Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.
]]>Naam
Basiliskos betekent kleine koning in het Grieks. Hiermee werd de koning der slangen bedoeld. In het Latijn wordt hij ‘regulus’ genoemd. Dit woord heeft dezelfde betekenis. Vanaf de middeleeuwen is er ook nog de alternatieve benaming ‘cockatrice’. Ook al kwam dit van het Griekse woord voor opsporen, al gauw werd het geassocieerd met de haan (cock). (1)
Uiterlijk en kenmerken
De basilisk wordt al genoemd door de Romeinse botanist Plinius de Oudere (eerste eeuw n.o.j.) en wordt in zijn Natura Historalis beschreven als een kleine slang met een diadeemvormig teken op zijn voorhoofd. De slang heeft een dodelijke blik, maar ook zijn adem en zijn aanraking is direct dodelijk. Vlak voor deze beschrijving behandelt Plinius een ander fabeldier; de Catoblepas. Dit is een soort van stier met eveneens een dodelijke blik en een giftige adem. Echter doordat zijn hoofd enorm zwaar is, heeft hij zijn ogen meestal naar de grond gericht en richt daardoor minder schade aan. De connectie tussen beide dieren is niet helder. (2)
De Griekse schrijver Aelianius (derde eeuw n.o.j.) zegt dat in Afrika alle slangen hun meester moeten erkennen in de basilisk. Als hij eraan komt dan vluchten ze of verbergen zich direct. Dat moet ook wel want waar de basilisk heeft gelopen daar verschroeit het gras en alle vruchten die hij met zijn lucht beroert bederven. Met zijn schadelijke gif laat hij zelf steenblokken barsten. (3)
Ook de encyclopedist Isidorus van Sevilla (zevende eeuw n.o.j.) vertelt dat hij bekend staat als de ‘koning van de slangen’. Ondanks dat doodt hij toch alle slangen die hij tegenkomt met zijn blik. Ook mensen en vogels verbranden door zijn starende blik ook al zijn ze op grote afstand. Vreemd genoeg beschrijft Isidorus het beest als heel erg klein. Hij zou maar vijftien centimeter groot zijn! Volgens Plinius was het beestje slechts dertig centimeter. (4)
In de latere bestiaria krijgt de basilisk meer fabelachtige proporties. Voor deze boeken zat de basilisk ergens tussen een draak en een slang in. De draak heeft vier poten en vleugels, de basilisk heeft twee poten en vleugels en de slang heeft géén poten of vleugels.
In het beruchte boek van Heinrich Kramer de Malleus Maleficarum (1485) wordt een verklaring gegeven van de dodelijkheid van de blik van de basilisk. Hij zou uit zijn ogen een vreselijk gif spugen naar zijn slachtoffer. Dit vergiftigde de lucht en doodde het slachtoffer. Kramer noemt dit als voorbeeld van het ‘kwade oog’ en beweert daarna dat sommige heksen ook een dergelijke giftige blik kunnen hebben. (5)
Oorsprong
Volgens de Romein Lucanus is de eerste basilisk ontstaan uit het bloed van de Medusa. Ook van deze gorgone is bekend dat zij een dodelijke – in haar geval verstenende – blik heeft en zeker met haar slangenhaar is zij een voor de hand liggende moeder voor dit ondier. Hij beschrijft verder hoe de soldaten van Cato door de woestijn van Libië trokken. Deze woestijn zat vol met basilisken. Toen één van de soldaten zo’n basilisk met zijn speer doorstak, stroomde het gif langs de schacht tot aan zijn hand omhoog. De soldaat had geen keus, maar moest direct zijn snel afstervende hand afhakken. (6)
De Engelse heilige Beda Venerabilis (zevende eeuw n.o.j.) is de eerste die vertelt van zijn oorsprong uit het ei van een oude haan. (7) Het verhaal wordt vanaf de twaalfde eeuw in vele middeleeuwse bestiaria herhaald en verfraaid. Als een oude afgeleefde haan zijn zaad niet meer kwijt kan bij de hennetjes, zal dit zaad samenklonteren en uiteindelijk als een monsterlijk ei uitgepoept worden. Doet deze haan dat op een mestvaalt en wordt dit ei vervolgens uitgebroed door een pad (het schijnt meermalen voor te zijn gekomen dat een pad voor deze misdaad is berecht en tot verbranding is veroordeeld) of een slang dan
wordt hieruit de basilisk geboren. Hij wordt in de bestiaria beschreven als een samengesteld wezen met de snavel van een adelaar en de kam van een haan. Hij heeft een ijzeren kroon op zijn hoofd en het lichaam van een draak. Zijn poten zijn weer vogelklauwen. Toch is het afschuwelijkste van dit monster zijn blik. Het verzengt zijn omgeving en maakt die tot een woestenij. Als een mens in de ogen van de basilisk kijkt stort hij ter plekke dood neer. De meeste verhalen vertellen dat hij leeft in een –waarschijnlijk zelf gecreëerde woestijn – maar soms wordt hij gesignaleerd in onze contreien en leeft dan in een put of in een kelder.
Zijn grootste vijanden
De basilisk is vrijwel niet te verslaan, maar toch zijn er enkele remedies bekend die helpen tegen het monster. Het enige waar hij – volgens Plinius – niet tegen kan is de stank van een wezel. Als een wezel de plant ruit heeft gegeten is hij immuun voor de lucht en de blik van een basilisk en kan hij hem doden. Aelianus beweert weer dat de basilisk niet tegen het kraaien van de haan kan en dat reizigers om deze reden een haan meenamen als ze de woestijn in trokken. (8)
Nog weer later – en beginnend met de ‘Historia de preliis Alexandri Magni’ uit de dertiende eeuw – zal de spiegel het machtigste wapen worden tegen de basilisk. Volgens dit boek komt Alexander de Grote het monster tegen en herinnert hij zich het verhaal van Perseus en de Medusa. Ook hij laat een schild oppoetsen tot het glimt als een spiegel. Als de basilisk zichzelf daarin ziet doodt het monster zichzelf. (9) Dit wordt in vele latere legenden herhaald. In de sage over de basilisk van Warschau had de man die het beest uit de kelder in de zon bracht zich zelfs behangen met tientallen spiegels!
Een gelijkaardige remedie tegen het monster wordt verteld in het bestiarium van Pierre le Picard (dertiende eeuw). Hierin staat dat de basilisk gif uit zijn ogen spuit. Wie het beest wil doden neemt een kristallen vaas bij zich en zet deze op zijn hoofd. De giftige blik van het beest stuit op het oppervlakte van de vaas en keert daarna terug op hem en zo wordt de basilisk zelf vergiftigd. (10)
De basilisk in Nederland
Ook in Nederland moet de basilisk goed bekend zijn geweest. Jacob van Maerlant schrijft over het monster en blijft daarbij nog redelijk in de buurt van het voorbeeld van Plinius. Hij zegt het volgende in zijn ‘boek van serpenten’ uit 1270: ‘De Basilisk is een slang die de koning der slangen genoemd wordt. Als hij alleen maar uitademt kan hij al rotsen breken. Mensen doodt hij door er alleen maar naar te kijken. De basilisk is niet alleen fataal voor de mens, maar ook voor de aarde die hij dodelijk vervuilt en die hij overal waar hij zijn verderfelijke nest kiest verschroeit. Hij doet het gras verdorren en verbrandt bomen door er tegen te ademen. Ook voor zijn gesis huiveren alle andere slangen, zij vluchten zo snel mogelijk. De basilisk kan alleen door een wezel overwonnen worden.’ (11)
Volgens een kroniek werden er in het jaar 513 bij Dokkum achttien mensen vermoord door de blik van een basilisk. Dit dier was de duivel in vermomming. Het huis werd tot de grond toe afgebrand. In een andere kroniek staat weer dat er in 1413 in Oldeboorn een put werd gegraven. De weerzinwekkende stank die daaruit oprees doodde opnieuw achttien mensen. Dit moest wel afkomstig zijn van een basilisk. (12)
In Friesland moet er een basilisk uit een oven zijn gekropen. Daar wordt gezegd dat glasblazers altijd na zeven jaren hun oven zullen doven. Een glasblazer vond dit maar onzin en liet voor meer dan zeven jaren zijn oven gloeien en in het achtste jaar kroop er uit zijn oven een basilisk die zich in zijn kelder vestigde. Door de bekende list met de spiegel toe te passen kon het beest vernietigd worden. (13)
Ook over een werfkelder onder een bierbrouwerij in Utrecht wordt gezegd dat er een basilisk in zat. Deze was uit een hanenei gekropen. Al wie erin ging kwam er nooit meer uit, totdat een dappere jongeman de kelder betrad gewapend met een spiegel. Wanneer dit gebeurd zou moeten zijn is niet bekend, maar de desbetreffende kelder wordt nog steeds aangewezen. (14)
Conclusie
Wat wil dit monster ons zeggen? We kunnen iets afleiden uit de dieren waaruit het monster is samengesteld. De haan is het dier dat ons wekt bij het eerste daglicht. Het is het dagbewustzijn dat ons bewust maakt van onszelf als afgescheiden en individueel. De adelaar heeft het grote overzicht en weet daaruit het voor hem belangrijke detail te halen als hij hoog in de hemel vliegt. Hij is ook de afstand die wij bewaren tot de dingen tot we het als prooi tussen onze klauwen weg kunnen voeren. De ijzeren kroon benadrukt deze aspecten. De basilisk is de koning van het ijzeren bewustzijn, waarbij ijzer staat voor de wereld van de gedachten. Maar dit beest is minstens zoveel een draak. De draak bewaakt de goudschat. Hij maakt van energie materie.
Nu is het waarschijnlijk niet toevallig dat deze wezens ook de grote kosmische boom (Yggdrassil) bevolken. De haan en de arend zitten in de kruin en de draak zit aan de wortels. Nu is voor mij de boom een symbool voor het energetische systeem van de mens. Onderin maakt de draak materie van de binnenkomende energie en bovenin maakt de adelaar gedachten van het binnenkomende goddelijke bewustzijn. In de Noordse mythologie is er het eekhoorntje ratatoskr die deze twee verbindt. Hij brengt leugens, beledigingen en verwensingen over van de een naar de ander. Want gedachten gekoppeld aan materie brengt de schijnwereld voort.
Door deze dieren aan elkaar te koppelen wordt een waarlijk monster gecreëerd! Overal waar jij kijkt met de ogen van de basilisk zal je direct de wereld om je heen tot een woestijn maken; zij wordt dor en kaal. Dat is precies wat de huidige mens doet. Hij kijkt met basiliskenogen. De basilisk heeft logischerwijs weinig vijanden, echter hij kan niet tegen de wezel. Dit diertje valt zelfs prooien aan die twee keer zo groot zijn dan hemzelf en is dus duidelijk niet bang! De wereld zonder angst onder ogen kunnen zien scheelt al een hele hoop. Het ultieme redmiddel is de spiegel, wie in de spiegel durft te kijken en zichzelf durft te zien zo hij werkelijk is, doodt daarmee zijn valse ego. Het valse smelt weg en de echte jij blijft over.
Verder geeft de naam basilisk het dier een connectie met andere kleine koningen uit de folklore zoals het winterkoninkje (koning der vogels) en de maretak (koning der planten). Deze twee heersen over de dag tussen de jaren, dag nul en staan daarmee symbolisch voor het ego. Mogelijk is de basilisk een ander symbool voor dit ego. Het idee is dan dat het vernauwde bewustzijn waar het ego ons toe leidt ertoe dat wij de wereld niet meer als levend en doortrokken van energie kunnen ervaren. De basilisk in ons ‘versteent’ en vergiftigt de wereld om ons heen tot het lijkt op een dorre woestenij.
Toch is het ego niet alleen slecht, als zij als instrument beheerst kan worden (in plaats van dat het ons overheerst) en wij de identificatie met het ego los kunnen laten, dan kan het juist helpen om tot wijsheid en inzicht te komen. De basilisk is ook de koning van de slangen en die geeft in de folklore juist de ultieme wijsheid!
Abe van der Veen
Noten
Plinius, Historia Naturalis: There is the same power [of the killing stare] also in the serpent called the basilisk. It is produced in the province of Cyrene, being not more than twelve fingers in length. It has a white spot on the head, strongly resembling a sort of a diadem. When it hisses, all the other serpents fly from it: and it does not advance its body, like the others, by a succession of folds, but moves along upright and erect upon the middle. It destroys all shrubs, not only by its contact, but those even that it has breathed upon; it burns up all the grass, too, and breaks the stones, so tremendous is its noxious influence. It was formerly a general belief that if a man on horseback killed one of these animals with a spear, the poison would run up the weapon and kill, not only the rider, but the horse, as well. To this dreadful monster the effluvium of the weasel is fatal, a thing that has been tried with success, for kings have often desired to see its body when killed; so true is it that it has pleased Nature that there should be nothing without its antidote. The animal is thrown into the hole of the basilisk, which is easily known from the soil around it being infected. The weasel destroys the basilisk by its odour, but dies itself in this struggle of nature against its own self.
3. https://www.attalus.org/translate/animals2.html#5 2.5 en 2.7
4. https://bestiary.ca/beasts/beastsource265.htm
5. “Moreover if a basilisk sees a man first its look is fatal; but if he [the man] sees it first he may be able to kill it; and the reason why the basilisk is able to kill a man by its gaze is because when it sees him, owing to its anger a certain terrible poison is set in motion through its body, and this it can dart from its eyes, thus infecting the atmosphere with deadly venom. And thus the man breathes in the air which it has infected and is stupefied and dies” (The Malleus Maleficarum, part 1, question 2).
Kramer behandeld hier de dodelijke blik van de basilisk om te bewijzen dat ook heksen kwaad kunnen doen puur door het werpen van een blik, het zogenaamde ‘kwade oog’ (evil eye).
6. Pharsalia (IX.828-833)
7. https://en.wikipedia.org/wiki/Basilisk
8. http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/basilisk
The Feejee Mermaid and Other Essays in Natural and Unnatural History – Jan Bondeson 165
9. https://www.papersofbas.eu/images/Papers_2021-2/Lozanova_compressed.pdf
10. Dekkers, M. – Bestiarium 24
11. Dat seste boec van serpenten – van Maerlant vert. M. van der Voort 382
12. Winsemius – Croniek van Vriesland
Teenstra – Nederlandse volksverhalen 19
13. Waling Dijkstra – Uit Frieslands volksleven II 200
14. Sinninghe, J.R.W. – Utrechts sagenboek 190
Cohen, J. – Nederlandse volksverhalen, Zutphen, z.j. , pp. 75-77
Europese sagen over de basilisk:
De Italiaanse geneesheer Scaliger uit de vijftiende eeuw schrijft over een basilisk uit de tijd van paus Leo IV. Deze woonde onder een boog van een tempel voor Lucia en zijn adem zorgde voor een vreselijke pest in Rome. (Unnatural history 20)
De cockatrice van Wherwell in Engeland. Door een spiegel in de kelder te laten zakken vermoord het dier zichzelf. https://www.mysteriousbritain.co.uk/cryptozoology/the-wherwell-cockatrice/
In 1474 werd er in Basel een haan door de beul ter dood gebracht omdat hij een basilisk had voortgebracht. Al bij de stichting van deze stad woonde er een basilisk dichtbij in een grot, vandaar dat de stad een basilisk als wapen voert.
In Wenen in het jaar 1577 ontdekte de dienaar van een bakker een basilisk op de bodem van een waterput. Hij wist het te vernietigen door de welbekende truc van de spiegel. De basilisk explodeerde. Dit is gebeurd bij het huis Schönlaterngasse 7
In Warschau moet er een basilisk zijn ontdekt in een kelder in 1587. Een man ging samen met zijn huishoudster op zoek naar zijn dochter. Zij lag als vergiftigd in de kelder en toen de huishoudster naar haar toe ging werd zij ook vergiftigd. Een man werd de kelder in gestuurd die door de plaatselijke geleerde behangen werd met vele spiegels. Hij overleefde het avontuur en doodde de basilisk! https://aforteantinthearchives.wordpress.com/page/4/
In Vilnius – Litouwen – had men ergens in de zeventiende eeuw last van een basilisk. Ze raakten het beest kwijt door tot drie keer toe een bosje wijnruit in zijn hol te laten zakken. Van Plinius weten we al dat een wezel die ruit heeft gegeten daarna ook immuun is voor de blik of de damp van de basilisk. De eerste twee keer was het bosje wit, maar de derde keer groen, het dier kon er blijkbaar niet tegen..
The post Het geheim van de basilisk first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De bizarre geschiedenis van de alruinwortel (mandragora officinarum) first appeared on Abe de Verteller.
]]>Het uiterlijk van de plant is vrij onopvallend. Hij heeft donkergroene bladeren, gele bessen en paarse bloemen. Zijn meest beruchte en opvallende deel zit echter onder de grond: een sterk behaarde wortel die zich nogal eens vertakt en dan verdacht veel lijkt op het lichaam van een mens.
Namen van de plant
De Egyptenaren zagen er een mannelijk geslachtsdeel in en noemden hem ‘de fallus van het veld’. De Arabieren kennen hem juist als ‘de eieren (testikels) van de djinn’, daar is de plant vernoemd naar zijn bessen. In de Bijbel worden de bessen van de alruin ‘dudaim’ oftewel ‘liefdesappelen’ genoemd. In al deze streken stond de plant bekend als een afrodisiacum en een plant die onvruchtbaarheid zou verhelpen. Mandragora is ook één van de bijnamen van de Romeinse liefdesgodin, zij heet dan Venus Mandragoritis. Mandragora komt wellicht van het Perzische ‘mardum giâ’ wat mensenkruid betekent. De zeventiende-eeuwse Nederlandse kruidkundige Dodonaeus zegt dat het man-drager betekent, maar dat is volksetymologie. (1)
Vaak werd de duistere kant van de plant benadrukt in de benaming. Als ‘atropa mandragora’ wordt hij genoemd naar Atropos, de schikgodin die de levensdraad doorsnijdt. Hij zou toebehoren aan de heksen- en doodsgodin Hecate en groeien in het magische kruidentuintje van de tovenaressen Medea en Circe. Een Griekse benaming van de plant is ‘kirkaion’: kruid van Circe. Zij zou er de makkers van Odysseus mee hebben veranderd in zwijnen.
Het plukritueel van de mandragora
De mandragora wordt al genoemd in de Egyptische Eber-papyrusrol uit 1550 v.o.j. Ook zijn er afbeeldingen van alruinbessen gevonden in de tombe van Toetanchamon (1333-1323 v.o.j.). Hij wordt mogelijk zelfs al genoemd als bedwelmend middel in een mythe over de godin Hathor. Zij had van de zonnegod Ra de opdracht gekregen om de mensheid te straffen vanwege een opstand. Ze veranderde in de leeuwengodin Sekhmet en kwam in een geweldsextase waarin zij bijna de hele mensheid uitroeide. Dit stopte pas toen Ra haar een mengsel van wijn, bloed en -mogelijk – alruin te drinken gaf en zij eindelijk in slaap viel. (2)
Bij de Grieken wordt de plant het eerst genoemd door Hippocrates rond 400 v.o.j. Hij houdt het in zijn beschrijving bij een nuchtere opsomming van mogelijke medische werkingen. Dit verandert drastisch bij de botanicus Theophrastus. In zijn ‘Geschiedenis van planten’ (230 v.o.j.) schreef hij uitgebreid over de magische voorzorgsmaatregelen die nodig zouden zijn bij het opgraven en plukken van de alruinwortel:
‘Het wordt gezegd dat men drie cirkels moet trekken rondom de alruinwortel met een zwaard, en het moet snijden terwijl je gezicht naar het westen is gekeerd. Bij het snijden van het tweede deel zou men rond de plant moeten dansen, waarbij je tegelijkertijd zoveel mogelijk dingen moet noemen over de mysteriën van de liefde.’
Hij noemt de plant verder als een middel tegen slapeloosheid, jicht en als een liefdesdrank. Ook ziet hij een gelijkenis tussen de wortel en een klein mensje. (2)
De Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (eerste eeuw n.o.j.) geeft in zijn ‘Bellum Judaicum’ een uitgebreide beschrijving over plukrituelen in Galilea rond de plant ‘Baaras’. Waarschijnlijk bedoelt hij hiermee de alruinwortel:
‘In de vallei die noordwaarts de stad omringt, is er een plaats genaamd Baaras, waar een wortel groeit van de zelfde naam, die een kleur als vuur heeft en ‘s avonds glinstert als de stralen van de zon. Men komt er moeilijk bij en rukt hem even moeilijk uit; want hij vlucht verder en blijft enkel staan, indien men vrouwenpis of menstruatiebloed er op gegoten heeft. Als iemand hem aanraakt, moet hij zeker sterven, zo hij hem niet, aan de hand hangende, draagt. Men neemt hem zonder gevaar als volgt: men doet er rond de aarde weg, zodat maar een klein deel van de plant nog in de de grond blijft; men bindt aan de wortel een hond die, omdat hij zijn meester wil volgen, de wortel uit trekt. Onmiddellijk sterft de hond in plaats van zijn meester. Van dit ogenblik af kan men de wortel zonder gevaar in de hand nemen. Men trotseert al die gevaren om deze wortel te bezitten, vanwege één enkele kracht die hij heeft: deze wortel op het lichaam gelegd, verjaagt de boze geesten, die de levende lichamen proberen te bezitten en doen sterven, als men er niets tegen doet’. (3)
De mandragora officinarum komt vervolgens weer voor in het Herbarium Platonicus van Pseudo-Apuleius (vierde eeuw n.o.j.) :
‘Het bovenste deel van de plant schijnt als een lantaarn. [dit is mogelijk een teken dat hij bezeten is door een geest] Als je de plant ziet maak dan snel een cirkel rondom de plant met een ijzeren stuk gereedschap zodat hij niet kan ontsnappen. Raak het niet aan met dit gereedschap, maar gebruik een ivoren staak om de grond rondom los te maken. Als de handen en voeten zichtbaar zijn bindt dan een nieuw touw om de plant. Maak een hond heel hongerig en bind een touw om zijn nek. Leg voedsel neer op een afstandje van de hond en de hond zal er naar toe gaan en zo de plant uit de grond trekken.’
Ook Apuleius noemt dus een hond die gebruikt wordt bij het plukken, maar of hij dood gaat is niet helemaal zeker. Wanneer dit gebeurde in een heilig seizoen dan zou de geest van de plant gedwongen zijn om de verzamelaar te gehoorzamen. (4) Een laatste klassieke bron over het plukken van de alruinwortel is de Griekse arts Dioscorides (eerste eeuw n.o.j.): Hij benoemt vooral de pijnstillende kwaliteiten van het sap van de plant. Maar in een handschrift van zijn boek uit 512 n.o.j. is er een afbeelding te vinden met Euresis, de godin van de ontdekking, die de plant aan Dioscorides overhandigt. Een – mogelijk dode -hond is met een touw aan de plant vast gebonden.
Deze bizarre plukrituelen geven iets weer van de grote angst en omzichtigheid waarmee men te werk ging om de mandragora te oogsten. Ook het schijnsel rondom de plant (al dan niet veroorzaakt door glimwormen) geeft aan dat de plant wel een sterke macht en uitstraling moest hebben. Terwijl ook andere planten wel door middel van een klein ritueel werden geoogst, is dit nergens zo uitgebreid opgeschreven als bij de alruin. Het geeft iets weer van de grote kracht die men van de plant verwachte, of beter gezegd van de geest van de plant. Vanuit de oude mentaliteit had alles dat kracht uitstraalde een ziel of geest. Niet alleen mensen, maar ook sommige dieren, planten en natuurlijke elementen zoals bergen en bronnen konden bewoond worden of bezeten zijn door een geest. Om veilig van een dergelijke kracht gebruik te mogen maken is een passend offer noodzakelijk.
In een ritueel uit het Atlasgebergte vinden we een mogelijke reden voor het gebruik van de hond als offer. Tijdens het jaarlijkse ‘rookfeest’ werd daar een mengsel van hallucinogene kruiden gebrand met als hoofdbestanddeel de alruin. De aanwezige monniken raakten bedwelmd en zagen de geestvorm van de verschillende planten verschijnen. Als laatste verscheen de geest van de alruin in de vorm van een zwarte hond. (5) Mogelijk stelde men zich de geest van de alruin voor als een hond, wat dit dier tot een acceptabel offer maakte.
Pas in de middeleeuwen in het bestiarium van Philippe de Taon uit 1120 vinden we het bekende element van de doordringende schreeuw van de plant waardoor de hond dood neer zal vallen. Degene die daarbij is moet zijn oren dicht stoppen met was. De plant zou volgens Philippe een geneesmiddel zijn tegen alle ziektes. In latere bronnen werd daarbij nog genoemd dat ieder die de schreeuw hoort gek zou worden of dood neer zou vallen.
Liefdesappelen
Het is inmiddels duidelijk dat de mandragora een zeer begeerlijke plant was. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is zijn vermeende liefdesopwekkende en vruchtbaar makende kracht. Deze kwamen we al tegen bij het plukritueel van Theophrastus, waarbij er tijdens een dans over de mysteriën van de liefde moest worden gesproken. Ook in het Bijbelboek Genesis komen we de alruin tegen als vruchtbaarheidsmiddel:
‘En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaim (alruinwortel) in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zei Rachel tot Lea: Geef mij toch van de Dudaim van uw zoon. En zij zei tot haar: Is het weinig, dat jij mijn man genomen hebt, dat jij ook de Dudaim van mijn zoon nemen zult? Toen zei Rachel: Daarom zal hij deze nacht voor de Dudaim van je zoon bij jou liggen. Toen nu Jakob ‘s avonds uit het veld kwam, ging Lea hem tegemoet, en zei: u zult tot mij inkomen, want ik heb u gehuurd voor de Dudaim van mijn zoon; en hij lag die nacht bij haar.’ Rachel doet dit waarschijnlijk omdat zij hoopte dat ze vruchtbaar zou worden van de bessen van de mandragora. Het effect mocht er ook zijn: Rachel werd kort na deze gebeurtenis zwanger. (6)
Ook in de Physiologus komt de alruin naar voren als ‘aphrodisiacum’. Het anonieme werk uit de derde eeuw n.o.j. ligt aan de basis van de bestiaria uit de middeleeuwen en bevat vele fabels met een christelijke moraal over dieren. In het verhaal over de olifant fungeert de mandragora als de appel uit de tuin van het paradijs. De Physiologus beweert dat olifanten pure wezens zijn en daarom niet van seks houden. Als er toch nageslacht moet komen dan trekt de vrouwtjesolifant naar het oosten en het mannetje volgt haar. Vlakbij het aards paradijs verleidt zij het mannetje tot paren door hem van de vruchten van een boom (of plant) te laten eten die mandragora heet. Dit wordt in de Physiologus vergeleken met de appel uit de boom van kennis van goed en kwaad en met de verleiding van Adam door Eva. (7)
In beide voorbeelden gaat het om de bessen van de plant en niet om de wortel.
De alruinwortel als slaapmiddel en narcoticum
De andere belangrijke werking van de alruin is het bestrijden van pijn. De eerste beschrijvingen noemen de alruin al als een pijnbestrijder en narcotisch middel. In de Romeinse tijd werd de bast van de alruin maandenlang in zoete wijn gedrenkt. Dit middel werd gegeven aan gemartelde en gekruisigde mensen om de pijn te verminderen of ze te doen slapen. Het werd de wijn van de dood of ‘morion’ genoemd. Later gebeurde dit ook in de vorm van een spons (met een mengsel van azijn, mandragora en nachtschade) die onder de neus werd geduwd om te inhaleren. Dit bleef de meest gebruikte vorm van anesthesie tot ether werd ontdekt in de negentiende eeuw. Deze gegevens doen mij sterk denken aan de episode in het Nieuwe Testament waarin Jezus aan het kruis een spons met azijn aangeboden krijgt. Dit zou dus prima om een dergelijk middel kunnen gaan! (8)
Alruin als bedwelmend middel kon natuurlijk ook gebruik worden als krijgslist. De Carthaagse veldheer Hannibal maakte op deze wijze gebruik van de alruinwortel. Hij mengde sap van de alruin met wijn en liet de vaten met deze wijn achter voor de vijand. Hij deed alsof hij zich terugtrok en de Afrikaanse rebellen dronken van de wijn en raakten bedwelmd. Zo waren zij een makkelijke prooi voor de onverwachts terug komende soldaten van Hannibal. Ook Julius Caesar zou op deze manier zijn ontsnapt uit de handen van Siciliaanse piraten. (9)
Heksenzalf
Een laatste werking geeft de alruinwortel zijn associatie met hekserij. De plant bevat alkaloïden zoals atropine, scopolamine en hyoscamine en kan daardoor hallucinogene bijwerkingen hebben. Het is heel aanneembaar dat het om die reden – in ieder geval één keer – wordt genoemd als bestanddeel van de beruchte heksenzalf. In 1545 werkte de Spaanse dokter Andrès Laguna als medisch officier in de buurt van Nancy. Daar werden twee oude kluizenaars gearresteerd op verdenking van tovenarij. In hun hut werd een kleine pot met groene zalf gevonden. Laguna bekeek en rook deze zalf en het deed hem denken aan ‘unguentum populeum’ een bekend pijnstillend middel. Hij meende dat er o.a. scheerling, bilzekruid, alruinwortel en nachtschade (mogelijk doornappel) in zat. Hij kon wat van de zalf bemachtigen en probeerde deze uit op een patiënt van hem die leed aan slapeloosheid. Hij smeerde haar in van top tot teen en zij viel in een diepe, lethargische slaap van wel zesendertig uur en moest uiteindelijk wakker worden geslagen. Zij was boos en vroeg: ‘Waarom maak je me wakker? Ik was te midden van alle genot en vreugde van de wereld en daar heb ik mijn man bedrogen met een jongere en knappere man!’ De dokter zag dit als een hallucinatie, maar zij geloofde sterk in de realiteit van haar avontuur. (10)
De vrouw heeft naar mijn mening een punt. Natuurlijk beleefde zij haar avontuur niet in de fysieke werkelijkheid. Maar je kan dit soort vlieg- en sabbatservaringen ook interpreteren als een reis in de geest, waarbij het lichaam achterblijft in bed. Zo heeft deze ervaring wel degelijk waarde.
De galgenheuvel en het galgenmannetje
In de zestiende eeuw kwam er nog de legende bij dat de alruin groeide onder de galg, waar de gehangene zijn sappen (urine en zaad) had laten vallen. De eerste die dit noemde was de Duitser Hieronymus Brunschwig in 1515. Om deze reden werd de plant ook het galgenmannetje of het pisdiefje genoemd. Ook het plukritueel werd in deze periode uitgebreid met een omschrijving hoe de plant vervolgens behandeld moest worden: ‘was hem schoon in rode wijn en omwikkel hem dan in lagen van witte en rode zijde. Leg hem in een kistje en vergeet niet om hem elke vrijdag een bad te geven en ten tweede om hem tijdens nieuwe maan te kleden in een schoon wit hemd.’ (11) Het galgenmannetje zal je – als je al deze instructies hebt opgevolgd – geluk brengen, rijk maken en elke vraag beantwoorden die je hem stelt. Ook in deze periode werd hij nog steeds gezien als lust opwekkend en vruchtbaar makend. Toch werd ook beweerd dat de alruin bezeten was van een boze geest en dat de bezitter ervan – indien hij de wortel niet aan iemand anders overdroeg – na zijn dood rechtstreeks naar de hel zou gaan.
In deze context is het interessant dat in Rusland de alruin ‘hoofd van Adam’ wordt genoemd. Dit hoofd zou – volgens de legende – in de heuvel Golgotha begraven liggen. Dit is de galgenheuvel waar Jezus Christus gekruisigd is. Golgotha betekent ‘plaats van de schedel’. Hiermee wordt de schedel van Adam bedoeld! Onder de galg van Jezus vinden we dus Adams hoofd. Dit zou impliceren dat er – in het Russische volksgeloof – onder het kruis een alruinwortel zou groeien! (12)
Ook de beroemde geneesheer Paracelsus schrijft in zijn boek Vita Longa (1526) over de alruinwortel als een klein mannetje. Hij is hier echter ontstaan in de baarmoeder van een merrie: De homunculus die de necromanciërs valselijk ‘alreona’ noemen en de natuurlijke filosofen ‘mandragora’, is het onderwerp van een bekende fout geworden. Zijn oorsprong is sperma, die door de grote vertering die zich afspeelt in een ‘venter equinus’ (baarmoeder van een paard) zich vormt tot een homunculus, een mens in alle dingen, met lichaam en bloed, grote en kleine ledematen. (13)
Dit soort gelukspoppetjes van alruin werden mogelijk al door de Grieken en Romeinen als amulet gedragen en het gebruik bleef tot in de negentiende eeuw bestaan. (14) Mogelijk was dit de ziel van de gehangene die men dan met zich meedroeg. Deze was dan met zijn laatste extatische schreeuw in de alruin overgegaan. Door hem zo te verwennen en te voeden met aandacht, zorgde men ervoor dat hij niet weg vluchtte. Zelfs Jeanne d’Arc, de roemruchte maagd van Orléans, werd er van beschuldigd dat zij stiekem een alruinwortel bij zich had. Dit zou – volgens haar inquisiteurs – de oorsprong zijn van de stemmen die zij hoorde! Zijzelf beweerde bij hoog en bij laag dat het de stemmen van heiligen waren. (15)
Conclusie
Het is duidelijk dat het verhaal van de alruinwortel (mandragora officinalis) omgeven is met mysterie en magie. De verhalen getuigen van een tijd waarin men nog wist dat sommige planten een geest of ziel hadden en waarin men nog grote krachten aan ze toeschreef. De alruin met zijn mensvormige wortel en hallucinogene werking werd gezien als een van de krachtigste plantgeesten. (16) Zij moest daarom met respect worden bejegend en behoedzaam benaderd anders zou het slecht met je kunnen aflopen. Wie deze dan geoogst had kon er wonderen mee doen. De plant vormde een poort naar de andere, geestelijke werkelijkheid. Hij kon je terug naar éénheidsbewustzijn, naar het paradijs brengen. Of het nu om de ziel van de plant ging of om de ziel van een overleden mens die in de plant was overgegaan, beide keren kon de eigenaar via de plant zich keren naar de geestelijke wereld en zo tot wijsheid komen.
Abe van der Veen
1) Zie hier de scène met de alruin in Pan’s labyrinth: youtube.com/watch?v=Tvq4Yp7XaRg
Gordon, L. – Green magic 97
Emboden – Bizarre plants 149-150
Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten 108
Buchner, G. – Heksenkruiden 33
Teirlinck – Flora Magica 139
-Hij wordt ws al door de Egyptenaren genoemd als ‘dudajim’ in een papyrusrol uit 1550 v.o.j.
– Nederlandse namen voor de alruinwortel zijn o.a. aardmannetje, geldmannetje, duivelsappel, duivelskaars, galgenjong, mandraak, pisdiefje en toverwortel. (De Cleene 103)
2) Smith, Elliot – Evolution of the dragon 193 https://www.sacred-texts.com/lcr/eod/eod40.htm
De Romeinse botanicus Plinius in zijn Historia Naturalis (eind eerste eeuw n.o.j.) herhaalt vooral de woorden van Theophrastus.
‘it is said one should draw three circles round mandrake with a sword, and cut it with one’s face towards the west; and at the cu$ing of the second piece, one should dance round the plant and say as many things as possible about the mysteries of love’ https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf
https://nl.wikipedia.org/wiki/Alruin
The mandragora of the ancients in folklore and medicine van Charles Brewster Randolph
3) Josephus, Bellum Judaicum, vii. 6. 3.
Decleene en Lejeune 108
In het Duitse volksgeloof moest het touw aan de ‘Schwanz’ van de hond vast gebonden worden. Bächtold-Staubli 318
4 ‘The upper part of the plant shines at night like a lantern. When you first see the plant, make a circle very quickly around it with an iron tool to prevent its escape (it wants to escape from anyone who is unclean). Do not touch it with the iron tool, but use an ivory stake to loosen the soil around it. When its hands and feet are visible, tie a new rope around it. Get a dog very hungry and tie the rope around its neck. Put food a little distance from the dog, and in going after the food, the dog will pull up the plant.’
mr. Lee
5) M. Uyldert – De taal der kruiden 228
Er is een interessante gelijkenis te trekken met een ervaring die Carlos Castaneda in een van zijn boeken beschrijft. Onder invloed van de hallucinogene cactus Peyote gaat Carlos spelen met de geest van de plant in de vorm van een hond.
6) Genesis 30 vers 14-16
7) Arsdall, Anne Van, Helmut W. Klug, Paul Blanz – The mandrake plant and it’s legend a new perspective 310
8) In de dertiende eeuw ontwikkelde de Arabische dokter Ibn al Quff een spons die gedrenkt was in het sap van opium, belladonna en alruinwortel. Dit heette de ‘spongia somnifera’ Het werd tegen de neus aan gedrukt om de patiënt te laten slapen. tot de ontdekking van ether in Europa was dit de meest voorkomende manier van anesthesie. Lee 283 https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4173333/ Toch is lijkt mij de kans groot dat er ook al eerder met sponzen werd gewerkt.
Mattheüs 27:48 ‘En terstond een van hen toe lopende, nam een spons, en die met edik (azijn) gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken.’ Vrijwel direct daarna stierf hij. Dit gebaar kan niet geweest zijn om zijn dorst te lessen, want dan gebruik je geen azijn. Als slaapmiddel of narcoticum zou het wel zin hebben gehad.
9) Emboden 152
Lee 280
10) Hatsis – The witches’ ointment
Zie ook mijn artikel: https://www.abedeverteller.nl/heks-en-drugs/
Je zou de hallucinogene (of entheogene) werking van de alruinwortel bij de zalf van Laguna ook kunnen zien als een bijwerking van de ware bedoeling, namelijk die van pijnbestrijder.
11) Wash him clean in red wine and then wrap him in layers of white and red silk. Lay him in a casket and do not forget firstly to bathe him every Friday (the day of Venus again) and secondly and most importantly at the new moon to clothe him in a clean white shirt.’ Lee 281
Blöte-Obbes – De geurende kruidhof 245
Decleene en Lejeune 110
12) Decleene en Lejeune 106
13) Newman, W. – Natural particulars 332
14) Decleene en Lejeune 111
15) Barrett, W.P. – The trial of Jeanne d’Arc 2014
16) Ook nu nog wordt er in sjamanistische gemeenschappen sterk geloof gehecht aan de geest van de plant en dan met name planten zoals ayahuasca, psilocybine paddenstoelen, peyote e.d.
Leuk om te weten: Het Franse main-de-gloire of ‘dead man’s hand’ is een verbastering van het woord mandragora. De magische werking van de plant ging dus over op die van een ander luguber iets dat je moest opgraven onder de galg: de hand van een gehangen crimineel. Als je deze hand liet drogen dan kon hij dienen als kandelaar voor een kaars gemaakt van het vet van de gehangene. Wie met deze hand op het inbrekerspad ging zou onzichtbaar worden of in ieder geval onontdekt blijven, ieder die de inbreker tegenkwam zou terstond verlammen, zo luidde het volksgeloof. https://wordhistories.net/2016/10/22/hand-of-glory/
Poisonous plants: a cultural and social history: De naam zou komen van de man-gelijke vorm van de wortel van de plant. Maar het zou ook ontleend kunnen zijn van het Griekse woord voor ‘giftig voor koeien’. De volksetymologie maakte in de middeleeuwen ‘drake’ van het tweede deel ‘dragora’ wat lijkt op het Engelse woord voor draak. (https://www.etymonline.com/search?q=mandrake)
Meanwhile it should not be forgotten that there was one magical possession, an idol of domestic superstition in mediaeval German households, which is said to have passed at the father’s death to the youngest son upon condition that he performed certain heathenish rites in relation to the father’s funeral. The “mandrake,” a plant with broad leaves and bright yellow flowers and with a root which grew in a semi-human form, was found beneath the public gallows and was dragged from the ground and carried home with many extraordinary ceremonies. When secured it became a familiar spirit, speaking in oracles if properly consulted and bringing good luck to the household in which it was enshrined. [Charles Elton, “Origins of English History,” 1882]
Ook gebeurde het in deze tijd veelvuldig dat heggerank en spekwortel (black and white briony) werden gebruikt om nep-alruinwortels te maken om zo voor veel geld aan bijgelovige klanten te verkopen. Ze werden dan alvast in een mensvorm uitgesneden en terug in de grond gelegd. Voor de verkoop kregen ze zelfs kleertjes aan. Lee 282, De Cleene 111
Volgens de beroemde Arabische dokter Ibn Beithor zou koning Salomo een stukje van de mandragora in zijn zegelring hebben. Door middel van deze ring had hij macht over de djinn. https://www.whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm
Keizer Julianus dronk elke nacht alruinsap als liefdesfilter. http://whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm
Iemand die in Duitsland snel rijk is geworden of geluk in het spel heeft wordt van gezegd: ‘Hij heeft een alruin op zak’. BS 319
Alruin is soms onderdeel van de heksenzalf. In Roemenië heet die zalf ‘Matraguna’, naar de mandragora. (BS 322)
In de achttiende eeuwse grimoire ‘Le petit Albert’ komen nog uitgebreide rituelen voor over het oogsten van de alruin. (Emboden 155)
Tot in de zestiende eeuw geloofden rijk en arm in de werkingen van de alruin, daarna zakte het geloof af. Maar ook in de negentiende eeuw werd hij nog als amulet her en der in Europa gedragen en ook het plukritueel werd nog wel gedaan. (De Cleene 111)
– Ook goed om te lezen: Anne Van Arsdall, Helmut W. Klug, Paul Blanz – The mandrake plant and it’s legend a new perspective
https://www.whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm
https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf
https://core.ac.uk/download/pdf/229401822.pdf
https://www.yumpu.com/de/document/read/3358239/die-alte-heydnische-abgottische-fabel-von-der-alraun-sapientia
http://volkoomen.nl/M/Mandragora.htm
The post De bizarre geschiedenis van de alruinwortel (mandragora officinarum) first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.
]]>Wie kent het niet? Het hey ho van de dwergen, het spiegeltje, spiegeltje aan de wand en de giftige appel. Sneeuwwitje is wereldwijd een van de beroemdste sprookjes. Het verhaal is vooral bekend geworden in de versie van de gebroeders Grimm uit de ‘Kinder und Hausmärchen’ van 1812. Wereldberoemd werd het sprookje pas door de speelfilm van Walt Disney uit 1937. In meerdere verhalen voor 1812 zijn al thema’s te vinden die in het verhaal van Sneeuwwitje voorkomen, echter alleen in ‘Richilde’ van Musäeus uit 1782 zien we alle belangrijke elementen terug. (1) Dit is daarmee het literaire begin van Sneeuwwitje. Er zijn door heel Europa (maar ook daarbuiten) versies van het verhaal uit de volksmond opgetekend. Voor mijn symbolische duiding van het verhaal zal ik gebruik maken van de versie van Grimm. Ik stel mij hierbij voor dat alle figuren van het sprookje onderdeel zijn van de mens tijdens zijn persoonlijke en spirituele levensreis. Je kan ook eerst het sprookje hier lezen.
Rood, wit en zwart
Bij de aanvang van het sprookje doet de koningin een vreemde wens: ze prikt zich en drie druppels bloed vallen in de sneeuw. Ze wenst vervolgens dat ze een dochter zal krijgen die zo wit als sneeuw, zo rood als bloed en zo zwart als ebbenhout mag worden. Dit zijn niet toevallig ook de kleuren die behoren aan de grote Godin. Het is het wit van de maagd, het rood van de moeder en het zwart van de oude, onvruchtbare vrouw. Wit is hier de kleur van jeugd en maagdelijke onschuld, rood van menstruatie en moederschap en zwart is de kleur van de dood. Zo zijn de drie levensfasen samengebundeld in een meisje die voorbestemd is de mooiste te worden of eigenlijk beter gezegd de schoonste, de meest zuivere. Dit incident doet sterk denken aan een scène in het verhaal van de ridder Parzival. Als hij drie druppels bloed in de sneeuw ziet liggen naast een aantal ravenveren doet hem dat denken aan zijn geliefde Blanchefleur (witte bloem). Ook het kind in het sprookje wordt vernoemd naar die zuiver witte kleur die de beste geleider is van de liefde. (2)
De stiefmoeder en de ware moeder
In de eerste versie van het sprookje van Grimm uit 1812 is het nog de moeder die jaloers wordt op Sneeuwwitje. In latere versies gaat de moeder dood en wordt ze vervangen door een stiefmoeder. Voor elk kind is de grote moeder, moeder aarde. Je kan die primaire moeder ook associëren met het éénheidsbewustzijn. De fysieke moeder kan haar alleen in die bewustzijnstoestand laten wanneer ze nog in de baarmoeder zit en incidenteel bij het zogen. Als ze ouder wordt zal de moeder haar kind telkens meer de materiële wereld intrekken. Het zal haar taal leren, onderscheid leren maken en taken opgeven. Allemaal dingen die in de geestelijke wereld waar de ziel vandaan komt niet nodig zijn. Zo wordt de moeder, een stiefmoeder, een ‘mater materia’. Het kind wordt geforceerd zich te identificeren met de materie en haar gedachten. Haar wordt op die manier een imago opgeplakt. Zij zal zich gaan identificeren met haar spiegelbeeld. Maar dit is slechts een masker of imago en daarmee iets dat zij in wezen niet is.
De mooiste van het land
Nu is de materiële moeder, die verbonden is aan de vijf zintuigen altijd erg mooi. Toch is zij Maya (= schone schijn), zij is niet de ware werkelijkheid, maar een afspiegeling van de werkelijkheid die alleen indirect beleefd kan worden. Als zij in haar spiegel kijkt dan meent zij de mooiste vrouw van de wereld te zien. Hierbij is het de vraag of het hier gaat om de spiegel van de ziel of die van het ego. Met het doodgaan van de ware koningin, werd de stiefmoeder-koningin de mooiste van het land. Zij was de meest zuivere, maar trots (‘hubris’) zorgde ervoor dat er een smet op haar schoonheid kwam. Hiermee is ze te vergelijken met de mooiste engel uit de hemel; Lucifer. Ook hij kwam ten val door de zonde van de hoogmoed. Hij was een van de schoonste engelen in de hemel, maar door zijn val werd hij een lelijke duivel.
De toverspiegel
Nu heeft deze arrogante vrouw niet zomaar een spiegel, maar een toverspiegel. In een tijd dat spiegels zeldzaam waren, werden zij met angst bekeken. Een spiegel (net als elk reflecterend wateroppervlak) zou je ziel kunnen stelen. Het was ook een doorgang naar de wereld van de geesten. Verder zal een spiegel nooit liegen. (3) De toverspiegel in het sprookje bevat zo’n geest die in dienst staat van de koningin en alleen maar de waarheid kan spreken. Wie zich in het spiegelpaleis van Maya bevindt zal voornamelijk verliefd worden op zichzelf. Net zoals Narcissus verliefd werd op zijn reflectie in het wateroppervlak, zo is het ook gesteld met deze narcistische koningin. Maar ook zij zal ten diepste weten dat haar schoonheid uiterlijk vertoon is. Het is niet meer dan een luchtspiegeling, een ‘fata morgana’!
Met de zevende verjaardag van Sneeuwwitje is haar eerste ontwikkelingsproces voltooid. Wanneer de koningin nu opnieuw voor haar spiegel staat blijkt zij niet meer de mooiste van het land te zijn, maar Sneeuwwitje. Zij is nu de schoonste, oftewel de meest zuivere, de meest stralende! Als zij voor de spiegel zou staan, dan zou ze een zuivere ziel reflecteren. Een ziel zonder krasje of vlekje, helemaal zuiver.
De weg door het donkere woud
Helaas geld dat niet voor de stiefmoeder. Zij voelt zich in haar ego bedreigd en wordt groen en geel van jaloezie. Zij wil de schoonheid van Sneeuwwitje voor zichzelf hebben en ze geeft de opdracht om Sneeuwwitje te vermoorden. Als de dienaren terug komen denkt ze dat ze haar hart (of lever) en haar longen opeet. Zij wil op die manier zich de schoonheid van Sneeuwwitje toe-eigenen. Maar dit helpt haar niet, want het is bedrog en Sneeuwwitje leeft nog. Het kind is ondertussen het woud in gevlucht. Het woud is een tussenwereld van verwarring en chaos. Symbolisch is het woud te vergelijken met een heg die ligt tussen de bekende alledaagse wereld en de onbekende geestelijke wereld. Het is een plaats waar je terecht komt als je niet meer weet wat je lotsbestemming is, waardoor je doelloos rond dwaalt. Aan de andere kant van het bos bevindt zich de ‘andere wereld’. Dit is een wonderlijke wereld waar dwergen wonen en dieren kunnen praten. Deze is te vergelijken met de wereld die we onder in de put tegenkomen in het sprookje van vrouw Holle. De volgende stap in haar initiatie komt als ze het huisje van de dwergen vindt.
De zeven dwergen
Dwergen worden door hun kleine postuur vaak niet serieus genomen, maar in de Edda zijn zij zeer wijze wezens die bijna gelijk staan aan de Goden. Ze helpen de Goden en geven ze schatten zoals de banden om de wolf Fenrir mee te binden en de hamer van Thor om de reuzen mee te verslaan. Bij hun betekenis is de getallenmystiek van het getal zeven erg belangrijk: zij zijn de zeven dwergen die wonen achter de zeven bergen. Zij zijn meesters van de kunst om het onzichtbare tevoorschijn te halen. In de Edda bewaren zij het geluid van de voetstappen van een kat, de baard van een vrouw en de wortels van een berg. Zij graven diep in het onderbewuste en komen terug met schatten van gestolde energie. Zij zijn zo te vergelijken met de Galla, de zeven bewakers van de poorten van de onderwereld uit de Sumerische mythologie. Op weer een ander niveau zijn zij gelinkt aan de chakra’s. (4)
Deze dwergen zijn – in dat geval – zeven aspecten van het meisje zelf! Sneeuwwitje moet – net als het meisje in ‘Vrouw Holle’ – als eerste het huisje van de zeven dwergen (energetisch) schoonmaken. Dit is tenslotte haar eigen energetische lichaam, haar eigen huis, wat zij al een tijd niet goed van binnen had geïnspecteerd. Zij test alle zeven borden, bekers en stoelen en uiteindelijk test zij alle zeven bedden en vindt de zevende de beste en valt daarin in slaap. Wanneer de dwergen met de ‘galla’ zijn te vergelijken dan moet Sneeuwwitje natuurlijk vergeleken worden met de grote Sumerische godin Inanna. Haar belangrijke initiatie is de afdaling in de onderwereld langs zeven poorten, waarbij zij bij elke poort iets af moet staan aan de bewakers om verder te mogen, tot zij naakt door de zevende poort heengaat. Om tot het diepste van de onderwereld door te kunnen dringen moet zij alle gehechtheid aan ‘Maya’, aan spullen, loslaten. Ook Sneeuwwitje gaat door tot zij bij het zevende bed is aangeland, zij onderzoekt haar onderbewuste tot in de diepste diepten.
Seks met de dwergen?
Deze ontmoeting met dwergen is ook vaak seksueel geïnterpreteerd. Minstens één sage en een mythe lijken dit idee te bevestigen. In een Zwitserse sage is een meisje verdwaald en komt aan bij een huisje met zeven dwergen. Zij mag uiteindelijk bij de zevende en oudste dwerg in bed slapen. Een oude vrouw noemt haar een slet en beschuldigt het meisje ervan dat ze met alle zeven dwergen heeft ‘geslapen’. In een Noordse mythe vrijt de godin Freya werkelijk met vier dwergen in ruil voor het Brisingamen. (5) Dit is een sieraad die wel wordt geïnterpreteerd als de regenboog. Dit sieraad zou je daarmee kunnen zien als de kracht om zelfstandig van de ene naar de andere wereld te kunnen reizen. Van elke ‘dwerg’ zal Sneeuwwitje een juweel krijgen, hij is haar innerlijke, onderbewuste afgedaald als een grot in een berg om daar het mooiste juweel tevoorschijn te hakken. Dit is het gezuiverde chakra, het juweel in de lotus. Op een dieper niveau is het vrijen met de dwerg, het één worden met de kracht waar hij symbool voor staat. Deze eenwording wordt beloond met een kostbare gave. De gave van zeven zuivere poorten om mee te kunnen reizen langs de zeven werelden.
De drie verleidingen
Dit reinigingsproces in het huisje van de zeven dwergen duurt lang en als de koningin (de valse moeder materie) hier achter komt probeert zij het reinigingsproces te ondermijnen door haar te verleiden met uiterlijkheden: eerst met rijgsnoeren voor een korset, dan met een kam en als laatste met een appel. Het korset en de kam staan beide voor kiezen voor het uiterlijke in plaats van het innerlijke. Het beknelde korset staat ook nog voor het keurslijf van de rigide etiquette die haar de levensadem ontneemt en haar banen van levensenergie vernauwt. Wanneer Sneeuwwitje wordt verleid om zichzelf ‘uiterlijk’ mooier te maken, verliest ze juist van haar innerlijke schoonheid. Ook het kammen van het haar met de vergiftigde kam is een teken van ontluikende seksualiteit die opgewekt wordt door de valse moeder. Daarmee is het een teken van haar individuele zelfbewustzijn. Als ze semi-dood neervalt dan is dat de sluimertoestand van degene die zich vereenzelvigt met haar imago. In de spiegel die het innerlijk ziet zal ze vertroebeld zijn. (6)
De giftige appel
De derde verleiding lijkt fataal (fataal = van het noodlot). Sneeuwwitje eet van de appel en valt ‘dood’ neer. Net als in het verhaal van de zondeval van Adam en Eva maakt de appel Sneeuwwitje bewust van haar geslacht en daarmee van haar dualiteit. (7) Leven in de wereld van afstand is te zien als een soort van schijndood. Je leeft niet meer volledig, maar bekijkt je eigen leven van een afstandje. Deze blokkeert de levensstroom, waardoor zij puur nog in de uiterlijke wereld leeft. Voor de andere wereld en haar geesten slaapt ze nu, ze is er zich niet meer bewust van. Juist het vijfde chakra dat o.a. staat voor schoonheid is geblokkeerd.
Toen Adam van de appel at, en daarmee de eerste zonde beging, bleef deze in zijn keel zitten. Dit werd de Adamsappel. Dit is de plek van vele onverwerkte emoties. Als er een brok in je keel zit, zal je moeten slikken om de emotie te verwerken. In de wereld buiten het paradijs is het echter onvermijdelijk dat er dingen in de energetische stroom blijven steken. Eén van die klompen zit in je keel, de plek van het vijfde chakra. Pas als de glazen kist met Sneeuwwitje valt zorgt de schok ervoor dat het stukje appel los komt uit haar keel. Sneeuwwitje is zo, net als Adam, een voorbeeld van de geblokkeerde mens die nog een brok van onverwerkte emotie in de keel heeft.
De glazen kist
Nu is het bijzonder dat Sneeuwwitje na het incident met de glazen kist al huwbaar blijkt te zijn en gaat trouwen met de prins. Eerder in de tekst wordt gezegd dat ze pas zeven jaar is. Dit element wordt echter verklaard door een scène uit het sprookje ‘De jonge slaaf’ uit de Italiaanse sprookjescollectie de Pentamerone (1634). Hier wordt het meisje Lisa vergiftigd door een kam in haar haar en wordt ze vervolgens in een kristallen kist gezet. Daar blijft ze jaren in liggen, maar ze groeit wel door tot een beeldschoon meisje. De jaloerse vrouw van haar oom sleurt haar uit de kist, waarbij de kam uit haar haar valt en zo maakt zij haar wakker. (8) We kunnen daarom veronderstellen dat ook in de bekende versie van Grimm het meisje zeven jaren in de comateuze toestand blijft. Met veertien jaar is zij in pre-industriële tijden huwbaar. Op een dieper niveau staat deze periode voor een incubatieperiode. Een periode van rust die nodig is voor de voltooiing van een innerlijk groeiproces. Eindelijk is zij klaar om zich te verenigen met haar mannelijke kant in een ‘hieros gamos’, een sacraal huwelijk. De prins ziet de glazen kist op de berg en wordt op slag verliefd op het meisje. Hij zal weten dat zij niet zomaar een meisje is, maar de vertegenwoordigster van de Godin. De top van de berg als sacrale plek en de glazen kist als teken van haar vergeestelijkte staat maken dat duidelijk. Daarmee wordt het tijd dat Sneeuwwitje ontwaakt. De kist valt uit de handen van de onhandige dienaren en door de schok komt de appel in de keel los. De levenskracht kan weer ongehinderd stromen! Met hun alchimistische huwelijk verenigen zwart (nigredo), wit (albedo) en rood (rubedo) zich in één wezen. De verwerkelijkte mens, de pure ziel is daar. (9)
Dansen tot je dood neervalt
Nog één ding is nodig om hun geluk te bestendigen: de bedreiging van de verleiding van ‘mater materia’ moet verdwijnen. Dit gebeurt door tijdens het huwelijksfeest – en mogelijk zelfs tijdens de dans van het bruidspaar – de gemene koningin te laten dansen in gloeiend heet gemaakte metalen schoenen tot ze dood neervalt. Je kan stellen dat de levensenergie die door de sacrale ‘dans’ wordt opgewekt nu stroomt van links naar rechts, van de mannelijke, naar de vrouwelijke kant en zevenvoudig van onder naar boven langs de zeven chakra’s en weer terug. Dit is de dans van het leven en die genereert zoveel hitte dat alle resten van gehechtheid aan de vaste materie en alle illusie dat dit met zich meebrengt weg brandt en verdwijnt. (10)
Abe van der Veen
Noten:
The post De verborgen betekenis van Sneeuwwitje first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.
]]>Morpheus, de droom als boodschap van de geest
Dromen worden al genoemd in de vroegste literatuur. Er staan voorspellende dromen in het epos van Gilgamesj (3000 v.o.j.) uit het oude Sumerië. In de oudheid, in Griekenland, Rome, Babylonië en Egypte werden dromen dan ook zeer serieus genomen. In de antieke wereld genereerde je niet zelf je dromen – zoals wij dat nu zien – maar je werd bezocht door dromen. De droom was het teken van een nachtelijk bezoek van een god of geest. Hij gaf zo boodschappen door uit de andere, geestelijke wereld. De droom zou wijze raad brengen.
In Griekenland werd dit poëtisch verwoord: Morpheus is de god van de dromen. Hij is de zoon van Hypnos, de god van de slaap. Hij was de leider van de Oneiroi, de kinderen van Nyx, de godin van de nacht. Als donkergevleugelde vleermuizen kwamen deze ‘daimones’ of ‘genii’ ‘s nachts uit hun grot in Erebos (een duistere streek van Hades, de onderwereld) en brachten de mensen dromen in hun slaap. In de Metamorfosen van Ovidius is Morpheus een gevleugelde meester van gedaanteverwisseling. Hij kan uiterst nauwkeurig het uiterlijk en de stem van een mens nabootsen. Zo bezoekt hij de dromen van mensen en doet zich voor als een vriend of verwant van de dromer. Zijn broers zijn Ikelus en Phantasus. Deze doen zich respectievelijk voor als een dier of een voorwerp. (1)
Pythagoras beweerde dat in de droom – net als in de dood – de ziel het lichaam verlaat om te communiceren met hogere, geestelijke wezens. De Egyptenaren geloofden hetzelfde: één van de zielen, de ‘ba’, ontstijgt in de droom het lichaam. Deze ‘ziel’ kan je ook de ‘dubbel’, het astrale lichaam of anders het ‘alter ego’ noemen. De menselijke ziel stijgt omhoog en de geest of god daalt af en zo kan er een contact gemaakt worden tussen de beide werelden.
De droom werd zeer serieus genomen. Een god of geest gaf je advies of informatie over je lotsbestemming. Dit advies niet volgen stond bijna gelijk aan godslastering. Een god kon je tenslotte beter niet dwars zitten! Een beroemd voorbeeld hiervan is de held Theseus die na een droom zijn minnares Ariadne achterlaat op het eiland Naxos. Theseus had haar beloofd om, in ruil voor haar hulp in het labyrint, haar tot vrouw te nemen. Maar de god Dionysos kwam tot hem in een droom en vertelde hem dat hij andere plannen met haar had. Theseus had geen keus en moest haar achterlaten. Dionysos trouwde vervolgens zelf met Ariadne.
Dromen gestuurd door een god zijn vrij zeldzaam. Het gaat vaker om de boodschappen van een geest. Het woord voor geest is in het Latijn ‘genius’ en in het Grieks ‘daimon’. Deze geest kan ook je persoonlijke ‘genius’ zijn. Hiermee bedoelen we de geest die al vanaf je geboorte continu bij je is (je kan dit ook zien als je ‘hogere zelf’). Als je de aanwijzingen volgt van je genius, dan val je telkens meer samen met je genius. Zo wordt je logischerwijs geniaal! Je volgt namelijk de wenken om een ideale groei door te maken van je ziel. Ook dan is het dus belangrijk om het advies van een droom goed op te volgen.
Oneiromantie, de kunst van het uitleggen van dromen
Helaas zijn dromen lang niet altijd even helder. De droomtaal is te vergelijken met orakeltaal. Ze werden gezien als moeilijk te interpreteren, dubbelzinnige boodschappen van de goden of geesten. Hoe kon dan toch hun boodschap, hun mare, uitgelegd worden? Homerus vertelde dat de ware dromen komen door de poorten gemaakt van hoorn, maar valse dromen komen door de poorten van ivoor. (2) Het woord hoorn staat in het Grieks voor ‘vervulling’ en ivoor voor bedrog. Hoe mooi dit beeld ook is, het brengt ons niet veel dichter bij de waarheid of betekenis van dromen. Om toch achter de taal der dromen te komen werd in de oudheid de kunst van de ‘oneiromantie’ ontwikkeld, het profeteren aan de hand van dromen. Dit werd al bedreven door de Mesopotamiërs en de Egyptenaren en kwam tot volle bloei bij de Grieken. Daar schreef Artemidorus (200 n.o.j.) de oneiro-critica, een vijfdelig werk over de interpretatie van dromen. Dit zijn de eerste boeken die puur over dit onderwerp gaan. Wel zijn er al vroegere, losse teksten uit Egypte en Babylonië. De meeste mensen lazen echter geen boeken en zullen bij zichzelf te rade zijn gegaan of naar een specialist toe zijn gegaan. (3)
De beroemdste droomuitlegger die wij kennen is waarschijnlijk Jozef uit de Bijbel. Het verhaal verteld dat toen hij in Egypte in de gevangenis zat, hij bij de farao ontboden werd om hem een droom uit te leggen. De farao vertelt hem een bizarre droom over zeven vette koeien en zeven magere koeien en Jozef weet de droom kundig uit te leggen als zeven vette jaren en zeven magere jaren. De farao is zo onder de indruk van Jozefs kunde en wijsheid dat hij hem tot onderkoning maakt! Toch is het raadselachtig dat Jozef als gevangene waardig werd bevonden om de dromen van de Farao uit te leggen. Mogelijk biedt een eerdere scène in zijn verhaal hier klaarheid over. De broers van Jozef zijn jaloers op hem omdat hij een veelkleurig kleed heeft ontvangen en werpen hem in een put. Dit gaat mogelijk om een inwijding. De afdaling in een Abatton/adyton (een gewijde kuil of put) was namelijk een veel voorkomende manier om iemand in te wijden tot diepere kennis. In de put onderging men een visioen of een quasi-dood en herrijzenis. Mogelijk mocht hij daarna pas het veelkleurige kleed ontvangen, waar zijn broers zo jaloers over waren, want het veelkleurige hemd is te zien als een symbool voor de zeven sferen waar hij doorheen kon reizen in zijn visionaire slaap. (4)
De tempelslaap of incubatiedroom
Nu zijn niet alle dromen even speciaal en waar. Vaak moesten de mensen reizen naar speciale, heilige plekken om juist daar te slapen in de hoop op het bezoek van een god of geest die hen een profetische droom zou bezorgen. Deze vorm van dromen wordt incubatie of tempelslaap genoemd. Hiervan zijn er vele voorbeelden. Uit de Bijbel kennen we het verhaal van de aartsvader Jacob die op de vlucht was en toevallig ging slapen op een heilige plek. Daar aanschouwde hij in zijn droom de ‘Jacobsladder’, een ladder waar vele engelen opklommen naar en neerdaalden van de hemel. Hij noemde de plek Bethel, oftewel ‘huis van God’ en zette er ter ere van zijn God Jehova een ‘baetyl’ neer, een heilige steen. Ook Salomo ging slapen op een heilige berg en kreeg daar zijn droom over wijsheid en een lang leven. In de Koran staat weer het verhaal van de grote droom van de profeet Mohammed waarbij hij van Medina naar Jeruzalem reisde op de rug van het wonderdier de Bur’Aq, om vervolgens vanaf de heilige rots Eben Shettya op te stijgen om langs de zeven sferen te reizen naar de hemel om daar Allah te aanschouwen.
Vooral de Griekse tempels van de god en de godin van de geneeskunst, Asklepios en Hygeia werden veel gebruikt voor incubatie. Het idee was dat de – meestal zieke – bezoeker zich in zo’n tempel (het Asklepeion) overgaf aan een strikt regime van vasten, bidden, gezonde beweging, massage en dergelijke, om vervolgens naar een speciale heilige plaats – de ‘abaton’ – in de tempel te gaan voor de tempeldroom. Daar zou hij Asklepios of Hygeia ontmoeten in zijn droom. Deze gaf hem een aanwijzing of advies hoe hij weer beter kon worden. Wie dit advies goed opvolgde zou genezen!
Nu is er iets bijzonders aan de hand met deze tempeldroom of ‘incubatie’. Het Latijn incubare’ betekent er op liggen (of zitten) of er op broeden. (5) Dit suggereert dat de geest tijdens de ‘incubatiedroom’ op de patiënt ging liggen. Er zijn hints in de oude teksten dat deze incubatie ook kon plaatsvinden met priesters of priesteressen die door middel van een trance de god of geest in zich kregen. Zo kon de incubatie ook een vorm van ‘hieros gamos’ worden waarbij de priester of priesteres bovenop de slaper zat. Door deze intense vereniging werd de patiënt in een verdiept bewustzijn gebracht waar hij de antwoorden kon vinden om lichamelijk en geestelijk weer in evenwicht te komen. Natuurlijk behoorde een dergelijk ritueel tot de tempelgeheimen. Dit werd absoluut niet geopenbaard aan buitenstaanders.
In de Griekse cultuur was het zich openstellen voor een geest of god niet per se taboe. We vinden dit oude gebruik nog terug in woorden als inspiratie en enthousiasme. Het eerste betekent nu een goede ingeving, maar betekende oorspronkelijk het binnen treden van een ‘spirit’, een geest. Het tweede woord betekent nu begeestering en uitgelatenheid, maar het ging oorspronkelijk om iemand die de ‘thou’, de god zijn lichaam binnen liet komen.
Incubus en nachtmerrie
Toch wist men toen ook al dat een droom slecht of vals kon zijn. In de Hebreeuwse mythe kon Lilith je bezoeken in je slaap en je nachtmerries of een erotische droom bezorgen. Zij was de eerste vrouw van Adam en verliet hem na een ruzie over wie er tijdens de seks bovenop mocht liggen. Sindsdien neemt zij wraak op alle (jonge) mannen en zet zij zich bovenop hen wanneer zij slapen. Zij is mogelijk al Sumerisch/Mesopotamisch en heet dan Lillu of Lillitu. Bij de Grieken was er het gelijkaardige wezen de Empousa, die – mogelijk – ook de mensen nachtmerries bezorgde. Vanaf de late antieke tijd heet een dergelijk wezen een incubus of succubus. Opmerkelijk genoeg komt het woord incubus van ‘incubare’. Hier is dus de positief bedoelde tempelslaap (incubatie) omgevormd tot een negatieve belevenis. Er ligt geen god of goede geest meer bovenop je om je een wijze droom te bezorgen, maar een kwade geest die je een nachtmerrie of een erotische droom bezorgt! Als er al een boodschap was, dan was dat een bedrieglijke verleiding. De succubus is hier – vanuit een patriarchale denkwijze – de vrouwelijke boze geest die – naar hun logica – er onder moest liggen. (Succubare betekent eronder liggen.) Deze demonen pleegden seks met slapende vrouwen en mannen. Het meest beroemde nageslacht van een ontmoeting van een vrouw met een incubus is de tovenaar Merlijn. Volgens een tekst van Robert de Boron werd hij zo gemaakt om te kunnen dienen als de Antichrist. Doordat hij snel na zijn geboorte werd gedoopt werd dit plan verijdeld.
Het is duidelijk dat het christendom er vanaf de late antieke tijd ervoor zorgde dat de goede (of minstens neutrale) geesten gedemoniseerd werden. De Griekse Daimon werd een demon, en de Romeinse genius werd een kwade genius. Je moest vanuit de christelijke optiek dus juist niet naar hun influisteringen luisteren. Alleen de engelen waren goed, maar het was niet makkelijk om de engelen van de duivels te onderscheiden, dus je kon maar beter helemaal geen aandacht aan ze besteden en dat overlaten aan de priester. (6)
In de folklore van de Germaanse landen werd de incubus/succcubus meestal een mare genoemd en was dan vrouwelijk. Zij werd in één zucht genoemd samen met de droom die ze bezorgde: de nachtmerrie, nightmare, cauchemar. Het woord mare komt van wrijven of doodmaken, maar wordt ook gebruikt voor een boodschap. Je zou kunnen zeggen dat de mare op zoek gaat naar een zwakke plek in je energetische veld. Daar zal ze gaan wrijven en drukken tot het stuk gaat en ze een opening heeft om je van je levenskracht te ontdoen. Dit doet ze voornamelijk door je angst aan te jagen of juist door je te laten zwelgen in je lust. Dit zijn beiden methoden om je energie te stelen. Ook bij de mare is het de vraag of het wezen puur een geest is of dat het om een levend iemand gaat die zijn geest er op uit stuurt. Beide versies komen voor. In de Ynglinga saga uit de dertiende eeuw stuurt de völva (zieneres) Huld haar mare er op uit om de koning Vanlandi een boodschap te geven van zijn vrouw. Als dat niet lukt dan gebruikt zij haar mare om hem te doden. In latere sagen wordt de mare meer vereenzelvigt met een heks. Het heeft ervan dat de maren een soort heksen waren met een bepaald specialisme. Zij konden uit het lichaam gaan en naar potentiële slachtoffers reizen om daar een – meestal negatieve – invloed te hebben op hun dromen. (7)
De vliegdroom van de heksen
De verhalen over de mare zijn nauw verwant aan die over heksen die in hun slaap hun lichaam verlieten en naar de sabbat vlogen of prachtige feesten meemaakten. Een voorbeeld hiervan vinden we in de ‘Formicarius’ van Johannes Nider uit 1435. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw tegen die claimde dat zij samen met de godin Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij – en andere getuigen – mochten op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis was vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. Voor de monnik was haar droomreis slechts een illusie, maar voor de vrouw zelf was het volkomen echt! Wij zouden kunnen speculeren dat dit soort heksen hun belevenissen meemaakten met hun droomdubbel of hun astrale lichaam. Alleen hun fysieke lichaam bleef achter in de kamer. (8)
Toch zijn er ook in de middeleeuwen verhalen waarin de waarheid van de droom nog wèl aangenomen wordt, zoals het verhaal van Koning Guntram. Deze koning ging ergens in een woud een middagdutje doen met zijn hoofd op de knie van zijn trouwe dienaar. Deze zag plots dat er een muis uit de mond van de koning tevoorschijn kwam. Hij volgde het beest en zag hoe het over een stroompje ging en daarna verdween in een gat in de grond. Guntram vertelde hem bij ontwaken dat hij een rivier had overgestoken en daarna een berg in was gegaan en daar een schat had ontdekt. Toen zijn dienaar hem de plaats aanwees waar de muis in was gegaan bleek daar inderdaad een schat verborgen te liggen! Ook dit verhaal is beter te begrijpen als je uitgaat van een reis van het astrale lichaam. (9)
Bedrog of heilige influistering?
Vele middeleeuwse verhalen laten zien dat er een grote twijfel bestaat over de waarheid achter de droom. Als koning Karel de Grote – in het epos Karel ende Elegast – midden in de nacht een stem hoort die hem gebied om te gaan stelen vraagt hij zich af of het elven zijn die hem in zijn droom bedriegen of toch de boodschap van een engel Gods. Pas na de derde keer dat de stem klinkt in de nacht gehoorzaamt hij en red daarmee zijn leven. In een Amersfoortse mirakelkroniek krijgt een eenvoudig meisje Margreet Ghisen bezoek van Maria. Zij maant haar om naar de gracht te gaan, ook al is het donker en koud. Omdat ze niet weet wat ze moet doen klopt ze aan bij de buurman en hij praat op haar in dat het slechts een droom en dus bedrog zal zijn. Ook in dit verhaal wordt zij pas na de derde visitatie overtuigd om haar bed uit te gaan. Zij vindt vervolgens in de gracht een Mariabeeldje dat vele wonderen zal doen en vele mensen zal genezen!
Conclusie
Het is duidelijk dat er in de oudheid en in de middeleeuwen heel anders tegen dromen aangekeken werd dan in onze tijd. Maar ook tussen de beide periodes zit een groot verschil. In de oudheid overheerst het idee dat de droom een boodschap is van een wezen uit de geestelijke wereld. De droom moet serieus worden genomen en droomuitleggers kunnen daarbij helpen. Maar ook toen kon de droom bedriegen, zij kon gekomen zijn door de ‘ivoren poort’. Later in de middeleeuwen gaat dit idee van bedrog overheersen. Voor het gewone volk bleef de droom afkomstig van een geest, maar vaak was dit een boze geest, een nachtmare. Voor de geestelijke en wereldlijke elite waren dromen meestal bedrog of toch afkomstig van een boze demon. Men moest er in ieder geval geen gehoor aan geven.
Voor mij zijn we in de droomstaat dichter bij de ‘geestelijke’ wereld. Het is een ideale staat voor je eigen hogere ik, je ‘Genius’, om je te vertellen of je op het goede pad zit. Ook een ontmoeting met andere geestwezens lijkt mij heel wel mogelijk. Echter alles wat zij te vertellen hebben zal bij het ontwaken direct gefilterd worden. Grote delen van de droom zijn voor het bewuste ik helemaal niet te onthouden en de rest onthouden we in een symbolentaal die voor de meeste mensen onbegrijpelijk is. Dit maakt dat de discussie over de betrouwbaarheid en waarde van dromen zal blijven bestaan tot op de dag van vandaag.
Abe van der Veen
Lees ook: Dromen – Nachtelijke visioenen – Coxhead, D. en Susan Hiller 1976
The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.
]]>Tegenwoordig is de naam Malegijs onbekend. Toch was hij één van de beroemdste tovenaars van de Middeleeuwen! Hij wordt genoemd in recepten om het toveren te leren en er zijn twee boeken over zijn avonturen in verschillende landen uitgegeven. (1) Malegijs (soms ook Maeldegijs of Madelgijs genoemd) komt voor in twee verhalen uit de Franse ‘chansons de geste’ die zich centreren rondom de legendarische koning Karel de Grote. In ‘De vier Heemskinderen’ (In het Frans ‘Renaut de Montauban’) heeft hij alleen een prominente bijrol. In dit boek is hij de oom van de beroemde vier Heemskinderen. Hij helpt hen meerdere malen met zijn toverkunsten om uit de handen van de koning te blijven.
Blijkbaar is zijn karakter populair want later wordt er een ‘chanson’ geschreven met hem in de hoofdrol: ‘Maugis d’Aigremont’ uit de dertiende eeuw. De Nederlandse versie, ‘De schone historie van Malegijs’, is uit de veertiende eeuw en er is ook een zestiende-eeuws volksboek van. Ik ga in dit artikel zijn levensverhaal vertellen aan de hand van de Nederlandse volksboeken, met na elke episode telkens een esoterische uitleg over de werkingen van de toverkunst. (2)
Hoe Malegijs de toverkunst machtig wordt
In het volksboek ‘De schone historie van Malegijs’ worden de jonge jaren van de tovenaar beschreven: Malegijs wordt als baby te vondeling gelegd en bijna opgegeten door twee leeuwen. Hij wordt – net op tijd – gevonden door de fee Oriande en geadopteerd door de meester in de zwarte kunst Baldaris. Zijn pleegvader en moeder waarschuwen hem dat, als hij de nigromantie wil leren, het mogelijk zijn ziel zal kosten. Als jongen leest hij toch stiekem de boeken over nigromantie van zijn pleegvader en roept daarmee – zonder het zelf door te hebben – vele duivelen op. Vervolgens valt hij in een diepe slaap en de duivels kunnen hem meevoeren naar de hel. Gelukkig komt er een engel van God die hem redt en de duivels worden gedwongen hem weer terug te brengen naar de aarde. Ze werpen Malegijs dan in een put. Een kluizenaar haalt hem daar uit en laat hem lezen en schrijven uit zijn kleine nigromantische boekje. Daarna is Malegijs de kunst machtig: ‘Aldus sceyde Malegijs van die heremijt ende hi nam sijn boecxken ende began daer wt te lesen een coniuracie der vianden. De viant Putafar dit horende quam tot Malegijs ende seide. Meester wat believe u van mi. Malegijs seyde.’ Neemt mi op uwen hals ende brenget mi te Rootsefluer bi Oriande gesont ende onghequetst. Die duyvel nam Malegijs op den hals ende vlogher mede door de luchte. (3)
Sindsdien hoefde hij maar in zijn boeken te lezen of een conjuratie uit te spreken of duivelen verschenen en gehoorzaamden hem in al zijn bevelen.
Met zijn bijzondere jeugd en opvoeding is Malegijs voorbestemd om tovenaar te worden. Hij weet ook zelf dat dit zijn lot is en laat zich door niets of niemand weerhouden. Zijn eerste ervaringen met de geestenwereld zijn zeker niet zonder risico. Doordat hij zonder begeleiding geesten oproept, wordt hij uit zijn lichaam en uit zijn centrum geslingerd en kan alleen maar de weg terug vinden met hulp van buitenaf. Dit had goed fout af kunnen lopen; wie geesten oproept om te beheersen, maar deze niet meer weg kan zenden, loopt een grote kans dat de geesten hem juist in hun macht zullen krijgen! Of anders gezegd: wie zich openstelt voor de geestelijke wereld, maar niet weet hoe hij zich af moet schermen, die maakt zich kwetsbaar voor – mogelijk negatieve – krachten van buitenaf. (Bij de tovenaarsleerling van Faust, Christoffel Wagenaer gaat dit lelijk fout: hij roept per ongeluk duizenden duivels op die hem naar het leven staan, alleen door in zijn magische cirkel te blijven kan hij het overleven. Zo moet hij wachten tot zijn meester Faust hem komt redden. Deze kapittelt hem omdat hij vergeten was om de geesten te danken en weg te sturen.)
De put kan je zien als een inwijdingsplek. Als je ‘in de put’ zit ben je het vertrouwen in alle aardse hulp of troost kwijt en sta je open voor bovenaardse hulp. Een wijze kluizenaar trekt vindt hem en trekt hem uit de put. Met zijn bekwame begeleiding kan Malegijs zijn geestelijke krachten leren beheersen.
Nigromantie
Net als vele andere tovenaars trekt Malegijs daarna naar Toledo om zich verder te bekwamen in de magie. Aan de universiteit van Toledo werd in de middeleeuwen werkelijk de nigromantie onderwezen als één van de zeven vrije kunsten. De (zwarte) magie kreeg daar zoveel prestige dat de nigromantie er als gelijkwaardig aan de andere wetenschappen werd beschouwd. Nigro- of ook wel necromantie is de kunst van het oproepen van geesten. Dit werd oorspronkelijk beschouwd als het oproepen van de doden, maar werd later – met name vanuit de kerk – gezien als het oproepen van duivels en streng verboden. Toch moet dit aan de universiteiten van Toledo, Salamanca, Parijs en Krakow onderwezen zijn. Het is duidelijk dat Malegijs ‘duivels’ kan oproepen en gebieden, maar in de teksten wordt nigromantie ook gebruikt als verzamelnaam voor alle toverkunsten. (4)
Hoe Malegijs het wonderpaard Beyaert bevrijdt uit de onderwereld.
Na de inwijding in de toverkunst volgt de meesterproef voor Malegijs: het winnen van het paard Beyaert uit de onderwereld. Dit mag je gerust zijn grootste avontuur noemen! Op een dag doet Malegijs een wandeling met zijn pleegmoeder Oriande en hij ziet een vurige plek tussen twee bergen. Malegijs hoort van haar dat daar het paard Beyaert gevangen wordt gehouden en dat dit het meeste woeste paard ter wereld is:
Alst op een tyt lustich weer was, also dat Malegijs ende Oriande tsamen gingen wandelen, ende si gingen soe langhe, dat Malegijs wert siende tusschen twee bergen een dompinge van vier daer hi seer af verwonderde, niet wetende wat mocht bedieden, ende hi seyde tot Oriande. Wat mach bedieden die dompinghe vanden viere tusschen die twee bergen. Oriande seyde. Tis Vulcanus duwarie daer die vyant Ramas bewaert een dat felste paert dat oyt sonne bescheen, want die vyant in een ghedaente van een serpent wandt aen een droomedaris ende het heeft veel silveren ketenen, ende daer zijn veel serpenten diet bewaren. (5)
Malegijs besluit om het paard te gaan redden. Ondanks de vlammen gaat Malegijs toch de grot in en weet de duivel Ramas in de luren te leggen door zichzelf als Satan te vermommen. Als Ramas hem doorheeft denkt deze dat hij de tovenaar Salomo is! Daarna vecht Malegijs met vele slangen. Deze lijken hem te overwinnen maar met behulp van wat drank gebracht door zijn knecht en tovenaarsleerling Spiet komt hij weer bij. Nu moet hij het pikzwarte en woeste paard Beyaert zelf bevechten. Het paard weet hem nog wel de helm van het hoofd te schoppen, maar moet dan in hem zijn meester herkennen en knielt voor hem in het stof.
Het beeld van een grot tussen twee bergen als ingang naar de onderwereld is voor mij zeer krachtig. Ik zie dit als een symbool voor het centrum, de stille plek in jezelf van waaruit je deze wereld kan verlaten om de geestenwereld in te gaan. De bergen zijn als een lemniscaat waarin je continu schommelt tussen actieve en passieve energie. (De lemniscaat zie je ook boven het hoofd van de Magiër in kaart I van de Tarot.) Ergens tussen introvertie en extravertie in vindt je het precieze evenwicht, waarin je uit de uiterlijke wereld kan stappen en naar binnen kan reizen. Malegijs wordt die weg gewezen door zijn bovennatuurlijke pleegmoeder, de elvinne Oriande. Dit deel van het verhaal is de grootste beproeving van Malegijs. Je zou zijn strijd met de duivels kunnen zien als zijn innerlijke demonen of de demonische krachten van verslaving. De slangen zijn dan zijn eigen energetische stroom die hij zelf in beheer kan nemen. Hij ziet de dood onder ogen, maar weet toch te overwinnen en gaat er met de schat, het wonderpaard Beyaert, vandoor.
Het ros Beyaert
Het paard Beyaert wordt omschreven als wonderbaarlijk sterk en vurig. Het maakt zulke grote sprongen dat het lijkt alsof hij vliegt. Volgens de Franse versie is het paard het nageslacht van een slang en een draak. De Nederlandse versies hebben het zelfs over een serpent of draak als moeder en een dromedaris als vader! Slangen en draken hebben een sterk duivelse associatie, maar het paard is ook te vergelijken met mythische paarden zoals Pegasus en Sleipnir. Dezen dragen hun meesters Bellerophon en Odin tijdens hun trancereizen. Zo is het paard Beyaert te zien als het ‘geestelijke’ voertuig of het ‘astrale lichaam’ van Malegijs. Hiermee kan hij in korte tijd grote afstanden overbruggen, zowel in de ruimte als in de geest. (6)
Hoe Malegijs zich de vijandschap van Karel op de hals haalt.
Wanneer je zo bedreven wordt in de toverkunst is het gevaar van hoogmoed en willekeur groot. Als koning Karel hem – uit nieuwsgierigheid – vraagt om hem zijn kunsten te tonen, gebruikt Malegijs deze kans om de koning volledig belachelijk te maken. Hij dwingt hem om samen met zijn hele hofhouding naakt te dansen!:
‘mijn vrouwen ende mijn heeren hebben op mi begeert dat ict u bidden soude, dat ghy ons eenige consten wilt thonen.’ Daer op Malegijs seyde: ‘Heer coninc, van tgeen dat ic can wil ic gaerne laten sien’, Ende mettien so ghinc hi aen deen side ende hi beswoer drie ofte vier duyvelen datse bi hem quamen, ende bisonder eenen duyvel die Bleckas heet, dye oppercapiteyne was. Ende si vraechden Malegijs wat hem beliefde. Malegijs seyde: ‘Ghi duvels, ghi sult coninc Karel met sijn vrouwen ende met alle sijn heeren, uutgenomen bisschop Tulphijn ende Namals, doen dansen al moedernaect, deen met een pijpe inden mont ende dander met een tamboor in de hant.’ (7)
Na deze schande is koning Karel voor eeuwig zijn doodsvijand en altijd uit op wraak. Malegijs beleeft in het volksboek ‘Malegijs’ nog vele avonturen, maar geen is interessant genoeg om hier te verhalen.
Malegijs redt Reinout in de grootste nood
In het volksboek van ‘De vier Heemskinderen’ komt Malegijs – ergens halverwege het boek – tevoorschijn als een ‘reddende engel’. De hoofdpersoon Reinout is wanhopig omdat zijn drie broers door koning Karel gevangen zijn genomen en bijna gehangen zullen worden. Tot overmaat van ramp is hij zijn geliefde paard Beyaert ook nog kwijt geraakt. (Nadat hij de enige bleek te zijn die de kracht had om het woeste dier te temmen had zijn oom Malegijs hem het dier cadeau gedaan.) In die wanhoop zegt hij dat hij net zo goed dood had willen zijn. Precies op dat moment komt zijn oom op de proppen:
‘Als Reinout aldus stont in sijn clage quam daer een man wt een hagedochte, welcke man hem selven vermaken ende versceppen conde bider const van nigromancien, als nu ionc als nu out ende cranc. ende hi was geheten Maeldegijs, hi ginc sijn const van nigromancien openbaren bi hulpe van cruit ende stenen de hi bi hem had ende secretelic in sijn cleder genayt waren so dat hij scheen out ende cranc te wesen ende seer mismaect van lichaem.’
Malegijs doet zich voor als een oude pelgrim en stelt Reinout op de proef door tot drie keer toe een gift van hem te vragen. Reinout geeft hem zijn gouden sporen en zijn tabberd, maar als de pelgrim dan nog om meer vraagt wordt hij kwaad en hij probeert hem met zijn zwaard te slaan. Malegijs verandert zich dan in een jongeman en Reinout vraagt zich verbaasd af: ‘nu comt voer mi de duvel Belsebub of een ander. ende soude mi gaerne mede tempteren: ic sal, wilt God, besoecken oft is alfs bedroch of duvely.’ Na nog een zwaardslag onthult Malegijs zich als zijn oom die hem wil helpen om zijn paard terug te krijgen. (8)
De heg en de grot
Dit is een cruciale scene in het verhaal, door de verschijning van Malegijs keert het geluk van Reinout ten goede. Hierin is het interessant om te zien dat Malegijs uit een ‘hagedochte’ tevoorschijn komt. Dit woord is te vertalen als een grot achter een heg. Ook andere tovenaars zoals Merlijn en Morgaine maken gebruik van een ‘hagedochte’ om zich in terug te trekken. In de Arthurroman ‘Lantsloot vander Hagedochte’ wordt verteld dat Morgaine van een grot (hagedochte) gebruik maakt om Lancelot als jongeling in op te voeden, de grot is van niets anders gemaakt dan toverij. Het maakt duidelijk dat het hier niet om een gewone grot gaat, maar om de ingang naar de binnenwereld en/of de onderwereld. Hier kan de tovenaar in zich zelf keren en in zijn centrum komen. Maar hier kan hij ook de toegang vinden naar een andere staat van bewustzijn. De heg is hier de afscherming van een sacrale, heilige ruimte, de grot leidt naar een spelonk die te zien is als een tempel van moeder aarde, een plaats waar heilig werk wordt verricht. Het is de plek van de ‘haghetisse’, de heks of de tovenaar. Hier wordt de toverkunst oftewel de ‘hagu-rûn’ bedreven. (9)
Het is interessant om te zien dat de metamorfose van Malegijs in een oude man, gedaan wordt door middel van kruiden en stenen die in zijn kleren zijn genaaid. Hoe dit zou moeten helpen om jong of oud te lijken wordt niet duidelijk. Wel is het een bekend geloof dat (edel)stenen en bepaalde kruiden magische eigenschappen en krachten zouden hebben. Meestal gaat het dan om een genezende kracht, maar hier lijkt het meer te gaan om de kracht van zinsbegoocheling. Reinout vraagt zich dan ook af of het hier gaat om elfen die hem willen bedriegen of duivels die hem willen verleiden met hun kunst. Uiteindelijk blijkt het niet om een elf of duivel te gaan, maar om een tovenaar! Toch is er wel degelijk een verleiding in het spel: ook Reinout moet – om zijn paard terug te krijgen – gebruik maken van duivelse toverkunst. Mogelijk zag Malegijs in hem een tovenaarsleerling. Ook in het verhaal van Mariken van Nieumeghen komt Moenen tevoorschijn van achter een heg en verleidt haar terwijl zij in grote wanhoop is. Hij bied haar – net als Faust – verborgen kennis aan, maar zij hoopt de nigromantie van hem te kunnen leren. (10)
Reinout krijgt zijn paard terug
Reinout laat zich helpen door zijn oom en door middel van de kunst van de nigromantie verandert Malegijs hem in een stokoude man. Zo gaan ze naar Parijs, waar Karel verblijft met het ros Beyaert. Malegijs heeft een toverdrank gemaakt, ieder die ervan drinkt zal hem moeten gehoorzamen: ‘want Maeldegijs had den wijn met cruden ende woerden selve ghemaect ende den wijn was van sulcker crachte: wien dranc de moeste Maeldegijs onderdanich wesen ende tot sinen dienste staen.’ Deze drank bieden ze de koning aan en als deze de hoorn leegdrinkt, gunt hij het Reinout om een ritje te maken op het paard. Het ros Beyaert had zijn baasje allang herkend en zo kan Reinout er snel vandoor gaan! In dit geval zijn het magische (of hallucinogene) kruiden en bezweringen (‘woerden’) die de hoofdingrediënten vormen van de nigromantie.
De toverkunsten van Malegijs
Na dit avontuur zal Malegijs nog vele malen gebruik maken van zijn toverkunsten. Elke keer wordt dan weer gezegd dat hij ‘zijn kunst van nigromancie‘ toonde. Maar hoe dat in zijn werk ging blijft meestal onduidelijk. Ik geef hier enkele voorbeelden:
-‘Maeldegijs wt zijn slape ende sanc van blijscap ende stont op ende ginc inden stal tot Beyert ende bandt hem sinen rechter voet. ende ghinc toe te werc met sijnre konst van nigromancien soe dat Beyert veranderde van sijnre vetticheit ende scheen seer mager ende lam te wesen ende en scheen niet waert te wesen twee penningen.’ Het paard Beyaert wordt hier ogenschijnlijk ‘mager en lam’ gemaakt door de ‘kunst van nigromancie’. De rechtervoet van het paard wordt gebonden, hoe dit helpt in die kunst is onduidelijk.
-‘Eer middernacht quam, toechde Maeldegijs sijn const van nigromancien. so dat die boyen ende alt yser dat hi om sijn lijf had van hem viel ende die genoten makede hij slapende seer vast, dye den kercker wachten, ende die doer vanden kercker ghinc open ende hi ginc wt.’
-‘ende Maeldegijs was voer hem op wege ende toende sijn const van nigromancien. ende plocte veel cruden die hi te gader stiet met den appel van sijn swaert ende als Maeldegijs dat cruyt gemenct had wert hi so gelu oft soffraen wair ende voert toende hi sijn const so dat hi out sceen ende cranc ende seer lanc zijn.’ (11) In dit voorbeeld is het duidelijk dat hij ‘magische’ kruiden gebruikt, die hem geel maken als saffraan.
Zo is het duidelijk dat de nigromantie of toverkunst gebruikt kan worden voor een enorm scala van ongelofelijke dingen. Meestal gaat dit via de tussenkomst van duivels. Zij worden door middel van een zgn. conjuratie uit een boek opgeroepen om de tovenaar te dienen. Vervolgens kan de nigromantie vele dingen mogelijk maken: het kan iemand van uiterlijk doen veranderen, iemand oud of jong, ziek of gezond maken. Je kan er mensen mee dwingen om te dansen, slapen, stil doen staan, uit laten kleden, kortom om ze te doen gehoorzamen. Veel van deze kunsten lijken op het eerste gezicht pure fantasie. Zij lijken alleen te dienen als fantasievol vermaak voor het lezende publiek. Toch zou een deel van dit soort kunsten tegenwoordig hypnose genoemd worden. Zo kunnen er illusies worden opgeroepen en vindt er bewustzijnsvernauwing plaats. Een ander deel is weer te zien als goochelkunst. Verder zou de communicatie met geesten/duivels kunnen duiden op een trance-toestand bij de tovenaar. Toch zijn met deze suggesties nog lang niet alle toverkunsten verklaard.
De moraliteit van toverkunst
In een discussie van Malegijs met zijn tweelingbroer Vivien zegt deze dat de toverkunst blijk geeft van minachting voor God. Malegijs betwist dit en zegt: ‘men zal met wijsheid verder komen dan met macht’. Men moet zowel wijsheid als ‘macht’ aanwenden, aangezien de wijsheid de mens boven de dieren verheft. Het is duidelijk dat Malegijs de toverkunst ook als een vorm van wijsheid ziet. Vivien antwoord hierop, dat hij het gebruik van militaire kracht het eerlijkst vindt. Daarop zegt Malegijs: ‘Probeer dan maar op jouw manier het (heidense) kasteel (vóór ons) te veroveren! Dat lukt alleen met ‘behendickeit’ (= list). Bovendien heeft de mens zijn wijsheid van God zelf. Malegijs bedoeld met zijn ‘wiisheit’ en ‘behendickeit’ de toverkunst. Deze helpt hem het beste met het behalen van het beoogde resultaat. (12) De moraliteit van Malegijs is er hier een van: ‘het doel heiligt de middelen’. Zolang hij de baas blijft over zijn duivels (geesten), is hij niet in hun macht. Hierin zit een belangrijk onderscheid: van heksen werd gezegd dat zij in dienst van de duivel stonden, dit maakte ze tot aanbidders van de duivel en daarmee tot ketters. Als zij tot een bekentenis kwamen dan werden zij daarvoor streng gestraft. Tovenaars pretendeerden daarentegen dat zij de duivels dwongen om aan hun wil te gehoorzamen. Elke omgang met demonen was voor de kerk afkeurenswaardig, maar deze vorm was een stuk minder erg dan de aanbidding van demonen. Tovenaars werden dan ook – als ze al gestraft werden – meestal verbannen voor hun daden, terwijl heksen – zeker vanaf de zestiende eeuw – vooral geëxecuteerd werden.
Het einde van Malegijs
Ook Malegijs was – na nog vele avonturen beleefd te hebben – toch doordrongen van zijn zonde en had uiteindelijk berouw. Aan het einde van zijn leven ging Malegijs boeten voor deze zonden en trok zich – in de buurt van Lyon – als kluizenaar terug in de natuur. Daar sterft hij uiteindelijk van ouderdom of – in een andere versie – komt hij zijn geliefde neef Reinout nog een laatste keer te hulp in een gevecht in het Heilige land en wordt daar dodelijk getroffen door een pijl. Zo eindigt het leven van deze grote tovenaar. (13)
Conclusie
Aan de hand van het – fictieve – leven van de tovenaar Malegijs vangen we enkele glimpen op van de werkingen van de tovenarij in de middeleeuwen. Een tovenaar leert door middel van de spreuken, zegels en karakters in een grimoire zijn geest dusdanig te focussen dat hij ‘geesten’ kan oproepen. Deze energetische constellaties helpen hem bij het versterken of juist vernauwen van bepaalde onderdelen van de perceptie van zichzelf èn van anderen. De wereld verandert zo op wonderbaarlijke en bovennatuurlijke wijze. Hiervoor moet hij wel eerst geleerd hebben om in zijn ‘hagedochte’, zijn grot te zijn. Dit kan je zien als zijn diepste centrum van waaruit hij contact kan maken met de geestenwereld. Ook moet hij oog in oog hebben gestaan met de dood en uit de dodenwereld weer terug gekomen zijn. Zo raakt hij zijn hechting met de alledaagse realiteit kwijt. Malegijs doet dat als hij het ros Beyaert uit de onderwereld haalt. (Je kan deze episode vergelijken met een sjamanistische inwijding.) De tovenarij van Malegijs kan in dienst staan van de gemeenschap, maar kan ook op een amorele wijze gebruikt worden, bijvoorbeeld om zijn vrienden uit allerhande penibele situaties te redden of puur uit vermaak of wraak. Malegijs mag wijs zijn, maar dit maakt hem nog niet heilig! Omdat de ‘nigromantie’ die Malegijs bedrijft nauwelijks wordt uitgelegd weten we alleen bij benadering hoe deze in zijn werk ging. Voor een beter begrip van de tovenarij in de middeleeuwen is er uitgebreider onderzoek nodig.
Abe van der Veen
1 ‘Hoe een mensche sal verstaen alle gokelie ofte weten diemen doet ende alle nighelmanchie. Nemet een cruyt dat men heet benedictie, dat wast van wijn water, dat men sait in Sinte Johans avont tusschen middach ende noene, ende houdet dat cruyt in uwen mont, daer men speelt: ghij sult al sien hoemen doet. Ende alsoe leerde Madelghijs sine const.’ Uit: Orlanda, S.H. – Magie in de Middeleeuwen fictie of werkelijkheid?
2 Hier kan je de oorspronkelijke volksboeken lezen: https://www.dbnl.org/tekst/_mal001male01_01/
https://www.dbnl.org/tekst/_his003heem01_01/
3 Historie van Malegijs 11-16
4 https://www.dbnl.org/tekst/berg006epis01_01/berg006epis01_01_0008.php
https://en.wikipedia.org/wiki/Necromancy
5 Historie van Malegijs 49-53
6 https://www.dbnl.org/tekst/_taa008198501_01/_taa008198501_01_0034.php#408
7 Historie van Malegijs 19-20
8 Historie van den vier Heemskinderen 97-102
9 http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/heg
10 Mariken van Nieumeghen vs 140-260
11 Historie van den vier Heemskinderen 139, 184, 200
In de historie van Malegijs laat hij nog door middel van de nigromantie een geslachte haan weer levend van de tafel rennen 117, hij laat duivels een kasteel maken tussen twee bergen om daar de bruiloft te vieren van zijn leerling Spiet. 158
12 Berg, Evert van den en Bart Besamusca – De epische wereld 109
In de Duitse tekst staat: ‘Man mag mit wißheit gan Forter dann mit eynicher macht.’
13 https://nl.wikipedia.org/wiki/Malegijs
Met het ros Beyaert loopt het nog slechter af. Hij wordt door zijn baas Reinout met een molensteen om de nek in de Maas geworpen om te verdrinken. Dit slaagt pas in de derde poging als er drie molenstenen om zijn nek zijn gedaan en Reinout hem niet meer aankijkt.. Reinout moet dit wel doen om zich te kunnen verzoenen met zijn koning Karel de Grote.
https://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0011.php
Een tovenaar is iemand die kan toveren, maar wat is dat dan toveren? Zo iemand wordt ook wel een magiër genoemd, iemand die de kunst van de magie beoefent. Maar wat is die magie? De herkomst van het woord toveren is onzeker. Mogelijk heeft het te maken met het oud-Engelse ‘teafor’ wat een woord is voor een oranjerode verfstof waarmee wellicht de runen werden gekleurd. http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/toveren Het woord magie wordt ontleend aan de oudtijdse priesters van Perzië, de ‘magos’. De mag in magie slaat op macht het komt van het Proto-Indo-Europese ‘magh’. https://www.etymonline.com/search?q=magic Toch brengen deze woorden ons niet veel verder.
The post Het leven van de tovenaar Malegijs: een middeleeuwse kijk op de toverkunst first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Vijftig worden en Abraham zien: Van de mosterd en de schoot first appeared on Abe de Verteller.
]]>In dit artikel wil ik meer vertellen over de herkomst en betekenis van drie spreekwoorden en gezegden waar Abraham in voorkomt. Samen geven deze een interessante kijk op ouder worden en vooral de mijlpaal van de vijftigste verjaardag. Het gaat om ‘Abraham gezien hebben’, ‘In Abrahams schoot zitten’ en ‘hij weet waar Abraham de mosterd vandaan haalt’.
Al vanaf de negentiende eeuw wordt er gezegd dat degene die vijftig jaar wordt Abraham heeft gezien. Juist deze verjaardag wordt met extra aandacht gevierd. Vanaf eind jaren vijftig wordt er vaak een grote pop, de ‘Abraham’ in de tuin gezet. Wat langer geleden werd de jubilaris dan een koek in de vorm van Abraham gegeven. Als de jarige een vrouw betreft dan heeft zij Sara gezien en mogelijk wordt er dan een vrouwelijke pop – een Sara – in de tuin gezet. Deze laatste gewoonte zien we pas sinds het begin van deze eeuw en is een voortvloeisel van het gebruik rondom de Abraham . (1)
Abraham zien
De uitdrukking ‘Abraham gezien hebben’ betekende in de negentiende eeuw nog: hij is de vijftig gepasseerd en is nog ongetrouwd. Het had ook lange tijd de betekenis: hij is al gestorven. Het wordt dan vergeleken met de Latijnse spreuk ‘ad patres’: hij is naar zijn voorvaderen. Dit past goed bij Abraham, die gezien wordt als de ultieme voorvader. Hij is de legendarische stamvader van het Joodse en Arabische volk en nog vele andere volkeren en wordt daarom ook de aartsvader of patriarch genoemd. (2) Vanaf het begin van de twintigste eeuw krijgt ‘Abraham gezien hebben’ zijn huidige betekenis. Zij berust op een passage in de Bijbel waar Jezus een discussie voert met een aantal Joden in de tempel. Hij zegt o.a. tegen hen dat Abraham blij is met zijn komst. De Joden zeiden vervolgens: ‘U bent nog geen vijftig en u zou Abraham gezien hebben?’ Ze bedoelden daar waarschijnlijk mee: ‘U bent nog lang niet dood en hebt toch al met de doden gesproken?’ Waarop Jezus antwoord: ‘Waarachtig, ik verzeker u, van voordat Abraham er was, ben ik er.’
Wie deze passage letterlijk neemt zal aannemen dat iemand die vijftig wordt Abraham gaat zien. Dit verklaart wellicht de oudere betekenis van ‘gestorven zijn’, want Abraham was al honderden jaren daarvoor gestorven. Om hem toch te zien zou je zelf in het dodenrijk moeten zijn geweest. Een gewone sterveling kan dat alleen door zelf dood te gaan, maar Jezus lijkt in deze tekst te pretenderen dat hij in de geest kan reizen en zo contact kan maken met de aartsvader die in het dodenrijk verblijft. Iemand die Abraham ziet kan dus in de geest zijn. Anders gezegd herkent zo iemand zijn eigen ‘hogere zelf’. Dat is het zelf dat ook buiten het tijdelijke lichaam bestaat. (3)
In Abrahams schoot
Abraham wordt in de Joodse traditie gezien als degene die op de beste plek zit in het Paradijs. Hij zit op de ereplaats tijdens het hemelse banket. Wie net als hem het geestelijke pad volgt zal uiteindelijk ‘in Abrahams schoot zitten’. Dit gezegde is een stuk minder bekend dan het ‘zien van Abraham’ met vijftig jaar, maar minstens zo betekenisvol. Het betekent ongeveer een aangenaam leven leiden of op een prettige plek zijn. Het komt uit een passage in het Nieuwe Testament waar verteld wordt van de melaatse Lazarus die na zijn dood de ereplaats in het paradijs krijgt: in Abrahams schoot (of – anders vertaald – boezem). Dit kun je letterlijk opvatten zoals een kind bij zijn vader op schoot zit. Het kan ook gaan om de plaats direct naast de belangrijkste persoon aan tafel. Als je in die tijd op zijn Romeins ging aanliggen op de rustbank, dan zat je tegen de borst of – ruimer gezegd – in de schoot van de andere gast. Ook de ‘discipel die Jezus liefhad’ lag volgens de Bijbel tijdens het Laatste Avondmaal in zijn schoot. (4)
In de boezem of schoot van Abraham is de meest genoeglijke en meest eervolle plek omdat hij de eerste voorvader is. Ondanks de onderdrukking van de heidense voorouderverering door het christendom bleef het toch nog lange tijd belangrijk om een goede verhouding te hebben met de voorouders. Zij zijn ook de doden waarvoor gebeden moest worden en die men soms eer bewees met een lege plaats aan tafel tijdens speciale dagen waarin de doden werden vereerd. Abraham is te zien als de christelijke versie van die voorvader. Hij is de man met het grootste geestelijke gezag. Hij is de ‘voorsaet’, de voorvader uit wiens zaad vele volkeren voort zijn gekomen. Wie daar naast mag zitten, zit naast een persoon met een krachtige uitstraling. Hij zit op een plek die een gevoel van grote zaligheid geeft, een plaats die je niet zomaar krijgt, maar die je door je levenservaring hebt afgedwongen.
De mosterd van Abraham
Het spreekwoord ‘Weten waar Abraham de mosterd vandaan haalt’ past goed bij deze redenering. Het betekent op de hoogte van de zaak zijn, goed bij de tijd zijn, bij de pinken zijn, of – om een ander spreekwoord te gebruiken – ‘van de hoed en de rand weten’. Aan dit spreekwoord kleeft een bepaalde ironie. Het geeft zo meer boerenslimheid aan dan wijsheid, of anders dat diegene over wie het gaat een geheimpje weet dat ook weer niet zo speciaal is. Hij weet bijvoorbeeld al waar de kinderen vandaan komen of wie er achter de Sinterklaasmaskerade zitten. Ondanks deze lichte ironie refereert het toch naar een wijsheid en ervaring die is gekomen met de jaren met als grote voorbeeld de wijsheid van Abraham.
Het woord mosterd hierin is vrij onbegrijpelijk tot je weet dat het oude woord voor takkenbos – ‘mutsaard’ – nogal eens werd verbasterd tot mosterd. Abraham wordt in de Bijbel opgedragen om zijn zoon Isaak te offeren aan God. Hij gaat hier zover in mee dat hij een takkenbos gereed heeft gemaakt voor een brandstapel en er hem al op heeft vast gebonden. Pas als hij zijn mes pakt wordt hij gestopt door een engel van God. Hij mag een ram offeren in plaats van zijn zoon.
Je zou kunnen redeneren dat Abraham het spel van God mee speelt en dat hij stiekem wel doorheeft dat dit om een test van zijn geloof gaat en dat zijn zoon nooit echt geofferd hoeft te worden. Tegelijk wordt ook zijn zoon getest in zijn vertrouwen. Isaak bestijgt uiteindelijk vrijwillig de brandstapel. Abraham is dus op de hoogte van het hogere spel, van het inwijdingsmysterie dat voor de jonge Isaak een zaak van leven of dood lijkt te zijn. Zijn vader weet wel beter; hij weet waar hij zijn mutsaard vandaan haalt.. (5)
De most van Barthel
Deze theorie over de herkomst van dit spreekwoord wordt door velen betwijfeld omdat er een vergelijkbaar Duits spreekwoord bestaat: ‘Er weiss wo Barthel Most holt’. Dit spreekwoord heeft ongeveer dezelfde betekenis, maar een – op het eerste gezicht – onbekende Barthel in plaats van Abraham haalt er de ‘most’ in plaats van de mosterd. Bij zo’n spreekwoord kan er geen sprake van een mutsaard zijn. Toch zijn er frappante gelijkenissen: Barthel is in Oostenrijk een naam voor de helper van Sint Nicolaas die de kinderen angst aanjaagt of zelfs meeneemt in zijn mand. Zijn naam komt van Bartholomeus en betekent ‘rijk aan rimpels’, heel erg oud dus. Most is het geperste, maar nog niet gegiste, sap bij de wijnbereiding. De most zou je kunnen vergelijken met het onnozele kind die nog zijn ‘gistingsproces’ moet meemaken, oftewel nog ingewijd moet worden. Daarna is hij een ervaring rijker. Hij is geworden als Barthel en weet nu ook hoe het ‘complot’ in elkaar steekt, hij weet van de hoed en de rand. Beide spreekwoorden worden ook dubbelzinnig gebruikt, waarbij de Abraham of Barthel een onschuldig boodschapje lijkt te doen – most of mosterd halen – maar stiekem een erotische ontmoeting heeft. (6)
Net als de jonge Isaak weet het kind eerst niet waar het aan toe is, maar de vaders Abraham en Barthel zitten in het complot, zij zijn op de hoogte en dat geeft ze gezag. Barthel is net als Abraham te zien als een voorouder. Wie Abraham ziet, ziet de geest van zijn belangrijkste voorouder, de stamvader. Lazarus was in het dodenrijk geweest en terug gekeerd, maar ook de gemaskerde mannen in het gevolg van Nicolaas, zoals Barthel zijn – door zich te vermommen of te maskeren – in de geestenwereld getreden en daarna weer terug gekomen in de mensenwereld. Daar in die wereld vinden ze de ‘most’ of de mosterd, ze vinden daar de nooit oprakende levenskracht die ten grondslag ligt aan de materiële, gemanifesteerde wereld. Zij weten het geheim van de voorouders, zij weten het geheim van Abraham! (7)
Het mosterdzaadje
Toch hoeft het niet om ‘most’ of een ‘mutsaard’ te gaan, ook mosterd is prima verklaarbaar. Al in de Bijbel wordt de les getrokken van het mosterdzaad, dat uit iets heel kleins toch iets groots kan groeien. Uit het kleine mosterdzaadje groeit een plant die zo groot kan worden als een boom! Ook Abraham is te zien als zo’n mosterdzaadje: hij is de ‘voorsaet’ (een oud woord voor voorvader of stamvader) van een groot geslacht dat uitmond in vele volkeren. Uit zijn zaad ontstaat een enorme stamboom die je kunt vergelijken met de boom van Jesse waar Jezus uit ontsproot. (8)
Het levenswiel
Na dit onderzoek naar de betekenis van de spreekwoorden rondom Abraham kan je stellen dat de vijftigste verjaardag een fase inluidt in het mensenleven die meer naar binnen, naar de geestelijke wereld gericht is en waar we kunnen worden als de wijze, oude Abraham. Op de afbeeldingen van het levensrad of het rad van fortuin zie je hoe iemand tussen de 0 en 25 in de jeugdfase zit en met het wiel mee opklimt. Als deze tussen de 25 en 50 is, is hij in de fase van volwassenheid gekomen en is dan bovenop het wiel geklommen. Uiteindelijk volgt de fase van vijftig jaar en ouder. Dit is een neergaande fase die onherroepelijk leidt tot de dood.
Dat vijftig jaar hier het startpunt voor is, komt waarschijnlijk omdat het getal volgt op de magische zeven maal zeven. De zeven is het heilige getal van de voleinding van een proces, zoals God volgens de Bijbel in zeven dagen de wereld schiep. Als het leven opgevat wordt als een inwijdingscyclus dan heeft iemand – door met het jaarwiel mee te draaien – zeven maal zeven keer het proces afgerond van opstijging naar de bovenwereld en afdaling in de onderwereld, tot hij eindelijk het paradijs hier op aarde kan brengen. Ook is er dan vijftig keer mee bewogen met de op- en neergang van het jaarwiel. Zoals het jaarwiel een lente, zomer, herfst en winter heeft, zo heeft het levenswiel zijn jeugd, volwassenheid, ouderdom en dood. Vijftig is zo het punt van de laatste inwijding. Met het zien van Abraham zie je ook de dood in de ogen. Het markeert de drempel naar de fase van de ouderdom. Hierna werd je opgenomen in de selecte groep van wijze mannen en vrouwen van de gemeenschap. (9)
Conclusie
In vele culturen en ook bij ons, tot nog niet zo lang geleden, werd de ouderdom sterk geëerbiedigd. Er was ontzag en eerbied voor iemands grijze haren. Dit heeft te maken met dit proces van op- en neergaan waarbij een diepe levensgroef wordt bereikt die wel moet leiden tot een grote wijsheid en levenservaring. De jongere generatie kon deze uit de aard der zaken nog niet bereikt hebben. Daarom zegt men ook ‘wijsheid komt met de jaren’. Tegenwoordig is dit idee van meebewegen met de energie van de natuur en meedraaien met het wiel van het leven in onbruik geraakt. In een mentaliteit die alleen groter, sneller en meer waardeert is de waardering van de ouderdom sterk gedaald. Dit is logisch wat betreft de oudere die ook vastzit in een ‘moderne’ levenshouding. Een dergelijke mentaliteit kan bij zo iemand nooit tot verdieping en verinnerlijking of vergeestelijking leiden. Toch is het ook jammer, want ook nu zijn er nog mensen wiens doorleefdheid te zien is in de diepe groeven van zijn of haar gelaat. Hij die na zijn vijftigste jaar zijn blik naar binnen keert, kan de dood in het gezicht zien en toch lachen. Hij is als Isaak, wiens naam ‘hij moge lachen’ betekent en die Abraham ziet op het moment dat de dolk neerdaalt, maar toch vertrouwen houdt in het grotere plan. (10)
Abe van der Veen
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/abraham
The post Vijftig worden en Abraham zien: Van de mosterd en de schoot first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Sodomie, onanie en een pratende ezel: De drie meest bizarre verhalen uit de Bijbel first appeared on Abe de Verteller.
]]>We beginnen met het verhaal van Juda en Tamar uit het Bijbelboek Genesis (ws geschreven in de zesde eeuw v.o.j.). (1) Dit verhaal schenkt ons het – nog maar zelden gebruikte – woord ‘onanie’. Onanie is een synoniem voor masturbatie, vroeger ook wel ‘zelfbevlekking’ genoemd. Dit laatste woord laat al zien dat er in de christelijke context uiterst negatief naar deze solo-activiteit werd gekeken. Je bevlekt, je besmeurt jezelf ermee, was de communis opinio. Opmerkelijk genoeg is het woord onanie voor masturbatie eigenlijk verkeerd gekozen. In het verhaal over Onan is er namelijk iets heel anders aan de hand. Hier blijkt duidelijk dat de misdaad van Onan, de coïtus interruptus is, oftewel het ‘voor het zingen de kerk uitgaan’! De connectie met masturbatie blijkt dus een misvatting. Het is – vind ik – een uiterst vermakelijk verhaal:
De misdaad van Onan en de list van Tamar
Juda was een van de twaalf zonen van de aartsvader Jakob. Hij had drie zonen; Er, Onan en Sela. Juda koos voor zijn eerstgeborene zoon Er een vrouw genaamd Tamar. Nu had Er op de een of andere manier God boos gemaakt en hij werd door hem dood gemaakt. Vervolgens zei Juda tegen zijn tweede zoon Onan: trouw met de weduwe van je broer en als je dan een kind bij haar verwekt dan zal die gelden als een kind van je broer. Dit wordt het ‘zwagerhuwelijk’ genoemd. Onan vertikte dit: hij had wel seks met Tamar, maar elke keer als hij bijna klaar kwam ging hij uit haar en verspilde zijn zaad op de grond. Zo kon hij voorkomen dat zij zwanger zou raken van een kind dat hij niet de zijne kon noemen. God vond dit een slechte daad en hij maakte ook Onan dood. Juda beloofde toen aan – de nu al twee keer weduwe geworden – Tamar: zodra mijn derde zoon volwassen is, zal hij jouw man worden, maar voor die tijd moet je weer bij je vader gaan wonen. Zij gehoorzaamde, maar Juda gebruikte deze belofte als smoes om haar kwijt te raken en was niet van plan om ook zijn derde zoon aan haar uit te huwelijken. Hij was bang dat zij ongeluk bracht en dat Sela dan ook wel dood zou gaan.
Toen Sela volwassen werd en zij nog steeds niet geroepen werd om met hem te trouwen verloor Tamar haar geduld en bedacht een list. Ze wist dat Juda naar de stad Timna ging om zijn schapen te scheren. (2) Ze deed haar rouwkleren af en vermomde zich. Zij bedekte haar gezicht met een sluier en zo zat ze bij de poort. Juda kwam er langs en dacht vanwege haar sluier dat zij een hoer was. (3) Juda zei ‘laat mij tot u komen’, oftewel hij wou seks met haar hebben. Tamar vroeg wat ze daarvoor zou ontvangen en hij zei: ik zal je een geitenbokje zenden uit mijn kudde. Oké maar daarvoor wil ik wel een onderpand. Wat wil je dan hebben? Je zegelring, je snoeren en je staf. Hij gaf het aan haar, had seks met haar en vertrok weer. Maar tot Juda’s verbazing konden zijn mannen geen hoer bij de poort vinden om het bokje aan te geven. Hij had niet door dat hij seks had gehad met Tamar. Toen het na drie maanden duidelijk werd dat zij zwanger was, bracht haar familie deze smadelijke boodschap aan Juda. Zij is zwanger doordat zij de hoer heeft gespeeld! Juda zei: breng haar naar buiten en verbrand haar, want dat is haar verdiende straf. Zij bracht hem daarop zijn zegelring, snoeren en staf en hij herkende ze. Toen begreep hij dat zij zwanger was van hem en ook dat hij haar niet kon straffen omdat hij haar onrecht had gedaan door haar niet met zijn derde zoon te laten trouwen.
Tamar moest bevallen van een tweeling en toen ze zover was zag de vroedvrouw een handje uit haar vagina verschijnen en bond daar een rood draadje omheen. Toen het kind zijn handje terug trok kwam toch nog het andere kind er als eerste uit. Zij noemde hem Peres, ‘hij die krachtig is doorgebroken’ en de tweede met het draadje noemden ze Zerach.
Dit verhaal wordt nog interessanter als je weet dat een prostituee zich ook in die tijd niet sluierde. Het gebruikte woord ‘kedesha’ slaat dan ook op een volgelinge van de Godin Astarte, die van haar vrouwelijke aanbidders vroeg om minstens een keer in hun leven zich zo aan te bieden. De gebruikelijke prijs daarvoor was een bokje. Het onderpand van Juda is onbegrijpelijk groot, maar wel belangrijk, want zo had zij later overtuigend bewijsmateriaal van wie er bij haar was gekomen. (4)
De pratende ezel
Het volgende verhaal komt uit het Bijbelboek Numeri (zesde eeuw v.o.j.) en speelt zich af op een cruciaal moment. Het Joodse volk was uit Egypte gegaan en de woestijn door getrokken en waren nu bij de grenzen van het land Israël. Ze hadden net het land van de Amorieten verwoest en het volk van Basan uitgemoord en nu stonden ze tegenover de Moabieten. Zou God ook hier het Joodse volk zegenen met een overwinning in de strijd? (5)
Koning Balak van de Moabieten vroeg hulp aan de beroemde ziener Bileam. Hij wist dat al wie deze man zegende, gezegend zou zijn en al wie hij vervloekte, vervloekt zou worden. Bileam sputterde echter eerst flink tegen. Na lang aandringen ging hij uiteindelijk toch op reis naar Balak, gezeten op zijn trouwe ezelinnetje. God werd daar kwaad om en hij stuurde een engel naar hem toe. Die posteerde zich op de weg met een getrokken zwaard in de hand. Blijkbaar zag Bileam niets, maar de ezelin zag de engel wel en herkende het gevaar. Zij ging van de weg af en liep een akker op. Bileam sloeg haar de weg weer op. Maar nu ging de engel op de weg staan op een plek met aan weerszijden een muur. De ezelin drukte zich tegen een van de muren aan om langs de engel te kunnen gaan en kneusde zo de voet van Bileam. Zelfs een derde keer versperde de engel de weg en dit keer ging de ezel liggen. Bileam was nu woest en sloeg haar hard met de stok. Door toedoen van God begon de ezel te praten: wat heb ik jou misdaan dat je mij nu al voor de derde keer slaat? Bileam antwoordde: je maakt me belachelijk, als ik een zwaard had, had ik je doodgestoken! Maar – zei ze – was ik niet altijd jouw trouwe ezelinnetje? Heb ik niet altijd gedaan
wat je vroeg? Toen pas zag Bileam de engel op de weg staan met het getrokken zwaard en hij knielde neer en boog zich voorover in het stof. Ook de engel zei: waarom heb je jouw trouwe ezelin zo geslagen? Zonder haar was je nu allang dood geweest en had ik je getroffen met mijn zwaard. Bileam zei: ik wist niet dat God het niet wou dat ik naar Balak ging, ik wil anders wel omkeren. Maar de engel zei: nee het is prima als je maar precies zegt wat God je in je mond legt als je bij de koning bent. Hij liet Balak een groot brandoffer maken met zeven stieren en zeven rammen er op en voelde de woorden van God in zich opkomen. Vervolgens zegende hij juist het volk van Israël in plaats van het volk van Balak. Hij liet de koning Balak nog twee keer een groot brandoffer maken en deze hoopte op een zegening van zijn volk, maar elke keer zegende Bileam juist Israël. Zo werd het – dankzij een pratende ezel -duidelijk dat ook de Moabieten door Israël verslagen zouden worden!
Sodomie in Gomorra
Sodomie is een ouderwets woord voor homoseksualiteit, maar wordt ook wel gebezigd voor seks met dieren en anaal geslachtsverkeer. Het is nog steeds onderdeel van een heel arsenaal aan nog steeds gebezigde krachttermen. Denk maar aan: Is het nu klaar met dat gesodemieter! Het is hier geen Sodom en Gomorra! En anders kan je opsodemieteren! In het Bijbelboek Genesis vinden we het verhaal waarin het duidelijk wordt hoe wij aan dit woord komen. (6)
Abraham wordt gezien als de stamvader van het Joodse volk, maar ook van het volk der Arabieren. Zijn nageslacht zou zo talrijk zijn als er sterren staan aan de hemel en als er zandkorrels zijn in de woestijn. God zelf had dat op een nacht aan Abraham beloofd. Er was echter een probleem: zijn vrouw was al jaren onvruchtbaar. Dit ging zo door tot er – na vele jaren – iets wonderbaarlijks gebeurde. God verscheen aan Abraham toen hij op het heetst van de dag aan de ingang van zijn tent zat. Hij sloeg zijn ogen op en zag dat er drie mannen bij hem stonden. Ook al was Abraham een voornaam en rijk persoon, toch gedroeg hij zich nederig: hij boog zich ter aarde en noemde zichzelf hun knecht. Hij zette hen goed eten voor en zij vertelden hem dat zijn vrouw Sara binnen een jaar een zoon van hem zou krijgen. Sara zat dit stiekem af te luisteren en moest in zichzelf lachen: ik ben al negentig en mijn man is honderd, zou ik nu nog wellustig worden en kan ik nu nog een kind krijgen? Maar God zelf had het gehoord en antwoordde: is er iets te wonderlijk voor de Here? Binnen een jaar kreeg Sara inderdaad toch nog een zoon.
God vertelde vervolgens dat hij de steden Sodom en Gomorra waarschijnlijk zou gaan vernietigen omdat er veel over de zonde van die twee steden werd geroepen. Hij zou tot de aarde afdalen en gaan kijken of dat waar was. Toen vertrokken de mannen naar Sodom, maar Abraham bleef nog even met God onderhandelen en vroeg: maar als er vijftig rechtvaardigen in de stad te vinden zijn zou u dan de stad verdelgen? Het past u toch niet om de rechtvaardigen te straffen samen met de goddelozen? En God zei dat hij dat zeker niet zou doen. Vervolgens vroeg Abraham hetzelfde met 45, 40, 30, 20 en tien. God had engelengeduld met Abraham want elke keer antwoordde hij: nee ook niet bij 45 etc., maar tien was blijkbaar het eindbod. Daarna vertrok de Here.
Er kwamen ‘s avonds twee engelen aan bij de poort van Sodom. Dit waren – mag je aannemen – dezelfden die ook naar Abraham waren gegaan, maar waar de derde was gebleven en of dat een engel, een man of God zelf was, dat vertelt het verhaal niet. Toeval of niet maar juist Lot, de neef van Abraham, zat bij de poort en had wel door dat dit geen gewone mensen waren: hij boog diep voor de twee en nodigde ze uit om bij hem te overnachten. Na lang aandringen namen ze het aanbod aan. Al vrij snel kwamen alle mannen van Sodom – van jong tot oud en geen enkele uitgezonderd – naar zijn huis en omsingelden het. Zij riepen naar Lot: breng ons die mannen zodat wij seks met hen kunnen hebben! Lot ging naar buiten en deed snel de deur achter zich dicht. Hij smeekte: ach mannen doe mijn gasten toch geen kwaad, ik breng anders mijn twee maagdelijke dochters naar jullie toe en dan mogen jullie met hen alles doen wat je maar in gedachten had. Zij gingen helaas niet in op het voorstel, maar wilden de deur open breken. De engelen trokken Lot nog juist bijtijds naar binnen en sloten de deur. Vervolgens maakten zij de mannen die bij de deur waren blind, zodat zij de ingang niet meer konden vinden.
De mannen waarschuwden Lot en zeiden dat hij moest vluchten met zijn vrouw en kinderen omdat God de stad zou vernietigen. Eerst wou hij niet, maar ze grepen hem en zijn vrouw bij de hand en leidden hem de stad uit. Ze mochten ook niet omkijken, maar ze moesten zo snel zij konden weg vluchten. Toen liet God het zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen en hij keerde het land om, zodat alles verwoest was. De vrouw van Lot kon het niet laten en keek toch achterom en veranderde terstond in een zoutpilaar.
Lot trok na dit avontuur met zijn beide dochters de bergen in en ging wonen in een spelonk. Zijn dochters zeiden tot elkaar: onze vader is oud en er is geen enkele man in de wijde omgeving om seks met ons te hebben. Laten we daarom onze vader wijn geven en dronken voeren zodat hij met ons seks wil hebben en wij toch nog kinderen zullen krijgen via onze vader. Dit plan werkte zo goed dat Lot er beide keren niets van merkte. De dochters voerden hem wijn, gingen bij hem liggen en waren vervolgens zwanger van hem. De beide zonen van de dochters van Lot werden de stamvaders van de Ammonieten en de Moabieten.
Het is wel duidelijk dat de God van de Joden en van de christenen homofilie afkeurt en nog steeds wordt het bedrijven van de mannenliefde door vele christenen gezien als een God onwelgevallig werk. Tegenwoordig denken de meesten van ons daar gelukkig anders over. Nu weet je dat sodomie afgeleid is van de inwoners van Sodom die sodomie wilden plegen met engelen. De manier hoe Lot met zijn dochters omgaat is natuurlijk niet goed te praten. Dat hij ze aan de Sodomieten wil geven heeft te maken met de heilige wetten van de gastvrijheid, waarbij gasten nog belangrijker zijn dan je eigen dochters. Zijn incestueuze verhouding met hen wordt in de Bijbel verklaard met hun overtuiging dat zij als enigen over waren. Deze smoes komt voor mij echter niet geloofwaardig over.
Engelen, demonen en de galblaas van een vis
Als toetje volgt hier nog het vrome verhaal van Tobit en zijn zoon Tobias. Dit verhaal staat niet in de Protestantse Bijbel maar wel in die van de Katholieken en de Orthodoxen, het is daarmee een apocrief of deutero-canoniek verhaal. Het is waarschijnlijk geschreven in de derde eeuw voor christus. (7)
Tobit was een vrome Jood die in ballingschap leefde in Nineve. Toen hij op een nacht ging slapen had hij de pech dat er musjes op de muur zaten en die scheten precies in zijn beide ogen. Hierdoor ontstond er een wit laagje op zijn ogen. Deze ging er ondanks de zalven van vele doktoren niet meer af en Tobit werd blind. Na een ruzie met zijn vrouw bad hij intens tot God dat hij toch weer ziende mocht worden.
Tegelijkertijd was er in Medië een jonge Joodse vrouw die Sara heette, de dochter van Raguel. Zij was al zeven maal getrouwd geweest, maar telkens vlak voordat ze seks met haar hadden in de huwelijksnacht kwam de demon Asmodeus en die vermoorde de jonge echtgenoot. Na een ruzie met haar dienares, die haar beschuldigde van zevenvoudige moord, werd ze zo verdrietig dat ze twijfelde of ze zich zou verhangen, maar ze bedacht zich en in plaats daarvan bad ze intens tot God om haar te helpen tegen de demon. (8)
God verhoorde beide gebeden en zond de aartsengel Raphaël naar de aarde om te helpen. (9) Tobit stuurde zijn zoon Tobias – heel toevallig – naar Medië omdat daar iemand hem nog geld schuldig was. Tobias zocht een reisgenoot die de weg wist naar het verre Medië en kwam Raphaël tegen. Die deed net alsof hij een gewone man was met de naam Azarias en Tobias had niks door. Bij de Tigris aangekomen ging Tobias zijn voeten wassen, maar een vis viel hem aan en probeerde zijn voet op te eten. De jongen kon de vis met behulp van Raphael overwinnen en maakte hem dood. De engel gaf advies: haal de lever, galblaas en hart uit het beest want dat zijn nuttige geneesmiddelen, de rest mag je opeten. Tobias vroeg waar die dan nuttig voor waren en Raphaël antwoordde: het hart en de lever moet je verbranden en de rook ervan zal dan demonen wegjagen die tussen een man en zijn vrouw komen. Maak van de galblaas een zalf en smeer die op de ogen van iemand die daar een witte laag op heeft en blaas dan op ze en hij zal weer kunnen zien.
De engel vertelde Tobias vervolgens dat er in Medië een mooi en vroom meisje woonde genaamd Sara. Hij zei dat hij met haar moest gaan trouwen. Omdat zij familie van je is kan haar vader Raguel jou niet weigeren! (10) Toch was Tobias bang voor die trouwpartij, want hij had via via gehoord hoe zij al zeven mannen had versleten. Hij was bang dat hij als achtste ook wel in de bruidskamer door de demon vermoord zou worden. Toch ging hij er – samen met Raphaël – naar toe. Toen hij Raguel vertelde dat hij familie was kon hij inderdaad diezelfde dag nog trouwen met het meisje. Ze werden alleen gelaten in een aparte kamer en Tobias brandde daar de lever van de vis op de kooltjes. Terstond greep Raphaël de duivel Asmodeus en verbande hem naar de woestijn. Tobias zei tegen Sara: laten we eerst drie dagen en nachten gaan bidden zodat het duidelijk is voor God dat ik je niet neem uit lust, maar alleen om zo nageslacht te kunnen produceren. De verbazing van Raguel was groot toen Tobias na drie dagen nog bleek te leven. Hij had al een diepe kuil laten graven voor zijn lijk en die kon nu weer dicht. Raphaël kon voor Tobias het geleende geld ophalen en na een groots feest gingen ze terug naar zijn ouders in Nineve. Die waren natuurlijk dolblij en Tobias kwam direct aan met de gal van de vis en smeerde dat op de ogen van zijn vader. Het witte laagje kwam los en hij trok dat van de ogen van zijn vader af. Direct kon hij het licht van de hemel weer zien! Eindelijk openbaarde de reisgenoot van Tobias zichzelf als de engel Raphaël en verdween direct na die woorden en loste op in het niets. Tobias en zijn ouders lagen drie uur op de grond met hun aangezicht in het stof, puur uit angst en eerbiedigheid.
The post Sodomie, onanie en een pratende ezel: De drie meest bizarre verhalen uit de Bijbel first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De ark van Noach en de kubus van Utnapishtim: een andere kijk op het zondvloedverhaal first appeared on Abe de Verteller.
]]>De Sumerische en Akkadische Noach
Allereerst is het overstromingsthema veel ouder dan menigeen denkt! De eerste boeken uit de Bijbel werden tussen de tiende en de vijfde eeuw v.C. geschreven. De oudste versie van dit verhaal is echter al zo’n 3600 jaar oud! Deze Sumerische versie komt uit de stadstaat Nippur. De held heet hier koning Ziusudra (Dit betekent hij van het lange leven). In de – iets jongere – versie uit Babylonië heet hij Atrachasis (wat ‘de zeer wijze’ betekent) en in de Akkadische versie is de naam van de held Utnapishtim. Dit betekent: ‘hij die leven heeft gevonden of gezien’. Hier is het een episode in het veel langere epos van Gilgamesh. In zijn volledige versie komt dit verhaal uit de twaalfde eeuw v.C, maar delen zijn al uit de achttiende eeuw. De eerste twee versies zijn voor mij te fragmentarisch om te gebruiken voor een duiding. Daarom gebruik ik de versie uit het Gilgamesj epos en vergelijk die met het verhaal uit de Bijbel om zo tot een paar mooie ontdekkingen te komen. (1)
De schepping als een scheiding van het water van de chaos
Om het einde van de wereld te snappen moeten we eerst iets meer weten over het begin: In de Sumerische mythe baarde Nammu – de godin van de oerzee – de god van de hemel (An) en de godin van de aarde (Ki). Deze twee paarden met elkaar en Ki baarde de god van de lucht. Deze god genaamd Enlil scheidde An en Ki van elkaar en nam de aarde als zijn domein, An neemt de hemel als zijn domein. Hoe het verder gaat met Ki wordt niet verteld.
In het Babylonische epos Enuma Elisj zijn het Apsoe (de god van de zoete wateren) en Tiamat (de godin van het zoute water) die zich verenigen en zo nieuwe godenparen scheppen. Apsoe wordt gedood door Ea en Tiamat door Marduk. Zij wordt in tweeën gespleten en uit haar lichaam wordt onze hemel en aarde geschapen.
In de Bijbel gebeurt er iets gelijkaardigs op de tweede dag van de scheppingsweek: ‘En God zeide: Daar zij een uitspansel (of gewelf) in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel.’ (2)
Uit deze scheppingsverhalen kunnen we opmaken dat onze kosmos omringd is door water. Dit is echter iets anders dan de vloeistof die wij kennen. Het is de oerstof of oersoep die er al was voor er iets anders was. Het is de ‘arche’, de oorsprong van alles. De hemel is hier niet meer dan een soort van dak, het is een gewelf waaraan de sterren, de zon en de maan aan bevestigd zijn. Een ander woord hiervoor is het firmament of uitspansel. Ook de aarde is te zien als een soort van beschermende laag die de chaotische oerwateren tegen houdt. In het begin waren hemel en aarde nog met elkaar in verbinding, maar later worden zij van elkaar gescheiden door lucht. Zo ontstaat de wereld waarin de mensen kunnen leven. (3)
Bij ‘mens’ gaat het om een bewustzijnsveld dat naast kosmisch ook individueel bewustzijn heeft en daardoor eigen keuzes kan maken. Vanuit zijn individu creëert hij zichzelf een lichaam en een ego, maar vanuit zijn kosmische bewustzijn weet hij dat hij ziel of geest is. Het is de grote kunst om deze twee in balans te houden zodat afgescheidenheid – om keuzevrijheid mogelijk te maken – in evenwicht gehouden wordt door overgave en verbinding om zo dicht bij het goddelijke te kunnen blijven.
De reden voor de overstroming
Enlil, de god van de lucht, beslist dat de mensen te lawaaiig zijn en uitgeroeid moeten worden door een grote overstroming. De Hebreeuwse God Elohim wil de mensen uitroeien vanwege hun boosaardigheid. Hij zag dat de ‘overleggingen van hun hart’ slechts boos waren. Dit klinkt verschillend, maar gaat om hetzelfde: de – al dan niet uitgesproken – gedachten van de mens winnen aan kracht en richten zich dusdanig op ego en materie/lichaam dat de goddelijke zielskant van de mens vergeten wordt. Dit geeft lawaai en verstoring van de eenheid en het stille zielenveld. Dit geeft ook ‘zonde’, in de ik-gerichtheid verliest de mens zijn energie en dat is zonde. Enlil als god van deze vorm van bewustzijn weet als geen ander dat deze mens heeft gefaald. Hij zal opnieuw moeten beginnen en hij doet dat met de enige mens die wel beloftevol is: Utnapishtim. ‘Ut’ is bijzonder want hij heeft leven gezien. Als Noach betekent zijn naam rust en alleen in die stilte is het mogelijk om je te verbinden met Leven. Noach wandelde met God zegt de Bijbel. (4)
Het zaad van al wat leeft
Utnapishtim wordt dus gewaarschuwd. Echter niet door Enlil, maar door de god van de wijsheid Ea/Enki. Hij zegt: ‘Geef je bezit op, en red je leven. Breng het zaad van al wat leeft in het schip.’ Het is bijzonder om te zien dat het hier niet gaat om fysieke dieren die de ark in gaan, maar om ‘het zaad van al wat leeft’. Nu is het zaad hetzelfde als de kiem. Het is de oorsprong waarin alles wat een bepaald dier tot dat dier maakt is vervat. Alles wat de ark ingaat kan dat alleen als het terug gebracht wordt tot zijn essentie en dat geldt ook voor de mens! (5)
Terug naar Tehom
Vervolgens geeft Ea instructies over de afmetingen van de boot: ‘De lengte en de breedte moeten gelijk zijn. Maak er een dak op zoals de Apsoe heeft.’ (De Apsoe is de zoetwateroceaan in het diepste van de aarde.) Uit deze tekst kunnen we opmaken dat het hier niet over een zeewaardige boot gaat, maar over een vehikel dat stand kan houden in de chaotische turbulentie van de oeroceaan. Het schip moet een dak hebben zoals die van de Apsoe simpelweg omdat hij de kosmische wateren (of zij nu zoet of zout zijn) moet kunnen weerstaan.
De komst van dit ‘water’ is weer het duidelijkst te lezen in de Bijbel: Op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten (of fonteinen van de grote afgrond) open en werden de sluizen des hemels geopend. In het Hebreeuws worden die ‘waterdiepten’ ‘Tehom’ genoemd. Het zijn dezelfde wateren als die uit het scheppingsverhaal waar God een scheiding tussen aanbracht. Het water komt dus niet van regenbuien o.i.d. maar uit de diepte en de hoogte, voorbij al het bekende. Zij komt uit de waterige chaos van Tehom. Deze Tehom kennen we ook als Tiamat! Het zijn de zoute wateren van de oerchaos. Zo werd de hereniging van de bovenste en de onderste wateren (het mannelijke en het vrouwelijke element van Tehom) een vernietiging van de wereld in een kosmische omhelzing! Dit is ook te zien als de omhelzing van de god Apsoe met de godin Tiamat. (6)
Een twaalfde-eeuwse rabbijn beweert dat de ark veertig dagen onder water verbleef en hij had waarschijnlijk gelijk: de ark van Noach werd omringd door water! En zo moet niet alleen de mens, maar de hele schepping opnieuw beginnen. (7)
De ark als een zwarte kubus
De ark van Utnapishtim moet – zo lezen wij in de tekst – de vorm hebben van een kubus! De ark heeft verder een zwarte kleur door de pek waarmee hij waterdicht gemaakt is. (8) Deze opmerkelijke vorm en kleur heeft zij gemeen met een aantal zeer heilige plaatsen en wezens: de godin Cybele/Kubaba (oftewel kubus) die als zwarte steen werd vereerd te Rome, de zwarte steen Ka’aba die een onderdeel is van een zwart kubusvormig gebouw in de moskee van Mekka en dan nog de ‘ark van het verbond’ die in het zwarte, kubusvormige heilige der heiligen van de tempel van Jeruzalem stond. Deze drie plaatsen/objecten staan symbool voor het prilste begin en het centrum van de wereld. Zij zijn te zien als de allereerste oervorm van het huwelijk tussen bewustzijn en materie. Een samengaan dat individueel bewustzijn mogelijk maakte. Het enige verschil tussen de ark van Noach en de andere voorbeelden is dat de ark noodgedwongen teruggaat naar die oervorm en dat de anderen juist het prille begin markeren van waaruit de materie alle kanten op is gegroeid. (Om die reden claimen zowel Rome, Mekka als Jeruzalem het ‘centrum’ van de wereld te zijn.)
De Ararat als eerste materie
De ark is te zien als de oervorm die kan dienen als eerste bouwsteen voor een nieuwe schepping. Het is de meest oorspronkelijke materie, waar ook de eerste kiem van individueel bewustzijn in zit. Dit blijkt ook uit een andere anekdote: Volgens het reisverslag van Marco Polo uit de dertiende eeuw had de piek van de berg Ararat de vorm van een kubus! Dit was het allereerste wat boven het water uit kwam. Precies hier kwam de ark van Noach te rusten. Je kan de bergpiek zien als het eerste stuk materie wat boven de kosmische wateren uit kwam steken. Ararat betekent heilige grond en de ark komt precies hier naartoe alsof het een magneet was. De kosmos klontert zich weer samen en breidt zich uit als in een nieuwe schepping. Het is daarom passend dat er in de Gilgamesj-tekst een associatie gelegd wordt met het Nieuwjaarsfestival, de tijd van een nieuw begin. (9)
De verachtelijke goden
Het is opmerkelijk hoe weinig respect er doorklinkt voor de goden in het Gilgamesj-epos. Als de stortvloed nog hoger komt, worden zelfs de goden bang, ze zoeken een schuilplaats in de hemel van Anu: ‘als honden kropen de goden daar tegen de muur aan!’ Het is duidelijk dat de goden ook een kosmos nodig hebben en de oerchaos niet kunnen overleven.
Uiteindelijk stopt de regen en het schip komt vast te zitten op de berg Nisir. Utnapishtim maakt dan een reukoffer: ‘De goden roken de zoete geur; als vliegen kwamen de goden op de offervazen af. Zodra echter de verheven Godin Belet-ili (Ishtar) was gekomen, zwaaide zij de vliegenklap en verdreef zij de goden.’ Uit deze zin blijkt zelfs dat de goden de mensen nodig hebben voor hun voeding. Zonder menselijke aandacht overleven de goden het niet.
Ook de God uit de Bijbel klinkt soms verdacht menselijk: hij voelt berouw en smart en kan wandelen met Noach. Toen Noach een brandoffer voor hem maakte, rook hij de liefelijke reuk. Dit bracht hem in een goede stemming en hij zegent Noach. (10)
De regenboog als verbond tussen de mens en God(in)
In de Bijbel eindigt het verhaal met God die een regenboog laat verschijnen. De regenboog is hier een teken van de plechtige belofte van God aan Noach – en aan alle andere levende wezens – dat hij nooit weer zo’n grote overstroming zal veroorzaken. Ook in de Akkadische versie komt een gelijkaardige episode voor: na het zien van alle vernietiging op aarde toont de godin Ishtar haar halsketting en zegt ‘zowaar als dit juweel (of deze dingen van lapis lazuli) om mijn nek hangt, zowaar zal ik nooit de dagen van de overstroming vergeten.‘ (11) Dit halsjuweel zou prima de regenboog kunnen zijn. Als de godin hemelkoningin is en wij stellen haar als hemel voor (zoals de Egyptische godin Nut de nachthemel personifieert) dan is de regenboog goed te visualiseren als een – boogvormig – sieraad om haar hals! Ook hier hangt er een impliciete belofte in de lucht dat Ishtar er voor wil zorgen dat de goden nooit weer de mensheid uit zullen roeien. Maar de regenboog is meer dan dat..
De ark onder de regenboog
Regenboog in het Latijn is ‘arcus pluvius’. Dit is verwant aan het Griekse ‘arkhe’ wat begin of oorsprong betekent. Ark komt van het latijn ‘arca’ en betekent doos of kist/lijkkist. Het is zeer opmerkelijk dat de ark van Noach ‘arca’ in het Latijn en ‘arche’ in het Oud-Duits is. Dit suggereert een verwantschap tussen deze twee woorden. Zeker omdat de ark de oerstaat van het leven bevat. (12)
De ark staat na de zondvloed onder de regenboog. Uit de zwarte kist komen alle paartjes dieren twee aan twee tevoorschijn. Het is ‘het zaad van al wat leeft’, het leven in zijn meest pure mannelijke en vrouwelijke vorm. Zij worden direct gebaad in de zeven kleuren van het sieraad van de Godin. Daarmee zijn ze weer terug gebracht in ons tijd-ruimte continuüm en ervaarbaar in alle kleuren en geuren! Zo staat de regenboog voor de brug tussen de oerstaat en onze kosmos. De mens krijgt van God (of godin) een teken aan de hemel als herinnering hoe hij altijd weer contact kan maken met de goddelijke kern, waar hij uit voortkomt. Slechts een enkeling blijft bij die kern en zo iemand is Utnapishtim.
De beloning: onsterfelijk in het paradijs
Als Enlil ziet dat Utnapishtim en zijn vrouw de vloed toch hebben overleefd, is hij eerst boos, maar uiteindelijk beloont hij ze juist. Hij maakt ze tot goden, maakt hen onsterfelijk en laat ze wonen aan de monding van de rivieren in het paradijselijke eiland Dilmoen. Dit is niet toevallig ook de plaats waar – volgens de Enuma Elisj – het zoute water (Tiamat) en het zoete water (Absu) zich met elkaar vermengden. Alleen bij de bron van alle leven kan de mens voor eeuwig leven! Ook Noach is – bijna- onsterfelijk, hij wordt maar liefst 950 jaar oud. (13) Zo is het de kunst van degene die de stormen van het leven heeft doorstaan en daarbij terug gebracht is tot zijn essentie, om bij die levensbron te blijven wonen. Om te kunnen genieten van de zeven felle kleuren/aspecten van het Leven, maar zich niet mee te laten voeren door de stroom bij de bron vandaan. Zodat hij altijd het water des levens kan blijven drinken en in het eeuwige Nu kan zijn, onsterfelijk zijn.
Abe J. van der Veen
Noten:
1) Genesis 6-9
https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/
Het Gilgamesj-Epos (vert. Theo de Feyter) 13
2) Hooke, S.H. – Middle Eastern Mythology 24
Hooke 42 – 46 Enuma Elisj 1e en 4e tablet
Genesis 1 vs 6-8
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/firmament
Firmāmentum, dat in het klassiek Latijn alleen ‘steun, vastheid’ betekende, werd in de Vulgaat ingevoerd ter vertaling van Grieks steréōma, letterlijk ‘het hard gemaakte, de grondslag’, dat als weergave diende van Hebreeuws rāqīaʿ ‘uitspansel’; de zichtbare hemel werd vroeger gezien als een gewelf waar de sterren aan waren bevestigd.
4) https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/flood3_t-arahasis/
https://en.wikipedia.org/wiki/Noah_(name)
5) Epos van Gilgamesj tablet XI vs 27
6) Epos van Gilgamesj tablet XI vs 27-31
Genesis 7:11
https://en.wikipedia.org/wiki/Tehom
Graves, R. en Patai – Hebrew Myths 111 – 113
De hemelsluizen worden geopend door twee sterren van de Pleiaden te verwijderen. Zo herenigden de bovenste en de lagere wateren zich met elkaar, het mannelijke en het vrouwelijke element van Tehom.
7) The 12th-century Jewish commentator Abraham ibn Ezra interpreted the ark as being a vessel that remained underwater for 40 days, after which it floated to the surface. en.wikipedia.org/wiki/Noah
8) We also read about the dimensions of the Ark, which is not a ship in our sense of the word, but a large cube, with a roof like the firmament that had once divided the primordial waters. In other words, the Ark is to be a copy of the universe. https://www.livius.org/articles/misc/great-flood/flood3/
http://creationwiki.org/Location_of_Noah%27s_ark
9) nl.wikipedia.org/wiki/Ark_van_Noach_(schip)
Marco Polo – Il Milione of De reizen van Marco Polo (ca. 1298)
https://en.wikipedia.org/wiki/Mount_Ararat
Gilgamesj epos tablet XI vs 70-75
10) Gilgamesj epos tablet XI vs 113-116
Gilgamesj epos tablet XI vs 160-163
Genesis 6:5-8, 8:21
11) Gilgamesj epos tablet XI vs 163-165
12) the Jewish tradition, which uses a term that can be translated as a “box” or “chest” to describe the Ark. The word “ark” in modern English comes from Old English aerca, meaning a chest or box. https://wikiredia.info/wiki/Noahs_Ark
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/ark1 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/aarts
https://www.etymonline.com/search?q=arch
13) Gilgamesj epos tablet XI vs 202-205
Genesis 9 vs 28
Ook interessant:
Noah komt ook voor in de Koran en heet daar Nuh. Zijn verhaal daar komt in grote lijnen overeen met het verhaal uit de Bijbel.
Noach wordt volgens Joodse overleveringen door zijn kleinzoon Kanaän gecastreerd.
De Griekse versie van het zondvloedverhaal heet Deucalion en Pyrrha. Zij bevolken de aarde opnieuw door stenen (moeder aarde, Gaia) achter zich te werpen, die spontaan mensen worden.
In de ark werd niet gecopuleerd, niet door de mens, noch door de dieren. God sloot de gaten in de hemel dicht met twee andere sterren en zo stopte de regen uit de sluizen van de hemel. Met een wind werd het water over het randje van de aarde geduwd. Graves – Hebrew myths 114
De eerste steen die boven de oerwateren uitstak was bij de Egyptenaren de Benbensteen. Deze had de vorm van een kleine pyramide. De kerkvader Origenes (c. 182–251) meende dat de ark ook de vorm had van een pyramide, maar dan zonder punt.
‘He also fixed the shape of the ark as a truncated pyramid, square at its base, and tapering to a square peak one cubit on a side; it was not until the 12th century that it came to be thought of as a rectangular box with a sloping roof.’
Berosus, a Caldean historian (257 BC), wrote: “But of this ship that grounded in Armenia, some part if it still remains … and some get pitch from the ship by scraping it off and use it for amulets to ward off evil.”. Also, ‘It is said, moreover, that a portion of the vessel still survives in Armenia on the mountains of the Gordyaens, and that persons carry off pieces of bitumen, which they use as talismans.’
1245 A.D.Jehan Haithon, a monk wrote: “Upon the snows of Ararat a black speck is visible at all times: this is Noah’s Ark”
1633 A.D.Adam Olearius wrote: “The Armenians, and the Persians themselves, are of opinion that there are still upon the said mountain some remainders of the Ark, but that Time hath so hardened them, that they seem absolutely petrify’d. At Schamachy in Media Persia, we were shown a Crosse of a black and hard Wood, which the Inhabitants affirmed to have been made of the Wood of the Ark”.
Meer over de zwarte kubus/steen:
Voor mij gaat het om de esoterische betekenis van deze steen. Het is de fundatiesteen waarop alle andere materie rust. Wie deze steen weghaalt kan de vernietiging van onze wereld veroorzaken. De wateren van de afgrond, oftewel de kosmische oceaan zouden onze wereld weer overstromen, zoals het ooit gebeurde ten tijde van Noach/Utnapishtim. Hij kon overleven dankzij zijn kubusvormige doos, waar de kiem van bewustzijn in kon overleven; de Ark.Wat is de connectie met de zwarte kubus van Kubaba/Cybele en de Ka’aba? Het is de oervorm van de materie, als mater materia. De allergrootste paradox is dat de plaats waar je terug kan gaan naar éénheid en verlichting tegelijk de plaats is waar ooit alle materie uit ontsproot. Daardoor staat de steen van het centrum en de oorsprong ook voor de steen van de materie. Zeker als het om een kubusvormige steen of plaats gaat. De Ka’aba betekend kubus en is ook kubusvormig. Cybele werd oorspronkelijk Kubaba genoemd, oftewel vrouwe van de kubus. Het heilige der heiligen in de tempel van Jeruzalem was in de vorm van een kubus. De kubus staat symbool voor de bouwblokken van de materiële wereld en ook de tweedimensionale vorm, het vierkant is een symbool voor de materie. Haar vier hoeken staan voor de vier elementen waaruit de materie is gevormd.
Wie naar de steen van het centrum en het begin gaat kan de ervaring ondergaan wat bewustzijn is zonder materie en gedachten. Meestal is zoiets voorbehouden aan ingewijden. Mensen die dit doen zonder de vereiste inwijding lopen het risico dat de chaos hen overweldigt, oftewel ze worden gek. Toch is het een risico wel waard, want hier is ook de plaats van het heilige der heiligen, de plaats waar je in rechtstreeks contact kan komen met het Goddelijke. Dit is ook het contact met de godin van het noodlot, Manat de onafwendbare. Zij toont je dat eenheidsbewustzijn heel dicht bij een bijna-doodervaring komt. Alles waarmee je je kunt identificeren verdwijnt, je wordt opgeslokt in een zwart vierkant gat. Van alle materie en gedachten om je heen blijft precies één zwarte kubusvormige steen over. Daarin – als in de ark – zit je, met rondom chaos of éénheid.
Cybele is de grote moedergodin van de Frygiërs en later ook van de Romeinen. Zij is de Magna Mater, de grote moeder van de Goden. Zij wordt Agdos genoemd als het om haar verschijning in de vorm van een rots/ steen gaat. Dit zou ook de steen zijn waarmee Deucalion en Pyrrha – na de Griekse zondvloed – een nieuw mensengeslacht vormden.
Accordingly, Noah’s instructions are given to him by God (Genesis 6:14–16): the ark is to be 300 cubits long, 50 cubits wide, and 30 cubits high.[6] These dimensions are based on a numerological preoccupation with the number sixty, the same number characterising the vessel of the Babylonian flood-hero.[1] Its three internal divisions reflect the three-part universe imagined by the ancient Israelites: heaven, the earth, and the underworld.
Is er iets met het getal zestig of zes? Noah is precies 600 als de wateren komen.. De ark als microkosmos met een verdeling hemel, aarde en onderwereld.
The universe as conceived by the ancient Hebrews comprised a flat disk-shaped habitable earth with the heavens above and Sheol, the underworld of the dead, below.[26] These three were surrounded by a watery “ocean” of chaos, protected by the firmament,
The post De ark van Noach en de kubus van Utnapishtim: een andere kijk op het zondvloedverhaal first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>Heilige getallen
De koningin van het land brengt twaalf of zes zonen ter wereld. Andersen noemt er elf, maar ik denk dat hij zich hierin vergist. (2) De twaalf zouden kunnen staan voor de maanden van het jaar. Als het om zes zonen gaat kan je denken aan zes van de zeven dagen van de week of zes van de zeven chakra’s, maar vooral aan de zeven sferen in de geestelijke wereld. Het is wel duidelijk dat het getal nog niet compleet is, het vrouwelijke element ontbreekt nog! De koningin wenst dus een dochter, maar verliest door die wens haar zonen. Het is echter geen gewone dochter die zij wenst. Net als in een aantal andere sprookjes wenst zij een dochter die zo rood is als bloed en zo wit als sneeuw. Kortom, zij wenst een meisje die het rood van de moedergodin en het wit van de maagdelijke godin in zich heeft en zo als ‘priesteres’ een connectie kan maken met die goddelijke dimensie. Zij is ook het dertiende kind en de dertiende maand is de laatste maand. Deze brengt de dood met zich mee.
In de patriarchale tijd wordt het hebben van zonen gezien als een groot geluk, maar er kan ook teveel van het goede zijn. De koningin lijkt echter te menen dat dit een wereld is van of/of in plaats van en/en. Dus doet zij de kwade wens om een dochter te krijgen in ruil voor haar zoons. In de dualiteit is geen ruimte voor een balans tussen man en vrouw. De een is onderdanig aan de ander of wordt zelfs weggedrukt. Als het sprookje een blauwdruk is van de ziel dan verliest deze nu haar mannelijke, activerende kant.
Dolende zielen
In de versie van Grimm worden de broers door hun stiefmoeder veranderd in zwanen door ze een wit hemd om te gooien. Je zou kunnen zeggen dat ze gedwongen uit hun fysieke lichaam worden gezet en in een andere vorm worden gedrukt. De broers zijn uit hun mensenlichaam gedreven en op deze wijze doodgemaakt of in ieder geval schijndood. Al duizenden jaren staan zwanen (en raven en eenden ook in mindere mate) symbool voor de ziel of ze zijn zielengeleiders. Ze helpen dan de ziel om zijn weg te vinden naar de geesten- of dodenwereld. Als dit gaat om de ziel van een levende persoon, dan is dit een sjamaan. In het sprookje werden de broers gedwongen hun lichaam te verlaten. Zij kunnen helaas niet – zoals een sjamaan dat kan – op eigen kracht terug naar hun fysieke lichaam. (3)
Het meisje – die de vrouwelijke kant van het bewustzijn vertegenwoordigt – merkt dat er iets niet klopt, ze voelt zich onvolledig. Als zij hoort van het bestaan van haar broers gaat zij op zoek en op avontuur. Zij gaat haar binnenwereld in en telkens verder uit de fysieke wereld tot ze op de ‘fatale’ grens gekomen is. Daar bij de zee, de grens met de ultieme geestenwereld waar normaliter nooit iemand weer uit terug komt vindt zij haar broers en daarmee haar mannelijke deel.
Deze broers vertellen dat ze elke nacht weer mens mogen zijn, maar bij zonsopkomst moeten veranderen in zwanen. Zij zijn alleen maar te zien voor het nachtbewustzijn. Je kan ze beschouwen als dolende zielen, te vroeg verstoten uit hun lichaam dwalen ze nog rond in de schemerwereld. Ze horen niet meer in de fysieke wereld, maar zijn ook nog niet klaar voor de lange reis naar de geestenwereld.
De magische midzomer
In de Andersen versie zijn ze al verder en kunnen ze met de magische dag van Midzomer oversteken naar de geestenwereld. Zij kiezen niet voor niets voor deze speciale dag. Praktisch bekeken hebben zij dan de langste tijd licht om zo de lange oversteek te kunnen maken. Maar midzomer is ook een scharnierpunt tussen de twee werelden. Een magisch moment van overgang waarin de seizoenen wisselen en er even een dag (en nacht) is die nergens bij hoort. Zo is deze dag bij uitstek geschikt om te reizen in de geest. (4)
Net als een heks kan het meisje uit haar lichaam treden om in trance – samen met haar broers – naar de geestenwereld te reizen. Dit doet zij door middel van de zwanen die haar, als zielengeleiders, dragen in een net van wilgentwijgen en zo begeleiden naar de andere kant.
De wilg wordt in de folklore gezien als een heksenboom, zij is o.a. een onmisbaar onderdeel van de heksenbezem. Daar verbindt zij de mannelijke steel van es met de vrouwelijke twijgen van berk. Zo verbindt zij het mannelijke met het vrouwelijke en ook hier vervult zij deze functie. (5)
Zo laat zij zich als een heks door haar ‘geesten’ door de lucht naar de andere wereld dragen.
Fata Morgana
Aan de overkant van de zee, kan ze in een droom naar het luchtpaleis van Fata Morgana om daar te vragen hoe ze haar broers kan helpen. Het is de vraag of dit een verzinsel van Andersen is of dat hij dit uit een oudere bron heeft. Grotendeels past het goed. Morgana of Morgaine is te zien als een van de drie noodlotsgodinnen (fatum = noodlot). Zij spint de draad van het noodlot voor de helden. (Later zal ook het meisje de levensdraden van het lot spinnen.) Haar land kan alleen in de geest, bijvoorbeeld zoals in een droom, bereikt worden. Voor velen is die droomwereld een illusie, een bedrog. Toch is hier juist een anderwereldse waarheid te vinden. Haar land Avalon is het land van de geest en al haar aanwijzingen moeten daarom ook op een geestelijke manier opgevat worden! Wel is het dromen in de geestenwereld dubbelop. Die wereld is al een soort van ‘droomtijd’.
Het Grote werk
In de Noorse en de Grimm versie zijn ze nog niet aan de andere kant en leven in een huisje in het woud, de schemerzone, het tussengebied. Maar in alle versies komt zij nu achter het geheim van hun verlossing. Zij moet een zwaar werk verrichten: zij moet in zeven jaar hemden maken van brandnetel, distel of aster voor haar broers. Daarbij mag zij niet praten, niet lachen en niet huilen. Alleen dan kan zij hen redden en weer tot mensen maken.
Zwijgend werken betekent in dit geval dat zij dit werk in een meditatieve stemming moet doen. Door niet te lachen of te huilen blijft zij neutraal. Zo bereikt zij de ideale stemming voor magisch werk. Zij verkeert zo in een trance-toestand. Zij imiteert het werk van een schik- of noodlotsgodin die de levensdraad spint. Zij doet aan een vorm van sympathetische magie, waarbij zij als microkosmos de macrokosmos imiteert. Zij is zo te zien als een heidense priesteres of heks. Het is dus terecht dat zij – later in het sprookje – daarvoor wordt uitgemaakt. Maar zij is wel een goede heks!
Wat is dan wel dat grote werk, waar zo’n enorme opoffering voor gedaan moet worden? Zij maakt voor elk van haar broers een lichaam. Het woord lichaam kan je ontleden in lic (lijk) en haam (hemd). Zij maakt dus voor hen een ‘lijkenhemd’. (6) Het hemd gemaakt van brandnetels staat symbool voor het menselijk lichaam als een hemd dat de ziel aantrekt om zo te kunnen incarneren. Mogelijk is het gemaakt van brandnetel omdat het fysieke lichaam ook pijnlijk en prikkelend kan zijn. Het kan ook te maken hebben met het feit dat brandnetels veel gebruikt werden tijdens midzomerrituelen. In de twaalf wilde eenden maakt ze de hemden van distels, dit komt qua symboliek redelijk op het zelfde neer.
In het sprookje van Grimm worden de hemden echter gemaakt van de plant aster. Dit woord betekent ster. Hieruit kan je concluderen dat de hemden van sterrenstof worden gemaakt. Het verwijst daarmee niet naar het fysieke, maar naar het astrale lichaam. Mogelijk maakt zij in die diepe trance, in de geestenwereld een geschikt astraal lichaam voor de dolende zielen van haar broers zodat zij daarmee de weg naar hun fysieke lichaam terug kunnen vinden.
Op een ander niveau doet het denken aan de zeven planeetplanten die verwerkt zijn in de heksenzalf en waarmee de ziel van de heks langs de zeven planeten en sferen kan reizen/vliegen naar de sterrenwereld. Elke broer staat dan voor één van die zeven sferen die je onder hun begeleiding kan bereiken in de geesteswereld.
Het offer van de dood
Het meisje ontmoet een prins, haar eigen mannelijke deel, haar animus. Het is echter nog te vroeg voor een ‘lang en gelukkig’. Eerst moet zij bewijzen dat zij – om haar broers te redden – zelfs haar eigen leven zou willen geven. Zij wordt geconfronteerd met een jaloerse koningin. Zij is de archetypische schoonmoeder. Zij is de ‘mater materia’, de materiële kant van moeder aarde. Dit maakt haar tot een vrouw die puur op het materiële is gericht. De geestelijke gerichtheid van haar schoondochter herkent zij niet. Haar vreemde gedrag is voor haar verdacht. Zij ziet dit als een teken van occulte, zwarte magie en dat maakt haar tot een heks. Het meisje doet ook werkelijk heksenwerk, maar dan wel goede, witte magie!
Het meisje plukt haar brandnetels op cultische krachtplekken. Ze plukt ze in de buurt van de grot, die te zien is als een ingang naar de onderwereld of op het kerkhof. Kerkgrond en daarmee ook de er omheen liggende grond van het kerkhof is gewijde grond. Vroeger werden heiligdommen altijd gebouwd op krachtplekken, waar de energie van moeder aarde het sterkste voelbaar was. Daar groeien de planten met de meeste kracht om het magische werk te kunnen volbrengen. De stiefmoeder ziet dit niet, zij associeert het kerkhof met dood, verderf en kwade magie. Kwade heksen gebruiken de beenderen van de gestorvenen voor ‘nigromancie’, het oproepen van geesten. Zij zijn ‘lamia’, een soort van vampiers die de doden misbruiken en vitale kracht van de levenden stelen. Zij knagen aan de beenderen in de versie van Andersen. Maar het meisje heeft een heel ander doel. Zij verzamelt – door middel van de brandnetels – de kracht van moeder aarde om haar grote, magische werk te verrichten.
Uiteindelijk moet zij zelfs de dood onder ogen zien om haar broers te redden. Zij wordt – op instigatie van de koningin – bijna verbrand als heks, maar dan komen de zwanenbroers haar redden zodat zij op haar beurt hen kan redden door ze het brandnetelhemd om te gooien. Alleen zij die zich niet meer hecht aan het lichaam en het leven, kan juist andere zielen in het leven brengen.
De uitverkoren twaalfde broer
Als een geïncarneerde godin gaat zij in een trance om de twaalf helden weer in de wereld te brengen. Dit kan gaan om fysieke geboortes, maar op een dieper niveau gaat het om de geboorte van twaalf archetypen. Dit zijn energetische constructen die de mens kan gebruiken op zijn levenspad. Om en om is er een nieuw archetype van de held aan de beurt om zijn avontuur mee te maken.
In het sprookje heeft de zesde of twaalfde zoon geen compleet hemd. Hierdoor houdt hij aan één kant van zijn lichaam een zwanenvleugel. Hij behoudt daarmee zijn connectie met de geestelijke wereld. Hij is als eerste aan de beurt om op avontuur te gaan, in de geest te vliegen en om het contact met ‘Fata Morgana’ aan te houden. Hij zal de sjamaan van de gemeenschap worden. Zoals er tot in de negentiende eeuw de folklore bestond dat de zevende zoon in een gezin een weerwolf zou zijn. Dit klinkt vreemder dan het is, maar met ‘weerwolf’ wordt eigenlijk een ‘shapeshifter’ bedoeld. Een persoon die weet hoe hij van ‘hemd’ of vorm kan wisselen. De zevende zoon (of dochter) zou hier een natuurlijke, zelfs onbedwingbare aanleg voor hebben. Onze zevende of twaalfde zoon kan kiezen of hij in zijn mensenhemd wil zijn of in zijn zwanen/geesteshemd!
Conclusie
In deze tijd is het van groot belang dat wij weer leren dat ons lichaam slechts een hemd is en dat wij deze naar believen aan en uit kunnen trekken. Als we echt willen kunnen we in de geest zijn en vliegen. Net als de zwanen uit het kinderliedje ‘witte zwanen, zwarte zwanen’ kunnen we naar het ‘engel-land’ reizen. Wie deze vaardigheid leert, die leert om zich te verbinden en weer los te laten. Om zich met een ‘lichaam’ te identificeren en die identificatie ook weer los te laten. Hij zal dit zeven of dertien keer doen, telkens vanuit een nieuw aspect. Hij gaat de zeven sferen verkennen (vanuit een ruimte-aspect) en heeft bij elke sfeer één van de zwanen als gids. Of hij gaat op reis onder de hoede van één van de twaalf (vanuit het tijdsaspect) en maakt twaalf bewustzijnsontwikkelingen mee. Net zoals één van de twaalf ridders van de tafelronde van koning Arthur dat deden, die allen ook onder de hoede van Morgaine de fee zijn. Deze ridders zwijgen en lachen of huilen niet. Zij concentreren zich op hun magische werk tot de cirkel rond is en zij het stokje over kunnen dragen aan de dertiende, hun zuster die de laatste weg gaat en de dood tegemoet treedt om zo nog intenser te kunnen leven. (7)
Abe van der Veen
The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De wraak van Virgilius en het vuur tussen de benen van Phoebilla first appeared on Abe de Verteller.
]]>Virgilius in de mand en de vuurwraak
Dit verhaal stamt uit Napels uit de twaalfde eeuw en werd toen nog niet aan Virgilius gekoppeld. Hoeveel eeuwen het verhaal al in omloop was voor die tijd is natuurlijk onbekend.
Ik vertel hier in het kort de Middelnederlandse versie uit 1525 aangevuld door de oudere bronnen: Virgilius de tovenaar wordt verliefd op een jonkvrouwe met de naam Phoebilla (ook wel Phebilhe of Febilla en in één versie heet ze Galathea). (2) Zij is van een voorname afkomst, rijk, machtig en getrouwd. In één versie is ze zelfs de dochter van de keizer Julius Caesar. Ze woonde in de grootste toren direct naast de markt van Rome (het Forum Romanum). Virgilius wordt verliefd op haar en verzoekt haar om een geheim ‘rendez-vous’. Eerst heeft ze haar bedenken, maar uiteindelijk geeft ze toch toe, maar dan moet hij niet via de deur, maar via het raam naar binnen komen. Zij laat daartoe een mand met behulp van een touw neer. Virgilius stapt – verblind door zijn verliefdheid – in de mand en laat zich omhoog hijsen. Hij verheugt zich sterk op het komende avontuurtje, echter halverwege laat zij hem hangen in de mand. Hij hangt nu tussen hemel en aarde en kan geen kant op. Zij zegt dan dat dit zijn straf is omdat hij haar probeerde te verleiden om haar man te bedriegen. De volgende dag is het marktdag en heel Rome ziet hem daar hangen en lacht hem uit. Hij, de wijze tovenaar is bedrogen door de listen van een vrouw en schaamt zich diep.
Na een dag laat ze hem weer neer en Virgilius gaat naar zijn huis en zint op een passende wraakactie. Hij consulteert daarvoor zijn toverboeken. De volgende dag blijkt dat in heel Rome alle vuren zijn uitgedoofd en het lukt niemand om nog vuur te maken. Zo lijdt het Romeinse volk honger omdat het niets kan koken of braden. Het is Virgilius die hier achter zit en met zijn toverkunsten de vuren van Rome heeft gedoofd. De keizer zelf smeekt hem om vuur te maken, maar hij zegt dat zij het vuur alleen kunnen vinden tussen de benen van de schone jonkvrouw die hem bedrogen heeft. De keizer ziet dat hij geen keus heeft en hij laat haar halen. Virgilius gebiedt dat zij op een verhoging gezet moet worden slechts gekleed in haar hemd en met de billen bloot. En het wonder geschiedt dat – door de toverkunst van Virgilius – allen die een kaars of een toorts tussen de benen van de jonkvrouw steken daar hun vuur kunnen halen! Het vuur valt echter niet te delen, bij degene die dat probeert dooft het vuur direct. Het moet door iedereen rechtstreeks bij Phoebilla tussen de billen vandaan gehaald worden. In ‘dat bedroch der vrouwen’ wordt gezegd dat elk ‘huys’ er zijn vuur moest halen. (3) Dit betekent waarschijnlijk dat elk hoofd van een familie, de ‘pater familias’, als vertegenwoordiger van zijn ‘domus’ het vuur moest komen halen. Drie dagen moest zij daar zo staan met de billen bloot tot eindelijk iedere huisvader bij haar het vuur voor zijn haard had gehaald. Zij had zich nog nooit zo erg geschaamd en de wraak van Virgilius was zoet. Daarna was hij klaar met zijn avontuurtjes en Virgilius ging trouwen. Maar helaas voor hem bleek zijn vrouw ook al een listige bedriegster..
De naam Phoebilla
Het eerste deel van dit verhaal is ontelbare malen gebruikt als voorbeeld van de listigheid en bedrieglijkheid van de vrouw. Het was een exempel voor de mannen om toch erg op te passen voor dit ‘zwakke’, maar o zo verleidelijke geslacht. Het verhaal is op deze wijze vooral moralistisch en bedoeld om te lachen. Meestal was het verhaal onderdeel van een reeks van ‘vrouwenlisten’ zoals Phyllis die Artistoteles als rijdier gebruikt, Delilah die Samson het haar afknipt en Merlijn die door Nimue in de grot wordt opgesloten.
Het hangen in een mand was in de zestiende eeuw ook daadwerkelijk een straf voor wetsovertreders. Hij werd dan vooral gebruikt voor een man of vrouw die overspel had gepleegd om deze te kijk te zetten. Het is de vraag of deze straf ontstaan is door het verhaal of vice versa! (4)
Toch is er meer aan de hand dan deze nogal seksistische moraal. Het gaat namelijk niet om zo maar een mooie vrouw. Zij wordt Phoebilla genoemd en Phoebe is in de mythologie een titaan die werd geassocieerd met de maan, de naam betekent helder en schijnend. Ook Phoebilla’s uiterlijk wordt in een veertiende-eeuwse versie wel vergeleken met dat van de maan. Ook het tonen van de billen (in ‘slang’ Engels wordt dit ‘mooning’ genoemd) kan hierop duiden. Billen worden soms wel eufemistisch de ‘maan’ genoemd. (5) In een vroege versie is het niet Virgilius maar een magiër genaamd Heliodorus (dit betekent ‘gave van de zon’) die het avontuur beleeft. (6) Je zou kunnen zeggen dat hier de zon tegenover de maan wordt geplaatst. Er zou ook een verwijzing in kunnen schuilen naar de Sybille, de beroemde Romeinse zieneres. Dit is al waarschijnlijker als je weet dat Virgilius vaak in verband werd gebracht met de Sybille omdat zij beiden de geboorte van Jezus Christus voorspeld zouden hebben. Dit maakt hen een voor de hand liggend stel. In een andere versie heet ze Galathea, dit betekent de melkwitte godin. Deze naam komt ook voor in de Griekse mythe over de beeldhouwer Pygmalion. Hier is het de naam van het standbeeld dat Venus voor Pygmalion tot leven had gewekt.
Uit deze namen blijkt dat het hier niet om een gewone, mooie vrouw gaat. Zou ze wellicht een priesteres kunnen zijn? Het feit dat zij in een toren woont spreekt hiervoor. Dit zien we ook bij de Germaanse priesteres Weleda. Zij woonde volgens de Romeinse schrijver Tacitus – zeer afgezonderd – in een toren. (7) De toren van Phoebilla stond naast de markt van Rome oftewel het Forum Romanum. Dit was – naast een markt – ook het religieuze centrum van Rome. Hier stonden vele tempels waaronder de tempel van de godin van het haardvuur Vesta. Ook stond hier het huis van de Vestaalse maagden. Ook de grootste tempel van Rome gewijd aan Venus en Roma stond naast het Forum. Ook al hadden deze gebouwen geen torens, toch zou de locatie wel eens naar één van deze tempels kunnen verwijzen.
Virgilius in de mand
Het bezoek van Virgilius aan Phoebilla zou je kunnen zien als een bezoek aan een priesteres. Als zij priesteres was van Venus dan kan het goed zijn dat zij bekend was met ‘tantrische’ seksuele technieken en de instructie hierin. Zij impliceert dan met het laten hangen van Virgilius in de mand, dat hij nog niet rijp genoeg is om bij haar te komen. Hij is nog maar halverwege. Je zou zelfs kunnen beweren dat hij tijdens de sacrale seks van deze tempelpriesteres met zijn ‘kundalini-energie’ maar halverwege reikt. Zijn toren van energie zou voortijdig instorten, hij valt door de mand. Bij hem is het contact met de sacrale vrouw slechts gebaseerd op lust en infantiele verliefdheid en dat is niet genoeg om tot de hoogste extase te komen. Hij wordt daarom door haar en door het toegestroomde volk uitgelachen. Dat is dan de werkelijke schande van Virgilius.
De triomf van Venus
Om de wraak van Virgilius beter te begrijpen is het nuttig om één van de afbeeldingen van de vuurwraak te vergelijken met het schilderij ‘De triomf van Venus. Bij Venus lijken er stralen uit haar vagina te komen die het hart raken van vele beroemde minnaars. Ze zetten deze mannen voor haar in vuur en vlam. In een pentekening van Altdorfer uit 1511 staat Phoebilla in dezelfde pose als Venus. Zij vertoont geen schaamte, maar eerder triomf en mannen halen met lange palen vuur bij haar vagina vandaan. Deze palen lijken sterk op de stralen van Venus. Zoals Venus de harten van mannen in vuur en vlam zet, zo geeft Phoebilla vuur aan de haarden van de mannen! De – hiervoor besproken – naam Galathea past dan goed bij haar. Galathea is te zien als een representant van Venus. (8)
Het vuur van Vesta
Als we echter kijken naar het gegeven van het doven van het haardvuur is het logischer om te zeggen dat zij een priesteres van Vesta was. In de tempel van Vesta, hielden de Vestaalse maagden/priesteressen een vuur ter ere van Vesta, de godin van het haardvuur, eeuwig brandende. Dit vuur werd – volgens Pythagoras – gezien als het centrum van de aarde. Vesta betekent fakkel of vlam en zij werd vereerd in het haardvuur van elk huis. Het uit laten gaan van dit eeuwige vuur was een grote ramp en zonde. De maagd die dit veroorzaakte werd streng gestraft met een flinke geseling. Er moest dan ‘noodvuur’ gemaakt worden door middel van het tegen elkaar aan wrijven van twee stukken hout. Een maal per jaar op één maart lieten de Vestaalsen het vuur opzettelijk uitbranden om het dan op deze manier weer aan te krijgen. Het is goed mogelijk dat de familiehoofden – de pater familias – in Rome het vuur van hun haarden ceremonieel mochten aansteken met behulp van dit vuur. Dit kennen wij namelijk uit rituelen met ‘noodvuur’ in andere delen van Europa. (9) Dat Vesta en haar priesteressen maagdelijk moesten zijn lijkt mijn betoog tegen te spreken. Toch wordt er her en der geopperd dat deze Vestaalse maagden in de Etruskische tijd nog sacrale seksuele riten pleegden te doen.
Het idee van eeuwig brandende vuren is waarschijnlijk pan-Europees. We komen het ook tegen in Griekenland met de godin Hestia, in het heiligdom Romova in Litouwen en in Ierland in de tempel van de godin Brigid. De haard is verwant met het hart en het centrum, de focus. De haard is een poort naar de Andere wereld, ze is ook te zien als de ingang of vagina van moeder aarde (Ook haar naam Hertha is verwant met de haard).
Noodvuur
Je zou het uitgaan van alle vuren in het verhaal kunnen vergelijken met het ritueel van het ‘noodvuur’. Hierbij worden alle vuren in de gemeenschap – op gezette rituele tijden, of bij een ramp – uitgemaakt. Er wordt dan vervolgens een ‘noodvuur’ gemaakt. Dit vuur moest op de meest ouderwetse manier gemaakt worden door wrijving van hout op hout. Dit kan eik op eik zijn of laurier op klimop. Hierin is sprake van een seksuele connotatie. Ten eerste omdat dit noodvuur vaak gemaakt werd door een – soms zelfs naakte – man en vrouw en ten tweede omdat het wrijven gebeurde in een kom van de – als vrouwelijk bekend staande – klimop, met de staf van de – als mannelijke bekend staande – laurier. Het vuur tussen de benen van een vrouw vandaan halen is een evidente verwijzing naar seks. Maar is het gewone, dus smadelijke seks of gaat het hier om sacrale seks?
De Lar Familiaris
Een andere aanwijzing voor seksueel getinte rituelen in de tempel van Vesta is het verhaal dat zij cultische objecten in de vorm van een fallus daar zouden bewaren. In het heiligste der heiligen van de tempel (de penus) werden o.a. het Palladium (dit object wordt beschreven als fallisch of anders de coïtus voorstellende) en een beeltenis van de Lar Familiaris (in de vorm van een fallus, de ‘fascinus populi Romani’) bewaard. (10)
Deze laatste komt ook voor in een verhaal over de conceptie van de zesde koning van Rome, Servius Tullius. Zijn moeder was een Vestaalse maagd. Toen zij het eeuwige vuur van de heilige haard had besprenkeld met een offer voor de Lar Familiaris rees er een fallus op uit de haard die haar penetreerde. Hiervan werd zij zwanger. Ook Rhea Sylvia de moeder van Romulus en Remus was zo’n Vestaalse maagd en ook zij zou – in één versie van het verhaal – door een uit de haard op rijzende fallus zijn bezwangerd. (11) Dit soort verhalen maakt het verschil tussen de ‘wulpse’ Venus en de maagdelijke Vesta weer een stukje kleiner.
Voor- of achterkant, kut of kont?
De verschillende teksten spreken elkaar tegen of het vuur nu te halen was aan de voor- of aan de achterkant van de vrouw. Ook het beeldmateriaal over de vuurwraak is niet eenduidig over dit saillante detail. Dit lijkt op het eerste gezicht niet zo relevant, maar het kan toch een andere esoterische betekenis geven aan het gegeven van vuur halen tussen de benen van een vrouw.
In ‘dat bedroch der vrouwen’ uit 1532 kon men het vuur gaan halen ‘aen eender vrouwen n’aers die hem bedrogen hadde.’ Maar volgens Potter’s ‘Der minnen loep’ moet het juist uit haar lendenen komen (dit is een eufemisme voor de vagina). Het wordt nog meer verwarrend als we weten dat het woord ‘conte’ ook gebruikt werd voor de kut (in Vlaanderen doet men dat nog steeds) en dat ook aars (eers, ers) juist naar het vrouwelijk geslachtsdeel kan wijzen! (12)
In een Franse veertiende-eeuwse versie uit het boek ‘Renart le Contrefait’ wordt de toren van de vrouw vernietigd en daarna werd zij naakt op een verhoging gesteld. Daar hielden ze hun kaarsen bij haar kut en kregen zo vuur. In deze versie gaat het om haar voorkant. (13) In een andere versie moest zij juist op haar handen en voeten gaan staan en haar billen tonen zodat alle huishoudens van Rome daar het vuur konden halen. Zij zal dan uit haar achterste gaan gloeien, zegt het boek.. Als het vuur toch uit de kont komt dan kunnen we eerder denken aan gas en daarmee aan ‘pneuma’. In de titelrand van het boek Virgilius van Urs Graf wordt een blij kijkende vrouw getoond die klaarblijkelijk een wind laat en zo een steekvlam produceert! (14) Het is overduidelijk dat Phoebilla – en niet de tovenaar Virgilius – het vuur aan de mannen geeft.
Phoebilla en de heksen
Dat er vuur of lucht te halen valt uit de anus of de vagina valt ook af te leiden uit een aantal schilderijen van hekserijtaferelen. Hier treedt de heks uit haar lichaam en is zij klaar om te vliegen. Ook nu moet dat via de haard (de plaats van Vesta) en ook nu is er een seksuele symboliek en wel in de naaktheid van de heks en het gebruik van een stok, hooivork of bezem. Het gas wat uit haar achterste of uit haar vagina komt is een teken van haar diepe trance. De fysieke vorm wordt achtergelaten en de heks reist in de geest verder naar de Andere wereld. In die wereld is geluk, genot en energie te halen. Bij Phoebilla zien we geen vliegreis, maar hier gaat het om het halen van het innerlijke vuur uit de Andere wereld dat via haar eigen ‘haard’ naar buiten komt.
Conclusie
In de Middeleeuwen was het verhaal van de ‘vuurwraak van Virgilius’ vooral bedoeld als waarschuwing tegen bedrieglijke vrouwen en als een boertige vorm van humor. Je zou dan deze wraak op de volgende manier kunnen interpreteren: omdat Phoebilla geweigerd had om seks met Virgilius te hebben, neemt de tovenaar wraak en moet zij nu seks hebben met alle mannelijke huisvaders van Rome! Zij mag nu anderen – hun fakkels en kaarsen – in vuur en vlam zetten, zoals zij eerder het hart van Virgilius in vuur en vlam had gezet.
Ik zie dit als een vervormde versie van het authentieke verhaal. Er is een andere interpretatie mogelijk als we uitgaan van een oud heidens ritueel. Phoebilla kan als priesteres (danwel van Venus of van Vesta) uit haar lichaam treden en doet dat via de onderkant. Daarnaast is zij bekend met sacrale seksuele technieken. Als een uitverkorene dit mee mag maken dan gaat zij met hem een – seksuele – éénheid vormen en neemt hem zo mee op trance-reis. In dit samengaan van de huisvader met de priesteres wordt het mannelijke element (fakkel of kaars) bij de priesteres in gebracht om zo weer te kunnen branden. Zij hebben een diepe ervaring mee gekregen van een godinnelijke éénheid in het centrum van zichzelf en die ervaring nemen ze mee naar hun eigen haard om daar nog meer een brandpunt te zijn van hun kleine gemeenschap. Het symbool van die gloeiende focus is de haard in hun huis. De haard is vrouwelijk, maar in het midden zal een fallus zijn om zo het vuur brandende te houden.
Abe van der Veen
1) In de middeleeuwse verhalen wordt hij consequent Virgilius met een i genoemd. Om deze reden houdt ik deze spelling ook aan in mijn artikel.
Spargo – Virgil the necromancer
2) Franssen, Piet – De tovenaar Vergilius 2010
https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Virgil_in_the_basket
Butler, E.M. – The myth of the magus 98-104
http://bcs.fltr.ucl.ac.be/FE/23/PANIER/Panier14.htm
3) Franssen 45
4) Franssen 43
5) Mooning werd al gedaan als een belediging in de tijd van de Romeinen en zeker ook in de middeleeuwen. Ook konden de billen met de maan vergeleken worden. Toch is het woord ‘moonen’ pas bekend uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
https://slate.com/culture/2012/06/mooning-a-history-when-did-people-start-baring-their-butts-as-an-insult.html
http://bcs.fltr.ucl.ac.be/FE/23/PANIER/Panier14.htm
6) https://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Virgil_in_the_basket
7) https://en.wikipedia.org/wiki/Veleda
Een ander voorbeeld is Maria Magdalena (een van de metgezellen van Christus en in één van de apocrieven zijn favoriete discipel), haar naam betekent Maria van de toren. Zij wordt door vele auteurs gezien als een priesteres met een tempel in de vorm van een toren. Dit laatste is echter speculatief.
8) Franssen 46
9) https://en.wikipedia.org/wiki/Vesta_(mythology)
Frazer – The golden bough
Het eeuwig brandende vuur van Vesta stond voor de eenheid van het rijk. Als een Vestaalse haar maagdelijkheid verloor zou dat verschrikkelijk zijn voor de éénheid van het Romeinse rijk. Meestal gebeurde er dan een ramp. Deze maagd werd als straf levend begraven.
Het uit doen gaan van alle vuren waarna zij niet meer aan gaan, komen we ook tegen in het Russische sprookje van Vasalisa en de Baba Jaga.
10) The idea of a town – Rykwert p. 159
http://en.wikipedia.org/wiki/Fascinus
11) http://en.wikipedia.org/wiki/Servius_Tullius#Parentage_and_birth
12) Franssen 45
13) In de Engelse vertaling staat er het volgende: ‘There everyone held her cunt and took fire from it. They placed their candles to her cunt and lit them at her cunt. All day they were shoving the candles and all day they were lighting them.’
14) Ziolkowski – The virgilian tradition 931, 966
Franssen 49
In een Joods verhaal uit de veertiende eeuw staat het volgende verhaal:
And there was in the days of Titus the wicked a very wealthy man who had large houses and courtyards with gardens and towers. This man was among the nobles of Rome and his family was called bonomini in the language of Rome, and he had an exceedingly comely wife whose splendour was like the moon, and because of her beauty he built her a tower in his courtyard and she did not go forth from her house. [5] Once upon a time there was a wedding and they proceeded with tambourines and drums and continued with flute playin g, and the dance was in the streets of the city unto the very tower in which this woman was present. And behold she heard the sound of the drums and the dance, looked out the window, and a certain man, a magician, saw her and began to lust for her. He sent his servant to that tower to see i f she descended from it during the night and he would lie in w ait for her [1 0 ] continuously. And when he saw that she did not descend from there, he said, “What shall I do? I f I go by myself i t would be disastrous. What shall I do?” He wrote her a letter and sent it via a devil and indicated in his letter that i t was his desire to come unto her. When morning came, she went to the window as was her custom and beheld the letter which was before her and her heart beat faster and she s a id , “What is this letter and whence did it come?1” What d id she do? She called to her maidservant and said to her, “Go fetch that scribe [15] in the courtyard.” She went for him and called him and he came, and she said to him p rivately, “When I arose this morning, I found this letter by the window. T ell me what is written in it .'” And he related to her the words o f the le t te r . She sa id to him, “Write him an answer that I do not so desire and curse h im !” A few days later her husband went on a long journey and commanded her not to leave her house with her maidservant. The magician heard that her husband had gone and sent her s ilv er and gold and jewels [20] that she obey him. She said to her maidservants, “How mad is this man that he tempts m e!” What did she do? She accepted the sum and sent to him saying, ” I want you to come to me for I desire you, but I do not wish that you enter by the door, rather by the w indow .” And so he should do and come in the darkness of the nigh t. When he heard her words, he was overjoyed and from his great happiness he forgot his magical tricks and books. And he gazed upon the tower at nigh t, and before he could come she went to another of her [25] husband’s towers nearby and prepared a large basket with three intertwined ropes around i t ; and when the m agician came they sa id to him, “Enter the basket and we shall p u ll i t u p .” He entered and they p ulled i t halfway up the tower. Meanwhile she returned to the tower where she was o r ig in a lly , and they tied o f f the ropes on the inner walls of the tower and neither raised him nor lowered him. And the tower was high and he was hanging in mid a ir , and he was in the [30] basket for three days and three nights without food or drink, and he grew hungry and thirsty and sought to leap down from the basket. But when he would gaze down to the ground and would see how high it was from the ground, he feared lest he would die from the force of the fa ll nor could he ascend upwards, and the devils did not come to him according to his custom because he could not command since he did not have his books with him and he did not know what to do. So he stood and was [35] astounded, w hile the passers by on the street continually looked at him and said to each other, “What is he doing hanging on the tower?” And they were quite amazed. And the young lads used to throw stones at him. And it came to pass on the third day and she approached the window and said to him, “So and so, how are you and how do you stand [come state]? D i d n ‘t you know that I was not a whore when you sent me your silv er and gold and baubles? And now you have lost your fortune and your lust you did not [40] f u l f i l l .” And he pleaded w ith her and cried for the love o f God to let him down to the ground so that he would not continue so in shame. And she said to him, ” I t is fittin g to do so to men lik e you who desire to commit adultery with the w ife o f their frie nd s” — and she le ft him until the fourth day. And it came to pass on the fourth day that her mercy was stirred and she commanded to lower him to the ground. And when they had lowered him toward the ground approximately to the height of a tall man, they suddenly dropped the basket to the ground and his rib broke [45] from the force of the fa ll because he had fallen upon a stone, and he cried out; and people gathered about him for they heard his shout and they said to him, “W hat’s with you?” And he feared to te ll them the m atter. And they accompanied him to his house with h is rib wounded, and he ordered the doctors and they healed him. When he regained his strength, he said to his servants, “I w ill avenge myself on this woman.” And he conmanded that h is books of magic be brought before him. What did he do? He went and extinguished every fire throughout Rome [50] and a ll the surrounding villages with his magic, and no fire could be found throughout the kingdom o f Rome. And i f they were to bring any from another place either in stone or in wood, it would not reach more than a third o f the way before it was extinguished. And even wood as large as beams or trees, a ll extinguished and many died from hunger for there was no bread in the city since there was no fire to lig h t their ovens. [55] And a ll the inhabitants of Rome came to the same agreement and took council with him where to find fire and what to do. A fter each had his say, the magician replied saying, ” I f it is your desire to give me a fortune and you promise me that you w ill not seize me and you w ill do what I say to you, you shall find fire and l i v e .” And they s a id , “I t w ill be done what you have spoken to d o .” And they gave him a great fortune. And when morning came to pass, behold the Romans came to him [60] and said, “Where is the fire which you are giving to us?” And he sa id to them, “Go to such and such a woman who has fire and she w ill give y o u !” So they went and he accompanied them and in the hand o f each and everyone was a candle of wax. Then he said to them, “S e ize h e r !” So they seized her and set her on a wooden tower and stripped her naked. And behold the magician came forth and placed the wax candle next to her uterus and the candle ignited from it . And so all o f them did . Nor was anyone permitted [65] to lig h t from another’s candle, rather only from her nakedness. And behold the woman was m ortified with a great shame the like of which had not been since the foundation of the city until now.
David Flusser – VIRGIL THE MAGICIAN IN AN EARLY HEBREW TALE
The post De wraak van Virgilius en het vuur tussen de benen van Phoebilla first appeared on Abe de Verteller.
]]>