Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 Symbolen - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Thu, 14 Nov 2024 20:37:34 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Groene Mannen van Nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=groene-mannen-van-nederland https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/#respond Wed, 20 Dec 2023 16:42:50 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=10531

Op deze pagina probeer ik alle ornamenten van Groene Mannen op en in gebouwen in Nederland te verzamelen. Dat zijn er nu al in totaal 885! De Groene Man is een ornament in de vorm van een gezicht dat -deels – gemaakt is van bladeren, of een gezicht waar bladeren uit de mond (of soms oren, neus en ogen) stromen. De Groene Man als ornament vinden we het eerst in de tweede eeuw n.o.j. in diverse tempels van het Romeinse Rijk. Later is het ornament opgenomen in de architectuur van vooral de Gotiek en de Renaissance. Hij wordt tegenwoordig gezien als hèt symbool voor de verbinding van de mens met de natuur.
Hieronder vindt je Groene Mannen uit vele Nederlandse steden op alfabetische volgorde. Je kan ook kiezen per stad.
De twintig steden met de meeste Groene mannen zijn: 1 Amsterdam 142, 2 Den Haag 90, 3 Haarlem 87, 4 Rotterdam 55, 5 Utrecht 47, 6 Leiden 41, 7 Breda 29 8 Groningen 25, 9 Nijmegen 25, 10 Zutphen 22, 11 Den Bosch 22 12 Zwolle 20, 13 Deventer 20, 14 Amersfoort 19, 15 Leeuwarden 19 16 Gouda 18, 17 Delft 17 18 Dordrecht 14 19 Roermond 12 20 Maastricht 11

Wil je meer weten over de Groene Man? Lees dan dit door mij geschreven artikel: De betekenis van de Groene Man of word lid van de FB-groep de Groene Man in Nederland. In mijn boek ‘De kracht van symbolen’ behandel ik naast vele andere symbolen ook de Groene Man in een uitgebreid hoofdstuk.

Als je wilt kan je me foto’s van Groene Mannen in Nederland toesturen. In dat geval graag een close up en er moet echt blad te zien zijn dat uit het gezicht komt of onderdeel van het gezicht is. Graag ook het adres van de vindplaats.

 

 

Klik op de stad die je wilt zien of op ‘alle’ en vervolgens op ‘search’ en ontdek alle Groene mannen van Nederland! (Dit kan enkele seconden duren door de vele plaatjes.) Als je dubbelklikt op de foto kan je hem haarscherp bewonderen.

De dertien bouwwerken met de meeste Groene Mannen zijn:
1 Rijksmuseum – Amsterdam 54
2 Centraal station – Amsterdam 25
3 Het oude Ministerie van Justitie, Plein 2 – Den Haag 24
4 Walburgiskerk – Zutphen 17
5 Stevenskerk – Nijmegen 15
6 Grote Kerk – Breda 14
7 Academiegebouw – Utrecht 12
8 Kasteel de Haar (incl. tuin) – Haarzuilens 12
9 Grote Kerkstraat 13 – Roermond 10
10 Sint-Janskathedraal – Den Bosch 10
11 St. Vituskerk – Naarden 9
12 Pieterskerk – Utrecht 8
13 Bezuidenhoutseweg 3 – Den Haag 8
14 Stadhuis – Franeker 8


Gallery

Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment Missing Attachment

The post Groene Mannen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/groene-mannen-van-nederland/feed/ 0
Het geheim van de basilisk https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-geheim-van-de-basilisk https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/#comments Mon, 16 Oct 2023 13:41:59 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=5172 De...

The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De basilisk is één van die bizarre wonderwezens die mij vanwege zijn vreemde symboliek bij de lurven heeft gegrepen en niet meer los heeft gelaten. Tot in de achttiende eeuw werd er sterk aan geloofd mede omdat hij in de Bijbel genoemd wordt. Het wezen wordt in vrijwel alle bestiaria beschreven. Net als vele andere fabeldieren kreeg ook de basilisk weer een nieuwe populariteit door de boeken uit de Harry Potter reeks. Het monster stamt echter al uit de oudheid. In dit artikel probeer ik de betekenis van de basilisk te doorgronden door op zoek te gaan naar zijn vroegste verhalen.

Naam

Basiliskos betekent kleine koning in het Grieks. Hiermee werd de koning der slangen bedoeld. In het Latijn wordt hij ‘regulus’ genoemd. Dit woord heeft dezelfde betekenis. Vanaf de middeleeuwen is er ook nog de alternatieve benaming ‘cockatrice’. Ook al kwam dit van het Griekse woord voor opsporen, al gauw werd het geassocieerd met de haan (cock). (1)

Uiterlijk en kenmerken

De basilisk wordt al genoemd door de Romeinse botanist Plinius de Oudere (eerste eeuw n.o.j.) en wordt in zijn Natura Historalis beschreven als een kleine slang met een diadeemvormig teken op zijn voorhoofd. De slang heeft een dodelijke blik, maar ook zijn adem en zijn aanraking is direct dodelijk. Vlak voor deze beschrijving behandelt Plinius een ander fabeldier; de Catoblepas. Dit is een soort van stier met eveneens een dodelijke blik en een giftige adem. Echter doordat zijn hoofd enorm zwaar is, heeft hij zijn ogen meestal naar de grond gericht en richt daardoor minder schade aan. De connectie tussen beide dieren is niet helder. (2)

De Griekse schrijver Aelianius (derde eeuw n.o.j.) zegt dat in Afrika alle slangen hun meester moeten erkennen in de basilisk. Als hij eraan komt dan vluchten ze of verbergen zich direct. Dat moet ook wel want waar de basilisk heeft gelopen daar verschroeit het gras en alle vruchten die hij met zijn lucht beroert bederven. Met zijn schadelijke gif laat hij zelf steenblokken barsten. (3)

Ook de encyclopedist Isidorus van Sevilla (zevende eeuw n.o.j.) vertelt dat hij bekend staat als de ‘koning van de slangen’. Ondanks dat doodt hij toch alle slangen die hij tegenkomt met zijn blik. Ook mensen en vogels verbranden door zijn starende blik ook al zijn ze op grote afstand. Vreemd genoeg beschrijft Isidorus het beest als heel erg klein. Hij zou maar vijftien centimeter groot zijn! Volgens Plinius was het beestje slechts dertig centimeter. (4)
In de latere bestiaria krijgt de basilisk meer fabelachtige proporties. Voor deze boeken zat de basilisk ergens tussen een draak en een slang in. De draak heeft vier poten en vleugels, de basilisk heeft twee poten en vleugels en de slang heeft géén poten of vleugels.
In het beruchte boek van Heinrich Kramer de Malleus Maleficarum (1485) wordt een verklaring gegeven van de dodelijkheid van de blik van de basilisk. Hij zou uit zijn ogen een vreselijk gif spugen naar zijn slachtoffer. Dit vergiftigde de lucht en doodde het slachtoffer. Kramer noemt dit als voorbeeld van het ‘kwade oog’ en beweert daarna dat sommige heksen ook een dergelijke giftige blik kunnen hebben. (5)

Oorsprong

Volgens de Romein Lucanus is de eerste basilisk ontstaan uit het bloed van de Medusa. Ook van deze gorgone is bekend dat zij een dodelijke – in haar geval verstenende – blik heeft en zeker met haar slangenhaar is zij een voor de hand liggende moeder voor dit ondier. Hij beschrijft verder hoe de soldaten van Cato door de woestijn van Libië trokken. Deze woestijn zat vol met basilisken. Toen één van de soldaten zo’n basilisk met zijn speer doorstak, stroomde het gif langs de schacht tot aan zijn hand omhoog. De soldaat had geen keus, maar moest direct zijn snel afstervende hand afhakken. (6)

De Engelse heilige Beda Venerabilis (zevende eeuw n.o.j.) is de eerste die vertelt van zijn oorsprong uit het ei van een oude haan. (7) Het verhaal wordt vanaf de twaalfde eeuw in vele middeleeuwse bestiaria herhaald en verfraaid. Als een oude afgeleefde haan zijn zaad niet meer kwijt kan bij de hennetjes, zal dit zaad samenklonteren en uiteindelijk als een monsterlijk ei uitgepoept worden. Doet deze haan dat op een mestvaalt en wordt dit ei vervolgens uitgebroed door een pad (het schijnt meermalen voor te zijn gekomen dat een pad voor deze misdaad is berecht en tot verbranding is veroordeeld) of een slang dan

Basilisk als schildhouder (Basel 1503-1515)

wordt hieruit de basilisk geboren. Hij wordt in de bestiaria beschreven als een samengesteld wezen met de snavel van een adelaar en de kam van een haan. Hij heeft een ijzeren kroon op zijn hoofd en het lichaam van een draak. Zijn poten zijn weer vogelklauwen. Toch is het afschuwelijkste van dit monster zijn blik. Het verzengt zijn omgeving en maakt die tot een woestenij. Als een mens in de ogen van de basilisk kijkt stort hij ter plekke dood neer. De meeste verhalen vertellen dat hij leeft in een –waarschijnlijk zelf gecreëerde woestijn – maar soms wordt hij gesignaleerd in onze contreien en leeft dan in een put of in een kelder.

Zijn grootste vijanden

De basilisk is vrijwel niet te verslaan, maar toch zijn er enkele remedies bekend die helpen tegen het monster. Het enige waar hij – volgens Plinius – niet tegen kan is de stank van een wezel. Als een wezel de plant ruit heeft gegeten is hij immuun voor de lucht en de blik van een basilisk en kan hij hem doden. Aelianus beweert weer dat de basilisk niet tegen het kraaien van de haan kan en dat reizigers om deze reden een haan meenamen als ze de woestijn in trokken. (8)
Nog weer later – en beginnend met de ‘Historia de preliis Alexandri Magni’ uit de dertiende eeuw – zal de spiegel het machtigste wapen worden tegen de basilisk. Volgens dit boek komt Alexander de Grote het monster tegen en herinnert hij zich het verhaal van Perseus en de Medusa. Ook hij laat een schild oppoetsen tot het glimt als een spiegel. Als de basilisk zichzelf daarin ziet doodt het monster zichzelf. (9) Dit wordt in vele latere legenden herhaald. In de sage over de basilisk van Warschau had de man die het beest uit de kelder in de zon bracht zich zelfs behangen met tientallen spiegels!

Een gelijkaardige remedie tegen het monster wordt verteld in het bestiarium van Pierre le Picard (dertiende eeuw). Hierin staat dat de basilisk gif uit zijn ogen spuit. Wie het beest wil doden neemt een kristallen vaas bij zich en zet deze op zijn hoofd. De giftige blik van het beest stuit op  het oppervlakte van de vaas en keert daarna terug op hem en zo wordt de basilisk zelf vergiftigd. (10)

Allegorie der Stärke des Glaubens – Johann Michael Zinck (1741)

De basilisk in Nederland

Ook in Nederland moet de basilisk goed bekend zijn geweest. Jacob van Maerlant schrijft over het monster en blijft daarbij nog redelijk in de buurt van het voorbeeld van Plinius. Hij zegt het volgende in zijn ‘boek van serpenten’ uit 1270: ‘De Basilisk is een slang die de koning der slangen genoemd wordt. Als hij alleen maar uitademt kan hij al rotsen breken. Mensen doodt hij door er alleen maar naar te kijken. De basilisk is niet alleen fataal voor de mens, maar ook voor de aarde die hij dodelijk vervuilt en die hij overal waar hij zijn verderfelijke nest kiest verschroeit. Hij doet het gras verdorren en verbrandt bomen door er tegen te ademen. Ook voor zijn gesis huiveren alle andere slangen, zij vluchten zo snel mogelijk. De basilisk kan alleen door een wezel overwonnen worden.’ (11)

Volgens een kroniek werden er in het jaar 513 bij Dokkum achttien mensen vermoord door de blik van een basilisk. Dit dier was de duivel in vermomming. Het huis werd tot de grond toe afgebrand. In een andere kroniek staat weer dat er in 1413 in Oldeboorn een put werd gegraven. De weerzinwekkende stank die daaruit oprees doodde opnieuw achttien mensen. Dit moest wel afkomstig zijn van een basilisk. (12)

In Friesland moet er een basilisk uit een oven zijn gekropen. Daar wordt gezegd dat glasblazers altijd na zeven jaren hun oven zullen doven. Een glasblazer vond dit maar onzin en liet voor meer dan zeven jaren zijn oven gloeien en in het achtste jaar kroop er uit zijn oven een basilisk die zich in zijn kelder vestigde. Door de bekende list met de spiegel toe te passen kon het beest vernietigd worden. (13)

Ook over een werfkelder onder een bierbrouwerij in Utrecht wordt gezegd dat er een basilisk in zat. Deze was uit een hanenei gekropen. Al wie erin ging kwam er nooit meer uit, totdat een dappere jongeman  de kelder betrad gewapend met een spiegel. Wanneer dit gebeurd zou moeten zijn is niet bekend, maar de desbetreffende kelder wordt nog steeds aangewezen. (14)

Console Oudegracht 209-211

Conclusie

Wat wil dit monster ons zeggen? We kunnen iets afleiden uit de dieren waaruit het monster is samengesteld. De haan is het dier dat ons wekt bij het eerste daglicht. Het is het dagbewustzijn dat ons bewust maakt van onszelf als afgescheiden en individueel. De adelaar heeft het grote overzicht en weet daaruit het voor hem belangrijke detail te halen als hij hoog in de hemel vliegt. Hij is ook de afstand die wij bewaren tot de dingen tot we het als prooi tussen onze klauwen weg kunnen voeren. De ijzeren kroon benadrukt deze aspecten. De basilisk is de koning van het ijzeren bewustzijn, waarbij ijzer staat voor de wereld van de gedachten. Maar dit beest is minstens zoveel een draak. De draak bewaakt de goudschat. Hij maakt van energie materie.


Nu is het waarschijnlijk niet toevallig dat deze wezens ook de grote kosmische boom (Yggdrassil) bevolken. De haan en de arend zitten in de kruin en de draak zit aan de wortels. Nu is voor mij de boom een symbool voor het energetische systeem van de mens. Onderin maakt de draak materie van de binnenkomende energie en bovenin maakt de adelaar gedachten van het binnenkomende goddelijke bewustzijn. In de Noordse mythologie is er het eekhoorntje ratatoskr die deze twee verbindt. Hij brengt leugens, beledigingen en verwensingen over van de een naar de ander. Want gedachten gekoppeld aan materie brengt de schijnwereld voort.

Door deze dieren aan elkaar te koppelen wordt een waarlijk monster gecreëerd! Overal waar jij kijkt met de ogen van de basilisk zal je direct de wereld om je heen tot een woestijn maken; zij wordt dor en kaal. Dat is precies wat de huidige mens doet. Hij kijkt met basiliskenogen. De basilisk heeft logischerwijs weinig vijanden, echter hij kan niet tegen de wezel. Dit diertje valt zelfs prooien aan die twee keer zo groot zijn dan hemzelf en is dus duidelijk niet bang! De wereld zonder angst onder ogen kunnen zien scheelt al een hele hoop. Het ultieme redmiddel is de spiegel, wie in de spiegel durft te kijken en zichzelf durft te zien zo hij werkelijk is, doodt daarmee zijn valse ego. Het valse smelt weg en de echte jij blijft over.

Verder geeft de naam basilisk het dier een connectie met andere kleine koningen uit de folklore zoals het winterkoninkje (koning der vogels) en de maretak (koning der planten). Deze twee heersen over de dag tussen de jaren, dag nul en staan daarmee symbolisch voor het ego. Mogelijk is de basilisk een ander symbool voor dit ego. Het idee is dan dat het vernauwde bewustzijn waar het ego ons toe leidt ertoe dat wij de wereld niet meer als levend en doortrokken van energie kunnen ervaren. De basilisk in ons ‘versteent’ en vergiftigt de wereld om ons heen tot het lijkt op een dorre woestenij.
Toch is het ego niet alleen slecht, als zij als instrument beheerst kan worden (in plaats van dat het ons overheerst) en wij de identificatie met het ego los kunnen laten, dan kan het juist helpen om tot wijsheid en inzicht te komen. De basilisk is ook de koning van de slangen en die geeft in de folklore juist de ultieme wijsheid!

Abe van der Veen

Bestiarium van Aberdeen (twaalfde eeuw)

Noten

  1. https://www.etymonline.com/search?q=basilisk
  2. http://www.theoi.com/Thaumasios/Basiliskoi.html

Plinius, Historia Naturalis: There is the same power [of the killing stare] also in the serpent called the basilisk. It is produced in the province of Cyrene, being not more than twelve fingers in length. It has a white spot on the head, strongly resembling a sort of a diadem. When it hisses, all the other serpents fly from it: and it does not advance its body, like the others, by a succession of folds, but moves along upright and erect upon the middle. It destroys all shrubs, not only by its contact, but those even that it has breathed upon; it burns up all the grass, too, and breaks the stones, so tremendous is its noxious influence. It was formerly a general belief that if a man on horseback killed one of these animals with a spear, the poison would run up the weapon and kill, not only the rider, but the horse, as well. To this dreadful monster the effluvium of the weasel is fatal, a thing that has been tried with success, for kings have often desired to see its body when killed; so true is it that it has pleased Nature that there should be nothing without its antidote. The animal is thrown into the hole of the basilisk, which is easily known from the soil around it being infected. The weasel destroys the basilisk by its odour, but dies itself in this struggle of nature against its own self.

3. https://www.attalus.org/translate/animals2.html#5 2.5 en 2.7
4. https://bestiary.ca/beasts/beastsource265.htm
5. “Moreover if a basilisk sees a man first its look is fatal; but if he [the man] sees it first he may be able to kill it; and the reason why the basilisk is able to kill a man by its gaze is because when it sees him, owing to its anger a certain terrible poison is set in motion through its body, and this it can dart from its eyes, thus infecting the atmosphere with deadly venom. And thus the man breathes in the air which it has infected and is stupefied and dies” (The Malleus Maleficarum, part 1, question 2).
Kramer behandeld hier de dodelijke blik van de basilisk om te bewijzen dat ook heksen kwaad kunnen doen puur door het werpen van een blik, het zogenaamde ‘kwade oog’ (evil eye).
6. Pharsalia (IX.828-833)
7. https://en.wikipedia.org/wiki/Basilisk
8. http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/basilisk
The Feejee Mermaid and Other Essays in Natural and Unnatural History – Jan Bondeson 165
9. https://www.papersofbas.eu/images/Papers_2021-2/Lozanova_compressed.pdf
10. Dekkers, M. – Bestiarium 24
11. Dat seste boec van serpenten – van Maerlant vert. M. van der Voort 382
12. Winsemius – Croniek van Vriesland
Teenstra – Nederlandse volksverhalen 19
13. Waling Dijkstra – Uit Frieslands volksleven II 200
14. Sinninghe, J.R.W. – Utrechts sagenboek 190
Cohen, J. – Nederlandse volksverhalen, Zutphen, z.j. , pp. 75-77

Wenceslas Hollar – De basilisk en de wezel (17e eeuw)

Europese sagen over de basilisk:

De Italiaanse geneesheer Scaliger uit de vijftiende eeuw schrijft over een basilisk uit de tijd van paus Leo IV. Deze woonde onder een boog van een tempel voor Lucia en zijn adem zorgde voor een vreselijke pest in Rome. (Unnatural history 20)

De cockatrice van Wherwell in Engeland. Door een spiegel in de kelder te laten zakken  vermoord het dier zichzelf. https://www.mysteriousbritain.co.uk/cryptozoology/the-wherwell-cockatrice/

In 1474 werd er in Basel een haan door de beul ter dood gebracht omdat hij een basilisk had voortgebracht. Al bij de stichting van deze stad woonde er een basilisk dichtbij in een grot, vandaar dat de stad een basilisk als wapen voert.

In Wenen in het jaar 1577 ontdekte de dienaar van een bakker een basilisk op de bodem van een waterput. Hij wist het te vernietigen door de welbekende truc van de spiegel. De basilisk explodeerde. Dit is gebeurd bij het huis Schönlaterngasse 7

In Warschau moet er een basilisk zijn ontdekt in een kelder in 1587. Een man ging samen met zijn huishoudster op zoek naar zijn dochter. Zij lag als vergiftigd in de kelder en toen de huishoudster naar haar toe ging werd zij ook vergiftigd. Een man werd de kelder in gestuurd die door de plaatselijke geleerde behangen werd met vele spiegels. Hij overleefde het avontuur en doodde de basilisk! https://aforteantinthearchives.wordpress.com/page/4/

In Vilnius – Litouwen – had men ergens in de zeventiende eeuw last van een basilisk. Ze raakten het beest kwijt door tot drie keer toe een bosje wijnruit in zijn hol te laten zakken. Van Plinius weten we al dat een wezel die ruit heeft gegeten daarna ook immuun is voor de blik of de damp van de basilisk. De eerste twee keer was het bosje wit, maar de derde keer groen, het dier kon er blijkbaar niet tegen..

The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-basilisk/feed/ 3
Het verhaal van de Wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-verhaal-van-de-wildeman https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/#comments Tue, 11 May 2021 15:00:47 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=8327 Een...

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Een wildeman is een fantasiefiguur die vooral in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd veel afgebeeld en beschreven werd. Hij ziet er uit als een mens die volkomen bedekt is met haar. Alleen de knieën, ellenbogen en het gezicht zijn onbedekt. Bij de wildevrouwen zijn hiernaast ook de borsten bloot. Vaak hebben de wildemannen een ruige baard, een groene krans op het hoofd en een soort van gordel met bladeren om de heupen. Ook hebben ze vaak een knots of een boompje in de handen, die ze gebruiken als wapen. Een enkele keer heeft de wildeman een zwarte huidskleur en soms is hij juist groen door een dichte begroeiing van mos op zijn huid. In dat laatste geval lijkt hij op de Groene man. (1)

De wildeman vinden we in diverse kunstuitingen van de Middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd. We vinden hem in de Arthurromans, in het Duitse epos, miniaturen, liefdeskistjes, tapijten, kapitelen, koorstoelen, gravures en zelfs een enkele keer op een schilderij of een groter beeldhouwwerk. Wat maakte de wildeman zo populair en – tot op de dag van vandaag – zo intrigerend? Je kan stellen dat hij staat voor het slechtste èn het beste wat de mens kan vinden in een authentieke verbinding met de wilde natuur.

Hans Burgkmair (1500-1520)

De wildeman heeft al voorgangers uit de oudheid. Hij is te vergelijken met de harige beest-mens Enkidu uit het Sumerische Gilgamesj-epos en met Heracles uit de Griekse mythologie. (2) Ook heeft hij verwantschap met de faunen, silenen en satyrs van de Grieken en Romeinen. Zelfs heeft hij een plaats gekregen in de moderne popcultuur in het personage van de ‘Hulk’. Deze is dan wel groen in plaats van harig, maar in zijn woestheid en kracht past hij heel goed bij het archetype.

Toch is de wildeman een typisch product van de middeleeuwen. In de verhalen wordt verteld dat hij in de wildernis woont, ver van de beschaving te midden van de wilde dieren. Daar in het woud of in de bergen heeft hij een hol of een bosje als schuilplek. Hij kan in de meest barre omstandigheden overleven dankzij zijn immense kracht. Deze dankt hij misschien wel aan zijn harige pels. (Zoals de Bijbelse Samson ook zijn kracht dankte aan zijn lange haar.) De wildeman is agressief en wil zijn kracht regelmatig uittesten door middel van de strijd. Hij vecht tegen wilde dieren en tegen ridders, maar ook tegen andere wildemannen. (3)

De wildeman als inferieur, angstaanjagend en bespottelijk

Walter de Milemente (veertiende eeuw)

Vaak werd de wildeman omschreven als een stommeling en een woesteling die niet of nauwelijks kon praten. Hij kende geen enkele beschaving en liep vaak op handen en voeten. Hij kende geen landbouw en geen vuur en moest dus zijn voedsel vangen of verzamelen en rauw opeten. Ook zou hij zo nu en dan kinderen ontvoeren en mensenvlees eten. Als hij boos was trok hij boompjes uit de grond en vernielde en verscheurde verder alles op zijn pad. Het ergste was echter nog, dat hij God niet kende. Hij was niet eens een heiden, maar had geen enkel concept van religie. Het was zelfs de vraag of de wildeman wel een mens was of toch een dier. Omdat hij ook in de bestiaria werd beschreven, kon hij ook een van de vele soorten exotische dieren zijn. Als toonbeeld van de mens die zijn hersens niet gebruikte en zijn impulsen niet kon beheersen, was hij een voorbeeld voor iedereen van hoe het niet moest. In de middeleeuwen stelde men zich voor dat dit soort mensen nog leefden in verre exotische oorden zoals India, maar ook in de meest bergachtige en afgelegen streken van Europa zelf. (5)

Namen van de wildeman

Jean Wauquelain (ca. 1450)

Terwijl in de term ‘wild’ voor de wildeman vooral beklemtoond wordt dat hij ongetemd en woest is, geven termen als ‘homme sauvage’, ‘salvage man’ en ‘huomo selvatico’ aan dat hij uit het woud komt. Deze woorden komen van het Latijn ‘silva’, het woud. De wildeman is dus per definitie woest èn van het woud. Uit andere benamingen voor de wildeman of vrouw valt af te leiden dat hij vaak als een soort woudgeest werd gezien. In het Midden-Engels wordt hij ‘woodwose’, oftewel wezen van het woud genoemd. In het Oudhoogduits heet hij ‘Schrat’. Dit is de benaming voor een woudgeest uit de bergen. In een tiende-eeuwse glosse uit Oostenrijk staat de wildevrouw gelijk aan de ‘lamia’ of de ‘holzmoia’. De lamia is een heksachtig geestwezen uit de Griekse mythologie en de holzmoia is mogelijk afgeleid van de Romeinse godin Maia. De benaming Fangge of Fanke voor een wildevrouw uit Tirol komt weer van Fauna; de vrouwelijke Faun, een geestwezen uit de Griekse mythologie.

Silvanus als wildeman 1502

Andere benamingen geven hem zelfs een goddelijke afkomst: Salvan uit Lombardije komt van de Romeinse god Silvanus (ook deze woudgod heeft een ontwortelde boom of een knots als wapen). In Tirol heette de wilde man Orke of Lorke van Orcus de Romeinse god van de dood en de onderwereld. In een Spaans boeteboek uit de negende eeuw wordt verteld over degenen die zich als vrouw verkleden en daarbij dansten en sprongen. Zij deden alsof ze Maia en Orcus zijn. Als met Orcus de Wilde man wordt bedoeld, dan zal Maia de ‘holzmuoia’ oftewel de wilde vrouw zijn. Zo kan de wilde man zowel de vruchtbaarheid brengen die ooit toebehoorde aan de god Silvanus, maar ook de dood die ooit toebehoorde  aan de god Orcus. De wildevrouw kan een nazaat zijn van Maia, die de vruchtbaarheid brengt, maar ook van Lamia, die de lelijke, donkere kant van de Godin vertegenwoordigt. (4)

De wildeman als geesteszieke

de wilde prins uit ‘Der Busant’ ( tapijt 1480)

De term ‘wild’ wordt in de middeleeuwen ook voor ‘gek’ gebruikt. Vele wilde mannen waren eigenlijk waanzinnigen. De heidense koning Nebuchadnezzar was hiervan het Bijbelse voorbeeld. In Daniël 4:33 staat dat hij waanzinnig werd en zeven jaar leefde als een dier. Hij at gras als een os, zijn lichaam werd nat van de dauw en zijn haren groeiden als de veren van een arend. Een aantal beroemde ridders zoals Lancelot, Yvain en Tristan ondergingen hetzelfde lot. Meestal werden ze razend omdat hun minnares ze had afgewezen. Zij liepen in die razernij het woud in en leefden daar naakt te midden van de dieren. Ze leefden daar in grote ellende en aten het beetje voedsel wat ze vonden rauw. Meestal wordt zo’n episode afgesloten doordat de aandacht van een mooie vrouw ze weer bij zinnen brengt.
In de Duitse ridderroman ‘Der Busant’ is de wildeman het hoofdthema: een prins loopt weg met zijn geliefde, maar doordat hij een een arend (de ‘Busant’) achterna loopt raakt hij haar kwijt in het woud. Door dit grote ongeluk verandert hij in een waanzinnige wildeman. Uiteindelijk wordt hij gevonden en opgejaagd als een wild dier. Hij wordt gevangen en meegenomen als een curiositeit naar het kasteel. Daar geneest hij snel door de goede verzorging van vrouwen. (6)

Een zeer interessante held die waanzinnig wordt is Wolfdietrich. In het gelijknamige dertiende-eeuwse Duitse epos ontmoet Wolfdietrich de wildevrouw ‘Raue Else’ (Ruige Els). Zij is lelijk, harig en loopt op handen en voeten. (Zij wordt ook wel omschreven als met een huid van schubben waar mos op groeit, slijmerig en nat. Met een lange sik, ogen die diep in de kassen liggen en een brede rij met lange tanden.) Zij vraagt om zijn liefde, maar natuurlijk weigert hij. Dan blijkt zij onvermoede krachten te bezitten: zij maakt hem – als wraak voor de afwijzing – helemaal gek. Hij wordt vervolgens een wildeman en leeft in het woud op een dieet van wortelen en kruiden. Zij onttovert hem pas als hij belooft om met haar te trouwen. Door in Troje in de fontein van de jeugd te stappen wordt zij onttoverd en blijkt zij de beeldschone prinses Sigeminne te zijn. Ze trouwen met elkaar en zij worden koning en koningin van Troje. Dit is een prachtige variant op een thema dat we ook veel in de Keltische literatuur tegenkomen. Midden in de wildernis komt de held een foeilelijke vrouw tegen die om een kus (of meer) vraagt. De ware held zal haar verzoek inwilligen en daarmee bewijzen dat hij het waard is om koning van het land te worden. Zij wordt gezien als de Godin van het land, die aan haar favoriet de soevereiniteit van het land kan geven. (7)

Pierre Boaistuau 1560

Ook de tovenaar Merlijn was ooit een wildeman. Deze episode wordt beschreven in de Vita Merlini van Geoffrey van Monmouth (ca. 1150). Bij een veldslag zag hij zoveel van zijn verwanten sterven dat hij waanzinnig werd en uit de beschaving weg vluchtte. Hij wordt een ‘silvan man’ genoemd, een man van het woud. Uiteindelijk geneest hij door de helende klanken van de harp van de meesterbard Taliesin. Vervolgens begint hij met zijn beroemde profetieën over de toekomst van Britannië. Merlijn moest dus een episode van waanzin ondergaan om te kunnen eindigen als een wijze profeet en machtige adviseur van de koning. Dit doet sterk denken aan de Siberische sjamanen die door een periode van gekte heen moesten voor zij klaar waren om de sjamaan van de stam te worden. (8)

De heilige wildeman

De boete van sint Chrysostomus – Albrecht Dürer 1495

Zelfs heiligen konden wildemannen worden. Sint Chrysostomus leefde alleen in het woud als kluizenaar tot hij eens bezoek kreeg van een schone prinses. Eerst dacht hij dat ze een demon was, maar uiteindelijk kreeg hij medelijden en deelde zijn grot kuis op in twee delen. Zijn  wellust was helaas toch te groot: hij had seks met haar en zij werd zwanger. Om dit te verhullen gooide hij haar van een hoogte de afgrond in. Natuurlijk kreeg hij berouw en zwoer dat hij niet van de grond af zou komen tot zijn zonden hem waren vergeven. Jarenlang kroop hij op de grond als een beest en voedde hij zich met gras en wortels. Zijn lichaam had daardoor een beschermende vacht gekregen. Toen bleek dat de prinses en haar kind de val hadden overleefd werden zijn zonden hem vergeven! (9)

Maria van Egypte

Een andere beroemde harige heilige is Maria Aegyptica. Zij liep op haar twaalfde weg naar Alexandrië en leefde vanaf dat moment een leven van ongebreidelde wellust. Ze werd een prostituee, maar vroeg – vanwege haar grote wellust – vaak geen geld voor haar diensten en ging dan bedelen. Na zeventien jaar kwam ze tot inkeer en trok ze zich terug in de wildernis. Daar leefde ze naakt als een dier tot de heilige Zosimas haar ontmoette. Hij hoort haar verhaal aan en geeft haar de communie, direct hierna sterft zij. Maria van Egypte werd wel verward met Maria Magdalena. (10)

Het lijkt erop dat de aspirant-heilige nadat hij of zij zich grenzeloos heeft gedragen (meestal op het gebied van de zonde van de wellust) boete moet doen door het symbool van die grenzeloosheid te worden. Ze moeten een periode als wildeman of vrouw door het leven gaan.

De wijze wildeman

Martin Schongauer 1450

Ook wildemannen ‘pur sang’ kunnen nobele trekken hebben. In Oostenrijk wordt gezegd dat hij de wilde dieren en dan met name de berggeiten beschermt. Zelfs het vee van de mensen in de zomerweiden is onder zijn bescherming. In sagen uit Duitsland en Italië wordt verteld over boeren die een wildeman wisten te vangen door de holen waaruit hij dronk vol te schenken met wijn en hem zo dronken te voeren. Vervolgens moest hij zijn vrijheid kopen door hen zijn geheimen te openbaren. Zijn wijsheid bleek heel praktisch: hij wist hoe het weer zou worden, hoe de oogst zou gaan en welke kruiden konden helpen bij genezing. Ook in Hessen en in Tirol wisten ze dat de wildeman een weerprofeet is. Met mooi weer staart hij somber voor zich uit en klappertandend probeert hij zich warm te houden door zijn benen en armen over elkaar te slaan. Bij slecht weer schaterlacht hij en laat de regenvlagen hard neerkomen op zijn onbeschermde lichaam. Hij klimt in de bomen en schudt met de takken terwijl er boven zijn hoofd een storm woedt. Ook al lijkt dit het gedrag van een waanzinnige, toch blijkt telkens dat de wildeman al van tevoren weet dat er een koude- of een warmtefront aan zit te komen. In zijn geest was het weer al omgeslagen..

Jean Bourdichon 1505-1510

Verder werd de wildeman gezien als een bekwaam geneesheer door zijn diepe kennis van wilde kruiden. In het gedicht de ‘Faery Queen’ van Edmund Spencer (1590) wordt bijvoorbeeld verteld over een wildeman die geneest met behulp van kruiden. Dit geloof werd tot in de achttiende eeuw gebruikt om volksgeneesmiddelen op markten te verkopen. De kwakzalver nam dan een wildeman mee of vermomde zichzelf als wildeman om het publiek te overtuigen van de geneeskracht van zijn zalfjes en poedertjes. (11)
Deze kant van de wildeman is vooral te danken aan zijn ‘bushcraft’. Hij weet te overleven in de wilde, onherbergzame natuur, waar beschaafde lieden allang uitgehongerd of opgegeten zouden zijn. Aan het einde van de middeleeuwen leidden dit soort eigenschappen zelfs tot een idealisering van de wildeman en vrouw. Zij werden in die tijd vaak bewonderd als nobele wilden die nog leefden als in het legendarische ‘gouden tijdperk’. (12)

De wildeman als heer der dieren

Meester van het monogram ES 1450-1467

In enkele gevallen blijkt de kracht en kunde van een wildeman zo groot dat hij de meester van alle dieren en de heer en beschermer van het woud genoemd wordt. Dat meesterschap wordt al enigszins duidelijk in afbeeldingen waar de wildeman een mannetjeshert of een eenhoorn als rijdier heeft. De monnik Caesarius van Heisterbach (13e eeuw n.o.j.) vertelt over een ontmoeting in het woud waarbij een man tot zijn afgrijzen ziet hoe een wildeman groeit en groeit tot hij zo groot wordt dat hij boven het woud uit torent.
In een aantal Duitse epen wordt de wildeman ‘heer der dieren’ genoemd en in een Deens gedicht ‘Svend Vonved’ ontmoet de held een reus van een wildeman die wel heel letterlijk de heer der dieren is: hij had een wild zwijn op zijn schouders, een zwarte beer lag te snurken op zijn borst en eekhoorns en wezels dartelden rondom zijn vingers. (12)
Het idee komt in volle glorie tot uitdrukking in de roman ‘Yvain’ van Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw n.o.j.). De ridder Calogrenant vertelt hier over een ontmoeting in het woud Brocéliande: op een open plek in het woud zit er op een boomstomp een enorm grote, lelijke kerel. Hij is helemaal zwart, hij heeft de tanden van een zwijn, de oren van een olifant en hij heeft een bochel op zijn rug. Als kleren draagt hij huiden. Omdat hij daar zwijgend blijft zitten twijfelt Calogrenant even of het wel een mens is, maar dan staat hij op. Terwijl hij op zijn knots leunt vertelt de wildeman dat hij meester is van de wilde dieren. Vanwege zijn kracht gehoorzamen dezen hem en buigen voor hem. De kerel blijkt vriendelijk en geeft aan de ridder aanwijzingen waar hij een avontuur kan beleven. Dit blijkt een mysterieuze plek te zijn in het woud met een prachtige, immergroene boom, een bron en een steen met magische eigenschappen. Daar vecht hij met de bewaker van de bron en wint van deze zwarte ridder. Door deze overwinning is hij het waard om met de gravin van het naburige land te trouwen. We merken hier wel dat Chrétien in zijn beschrijving van het uiterlijk van de wildeman schromelijk overdrijft om het contrast tussen de lompe pummel en de hoofse ridder zo sterk mogelijk te maken. In de versie van het verhaal uit de Mabinogion (Welshe verhalenbundel uit de veertiende-eeuw) is de beschrijving van de wildeman een stuk bescheidener. Hij is groot, ruw en zwart en heeft een ijzeren knots, maar in zijn lelijkheid is hij niet potsierlijk. Wel heeft hij maar één voet en één oog. Hij slaat een groot hert met zijn knots die daarop hard loeit en alle dieren van het woud (leeuwen, slangen, herten etc.) komen naar de kerel toe om voor hem te buigen. (13)

Als wildemannen mensen zijn die nog rechtstreeks hun energie kunnen putten uit de wilde natuur – maar daarom ook nog grenzeloos zijn – dan is de  heer der dieren en bewaker van het woud de geest van de wilde natuur zelf. Hij is te zien als de ‘genius loci’, de geest van het woud die zijn woonplaats heeft in het sacrale middelpunt van dat woud. Hij is daarmee de ultieme wildeman.

De inwijding van de wildeman

In dit avontuur zit ook een inwijdingsaspect. De jonge ridder zoekt een avontuur om zijn mannelijkheid en volwassenheid mee te bewijzen. De wildeman als heer der dieren wijst hem de weg naar de heilige centrale plek in het woud. Daar vindt hij zijn bron en leert hij omgaan met zijn ‘dierlijke’ krachten. Daar moet de ridder ook vechten met een zwarte ridder. Als hij dit gevecht wint zou je kunnen zeggen dat hij bewezen heeft dat hij zijn lagere impulsen de baas is. Hij kan nu terug naar zijn gemeenschap om zelf een leider te worden en om de liefde te vinden.
Veel van deze elementen vinden we ook terug in het sprookje ‘IJzerhans’ uit de bundel van de gebroeders Grimm. In dit sprookje wordt een jonge prins meegevoerd naar een woud door de  wildeman ‘IJzerhans’. Hij moet daar een bron bewaken, maar als hij uit nieuwsgierigheid de bron aanraakt worden zijn haar (en vinger) van goud. Met behulp van een geheimzinnig leger dat de wildeman heeft opgeroepen verslaat de jonge prins de vijanden van de koning en mag hij zijn dochter trouwen. IJzerhans blijkt een machtige koning te zijn die betoverd was. (14)
Een andere aanwijzing dat de wildeman een rol speelt bij inwijdingen zijn een aantal afbeeldingen uit de zestiende eeuw van het Schembartlaufen (een optocht met Vastenavond) in Duitsland. Hier zien we een wildeman met een grijze baard en een groene krans op zijn hoofd die een jongen aan zijn boom heeft vast gebonden en daarmee weg loopt. Schembart betekent de schim of geest met de baard. Je zou dit tafereel kunnen zien als een scène uit een inwijding van een jongen die door de wildeman meegevoerd wordt naar het woud. Helaas wordt er geen verdere uitleg gegeven bij de afbeelding.

Merlijn en de wildeman 

De connectie van Merlijn en de wildeman is zeer opmerkelijk. We kwamen Merlijn al tegen als een waanzinnige die het woud introk en zich gedroeg als een wildeman. In datzelfde verhaal komt ook een episode voor waarin hij een kudde herten aanvoert en zelf voorop rijdt op het grootste mannetjeshert. In de Roman d’Artus wordt gezegd dat Merlijn de ‘heer der dieren’ zelf is! De grote zwarte man die Calogrenant ontmoette was eigenlijk de tovenaar Merlijn in vermomming. Dit verband tussen Merlijn en de wildeman is niet vreemd als je weet dat hij de zoon is van een wildeman. Volgens de ‘Lestoire de Merlin’ was zijn moeder ooit als jonge maagd verdwaald in het woud Brocéliande. Daar viel zij in slaap en werd vervolgens verkracht door een wildeman. Toen hieruit Merlijn werd geboren bleek hij van top tot teen met haar bedekt!
Later in dit verhaal heeft de koning van het land vreemde dromen. Merlijn verandert zichzelf in een mannetjeshert en profeteert voor de koning dat alleen een wildeman (l’homme salvage) de dromen van de koning kan uitleggen. Vervolgens verandert hij zichzelf in die wildeman, maar laat zich door niemand vangen. Uiteindelijk lukt het de maagd Grisandole door hem met eten te verleiden. Waar de mannelijke kracht faalt om de wildeman te vangen, daar lukt het een jonge vrouw wel door middel van haar slimheid, schoonheid en maagdelijkheid! In de persoon Merlijn komen de wispelturigheid en profetische kracht van de wildeman samen met de wijsheid en magie van de tovenaar. (15)

De wildeman en de liefde voor een vrouw

De ontvoering van de jonkvrouw

Het thema van de wildeman die zich laat vangen door een vrouw komen we vaker tegen. In middeleeuwse houten of ivoren doosjes met snijwerk bestemd voor hoofse jongedames wordt het verhaal verteld van een wildeman die een dame ontvoerd en gered wordt door een ridder. In een variant op dit thema wordt die ridder ondanks zijn hulp afgewezen ten faveure van een jongere ridder. Als zij dan opnieuw in gevaar komt (door woeste beren) dan komt hij niet meer te hulp en wordt zij zonder pardon verscheurd en opgegeten. Aan het einde van de middeleeuwen komt het voor dat de wildeman het gevecht juist wint! Maar vervolgens ‘verliest’ hij van de dame. Zij brengt hem geketend naar haar kasteel en onder haar invloed wordt hij tam en onderdanig. Eigenlijk is hij hierdoor geen echte wildeman meer.

Dürer – Wapenschild van de dood 1503

Je kan deze afbeeldingen interpreteren als een strijd tussen de hoofse liefde en de meer wilde, sensuele liefde. De ridder en zijn jonkvrouw horen de voorkeur te geven aan de hoofse liefde, maar in de late middeleeuwen wordt hoofse liefde telkens meer als een streng keurslijf gezien. Nu mag de sensuele liefde winnen en de minnaar mag ‘wild’ worden als hij zich maar wel door zijn geliefde laat temmen! In een Middelnederlands gedicht ‘Van der wilden man’ uit de veertiende eeuw vinden we dit sentiment terug: een maagd sleept een wildeman aan een ketting uit het woud. Zij heeft hem gevangen en meent dat ze hem kan temmen. De wildeman zingt: ‘Ic was wilt, ik ben ghevaen (gevangen) ende bracht in mintliken bande (gebracht in banden van  liefde), dat heeft ene maghet ghedaen’. Wat een leger met kracht niet voor elkaar kon krijgen, lukt een schone vrouw wel door middel van haar liefde. (16)

Rituelen van de wildeman

Pieter Brueghel 1566

Aan het einde van de zestiende eeuw verdwijnt de wildeman uit de elitecultuur, maar hij blijft voortbestaan in de volksrituelen. Daar komen we ook weer de verleiding van de wildeman door een aantrekkelijke vrouw tegen. Zo zien we in een gravure van Brueghel uit 1566 hoe een wildeman verleid wordt door een vrouw die hem een ring aanbiedt. Met die ring biedt zij hem de liefde en het huwelijk aan, maar het blijkt een list om hem in de val te lokken en te doden. Een ‘koning’ en een boogschutter staan klaar om hem te veroordelen en te doden. De afbeelding laat een toneelstukje zien dat van deur tot deur werd opgevoerd om wat geld op te halen o.a. met carnaval.
Dit ritueel van de wildemannenjacht werd ook in het voorjaar gedaan in Saksen, Thüringen en het Alpengebied. In het ritueel ging een man – verkleed als wildeman – chaos en rumoer veroorzaken in het dorp. Vervolgens werd hij opgejaagd en gevangen. Dit laatste meestal doordat een vrouw hem had verleid. Uiteindelijk werd hij zogenaamd gedood, door hem in de dorpsvijver te gooien of door hem met een zwaard te steken in een listig verborgen zakje met bloed. Vaak kwam hij – met behulp van een wonderdokter – weer tot leven. In latere versies van dit ritueel bleef er weinig meer van over dan een processie met wildemannen door het dorp. (17)

Ook in deze rituelen zien we de haat-liefde verhouding van de mens met de wilde natuur terug: op het liminale moment van een seizoenswisseling overschrijdt een wildeman de grens tussen de wilde natuur en de geordende mensengemeenschap. De chaos die hij veroorzaakt zorgt voor het nieuwe leven dat noodzakelijk is voor deze overgang. Zonder een energetische impuls uit de woeste natuur zou de samenleving atrofiëren. De wildeman zoekt de liefde van een vrouw, maar is deze in zijn wilde hoedanigheid niet waardig. Zij leidt hem af en hij wordt gedood. Voor de gemeenschap is zijn taak volbracht en de orde kan worden hersteld. De wildeman kan echter nooit helemaal dood gaan, hij komt weer tot leven en trekt zich opnieuw terug in zijn natuurlijke ‘habitat’, het woud.

Conclusie

Meester van de Speelkaarten – Koning van de wildemannen 1440

De wildeman oefent een grote aantrekkingskracht èn afstotingskracht op ons uit. We vrezen en minachten de ongetemde kracht, de grenzeloze vitaliteit die leidt tot wetteloos en destructief gedrag, maar we worden er ook door verleid. We willen ons er ook aan overgeven, zwelgen in die bandeloosheid. De wildemannen zijn onnozel en puur als kinderen. Doordat ze op kunnen gaan in hun activiteit kunnen ze zich er grenzeloos aan overgeven. Ze horen daarom bij een stadium dat de beschaafde mens heeft verlaten. De mens heeft door zijn beschaving geleerd om afstand tot de dingen te bewaren en kan ze op die wijze beheersen. Hij heeft geleerd om nauw met elkaar samen te werken, waardoor ieder zijn specialisme tot in perfectie kan beheersen. Dit maakt hem afhankelijk van de gemeenschap, waardoor hij wel gedwongen is om beperkende gedragsregels in acht te nemen. Dit kan echter ook tot een benauwend keurslijf leiden, zoals bij de etiquette van de hoofse cultuur van de middeleeuwse adel.
De wildeman heeft voor een hele andere overlevingsstrategie gekozen: hij overleeft in de wildernis door er geheel en al onderdeel van uit te maken. Hij zit met zijn volle aandacht en al zijn zintuigen in de directe omgeving en in het huidige moment. Dit geeft hem de wijsheid van de onnozele. Hij is degene die de taal der dieren verstaat en van elk kruidje weet waar die goed voor is. Hij kan naar de lucht kijken en weet wat het weer zal worden en in het verlengde daarvan ruikt hij ook onraad en kan hij profeteren. Iets van die kwaliteiten hebben wij echter ook nodig in onze samenleving. Ook wij zullen de wildeman in onszelf moeten ontdekken.

Meester van het Amsterdamse kabinet – jonge wildeman of vrouw op een eenhoorn 1473-1477

Elke jongen die een man wil worden (en elk meisje die een vrouw wil worden) moet leren om zijn eigen kracht te vinden en die vervolgens te beheersen. Hij zal ook moeten leren om zelfstandig zijn eigen beslissingen te nemen. Deze werden tot dan toe nog voor hem genomen door de autoriteiten in de gemeenschap. Om te kunnen komen tot zelfstandigheid en om te leren te vertrouwen op zijn eigen intuïtie en ervaring moet hij de grenzen van het bekende overschrijden. Pas dan is hij het waard om te trouwen en kinderen te krijgen.
Als prins of ridder in het verhaal gaat hij op avontuur en steekt de grens over tussen de beschermde wereld van de beschaafde mensengemeenschap en de vreemde wereld van de wilde natuur. Hier heeft hij geen keuze dan te vertrouwen op zijn eigen oordeel. Eerst is hij daardoor zijn – morele – kompas kwijt, hij verdwaalt hopeloos in het grote, enge woud. Dit is een gevaarlijk moment: een naïeve jongeling zou overweldigd kunnen worden door zijn dierlijke kant, hij zou letterlijk waanzinnig kunnen worden. Wie zijn oerkracht niet onder controle heeft en ook niet gecontroleerd wordt door een andere autoriteit (vrouw, familie, koning, rechter) die kan een wildeman worden. Deze wildeman is echter niet nobel. Hij kent zijn grenzen niet. Hij zou kunnen bevruchten, maar net zo makkelijk vernielen. Doordat zijn krachten met hem op de loop gaan is hij onbetrouwbaar geworden. Zolang hij zich niet menselijk kan gedragen is hij verbannen uit de beschaafde wereld. Hij is gereduceerd tot zijn dierlijke staat. Hij is een inferieur, lachwekkend wezen geworden.

Hans Guldenmond (German, Nuremberg, 1490–1560)

Maar hij kan ook in het woud zijn inwijder ontmoeten. Hij kan er – na vele ontberingen – de ‘heer der dieren’ tegenkomen. Dit is de wildeman die zijn dierlijke instincten onder controle heeft. Deze koning van het woud heeft geleerd om het ‘dier’ in hem te temmen doordat hij de heilige plek in het centrum heeft gevonden. Het teken hiervan is zijn knots of ontwortelde boom. Deze staat voor de rauwe energie die rechtstreeks van de bron komt en die hij nu zelf kan hanteren. Zonder centrum zou deze energie grenzeloos en impulsief zijn, maar nu gebruikt hij deze om te beschermen, te bevruchten en om rechtvaardig te heersen. De wijze wilde man wijst de jonge ridder naar de heilige plek in het woud. Daar kan hij leren hoe hij om moet gaan met zijn bron van energie en met zijn verbinding met het hogere en lagere. Vanuit deze plek kan hij leren om zijn intuïtie te gebruiken en in te tunen op zijn natuurlijke omgeving. Hij zal de zwarte ridder van zijn lagere impulsen leren verslaan en als hij terugkeert naar de maatschappij kan hij met zijn gewonnen wijsheid een vrouw naar zijn hart vinden om te huwen en een ware leider worden in zijn gemeenschap.

Abe van der Veen

1 Bernheimer, Richard – Wild men in the middle ages 1970 1-2
De waanzinnige ridders die als wildeman het woud in vluchten, kunnen ook zwart worden als teken van hun wildheid. Dit overkomt Iwein, Wolfdietrich en een wildevrouw in ‘Wigalois’. Bernheimer 15 en noot 34
Bij de meester van de speelkaarten (eerste helft vijftiende eeuw) zijn er harige èn bladerige wildemannen en vrouwen. We zien ook wildemannen bekleed met een groene, mossige vacht in de afbeeldingen van het Schembartlaufen. Ook bij Bernheimer en in Oberstdorf zien we wildemannen met korstmos en hooi. Verder is hij in de afbeelding van Brueghel en in die van de ‘bal des ardents’ in het groen.
2 In het eerste tablet van het Gilgames-epos wordt over Enkidu gezegd: ‘Hij is geboren uit de stilte van de nacht met de samengebalde kracht van Ninoerta, hij is behaard over zijn hele lijf, het haar op zijn hoofd is langs als van een vrouw, hij kent niemand, mijdt de bewoonde wereld, met de gazellen eet hij gras, met de wilde dieren doet hij zich tegoed aan het water.’ Dit alles geeft hem een opmerkelijke gelijkenis met de middeleeuwse wildeman. Het Gilgames-epos 2005 48
Ook Hercules/Heracles heeft een woeste baard en een knots als wapen. Hij heeft een enorme kracht die hij helaas niet altijd in bedwang kan houden. Tijdens een periode van waanzin vermoord hij zijn eigen vrouw en kinderen. Als boetedoening moet hij twaalf – bijna onmogelijke – taken uitvoeren en daarbij verslaat hij vele monsterlijke dieren. Dezen worden geassocieerd met de tekens van de dierenriem.  Je zou hem daarom met recht en reden de titel heer der dieren kunnen geven.
3 Bernheimer 10-11
4 Bernheimer 20, 42, 43
Ook de Franse ‘ogre’ en de Italiaanse ‘orco’ in de Pentamerone komen van Orcus.
Er bestaat ook het thema van de jacht op de wildevrouw door een wilde jager genaamd Orkise (Orcus), waarbij meestal Dietrich van Bern haar redt. Bernheimer 130
In de Bijbel wordt gesproken van een ‘Pilosus’, een harige man. Jesaja 13:21 meestal wordt dit vertaald als een veldgeest of een satyr, maar het zou ook kunnen slaan op een wildeman.
5 Bernheimer 5, 6, 11
6 Bernheimer 12, 15
Een ander voorbeeld vinden we in de Franse ridderroman ‘Oursson en Valentine’. Daar wordt de held Orson opgevoed door een wilde beer in de wildernis, hij leeft daar als een wildeman. Als hij gevonden wordt is hij stom, maar het lukt hem om te praten nadat er een ader onder zijn tong open wordt gesneden. Nadat hij ook nog het christendom aanneemt kan hij een volkomen normaal mens worden. Bernheimer 18
7 Bernheimer 37
https://de.wikipedia.org/wiki/Rauhe_Else
Matthews, Caitlin – King Arthur and the goddess of the land 73 e.v.
8 Bernheimer 14
Stewart, R.J. – Merlin. The prophetic vision and the mystic life 246 e.v.
Merlijn heeft voorgangers in Ierland in de figuren van Suibhne en Lailoken.
9 Een ander voorbeeld van een harige heilige is sint Onuphrius.
https://en.wikipedia.org/wiki/John_Chrysostom
Bernheimer 17
10 https://en.wikipedia.org/wiki/Mary_of_Egypt
11 Bernheimer 24, 25, 51
Al in de dertiende eeuw zegt een Franse dichter: de wildeman lacht niet als het regent. Dit doet hij omdat hij weet welk weer er daarna zal komen.
12 Dit begon al in de oudheid met het idee van een gouden eeuw waarin de primitieve mens een nobel en eenvoudig, zuiver leven leidde. Hij is dan ethisch superieur aan de decadentie en achterbaksheid van de zogenaamde beschaving.  Pas met de traktaten van de Duitser Hans Sachs in de zestiende eeuw komt dit thema weer terug. Bij hem zijn de wildemannen niet uit een ver verleden, maar van zijn eigen tijd in de meest nabije wildernis. Het gaat hier om mensen die de wildernis in zijn gevlucht en zo weer een leven kunnen leiden als in de tijd van vòòr de Zondeval. De wildeman en wildevrouw leven bij hem als geliefden gelukkig en eenvoudig in het wilde woud en vormen daar een gezin. Bernheimer 103, 114
12 Bernheimer 27
www.gutenberg.org/files/2430/2430-h/2430-h.htm
Husband, Timothy – The wild man. Medieval myth and symbolism 1980 2
13 In een sage uit Vorarlberg waarschuwt een wildeman voor het kappen van een bepaalde boom, want zijn levensessentie is verstopt in deze boom. Zonder de boom gaat hij dood. Dit zou kunnen gaan om de kosmische boom in de heilige plek in het woud waar de wildeman een vitale connectie mee heeft. Bernheimer 24
Hij is ook heer der dieren in het Duitse epos Dietrichs Drachenkaempfe en in een interpolatie van het epos Orendel. Bernheimer 31
Chrétien de Troyes – Arthurian Romances (Yvain) 1978 183-185
The Mabinogion (vert. Gwyn Jones) 1993 132
Bernheimer 28
14 Het sprookje van IJzerhans is vooral bekend geworden door het boek ‘De Wildeman’ van Robert Bly. In dit boek gebruikt de auteur het sprookje om aan te geven hoe moderne mannen geen inwijding tot volwassenheid hebben gekregen en daarom vaak geen band hebben met hun mannelijkheid. Dit heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van vele mannengroepen. In Nederland is Ton van der Kroon met zijn boek ‘De terugkeer van de koning’ een adept hiervan. Wie meer over de diepere betekenis van dit sprookje wil weten verwijs ik naar deze twee boeken.
15 In de versie van Robert de Boron is de vader van Merlijn een incubus die zijn maagdelijke moeder verkrachtte in de nacht, maar aangezien een incubus gelijkenissen vertoont met de faun en satyr is het niet vreemd dat dit in een latere versie een wildeman werd.
In Brocéliande zouden wilde mannen wonen volgens Wace en volgens Walter van Metz (dertiende eeuw n.o.j.) hadden dezen een hoorn op het hoofd en een staart.

Bij het Schembartlaufen in Neurenberg (gehouden tussen 1449 en 1539) werd veel lawaai gemaakt o.a. met bellen die aan het pak waren genaaid. Er werd gegooid, geduwd, gekrabd door de wildemannen en andere met maskers vermomden. De wildemannen waren meestal verantwoordelijk voor het grootste lawaai en geweld. Zij werden vergezeld door gemaskerden die duivels, ooievaar, geit of varken moesten voorstellen. Er werd met vuurwerk geschoten dat uit bundels met groene takken kwam. Bernheimer 60-62
www.jstor.org/stable/pdf/456828.pdf
Bernheimer 99, 142
16 Bernheimer 125, 137, 140
www.dbnl.org/tekst/_vad004vade02_01/_vad004vade02_01_0013.php
17 In Basel in 1435 was er een wildemannenspel ter gelegenheid van een kerkconcilie waar ‘uomini selvatici’ met half rood, half groen haar elkaar zogenaamd het hoofd insloegen en dan als dood neervielen, maar weer herleefden en verder dansten. Bernheimer 70
Ook in Engeland en Italië zijn er al maskerades van wildemannen (wodewoses) vanaf het midden van de veertiende eeuw. In de zestiende eeuw worden tijdens kerst aan het hof van Engeland schijngevechten gehouden van ridders tegen wildemannen gekleed in mos. Bernheimer 71
Deze rituelen gaan soms ook gepaard met een spotbruiloft van de wildeman met een lelijke vrouw (meestal een man in travestie). In de Folgareit in de Alpen werd de wildeman getrouwd met brave Berta (oftewel de godin en leider van de wilde jacht Percht).
In de Inn vallei werd er een bruiloft gehouden van de wildeman en wildevrouw als er met carnaval geen echte bruiloft was. Het stel werd – samen met hun kind – gevangen in het woud en in optocht door het dorp geleid. Er gingen ook een nar, een heks en andere gemaskerden mee in de optocht.
In Duitsland in Swaben en Beieren is er de Pfingstl, ook wel de Pinksterlummel genoemd. Hij wordt met Pinksteren gekleed in bloemen en bladeren van els en hazel. Hij krijgt een hoge punthoed op met alleen gaten voor zijn ogen of anders een kunsthoofd. In een processie gaat deze figuur door het dorp begeleid door jongens met getrokken zwaarden. Eerst wordt de Pfingstl nat gespetterd, dan wordt hij de rivier in geduwd waar de jongens doen alsof zij zijn hoofd afhakken en hem offeren. Hierbij verliest hij zijn kunsthoofd of hoed. Dan lopen er ook nog een zwarte man en een wilde man mee. Deze laatste heet dokter IJzerbaard. In één versie van het ritueel laat deze ‘dokter’ de Pfingstl herleven door hem ader te laten.
In Saksen met Pinksteren werd er een ceremonie gedaan genaamd ‘de Wildeman het bos uit jagen’. Hier wordt een jongeman in blad en mos gehuld. Deze is de zogenaamde Wildeman die uit het bos wordt gejaagd en vervolgens neergeschoten. Een ‘dokter’ doet een aderlating waarbij nepbloed op de grond stroomt en de jongen herleeft.
In een tekst uit de zestiende eeuw uit Zurich wordt er gesproken over een gemaskerde bruid en bruidegom die meeliepen in de carnavalsoptocht. Aan het einde van het feest werden ze in de fontein gegooid. Hun kleding zou mogelijk uit mos en groene takken bestaan.
Bernheimer 52, 173, 174
Husband 157
Frazer, James – The golden bough 297-300

Andere interessante weetjes over de wildeman en vrouw:

– De Faengge of Fankke uit Tirol is borstelig met een grimas van oor tot oor, zwart haar vermengd met korstmos en borsten die zo lang zijn dat ze die over haar schouders kan werpen. Zij eet mensenkinderen.
Maar er zijn ook kleinere holz- und mossweibchen en ‘dames vertes’. De wildevrouw kan zich mooi doen lijken als ze een man tegenkomt die ze wil verleiden. Ze is vaak een soort van wellustige heks.
– Al in de tiende eeuw wordt in een Oostenrijkse tekst geschreven over de holzmoia/holzwib of wildaz wip. Zij is de lamia oftewel een soort heks. B 33-35
– Aan de wildevrouw werd op een aantal plaatsen in Duitsland iets kleins geofferd, wat lijnzaad of vlas. Dit was waarschijnlijk om wat terug te doen voor de geslaagde oogst. Ze heetten dan de Holzwfraulein of het Holzweib. Bernheimer 50
– In Zwitserland als het vee terug gaat naar de lager gelegen weiden is dit een dag ter ere van de wildeman die de hele zomer de dieren heeft beschermd. Deze Tschaemmeler waren mannen verkleedt met korstmos en twijgen. Vaak dansen ze en doen een schijngevecht met knotsen.
– Vaak is de wildeman synoniem met de ‘wilde beer’ beide keren is het een gemaskerde en in bont gehulde man. Ook komt het tot een nep-trouwerij tussen de wildeman en de ‘vrouw’, waarna hij toch daarna dood wordt geschoten.
In de negende eeuw protesteert Hincmar van Reims al tegen dit soort rituelen, hij heeft het echter over een beer, niet over een wildeman. Het is echter duidelijk dat het spel met de beer en het spel met de wildeman inwisselbaar is. Bernheimer 53-55
– De Romeinen hadden een gewoonte om op 14 maart een man gekleed in bont door de stad te leiden en vervolgens er weer uit te jagen. Dit heette de Mamuralia. Deze man was Mamurius Veturius, de oude Mars. Je kan dit zien als de verbanning van het oude jaar/oude seizoen. De veertiende maart is ook het festival van Anna Perenna, zij staat voor het oude jaar en heeft Mars ooit bedot, zodat hij met haar – de oude vrouw – vrijen ging in plaats van met Minerva, de mooie, jonge Godin. Ook de Wildeman wordt in gebruiken in Centraal Europa vaak gekoppeld aan een lelijke, oude vrouw. Bernheimer 80, 81
– De ‘bal des ardents’: Karel VI had al in 1389 zich een keer vermomd als wildeman en deed het opnieuw in een charivari van 1393 toen een hofdame ging hertrouwen. Hij en een aantal notabelen gingen een wildemannendans houden. Zij hadden een nauwsluitend pak aan en smeerden dit in met pek en bestrooiden het met veren, en hennep- en vlasvezels, als een soort van harige vacht. Ze waren aan elkaar vast geketend en dansten wild rondom het gezelschap. De graaf van Orleans wilde weten wie er achter het masker zat en hield een fakkel te dichtbij. Het pak vatte vlam en vier van de zes wildemannen verbranden levend. De koning overleefde het, doordat een van de vrouwen haar mantel om hem heen sloeg. Hij werd na deze dramatische gebeurtenis helaas wel waanzinnig. Ondanks deze ramp, moeten deze dansen – getuige een vijftiende-eeuws wandtapijt – ook daarna in hoofse kringen nog populair zijn geweest.

Le bal des ardents uit het handschrift van Froissart 1470

Interessante links:

https://de.wikipedia.org/wiki/Flachsland-Teppich
https://blogs.bl.uk/digitisedmanuscripts/2016/09/a-field-guide-to-wodewoses.html?utm_source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=Feed%3A+digitisedmanuscripts+%28Medieval+Manuscripts%29
https://www.researchgate.net/publication/270745847_From_page_to_print_The_transformation_of_the_wild_woman_in_early_modern_Northern_engravings#pf9
http://www.symbolforschung.ch/wilde_leute.html
https://www.dbnl.org/tekst/kalf003gesc02_01/kalf003gesc02_01_0001.php#1
http://www.verren.at/wildleute
https://en.wikipedia.org/wiki/Georgic_and_Merlin In dit Bretonse sprookje wordt de wildeman ook Merlijn genoemd.
https://de.wikipedia.org/wiki/Waldgeist
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kukeri

En nog een paar mooie wildemannenafbeeldingen:

Pontus en Sidonia bruiloftsdans van de wildemannen (Duitsland1475)

Kroniek uit Neurenberg – De ten hemelopname van Maria Magdalena 1493

Albrecht Dürer – Wildemannen als wapenschildhouders 1499

Israhel van Meckenem – Twee joustende wildemannen in groene gewaden ca. 1480

Wildemannen bij het voorportaal van de kathedraal van Valladolid (Spanje vijftiende eeuw)

Tapijt met wildemannen en fantasiewezens (Zwitserland 1430-1470)

Wildeman als waterspuwer – Kathedraal van Moulins

Sint Onuphrius

 

 

 

The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-wildeman/feed/ 2
De symboliek van de draak https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-symboliek-van-de-draak https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/#comments Wed, 07 Apr 2021 15:07:45 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=6874 Het...

The post De symboliek van de draak first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Joris en de draak – Raphael 1503

Het fabeldier de draak vinden we al terug in de Oudheid. Het woord draak komt van het Latijn ‘draco’, wat grote slang betekent en dit komt weer van het Griekse drákōn. Dit zou ‘het scherpziende dier’ betekenen. Misschien heeft dit iets te maken met de vermeende hypnotische krachten van slangen en draken. Klassieke schrijvers zoals Aristoteles en Plinius gebruiken slang en draak door elkaar voor hetzelfde wezen. De draak is dus in wezen een monsterachtig grote slang. Qua symboliek staan deze beide wezens ook in elkaars verlengde. De oudste voorbeelden van draken zoals de Sumerische Tiamat, de Griekse Python, Hydra en Ladon, de Noordse Nidhoggr en Jörmungand en de Hebreeuwse Leviathan zijn allemaal grote slangen. De draak deelt om deze reden veel van zijn symboliek met die van de slang.

Draco

Vanaf de middeleeuwen verandert dit beeld van een draak als grote slang langzaam maar zeker naar een slangachtig, vuurspuwend monster met vleugels en/of poten. Zo wordt dit wezen eigenlijk een samenstelling van verschillende dieren. (Daarmee is hij te vergelijken met andere fabelwezens zoals de basilisk, de chimaera en de griffioen.) Qua uiterlijk is de Germaanse Lindorm of Lintworm de eerste uitbreiding van deze slang-draak. Hij wordt omschreven als een slang-achtige met twee poten. Het woord lintworm is een tautologie, lint en worm betekenen namelijk beide slang. De volgende uitbreiding wordt de ‘wyvern’ genoemd, deze draak heeft naast twee poten ook twee vleugels. De complete klassieke draak zoals we hem kennen uit de verhalen rondom koning Arthur en uit de legende van sint Joris heeft meer van een hagedis. Hij heeft vier poten, een geschubd lijf en vleugels. Vele van deze draken spuwen vuur of gif, maar dat hoeft niet. 

Waarom spreekt dit fabeldier door de eeuwen heen zo enorm tot de fantasie en waarom blijft hij zo immens populair? Om dit te verklaren hebben we geen theorie nodig over oer-herinneringen aan dinosaurussen of iets dergelijks. Dat draken als werkelijk bestaande dieren werden beschreven in de bestiaria en – apocrief – in de Bijbel is hiervoor voldoende. Tot diep in de middeleeuwen werd er niet getwijfeld over de realiteit van de draak. Die tijd is echter allang voorbij en toch heeft de draak bijna niets van zijn kracht hoeven inboeten. Als we meer van de huidige betekenis en populariteit van de draak willen begrijpen dan zullen we hem symbolisch, esoterisch en kosmologisch moeten duiden. (1)

De draak rondom de wereld

Apep

De grootste slang-draak is direct ook de oudste, het is de Egyptische god Apep (of Apophis). Hij is de vijand van de zon en het licht en de heer van chaos. Hij zou geboren zijn uit de navelstreng van de zonnegod Ra. Hij zit in de onderwereld in het uiterste westen, waar de zon ondergaat. Daar wacht hij Ra op om met hem te vechten. Hij weet zijn entourage met zijn magisch starende oog te hypnotiseren, maar toch wordt hij elke dag weer verslagen door Ra. Hij is zo groot dat hij de titel ‘wereldomcirkelaar’ draagt.
Wellicht is hij daarmee ook de kosmische slang die in zijn eigen staart bijt en daarmee alles omvat. Dit symbool vertegenwoordigt het begin en het einde van de tijd. Waarbij de tijd cyclisch is en chaos tot orde wordt en orde weer tot chaos vervalt. Het verbeeldt de grens tussen de vormeloze wanorde en de ordentelijke wereld die hij omringt. Bij de Grieken wordt deze slang de Ouroboros genoemd. (2) 

Okeanos

We vinden deze slang-draak vooral in de Griekse en de Noordse mythologie. Wie de kosmische wateren bevaart zal volgens de IJslanders Jörmungand tegenkomen. Dit monster was door Odin in de oceaan gegooid die om de Midgaard – de mensenwereld – ligt. Hij wordt daarom ook wel de Midgaardslang genoemd. Daar op de bodem van de oceaan groeide hij door, tot hij de aarde omcirkelde en in zijn eigen staart beet. Zo komt het dat elke dappere ontdekkingsreiziger die voorbij de bekende zeeën zeilt, Jörmungand zal ontmoeten. Zijn naam betekent mogelijk ‘machtige schim’. (3) Dit is een toepasselijke naam voor de angst voor het onbekende. Een vergelijkbaar beeld vinden we terug bij de Griekse god Okeanos die ook rondom de wereld ligt. Hij is de verpersoonlijking van de oceaan in de vorm van een man met een slang-achtige vissenstaart. Ook deze machtige figuur ligt volledig om de – voor ons bekende – wereld heen. (4) Je kan bij dit beeld ook denken aan de draken die werden getekend op middeleeuwse wereldkaarten op de ‘terra incognita’ gedeelten waar de kennis van de bekende wereld ophield. Hij staat zo voor onze angst voor het onbekende.

Ouroboros

Deze grens kan je ook zien als de limiet van het ego-bewustzijn. Op de grens van de bekende wereld bereidt men zich voor op het ergste. Ons ego zal het overschrijden van de grenzen van het gewone bewustzijn interpreteren als een vorm van doodgaan. Deze grootste angst is te omschrijven als de dood door het uiteenvallen van het individuele bewustzijn in een oorspronkelijke chaos. Op die plaats zal er altijd een draak opduiken van angst. Dit maakt deze slang de bewaker en de grens van onze perceptie. Bij deze grens aangekomen zal een gewoon mens vluchten of verstarren. Alleen de helden durven verder te gaan. Bij de wereld die de slang omvat hoeven we niet alleen aan de fysieke aarde te denken. We kunnen ons hierbij ook de hele beleefbare en bewust te maken wereld voorstellen. Zo wordt hij bewaker van de grenzen tussen de wereld van het dagbewustzijn en het nachtbewustzijn of anders gezegd tussen het materiële en het geestelijke bewustzijn.

De draak rondom de kosmische boom

Ladon

Een ander machtig beeld is de draak of slang die aan de voeten van een kosmische boom ligt. Dit is een boom die hemel, aarde en onderwereld met elkaar verbindt. Aan de hemel is deze te zien als het sterrenbeeld Draco. Dit is ook de draak Ladon die in het uiterste westen de boom met de appelen van de Hesperiden bewaakt. In de Sumerische mythologie vinden we deze wereldboom voor het eerst. Het was een wilg met de naam Huluppu: toen Anu de hemelgod en Enlil de stormgod hemel en aarde van elkander scheidden, liet Enlil de kosmische boom omwaaien. Inanna, de godin van hemel en aarde vond hem terug aan de oevers van de Eufraat en plantte de boom in haar tuin. In de wilg nestelden zich echter drie monsters: een slang genaamd ‘Kent geen bekoring’ woonde tussen de wortels, de duistere maagd Lilith in de vork van de stam en de stormvogel Anzu in de kruin. Alleen de held Gilgamesj wist de monsters uit de boom te jagen. Uit het hout van de wilg maakte hij voor Inanna een bed en een troon en voor zichzelf een trommel en een trommelstok. Mogelijk is hiermee de Huluppuboom tot een vervoermiddel gemaakt om naar de onderwereld te reizen, want de afdaling van Inanna naar de onderwereld is haar volgende avontuur. (5)

Nidhöggr (Stafkerk Urnes)

In de Edda wordt verteld over de wereldboom Yggdrasil wiens takken zich spreiden over de hele wereld en reiken tot aan de hemel. Zij heeft drie enorme wortels. Eén komt uit bij de Asen, bij de bron van het lot waar de schikgodinnen het lot bepalen. Eén andere wortel komt uit bij de reuzen. Daar is de bron van Mimir waarin wijsheid en kennis verborgen zijn. De derde wortel komt uit bij de onderwereld. Daar is de bron Hvergelmir en knaagt de draak Nidhöggr aan de wortel. Bovenop de boom zit een enorme arend. Een eekhoorn genaamd Ratatoskr rent op en neer langs de stam om boodschappen over te brengen tussen de arend en de draak.

Medea in haar wagen getrokken door draken

Dit prachtige en uitgebreide beeld van een kosmische boom kan iets zeggen over het energetische systeem van de mens. Mensen lijken op de es Yggdrasil in de zin dat zij beiden als verbinders, boodschappers en transformatoren van energie tussen hemel, aarde en onderwereld kunnen dienen. Vaak gaat dat echter fout: Ratatoskr de eekhoorn haast zich en springt van tak naar tak om boodschappen over te brengen van de draak naar de adelaar. Helaas veranderen deze boodschappen halverwege tot leugens en verwensingen. De mannelijke pool van daadkrachtige energie uit de hemel begrijpt de vrouwelijke energie uit de aarde niet meer omdat deze zich voornamelijk uit in gevoel. De rationele mannelijke gedachten van boven mengen zich slecht met de vrouwelijke sensuele zintuiglijkheid van beneden. De eekhoorn, die je kan zien als het bewustzijn, doet zijn best om de tegenpolen bij elkaar te brengen, maar moet twee werelden met verschillende talen verenigen en dat lukt hem maar zelden. De draak en de arend blijven vijanden. De energiestroom is hierdoor onderbroken en lekt weg. (6) 

Hermes met caduceus – Gianbattista Tiepolo (18e eeuw)

De draak rondom de kosmische boom kan je zien als de verbindende energie tussen de hemel en de aarde of tussen mannelijke en vrouwelijke energie. Goden zoals Odin, Inanna en Hermes kunnen deze energie bewust sturen en begeleiden en kunnen op deze wijze de boom met de daaromheen kronkelende slangen gebruiken als rijdier in hun trance. Dit proces wordt ook verbeeld door de staf van de goddelijke boodschapper Hermes; de caduceus. Rondom deze staf kronkelen twee slangen. Door middel van deze staf kan Hermes reizen langs de verschillende werelden.

Dit proces zorgt ook voor wijsheid, de Griekse ziener Teiresias laat twee slangen zijn staf beklimmen tot zij zijn oren schoon likken. Op deze wijze wordt hij helderhorend. In Duitse sagen wordt verteld van een jongen die met de midzomer het kroontje van de kop van de koning der slangen steelt. Daarna verstaat hij de taal der dieren.  Als de slangen in je energetische proces van boven naar beneden kunnen kronkelen dan ben je in staat om het energetische proces van binnenuit te bekijken, je kan in de geesteswereld zien! Voor gewone mensen is de boom echter onbereikbaar door de angst voor de draak en de adelaar. Zij zijn tot monsters geworden, die er met de schat van levensenergie vandoor gaan. Zo is de weg van het astrale reizen naar de boven- en onderwereld voor de gewone mens afgesloten. (7)

De rode en de witte draak

Merlijn en de rode en de witte draak

Het drama van de vijandschap tussen slang-draak en adelaar wordt ook verbeeld door middel van twee vechtende draken. Dit gebeurt o.a. in het Welshe verhaal ‘Lludd en Llevelys’: een rode en een witte draak bevechten elkaar op één mei of één november. (Dit zijn de dagen tussen de twee jaarhelften.) Op het hoogtepunt van hun gevecht slaken ze een kreet. Het vee, de mens en zelfs de aarde raken hierdoor onvruchtbaar. De koning van het land weet het probleem op te lossen door eerst het middelpunt van het land te vinden en vervolgens daar een ketel gevuld met mede naartoe te brengen. De draken vallen tijdens hun volgende gevecht in de ketel met mede en vallen in slaap. Ze worden begraven in de heuvel van Dinas Emrys en zo kan het land zich herstellen.

Eeuwen later probeert koning Vortigern op deze plek een toren te bouwen, maar deze stort telkens in elkaar. De jonge tovenaar Merlijn toont hem dat er onder de toren een grot ligt met daarin een poel. Elke nacht kruipen de twee draken uit de poel en beginnen met elkaar te vechten. Dit veroorzaakt zulk een aardbeving dat de toren in elkaar stort. Uiteindelijk bouwt de koning de toren op een andere plek, maar hij wordt omsingeld door zijn vijanden, de toren wordt in de brand gestoken en Vortigern verbrandt samen met zijn toren. (8)

De slangen Ida en Pingala

Dit beeld wordt een stuk duidelijker als we kijken naar het systeem van de kundalini-yoga, waarbij er twee energiestromen (Ida en Pingala) kronkelen om een centraal kanaal (Sushumna). Er wordt een toren van bewuste energie opgebouwd door de vrouwelijke en de mannelijke kant met elkaar te vermengen. Als dit gebeurt in een diepe concentratie dan zullen de slangen de toren van energie beklimmen (of de toren zal groter worden). De twee draken dansen en beminnen elkaar zo intens dat ze het aardse verlaten en kunnen vliegen. Een stevige toren verbindt de boven- en de onderwereld. De draken worden rijdieren om die werelden te bereiken. Dit is te zien als de vermenging van de rode stroom van de godin, met de witte stroom van de god. Het is de neergaande en opgaande, de ingaande en uitgaande energiestroom. Als deze stromen in harmonie met elkaar zijn ontstaat er eenwording en daarmee vruchtbaarheid en creativiteit. 

Joris en de draak – Jorge Ingles 1475-1500

Je zou kunnen zeggen dat de draken en de toren staan voor het energiesysteem van de ‘sacrale’ koning Vortigern of Lludd. Als dit systeem harmonieus is dan is er een goede verbinding tussen het volk en het land. Doordat de koning het centrum van het land terugvindt en daarmee ook zijn eigen centrum, kan de ketel met mede in dat centrum voor de verzoening van de draken zorgen. Zij veranderen in het verhaal in varkens. Varkens zijn een teken van de aarde en haar overvloed, dus waarschijnlijk is hiermee de vruchtbaarheid van het land hersteld. De rode en de witte energie verenigen zich en het innerlijk heilig huwelijk wordt zo toch nog bereikt!
Het verhaal van Vortigern laat de ondergang zien van een valse koning die niet in zijn centrum zit en wiens draken niet in balans zijn. In de beide verhalen zien we wat er gebeurt als de twee energiestromen antagonisten zijn geworden. Als de draken elkaar bevechten en de concentratie verbroken wordt dan stort de toren in elkaar. Als er geen harmonie is, maar juist frictie tussen de twee energiestromen dan zal de kreet van het kosmisch orgasme veranderen in een alles verwoestende schreeuw die het land verandert in een woestenij. (9) 

De heilige en de draak.

Adam en Eva met de draak-slang – Rembrandt

De slang-draak kan niet alleen angst aanjagen, maar ook verleiden. Dit vinden we het meest duidelijk terug in het Bijbelse verhaal van de zondeval: een slang (geïdentificeerd als de duivel) zit in de boom van kennis van goed en kwaad (een vorm van de kosmische boom) en verleidt de mens met een appeltje. De slang was listig en hypnotiseerde Eva met de sappige vrucht. Hij verleidde haar met het aanbieden van goddelijke kennis en keuzevrijheid, maar vertelde niet dat zij daardoor het Paradijs van onbewuste éénheid zou verliezen. De appel staat voor dualiteit, de materiële wereld en seksualiteit. De mens had in een onbewust gelukzalige staat kunnen blijven, maar hij koos voor de keuzevrijheid om zelf een individu te worden. Door zijn ‘arrogantie’ zette hij zich apart van de andere dieren en zo kwam hij in een bewustzijnsstaat van afgescheiden individualiteit. Anders gezegd: God verdreef de mens uit het paradijs.
De mens is zijn rechtstreekse verbinding met de geestelijke wereld kwijt geraakt door in te gaan op deze eerste verleiding. Sindsdien wordt er energie afgetapt van de hoofdstroom, deze lekt weg uit het energetische systeem van de mens. De verleiding door slangen en draken is vanaf dat moment nooit opgehouden. 

Sint Joris en de draak – Raphael 1505

Vanuit het christendom was de draak synoniem met de duivel: een verpersoonlijking van het kwaad. (Het is – mijns inziens – beter om de draak te zien als een verleiding die je – als je deze kan weerstaan – juist sterker maakt.) Dit wordt o.a. weergegeven in de zevenkoppige draak die genoemd wordt in het Bijbelboek Openbaringen. (10) Deze draak staat voor de zeven hoofdzonden als zeven verleidingen die je uit je centrum halen en je verslaafd kunnen maken. Je energie stroomt niet meer heen en terug naar de bron, maar vertakt zich en wordt afgetapt door de vampiristische draak. Dit is – naast het opwekken van angst – de belangrijkste tactiek van de draak als bewaker van het heiligdom om te voorkomen dat je een hogere staat van bewustzijn bereikt.
Er zijn dan ook verscheidene christelijke heiligen die de draak verslaan. Niet door hem te doden, maar door hem te onderwerpen. De beroemdste is sint Joris. Bij het stadje Silenos ontmoet hij een prinses die geofferd zou worden aan een draak. Hij maakte het teken van het kruis en trok ten strijde. Hij verwonde de draak en gooide de gordel van het meisje om de nek van de draak. Vervolgens kon zij het beest als een mak lammetje aan een touwtje meenemen naar de stad. Ook sint Martha en sint Margaretha temmen een draak. Sint Martha hoefde daarvoor alleen de draak te besprenkelen met wijwater. Sint Margaretha werd opgeslokt door de draak, maar het kruisje dat ze bij zich droeg sneed dwars door de huid van het beest zodat ze ongedeerd weer uit het beest tevoorschijn kwam! (11) Heiligen blijken vooral hun zuiverheid, gebed, wat wijwater en het teken van het kruis te gebruiken om hun draken te verslaan. Al deze dingen houden de heilige in zijn of haar centrum, in zijn stille middelpunt. Daar is hij niet gevoelig voor verleidingen. Hij kan dan de draak temmen en zo kan hij met zijn energie weer hemel en aarde verbinden. Dit maakt hem of haar tot iemand die in verbinding staat met de geestelijke wereld, een ware heilige. 

De ridder en de draak

Perseus verslaat de draak – Piero di Cosimo 1510

Het meest iconische en tegelijk meest cliché drakenverhaal is natuurlijk dat van de ridder die een draak verslaat, het meisje redt en trouwt en de schat mee naar huis mag nemen. Dit verhaal vinden we al bij de oude Grieken waar hun held Perseus de zeedraak Ceteus verslaat en het meisje Andromeda redt en mee naar huis neemt. Ook de ridder Tristan die in Ierland een draak weet te verslaan en het land zo redt van verwoesting is hier een voorbeeld van. Deze ridder of held heeft een andere tactiek dan de heilige: hij doodt de draak en slaat hem dan meestal de kop af. Als het gaat om de draak van angst dan zal hij het beest doorsteken met zijn lans. Maar het kan ook gaan om de – hiervoor genoemde – draken van verleiding. Deze zevenkoppige (of in ieder geval meerkoppige) draken slaat hij met zijn zwaard de kop af. Het zwaard is te zien als een symbool voor de zuivere rede die hem ingeeft dat de verleiding of illusie die de draak hem voortovert niet reëel is of in ieder geval een verslaving behelst.

Hercules en de Hydra – Pollaiolo ca. 1475

De meest verstandige held is Hercules. Toen hij zag dat de koppen van de draak Hydra telkens weer aangroeiden (of zelfs dat er nieuwe koppen bijkwamen) besloot hij ze niet alleen maar af te houwen, maar ook de wond dicht te schroeien met een brandende staf! De staf staat voor daadkracht en zo is dit te interpreteren als het bewust kiezen voor een andere handeling. Hij had de discipline en de kracht om de verleiding te negeren en een ander pad te kiezen. 
De held die de draak verslaat kan nu zelf bepalen wat hij doet met de vrijgekomen energie. Dit is zijn ware, innerlijke schat. Ook (her)vindt hij zijn vrouwelijke helft en door deze te huwen kan de energiestroom weer ononderbroken vloeien.

De draak bewaakt de schat

Het beeld wordt compleet bij de slang-draak die de bewaker is van een heilige plaats met een kostbare schat. Doordat hij bovenop de schat zit of zich rondom de plek kronkelt, verspert hij de held of ridder de weg. Bekende voorbeelden hiervan zijn: de draak Kholkikos en het ‘gulden vlies’, de draak Ladon en de appelen der Hesperiden, de lintworm Fafnir met de Nibelungenschat, de slang-draak Python in het heiligdom van Gaia te Delphi en de draak onder de grafheuvel in het epos van Beowulf. Met een dergelijke angstaanjagende draak laat – bijna – iedereen het wel uit zijn hoofd om de schat te stelen. Alleen een uitverkoren held kan het tegen hem opnemen en hem verslaan.

Jason wordt uitgespuugd door de draak

De draak van Kolchis (Kholkikos) is het kind van de aardegodin Gaia. Het is een enorme slang die in een heilig woud een grote eik bewaakt waarin het ‘gulden vlies’ hangt. Deze gouden schaapsvacht wordt uiteindelijk meegenomen door de held Jason doordat de tovenares Medea voor hem – door middel van toverzang en drugs – de draak in slaap weet te krijgen. In een andere versie wordt Jason eerst door de slang opgegeten en weer uitgespuugd voordat hij het vlies mag winnen. Ook Ladon – een draak met wel honderd koppen – bewoont een heilige plaats en bewaakt een heilige boom. In dit geval de boom met de gouden appelen van Hera. Deze tuin met de appelen van de jeugd staat aan de uiterste grens van de wereld in het westen, vlakbij de plaats waar Atlas de hemel moet dragen. Heracles weet deze draak te verslaan en gaat er vandoor met de appelen of anders weet hij Atlas zover te krijgen om voor hem de appelen te stelen. De helden moeten hun grootste angst – de dood – onder ogen zien en betreden de binnenwereld (de wereld van de Godin). Doordat zij dit bewust en uit eigen keuze doen nemen ze een schat van inzicht en energie mee uit dit Paradijs. 

Siegfried vecht met de draak 1914

De held Sigurd (in de Duitse versie heet hij Siegfried) verstopte zich in een kuil onder een lindeboom. Toen de machtige lintworm Fafnir daar overheen schuifelde wist Sigurd hem met zijn zwaard te doorsteken. Hij baadde zich in het drakenbloed en kreeg op die manier een ‘gehoornde’ huid. Zo werd hij onkwetsbaar. Echter één plekje bleef schoon van drakenbloed. Van de lindeboom was een blaadje neergedwarreld, dat tussen zijn schouderbladen was blijven plakken op zijn bezwete huid. Sigurd at vervolgens het drakenhart op en kon daardoor de taal van de vogels verstaan.
Sigurd leek onkwetsbaar, maar aan zijn geliefde Kriemhilde verklapte hij het geheim van de zwakke plek bij zijn hart. Zij vertelde dit geheim door aan zijn vijand Hagen. Toen hij bij een bron vooroverboog om te drinken, werd hij door deze Hagen met een dolk doorstoken op juist deze plek. Zo werd zijn liefde hem fataal. In zijn liefde voor Kriemhilde toonde hij zich kwetsbaar en opende hij zijn hart. Dit bleek zijn ondergang. Zo gepantserd als hij was door het drakenbloed, kon hij deze fatale steek toch niet hebben en stierf naast de bron. (11)

Conclusie

Ruggiero en Angelica – Böcklin 1873

De reis van de held is te zien als een inwijding waarin hij leert om te gaan met zijn eigen energie en leert om een hoger bewustzijn te bereiken, maar ook om daarna weer terug te gaan. Hij moet zijn grootste angst in de vorm van een draak onder ogen zien. De draak kan je zien als de energiestroom vol van levenskracht die vanuit je verbinding met de natuur en de vier elementen in en door je heen stroomt en die altijd tot je beschikking staat. Jouw energetische veld is te zien als een heilige plaats met een boom, een bron en/of een grot die in verbinding staan met de onder- en bovenwereld. Pas als je je verbindt met de drakenkracht en zo – tot op zekere hoogte – zelf de draak wordt kan je gebruik maken van deze levensenergie. Doordat deze energie door angst, ontkenning en verwarring geblokkeerd kan zijn geraakt, zal het lijken of deze natuurlijke bron zich tegen je heeft gekeerd, alsof zij je kan overweldigen en opslokken. De – in wezen – goedaardige draak wordt zo een angstaanjagend monster. De draak wordt hier de angstoproeper. Elke keer als iemand verstijft van angst omdat hij niet met de levensstroom mee durft te gaan en het onbekende niet aandurft, gaat er gestolde energie naar de drakenschat. In vele versies van het drakenverhaal staat hij alleen nog voor deze energie-vretende blokkade en wordt zo juist het ultieme kwaad, maar dit is het halve verhaal. 

Sint Margaretha en de draak – Rafael ca. 1518

De vele koppen van de draak zijn te zien als de hypnoses van deze wereld, alle verleidingen en afleidingen die er zijn om ervoor te zorgen dat je niet op zoek gaat naar de ultieme, maar angst aanjagende waarheid die in het diepst van jezelf verborgen ligt. Deze energie komt pas vrij als de held zijn angst onder ogen durft te komen. Maar vaak is die angst slechts een illusie, het is een hechting aan de huidige vorm, terwijl de ware vorm; je hogere zelf al vergeten is! De draak is zo te zien als de doodsangst van het ego om weer op te moeten gaan in een hoger, groter Zelf. Wie zich weer identificeert met zijn ware zelf zal niet bang zijn voor de dood en zo op een dieper niveau het paradijs, het groene heiligdom weer kunnen betreden! De ware held gaat vervolgens terug naar ons huidige bewustzijnsniveau en neemt een schat aan energie met zich mee. Hij weerstaat de verleiding om daar – als de volgende draak – jaloers op te liggen broeden. Hij weet zich als een ware draak te pantseren tegen energetische aanvallen, maar hij weet zich ook vanuit zijn hart open te stellen voor de liefde en het licht. Zo’n held heeft zijn centrum en zijn ware zelf gevonden en is het waard om de nieuwe koning van het land te worden!

Abe van der Veen

Sint Joris en de draak – Vittore Carpaccio 1502

1 http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/draak
Dekkers, Middas – Bestiarium 29
In de Statenvertaling van Daniël 14 verslaat deze profeet een draak door hem ‘pekballen’ of koeken met graten te voeren. https://nl.wikipedia.org/wiki/Bel_en_de_draak
Ik laat de Chinese draak buiten beschouwing. Dit wezen – dat in China ‘lung’ wordt genoemd – heeft een heel eigen folklore en betekenis die maar ten dele synchroon loopt met de westerse draak.
Er zijn trouwens zowel mannetjes- als vrouwtjesdraken. Vaak is het geslacht niet duidelijk. Ik gebruik voor het gemak daarom het persoonlijk voornaamwoord ‘hij’.
2 https://en.wikipedia.org/wiki/Ouroboros
https://en.wikipedia.org/wiki/Apep
3 Edda – vert. Otten, M. 430
4 https://www.theoi.com/Titan/TitanOkeanos.html
5 Wolkstein en Kramer – Inanna queen of heaven and earth 3-10
6 Ashton – Curious creatures in zoölogy 210
7 Ook de tovenares Medea rijdt door de lucht in een wagen getrokken door draken. Er zijn ook afbeeldingen van heksen die op draken rijden, zelfs kronkelend rondom een staf.
Dat Odin reist met de kosmische boom kan je afleiden uit de naam Yggdrasil. Dit betekent ‘het paard van de verschrikkelijke’ en met die verschrikkelijke wordt Odin bedoeld.
De koning der slangen werd ook wel ‘hazelworm’ genoemd. Deze draak-slang zou wit zijn en een kroon van goud dragen. Degene die hem vind en weet te vangen – en zeker als dat gebeurt onder een boom die maretak draagt – verwerft daarmee de wijsheid van Salomo. Hij zal de taal der dieren, de kracht der kruiden kennen, weten waar schatten liggen, alle demonen zijn hem onderdanig en alle deuren en sloten zullen zich voor hem openen. Dit vangen moest gebeuren op Sint-Jan en met volle maan. 
8 Geoffry of Monmouth – History of the kings
Mabinogion – Lludd and Llevellys
9 Vortigern en Lludd zijn als koning de ‘Pendragon’, het hoofd van de draak.
Het woeste, onvruchtbare land is ook de verschroeide aarde rondom de draak Fafnir, of het woeste land van de Visserkoning in het Graalverhaal.
10 Openbaringen12:9: ‘En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.’
11 Cherry, John – Mythical beasts 38
11 In Duitsland, Zweden en Noorwegen woonden onder bepaalde machtige lindebomen het monster Lindorm of ook wel Lintworm! Tegenwoordig is lintworm de benaming van een lintvormige parasiet, die zich in de darmen kan nestelen om daar mee te eten met zijn gastheer. In de middeleeuwen was het echter de benaming van een machtige draak. Vooral dan de variant zonder vleugels, met een slangachtig lijf en twee poten. Ook in de negentiende eeuw werd er nog fervent geloofd in de ‘lindorm’. Zo vertelde men in Zweden van een jonge maagd die even ging rusten in de schaduw van een lindeboom. Plots kwam er een enorme lintworm tevoorschijn, die haar met huid en haar opvrat! De lintworm werd ook wel wiel-serpent genoemd omdat hij zich soms bij zijn eigen staart vastpakte en zich vervolgens oprichtte om zich als een wiel door het landschap voort te bewegen. De lintworm komt ook voor in de saga van Ragnar Lodbrok.
In het Zweedse sprookje van ‘Prins Lintworm’ krijgt een koningin het advies om rauwe uien te eten om zwanger te worden. Vervolgens eet zij een ui op met schil en al. Zo wordt uit haar een draak genaamd lintworm geboren. Haar kind krijgt de schil die de ui ook had; het pantser van de draak! Pas als iemand hem werkelijk liefheeft kan hij zijn pantser kwijtraken en kan hij weer een prins worden. Alle maagden die naar zijn grot onder de lindeboom worden toegestuurd, sidderen echter van angst en worden met huid en haar opgeschrokt. Tot een schone maagd een list bedenkt en hem uitdaagt om zijn huid af te werpen als zij in ruil daarvoor haar jurk uitdoet. Prins Lintworm heeft echter niet door dat zij wel zeven jurken aanheeft! Pas als hij alle zeven huiden afwerpt komt zijn ware aard – de prins – te voorschijn!

Je kunt de lintworm vergelijken met de Kundalini-slang uit de Indiase yogafilosofie, die zich heeft opgerold in het buik-bekken gedeelte van het lichaam. Deze slang bevat en bewaakt de ‘prana’, oftewel de levensenergie. Als zij niet verder kan stromen, vormt zij zich om tot een schat van gestolde energie. Het is niet vreemd dat de naam lintworm nu hoort bij een darmparasiet. Ook hier komt – letterlijk – de energie niet verder dan de buik. Het is moeilijk deze schat aan energie weer aan het stromen te krijgen. Zolang de draak zich er omheen heeft geslingerd zal je die eerst moeten verslaan. Pas dan kan de energie om de levensboom/ linde omhoog kronkelen en bevrijd worden. Dit thema vinden we ook in het sprookje terug. Echter hier wordt de draak niet verslagen door middel van strijd, maar door middel van onvoorwaardelijke liefde. Zowel het meisje als de slang-draak doen één voor één hun pantsers af. Zij maken zich kwetsbaar voor elkaar, om elkaar zo werkelijk zonder voorbehoud lief te kunnen hebben. De zeven huiden en zeven jurken staan dan voor elk van de zeven auralagen en zeven chakra’s. Na elke laag kunnen ze door wederzijdse liefde dieper doordringen tot hun ware zelf, tot ze bij het afleggen van de laatste laag het ‘heilig huwelijk’ kunnen sluiten!

Bij de Nibelungensage is er geen plaats voor zo’n ‘happy ending’. Siegfried verslaat de draak met geweld en wordt daarmee een soort van nieuwe draak; de ‘gehoornde’  Siegfried. Hij neemt de schat van de Lindorm in zijn bezit en erft daarmee de vervloeking die ermee is verbonden. Heel even mag hij zich verbinden met zijn ware bruid Brunhilde. Hij vindt haar als hij met zijn paard over de vlammenwal springt. Maar terug in de mensenwereld vergeet hij haar volkomen en trouwt Kriemhilde. Qua uiterlijk is zij een schoonheid, maar zij is niet de innerlijke bruid waarmee het ‘heilig huwelijk voltrokken had kunnen worden. Het vertrouwen in elkanders liefde – dat bij het sprookje van Prins Lintworm leidde tot een gelukkig huwelijk – leidt hier tot een tragisch einde.
Het grootste geluk dat je kunt vinden bij je wederhelft, kan omslaan in verraad en pijn bij degene die toch niet je ideale partner blijkt te zijn. Toch zullen we elke keer ons hart weer moeten openstellen en kwetsbaar maken om de kans te krijgen om die ideale man of vrouw te vinden. De linde kan ons helpen bij het maken van die keuze en daarna bij het veilig stellen van dit huwelijksgeluk.

Gould, Charles – The dragon
Shuker, Karl – Draken

Sint Joris en de draak – Paolo Ucello ca. 1470

Andere interessante weetjes: 

De draak als vertegenwoordiger van moeder Aarde Python, Tiamat

In de ‘sacred grove’, de heilige plaats in de natuur. Daar is hij onderdeel van een afspiegeling/nabootsing van de macrokosmos en van het energetische proces. 

Ook de mandragora zou onder de hazelaar te vinden zijn en wijsheid verlenen. Echter deze kwam van de duivel, en wie hier gebruik van maakte verspeelde zijn ziel. Ook dit wezen is te associëren met de draak in het Engels heet hij namelijk ‘Mandrake’, man-draak… De alruinswortel heeft ruwweg de vorm van een mens.

Er is slechts één ander wezen in de symboliek die man en draak tegelijk is en dat is Fafnir. In de Nibelungen-mythe verandert Fafnir langzaam in een draak door de verderfelijke invloed van een grote goudschat en met name door de invloed van de vervloekte ring Andvaranaut. Deze ring heeft twee bijzondere eigenschappen: hij maakt onzichtbaar en met deze ring kan op magische wijze nieuwe rijkdommen vergaard worden.

De slang zou staan voor het tijdelijke en de hazelaar voor het eeuwige volgens Blöte-Obbes.

Ook van de els wordt gezegd dat er een ‘worm’ onder woont die geleidelijk uitgroeit tot een draak.

Ook andere draken komen uit de zee; Cuchulain vecht met een zeemonster: hij doet zijn heldensprong en reikt met zijn arm diep in de muil van het beest. Vervolgens trekt hij het hart uit het lijf van het beest en doodt hem op deze wijze. 

De meest duivelse draak is degene die door St-Michaël wordt verslagen tijdens de oorlog in de hemel in de oertijd. Hij doet dat met zijn zwaard.

Ook Maria en de heilige Margaretha zouden de draak kunnen beheersen. Maria wordt vaak afgebeeld met een draak of slang onder haar voeten. Margaretha werd door haar heilige daad zelfs gezien als een haaibaai, helleveeg en zelfs een ‘draak’ van een vrouw. Margaretha werd de ‘dulle griet’ die de duivel op het kussen bindt. 

Plinius beschrijft in zijn ‘naturalis historia’ een vergelijkbaar tafereel: met midzomer zullen talloze slangen zich samen oprollen tot een bal. Zij creëren uit hun slijm en spuug een ei, dat ze door hun gesis de lucht in blazen. Dit ei moet gevangen worden met een kleed zodat het de grond niet kan raken. De dappere die dat doet zal snel moeten vluchten voor een horde woedende slangen en zal pas veilig zijn als hij stromend water heeft overgestoken. Dit ei brengt zijn bezitter geluk. Vooral druïden droegen dit ei zeer graag. Hij heet ‘glain’ of ‘anguinum’. In Cornwall blijkt dit geloof nog steeds te bestaan. De geluk brengende glain bestaat hier echter uit een glazen of stenen ring. Hij wordt gevormd door een krioelende massa sissende slangen, maar hij kan ook gevormd worden door één slang. Deze moet dan opgekruld in zijn slaap gestoord worden door een mens die een hazeltak tussen zijn wendingen steekt. Hij zal dan blazen op de tak en zo een ‘glain’ produceren. Dit beeld komt zeer dicht in de buurt van het symbool van de caduceus, ook Plinius noemt deze naar aanleiding van zijn verhaal.

In een Russische sage wordt verteld van een meisje dat op drie mei het bos ingaat. Doordat ze schrok van een kluwen slangen viel ze in een kuil die leidde naar de onderwereld. Daar hield ze zichzelf in leven door aan een wonderlijke steen te likken. Aan het eind van haar verblijf leerde ze de taal der kruiden van de koningin der slangen. Door middel van een ladder van slangen kon ze weer uit de kuil klimmen. Vanaf dat moment kende ze de genezende kracht van elke plant, maar ze vergat alles weer toen ze de naam bijvoet noemde. Sindsdien werd de bijvoet ‘kruid van vergetelheid’ genoemd.

The post De symboliek van de draak first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-draak/feed/ 2
Het verhaal van de eenhoorn https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-eenhoorn/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-verhaal-van-de-eenhoorn https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-eenhoorn/#comments Mon, 22 Feb 2021 11:49:13 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=8040 De...

The post Het verhaal van de eenhoorn first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Dier met één hoorn uit Mohenjo Daro India

De eenhoorn is populairder dan ooit. In elke speelgoedwinkel struikel je over de roze glittereenhoorns en in de fantasykunst, boeken en films hebben ze een prominente rol. Tot zo’n tweehonderd jaar geleden werd er nog fervent geloofd in het bestaan van dit dier. Toch was er maar zelden iemand die beweerde dat hij zelf een eenhoorn had gezien. Mogelijk begon de mythe van de eenhoorn met de afbeelding van een gehoornd dier dat ‘en profil’ was afgebeeld en in werkelijkheid twee hoorns had. De eenhoorn is mogelijk al afgebeeld op een aantal zegels van zeepsteen uit de Harappa-cultuur in de Indusvallei van India (2600-1900 v.o.j.). Dit dier is echter grof van bouw als een os of stier. Ook in Egypte en Babylonië zijn afbeeldingen gevonden van dieren met schijnbaar één hoorn. (1)

Eenhoorn – Maerten de Vos 1572

Als we nu aan een eenhoorn denken zien we een wit paard voor ons met één – vaak gedraaide – hoorn op het voorhoofd. In de oudste geschreven bronnen over de eenhoorn wordt echter gezegd dat het dier lijkt op een bok of een ezel. Op middeleeuwse afbeeldingen lijkt het dier op een kruising tussen een bok en een paard. Hij heeft de sik en hoeven van een bok, maar de rest is meer als een paard. Pas in de achttiende eeuw werd het geloof in de eenhoorn langzaam losgelaten. Laten we de geschiedenis en de symboliek van dit fabeldier eens onder de loep nemen. Misschien komen we er zo achter waarom de eenhoorn zo immens populair is gebleven!

Eenhoorn als incarnatie van Boeddha

Rsyasrngra wordt verleid

Er is een Boeddhistisch verhaal over een incarnatie van de Boeddha genaamd Gazellenhoorn (Rsyasrnga). De oudste versie van het verhaal komt uit India en stamt uit de vierde eeuw v.o.j. Gazellenhoorn is de zoon van een asceet en een gazelle. Daarom groeit er één enkele hoorn op zijn hoofd. Hij leeft in het woud in volkomen afzondering en diepe ascese en verwerft zo veel geestelijke kracht en tovermacht. De goden worden jaloers en zorgen voor droogte in het rijk waar de jongeman vertoeft. De koning van het rijk beseft dat het pas zal gaan regenen als Gazellenhoorn zijn macht kwijt raakt. Hij stuurt zijn – nog maagdelijke – dochter er op uit om hem te gaan verleiden. Als zij bij de kluis van de jongeman komt is hij zodanig naïef dat hij haar niet als vrouw herkent, maar denkt dat zij een andere kluizenaar is. Ze praten met elkaar en zij ontbloot zich. Hij ziet dat en is verbaasd dat er bij haar een zeker lichaamsdeel ontbreekt. Maar zij verklaart dit op een listige wijze door te zeggen dat dit een wond is en dat deze wond alleen te genezen valt door het bij hem niet ontbrekende lichaamsdeel bij haar in de wond naar binnen te brengen.. Gazellenhoorn doet wat hem wordt gevraagd en verliest zo veel van zijn macht. Zijn vader kapittelt hem en zegt dat hij misleid is door een boze demon.

De geketende eenhoorn 15e eeuw

In een jongere en meer kuise versie van dit verhaal wordt hij door de prinses naar het paleis gevoerd. Daar doet hij rituelen waardoor het gaat regenen. De hoofdpersoon in deze versie heet Ekasrnga oftewel eenhoorn! In Brahmaanse versies is het niet de prinses die ‘Eenhoorn’ verleidt, maar een courtisane. Ook de courtisane doet zich voor als collega-kluizenaar en vertelt dat zij een gelofte heeft gedaan die voorschrijft hem te omhelzen. Zij danst en liefkoost hem en lokt hem op haar vlot waarmee zij terug naar het paleis vaart. Daar bedrijven zij de liefde en zo kan het gaan regenen. Vervolgens trouwt hij met de prinses. Waarschijnlijk werd de hoorn van Rsyasrnga gezien als een teken van zijn (bijna) verlichting en daarom zegen- en vruchtbaarheid brengend. Mogelijk is met dit verhaal de kiem gelegd voor de mythe van de eenhoorn! (2)

De eenhoorn in de Bijbel

Raphaël – God schept de dieren. De eenhoorn staat direct rechts achter God

In de Bijbel wordt de eenhoorn ook een aantal malen genoemd. Dit is ontstaan door een foutieve vertaling van het woord ‘re’em’. Waarschijnlijk ging dit om een wilde stier of oeros, maar de Griekse vertaling van het Oude Testament – de Septuagint (ca. 200 v.o.j.)- vertaalde dit als ‘monokeroos’ oftewel eenhoorn. De eenhoorn komt vooral voor in een aantal psalmen als een metaforische lofprijzing van de kracht van de Heer. Een voorbeeld is Psalm 91: ‘Mijn hoorn zal verhoogd worden als die van een eenhoorn, en mijn ouderdom overgoten met pure olie.’ Door de autoriteit van de Bijbel bleven mensen het werkelijke bestaan van de eenhoorn verdedigen tot ver in de achttiende eeuw. Al redde men zich ook uit de situatie dat er nog nooit een levende eenhoorn was gevonden, door te zeggen dat de eenhoorn was verdronken tijdens de zondvloed.
Maar ook in het Zoroastrische geloof komt een soort van eenhoorn voor. In deze Perzische mythe uit de Avesta wordt verteld van een ezel met drie benen, zes ogen, negen teelballen en één goudkleurige hoorn op zijn voorhoofd. Hij staat in de wereldzee en als hij zijn hoorn in het water steekt dan zuivert hij het water van alle boosheid. Als de ezel balkt dan bevrucht hij daarmee alle schepselen in het water. Dit verhaal staat in de Avesta die opgeschreven is vanaf de vierde eeuw n.o.j. maar is vermoedelijk vele eeuwen ouder. Dit zou de bron kunnen zijn van het geloof in de zuiverende werking van de hoorn van de eenhoorn. (3)

De zuivere hoorn die werkt tegen alle gif

Jean Duvet – De eenhoorn zuivert het water 1555

Ook de Griekse arts Ktesias van Knidos schrijft rond 400 v.o.j. over een viervoetig dier met één hoorn met zeer bijzondere eigenschappen. Hij verteld dat er in India grote witte ezels leven met rode koppen en één hoorn. Deze hoorn is ongeveer 45 centimeter lang, wit aan de basis, zwart in het midden en purper bij het scherpe uiteinde. Van deze hoorn worden drinkbekers gemaakt. Wie uit zo’n beker water of wijn drinkt is veilig voor vergif, want de hoorn maakt alle gif onschadelijk. Het is niet zeker of er beïnvloeding is tussen deze twee verhalen. (4)

Jeroen Bosch – Het paradijs ca. 1500

In sommige handschriften van de – vroeg-christelijke – Physiologus (derde eeuw n.o.j. en waarschijnlijk geschreven in Alexandrië) wordt ook verteld van de zuiverende invloed van de eenhoornhoorn. Hij vertelt een verhaal over slangen die het water van een meer hadden vergiftigd. Alle wilde dieren die wilden drinken wachten op de komst van de eenhoorn. Toen hij eindelijk kwam sloeg hij met zijn hoorn een kruis in het water. (Alleen zijn hoorn in het water steken volstaat ook in vele versies.) Het vergif verloor spontaan al zijn kracht en alle dieren konden weer van het water drinken. Dit verhaal werd christelijk verklaard als Christus die de wereld zuivert van alle zonden. De eenhoorn werd zo een symbool van puurheid. Het geloof dat een hoorn van de eenhoorn gebruikt kon worden tegen gif bleef lang bestaan. Tot 1789 bleven de Franse koningen een hoorn van de eenhoorn gebruiken om gif in hun maaltijd te detecteren! (5)

De eenhoorn verleid door een jonge maagd

Wandtapijt – La dame a la licorne 1484 – 1500

Een nog beroemder verhaal uit deze Physiologus over de eenhoorn vertelt het volgende: er is een klein, listig dier dat op een bokje lijkt, maar toch is het heel sterk en agressief. Hij is ook zeer schuw en kan maar op één manier door de jager gevangen worden. Hij plaatst een schone maagd op het pad dat het dier volgt. De eenhoorn zal dan op schoot bij de maagd springen. Zo heeft zij het dier in de macht. Hij loopt met haar mee en zij brengt het naar het paleis van de koning. De schrijver ziet dit gebeuren als een symbool voor de menswording van Christus in de schoot van Maria. Op de miniaturen in het boek wordt het dier meestal groter en meer paard-achtig afgebeeld. Het legt dan de poten op, of het hoofd in haar schoot.
In de Syrische versie van de Physiologus is het verhaal iets uitgebreider met een duidelijke seksuele ‘innuendo’: er is een zeer zachtaardig dier genaamd ‘dajja’, die de jagers niet kunnen vangen vanwege zijn grote kracht. In het midden van zijn voorhoofd heeft hij één hoorn. De jagers vangen het dier door middel van een list. Zij brengen een jonge, pure, kuise maagd en als het dier deze ziet dan benadert hij haar en gooit zichzelf op haar. Het meisje zal hem haar borsten aanbieden en het dier zal er aan zuigen en zich vrijpostig met haar gaan gedragen. Dan zal het meisje terwijl zij rustig zit naar de hoorn reiken en deze grijpen. Op dit moment komen de jagers en nemen het beest mee naar de koning. Het heeft er veel van dat de ‘Physiologus’ is beïnvloed door het Indiase verhaal over Rsyasrnga. Beide keren gaat het om een ‘Eenhoorn’ die in de wildernis leeft, verleid wordt door een schone maagd en naar een paleis wordt gebracht. Het is in de afbeeldingen echter niet duidelijk of het meisje weet dat zij als lokaas gebruikt wordt. (6)

Erotische symboliek

Jost Amman – Duitse houtsnede 1539-1591

In de Etymologiae van Isidorus van Sevilla uit de zesde eeuw n.o.j. is het beest juist groot en gevaarlijk. Hij vecht zelfs tegen olifanten en steekt ze in de buik. Ook hier wordt verteld van de vangst van een eenhoorn door een maagd. Bij de nadering van de eenhoorn toont zij haar borsten. Het dier legt zijn kop bij de maagd op schoot en verliest dan al zijn agressiviteit. Op deze wijze is hij weerloos geworden en kan gevangen worden. De dichter Aldhelm van Malmesbury schrijft rond 700 n.o.j. een gedicht over de eenhoorn waarin expliciet wordt gesteld dat de maagd de eenhoorn gevangen neemt door haar schoot te ‘openen’. In de vertaling van het Bestiarium van Philippe de Taon uit 1120 wordt gezegd dat het meisje haar borst uit haar kleding tevoorschijn brengt. De eenhoorn ruikt haar welriekende geur en komt naderbij, hij kust haar borst en zij houdt zijn hoorn vast en streelt hem. Vervolgens valt hij in haar schoot in slaap. (7) Ook komen er een aantal middeleeuwse miniaturen voor waarin de maagd naakt is. De kruidkundige en mystica Hildegard von Bingen vertelt in 1155 dat het nog beter is om meerdere maagdelijke meisjes te gebruiken als lokaas. Je laat ze in een veld met bloemen spelen en de eenhoorn zal op zijn achterpoten gaan staan en ze strak aanstaren. Dan komt hij naast hen liggen. Dit is een goed moment om hem te vangen omdat hij volkomen verdrinkt in de ogen van de meisjes. Het moeten wel adellijke meisjes zijn aan het begin van hun volwassenheid en klaar om gekust te worden. (8)

Uit deze voorbeelden blijkt de erotische geladenheid van deze verhalen! Je hoeft geen Freudiaan te zijn om de fallische connotatie te zien van een hoorn die geplaatst wordt in de schoot van een schone maagd. Als dit op te vatten is als een verwijzing naar de ‘daad’ dan is het niet vreemd dat hij na afloop in slaap valt of in ieder geval tam is geworden. Dit wordt overduidelijk in het komische verhaal ‘Gargantua en Pantagruel’ van Rabelais uit de zestiende eeuw. Hierin wordt verteld dat de hoorn van de eenhoorn normaliter slap naar beneden hangt als de lel van een kalkoen (of de kam van een haan), maar als het dier wil vechten of ‘het op een andere manier gebruiken’ dan staat de hoorn plots zo recht als een pijl.
De hoorn verwijst hier duidelijk naar de fallus. Hoorns zijn te zien als symbolen voor mannelijke seksuele energie. Gehoornde mannelijke dieren zoals bokken, stieren en herten werden gezien als dieren met een enorme viriliteit. Het Engelse ‘horny’ betekent niet voor niets geil. Al deze dieren zijn om die reden gedemoniseerd, het is dan ook erg opmerkelijk dat er met de eenhoorn het omgekeerde is gebeurd, hij werd geïdealiseerd. Toch is er een groot verschil, want de seksualiteit van de dieren met twee hoorns leidt naar dualiteit, maar de liefde van de eenhoorn leidt tot eenheid. Dit wordt expliciet gemaakt in zijn identificatie met Christus. (9)

Christelijke symboliek

Gabriël leidt de jacht op de eenhoorn 1400-1420

Het verhaal van de eenhoorn en de maagd wordt namelijk meestal gezien als een christelijke allegorie. Al in de Physiologus wordt gezegd dat het moment dat de eenhoorn de schoot van de maagd beklimt, te vergelijken is met de menswording van Christus. Uitgebreider kan je zeggen dat dit moment een symbool is voor de ‘annunciatie’ – waarbij de engel Gabriël de blijde boodschap aankondigt en de maagd Maria zwanger werd gemaakt door de stralen van de heilige geest. Dit maakt de eenhoorn tot een symbool van kuisheid en puurheid en nog mooier; een symbool voor Christus zelf!

Thomas van Cantimpré uit de dertiende eeuw geeft de volgende uitleg van het gebeuren: De jacht op de eenhoorn is een heilige jacht waarin de aartsengel Gabriël met zijn honden de eenhoorn naar de tuin van Maria toe drijft. De eenhoorn staat hier voor Christus en op schoot komen bij de maagd Maria is dan het moment waarin de ziel van Christus de buik van Maria induikt, oftewel het moment van de menswording van Christus. In haar schoot werd – de eerst ontstuimige – Christus deemoedig. Daar verbleef hij negen maanden en als de mens Jezus kon hij zich daarna vrijwillig laten offeren. Het bloed van de eenhoorn die gedood wordt staat dan voor het bloed van de Passie van Christus. Er zijn meerdere afbeeldingen waarin de maagd met de eenhoorn op schoot afgebeeld wordt als Maria, de moeder van Jezus. Zij zit dan meestal in haar ‘hortus conclusus’, haar omsloten tuin. (10)

Tapijt uit de zestiende eeuw (Duitsland) met Maria Egyptica (of Magdalena)

Er bestaan echter ook een aantal afbeeldingen waarin de eenhoorn vrijelijk omgaat met behaarde wilde vrouwen. Op deze plaatjes zijn geen jagers te bekennen, de eenhoorn voelt zich veilig genoeg om  zich te laten berijden door de wilde vrouw als ‘koningin der dieren’. De figuur op een van de meest opmerkelijke voorbeelden hiervan blijkt Maria Magdalena (of Egyptica) te zijn. Zij is daar een ‘wildevrouw’, bijna volledig met haar bedekt en in de wildernis en met een eenhoorn op schoot. In haar – deels apocriefe – verhaal begon zij – mogelijk – als prostituee, maar werd één van de belangrijkste discipelen in het gevolg van Jezus en ging daarna als kluizenaar de wildernis in. Daar ontdeed zij zich van haar kleding, maar haar lichaam raakte overdekt met haar. Haar verhaal doet sterk denken aan dat van de ‘courtisane’ uit het Indiase verhaal over Rsyasrnga. (11)

Hoofse symboliek

Minnekistje 1375-1400

Toch kan de eenhoorn ook in hoofse ridderlijke termen worden gevat. Dan is de eenhoorn de minnaar van de nobele vrouwe die zich onderwerpt aan zijn minnares. In een minnekistje uit de late middeleeuwen wordt de scene van de eenhoorn die zijn hoofd op de schoot van de maagd legt en dan bij zijn hoorn wordt gevat afgebeeld samen met een scène waarin koning Marc het buitenechtelijke liefdespaar Tristan en Isolde bespiedt. Hier is de jager die met zijn zwaard klaar staat om de eenhoorn te doden te vergelijken met de jaloerse echtgenoot. In de scene houdt de maagd een spiegel vast. Zij laat de eenhoorn in de spiegel kijken om hem zo te temmen en tot rust te brengen. In andere varianten bindt zij de eenhoorn met een koord vast aan een boom. In het liefdesbestiarium uit 1250 van Fournival wordt inderdaad het neerknielen van de eenhoorn voor de schone maagd geïnterpreteerd als een onderwerping van de minnaar voor zijn geliefde. (12)

Dame bindt eenhoorn aan een boom vast – Florence ca. 1470

Conclusie

Meester van het Amsterdamse kabinet – 1475-1500

De eenhoorn wordt al vanaf het begin geassocieerd met de grootsten der groten; met Boeddha en Christus. Maar dan zowel voor als na hun verlichting: voordat de eenhoorn gevangen wordt is hij nog ‘wild’ en in éénheid met de ongerepte woeste natuur. Hij is dan nog de naïeve, zuivere oermens, hij is als een wijze, wildeman. Maar de eenhoorn wordt verleid om de schoot van de maagd in te gaan en zo te incarneren of om seksualiteit en daarmee dualiteit te leren kennen. Zo wordt hij getemd. Zijn woeste energie wordt gekanaliseerd en begeleid naar een vrouwelijke bedding. Degene die dat doet is de ‘courtisane’, de meesteres van de seksuele energie. Of anders is zij iemand die zelf nog maagd, rein en onschuldig is. De eenhoorn is dan degene die naar verlichting zoekt en deze had kunnen vinden, maar besluit om zijn al verworven inzichten en krachten in dienst te stellen van de mensheid.
De spiralende hoorn die aan het voorhoofd van de eenhoorn ontspruit is zo te zien als de verlenging van een zuivere energiekolk die door het lichaam van het dier stroomt en uiteindelijk door het derde oog (of het zesde chakra) naar buiten stroomt. Zo gaat deze energie niet naar de geestelijke, maar naar de materiële (mensen)wereld. Dat is zijn bestemming. Zo laat de eenhoorn het regenen, hij maakt de aarde vruchtbaar en zuivert het van alle kwaad (zonde) en gif. Het water uit de heilige fontein in het paradijs blijft zuiver dankzij de eenhoorn. Zijn hoorn zorgt ervoor dat de kwaliteit van het eenheidsbewustzijn ook nog te ervaren is in onze wereld van materie en dualiteit. Dat is de kracht van verlichte mensen die ondanks alles er toch voor kiezen om te incarneren. Zijn deze eenhoorns er nog? Of wonen ze nu alleen nog maar in het paradijs? Is de laatste eenhoorn allang afgeslacht of doolt hij nog rond op afgelegen plaatsen of is hij onder ons aanwezig, maar kunnen wij door ons ongeloof hem niet meer waarnemen?

Tapijt uit de reeks: De jacht op de eenhoorn ‘De eenhoorn gevonden’ (15e eeuw)

Abe van der Veen

1 Gerritsen – Het spoor van de eenhoorn 12 Voor dit artikel heb ik vooral veel gebruik gemaakt van deze prachtige monografie over de eenhoorn. Voor ieder die zich verder wil verdiepen in de eenhoorn kan ik dit boek sterk aanraden.
2 Gerritsen – Het spoor van de eenhoorn 11-17
https://en.wikipedia.org/wiki/Rishyasringa
Dit verhaal heeft in de verte wel wat weg van een episode uit het Gilgamesj-epos. De nobele wilde Enkidu wordt verleid door een ‘houri’, een prostitué/priesteres uit de tempel van Ishtar. Nadat hij seks met haar heeft gehad willen de wilde dieren niets meer van hem weten en gaat hij met haar mee naar de grote stad. Ook de moeder van Enkidu was – in één versie – een gazelle en op zegels draagt hij vaak hoorns op het hoofd. Er is – mede vanwege de Enkidu tekst – veel voor te zeggen dat de versie met de ‘courtisane’ de oudste is. Al kunnen we wellicht beter spreken over een priesteres van de godin van de liefde.
3 Gerritsen 22
Cherry, John – Mythical beasts 47
4 De omschrijvingen van de eenhoorn kunnen behoorlijk van elkaar verschillen: zo is bij de Romeinse botanicus Plinius de hoorn van de eenhoorn negentig centimeter en heeft het beest de kop van een hert, voeten als van een olifant en de staart lijkt op die van een varken. Deze omschrijving heeft wel wat van de neushoorn. Er is dan ook veel discussie of de – ook eenhoornige – Indiase neushoorn mogelijk aanleiding heeft gegeven voor de legende van de eenhoorn. In het twaalfde-eeuwse Bestiarium wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de ‘rhinoceron’ en de ‘monoceron’. Maar ook dan is het onderscheid tussen de werkelijk bestaande neushoorn en de mythische eenhoorn niet duidelijk en wordt de rhinoceron afgebeeld als een soort van paard.
5 Cherry 58, 64
Gerritsen 23-24
6 Gerritsen 40
Sheppard, Odell – Lore of the unicorn chapter 2 There is an animal called dajja, extremely gentle, which the hunters are unable to capture because of its great strength. It has in the middle of its brow a single horn. But observe the ruse by which the huntsmen take it. They lead forth a young virgin, pure and chaste, to whom, when the animal sees her, he approaches, throwing himself upon her. Then the girl offers him her breasts, and the animal begins to suck the breasts of the maiden and to conduct himself familiarly with her. Then the girl, while sitting quietly, reaches forth her hand and grasps the horn on the animal’s brow, and at this point the huntsmen come up and take the beast and go away with him to the king.
7 Gerritsen 52, 58
8 Dekkers, M. – Bestiarium 37
http://www.deliah.com/einhorn/historisches/bingen.htm
Volgens Hildegard zou de eenhoorn zich er om verwonderen hoe het kan dat de meisjes geen baarden dragen, maar toch veel op de mannen lijken.
9 Walker, Barbara – Dictionary of symbols and sacred objects 139, 280
https://bubblin.io/book/gargantua-and-pantagruel-by-francois-rabelais/2011
Dekkers 40
10 Gerritsen 121
11 Cherry 66
Gerritsen 114-115
12 Gerritsen 108
Cherry 52
Je zou dit ook heidens kunnen interpreteren, waarbij de eenhoorn een variant wordt op de gehoornde god. Deze is de minnaar van de Godin en in de matriarchale cultuur haar onderdanig. Zo maakt de eenhoorn zich ook onderdanig aan de maagd. In een tweedeling van het jaar wordt de eenhoorn/ gehoornde god van het neergaande jaargetijde, opgevolgd door de leeuw/de god van de opgaande zon. Zoiets moet natuurlijk met een strijd gepaard gaan. Dit is de strijd tussen de eenhoorn en de jager, of tussen de beide minnaars van de godin. Deze interpretatie kan echter nooit meer dan speculatief zijn en zeker niet gelden voor de periode waarin de afbeeldingen zijn gemaakt (de late middeleeuwen).

Egyptische papyrus 1150 v.o.j.

Aanvulling: Op een aantal plaatsen op internet wordt gezegd dat er een – Egyptische, Babylonische, Sumerische of Assyrische – mythe zou bestaan over een strijd tussen de leeuw en de eenhoorn. De leeuw staat dan voor de zon en de eenhoorn voor de maan, en de één achtervolgt de ander door de nachthemel. Het lijkt er echter op dat dit puur op speculatie zonder grond berust. Ook zou in die mythe al het volgende verteld worden: De leeuw wint de strijd door een list. Hij staat direct voor een boom en gaat op het laatste moment aan de kant, waardoor de aanstormende eenhoorn zijn hoorn in de boom spietst en vast komt te zitten! De leeuw kan de eenhoorn vervolgens makkelijk doden. Of dit thema werkelijk zo oud is heb ik niet kunnen achterhalen, maar het komt in ieder geval voor in ‘The Faery Queen van Edmund Spencer uit de zestiende eeuw en nog later kwam het in het thema in het sprookje terecht van ‘het dappere snijdertje’ van de gebroeders Grimm. Hier neemt het snijdertje de rol in van de leeuw. Verder staan in het wapen van het Verenigd Koninkrijk de leeuw en de eenhoorn tegenover elkaar. Dit komt echter niet door het oude verhaal, maar door een samenvoeging van de wapens van Engeland en Schotland.
http://mlwi.magix.net/archetypes.htm?fbclid=IwAR2gG9rPBE9-e-JcrIF7V06vU1U90p86F5NzJFGSRf_KlFjGT26MRsJU7A0

Zie voor vele plaatjes van eenhoorns uit bestiaria: http://bestiary.ca/beasts/beastgallery140.htm#

Ghirlandaio 1449-1494

Speelkaart met de koningin der dieren – Meester E.S. 1450-1467

Eenhoorn als wapenhouder (Louvre)

Dame rijdt op een eenhoorn – kerk Malmö (14e eeuw)

Jan van Hemessen – De zondeval (detail) ca. 1500

The post Het verhaal van de eenhoorn first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-verhaal-van-de-eenhoorn/feed/ 1
De symboliek van de Dood https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-dood/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-symboliek-van-de-dood https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-dood/#respond Thu, 14 May 2020 15:18:37 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=7313 Als...

The post De symboliek van de Dood first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Grafzerk met motvlinders en omgekeerde toorts te Workum

Als je ergens heel bang voor bent, dan ben je doodsbang, want tegenwoordig is er niets angstaanjagender dan de dood. Sommigen zijn zo bang voor dat onvermijdelijke einde, dat ze zelfs bang zijn om te leven, omdat hierin een risico schuilt om dood te gaan. Deze angst was niet altijd zo groot. In vroeger tijden was er een rotsvast geloof dat de dood niet het einde zou zijn: er was een leven na de dood. Kunnen we nog iets met dit denkbeeld in deze rationeel-wetenschappelijke tijd? Of moeten we inderdaad maar accepteren dat het leven een zinloze jacht is van niets naar niets? Is er een goede reden om bang te zijn of kunnen we beter die angst van ons af werpen? Ik probeer hieronder aan de hand van de oude symboliek daar mijn visie op te geven.

De symboliek van grafzerken

De symbolen op oude grafstenen laten zien dat er eeuwenlang een diep geloof was in een leven na de dood. De steenhouwers versierden de grafzerken met motvlinders en zandlopers met vleermuisvleugels. De dood werd zo gezien als een reis naar een andere wereld. De dag is om en de nacht is daar. De ziel bleef in het bovenste deel van de zandloper in het dagbewustzijn, tot ze met de laatste zandkorrels mee overging naar het onderste deel, naar het nachtbewustzijn. De ziel vliegt dan als een vliegend nachtdier; een motvlinder of een vleermuis omhoog en weg van het lichaam, om nooit meer bij dat lichaam terug te komen.

Ook zien we op de grafsteen vaak  een  – naar beneden gerichte – brandende toorts. Dit is een symbool voor het leven dat voort gaat na de dood. Het leven is uitgedoofd, maar de ziel brandt verder in het hiernamaals. (1) Soms zie je ook een mensenschedel afgebeeld op zerken. De schedel is het teken van de dood en het is een ‘vanitas’ symbool. (2) Kijken naar een schedel is een onverbiddelijke herinnering aan je eigen sterfelijkheid. Dit past bij het oude adagium: ‘Memento Mori’. De boodschap was: laat je niet teveel afleiden door de waan van de dag en door allerhande uiterlijke ijdelheden. Dat zal allemaal samen met je lichaam verdwijnen. Blijf je kompas zetten op datgene wat de dood overleeft: je geest of ziel.

De god van de dood

Hans Baldung Grien – Der Tod und die Frau ca. 1517

Het beeld van de gepersonifieerde dood kennen we allemaal. Het geraamte gehuld in een donkere mantel met een kap en met een zeis in zijn knokige hand. Meestal wordt de dood als geraamte gezien als een man. Vaak heeft hij een zandloper bij zich waarin hij kan zien of iemands leven voorbij is en of al het zand van de hem toegemeten tijd is doorgelopen of nog niet. Met de zeis snijdt hij de levensdraad van de gedoemde mens door. Hij oogst daarmee een ziel. Hij is de ‘grim reaper’, de grimmige oogster. Hij is ook de ‘psychopompos’, die de zielen begeleidt naar de ‘andere kant’. (3) In de middeleeuwse dodendans pakt hij elk van ons vast en leidt ons al dansende naar die andere wereld. Dit doet hij met een grote grijns of grimas op zijn gezicht, deze dood is niet somber. Wel is hij meedogenloos en onafwendbaar. Soms geeft hij zijn slachtoffer de ‘kus des doods’. Hij plaats dan zijn mond op die van de stervende en zuigt zijn laatste levensadem op. In die laatste uitademing zit namelijk de ziel en zo kan hij deze meenemen naar de andere kant. (4) Dit thema is menigmaal prachtig afgebeeld: een jonge, naakte vrouw wordt door de dood gekust. Zij zal met hem mee moeten gaan of zij wil of niet. (5)

Dance Macabre – Michael Wolgemut 1493

Magere Hein heette bij de oude Grieken Thanatos en bij de Romeinen Mors. Hij was slechts het hulpje van de god Hades (bij de Romeinen Pluto), de god van de onderwereld. Hades is ook de naam van het verblijf der doden zelf. Bij de Germanen was er juist een godin van de onderwereld met de saillante naam Hel. Ook hier is de onderwereld zowel de god(in) van de dood als de woonplaats van de gestorvenen. Vanaf de christelijke tijd komt er een splitsing in de wereld van de doden, met een duivel die regeert over de hel en de verdoemde zielen die daarin verblijven en een God die regeert over de hemel en de zalige zielen. Dit had als logisch gevolg dat dood en duivel vaak met elkaar werden verward. Hierdoor kon het idee ontstaan dat de dood iets slechts was, waar je bang voor moest zijn. De heidense Hel als verblijfplaats voor – bijna – iedereen werd de christelijke hel van eeuwige marteling van de verdoemden.

De schikgodin Morta

Hans Baldung Grien – Drei lebensalter des weibes und Tod

De vrouwelijke dood kennen we een stuk minder. Maar zij is degene die de levensdraad aan het einde van ons leven afknipt. Zij behoort tot de drie schikgodinnen of anders gezegd; de godinnen van het noodlot. De eerste maakt de draad van het leven, de tweede meet deze op tot de beschikte lengte en de derde knipt de draad af op het moment van de dood. Die derde heet bij de Grieken Atropos, de onafwendbare, bij de Germanen Skuld, dat wat gebeuren moet en bij de Romeinen Morta, de dood. Dood en leven zijn hier onlosmakelijk met elkaar verbonden in een drie-eenheid. Met zijn drieën heten zij de Moiren, Nornen of Parcen. Bij de Nornen komt deze levensdraad uit de levensbron, de bron van Urd, die te vergelijken is met Ertha, moeder aarde. (6)

De levensdraad

Om de dood te snappen, moet je het leven begrijpen! Je kan de levensdraad die de schikgodinnen jou hebben toebedeeld zien als een draad waarmee

The Angel of Death

je ziel verbonden is aan je lichaam. Die draad is je levensdraad waardoor je levensenergie stroomt. Die draad is tegelijkertijd je levenspad, de rode draad die je kan volgen door je levensavontuur en die je uiteindelijk terug leidt naar je ziel. Als je weet hoe je intuïtief op het midden van de weg kan blijven, de gulden middenweg weet te  bewandelen, dan zal je daarmee je ziel ‘groter’ hebben gemaakt. (Groter is niet helemaal correct want het gaat hier niet om kwantiteit, maar je ziel is daarna tot meer doorvoeling in staat, hij kan een groter proces aan.) Maar de meeste mensen zullen regelmatig afwijken van het rode pad, en naar links of rechts afdwalen, teveel of te weinig doen of ervaren. Hierdoor zitten ze niet op het pad van optimale energie en bewustwording. Wie dat doorheeft, zal ervan leren en zo het pad intuïtief nog beter doorlopen. Velen van ons zullen zo ver afdwalen van hun – door de schikgodinnen uitgestippelde – levenspad dat ze volledig verdwalen.

Het volgen van je lot is te zien als een pad of een draad die heden, verleden en toekomst met elkaar verbinden. Zij is te zien als je continue en optimale verbinding met de levensbron. In het heden, in de fysieke wereld, is deze draad of dit pad echter onzichtbaar. Zij hoort bij de innerlijke wereld die alleen door middel van je intuïtie te voelen is.

Crane – The mower

De bron is je verbinding met moeder aarde, of – wellicht nog vollediger uitgedrukt – je connectie met de kosmos. Het is de kunst om je daar voortdurend bewust van te zijn en toch ook hier in je fysieke lichaam te zijn. Helaas wordt je in deze wereld bijna continu afgeleid van deze essentiële waarheid en bron. Als je deze connectie te lang negeert, dan zal je bewuste ik de bron niet meer herkennen en willekeurig op zoek gaan naar levensenergie. De kans is groot dat je dan een soort van ‘vampier’ of ‘zombie’ wordt en je energie gaat stelen bij andere dolende zielen zoals jij. (7) Morta, vrouwe dood, zal uiteindelijk met de schaar je levensdraad doorknippen of anders zal Mors, de heer van de dood, die met zijn zeis doorsnijden. Het maakt niet uit of je verdwaald bent of mooi in het midden van het gouden pad loopt. Dat is ieders noodlot.

De geest in de mens

Frans Francken – Heksenkeuken (detail) 1607

Misschien is het een troost om te weten dat je eigenlijk allang dood bent in de zin van: je bent al een geest (denk aan het Engelse ‘ghost’). Je geestwezen is het onsterfelijke deel van jezelf en die is nu al in de geestenwereld. Je ik zit in de ‘gewone’ wereld en heeft daar maar een flauwe notie van. Je ‘zelf’ of ‘geest’ bewandelt het labyrint in de onderwereld, terwijl je bewuste ik hier tegelijkertijd zijn leven leidt. Vroeger was men zich hier veel meer bewust van. Men hield er specialisten op na die deze connectie met de geestenwereld voor de hele gemeenschap in de gaten hield. Dit waren de sjamanen, druïden en heksen. Zij konden in de geest reizen en verlieten via de mond het lichaam – vaak in de vorm van een motvlinder of een (vleer)muis – om zo de dagwereld te verlaten en de nachtwereld in te gaan. Zij waren even (schijn)dood. Later in de christelijke tijd namen de ‘geestelijken’ dit over. Helaas kon die laatste groep zijn naam niet waar maken. Door een scherpe scheiding aan te brengen tussen deze wereld, de bovenwereld en de benedenwereld werd het – door angst, ratio en geestelijke blokkade – zelfs voor hen onmogelijk om die andere bewustzijnstoestand te betreden. De mens kende zijn geestkant niet meer of was daar bang voor gemaakt en zag deze als demonisch. Hij werd zo gespleten en gek gemaakt. Een gespleten toestand die nu als normaal werd gezien en ieder die de connectie met de ‘geestelijke wereld’ toch open hield werd nu juist de gevaarlijke gek. Dit is de omgekeerde wereld, waarin wij nu nog leven!

Hel en hemel

Jeroen Bosch – Visioenen van het hiernamaals 1505-1515

Eerst werden de mensen angst aangepraat door te stellen dat als je een ‘slecht’ leven leidde dat je dan na de dood in de onderwereld terecht zou komen en dat die wereld een hel zou zijn, voor eeuwig. Toch bleef er de hoop dat die hel slechts tijdelijk zou zijn, het was het vagevuur en uiteindelijk zou de beloning – de hemel – toch nog volgen. Vervolgens werden de mensen door de religie van de wetenschap nog banger gemaakt door te zeggen dat er na de dood helemaal niets zou zijn. (8) En deels is dit waar, door de bijna volledige aandacht op de tijdelijke, fysieke dingen is er een ego opgebouwd wat zich daar mee identificeert. Dit ego zal sterven en verdwijnen. Je naam, je lichaam, je gedachten, je herinneringen aan de fysieke wereld zullen allemaal verdwijnen omdat ze betekenisloos zijn geworden. In de wereld die geen tijd en ruimte kent zijn deze dingen oninteressant, ze zullen vervagen. Alleen het geest-deel blijft over. Dat is het deel dat altijd in connectie is gebleven met de bron, met het goddelijke en godinnelijke. Deze verbinding is zo sterk dat de grenzen tussen jou en de bron niet scherp afgetekend zijn. Een egoloos bestaan is uiterst fluïde en vormloos. Toch heb je nog steeds een eigen bewustzijn, dat al naargelang hoe het ging in je leven, een nieuwe fase in kan of nog een rondje ‘mens zijn’ mee gaat maken.

Conclusie

Manuel Deutsch – Totentanz 1516

De grote crisis waarin de maatschappij verkeert dwingt ons om de dood onder ogen te zien. Het is daarmee ook een zingevingscrisis. We zijn zo bang voor de dood omdat we denken dat er niets meer is dan dat lichaam, met daarin een verstand wat continu tegen zichzelf praat en als het stopt, dan volgt daarna het inktzwarte niets. Het is begrijpelijk dat je dat zo lang mogelijk wilt uitstellen. Maar als dit betekent dat je minder wilt gaan leven om de dood uit te stellen, dan wordt je levensdraad heel dunnetjes en verdwijnt het levensgenot en zo ook de hele zin van dit leven. Die zin is simpelweg het leven Leven! Doorleef het, niet op afstand via het raam van je ogen, maar echt. De bange muisjes worden misschien wel heel oud, maar zij leven op een waakvlammetje! Het mooie is juist dat we die rijke levenservaring, verinnerlijking en verdieping van het bewustzijn meenemen naar de Andere kant. Dit is niet een volgend leven, maar hetzelfde leven, maar dan zonder dit lic-haam. Het lichaam is niets anders dan een ‘lijkenhemd’ (lic=lijk, haam=hemd). We kunnen het aan trekken en het ook weer uit doen. Het is te zien als een tijdelijk voertuig. Maar jij blijft wel voortbestaan. Dit beweer ik niet als een christelijk dogma of vanuit een heidens standpunt of vanuit welke religie dan ook. Dit is voor mij een diep beleefd gevoel van binnenuit, en daar heb ik geen georganiseerde godsdienst voor nodig.

Wie de god en godin van de dood wil eren (want ere, wie ere toekomt) die gebruikt de aan hem toegemeten tijd goed. Hij stapt niet voortijdig uit het levensbootje omdat hij weet dat dit zinloos is en alleen maar er toe zal leiden dat zijn geest moet dolen, een dwaallicht of spook gaat worden. Hij zal ook niet het leven nodeloos rekken en zich verstoppen voor de naderende dood. Een dun, uitgetrokken leven is wellicht langer, maar zeker niet rijker. Hij ziet de dood in de ogen en weet dat die altijd bij hem is, hij omarmt zijn noodlot zo als een waar krijger van het levensavontuur dat doet. Hij omarmt en bemint vrouwe dood, zoals hij ook vrouwe leven daarvoor had bemind. Voor zo’n levensgenieter zal de rode loper van het leven worden uitgerold.

(Onder de noten vindt je nog vele wetenswaardigheden over kunst en verhalen rondom de Dood)

Abe van der Veen

Ingres – Francois I ontvangt de laatste ademtocht van Leonardo da Vinci 1818

  1. De brandende omgekeerde toorts is een symbool voor het leven dat voort gaat na de dood. Het leven is uitgedoofd, maar de ziel brand verder in het hiernamaals. Zeker als de toorts een krans heeft, want dit is een teken van eeuwig leven. De omgekeerde – soms gevleugelde – toorts wordt ook in de buurt van afbeeldingen van Mors en Thanatos gevonden. De zeis symboliseert het feit dat de dood iedereen treft: een zeis maait alle korenhalmen om.
  2. Er zijn enorm veel schilderijen gemaakt met het thema ‘vanitas’. Iemand is bezig met ‘ijdele’, wereldse zaken zoals geld en schoonheid, maar een schedel – ergens op het schilderij – maakt het de kijker duidelijk dat dit slechts ijdelheid is want tijdelijk. Uiteindelijk is het belangrijker om bij je daden te denken aan je tijdelijke bestaan en je nakende dood.
    Op sommige doeken wordt er op de schedel gemediteerd (ook nu nog wordt dat wel gedaan). Het is tegelijk een mediteren op je dood als een mediteren op datgene wat er na de dood over blijft; je ziel. Bij de oude Kelten resideerde de ziel in het hoofd.
  3. Dat hij de oogster is impliceert dat hij meerdere zielen tegelijkertijd neer maait en verzamelt om met zich mee te brengen naar de ‘andere kant’. Mogelijk werden er in de heidense tijd bepaalde oogsttijden aangemerkt. Dit zijn de zogenaamde quatertemperdagen, de dagen waarin het seizoen kantelt en waarin de ziel makkelijker het lichaam verlaat. De voornaamste oogsttijden zijn de Germaanse Midwinter en de Keltische Samhain. Op dit soort dagen werden de dolende zielen bijeengebracht om door de Dood overgevaren te worden naar de andere kant. Het was de tijd van de Wilde Jacht en van de ‘overtocht naar het Engel-land’. Ook werden er maskerades voor volwassenen gehouden. Deze wisten de achtergrond en wilden – voor die ene keer in het jaar – zijn als een dode om de verwantschap met de vereerde geesten van de voorouders te voelen. Zo hielpen zij mee met de derde en laatste oogst. Vlak voor Halloween werden op het veld de laatste restanten binnengehaald zoals knollen, rapen en in latere tijd pompoenen. Maar op Halloween zelf volgde de allerlaatste oogst die binnengehaald werd door de Dood zelf. Magere Hein kwam zielen oogsten. Dit maakt Halloween tot zowel een oogstfeest als een feest van de doden!
    Vanwege Mors hebben we het nog steeds over ‘morsdood’.
    In het noordelijke heidendom waren het de Walkuren die in opdracht van de oppergod Odin de doden van het slagveld haalden. Odin is Grimnir, de grimmige, gemaskerde god.
    In de christelijke tijd had men het soms over Azraël de ‘engel des doods’, een engel van God met zwarte vleugels die de doden kwam halen.
  4. Wijdverbreid is het volksgeloof dat de ziel het lichaam verlaat samen met de laatste uitademing. Dit wordt al genoemd in een gedicht van Theocritus (derde eeuw v.o.j.) over Adonis. Het is zaak deze laatste uitademing te vangen door deze in te ademen. Zo zal de ziel overgaan in jou en zich met jou ziel vermengen als je dat zo wilt. Zeker als het gaat om een persoon met grote kracht of kwaliteiten is dit voordelig, want die gaan dan op jou over. Maar ook de ‘Dood’ kan die ‘kus’ geven en zo je ziel meenemen. Met ‘the kiss of death’ neemt Magere Hein of vrouwe dood de ziel mee naar de andere kant. Met de laatste adem verlaat de ziel het lichaam. De dood neemt – als het ware – de ziel mee met de laatste ademtocht die de stervende slaakt. De ziel ontvlucht het lichaam via de mond, daarom zal de ‘engel des doods’ aan het hoofdeinde van het bed staan. De dood kan dan de ziel vangen en meenemen naar de andere kant.
    https://en.wikipedia.org/wiki/Death_(personification)
    Dale C. Allison – Testament of Abraham p.396
  5. De dood en het meisje’ is een interessant subgenre in de kunst. Het was vooral in de zestiende eeuw erg populair. Het meisje wordt door een skelet meegevoerd naar haar graf of naar de onderwereld. Zij huilt of spartelt tegen, maar kan uiteindelijk geen weerstand bieden. In sommige versies lijkt het alsof de dood amoureuze avances maakt. Meestal gaat dit echter om de ‘kus van de dood’. Een aantal keren wordt Thanatos toch aan Eros gekoppeld. Wellicht om de paradox tussen de afgrijselijke dood in de vorm van een skelet en het jonge, vruchtbare, aantrekkelijke meisje nog pregnanter te maken.
  6. Ze worden bij de Romeinen ook wel de fatae en in het oude Engeland wel de wyrrd sisters genoemd. In sprookjes komen deze schikgodinnen voor als feeën en staan dan bij de wieg met goede wensen. Maar ook dan komt de dertiende of derde fee met een doodswens.
  7. De ondode leeft niet echt, hij heeft een lichaam en beweegt, maar hij heeft geen ziel. Hij heeft zijn contact met zijn centrum, en daarmee met zijn goddelijke bron verloren. Hij kan alleen nog ronddolen. De ondode is zo de grote tegenpool van de levende ziel. Omdat zij het contact met het onsterfelijke, goddelijke hebben verloren weten ze niet meer waar ware levenskracht vandaan komt. De quintessence, de aqua vita is voor hen onvindbaar en wanhopig als ze zijn halen ze levensenergie bij anderen vandaan in plaats van uit de bron. Velen van ons zijn zulke ondoden, in plaats van te drinken uit de bron van het eeuwige leven, in hun diepste centrum, zoeken ze hun bloed, levenskracht in de fysieke wereld en vampiriseren ze de natuur en de mens. De vampiers zijn de leiders van dit spel en de zombies zijn hun vee. De leiders van dit demonische/diabolische spel zien ieder die zich hier bewust van is geworden als een bedreiging. Het is de grote uitdaging voor ieder die wakker is geworden hoe hier mee om te gaan.
  8. Wetenschap is een prachtig ding wat ons heel veel kennis heeft opgeleverd van de wereld buiten ons. Daar moeten we het vooral ook voor blijven gebruiken, niks mis mee! Het is echter vrij nihilistisch in zijn opvattingen over de binnenwereld, de gevoelswereld en de ‘andere’ wereld. Deze wordt ontkend, genegeerd of als een uitvloeisel van het fysieke uitgelegd, terwijl in mijn optiek het primaat toch aan de belevingswereld zou moeten worden toegekend. Deze is en blijft grotendeels onbewijsbaar en dat is ook prima zo.

Andere interessante dingen over de dood in de kunst en de verhalen:

Dance macabre, de dodendans
Ook van dit thema zijn vele schilderijen en ook muziekstukken. De doden hebben plezier, ze dansen en maken muziek. Ze leiden de mensen, jong en oud, rijk en arm, lelijk en mooi, allemaal aan de hand naar hun graf. In de dood is iedereen gelijk.

Manuel Deutsch – Fresco Totentanz Bern

De dood en de maagd/het meisje, de erotiek van de dood

Een interessant subgenre in de kunst is ‘De dood en het meisje’. Het meisje wordt door een skelet meegevoerd naar haar graf of naar de onderwereld. Zij huilt of spartelt tegen, maar kan uiteindelijk geen weerstand bieden. In sommige versies lijkt het alsof de dood amoureuze avances maakt. Meestal gaat dit echter om de ‘kus van de dood’. Een aantal keren wordt Thanatos toch aan Eros gekoppeld. Wellicht om de paradox tussen de afgrijselijke dood in de vorm van een skelet en het jonge, vruchtbare, aantrekkelijke meisje nog pregnanter te maken.

Hans Baldung Grien – Der Tod und das Mädchen 1518

Vadertje Tijd

Vader tijd lijkt ook opvallend veel op de ‘Dood’. Hij is een figuur uit de allegorische kunst en de personificatie van tijd. Zijn attributen zijn een zeis en een zandloper. Hij wordt meestal afgebeeld met een lendendoek om het naakte lichaam en vleugels. Oorspronkelijk werd de personificatie van de tijd niet afgebeeld met attributen. De oude Grieken verwarden het Griekse woord voor tijd (chronos) met de naam van de landbouwgod Kronos. Deze had een zeis als attribuut. Chronos is de personificatie van de lineaire, meetbare tijd, die staat voor continuïteit. Hij stamt af van de oergodheid Chaos en wordt meestal voorgesteld als een oude man met een lange grijze baard.

Romanelli – Chronos en zijn kind 17e eeuw

De ontmoeting met de drie doden

Dit is een middeleeuwse legende over drie edellieden die tijdens de jacht drie lijken tegen komen. Zij waarschuwen hen: ‘Zoals ik was, zo ben jij en zoals ik ben zo zal jij worden. Rijkdom, status en macht hebben geen waarde op het uur van de dood.’

Je kan de dood niet ontlopen.

Een verhaal met de titel ‘De afspraak in Samarra’ gaat als volgt: Een man ziet vrouwe dood als hij op de markt inkopen aan het doen is, zij maakt een dreigend gebaar. Snel holt hij naar zijn meester en vraagt of hij zijn paard mag lenen om zo de dood te ontlopen. Zo snel hij kan rijdt hij naar de stad Samarra, zo’n 125 kilometer daar vandaan. Ondertussen gaat zijn meester ook naar de markt en ontmoet vrouwe dood. Waarom maakte je een dreigend gebaar naar mijn dienaar? Dat was geen dreigend gebaar, maar een gebaar van verbazing omdat ik wist dat ik vannacht een afspraak met hem heb in het verre Samarra.. Dit is een moderne versie van een verhaal dat al voor komt in de Babylonische Talmud (3e – 6e eeuw n.o.j.)

De dood te slim af zijn, Sisyphos en Thanatos

In de Griekse mythe van Sysiphos is hij de dood tweemaal te slim af. Eerst doet hij de goedgelovige Thanatos zijn eigen handboeien aan en zet hem zo gevangen, de tweede keer laat hij zijn vrouw beloven dat zij zijn lijk niet de gebruikelijke laatste eer geeft. Persephone stuurt hem terug om zijn vrouw te kapittelen, maar Sisyphos vertikt het om terug te keren. Uiteindelijk moet hij zwaar boeten voor zijn listen en in Hades voor eeuwig een steen een heuvel op rollen. Elke keer als hij boven komt, rolt de steen weer terug en mag hij opnieuw beginnen.

De dood in het sprookje

In het sprookje van Grimm ‘De dood als peetvader’ kan de dokter de dood zien staan aan het hoofdeinde als de tijd van de patiënt gekomen is en aan het voeteneinde als dit nog niet zo is. Hij probeert de dood te foppen door het bed te keren. Voor één keer ziet de dood het door de vingers, maar een tweede keer neemt hij wraak. Hij neemt hem mee naar een grot waar de kaarsen van alle levenden branden en laat het korte stompje van zijn kaars zien. Hij probeert stiekem was aan het kaarsje toe te voegen en gooit zo per ongeluk zijn eigen kaarsje om. https://www.pitt.edu/~dash/grimm044.html

In een aantal andere sprookjes wordt de dood gevangen genomen (bv. in een magische zak of een magische perenboom) en blijven de mensen maar doorleven. Dat lijkt eerst een goed plan tot blijkt dat de mensen almaar zieker en zwakker worden tot het lijden ondraaglijk is. De Dood wordt dan toch maar weer vrijgelaten. (Ik vindt dit thema goed passen bij de huidige tijd waarin het leven van mensen eindeloos gerekt wordt terwijl de kwaliteit allang weg is.)

 

The post De symboliek van de Dood first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-symboliek-van-de-dood/feed/ 0
De vijftig meest fantastische schilderijen https://www.abedeverteller.nl/de-vijftig-meest-fantastische-schilderijen/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-vijftig-meest-fantastische-schilderijen Sun, 12 Apr 2020 13:50:48 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?page_id=7182 Dit...

The post De vijftig meest fantastische schilderijen first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Dit is mijn persoonlijke top vijftig van schilderijen en andere kunstwerken uit het genre van de ‘fantastische’ kunst uit de periode 1200-1800. Ik laat je eerst het hele schilderij zien en daarna een detail omdat in dit genre het plezier juist zit in de vele lugubere, macabere, groteske, weerzinwekkende, dubieuze en verontrustende details.

1 De tuin der lusten – Jeroen Bosch 1480-1490

2 De val van de opstandige engelen – Pieter Bruegel 1562

3 De verzoeking van de heilige Anthonius – Jeroen Bosch ca. 1501

 

4 Heksenbijeenkomst – Frans Francken II 1607

5 De dulle Griet – Pieter Brueghel 1563

6 Triomf van de deugden – Andrea Mantegna 1502

7 Verleiding van sint Anthonius (deel van het Isenheimer altaar) – Matthias Grünewald 1510

8 Heksensabbat – Hans Baldung Grien 1514

9 Ridder, dood en duivel – Albrecht Dürer  1513

10 Het laatste oordeel (Camposanto Pisa) – Buonamicco Bufalmacco 1320-1336

11 Heksen – Francisco de Goya 1797

12 Het laatste oordeel (Dom van Florence) – Vasari en Zucchari 16e eeuw
Het fresco is te groot om in zijn geheel te laten zien.

13 De triomf van de dood – Pieter Bruegel 1562

14 Saul bij de heks van Endor – Jacob van Oostsanen 1526

15 Demonen pijnigen sint Anthonius – Niklaus Manuel Deutsch 1520

16 Het laatste oordeel (Petroniusbasiliek Bologna) – Giovanni de Modena 1410

 

17 Heksensabbat – Hans Baldung Grien 1510

18 Polyptiek visioenen van het hiernamaals  – Jeroen Bosch 1505-1515

19 Heks en draak – Hans Baldung Grien 1515

20 De dood als soldaat omarmt een meisje – Niklaus Manuel Deutsch 1517

21 Heksen tijdens hun bezweringen – Salvator Rosa 1646

 

22 Kruisiging en afdaling van Christus in de hel – Meester van Dreux Budé ca. 1490

23 Heksensabbat – Francisco de Goya 1797

24 Verdoemden in de hel – Luca Signorelli 1499-1502

25 Twee heksen – Hans Baldung Grien 1523

26 De marteling van sint Anthonius – Michelangelo Buonarotti 1487 – 1488

27 Het laatste oordeel – Giotto 1303

28 Sint Joris en de draak – Raphaël 1504

29 Het laatste oordeel – Jeroen Bosch ca. 1482

30 Heksenkeuken – Frans Francken II 1610

31 Het laatste oordeel – Jan van Eyck 1440

32 Heks rijdend op een fallus – Parmigianino 1530-1540

33 Verleiding van sint Anthonius – Joos van Craesbeeck ca. 1650

34 Het laatste oordeel (fresco San Gimignano) – Taddeo di Bartolo 1393- 1396

35 Lucifer in de hel (Les tres riches heures de duc Berry) – Gebroeders van Lymborch 1410-1416

 

 

36 Het laatste oordeel – Hans Memling 1466-1473

37 Judas de gehangene – Giovanni Canavesio 1492

37 Jacobus bij de tovenaar – Pieter Bruegel 1565

38 Christus in het voorgeborchte  – Jan Brueghel en Hans Rottenhammer 1597

39 Verzoeking van de heilige Anthonius – Cornelius Saftleven ca 1629

40 Heksenkeuken – Jacques de Gheyn II 1608

41 Capricho no. 69 ‘Sopla’ – Goya 1798

42 Dood en duivel verrassen twee meisjes – Daniel Hopfer ca. 1515

43 Hekserij onder de galg – David Teniers ca. 1650

 

44 Sint Joris en de draak – Paolo Ucello ca. 1470

45 Het laatste oordeel en de zeven hoofdzonden – Jacob van Swanenburg 1610 -1638

46 De verzoeking van de heilige Anthonius – Maerten de Vos 1594

47 Vertrek voor de sabbat – David II Teniers ca. 1645

48 ‘Gib Frid’ (Laat me gaan) – Daniel Hopfer 1500-1536

49 De duivel toont sint Augustinus het boek van de laster (vleugelzijde van het Kirchenväteraltar) – Michael Pacher 1471-1475

50 De helleveeg – David Rijckaert III 1636-1661

 

The post De vijftig meest fantastische schilderijen first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De ark van Noach en de kubus van Utnapishtim: een andere kijk op het zondvloedverhaal https://www.abedeverteller.nl/de-betekenis-van-de-ark-van-noach/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-betekenis-van-de-ark-van-noach https://www.abedeverteller.nl/de-betekenis-van-de-ark-van-noach/#comments Wed, 30 Oct 2019 23:30:18 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=6908 Het...

The post De ark van Noach en de kubus van Utnapishtim: een andere kijk op het zondvloedverhaal first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Het verhaal van de ark van Noach en de zondvloed is wereldberoemd. God liet de aarde  overstromen om zo de mensheid te straffen. Maar Noach mocht het – samen met zijn familie – overleven. Ook moest hij van elk soort dier één paar meenemen in een enorm schip. Toen het water wegzakte kon alles met Noach en zijn familie opnieuw beginnen en God liet een regenboog zien als teken van zijn belofte dat hij nooit weer zo’n ramp zou laten gebeuren. Ik kwam er achter dat dit verhaal veel meer lagen heeft dan puur een verhaal over zonde en straf en wil deze bevindingen graag met jullie delen.

Ark van Noach – Bijbel van Anton Koberger ca, 1500

De Sumerische en Akkadische Noach

Allereerst is het overstromingsthema veel ouder dan menigeen denkt! De eerste boeken uit de Bijbel werden tussen de tiende en de vijfde eeuw v.C. geschreven. De oudste versie van dit verhaal is echter al zo’n 3600 jaar oud! Deze Sumerische versie komt uit de stadstaat Nippur. De held heet hier koning Ziusudra (Dit betekent hij van het lange leven). In de – iets jongere – versie uit Babylonië heet hij Atrachasis (wat ‘de zeer wijze’ betekent) en in de Akkadische versie is de naam van de held Utnapishtim. Dit betekent: ‘hij die  leven heeft gevonden of gezien’. Hier is het een episode in het veel langere epos van Gilgamesh. In zijn volledige versie komt dit verhaal uit de twaalfde eeuw v.C, maar delen zijn al uit de achttiende eeuw. De eerste twee versies zijn voor mij te fragmentarisch om te gebruiken voor een duiding. Daarom gebruik  ik de versie uit het Gilgamesj epos en vergelijk die met het verhaal uit de Bijbel om zo tot een paar mooie ontdekkingen te komen. (1)

Zondvloed (detail van de Sixtijnse kapel) – Michelangelo 1508-1512

De schepping als een scheiding van het water van de chaos

Om het einde van de wereld te snappen moeten we eerst iets meer weten over het begin: In de Sumerische mythe baarde Nammu – de godin van de oerzee – de god van de hemel (An) en  de godin van de aarde (Ki). Deze twee paarden met elkaar en Ki baarde de god van de lucht. Deze god genaamd Enlil scheidde An en Ki van elkaar en nam de aarde als zijn domein, An neemt de hemel als zijn domein. Hoe het verder gaat met Ki wordt niet verteld.
In het Babylonische epos Enuma Elisj zijn het Apsoe (de god van de zoete wateren) en Tiamat (de godin van het zoute water) die zich verenigen en zo nieuwe godenparen scheppen. Apsoe wordt gedood door Ea en Tiamat door Marduk. Zij wordt in tweeën gespleten en uit haar lichaam wordt onze hemel en aarde geschapen.
In de Bijbel gebeurt er iets gelijkaardigs op de tweede dag van de scheppingsweek: ‘En God zeide: Daar zij een uitspansel (of gewelf) in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel.’ (2)

De kosmos volgens de Hebreeën

Uit deze scheppingsverhalen kunnen we opmaken dat onze kosmos omringd is door water. Dit is echter iets anders dan de vloeistof die wij kennen. Het is de oerstof of oersoep die er al was voor er iets anders was. Het is de ‘arche’, de oorsprong van alles. De hemel is hier niet meer dan een soort van dak, het is een gewelf waaraan de sterren, de zon en de maan aan bevestigd zijn. Een ander woord hiervoor is het firmament of uitspansel. Ook de aarde is te zien als een soort van beschermende laag die de chaotische oerwateren tegen houdt. In het begin waren hemel en aarde nog met elkaar in verbinding, maar later worden zij van elkaar gescheiden door lucht. Zo ontstaat de wereld waarin de mensen kunnen leven. (3)
Bij ‘mens’ gaat het om een bewustzijnsveld dat naast kosmisch ook individueel bewustzijn heeft en daardoor eigen keuzes kan maken. Vanuit zijn individu creëert hij zichzelf een lichaam en een ego, maar vanuit zijn kosmische bewustzijn weet hij dat hij ziel of geest is. Het is de grote kunst om deze twee in balans te houden zodat afgescheidenheid – om keuzevrijheid mogelijk te maken – in evenwicht gehouden wordt door overgave en verbinding om zo dicht bij het goddelijke te kunnen blijven.

Zondvloed – Joachim Uytewael 1595

De reden voor de overstroming

Enlil, de god van de lucht, beslist dat de mensen te lawaaiig zijn en uitgeroeid moeten worden door een grote overstroming. De Hebreeuwse God Elohim wil de mensen uitroeien vanwege hun boosaardigheid. Hij zag dat de ‘overleggingen van hun hart’ slechts boos waren. Dit klinkt verschillend, maar gaat om hetzelfde: de – al dan niet uitgesproken – gedachten van de mens winnen aan kracht en richten zich dusdanig op ego en materie/lichaam dat de goddelijke zielskant van de mens vergeten wordt. Dit geeft lawaai en verstoring van de eenheid en het stille zielenveld. Dit geeft ook ‘zonde’, in de ik-gerichtheid verliest de mens zijn energie en dat is zonde. Enlil als god van deze vorm van bewustzijn weet als geen ander dat deze mens heeft gefaald. Hij zal opnieuw moeten beginnen en hij doet dat met de enige mens die wel beloftevol is: Utnapishtim. ‘Ut’ is bijzonder want hij heeft leven gezien. Als Noach betekent zijn naam rust en alleen in die stilte is het mogelijk om je te verbinden met Leven. Noach wandelde met God zegt de Bijbel. (4)

Het zaad van al wat leeft

Utnapishtim wordt dus gewaarschuwd. Echter niet door Enlil, maar door de god van de wijsheid Ea/Enki.  Hij zegt: ‘Geef je bezit op, en red je leven. Breng het zaad van al wat leeft in het schip.’ Het is bijzonder om te zien dat het hier niet gaat om fysieke dieren die de ark in gaan, maar om ‘het zaad van al wat leeft’. Nu is het zaad hetzelfde als de kiem. Het is de oorsprong waarin alles wat een bepaald dier tot dat dier maakt is vervat. Alles wat de ark ingaat kan dat alleen als het terug gebracht wordt tot zijn essentie en dat geldt ook voor de mens! (5)

Terug naar Tehom

Vervolgens geeft Ea instructies over de afmetingen van de boot: ‘De lengte en de breedte moeten gelijk zijn. Maak er een dak op zoals de Apsoe heeft.’ (De Apsoe is de zoetwateroceaan in het diepste van de aarde.) Uit deze tekst kunnen we opmaken dat het hier niet over een zeewaardige boot gaat, maar over een vehikel dat stand kan houden in de chaotische turbulentie van de oeroceaan. Het schip moet een dak hebben zoals die van de Apsoe simpelweg omdat hij de kosmische wateren (of zij nu zoet of zout zijn) moet kunnen weerstaan.
De komst van dit ‘water’ is weer het duidelijkst te lezen in de Bijbel: Op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten (of fonteinen van de grote afgrond) open en werden de sluizen des hemels geopend. In het Hebreeuws worden die ‘waterdiepten’ ‘Tehom’ genoemd. Het zijn dezelfde wateren als die uit het scheppingsverhaal waar God een scheiding tussen aanbracht. Het water komt dus niet van regenbuien o.i.d. maar uit de diepte en de hoogte, voorbij al het bekende. Zij komt uit de waterige chaos van Tehom. Deze Tehom kennen we ook als Tiamat! Het zijn de zoute wateren van de oerchaos. Zo werd de hereniging van de bovenste en de onderste wateren (het mannelijke en het vrouwelijke element van Tehom) een vernietiging van de wereld in een kosmische omhelzing! Dit is ook te zien als de omhelzing van de god Apsoe met de godin Tiamat. (6)
Een twaalfde-eeuwse rabbijn beweert dat de ark veertig dagen onder water verbleef en hij had waarschijnlijk gelijk: de ark van Noach werd omringd door water! En zo moet niet alleen de mens, maar de hele schepping opnieuw beginnen. (7)

The deluge – John Martin 1834

De ark als een zwarte kubus

De ark van Utnapishtim moet – zo lezen wij in de tekst – de vorm hebben van een kubus! De ark heeft verder een zwarte kleur door de pek waarmee hij waterdicht gemaakt is. (8) Deze opmerkelijke vorm en kleur heeft zij gemeen met een aantal zeer heilige plaatsen en wezens: de godin Cybele/Kubaba (oftewel kubus) die als zwarte steen werd vereerd te Rome, de zwarte steen Ka’aba die een onderdeel is van een zwart kubusvormig gebouw in de moskee van Mekka en dan nog de ‘ark van het verbond’ die in het zwarte, kubusvormige heilige der heiligen van de tempel van Jeruzalem stond. Deze drie plaatsen/objecten staan symbool voor het prilste begin en het centrum van de wereld. Zij zijn te zien als de allereerste oervorm van het huwelijk tussen bewustzijn en materie. Een samengaan dat individueel bewustzijn mogelijk maakte. Het enige verschil tussen de ark van Noach en de andere voorbeelden is dat de ark noodgedwongen teruggaat naar die oervorm en dat de anderen juist het prille begin markeren van waaruit de materie alle kanten op is gegroeid. (Om die reden claimen zowel Rome, Mekka als Jeruzalem het ‘centrum’ van de wereld te zijn.)

Die Sintflut – Hans Baldung Grien 1516

De Ararat als eerste materie

De ark is te zien als de oervorm die kan dienen als eerste bouwsteen voor een nieuwe schepping. Het is de meest oorspronkelijke materie, waar ook de eerste kiem van individueel bewustzijn in zit. Dit blijkt ook uit een andere anekdote: Volgens het reisverslag van Marco Polo uit de dertiende eeuw had de piek van de berg Ararat de vorm van een kubus! Dit was het allereerste wat boven het water uit kwam. Precies hier kwam de ark van Noach te rusten. Je kan de bergpiek zien als het eerste stuk materie wat boven de kosmische wateren uit kwam steken. Ararat betekent heilige grond en de ark komt precies hier naartoe alsof het een magneet was. De kosmos klontert zich weer samen en breidt zich uit als in een nieuwe schepping. Het is daarom passend dat er in de Gilgamesj-tekst een associatie gelegd wordt met het Nieuwjaarsfestival, de tijd van een nieuw begin. (9)

The subsiding of the waters – Thomas Cole 1829

De verachtelijke goden

Het is opmerkelijk hoe weinig respect er doorklinkt voor de goden in het Gilgamesj-epos. Als de stortvloed nog hoger komt, worden zelfs de goden bang, ze zoeken een schuilplaats in de hemel van Anu: ‘als honden kropen de goden daar tegen de muur aan!’ Het is duidelijk dat de goden ook een kosmos nodig hebben en de oerchaos niet kunnen overleven.
Uiteindelijk stopt de regen en het schip komt vast te zitten op de berg Nisir. Utnapishtim maakt dan een reukoffer: ‘De goden roken de zoete geur; als vliegen kwamen de goden op de offervazen af. Zodra echter de verheven Godin Belet-ili (Ishtar) was gekomen, zwaaide zij de vliegenklap en verdreef zij de goden.’  Uit deze zin blijkt zelfs dat de goden de mensen nodig hebben voor hun voeding. Zonder menselijke aandacht overleven de goden het niet.
Ook de God uit de Bijbel klinkt soms verdacht menselijk: hij voelt berouw en smart en kan wandelen met Noach. Toen Noach een brandoffer voor hem maakte, rook hij de liefelijke reuk. Dit bracht hem in een goede stemming en hij zegent Noach. (10)

Le déluge – Léon Comerre 1911

De regenboog als verbond tussen de mens en God(in)

In de Bijbel eindigt het verhaal met God die een regenboog laat verschijnen. De regenboog is hier een teken van de plechtige belofte van God aan Noach – en aan alle andere levende wezens – dat hij nooit weer zo’n grote overstroming zal veroorzaken. Ook in de Akkadische versie komt een gelijkaardige episode voor: na het zien van alle vernietiging op aarde toont de godin Ishtar haar halsketting en zegt ‘zowaar als dit juweel (of deze dingen van lapis lazuli) om mijn nek hangt, zowaar zal ik nooit de dagen van de overstroming vergeten.‘ (11) Dit halsjuweel zou prima de regenboog kunnen zijn. Als de godin hemelkoningin is en wij stellen haar als hemel voor (zoals de Egyptische godin Nut de nachthemel personifieert) dan is de regenboog goed te visualiseren als een – boogvormig – sieraad om haar hals! Ook hier hangt er een impliciete belofte in de lucht dat Ishtar er voor wil zorgen dat de goden nooit weer de mensheid uit zullen roeien. Maar de regenboog is meer dan dat..

regenboog-1280px-joseph_anton_koch_006

Landschaft mit dem Dankopfer Noahs – Joseph Koch ca. 1803

De ark onder de regenboog

Regenboog in het Latijn is ‘arcus pluvius’. Dit is verwant aan het Griekse ‘arkhe’ wat begin of oorsprong betekent. Ark komt van het latijn ‘arca’ en betekent doos of kist/lijkkist. Het is zeer opmerkelijk dat de ark van Noach ‘arca’ in het Latijn en ‘arche’ in het Oud-Duits is. Dit suggereert een verwantschap tussen deze twee woorden. Zeker omdat de ark de oerstaat van het leven bevat. (12)
De ark staat na de zondvloed onder de regenboog. Uit de zwarte kist komen alle paartjes dieren twee aan twee tevoorschijn. Het is ‘het zaad van al wat leeft’, het leven in zijn meest pure mannelijke en vrouwelijke vorm. Zij worden direct gebaad in de zeven kleuren van het sieraad van de Godin. Daarmee zijn ze weer terug gebracht in ons tijd-ruimte continuüm en ervaarbaar in alle kleuren en geuren! Zo staat de regenboog voor de brug tussen de oerstaat en onze kosmos. De mens krijgt van God (of godin) een teken aan de hemel als herinnering hoe hij altijd weer contact kan maken met de goddelijke kern, waar hij uit voortkomt. Slechts een enkeling blijft bij die kern en zo iemand is Utnapishtim.

Noahs ark on mount Ararat – Simon de Myle 1570

De beloning: onsterfelijk in het paradijs

Als Enlil ziet dat Utnapishtim en zijn vrouw de vloed toch hebben overleefd, is hij eerst boos, maar uiteindelijk beloont hij ze juist. Hij maakt ze tot goden, maakt hen onsterfelijk en laat ze wonen aan de monding van de rivieren in het paradijselijke eiland Dilmoen. Dit is niet toevallig ook de plaats waar – volgens de Enuma Elisj – het zoute water (Tiamat) en het zoete water (Absu) zich met elkaar vermengden. Alleen bij de bron van alle leven kan de mens voor eeuwig leven! Ook Noach is – bijna- onsterfelijk, hij wordt maar liefst 950 jaar oud. (13) Zo is het de kunst van degene die de stormen van het leven heeft doorstaan en daarbij terug gebracht is tot zijn essentie, om bij die levensbron te blijven wonen. Om te kunnen genieten van de zeven felle kleuren/aspecten van het Leven, maar zich niet mee te laten voeren door de stroom bij de bron vandaan. Zodat hij altijd het water des levens kan blijven drinken en in het eeuwige Nu kan zijn, onsterfelijk zijn.

Abe J. van der Veen

Noten:
1) Genesis 6-9
https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/
Het Gilgamesj-Epos (vert. Theo de Feyter) 13
2) Hooke, S.H. – Middle Eastern Mythology 24
Hooke 42 – 46 Enuma Elisj 1e en 4e tablet
Genesis 1 vs 6-8
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/firmament
Firmāmentum, dat in het klassiek Latijn alleen ‘steun, vastheid’ betekende, werd in de Vulgaat ingevoerd ter vertaling van Grieks steréōma, letterlijk ‘het hard gemaakte, de grondslag’, dat als weergave diende van Hebreeuws rāqīaʿ ‘uitspansel’; de zichtbare hemel werd vroeger gezien als een gewelf waar de sterren aan waren bevestigd.
4) https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/flood3_t-arahasis/
https://en.wikipedia.org/wiki/Noah_(name)
5) Epos van Gilgamesj tablet XI vs 27
6) Epos van Gilgamesj tablet XI vs 27-31
Genesis 7:11
https://en.wikipedia.org/wiki/Tehom
Graves, R. en Patai – Hebrew Myths 111 – 113
De hemelsluizen worden geopend door twee sterren van de Pleiaden te verwijderen. Zo herenigden de bovenste en de lagere wateren zich met elkaar, het mannelijke en het vrouwelijke element van Tehom.
7) The 12th-century Jewish commentator Abraham ibn Ezra interpreted the ark as being a vessel that remained underwater for 40 days, after which it floated to the surface. en.wikipedia.org/wiki/Noah
8) We also read about the dimensions of the Ark, which is not a ship in our sense of the word, but a large cube, with a roof like the firmament that had once divided the primordial waters. In other words, the Ark is to be a copy of the universe. https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/flood3/
http://creationwiki.org/Location_of_Noah%27s_ark

De symbolische betekenis van de Ka’aba, de Eben Shetyya en andere stenen van het begin en het centrum


9) nl.wikipedia.org/wiki/Ark_van_Noach_(schip)
Marco Polo – Il Milione of De reizen van Marco Polo (ca. 1298)
https://en.wikipedia.org/wiki/Mount_Ararat
Gilgamesj epos tablet XI vs 70-75
10) Gilgamesj epos tablet XI vs 113-116
Gilgamesj epos tablet XI vs 160-163
Genesis 6:5-8, 8:21
11) Gilgamesj epos tablet XI vs 163-165
12) the Jewish tradition, which uses a term that can be translated as a “box” or “chest” to describe the Ark.  The word “ark” in modern English comes from Old English aerca, meaning a chest or box.  https://wikiredia.info/wiki/Noahs_Ark
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/ark1 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/aarts
https://www.etymonline.com/search?q=arch
13) Gilgamesj epos tablet XI vs 202-205
Genesis 9 vs 28

Ook interessant:

Noah komt ook voor in de Koran en heet daar Nuh. Zijn verhaal daar komt in grote lijnen overeen met het verhaal uit de Bijbel.

Noach wordt volgens Joodse overleveringen door zijn kleinzoon Kanaän gecastreerd.

De Griekse versie van het zondvloedverhaal heet Deucalion en Pyrrha. Zij bevolken de aarde opnieuw door stenen (moeder aarde, Gaia) achter zich te werpen, die spontaan mensen worden.

In de ark werd niet gecopuleerd, niet door de mens, noch door de dieren. God sloot de gaten in de hemel dicht met twee andere sterren en zo stopte de regen uit de sluizen van de hemel. Met een wind werd het water over het randje van de aarde geduwd. Graves – Hebrew myths 114

De eerste steen die boven de oerwateren uitstak was bij de Egyptenaren de Benbensteen. Deze had de vorm van een kleine pyramide. De kerkvader Origenes (c. 182–251) meende  dat de ark ook de vorm had van een pyramide, maar dan zonder punt.
‘He also fixed the shape of the ark as a truncated pyramid, square at its base, and tapering to a square peak one cubit on a side; it was not until the 12th century that it came to be thought of as a rectangular box with a sloping roof.’

Berosus, a Caldean historian (257 BC), wrote: “But of this ship that grounded in Armenia, some part if it still remains … and some get pitch from the ship by scraping it off and use it for amulets to ward off evil.”.  Also, ‘It is said, moreover, that a portion of the vessel still survives in Armenia on the mountains of the Gordyaens, and that persons carry off pieces of bitumen, which they use as talismans.’
1245 A.D.Jehan Haithon, a monk wrote: “Upon the snows of Ararat a black speck is visible at all times: this is Noah’s Ark”
1633 A.D.Adam Olearius wrote: “The Armenians, and the Persians themselves, are of opinion that there are still upon the said mountain some remainders of the Ark, but that Time hath so hardened them, that they seem absolutely petrify’d. At Schamachy in Media Persia, we were shown a Crosse of a black and hard Wood, which the Inhabitants affirmed to have been made of the Wood of the Ark”.

Meer over de zwarte kubus/steen:

Voor mij gaat het om de esoterische betekenis van deze steen. Het is de fundatiesteen waarop alle andere materie rust. Wie deze steen weghaalt kan de vernietiging van onze wereld veroorzaken. De wateren van de afgrond, oftewel de kosmische oceaan zouden onze wereld weer overstromen, zoals het ooit gebeurde ten tijde van Noach/Utnapishtim. Hij kon overleven dankzij zijn kubusvormige doos, waar de kiem van bewustzijn in kon overleven; de Ark.Wat is de connectie met de zwarte kubus van Kubaba/Cybele en de Ka’aba? Het is de oervorm van de materie, als mater materia. De allergrootste paradox is dat de plaats waar je terug kan gaan naar éénheid en verlichting tegelijk de plaats is waar ooit alle materie uit ontsproot. Daardoor staat de steen van het centrum en de oorsprong ook voor de steen van de materie. Zeker als het om een kubusvormige steen of plaats gaat. De Ka’aba betekend kubus en is ook kubusvormig. Cybele werd oorspronkelijk Kubaba genoemd, oftewel vrouwe van de kubus. Het heilige der heiligen in de tempel van Jeruzalem was in de vorm van een kubus. De kubus staat symbool voor de bouwblokken van de materiële wereld en ook de tweedimensionale vorm, het vierkant is een symbool voor de materie. Haar vier hoeken staan voor de vier elementen waaruit de materie is gevormd.

Wie naar de steen van het centrum en het begin gaat kan de ervaring ondergaan wat bewustzijn is zonder materie en gedachten. Meestal is zoiets voorbehouden aan ingewijden. Mensen die dit doen zonder de vereiste inwijding lopen het risico dat de chaos hen overweldigt, oftewel ze worden gek. Toch is het een risico wel waard, want hier is ook de plaats van het heilige der heiligen, de plaats waar je in rechtstreeks contact kan komen met het Goddelijke. Dit is ook het contact met de godin van het noodlot, Manat de onafwendbare. Zij toont je dat eenheidsbewustzijn heel dicht bij een bijna-doodervaring komt. Alles waarmee je je kunt identificeren verdwijnt, je wordt opgeslokt in een zwart vierkant gat. Van alle materie en gedachten om je heen blijft precies één zwarte kubusvormige steen over. Daarin – als in de ark – zit je, met rondom chaos of éénheid.

Cybele is de grote moedergodin van de Frygiërs en later ook van de Romeinen. Zij is de Magna Mater, de grote moeder van de Goden. Zij wordt Agdos genoemd als het om haar verschijning in de vorm van een rots/ steen gaat. Dit zou ook de steen zijn waarmee Deucalion en Pyrrha – na de Griekse zondvloed – een nieuw mensengeslacht vormden.

Accordingly, Noah’s instructions are given to him by God (Genesis 6:14–16): the ark is to be 300 cubits long, 50 cubits wide, and 30 cubits high.[6] These dimensions are based on a numerological preoccupation with the number sixty, the same number characterising the vessel of the Babylonian flood-hero.[1] Its three internal divisions reflect the three-part universe imagined by the ancient Israelites: heaven, the earth, and the underworld.
Is er iets met het getal zestig of zes? Noah is precies 600 als de wateren komen.. De ark als microkosmos met een verdeling hemel, aarde en onderwereld.

The universe as conceived by the ancient Hebrews comprised a flat disk-shaped habitable earth with the heavens above and Sheol, the underworld of the dead, below.[26] These three were surrounded by a watery “ocean” of chaos, protected by the firmament,

 

The post De ark van Noach en de kubus van Utnapishtim: een andere kijk op het zondvloedverhaal first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-betekenis-van-de-ark-van-noach/feed/ 2
De fascinatie voor de fallus: Fallische goden en amuletten in de Romeinse tijd https://www.abedeverteller.nl/de-fascinatie-voor-de-fallus-fallische-goden-en-amuletten-in-de-romeinse-tijd/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-fascinatie-voor-de-fallus-fallische-goden-en-amuletten-in-de-romeinse-tijd https://www.abedeverteller.nl/de-fascinatie-voor-de-fallus-fallische-goden-en-amuletten-in-de-romeinse-tijd/#comments Fri, 22 Feb 2019 10:36:54 +0000 https://www.abedeverteller.nl/?p=6576 In...

The post De fascinatie voor de fallus: Fallische goden en amuletten in de Romeinse tijd first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In onze gepornoficeerde samenleving is het waarschijnlijk moeilijk om zich nog voor te stellen dat een penis in erectie ook een niet-erotische betekenis kan hebben. Dat hij beschermend, betoverend en zelfs goddelijk kan zijn. Toch is dat – naast zijn connotatie met vruchtbaarheid en erotiek – precies hoe die in het oude Rome werd gezien.

De fallus werd er ontelbare malen afgebeeld en hij werd als een god vereerd. Nu komt dit in meerdere culturen voor, maar toch steekt de Romeinse cultuur er met kop en schouders boven uit. Alleen al in Pompeï werden zestien fallische plaques op huizen gevonden en nog veel meer fallische amuletten, tintinnabulums en andere voorwerpen in de grond aangetroffen. (1) In mijn onderzoek kwam ik er achter dat er een opvallende connectie bestaat tussen de fallus en het ‘boze oog’. In de apotropaeïsche (magisch afwerende) kracht van de fallus ligt waarschijnlijk de crux van zijn sterke aanwezigheid bij de Romeinen.

Fallische goden: Fascinus, Liber en Mutunus Tutunus

Een van de namen voor het mannelijke orgaan in erectie bij de Romeinen was fascinum of fascinus. Fascinus is volgens Plinius ook een Romeinse godheid die met name generaals en kinderen beschermde en door de Vestaalse maagden werd aanbeden. Zijn beeld was in de vorm van een fallus en werd bewaard in hun tempel op het Forum Romanum. Hij resideerde op een symbolische wijze in het haardvuur van Vesta. Deze Fascinum populi Romani (fallus van het Romeinse volk) werd door de priesteres onder het rijtuig van een generaal geplaatst tijdens zijn triomftocht door de straten van Rome om hem te beschermen tegen jaloerse blikken die het ‘boze oog’ op hem konden werpen. (2)

Mutinus Titunus (of Mutunus Tutunus) is mogelijk dezelfde godheid. Hij werd in Rome aanbeden tot de eerste eeuw voor Christus. Beide delen van het woord betekenen penis en hij werd waarschijnlijk aanbeden in de vorm van een fallus. Titunus verwijst echter ook naar een soort vogel.

Volgens de christelijke apologeet Arnobius werden jonge maagden vlak voor hun huwelijk naar zijn tempel gebracht om daar ‘Mutunus’ te berijden. Zij moesten gaan zitten op dit ithyphallische beeld ter voorbereiding van het liefdesspel in de huwelijksnacht. (3) (Augustinus noemt deze god Priapus.) Ook werden er tijdens de Romeinse huwelijksceremonie obscene liedjes gezongen die bedoeld waren om het boze oog te weren. Dit heette ‘fescennini’ en komt waarschijnlijk van fascinum.

Tintinnabulum met Mercurius eerste eeuw n.o.j. Pompeï

Een derde Romeinse fallische godheid is Liber (of Liber Pater). Hij verpersoonlijkte de mannelijke vruchtbaarheid en vooral die van al het zaad. Zijn naam zou ‘bevrijding van het zaad’ betekenen. In zijn tempels werd hij oorspronkelijk verbeeld in de vorm van een fallus. Volgens de kerkvader Augustinus werd tijdens de Liberalia (17 maart) deze fallus op een kleine kar geplaatst en in processie naar de heiligdommen bij de kruispunten gebracht. Vervolgens werd er door een matrone op het marktplein een krans of kroon op het beeld geplaatst. Dit ritueel zou zorgen voor vruchtbaarheid, de groei van het zaad en bescherming bieden tegen ‘fascinatus’ oftewel kwade betovering van mens en veld. Dit feest was ook het moment waarin jongens hun ‘bulla’ met beschermende – meestal fallische – amuletten aflegden als teken van volwassenheid. (4)

Priapus: God en vogelverschrikker tegelijk

Priapus-Mercurius eerste eeuw n.o.j. Pompeï

De belangrijkste en bekendste fallische godheid bij de Romeinen is natuurlijk Priapus. Hij wordt meestal afgebeeld als een kleine bebaarde man met een gigantische fallus in erectie. In de mythen wordt hij slechts een paar keer genoemd: hij wou de nimf Lotis aanranden, maar zij werd net op tijd in een lotus veranderd. Ook wou hij Hestia aanranden, maar zij werd wakker door het balken van een ezel en kon zich bijtijds uit de voeten maken. Om de ezel te straffen knuppelde Priapus het arme beest dood met zijn gargantueske fallus. Ezels werden vervolgens te zijner ere geofferd. (Volgens Pseudo-Hyginus zou dit juist zo zijn omdat de God een wedstrijdje met de ezel had gewonnen wie de grootste zou hebben.)
Priapus was een beschermgod van tuinen, begraafplaatsen en reizigers. Zijn fallus zou het ‘boze oog’ afwenden en geluk brengen. Verder bracht de god natuurlijk vruchtbaarheid en potentie. Horatius zegt in zijn satires het volgende over hem: ‘Eens was ik een stobbe vijgenhout. Een timmerman die een stoel of een god wilde maken, maakte mij tot Priapus. Ik ben een heilige schrikgod voor vogels en dieven, mijn sterke rechterhand en de flinke stomp tussen mijn dijen verschrikt de dieven.’ (5)

Priapus eerste eeuw n.o.j. Pompeï

De Priapus op een muurschildering bij de entree van het huis van de Vetti in Pompeï is te zien als geluksbrenger, net als een hoefijzer of een klavertje vier. We zien hoe hij zijn fallus met een weegschaal afweegt tegen een zak gevuld met munten. Daaronder zien we vruchten in schalen. Je kan deduceren dat hoe zwaarder zijn erecte fallus is, hoe groter de oogst of rijkdom van het huis zal zijn. Zijn houten beeld stond in tuinen, bij deurportalen en op viersprongen. Zijn lid werd felrood geverfd en de voorbijganger streelde zijn penis even bij het voorbijgaan voor geluk. Aan zijn beelden werden vaak spreuken opgehangen. Hierin werd gedreigd dat Priapus degene zou verkrachten die de grens van het erf overschreed. In de gedichtenverzameling ‘Carmina Priapeia’ (eerste eeuw n.o.j.) vindt je er een aantal. Ik geef dit voorbeeld: ‘Ik waarschuw je jongen, je zal genaaid worden; meisje, je zal geneukt worden; een derde straf wacht de bebaarde dief. Als een vrouw van me steelt of een man of een jongen, laat de eerste me haar kut geven, de tweede zijn hoofd en de derde zijn billen. Mijn pik zal dwars door het midden van de jongens en de meisjes gaan, maar met bebaarde mannen richt ik op de bovenkant.’
Het heeft ervan dat de afwerende werking van de overdreven grote penis van Priapus zowel in het schrikwekkende als het lachwekkende kan liggen. (6)

De fascinum: amulet tegen het boze oog

Fascinus eerste eeuw n.o.j. Pompeï

Je kan Fascinus of de goddelijke fallus zien als het prototype van de vele amuletten in de vorm van een fallus die er in Rome gedragen werden tegen kwade betovering en dan vooral die van ‘het boze oog’. Al deze amuletten werden ook ‘fascinus’  of ‘fascinum’ genoemd. Zij brachten geluk en gaven de goddelijke bescherming van Fascinus. Vooral jongens zouden deze bescherming extra hard nodig hebben. Zij droegen deze fascinum los of in een zakje – deze heet een ‘bulla’ – om hun hals. Deze amuletten konden echter ook bij de haard, de smidse en in de tuin worden geplaatst voor hetzelfde doel. (7)

Tintinnabulum eerste eeuw n.o.j. Barcelona

Fallische haan met Grieks onderschrift ‘redder van de wereld’

Er zijn vele varianten op de standaard fascinum amuletten. Deze variëren van grappig, tot shockerend en bizar. Er zijn bijvoorbeeld vele exemplaren gevonden in de vorm van een gevleugelde fallus. In een aantal gevallen is er sprake van een drievoudige fallus: Het mannetje of dier heeft een fallushoofd, fallusstaart èn een fallus op de gebruikelijke plek. Op deze wijze geeft het amulet een drievoudige bescherming.
Ook komen er amuletten voor waarin de fallus bereden wordt door een vrouw. In één versie bekroont zij de fallus met een krans, net zoals de matrone dat doet bij de Liberalia.
Het is mogelijk dat de gevleugelde fallus en de fallus bereden door een vrouw beiden staan voor de coïtus. Zij verbeelden dan het verheven, bijna vliegende gevoel van de coïtus. Ook het omkransen kan staan voor de coïtus, waarbij de krans dan staat voor de vagina.
De fallus werd door de Romeinen ook wel vogel of mus genoemd. Ook nu wordt soms ‘vogelen’ gebruikt als verhullende term voor seks. (8)
Een aantal beeldjes tonen een mensfiguur met de kop van een haan en een fallus in erectie. De meest bijzondere is een buste van een haan met een fallische neus en de inscriptie ‘De redder van de wereld’. De haan – denk ook aan de Engelse benaming ‘cock’ – heeft altijd een fallische connotatie gehad, maar waarom hij de redder of Messias van de wereld zou zijn is niet duidelijk.

Het wind-klokkenspel of tintinnabulum

Een ander opmerkelijk fallisch object is het wind-klokkenspel. Dit heet een ‘tintinabulum’ waarbij ‘tintin’ ook verwijst naar de testikels. (ook het Nederlandse ‘klokkenspel’ verwijst naar het scrotum). Het geluid van de klokjes zou de boze geesten weg houden. Ze werden veel opgehangen in tuinen en portieken. Het is hierbij duidelijk dat het windklokkenspel zowel praktisch hielp bij het verjagen van inbrekers door middel van het lawaai als apotropaeïsch door zijn fallische vorm. Verder zijn er ook vele olielampen gevonden in de vorm van een fallus. Ook hier zal het gevaar van het duister en de nacht reden zijn geweest voor de fallische vorm die aldus bescherming kon bieden. (9)

Handgebaren tegen het boze oog

De vuist maakt het ‘vijg’ teken

Bij de armere Romeinen die zich geen amuletten konden veroorloven beschermde men zich tegen het boze oog door het maken van handgebaren. De populairste waren de ‘mano cornuta’ en het ‘teken van de vijg’. De eerste is het vooruitsteken van de pink en de wijsvinger waardoor er de vorm van een hoorn ontstaat. Bij de tweede maak je een vuist en steek je de duim tussen de wijs- en middelvinger. Dit wordt gezien als de penis tussen de schaamlippen van de vrouw en is daarmee een teken van de coïtus. Er werden ook beeldjes gedragen van handen die dit gebaar maken en vaak werden deze gecombineerd met een fallus. Vooral soldaten droegen vaak zo’n hanger met aan de ene kant de fallus en aan de andere kant het teken van de vijg. In al deze gevallen gaat het om een ‘apotropaeïsch’ gebaar of teken. (10)

Reliëf Leptis Magna (Libië)

De effectiviteit van de fascinum tegen het boze oog wordt nog plastischer afgebeeld in een aantal Romeinse reliëfs uit Leptis Magna (Libië) en uit Pescinum. Hier zien we o.a. een ejaculerende fallus die zijn zaad precies in een oog sproeit. De schorpioen boven het oog maakt duidelijk dat het om een kwaadaardig oog gaat. Ook zeer opmerkelijk is een terracotta figuurtje waarop te zien is hoe twee fallus-mannetjes een oog doormidden zagen.

Terracotta beeldje eerste eeuw n.o.j.

Het is hierbij de vraag waarom de fallus zo’n afwerend effect had. Kwam dit door zijn viriele, vruchtbaar makende kracht of was het eerder vanwege het shockerende, schaamtevolle, absurde en lachwekkende element? Om hier achter te komen moeten we nog wat dieper kijken naar het geloof in het boze oog. (11)

Fascinatie en het boze oog

Reliëf uit Leptis Magna (Libië) met fallische centaur

Reliëf Pescinum

Van ‘fascinum’ stammen ook onze woorden fascinatie en fascineren af. In het Latijn betekent ‘fascinare’ betoveren, beheksen, de kracht van de ‘fascinus’ gebruiken of het boze oog maken. In de Oudheid werd er geloofd in de theorie dat we dingen kunnen zien omdat het oog ‘stralen’ uitzendt. De Griekse filosoof Empedocles (vijfde eeuw v.o.j.) beweerde dat Aphrodite ons oog van de vier elementen had gemaakt en er een licht in had ontstoken. Dit licht scheen uit het oog en maakte zicht mogelijk. Voor de Romein was het fascineren gebruik maken van de uitstraling – de emanaties – van de ogen door middel van het kijken met een bepaalde intentie. Dit kon werken als een vorm van verleiding, maar wanneer er gekeken werd met woede of jaloezie dan was dit hetzelfde als ‘het boze oog’. Het woord ‘invidia’ of jaloezie betekent letterlijk ‘op zien’! (12) Beter gezegd: er werd een boze blik (blik betekent etymologisch ‘lichtstraal’) op iemand geworpen. Het kijken met een sterke emotie zoals verlangen, woede of jaloezie, had – als dit niet werd tegen gewerkt – een betoverend effect op de ontvanger van de blik.

Fallische olielampen eerste eeuw n.o.j. Pompeï

De Romeinse botanicus Plinius vertelde het volgende over het boze oog: Iemand met het boze oog is een ‘effascinante’. Zij kan bomen verdorren, kinderen doden en de oogst doen mislukken. Dit doet zij met een boze en vaak schuinse blik. Als iemand twee pupillen in de ogen heeft is zij zeker een ‘effascinante’. Als je vermoedt dat je kind geraakt is door het boze oog, ga dan driemaal op hem spugen. De fascinus amulet helpt ook goed tegen het boze oog. Zijn bizarre en obscene uiterlijk helpt om het starende oog van de jaloerse persoon af te leiden. (Dit wordt ook door Plutarchus in de tweede eeuw n.o.j. beweerd) De fascinum beschermt – naast kinderen – ook triomferende generaals tegen de kwade werkingen van ‘invidia’ oftewel jaloezie. (14)

Voor ons is iets fascinerends iets interessants of aantrekkelijks. Gefascineerd zijn maakt dat je je ogen niet van het voorwerp van begeerte of nieuwsgierigheid af kan brengen. Het betovert je, het beroert je emotioneel en maakt zo een verborgen kracht kenbaar. Als het om een letterlijke betovering gaat dan kan het slachtoffer zich door een bepaalde blik niet meer bewegen of verzetten tegen de bedoelingen van de tovenaar(es). Er is ook verwantschap met het Latijnse ‘fari’ oftewel spreken. Dit doet denken aan woorden zoals ‘enchanted’ en charme, die slaan op een betovering door middel van een ‘gezongen’ spreuk. Hier is het niet het oog, maar de tong die zorgt voor de fascinatie. Ook al is ‘fascinatio’ door middel van het oog het meest voorkomend, toch is deze vorm van betovering ook mogelijk door op iemand te ademen, iemand aan te raken (de kwade hand) of door middel van spraak (door middel van een vervloeking). (13)

Conclusie

De fascinus of fascinum was het beste middel tegen fascinatie, oftewel het boze oog. De fascinum geeft de ‘effascinante’ namelijk een koekje van eigen deeg. Hij werpt het boze oog terug naar zijn bron. Soms staat er een spreuk naast de afbeelding van een fallus: ‘Et tibi sit’, terug naar jou! De amulet ketst de schadelijke stralen van het boze oog terug. Misschien is dit zo omdat de dader terug schrikt van de obsceniteit van het amulet of gebaar en haar ogen moet neerslaan. Misschien juist omdat zij zich ongemakkelijk voelt of moet lachen. Zoals we hebben gezien bij het reliëf uit Leptis Magna kan de fallus het uitwerpen van schadelijke stralen naar haar slachtoffer tegenwerken door zelf met een seminale emissie te komen! Op een dieper niveau gaat het bij het boze oog (en de kwade hand en de vervloeking) om een heimelijke energetische aanval. Deze wordt door het amulet of het gebaar afgeketst of zelfs beantwoord met een magische tegenaanval.
Het geloof in de werking van het ‘boze oog’ is ook nu nog in vele streken van de wereld virulent en vanuit die diepere betekenis van een ‘energetische’ aanval ook plausibel. De fallus is te zien als een symbool voor innerlijk vuur, daadkracht en levenslust en in die zin behoudt dit symbool zijn kracht tot op de dag van vandaag.

(Voor meer Romeinse fallische amuletten e.d. zie mijn verzameling plaatjes onder de noten)

Abe van der Veen

Noten:

  1. https://repository.upenn.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1010&context=uhf_2006 Moser, Claudia – Naked power 52
    De eerste afbeeldingen van een fallus zijn zeker 36000 jaar oud. https://www.nytimes.com/2009/05/14/science/14venus.html
    In ‘slang’ taalgebruik wordt de fallus wel de ‘one-eyed snake’ of de ‘one-eyed god’ genoemd. Voor veel mensen gaat er een fascinerende – niet per se erotische – werking uit van de penis in erectie. Deze wordt omschreven alsof er een slang met één oog je probeert te hypnotiseren. Ook wordt er vaak een eigen leven aan de fallus toegekend. In het oude Griekenland dacht men dat de fallus een eigen wil had, los van het hoofd. In feite denken wij dit nog steeds bij vele mannen. Veel mannen geven hun fallus een naam en spreken hem toe alsof hij een eigen persoonlijkheid en wilsbeschikking heeft.
  2.  Plinius – Naturalis Historia 28-4
    https://en.wikipedia.org/wiki/Fascinus
    Dit zou je kunnen zien als een vorm van ‘similia similibus curantur’ oftewel het gelijke geneest het gelijke, maar in dit geval het gelijke weert het gelijke af.
  3. John H. Elliott – Beware the evil eye 2 205
    https://en.wikipedia.org/wiki/Mutunus_Tutunus

    The fascinating Mutunus Titunus


    Augustinus – Stad van God 7-24

  4. Kiefer, Otto – Sexual life in ancient Rome 126
    Moser 20
    Augustinus – Stad van god 7-24
    https://en.wikipedia.org/wiki/Liberalia
    De ‘bulla’ is een soort medaillon voor jongens uit de elite waarin voornamelijk fallische objecten zouden zitten. Ook droegen zulke jongens vaak een gouden ring met daarop een fallus afgebeeld. Beide keren was dit voor hun bescherming tegen kwade geesten en krachten. http://vroma.org/vromans/bmcmanus/clothing.html
  5. Kiefer, Otto 128
    Moser 31
    https://www.theoi.com/Georgikos/Priapos.html
    Hier nog twee kleine verhalen over Priapus: De mannen van Lampsacus waren jaloers op het succes van de god Priapus bij de vrouwen en verdreven hem. De vrouwen baden echter tot de god en alle mannen kregen vervolgens een geslachtsziekte. De enige manier om de ziekte te stoppen was door te smeken aan Priapus om terug te keren. Zij maakten ter ere van hem Priapische beelden. Vanuit Lampsacus zou de populariteit van Priapus zich verbreid hebben. Feuerstein, Georg – Spiritualiteit en erotiek 83
    De dichter Horatius beschrijft het tafereel van de heksen Canidia en Sagan die kruiden en beenderen stelen uit een begraafplaats om te gebruiken voor hun hekserij. Ze doen een ritueel om Hecate aan te roepen, maar worden afgeschrikt door een harde scheet van het houten beeld van Priapus. Ogden – Magic, witchcraft and ghosts 115
  6. Moser 46
    William, Craig – Roman homosexuality 27
    Ook de losse fallus was in het oude Rome een teken van geluk getuige de gevelsteen op de gevel van een bakkerij in Pompeï met een fallus en de tekst: ‘Hic habitat felicitas’: hier woont het geluk..
  7. Varro en Plinius noemen dit.
    Mogelijk stamt het woord fascinum af van het Griekse Baskanion dat amulet betekent.
    Moser 63
    Elliott, John H. – Beware the evil eye 2 193 ev.
    https://en.wikipedia.org/wiki/Bulla_(amulet)
    Pliny the Elder wrote in his Natural History: “Infants are under the especial guardianship of the god Fascinus, the protector, not of infants only, but of generals as well.
  8. Op één niveau komt de grote afwerende kracht van de fallus van zijn shockerende en bedreigende werking, zo we kunnen lezen in de Priapeia. Op een dieper niveau lijkt het dat de fallus niet op zichzelf staat, maar als vogel, gevleugeld, bekranst of bereden door een vrouw eerder de penis tijdens coïtus is. Een dergelijke staat doet – symbolisch – vliegen en dat was precies wat men geloofde van vrouwen die konden ‘fascineren’. De fascinante was een tovenares die kon ‘vliegen’ door middel van uittreding. Hier past de bescherming van de erecte fallus – vooral die van Priapus –  tijdens het reizen goed bij. Dit kan zowel gaan om fysiek reizen als astraal reizen en beide keren zocht men de bescherming van Hermes/ Mercurius of Priapus. Mercurius wordt een paar keer als fallische amulet afgebeeld en zijn caduceus is regelmatig naast Priapus te zien. Dat Hermes/ Mercurius ook een fallische godheid is valt te zien aan de vele fallische ‘herma’ die overal in Griekenland te vinden waren.
    Over de fallische haan: https://freethoughtnation.com/the-phallic-savior-of-the-world-hidden-in-the-vatican/
  9. https://en.wikipedia.org/wiki/Tintinnabulum_(Ancient_Rome)
    Catherine Johns – Sex or symbol?: Erotic images of Greece and Rome https://archive.org/details/in.gov.ignca.70545/page/n11
  10. http://www.wikiwand.com/en/Evil_eye
  11. https://web.archive.org/web/20080324082204/http://depthome.brooklyn.cuny.edu/classics/dunkle/comedy/komos.htm
    https://en.wikipedia.org/wiki/Fascinus
  12. https://en.wikipedia.org/wiki/Emission_theory_(vision)
    https://web.stanford.edu/class/history13/earlysciencelab/body/eyespages/eye.html
    https://www.etymonline.com/word/envy#etymonline_v_8762,
    http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/blik1
  13. Monick, Eugene – Phallos 29
    http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/fascineren
    https://www.etymonline.com/word/fascinate#etymonline_v_1143
    http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/secondary/SMIGRA*/Fascinum.html
    William Smith: A Dictionary of Greek and Roman Antiquities, John Murray, London, 1875
  14. Ogden, Daniel – Magic, witchcraft and ghosts in the Greek and Roman worlds 224
    Plinius – Natura Historialis 28.4.7
  15.  Ook de vagina kan een apotropaeïsche werking hebben. In mijn artikel over de Ierse Sheela-na-Gig vertel ik hier uitgebreid over. https://www.abedeverteller.nl/sheela-na-gig-symboliek-en-folklore-rondom-vrouwelijk-exhibitionisme/

Tintinnabulum eerste eeuw n.o.j.

 

Tintinnabulum eerste eeuw n.o.j.

 

Gallo-Romeins beeldje eerste eeuw n.o.j.

‘Hic habitat felicitas’ Hier woont het geluk: Pompeï

Priapus

‘Huis van het boze oog’, Antiochië

Etruskisch beeldje

Priapus draagt vruchten en weert met zijn fallus het boze oog

Priapische olielamp Pompeï eerste eeuw/derde eeuw n.o.j.

Invloed van de Grieken en Etrusken

Herma met hoofd van Hermes

De fallische goden van Rome zijn sterk beïnvloedt door de Grieken en Etrusken. De god Hermes was een fallische god. Hij ontleende zijn naam aan de ‘herma’. Dit zijn standbeelden met het gezicht van – meestal – Hermes met daaronder een rechthoekige blok steen met op de juiste hoogte een fallus. Zij werden vooral op kruispunten, grenzen en markten geplaatst en waren oorspronkelijk slechts steenhopen. Juist liminale plekken werden als extra gevaarlijk gezien en daarom geschikt voor het plaatsen van een ‘herma’. Deze herma zouden een beschermende, afwerende werking hebben. Iets dergelijks komen we bij de Romeinen niet tegen, maar wel vinden we afbeeldingen van Priapus met een caduceus. Ook zien we een tintinnabulum van een figuur die op Hermes lijkt. Voor de God Dionysos werden optochten georganiseerd waarin fallussen werden gedragen. Deze waren bedoeld voor grotere vruchtbaarheid. Later zullen de Romeinen dit ook doen voor hun wijngod Liber. Verder zou de Romeinse god Priapus zijn oorsprong hebben in Klein-Azië, bij Lampsacus. Ook de Etrusken kenden de fallus al als een afwerend symbool tegen het boze oog. In de Etruskische stad Saturnia vinden we naast de afbeelding van een fallus de inscriptie:  ‘Jij, jaloerse figuur die zijn blik deze kant op werpt, voor jou staat deze straf te wachten’ De fallus staat hier meer op zichzelf, los van een godheid.

Fallische aanbidding buiten Rome en in de middeleeuwen

Natuurlijk zijn er ook buiten het Romeinse rijk sporen van fallische verering gevonden zoals: Een fallisch beeldje van de Noordse god Freyer, de scene van aanbidding van een paardenpenis in de Volsa Thattr tekst uit IJsland en de reus van Cerne Abbas in Dorset, Engeland. Deze reus heeft een grote fallus en een knots in de hand, wellicht had hij een mantel in de andere hand zoals Hermes. Een Brits-Romeinse oorsprong wordt vermoed. Vrouwen die zwanger wilden worden gingen zitten in het gedeelte van de eikel van de reus. Ook Antwerpen zou een fallische cultus hebben gehad tot in de zestiende eeuw. Een priapische figuur op het Steen met de naam Ters (Semini of Jumenas) zou regelmatig aangeroepen worden alsof het een godheid was.

Verder bleef de fallus als apotropaeïsch en vruchtbaarheid opwekkend middel nog tot ver in de middeleeuwen bestaan. In de kroniek van Lanercost uit de dertiende eeuw wordt het verhaal verteld van een lekenbroeder die een beeld van Priapus oprichtte in een poging om een ziekte onder het vee tegen te houden. En ook in de middeleeuwen vinden we nog afbeeldingen van – al dan niet gevleugelde – fallussen, maar dan als kleine loden of zinken, platte versieringen, zoals men toen ook een pelgrimsteken droeg. (Stone, Lee Alexander – The story of phallicism 88)


 

Ook interessant:

en.antiquitatem.com/fascinating-evil-eye-apotropaic-phallus Voor vele Latijnse citaten over dit onderwerp.
www.thehairpin.com/2015/02/apotropaic-boners-or-how-to-avoid-the-evil-eye
‘Plutarch suggested that the indecency and “strange look” of the phallus catch the sight of the Evil Eye, averting danger, so that the Eye exerts less pressure upon its victim’

PHALES was the rustic spirit (daimon) or satyr demi-god of the processional phallus and the phallic song (phallikon) of the festivals of Dionysos. Aristiphanes, surely in jest, calls him the god of adultery and pederasty.

The post De fascinatie voor de fallus: Fallische goden en amuletten in de Romeinse tijd first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-fascinatie-voor-de-fallus-fallische-goden-en-amuletten-in-de-romeinse-tijd/feed/ 1
Kosmologie van microkosmos en macrokosmos https://www.abedeverteller.nl/kosmologie-van-microkosmos-en-macrokosmos/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=kosmologie-van-microkosmos-en-macrokosmos https://www.abedeverteller.nl/kosmologie-van-microkosmos-en-macrokosmos/#respond Wed, 23 Jan 2019 22:44:17 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4711 Wat...

The post Kosmologie van microkosmos en macrokosmos first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Robert Fludd- De Vitruviaanse mens als microkosmos

Wat is mijn kosmologie? Hoe bezie ik de wereld om mij heen? Het gaat mij hier niet om de wereld die met de vijf zintuigen is te ervaren, maar om de geestelijke wereld. Dit hangt voor mij nauw samen met de vraag hoe ik de wereld binnen in mij zie. Hoe bezie ik de innerlijke wereld? Deze vragen hebben mij mijn hele volwassen leven al bezig gehouden. In tegenstelling tot vele ‘zoekenden’ ben ik niet op zoek gegaan naar de bij mij passende religie of wereldbeschouwing, om die in zijn geheel te aanvaarden, maar heb ik gekozen om die kosmologie aan de hand van eigen inzichten en ervaringen, maar met behulp van de symbolen uit vele mythologieën, zelf te componeren. Deze eigen kosmologie is grotendeels geïnspireerd door de mythen en symbolen uit het pré-christelijke heidense Europa – hier en daar – aangevuld met oosterse begrippen. Deze kosmologie is geen dogma, zij verandert mee met mijn persoonlijke ontwikkeling. Zij is allesbehalve in steen gebeiteld en zal waarschijnlijk nog vele malen in mijn leven veranderen. Woorden zijn namelijk maar zeer beperkte hulpmiddelen om iets duidelijk te maken dat komt uit het woordloze bewustzijn.
Ik ga uit van een systeem waarin de energie en het bewustzijn van ieder individu – dit kan je de microkosmos noemen – correspondeert met die van de macrokosmos. Het is goed om te beseffen dat iets waar kan zijn op het bewustzijnsniveau van dualiteit en onwaar op het niveau van non-dualiteit (éénheid) en vice versa. Hierdoor ontstaan er regelmatig schijnbare paradoxen, die op te lossen zijn door er naar te kijken vanuit een dieper bewustzijn.

Het centrum

Verschillende plaatsen op aarde claimen het centrum van de wereld te zijn, zoals bijvoorbeeld Rome, Delphi, Mekka en Jeruzalem. Zo’n plaats wordt gezien als het centrum van de aarde waar de vier windrichtingen samen komen, maar ook de plek waar hemel en aarde samenkomen; het is een heilige plek! Op zo’n plek ligt de navelsteen (dit is de eerste steen van waaruit alle materie is gevormd) en daaronder ligt de ingang naar de onderwereld. Hier vind je pure, onversneden energie. Precies boven het centrum van de aarde ligt de ingang naar de bovenwereld. Daar vindt je het pure bewustzijn. Omdat boven en beneden begrippen zijn die alleen waar zijn in een tijd-ruimte continuüm kan je ook zeggen dat de ingang naar de kosmos niet boven, niet beneden, maar in het exacte centrum ligt. Natuurlijk is deze exacte locatie in gebruik als een sacrale plaats. Het is een tempel of een ander soort heiligdom. Ook kleinere heiligdommen kunnen werken als centrum en verbinding tussen hemel, aarde en onderwereld. Naast tempels en kerken kan het hier ook gaan om (graf)heuvels, megalieten (zoals de hunebedden), bronnen en oude bomen. Al deze plekken worden ervaren als krachtplaatsen. Wanneer de verbinding tussen hemel en onderwereld permanent wordt, kom je terecht in een eenheidsbewustzijn. Dan zal er een paradijs op aarde zijn.

Dit centrum vind je ook in jezelf. Het is de stille plek, de verzamelplek van alle indrukken. Hier begint het bewustzijn en staat de interne dialoog stil. Dit is de plek waar de aandacht (het oogmerk), de  intentie van uitgaat. Dit wordt gesymboliseerd door het hart, ook al gaat dit niet om het fysieke hart. Je zou dit ook het punt van het vierde chakra kunnen noemen. Het is de plaats van innerlijke aandacht. Bij de stuit ligt onze persoonlijke ingang naar de onderwereld en bij de kruin de ingang naar de bovenwereld. Als je deze twee centra bij elkaar brengt dan verbind je je hemelpool met je aardepool in je hart. In de symboliek van de mens als een ‘energetisch’ huis is deze centrale plek de haard. Deze heet in het Latijn ‘focus’ (brandpunt, punt van geconcentreerde aandacht) en is etymologisch verwant aan het woord hart.

In het ware centrum bestaat geen boven, onder, links of rechts. Boven kan als onder voelen en onder als boven. Ruimte en tijd zijn begrippen die pas zin en betekenis hebben in een dualistische wereld. In éénheid is energie en bewustzijn continu in overvloed in ons aanwezig. Zodra we ons van onszelf bewust worden moeten we afscheid nemen van dit oercentrum. Vanaf dat moment zijn we verstoten uit het paradijs van eenheidsbewustzijn.

Energie en bewustzijn

Energie is ook te vertalen als levenskracht. In verschillende culturen bestaat er een speciaal woord voor: Ki, Chi, Prana, Mana, Numen, Orgon, Tover. (1) Het is de kracht die de inerte massa tot trilling en beweging brengt. Wat geen energie, geen fut heeft is levenloos, zielloos. Waar is dan de bron van het leven, de fontein van de jeugd? Deze is in het heilige centrum te vinden en wordt in de mythologie onder de kosmische boom geplaatst. Zodra we uit het centrum zijn plaatsen we die bron onder ons. Het water uit de bron stroomt dan uit moeder aarde. Op een dieper niveau stroomt energie van alle kanten. Van binnenuit en van buitenaf. Je zou kunnen zeggen, de energie komt uit de kosmos.

Tegenover energie staat voor mij bewustzijn. Er is een kosmisch eenheidsbewustzijn waar we allemaal uit voort zijn gekomen. Er is een hoger bewustzijn dat zich volledig kan verbinden met andere zielen en processen. En er is ons afgescheiden individuele egobewustzijn dat verbinding erg moeilijk vindt vanwege de angst om zichzelf kwijt te raken. Dit eigen bewustzijn kan je zelf, ziel of geest noemen.  Dit is het wat het proces van denken, voelen, doen en fysiek gewaarworden observeert. Dat zelf, ziel of geest kan zich daar dusdanig mee vereenzelvigen dat het vergeet dat het los van deze externe werkelijkheid ook een eigen bestaan heeft. Daarmee is het ver van zijn oorspronkelijke zelf vandaan geraakt. Het is in onze cultuur een beperkt en vernauwd bewustzijn geworden. Het zelfbewustzijn ontstaat door de wisselwerking tussen de ziel en zijn omgeving door middel van aandacht. In dit reflecteren ontstaat het ego. In het bewust aan kunnen sturen van je aandacht en je energie ontstaat een verhoogd bewustzijn en een vergroting van je macht. Met ‘macht’  bedoel ik – in deze context – een persoonlijke beheersing van je energie, aandacht en ‘humeur’. Dit zorgt ervoor dat je een krachtige uitstraling, een charisma krijgt. Met andere woorden; je wordt zelf een krachtplek! Het is dus zaak om meesterschap te krijgen in aandacht zodat het bewustzijn zich kan richten op datgene wat heilzaam, voedend en inzicht gevend is. (2)

De kosmische boom en de drakenstroom 

In het heiligdom in het centrum van de wereld staat een boom, pilaar of toren die reikt naar de hemel. Deze boom verbindt de hemel met de aarde. Langs deze weg kunnen engelen en zielen opklimmen naar de bovenwereld. In de symboliek van het huis is dit de stutpaal in het midden van het huis of anders de schoorsteen.

Deze symbolen zijn op een menselijk niveau te associëren met de wervelkolom. Rondom en door deze kolom gaat de energiestroom van de stuit naar de kruin en omgekeerd. We zien dit terug in het beeld van de staf met twee er omheen kronkelende slangen of draken. In de mythologie is dit vooral bekend als de caduceus van de god Hermes. Het is het teken van diegene die langs en door de werelden kan reizen als een psychopompos (zielengeleider) en boodschapper van de goden. In het Indiase Kundalini-systeem worden deze twee energiestromen de ‘ida’ en de ‘pingala’ genoemd. Je kan ze zien als de actieve en passieve, extraverte en introverte, positieve en negatieve, plus en min en witte en rode, mannelijke en vrouwelijke energiestroom. Bij al deze termen is het zaak om ze neutraal te beschouwen en er geen goed en kwaad label op te drukken. Ze zijn beide even nodig.

Het magische getal zeven

Die kosmische of hemelse verbinding wordt traditioneel onderverdeeld in zeven lagen of niveau’s. Deze zijn te verbinden met de zeven sferen, planeten, dagen van de week (vernoemd naar de goden en godinnen; maan, Tyr/Mars, Wodan/Mercurius, Donar/Jupiter, Freya/ Venus, Saturnus, zon), kleuren van de regenboog en tonen van de toonladder. Deze staan elke keer voor de zeven niveaus waar je langs moet reizen om bij het ‘zwarte gat’ oftewel de hemelpoort te komen in het midden van het heelal.
Tegelijk bestaat er ook een weg omlaag langs de zeven hellepoorten en langs de zeven aartsdemonen. (3) Beide keren gaat het om een reis naar de geestenwereld.
In het energetische lichaam vinden we dit systeem terug als de zeven chakra’s of energiewielen en de zeven lagen van de aura. Je kan deze ook zien als zeven vormen van bewustzijn. De zeven chakra’s corresponderen – mijns inziens –  respectievelijk met geluk/verbinding (eerste chakra), genot (tweede), kracht (derde), liefde (vierde), schoonheid (vijfde), wijsheid (zesde) en vrijheid (zevende chakra). De hierbij behorende kleuren zijn: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet.
Het proces om vanuit het eigen centrum in het Goddelijk centrum te komen gaat van zeven maal teveel en zeven maal te weinig naar zeven maal precies in evenwicht. Elke nieuwe activiteit is te zien als een avontuur dat verloopt volgens dit schema. Eerst ben je te actief, dan te passief en vervolgens vindt je door dit leerproces de gulden middenweg. Dit maakt dit tot het proces van de magische drie, die in alle sprookjes en vele ander magische verhalen terug te vinden is! Drie maal zeven vormt het getal 21, het getal van de voleinding van een cyclus uitgebeeld in de 21 grote Arcana van de Tarot. Het is natuurlijk ook het getal van de volwassenheid.

Het centrum van de bovenwereld en het centrum van de onderwereld

Uiteindelijk kom je dan bij het centrum van de bovenwereld (in onze cultuur vaak de hemel genoemd); de plaats waar alle sterren omheen draaien. Deze ligt vlakbij de Poolster en is te zien als het zwarte gat waar de zielen doorheen moeten om in de hemel te komen. In het huis correspondeert deze plaats met het rookgat in het dak of anders de uitgang van de schoorsteen. In het lichaam is deze plaats de kruin. Hier wordt de kosmische boom of paal in gestoken. In de Egyptische mythologie wordt deze gesymboliseerd door de fallus van Geb, de god van de aarde. Het zwarte gat is dan de vulva van de hemelgodin Nut. In de meeste mythologieën heeft de kosmische boom echter zowel vrouwelijke als mannelijke energie in zich. In diepe trance of meditatie kan je deze paal beklimmen en zo de hemel bereiken.
Je kan ook kiezen voor de weg omlaag, waarbij je telkens verder afdaalt naar het hart van de onderwereld (of zo je wilt, de hel). Uiteindelijk zal je het centrum van de aarde/ onderwereld bereikt hebben. De personen die deze kunst bewust beheersen zijn astrale reizigers. Ze worden heksen, druïden, sjamanen, priesters en tovenaars genoemd, al naar gelang de desbetreffende cultuur. Deze reis wordt – meestal – gedaan door middel van een extase-techniek, waarbij het lichaam wordt achter gelaten.

Het kunnen verbinden van deze twee polen – van boven- en onderwereld – is te zien als de oplossing van een grote paradox. Wie dit kan heeft geleerd zich in vrijheid te verbinden. Zo iemand kan zich aan iets of iemand hechten, maar ook weer onthechten. Deze persoon kan een bewuste verbinding aangaan, maar ook weer loslaten.
In ons dagelijkse, gewone bewustzijn zal bewustzijn en energie zich splitsen zodat er een afstand ontstaat tussen het individuele bewustzijn en het denken, doen, voelen en gewaarworden van dat individu. Het ego ervaart zichzelf als apart staand van de ervaring. (Alsof hij het door het raam van zijn ogen, van een afstandje meemaakt.) Door die splitsing ontstaan de vier elementen van onze wereld. Verbinding betekent dan een verlies aan vrijheid en vice versa.

Bewustzijn, energie en de vier elementen

In dit schema komt van boven puur bewustzijn, dat zich splitst in de mannelijke energie van handelen oftewel het element vuur en denken oftewel het element lucht. In handelen stroomt de energie verder. Hij is te symboliseren als een witte draak. Zij kronkelt net als de rode draak rondom de kosmische paal. Als denken stokt zij en vormt de in miljoenen compartimentjes, woordjes en objecten opgedeelde wereld zo wij die kennen.

 

 

 

 

 

 

 

Van beneden komt pure energie die zich splitst in het vrouwelijke bewustzijn van gevoel oftewel het element water en lichaam plus zintuigen oftewel het element aarde. Zo wordt ons bewustzijn van materie gevormd. Voelen stroomt door en kronkelt rondom de paal. Zij wordt gesymboliseerd door een rode slang-draak. Materie stolt de energie en vormt onze wereld. Dit is de wereld van ‘maya’, van de verschijnselen. (4)

De wereld van afstand

Onze mensenwereld is te zien als een tussenruimte tussen hemel en aarde. Het is onze wereld van materie-in-gedachten, waar de elementen aarde en lucht de overhand hebben. Hiermee hebben wij onbewust afstand genomen tot de ware werkelijkheid. Zij wordt beheerst door JHWH/de demiurg en door Maya/Morgana. Dit zijn de ‘goden’ die deze schijnwereld hebben gecreëerd en die pretenderen dat dit de enige, echte wereld is. (5) Is onze wereld dus slechts illusie? Je kan in ieder geval zeggen dat ze onvolledig is. We hebben, door slechts materie en gedachten als werkelijkheid te accepteren, onze perceptie drastisch beperkt en ingekapseld! Door dit te accepteren verliezen we een groot deel van onze potentie en van onze energie. We hebben daarmee onze macht om onze eigen realiteit te creëren uit handen gegeven. Dit is meer dan een abstract, filosofisch idee, dit is bittere realiteit.

De symbolen der elementen

De wereld van de vier elementen wordt aldus gevormd door de wijze waarop ze in ons energetisch systeem en dus in onze wereld/perceptie terecht komen. De vier elementen aarde, water, vuur en lucht corresponderen ook met de vier lichaamssappen (uit de oude geneeskunde der humeuren van Galenus en Hippocrates), windrichtingen en seizoenen. Zij worden o.a. gesymboliseerd door de mythische schatten van het elfenvolk, de onderdelen van de Graal en de kaarten van de tarot. De schatten zijn de ketel, het zwaard, de lans en de steen. De tarot kent bekers, zwaarden, staven en munten/pentagrammen. Het verhaal van de Graal laat de elementen zien wanneer deze uit balans zijn: de gesluierde graalsbeker, het gebroken zwaard, de bloed druppelende lans en de steen of schotel met daarin het afgehouwen hoofd. Het bij elkaar komen van de vier elementen als ervaren, voelen, doen en denken vormen als geïntegreerd geheel de Graal, de quintessence. Als het zwaard uit de steen is getrokken en de staf in de ketel is gestoken, dan kan het magische brouwsel ontstaan dat inspiratie en wijsheid verleent. Dit zou je het vijfde element kunnen noemen. (De betekenis van de Graal en zijn vier elementen kan je hier lezen)

Het wiel van de Zodiak

De vier elementen zitten niet alleen in ons, maar draaien ook rondom ons. Deze vier maal drie maakt het magische getal twaalf, het getal van de zodiak (oftewel de twaalf tekens van de dierenriem). Deze werd wel gezien als een wiel. (6) Tegenover dit wiel ligt de schijf van de aarde. Tussen de Poolster en het middelpunt van de aarde ligt de as van dat wiel. Hier zit de roterende hemelpilaar, de as die hemel en aarde verbindt. Deze wordt wel vergeleken met de molen van Fenja en Menja bij de Germanen of de Sampo, de wondermolen uit de Kalevala, bij de Finnen. Dit wiel draait en maalt en brengt zo vruchtbaarheid aan de mensen. Het is ook te vergelijken met de Indiase mythe van het malen van de zee met een enorme slang die gewikkeld was rondom de berg Meru om Soma, het maan- of zielenvocht te maken. Deze soma/ madhu was alleen gereserveerd voor de goden, of voor de krijgers die in extase de hemelpoort wisten te bereiken.

Malen, brouwen en karnen

Dit proces om van boven naar beneden en van hemel naar aarde te gaan en vice versa is kosmisch èn menselijk en heet in verschillende symbolische termen: het malen van de sampo (bij de Finnen), karnen van de soma (boter) (bij de Indiërs), brouwen van de mede (of het bier) (bij de Noormannen). Ook vrijen, kussen, dansen, zingen, heilig vuur maken, spinnen van de levensdraad en andere roterende, draaiende en scheppende bewegingen kunnen symbool staan voor dit proces. Dit is een scheppingsdaad die bewuste, vitale energie creëert en bewust verbindt (dit is de oervorm van religie; ‘religare’ betekent weer verbinden). Door ‘positieve’ en ‘negatieve’ energie te verbinden ontstaat bezielde, geanimeerde energie. Eigenlijk worden we ons dan pas bewust van die bezieldheid. Het geluk van dat besef is het drinken van de godendrank soma, mede of ambrozijn of het drinken uit de bron van de Muzen of de bron des levens. Dit wordt ook verbeeld door het vinden van het levenselixer van het eeuwige leven en het vinden van de Steen der wijzen. Dit is werkelijk religie bedrijven zoals het bedoeld is. Dit heilige werk zorgt ervoor dat de ruimte tussen hemel en aarde verdwijnt waardoor deze twee weer met elkaar verbonden zijn en er een hemel op aarde, of anders gezegd; een aards paradijs kan ontstaan!

De dertien ridders op avontuur

Het is bijzonder om te zien hoe vaak de getallen twaalf en dertien voorkomen in de symbolen en verhalen: We noemden al de twaalf tekens van de dierenriem en de twaalf huizen van de horoscoop, maar er is nog veel meer. Natuurlijk zijn er de twaalf maanden en dertien maanmaanden (met de dertien bomen van de Keltische maankalender), maar je hebt ook de twaalf werken van Hercules, de dertien discipelen en apostelen (inclusief Jezus of Judas), de dertien paladijnen (inclusief koning Karel), de dertien ridders van de Ronde tafel (inclusief koning Arthur), de dertien heksen in een ‘coven’ (inclusief de duivel) en de dertien schatten van Merlijn.
Als je scherper kijkt dan is de dertien eigenlijk meer te zien als twaalf plus één waarbij de dertiende – als het ware – de kwintessens is van de twaalf, zoals het vijfde element ‘ether’ dat is voor de vier elementen.

De innerlijke, energetische boom of zuil van energie met de zeven chakra’s maal de vier elementen, maakt één ‘boom’ of (maan)maand van 28 aspecten/dagen. Er zijn dertien verschillende kosmische bomen en/of ridders te paard waarmee astraal gereisd kan worden. Eén van die dertien zal altijd in het centrum staan, als de as van het wiel. Deze is de koning en het stralende middelpunt. De andere twaalf kunnen op avontuur gestuurd worden om op queeste te gaan, om aspecten van het bewustzijn te verkennen, om draken te verslaan, betoveringen te verbreken enzovoorts. Echter de koning moet onherroepelijk uit het centrum gaan om plaats maken voor een nieuwe ridder om het scheppende proces op die manier gaande te houden.

De Gulden Snede

Je kunt deze twaalf ook als drie maal de vier elementen zien, (elk teken van de horoscoop heeft zijn eigen element bijvoorbeeld) waarbij de drie staat voor het proces van zoeken naar de Gulden Snede/het harmonische evenwicht, de balans van de levenskunstenaar op het slappe touw van de levensdraad die van te veel (één), naar te weinig (twee), naar precies genoeg (drie!) gaat. De regenboogbrug heeft in de beleving van veel volken vaak maar drie kleuren en is tegelijkertijd messcherp. Wie deze brug kan oversteken komt terecht in de hemel of beter gezegd de ‘andere wereld’! Wie valt zal opnieuw moeten beginnen waar hij geëindigd was. De balans is alleen te houden door in beweging te blijven en telkens dit proces opnieuw te doorlopen.

Jij bent de één, maar ook alle twaalf, en twaalf keer ga je er op uit om je avontuur te beleven, om je levensjaar, je levenscyclus compleet te maken. Je gaat in de geest reizen naar de ‘andere wereld’, naar de geestelijke wereld. In dit avontuur bevecht je een ‘dier’ of ‘vijand’. Dit is een aspect van je energie dat je nog niet beheerst en dat daardoor tot een monster of draak is geworden. Als het monster wordt gedood kan er energie vrij gemaakt worden. Dit is je schat. Uiteindelijk zal je dertien schatten (symbolen van overvloed en soevereiniteit bij de gratie van de Godin) winnen. Dit is te zien als de – drie maal vier – schatten van de elementen. De schat kan ook bestaan uit het temmen van het monster waardoor dit een eigen kracht wordt. Dan word je zelf de weerwolf, heks, draak, leeuw etcetera. Als de kracht beheerst wordt, dan is het ‘monster’ nobel en wijs geworden!

In dit systeem is aandacht van de grootste importantie. Wie meester is over zijn eigen aandacht, is meester over zijn eigen leven. De aandacht wordt vanuit het persoonlijk bewustzijn op allerlei mogelijke ‘dingen’ gericht, maar tegelijk wordt de aandacht door vele sterke krachten aangetrokken. Waarom zijn er zoveel aandachtstrekkers die concurreren om de aandacht van de mensen? Omdat aandacht ook energie is. Wie de aandacht krijgt, krijgt tegelijkertijd energie van die persoon. Als deze aandacht vooral eenrichtingsverkeer is, dan komt dit neer op een vorm van energetisch vampirisme. Wanneer je er achter komt waar naartoe de meeste aandacht wordt gezogen, weet je ook wie de grootste vampiers in deze wereld zijn.

Er is een concurrentiestrijd gaande wat betreft de aandacht voor alles op het alledaagse vlak. Deze strijd is al allesbehalve eerlijk. De nog meer perfide concurrentie is die tussen de aandacht voor het alledaagse en voor het bovennatuurlijke. (In het sjamanisme uit de boeken van Castaneda wordt dit wel de wereld van de Tonal en die van de Nagual genoemd.) Door het volledig negeren en ontkennen van het bestaan van de geestelijke wereld door de wetenschap en ook door het ontkennen van de mogelijkheid om daar in dit leven al te kunnen komen door de georganiseerde religies is deze dimensie voor de meeste mensen – schijnbaar – onbereikbaar gemaakt.
Het bovenstaande systeem is alleen te gebruiken als je zelf – ten dele – meester bent van je aandacht en kan schakelen tussen het gewone en het ‘hoger’ bewustzijn of anders gezegd tussen de alledaagse en de ‘geestelijke’ realiteit. Het gaat dus niet om het bereiken van een hoger bewustzijn, maar om de vaardigheid om te kunnen schakelen tussen verschillende bewustzijnsniveau’s.

Abe van der Veen

  1. Met deze woorden wordt wel telkens subtiel iets anders bedoeld, maar altijd een vorm van levensenergie. Dat ‘tover’ ook bij deze rij hoort is puur een speculatie van mijn kant.
  2. Deze worden de ‘Annunaki’ genoemd bij de Sumeriërs.
  3. Of komt er toch eerder energie en bewustzijn zowel van beneden als van boven? Het kan ook zo zijn, dat energie meer zit in vuur en water, de oerelementen en dat bewustzijn samen komt met de afgeleide elementen lucht en aarde.
  4. Goden zijn voor mij grotere energetische constructen die met bewustzijn zijn behept.
  5. De Italiaanse volksnaam is ‘molenwiel’.

 

 

 

 

The post Kosmologie van microkosmos en macrokosmos first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/kosmologie-van-microkosmos-en-macrokosmos/feed/ 0