft aan de draden. Om de draden te wassen dompelt ze de spoel in het water van de put en de spoel verdwijnt in het diepe water. Zonder spoel is het meisje haar centrale as kwijt waarom de draden gewikkeld zijn. Ze is haar vaste basis, haar houvast in het leven kwijt. Deze zal ze ook niet vinden bij haar stiefmoeder. Ze zal die moeten vinden onder in de put. Wie wil groeien moet soms diep zinken. Het meisje zit letterlijk en figuurlijk diep in de put! Daar in het diepst van de ellende kan haar reis beginnen. Die put van diepe ellendige emoties blijkt namelijk een tunnel naar de onderwereld. Maar niet naar de duisternis, het is een tunnel naar het licht! Via het water van het onbewuste gevoel bereikt zij een heerlijke lenteweide vol bloemen.
Appeltjes plukken en broden halen
In deze wereld krijgt zij drie beproevingen, die staan voor de drie aspecten van de Godin, als maagd, moeder en oude vrouw. Zij loopt door de bloemenweide tot zij de appelen in de boom hoort roepen, pluk mij, pluk mij! (In het sprookje van Grimm, komt dit pas als tweede taak, er zijn echter ook versies waar het meisje begint met de appelen en symbolisch vindt ik dit de juiste volgorde.) (2) Zij is als de maagd die alle genietingen van het leven mag ervaren. Zij plukt de bloemen en daarmee het leven! De levensdraad wordt langer en dikker door haar genietingen. Dan plukt ze de appels, op het moment dat ze rijp zijn, niet eerder. Zij ontdekt haar vrouwelijkheid en seksualiteit. In het Bijbelse verhaal is het een zonde als Eva in de tuin de appel plukt. Voor de Godin is het een noodzakelijkheid om tot bewustzijn te komen. Het meisje volgt haar instinct, de natuur zelf roept haar, de appelen schreeuwen, dus zij luistert. Na het plukken van de appelen is zij geen maagd meer en de consequenties komen snel. Zij heeft ‘a bun in the oven’ zo het Engelse spreekwoord luid.. De broodjes in de oven zijn gaar en roepen haar toe. Zij mag kinderen ter wereld brengen. Ook de moederfase gaat voorbeeldig.
Vrouw Holle
Ten slotte komt ze bij vrouw Holle zelf. Eerst schrikt ze van haar, want ze heeft zulke lange tanden! Zoals ik al zei is vrouw Holle een Godin. Zij heerst over de holle wereld der geesten die je volgens het volksgeloof kan betreden via grotten, holle bomen, bronnen en putten. Dit is geen materiële wereld, je moet het niet letterlijk zien als een grot onder de grond! Het is de geestelijke, innerlijke wereld die je betreedt als je zonder lichaam bent. Pas in christelijke tijden werd deze wereld een oord van verderf en eeuwige pijn. Ook bij de heidense Noormannen en Grieken was de onderwereld geen pretje; In Hades werden misdadigers streng gestraft en in Hel kon het donker en somber zijn. Maar ook het Elysium der Gelukzaligen was hier te vinden en Holda hield in haar berg grote feestmalen met eeuwig zang, dans en mooie vrouwen. De godin Hel zelf wordt voorgesteld als voor de helft zwart en rottend en voor de andere helft roze. (3) In het sprookje lijkt vrouw Holle lelijk en dus gemeen, maar de lelijke, donkere kant van de Godin is juist uiterst consequent!
Bij vrouw Holle ervaart het meisje de fase van de oude vrouw, haar winterperiode. Zo leert ze dat de laatste zogenaamd lelijke periode het net zo goed waard is om met alle ijver geleefd te worden als de ‘gouden’ tijd van de jeugd. Zij poetst het huisje van vrouw Holle ijverig schoon en schudt haar kussens op zodat het sneeuwt in de wereld. Dit is de periode om je etherische lichaam – het ‘huis’ waarin je woont – te reinigen, om zo overbodige hechtingen en oude trauma’s kwijt te raken. Door het opschudden van je energetische kussen, raakt ze haar overbodige veren kwijt. Ze raakt – als het ware – in de rui en laat datgene los wat ze niet nodig heeft. Dit is de winterperiode van haar leven.
Als je deze reis beschouwt als een initiatie van het meisje tot priesteres van de Grote Godin, dan zijn de drie taken van de appelboom, de broodoven en het huisje van vrouw Holle, ook te zien als de taken van de koppelaarster, de vroedvrouw en de ‘keening woman’. De laatste is degene die door haar rouwen helpt bij de overgang van de dood. Binnen deze interpretatie klopt het weer dat het meisje eerst de appelen plukt. Zij assisteert eerst bij het samen brengen van geliefden, dan bij de geboorte en uiteindelijk bij het stervensproces.
Goud of pek
Uiteindelijk voelt het meisje de roep om een nieuw leven te beginnen. Zij wordt door vrouw Holle begeleid naar de poort van de onderwereld. Onder die poort krijgt zij de haar toegemeten portie levensenergie mee. Dit is zoveel dat zij van top tot teen met goud bedekt wordt. Zo wordt zij voor haar continue volgen van de levensdraad – waar het lot haar ook maar naar toe bracht – door vrouw Holle beloond. Als ze in de bovenwereld is roept de haan haar toe: ‘kukeleku onze gouden jonkvrouw zien we nu!’ Hij is de vogel die de dageraad en daarmee het dagbewustzijn en een nieuw leven aankondigt. Haar volgende leven wordt karmisch beloond met een grote portie geluk en zonneschijn. Het goud staat ook voor de paradijselijke kant van de onderwereld. Het is het onderaardse Elysium, waar het gouden tijdperk nog heerst en de gouden appelen een eeuwige jeugd brengen.
Als de kwade stiefzuster zich in de put werpt is zij liever lui dan moe. Deze levenshouding wordt beloond, door haar bij het verlaten van de onderwereld te overgieten met pek. Dit blijft aan haar kleven en wil er haar hele leven lang niet af! Alles wat zij onderneemt in haar leven gaat door die pek, stroperig en zit vol met pech. Pek is etymologisch verwant met pech! De pek betekent dus dat zij veel pech in haar volgende leven zal krijgen. Zij wordt zo gezegd een pechvogel. De pech is ook de donkere kant van de onderwereld. Pech is een Oud-Hoogduits woord voor de hel, waar de zielen in de zwarte pek worden gebrand. (4) Ook hier zien we de twee aspecten van vrouw Holle en haar wereld. Het is licht en duisternis, wit en zwart. Wie met de stroom meegaat, zal in het licht lopen, wie tegendraads is zal in het duister tasten en de weg niet vinden, zij weet niet waar de energie te vinden is.
Als dit allemaal heel moralistisch klinkt moet je bedenken dat iedereen slechts gehoorzaamheid verschuldigd is aan zijn eigen levenslot, niet aan de maatschappij, niet aan familie, maar alleen aan de Godin, aan vrouw Holle, die dit levenslot voor jou heeft bepaald. Aan ons de grote uitdaging om die draad te vinden en er aan vast te houden, koste wat kost!
Abe van der Veen
Noten:
1) De afbeeldingen zijn allemaal (op de eerste na) van Anton Pieck.
http://en.wikipedia.org/wiki/Mother_Hulda
2) http://www.surlalunefairytales.com/diamondstoads/stories/holle.html
3) http://nl.wikipedia.org/wiki/Hades
http://en.wikisource.org/wiki/Curious_Myths_of_the_Middle_Ages/The_Mountain_of_Venus
Sturluson – Gylfaginning H 34 (Proza-Edda): ‘zij is voor de helft donkerblauw en voor de andere helft vleeskleurig.’
Mogelijk was ook het Walhalla oorspronkelijk in de grafheuvel gedacht en niet in de hemel.
4) De pechvogel is iemand die telkens ongeluk heeft en daarom vergeleken wordt met een vogeltje dat aan de pek is blijven kleven. Pek werd als vogellijm gebruikt. Mogelijk werd dit symbolisch uitgebeeld bij de straf voor misdadigers (ons welbekend uit de Lucky Luke strips) waarin zij met pek en veren werden overgoten om vervolgens het dorp uitgejouwd te worden.
Zie ook: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hel1
The post De Godin in het sprookje: Vrouw Holle first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Sexy Roodkapje first appeared on Abe de Verteller.
]]>Door het zorgvuldig nalezen van de oorspronkelijke teksten van een aantal versies van het sprookje Roodkapje, ben ik gekomen tot een – deels – originele duiding van dit overbekende sprookje. De vroegst bekende tekst is die van Perrault (Sprookjes van Moeder de Gans) uit 1697. De bekendste versie is van de gebroeders Grimm uit 1817. Ook later opgeschreven volksversies zoals ‘la finta nonna‘ uit Italië en ‘conte de ma mère grand’ uit Frankrijk geven een dieper inzicht in de betekenis van dit sprookje. (1)
De heidense inwijding van het meisje Roodkapje tot een jonge vrouw.
Dit is mijn interpretatie: Roodkapje is een maagd, zij heeft nog de onschuld van een kind. Zij wil plezier beleven, spelen. Echter zij heeft voor het eerst gemenstrueerd en heeft van haar grootmoeder – als teken daarvan – een rood kapje gekregen. (2) Rood is de kleur van de vruchtbare, seksueel aantrekkelijke Godin in elke vrouw. Zij is trots op haar nieuw ontdekte vrouw zijn en draagt haar kapje continu. Ze is niet bang om vrouwelijk, verleidelijk te zijn. Haar spelen wordt koketteren. Zij draagt de rode lap waar elke stier wild van wordt, zij is het meisje in de rode jurk, waar elke man zijn hals voor krom trekt, maar tegelijkertijd is ze nog uiterst naïef. In de oude samenlevingen is er eerst een inwijding nodig om het meisje als vrouw geaccepteerd te doen worden bij de andere vrouwen van de groep. Roodkapje heeft haar eerste menstruatie meegemaakt en gaat met dit teken – in de vorm van haar rode kapje – het woud in om haar inwijding van meisje tot vrouw mee te maken. Dit gebeurt door te gaan naar de grootmoeder. Of kan ik beter zeggen; de Grote Moeder?!
Dat grootmoeder niet zomaar een oma is en haar huisje niet zomaar een ‘aanleunwoning bij een bejaardenflat’ wordt duidelijk door de geschenken die zij meebrengt en de locatie van het huis. Wat neemt Roodkapje mee? Koek en wijn. (Denk aan de ‘cake and wine’ als afsluiting van de wiccavieringen.) Dit zijn de traditionele heksenoffers voor de Godin bij de sabbat. Waar gaat zij naartoe? Naar het huis in het bos naast de notenhaag en onder de drie eikenbomen. Dit verwijst duidelijk naar een sacraal bosheiligdom, een nemeton! De notenhaag gaat om de noten van de hazelaar. Deze struik brengt inspiratie en wijsheid en was bij de Germanen in gebruik als omheining van hun heiligdommen. (3) De drie eiken staan voor de mannelijke kracht in drievoud, de enige kracht mans genoeg om de drievoudige godin te bevruchten. Zij zal kennis maken met mannelijke kracht van wijsheid en van vruchtbaarheid onder de hoede van de Grote Moeder. Voordat zij daar is zal zij echter beproevingen moeten ondergaan, zoals het hoort bij een inwijding.
Roodkapje krijgt wijn en koek mee om naar haar grootmoeder te brengen. De ongeopende fles met wijn (=bloed) laat zien dat zij nog een maagd – ‘virgo intacta’ – is, en de koek dat ze in staat is om kinderen te krijgen. Net zoals de koek in de oven, moet garen en rijzen, moet het ongeboren kind groeien in de baarmoeder. Vlak voor ze weg gaat, waarschuwt haar moeder haar nog: ‘Ga niet van het pad af en laat je flesje niet breken’, oftewel verlies je maagdelijkheid niet! Natuurlijk gaat het maagdelijke meisje wel van het pad af om de bloemetjes te plukken. Welke nieuwsgierige adolescent zou dat tenslotte niet doen? Onvermijdelijk komt ze de wolf tegen en die vraagt nieuwsgierig: ‘en wat heb jij daar onder je schortje?’ Roodkapje antwoord: wijn en koek. Zij toont zich op haar aantrekkelijkst met het teken van haar onschuld èn haar geslachtsrijpheid. Nu ze een rood kapje heeft en allemaal lekkers onder haar schortje is ze onweerstaanbaar voor vele mannen. (4)
De fatale man en vrouw
Vanuit een mannelijk perspectief wordt zij nu een verleidster, een fatale vrouw. Zij wordt als een Eva of een Pandora. Zo verleidt zij mannen om samen met haar een appeltje te plukken of in haar kruikje te kijken. Zo worden de jongemannen uit hun éénheid gehaald. Doordat ze bewust worden van de vrouw, worden ze ook bewust – en onzeker – van zichzelf en begint de dualiteit.
Vanuit een vrouwelijk perspectief is Roodkapje juist te vergelijken met Guinevere of Persephone. Zodra deze dames in hun verhaal van het pad afgingen om bloemen te gaan plukken werden zij met geweld ontvoerd en meegenomen door een man uit de onderwereld. In dit sprookje is de verleider de wolf. De wolf is te zien als de foute, fatale man. De eerste mannen in het leven van een vrouw zijn vaak foute mannen. Ze zijn spannend, avontuurlijk, overweldigend. Alles is groot aan hen en dat vinden ze zelf ook! Het sprookje laat dit zien met de beruchte uitspraken van naïeve verrassing als ze ontkleed samen met de wolf in bed ligt: ‘Maar grootmoeder wat heb je grote handen’, ‘wat heb je grote oren’, ‘wat heb je een grote mond’, wat heb je een grote enz.
Een dergelijke man haalt het meisje uit haar evenwicht en dus van het rechte pad af. Daar in het donkere bos is zij uit haar centrum en in zijn macht. Zijn grote wapen is het misbruik van vertrouwen. Hij doet zich namelijk voor als grote moeder, maar zijn motieven zijn totaal anders. Het maakt nogal uit of het je grootmoeder is die tegen haar kleinkind zegt: ‘doe je kleren uit en kruip bij mij in bed’ (zoals gebeurt in de versie van Perrault) of als het de grote boze wolf is die dit zegt!
In de buik van de boze wolf
Op het moment dat het jonge meisje op eigen benen zou moeten staan, wanneer haar moeder meer afstand van haar heeft genomen, komt ze in een mengeling van angst en nieuwsgierigheid terecht, waarin zij een nieuwe veilige haven zal zoeken om zowel haar oude als haar nieuwe behoeften te kunnen bevredigen. Dit is het moment van transformatie van meisje tot vrouw. Dit is een zeer kwetsbaar punt. Als dit mis gaat komt de jonge vrouw onder de invloed van een overheersende, dominante man, die niet alleen haar maagdelijkheid plukt – het flesje breekt – maar haar opeet met huid en haar! Hij maakt haar onderdeel van zijn energetische systeem, waarin zij in een nieuw systeem van afhankelijkheid terechtkomt. Dat is dan de prijs van de veiligheid. Eerst zal de wolf haar verleiden met mooie woorden en misschien cadeautjes, daarna als de buit binnen is zit het meisje gevangen in de buik van de boze wolf. De wolf is de man voor wie het nooit genoeg is, hij is onverzadigbaar.
In de Edda heet de mythische boze wolf Fenrir. Hij heeft kaken die over de grond slepen en het hemelgewelf aanraken en als hij ze nog verder open kon sperren dan had hij dat gedaan. Hij is de opgeblazen blaaskaak, de man die denkt dat hij door flink te blazen, te razen en te tieren, je een toontje lager kan doen zingen. Het is echter slechts lucht. (5) Toch laten veel vrouwen zich door zo´n man intimideren en verleiden. Dat is het thema van de dominante man en de onderdanige, misbruikte vrouw.
De wilde jager
De inwijding van meisje naar jonge vrouw die Roodkapje ondergaat, kan je zien als een harde les die haar inzicht geeft over de wisselwerking tussen mannelijke en vrouwelijke energie. Als aantrekkelijk geworden vrouw zal zij de verleiding van de ‘foute man’ onvermijdelijk tegenkomen. Maar nu is ze wijzer geworden door haar initiatie. Ze heeft de noten van wijsheid van de notenhaag gegeten.
Zij krijgt inzicht in de man als wolf, maar ook in die van de man als goede jager. Dit inzicht is nodig voor een volledig begrijpen van het mannelijke. Die jager komt pas aan het einde van het sprookje. Hij bevrijdt Roodkapje en haar grootmoeder uit de buik van de wolf. Deze ‘wilde jager’ kan je ook zien als ‘heer der dieren’. Hij beheerst namelijk zijn dierlijke instincten en is meester van zijn eigen mannelijke energie. Dit wordt gesymboliseerd door het schietgeweer van de jager waarmee hij doelgericht tot actie kan komen. In het sprookje staat het er niet letterlijk, maar hij is de ideale inwijder in de seksualiteit voor Roodkapje.
Hij heeft niet de energie van het meisje nodig om zichzelf groter te doen lijken. Hij staat op zichzelf en kan zo Roodkapje leren om haar eigen weg te vinden. Hij is de minnaar van de Godin als maagd, moeder en oude vrouw. Hij heeft de vruchtbaarheid van drie eiken! Roodkapje is zijn godin en met haar bedrijft hij de liefde van man en vrouw, los van alle individuele onzekerheden. Dat is het Hieros Gamos, het Heilig Huwelijk in de sacrale plek van de Grote Moeder. En zij leefden nog lang en gelukkig. Of ging het toch anders?
Alternatieve versies: Roodkapje als heldin in ‘La finta Nonna’ en ‘Conte de ma mère grand’
Vele sprookjesonderzoekers beweren dat de ‘happy ending’ van de jager er pas later aan toe is gevoegd door de gebroeders Grimm om het sprookje goed te laten eindigen. Perrault laat het sprookje namelijk abrupt eindigen met ‘de akelige wolf wierp zich op Roodkapje en at haar op.’ Punt! Toch zijn er ook versies bekend waarin Roodkapje zichzelf weet te redden zonder hulp van een jager als ‘deus ex machina’.
In de Franse versie ‘conte de ma mère grand’ – opgeschreven in 1885 – gaat het niet slechts om een wolf, maar om een ‘bzou’, oftewel een weerwolf! Dit versterkt het argument dat de wolf een mannelijke en meedogenloze inwijder is. Hij stelt Roodkapje de vraag; ‘neem je het pad van naalden of van spelden?’ Zij kiest het pad van naalden. Dit wordt wel gezien als een teken van opkomende seksualiteit, aangezien naalden een gat hebben en spelden niet. De wolf vermoord oma en zet deze als maaltijd aan Roodkapje voor. Vervolgens vraagt hij haar om haar kleren uit te doen en om bij hem in bed te stappen. Gehoorzaam ontdoet Roodkapje zich stuk voor stuk van haar kleding , waarbij ze elke keer vraagt wat ze met het uitgedane kledingstuk aan moet. ‘Gooi het maar in het vuur, je hebt het toch niet meer nodig’, zegt de wolf. Zo klimt ze naakt bij de wolf in bed, waarna het beruchte vraag en antwoord spel begint: maar oma, wat heb je grote oren, ogen, maar ook wat heb je toch een harig lichaam. Als ze merkt in welk gevaar ze is, vertelt ze als smoes dat ze nodig moet poepen en de wolf bindt een draad om haar kleine teen om haar terug te kunnen halen. Roodkapje bindt echter het draadje aan een pruimenboom en fopt zo de wolf. Hij krijgt de pruim als vrucht in plaats van dat andere ‘pruimpje’ en zo weet zij te ontsnappen!
In ‘La finta Nonna’ uit de Italiaanse folklore, moet Roodkapje een zeef lenen van haar oma. Om bij haar grootmoeder te komen moet ze eerst langs de rivier de Jordaan en langs een poort gemaakt van harken. Ze geeft haar ringvormige koek aan de rivier en haar brood met olie aan het hek en zo kan ze verder. Ze ontmoet vervolgens geen boze wolf, maar een mensenetende vrouwelijke ‘oger’. Roodkapje wordt ook hier door de ‘oger’ misleid om het vlees en het bloed van haar eigen oma op te eten en uitgenodigd om in bed te komen. In het vraag- en antwoordspel is ze verbaasd over de harigheid van de ‘oger’ tot ze haar staart voelt en beseft dat het niet haar oma is! Ze redt zich zelf uiteindelijk door te roepen dat ze nodig moet. Doe dat maar in bed zegt de ‘oger’. Vervolgens zegt Roodkapje ik moet geen kleine, maar een grote boodschap doen! Dat wordt de ‘oger’ wat te gortig en ze mag het bed uit. Ze wordt wel aan een touw gebonden, maar knoopt het los en maakt het vast aan een geitje. Natuurlijk loopt ze zo snel mogelijk weg. Als ze voorbij het hek en de rivier is, kan de ‘oger’ niet meer volgen. Aan de overkant van de rivier trekt Roodkapje nog gekke bekken naar de ‘oger’ en keert daarna veilig naar huis terug. (6)
De afdaling in de onderwereld
Beide versies verhelderen het inwijdingsaspect van het sprookje nog meer. De zeef staat voor een nieuw lichaam. Net als het lichaam heeft de zeef vele gaten, waar energie in en ook uit kan stromen. De rivier en het hek vormen in vele mythologieën de scheiding tussen deze wereld en de onderwereld, waar de zwarte godin heerst. Voorbij die poorten bestaat geen materie, Roodkapje heeft geen kleding meer nodig en trekt ze één voor één uit. Het verbranden van de kleding in het zuiverende vuur is te zien als de onthechting van de fysieke gestalte. Dit doet denken aan de Sumerische grote Godin Innana en haar afdaling in de onderwereld waarbij ze bij elke poort een sieraad of kledingstuk moest afleggen.
In beide versies moet Roodkapje eten van het vlees van haar grootmoeder. Om de nieuwe fase van volwassenheid in te gaan moet ze de Grote Moeder tot zich nemen. Het lijkt een gruwelijke daad, maar alleen door iets van het (groot)moederschap van de vorige generatie af te nemen, kan zij zelf ooit moeder worden! De Franse versie gaat uit van een wolf in bed en dan geldt de interpretatie van de ‘fatale/foute’ man. Zij weet hem om de tuin te leiden door hem niet haar eigen pruimpje, maar die van een boom voor te schotelen.
In de Italiaanse versie is er sprake van een vrouwelijk monster. Dit is te zien als het angstaanjagende aspect van de zwarte godin. De godin laat vruchten uit de aarde geboren worden, maar ze neemt al het levende ook weer tot zich, neemt het op in haar schoot en laat het sterven. Ze kan een mooie, verleidelijke maar ook een monsterlijke, mensenetende vrouw zijn.
Door uiteindelijk zelf handelend op te treden en niet alleen maar passief alles te ondergaan, kan Roodkapje zichzelf redden. Ze laat het overbodige – in de vorm van feces – achter en zorgt voor een vervangend offer in de vorm van het geitje. Dan kan ze vluchten en vindt ze de weg terug. Ze is een zelfstandige, zelfbewuste vrouw geworden. En zij leefde nog lang en gelukkig!
Abe van der Veen
Noten:
1) De basisinterpretatie gaat uit van de overbekende versies van Perrault uit 1697 en Grimm van 1817. Later in dit stuk behandel ik alternatieve versies.
The greenwood encyclopedia of folktales and fairy tales – red. Donald Haase p.583
http://www.all-about-fairies.com/little-red-riding-hood.html
2) De Freudianen zijn het hier erg met mij eens
3) van Gilst – De eeuwige ordening p. 305 Hij noemt hier voorbeelden van uit Kormaks saga, Egils saga en de Lex ripuaria
4) – Ook Perrault zinspeelde hier al op in zijn ‘moraal van het verhaal’.
– Het Romeinse spreekwoord zegt: ‘de moeder is de oven.’ Van fornix = oven komt ook het werkwoord ‘to fornicate’.
– Doornroosje was vijftien toen ze haar prins ontmoette. De tijd tussen eerste menstruatie en het eerste geslachtsverkeer is kort in de tijd dat de sprookjes ontstonden.
5) Zoals de wolf ook de – energetische – huisjes omver blaast in het sprookje van de wolf en de drie biggetjes.
6) http://expositions.bnf.fr/contes/gros/chaperon/nivers.htm
http://rossobella.blogspot.nl/2007/09/finta-nonna.html
http://www.ruanyifeng.com/calvino/2006/10/the_false_grandmother_en.html
http://www.youtube.com/watch?v=bqHU9oh0hMA Mooie geanimeerde versie van La Finta Nonna.
The post Sexy Roodkapje first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het winterkoninkje; de betekenis van het sprookje van Grimm first appeared on Abe de Verteller.
]]>De koning in het sprookje
De koning zou je kunnen zien als het wezen dat het meest lijkt op de zon. Hij is dus – net als de zon – het wezen dat de meeste kracht, warmte en energie uitstraalt. Hij is een stralend middelpunt! De bomen hebben de eik als koning, vaak afgewisseld met de hulst. Bij de dieren is de leeuw koning. Voor de mens ligt het wat complexer. In het sprookje wordt de held vaak koning doordat hij zijn avontuur heeft volbracht en vervolgens mag trouwen met de prinses. Via haar wordt hij koning. Je zou hem de Zonnekoning kunnen noemen.
Het sprookje vindt plaats in de tijd dat de mensen de taal van de vogels nog konden verstaan – dus in de prehistorische ‘gouden’ tijd toen mensen nog hun instinct of hun intuïtie volgden in plaats van hun verstand. In die tijd kozen de vogels zich een koning. Traditioneel bekeken is de koning der vogels de arend. Deze wordt in de heraldiek de adelaar genoemd. In het sprookje wint hij de wedstrijd wie het allerhoogst kan vliegen. Hij komt zelfs dicht bij de zon en is daarmee het meest gelijk aan de zon. Als hij op de thermiek weer omlaag zweeft, blijkt dat er een klein vogeltje zich tussen zijn nekveren heeft verscholen. Dit vogeltje vliegt nog een stukje hoger, volgens het sprookje zelfs tot aan de zetel van God. De andere vogels vinden dit niet eerlijk en wijzigen de wedstrijd in wie het diepste de aarde in kan komen. De haan graaft een enorme kuil en lijkt te winnen. Maar ook nu wint het kleine vogeltje, door in een – dieper gelegen – muizengat te kruipen. Hij tjilpt zo hard hij kan: ‘ik ben de koning, de koning ben ik!’
De koning van het seizoen
In de twee wedstrijden wordt duidelijk dat er oorspronkelijk twee koningen waren, die elkaar halverwege het jaar aflosten. De arend weet het beste hemelwaarts richting de zon te gaan; hij is actief, extravert. De andere vogel is gericht op de aarde en de maan; hij is passief en introvert. Welke vogel dit is wordt niet genoemd maar mogelijk is dit de haan. We vliegen met de adelaar en de zon mee van midwinter naar midzomer tot hij op zijn hoogste punt is. We dalen af van midzomer tot midwinter met de aarde gebonden haan die wel diep kan graven.
De haan is een fallische vogel, zijn Engelse naam ‘cock’ is ook die van het mannelijk geslachtsdeel. Hierin lijkt hij op de gehoornde god een “horny”, fallische god die veel meer op de aarde georiënteerd is. Het winterkoninkje kan door slim ge- of misbruik te maken van andermans inspanningen de wedstrijd winnen. Zo wint hij de wedstrijd en denkt koning te worden. Door de in gedachten omgezette wil van het ik of het ego kan dit aspect van de mens de rest van zijn natuur forceren en uitbuiten om boven zichzelf uit te stijgen op korte termijn. Op lange termijn blijkt hier echter een groot offer aan verbonden. Het wordt namelijk telkens moeilijker om op te gaan in de ervaring en de handeling.
De dood van de midwinterkoning
Met de midwinter is de ik-kracht in de vorm van gedachten de enige helende gif(t) of gave om het verstarde lijf weer op gang te brengen. De druïden wisten dit, erkenden de kracht van het – op het oog – meest kleine en onaanzienlijke vogeltje en noemden hem de ‘vogel der druïden’. Ook zou het winterkoninkje de vogel zijn die het vuur uit de hemel had gestolen. (2) Vogels staan in de Europese cultuur symbool voor de ziel. Het winterkoninkje is echter te beschouwen als de ik-kracht van de druïde. De ziel van de druïde kon in de schijndood van zijn trance in de vorm van een adelaar gaan reizen langs de kosmische paal omhoog naar het zwarte gat in de sterrenhemel, de naaf van het hemelwiel, om daar de hemel in te gaan en de God te aanschouwen om terug te keren met nieuwe bezieling en vuur. Door middel van zijn ik-kracht kon de ziel van de druïde (het tussen de nekveren van de adelaar verstopte winterkoninkje) het goddelijke aanschouwen. Maar in plaats van in het goddelijke op te gaan kon de druïdenvogel een sprankje goddelijkheid in zichzelf opnemen en als een kooltje vuur meenemen naar onze wereld! Op de dag tussen de jaren, dag 0, mocht het winterkoninkje regeren om zo het nieuwe jaar geboren te doen worden. De bewuste ik-kracht gaf het jaarwiel het laatste benodigde duwtje voor een nieuwe ronde. Het equivalent in de bomen en plantenwereld is de maretak die tussen eik en hulst staat. Beiden werden geoogst in de midwinter en langs ieder huis gebracht als allesgenezer. (3)
In het geval van het winterkoninkje is dit te vinden in het Engelse gebruik genaamd ‘the hunting of the wren’. Zij werd op 26 december – de dag van sint Stephanus – uit de haag gejaagd door de zogenaamde ‘roodborst’. Vervolgens werd het beestje gevangen, met de berkenknuppel gedood en – in een hoepel gebonden – getoond aan de mensen. Deze koning had het bewind voor slechts één dag en bekocht dit met de dood. De heerschappij van het hele jaar werd voor het winterkoninkje niet erkend. List en bedrog zijn geen methodes om koning te worden. Het koningschap behoort de vogel die het hoogst kan vliegen of het diepst de aarde in kan gaan op eigen kracht. Dit zijn de arend (adelaar) en – in mindere mate – de haan. De kleine vogel werd in zijn muizenhol gevangen gezet en bewaakt door de uil.
Het midzomerkoninkje
Met de midzomer is niet verstarring (duf worden) maar juist verbranding het risico; het hyper worden. Deze overactiviteit of oververhitting keer je door het winterkoninkje met een steen tegen de achilleshiel te gooien of anders met een steen zijn verschroeiende oog uit te gooien. Dit is wat er gebeurt in de Keltische verhalen over de lichtgod Lugh of Llew. (4) Met de midzomer helpt de ik-kracht om de torenhoge, vurige idealen te aarden en je met de beide benen stevig op de grond te krijgen. Uit de hiel maak je weer verbinding met de aarde oftewel met je lichaam en je zintuiglijke ervaring. Llew heeft hier ook de nuchtere distantie, de emotieloze koele toestand die nodig is om goed te kunnen richten oftewel doelgericht te zijn. Door meer lucht en aarde in het systeem in te brengen kan tijdens de midzomer het jaarwiel een nieuwe wenteling maken en er een nieuwe jaarkoning komen. De midzomerkoning – of in een ander systeem de meikoning – wordt wel geassocieerd met de ‘Cock robin’; het roodborstje. In enkele ballades is het roodborstje de rivaal van het winterkoninkje. Hij is ook te vergelijken met de doeltreffende Robin Hood die voor één dag meikoning is. (5) Of het kleine vogeltje nu helpt bij het tot rust komen en aarding in de midzomer of bij activering en meer vuur bij de midwinter, zij moet wel haar plaats weten: één dag per half jaar mag ze slechts regeren. Zij is daarom eigenlijk niet het winter-, maar het midwinterkoninkje!
De uilengodin
Het winterkoninkje werd niet uitgeroepen tot koning van het hele jaar. In het sprookje werd zij juist gevangen gehouden in het holletje waar ze in was gekropen en bewaakt door de uil. De uil is één van de verschijningsvormen van de zwarte godin. (6) Zolang het winterkoninkje opgesloten zat in dit hol, die deel uitmaakt van de onderwereld van de zwarte uilengodin, bleef ze een klein onderdeel van het systeem van het jaarwiel. De uilengodin kijkt altijd toe. Is het niet met haar rechter- dan wel met haar linkeroog. Alleen bij het wisselen der ogen – op het moment van maximale introvertie dan wel extravertie – mag het winterkoninkje twee keer per jaar naar buiten om voor koning te spelen. Hij kan dan helpen met het keren der seizoenen. De rest van de tijd kraaien de haan en de adelaar op de kruin van het lic-haam (het lijk-hemd oftewel het fysieke omhulsel) hun victorie. (7) De mens probeerde in die tijd zijn eigen energetische systeem zo goed mogelijk in balans te brengen met de afwisselend passieve en actieve energie van het jaarwiel.
Toen de uilengodin (of je haar nu Lilith, Bloddeuwedd, Athena of Cailleach noemt) tijdens de fatale dag tussen de jaren eventjes haar waakzaamheid verslapte en een uiltje knapte, vloog het midwinterkoninkje uit het gat naar buiten. De ziel van een groot sjamaan of koning – zoals de haan of de arend – vindt de weg terug en integreert weer volledig met zijn energetische lichaam. Andere zielen/vogels zullen zich echter identificeren met hun ego en daarmee het winterkoninkje tot koning maken. Daarmee zullen ze de weg naar binnen niet meer vinden. Het winterkoninkje speelt de koning – zeg maar tiran – over het lichaam, het huis van de mens. Hij commandeert vanuit de heg, daar zit zijn veilige haven, zijn krachtcentrum. In deze meidoorn-, sleedoorn- of rozenheg is elk doorntje een gedachte die hem betovert, en vasthoudt in een materialistisch wereldbeeld. Het winterkoninkje is te zien als het ego verstrikt in het web der gedachten.
Conclusie
Vanaf dat moment konden de mensen de taal der vogels niet meer verstaan. Het gouden tijdperk was voorbij. De uil – en met haar vele vrouwelijke eigenschappen, zoals gevoel en zintuiglijkheid – kregen hier de schuld van. Zij werden uit het daglicht en het bewuste verbannen. Ook nu nog komen gevoel en genot er voornamelijk ‘s-avonds en ‘s-nachts uit. De adelaar, het actieve mannelijke principe, wordt meestal uitgeroepen tot koning, maar zijn besluiten zijn ingefluisterd door het (mid)winterkoninkje van ego en gedachten. De mens past zijn energetische systeem niet meer aan aan de energie van het jaarwiel. Hij is binnen dit bewustzijn in disbalans. Dit is de reden waarom het voor de oude heidenen gold, dat de lentegod dood was en het nooit meer echt lente kon worden. (8)
Eigenlijk eindigt het sprookje daar. Toch is dat niet het einde. Het winterkoninkje kan uit de struiken gelokt worden door hem in alle liefde recht in de ogen te kijken en te waarderen voor wat het is: een klein, doch belangrijk onderdeel van een groter systeem. Zodra hij zijn angst voor de uil en daarmee zijn doodsangst kwijtraakt kan zij weer gerespecteerd worden voor al haar wijsheid. Ergens in ons zit dit dode punt, een moment tussen de jaren, waarin we als midwinterkoninkje weer naar binnen kunnen kruipen en beseffen dat we ook die grote donkere moeder zijn, ergens is er een punt waarop we het evenwicht kunnen herstellen. Dat moment is eeuwig nu.
Abe van der Veen
1) http://www.grimmstories.com/de/grimm_maerchen/der_zaunkoenig
http://www.beleven.org/verhaal/het_winterkoninkje
http://www.untoldstories.org.uk/storytelling/irish/ir_story02.html
2) Ton Lemaire – Op vleugels van de ziel p. 83 en 317
3) Robert Graves – The white goddess p.186
http://www.thewhitegoddess.co.uk/articles/mythology_folklore/the_wren_-_king_of_birds.asp
4) Mabinogion (Math son of Mathonwy) p. 66 Graves wijdt een heel hoofdstuk aan dit verhaal in ‘the white goddess’, waarbij hij Llew als jaargod van de wassende helft van het jaar en Gronw als jaargod van de afnemende helft ziet. De uilen/ bloemengodin Blodeuwed verraadt hem en helpt Gronw om hem te doden, zodat hij de nieuwe minnaar van de Godin kan worden.
5) John Matthews – Robin Hood p. 153 en p.88
6) Ton Lemaire – Op vleugels van de ziel p. 316-322
http://www.thewhitegoddess.co.uk/articles/mythology_folklore/owls.asp
7) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lichaam
8) Zie mijn artikel over Balder en de maretak.
Verder: Het winterkoninkje kan vluchten op de dag tussen de jaren en verstopt zich dan in de prikkelbosjes. Die staan voor de gedachtenwereld. Hij is echter wel een noodzakelijke kracht. Hij is de distantie, de emotieloze, koele toestand die nodig is om bijvoorbeeld goed te kunnen boogschieten, zoals de god Uller. Zeer trefzeker, koel en vastberaden staat Uller tussen hemel en aarde, tussen licht en donker in het Oelgat. Aan hem is de beslissing om het rad weer te laten draaien, om het levenswiel weer in beweging te brengen. Hij geeft het o zo belangrijke laatste duwtje om het wiel over het dode punt heen te tillen. Dat doodse moment in het midden van de winter, waarin de winterslaap over kan gaan in een doodsslaap.
The post Het winterkoninkje; de betekenis van het sprookje van Grimm first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De betekenis van het sprookje van Grimm: ‘de kaboutertjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>In het sprookje heeft een arme schoenmaker veel geluk omdat kaboutertjes het werk afmaken dat hijzelf `s-avonds onafgemaakt laat. De door de kabouters gemaakte schoenen zijn meesterlijk gemaakt. Op die manier keert zijn welvaart spoedig terug. Zijn vrouw wil de kabouters graag een keer zien en gaat op een avond gluren door een spleet in de vloer. Zij ziet dan dat de kabouters geen kleren aanhebben (of in andere versies slechts vodden).
Als dank voor al hun werk besluiten dan de schoenmaker en zijn vrouw om kleertjes voor de arme kabouters te maken. Ze leggen die de volgende avond voor ze neer. De kabouters doen de kleren aan en zijn zeer blij. Vanaf dat moment voelen ze zich te goed en te fijn om nog schoenmaker te zijn! Het komt – in andere versies – echter ook voor dat de kabouters bij het zien van de kleren juist te beledigd zijn om nog te willen werken voor het gezin.
In een versie van dit verhaal uit Keulen heeft niet slechts de schoenmaker baat bij de hulp van de kabouters, maar een hele stad. Alle ambachtslieden in Keulen varen wel bij de hulp van de ‘Heinzelmännchen’. Op een kwade dag is een van hun vrouwen echter zo nieuwsgierig dat ze per se de onzichtbare helpertjes wil zien. Als ze midden in de nacht de kaboutertjes bezig hoort, schijnt ze plotseling een lamp op het tafereel. De kabouters stuiven alle kanten op en zijn sindsdien nooit meer in de stad gezien.
Brownies
In Engeland heten deze wezens ‘brownies’ en helpen niet alleen ambachtslieden, maar ook boeren bij hun werk. Zij zijn een soort van elfen (‘fairies’) die bij het huis of de familie horen. Vaak wonen ze op zolder, in de kelder, of in de haard. Als de familie zijn werk naar behoren doet, netjes en ijverig is, en als ze de huisgeest dagelijks een offer brengen van melk en brood dan beloont hij ze door de onafgemaakte klusjes van die dag ´s-nachts af te maken. Als in het gezin echter luiheid, gierigheid of andere slechte eigenschappen heersen en als het voedseloffer niet gebracht wordt, kan de brownie veranderen in een plaaggeest. Hij verplaatst spullen of maakt ze weg, hij snoept van de voorraden, maakt vreemde geluiden en trekt de dekens van het bed. Ook al wil de familie verhuizen, dit zal niet helpen want de plaaggeest verhuist gewoon met hen mee!
In en uit de ‘flow’
Dit verhaal is een prachtig voorbeeld van in de ‘flow’ en uit de ‘flow’ zijn. Elfen zijn voor mij energetische processen. De zichtbare wereld van de mensen draait om objecten. De onzichtbare wereld van de elfen draait om processen! Onze wereld is statisch; met ons oog proberen we de wereld te fixeren en met onze geest proberen we de wereld te controleren. De elfenwereld is dynamisch, zij houdt geen seconde stil. Zij staat buiten tijd en ruimte en heeft daardoor ook geen besef van individualiteit. Elfen begeleiden de mensen continu bij de meest diverse handelingen. Zolang de mens die handelingen met zijn volle aandacht doet en daarbij opgaat in die handeling ontstaat er een ‘trance’ of een ‘flow’ waarin er geen energie ontsnapt uit het proces. De mens is volledig onderdeel geworden van de handeling die hij verricht, of dit nu gaat om schoonmaken, koeien melken, schoenmaken of een kindje maken. In vroeger tijden was de identificatie tussen wat de mens is en wat hij doet nog veel meer volkomen. Je bent wat je doet, je bent boer, je bent bakker, je bent schoenmaker! Je identificeert je volkomen met je beroep. Je schept trots in de beheersing van je vak dat je hebt geleerd van je voorvaderen. Hierdoor zit er geen ruimte tussen jezelf en de handeling. Deze gaan in elkaar op. De menselijke energie en aandacht die in het maken van het product werden gestoken kwamen volledig in het product terecht. Dit zorgde voor kwaliteit. Wie dit proces bekijkt vanuit eenheidsbewustzijn die weet dat de ambachtsman of de boer geholpen wordt door onzichtbare krachten. Elk proces is ook een elfenvorm, wie zich verbindt met dit proces, identificeert zich met die elfenkracht en wordt geholpen door de elfen of de kabouters! In feite vond die hulp niet in de menselijke nacht plaats, maar in het nachtbewustzijn, in de geestenwereld. Wat de mens uitvoert in de mensenwereld, vindt tegelijkertijd plaats in die andere wereld. Bij complete identificatie ontstaat er een meesterwerk, een proces waarvan het eindproduct zelf een bron van energie is geworden. (3)
De tijd kwijt
Flauwe afspiegelingen van dit gegeven kunnen we vinden als we tijdens onze werkzaamheden ons besef van tijd verliezen en er een gevoel van rust op ons neerdaalt. Als we verfrist worden door ons werk in plaats van vermoeid. Soms zijn juist de nederige taakjes goed om die elfenkracht te voelen, bij het doen van de afwas, het wieden in de tuin en het schoonmaken van het toilet om eens wat te noemen. De elfen komen bij jou op bezoek als je opgaat in het proces en je vergeet om te denken. Je maakt je het werk eigen en verbindt je ermee, waardoor je jouw indrukken tot uitdrukking kunt brengen.
De naakte kabouter
Op een gegeven moment doet de nieuwsgierigheid, de onderzoekende geest van de mens zijn intrede. Dit is niet slecht, de mens is namelijk meer dan een elf alleen. Zij is bestemd om te komen tot zelfbewustzijn. Dit wordt in het verhaal verbeeld door het geven van kleertjes aan de kabouters en in het proberen om de elfenwereld te verlichten door het ontsteken van de olielamp. De naaktheid van de kabouters is te zien als een staat van eenheidsbewustzijn waarin er nog geen plaats is voor schaamte voor het eigen lichaam. Het besef van het individuele lichaam is er gewoon niet. Zij schamen zich niet voor hun viriliteit en creatieve kracht. Dit is te vergelijken met de naaktheid van Adam en Eva in het paradijs. De elfen zijn met recht beledigd als je ze probeert te verleiden om hun onschuldige paradijselijke staat te verlaten. Zonder kleren is iedereen gelijk. Kleren aandoen is het begin van beschaving. Je geeft jezelf een individualiteit en daarmee een masker. In de versie waar de kabouters de kleren wel aantrekken, staan zij voor de mensen die vallen voor de zonde van de hoogmoed. Niet slechts de kabouter, maar de kleermaker zelf voelt zich te goed, te mooi om nog slechts kleermaker te zijn, hij wil een identiteit voor zichzelf alleen en zich onderscheiden van andere kleermakers. Het ontsteken van de lamp is als de rationalisering van het proces. Elfenwezens laten zich niet rationaliseren en analyseren. Zij stuiven uiteen voor dit licht. Vervolgens kan er misschien een efficiënter productieproces bedacht worden, maar de ziel ontbreekt. Die is weg gevlucht, samen met de elfen en de ambachtsman is fabrikant geworden..
Abe van der Veen
Lees ook mijn blog over de fallische kabouter en de oorsprong van de kabouter:
http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/
http://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/
1) Onder dit lemma vertelt Grimm eigenlijk drie kaboutersprookjes in één. Ik beperk mij tot het sprookje over de gift van kleren.
Je kan ‘Wichtel’ vergelijken met het Nederlandse wicht voor (wissel)kind, wezen of demon, ‘vätte’ een Zweedse naam voor kabouter en wight, het Engelse woord voor een geest. Dit is een woord voor kleine demon of geest. Het zijn dus kleine geestmannetjes. https://www.etymonline.com/search?q=wight
2) Dit artikel is een verkorte en aangepaste versie van een stuk wat ik eerder heb gepubliceerd in het – nu ter ziele zijnde – tijdschrift Religie en Mystiek.
3) De Sloveense kunstenaar en mysticus Marko Pogacnik schreef in zijn boek ‘Ontmoetingen met natuurwezens’ over dit soort ervaringen.
The post De betekenis van het sprookje van Grimm: ‘de kaboutertjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>