Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Heks en drugs: de vliegzalf van de heksen first appeared on Abe de Verteller.
]]>De theorie en praktijk van het vliegen
Het vermogen te kunnen ‘vliegen’ was een definiërend kenmerk voor de heks. Vele van haar namen refereren hier aan, zoals haghetisse (heggerijdster), kolrijdster, ziftrijdster, hagazussa en túnrida (zij die de heg berijdt). (2) Maar wat wordt bedoeld met vliegen? In de bronnen wordt niet alleen gesproken over vliegen als het gaat om de bovennatuurlijke reis van de heks, maar ook over varen, rijden en reizen. Dit gaat in ieder geval niet om een letterlijk vliegen of een fysieke levitatie. (Ook al dachten de demonologen en vele rechters uit de tijd van de vervolgingen dat wel.) Het gaat eerder om een verschuiving van bewustzijn. De heks trad uit haar lichaam om in de geestelijke wereld te kunnen reizen, om zo bovennatuurlijke ervaringen op te doen. Dit kan je extase of trance noemen. Er vindt een bewustzijnsverschuiving plaats waarbij de aandacht zich van het lichaam en de gedachten verplaatst naar de geest en de energie.
Er zijn meerdere voorbeelden uit de Europese middeleeuwen te noemen van mensen die uit hun lichaam konden treden zonder hulp van een vliegzalf. (3) Voor een groot gedeelte waren dit magisch specialisten: vrouwen en mannen die in hun dorp of buurt geraadpleegd konden worden voor o.a. waarzeggerij, genezing, het terugvinden van verloren en gestolen goed en het aanwijzen van toverij en de invloed van boze geesten. Zij verkregen hun geheime kennis door hun vaardigheid om in de geest te kunnen reizen.
In de heksenprocessen en in de demonologieën werden de zalf smerende heksen tot duivelaanbidders en kindermoordenaars gemaakt. Bij deze – deels door marteling verkregen – teksten is niet meer duidelijk te krijgen wat er werkelijk gebeurd was.
Er waren meerdere redenen om in de nacht te gaan ‘vliegen’. Het kon een extatisch genot en plezier veroorzaken, vooral als het doel van de nachtvlucht een feest of samenkomst was. Het kon gebeuren om zegen, voorspoed en vruchtbaarheid te brengen aan de gemeenschap. (Soms ging dit gepaard met een strijd of gevecht in de lucht om de vruchtbaarheid.) Ook kon men door de ontmoetingen met geesten of godinnen bovennatuurlijke kennis en wijsheid over de geestelijke wereld opdoen. Dit werd vaak gedemoniseerd tot het leren van zwarte magie door de duivel. Mogelijk was de nachtvlucht ook een geheime manier om een godin te aanbidden. (4) En dan bestaat er nog de kans dat de nachtvlucht gebruikt werd voor diverse vormen van maleficia (kwade toverij), waarbij ziek maken van mens en vee en dood maken van kindertjes het meeste worden genoemd. Dit laatste kan je zien als een vorm van energetisch vampirisme.
Om te kunnen vliegen is een staat van bewustzijn nodig die je extase of trance noemt. Het is bij deze bewustzijnstoestand vooral zaak om de gedachten te stillen, de hechting met het fysieke lichaam los te koppelen en de aandacht vanuit het centrum te verplaatsen naar geest en energie. Alles wat er in deze wereld van belang wordt geacht doet er dan even niet toe. Dan kan je in de geest zijn, je ook in de geest verplaatsen en in de geest andere geestwezens ontmoeten (andere extatici, doden, elfen of godinnen).
De procedure voor het gebruiken van zalf was – kort samengevat – het volgende: een zalf met rituele of hallucinogene bestanddelen werd op het lichaam gesmeerd. Ook kon die zalf gesmeerd worden op het voorwerp dat men van plan was te bestijgen om te dienen als rijtuig. Tijdens of na het zalven werd er een magische spreuk opgezegd en de stok, trog, stoel of wat dan ook, kon beklommen worden. De ‘heks’ viel vervolgens in een diepe slaap of katalepsie, die zo intens was dat zij meestal niet op een normale manier wakker te krijgen was. Haar lichaam bleef thuis achter en ondertussen ging haar geest op reis. Die ging door de schoorsteen of door een kier het huis uit de lucht in, op weg naar de samenkomst. Dit kon absoluut ook zonder hulp van hallucinogene middelen, maar wellicht waren de drugs voor beginnende extatici nodig om ze over de drempel te helpen.
Een Romeinse proloog
De eerste vermelding van een soort van vliegzalf is te vinden bij de Romeinse schrijver Lucius Apuleius. In zijn roman ‘De gouden ezel’ (160 n.o.j.) begluurt Lucius de heks Pamphile en ziet hoe zij haar kleren uitdoet en wat zalf uit een doosje haalt. Zij smeert zich daarmee van top tot teen in. Zij bewoog haar ledematen en er groeide dons en vervolgens veren aan haar lichaam. Zij veranderde ter plekke in een uil en vloog weg naar buiten de nacht in. Als Lucius dit ook wil en zijn geliefde smeekt om hem wat van die zalf te brengen vergist zij zich in het doosje en Lucius verandert in een ezel. Deze zalf helpt dus om van gedaante te veranderen en pas in tweede instantie om te vliegen. Vervolgens wordt er eeuwenlang niet meer over een vliegzalf gerept. (5)
Een duivels smeerseltje
Mogelijk zien we in een afbeelding uit circa 1300 op de deur van de kathedraal van Saint Jean Baptiste te Lyon (Frankrijk) een heks die gebruik maakt van een hallucinogeen middel: we zien een naakte vrouw rijdend op een bok, met in haar ene hand een knook en in de andere een gigantische paddenstoel. Deze lijkt enigszins op een vliegenzwam. Voor de rest komen wij deze hallucinogene paddenstoel echter niet tegen als onderdeel van de vliegzalf. (5)
Pas in 1324-25 in het geïsoleerde geval van de Ierse Lady Alice Kyteler vinden we weer een schriftelijke bron over een mogelijke vliegzalf. Lady Kyteler werd verdacht van zwarte magie en het oproepen van demonen. Haar huis werd doorzocht en daar vonden zij een doos met zalf. Uit haar bekentenis bleek dat zij met de zalf een stuk hout besmeerde waarmee zij vervolgens – samen met haar medeplichtigen – ‘kon rijden en galopperen waar zij maar heen wou, de hele wereld over, door dik en dun, zonder pijn of belemmering’. Dat werd althans door haar beweerd. Dit ‘galopperen’ doet denken aan bepaalde vruchtbaarheidsrituelen waarin er met een stokpaard over de velden wordt gegaloppeerd en gesprongen om zo voor een grotere oogst te zorgen. Dit wordt verder in geen enkele andere tekst genoemd. Toch moet er meer aan de hand zijn geweest, want Alice kon er de hele wereld mee over vliegen. Wat er in de zalf zit komen wij niet te weten. (6)
Tussen 1395 en 1405 worden er in Simmenthal in Zwitserland enkele heksen verbrand. Dit is een zeer vroeg heksenproces. Zij bekenden o.a. dat zij kinderen hadden gestolen en vermoord. Dit deden ze om ze vervolgens op te eten of om hun lichaamssappen te gebruiken voor zalven. Met deze zalf konden zij zich in dieren veranderen, onzichtbaar worden of door de lucht vliegen. Dat heksen onschuldige kindertjes verwerkten in hun magische zalven – en dus ook in hun vliegzalf – zal keer op keer genoemd worden in de demonologische geschriften en in de verslagen van heksenprocessen. (7)
In 1428 werd Matteuccia di Francesso verbrand als heks in Todi (midden-Italië). Zij zou zich schuldig hebben gemaakt aan kwaadaardige tovenarij. Zij had onder andere liefdesdrankjes en abortusmiddelen verkocht. Nog erger was haar bekentenis dat zij ‘s nachts het bloed van zuigelingen zou opzuigen en een pact met de duivel had gesloten. Daarnaast maakte zij een zalf en smeerde zichzelf er mee in terwijl ze de spreuk reciteerde: ‘Zalf, zalf breng mij naar de nachtdaden in Benevento, over water, over wind, over al het slechte weer’. Na deze en nog een spreuk waarin zij Lucifer (of Lucibello) aanriep, veranderde zij in een vlieg of een muis. Lucifer stuurde vervolgens een demon in de vorm van een geit en die droeg haar bliksemsnel naar de notenboom te Benevento voor de vergadering van de heksen en duivels. Deze zalf werd gemaakt van het vet van gieren, het bloed van vleermuizen en het bloed van zuigelingen, naast nog andere onbekende ingrediënten. Zij kon ook zonder hulp van de duivel naar Benevento gaan. Zij ging drie dagen in de week naar de zogenoemde ‘nachtdaden’ terwijl zij sliep. (8)
De Zuid-Nederlandse componist en advocaat Johannes Tinctoris beweert in 1460 dat de sekte der Waldenzen – in dit geval gebruikt als naam voor heksen – gebruik maakte van een vliegzalf om ‘s nachts naar hun vergaderingen te gaan. Deze zalf werd – volgens hem – gemaakt van ‘padden, gepulveriseerde beenderen van een lijk, het bloed van onschuldige kinderen en menstruatiebloed’. Hier werd een zalf van gemaakt waarmee ze snel door de lucht konden vliegen. In die zelfde periode noemde de Duitse historicus Matthias von Kemnat ook de ingrediënten van de zalf: padden, slangen, hagedissen, spinnen en het vet van kinderen. (9)
Heinrich Kramer in zijn beruchte boek Malleus Maleficarum van 1485 houdt het simpel: heksen koken vermoorde kinderen en eten ze op, of ze gebruiken het vlees en de botten om er een vliegzalf van te maken. Ze smeren deze op een stoel of een bezemsteel waarop zij onmiddellijk de lucht in worden gedragen. Dit gebeurt met behulp van de duivel. Deze zalf is volgens hem niet werkzaam, maar hoort meer bij het bedrog van de duivel om de heksen tot nog meer wandaden aan te zetten. (10)
Ook in Nederland komen we een paar keer het beeld van de zalf smerende duivelse heks tegen: in 1595 werd Lys Cuypers uit Mierlo ondervraagd en bekende dat zij de ‘smeerpot’ beheerde. In deze pot zat een halve liter wit en zwart smeersel. Dit was gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenbotten en mensenvet. Voor zij en haar medeplichtigen naar de ‘dans’ gingen smeerden zij het spul onder de oksels, voor op de borst en nog hier en daar op het lichaam. Ook in 1595 vertelde Elbert Dirx uit Hoogland dat hij samen met zijn vader en zijn broer hadden gedanst op de bleek bij Amersfoort, allen in de gedaante van katten. Om katten te worden had de ‘bezemrijder’ (waarschijnlijk wordt hiermee de duivel bedoeld) hen ontkleed en zijn voorhoofd ingesmeerd met oude reuzel. Ook dit kan je zien als heksenzalf. (11)
Veel demonologen verzwegen het gebruik van de vliegzalf, omdat het dan de vraag werd of het de macht van de duivel, of de kracht van de ingrediënten/kruiden was die de heks liet vliegen.
In de praktijk zullen de bestanddelen – mogelijk op één na – geen werkzaamheid hebben gehad. De kans is groot dat zij genoemd zijn om walging op te wekken en om te overtuigen dat de heks in alles het omgekeerde wilde en antimaatschappelijk bezig was. Die uitzondering is de pad. Bepaalde padden hebben een gif in hun huid zitten, die – als het er af wordt geschraapt en gerookt – hallucinaties kunnen veroorzaken door de werkzame stof bufotenine. Ook in poeder gemaakt van de gedroogde huid zou het werkzame bestanddeel zitten. Er is echter geen bewijs van het bewuste gebruik van het gif van de pad op een dergelijke manier in die tijd. (12)
Unguentum Pharelis: de zalf van Pharaildis/Herodias
Naast het duivelse recept uit de koker van de demonologen is er nog een ander vijftiende-eeuws recept. Deze wordt ‘unguentum Pharelis’ genoemd. Zij past meer in het vertoog over de nachtvlucht van vrouwen in het gevolg van Diana en Herodias zo die al in de tiende eeuw wordt genoemd in de ‘Canon episcopi’. [Hier kan je er meer over lezen] De eerste middeleeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf die het aanbidden van de duivel en het gebruiken van kinderlijkjes niet noemt is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. Deze Joodse mysticus beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Linz een jonge vrouw – hij noemt haar geen heks – ontmoette die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de aderen van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plek was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (13)
In 1435 vertelt de Dominicaanse theoloog Nider in zijn boek ‘Formicarius’ (de mierenhoop) een verhaal over een vrouw die beweerde dat zij naar verre plaatsen kon reizen met behulp van een vliegzalf. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw (‘vetula’) tegen die claimde dat zij samen met Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij mocht – samen met enkele andere getuigen – op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis kwam vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. In ‘Predigten’ (ook uit de jaren dertig) vertelt Nider nog iets meer over hetzelfde incident. Hij noemt de vrouw een ‘unholda’ en dat ze naar de ‘heuberg’ wou vliegen. De unholda kan je zien als de geest van de heks en de ‘heuberg’ werd later de Venusberg genoemd. In deze berg vonden volgens het volksgeloof losbandige feesten plaats onder leiding van de godin Venus. In zijn Preceptorium uit 1438 noemt hij dat de ‘vetula’ claimde te kunnen reizen met Venus of Herodias. (14) De baktrog kan bedoeld zijn als reismiddel om mee te vliegen. In verschillende sagen en in enkele processen worden ook onwaarschijnlijke voorwerpen genoemd zoals zeven, mosselschelpen, eierschalen en boterbakken. Een baktrog past goed in dit rijtje.
Rond 1435-1440 schreef de Spaanse theoloog Alfonso Tostado over deze heksenzalf. Hij vertelt dat dergelijke zalven sensaties zoals pijn zullen verminderen en dat het zorgt voor mentale dissociatie. Men voelt zich van zichzelf afgescheiden raken. ‘Er zijn zekere vrouwen – die wij heksen noemen – die bepaalde zalven gebruiken tezamen met rituele woorden om getransporteerd te worden naar waar zij maar willen om andere mannen en vrouwen te ontmoeten om daar te genieten van allerhande voedsel en pleziertjes’. Dit is volgens Tostado niet echt waar. De vrouwen vallen in een diepe slaap en gaan nergens echt heen. (15)
Eindelijk wordt er in ‘Das Buch aller verboten Kunst’ (het boek van verboden kunsten) uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb een recept van een vliegzalf genoemd die geloofwaardige ingrediënten bevat. Hier volgt het volledige citaat:
Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (16)
De ‘unhulden’ komen we al tegen in het biechtboek van Burchard van Worms uit de elfde eeuw. Daarin zijn het vrouwelijke nachtgeesten in het gevolg van Holda, die ook wel Diana of Herodias wordt genoemd. Later worden zij gezien als kwade heksen. Pharel is waarschijnlijk Pharaildis wat weer een andere naam is voor Herodias. Zij is een van de leiders (en mogelijk een godin) van de geesten en extatische vrouwen die volgens het middeleeuwse volksgeloof ‘s nachts door de lucht vliegen. (17)
Het Nederlandse recept voor vliegzalf
In het vijftiende-eeuwse manuscript MS 517 (mogelijk geschreven door Joannes Alphensis /Johannes van Alphen) wordt een – in het Middelnederlands geschreven – recept genoemd dat op vele punten overeenkomt met het ‘unguentum Pharelis’ uit het vorige citaat:
‘Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt. Maan: ijzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of cichorei).
Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn.’ (18) [lees hier meer over dit recept]
Deze beide recepten bevatten geen werkzame hallucinogene bestanddelen. Alleen het bingelkruid (mercurialis) is licht giftig. De genoemde planten worden wel geassocieerd met de bijpassende dagen van de week èn een aantal horen bij een toepasselijke godheid/hemellichaam zoals IJzerhard (Dinskraut in het Duits) bij Tiwaz/Mars, bingelkruid bij Wodan/Mercurius, Huislook (barba jovis) bij Donar/Jupiter, Venushaar bij Venus. Van het kruid betonie – dat op zaterdag moet worden geplukt – wordt door de plantkundige Lobelius het volgende beweerd: ‘Het bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijdt en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (19) Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van wandelaars/reizigers tijdens hun geestreis beschermen tegen toverij en ander gevaar. Dit verwijst waarschijnlijk allemaal naar een ritueel en associatief gebruik van de planten die moeten beschermen en begeleiden in de nachtvlucht langs de zeven verschillende planeten die bij de respectievelijke dagen behoren.
Deze zalf is dus te zien als een hulpmiddel om te kunnen reizen in het gevolg van Pharaildis/Diana/Herodias/Holda. Deze tochten door de nacht in het gevolg van de heidense godin werden al genoemd in de ‘Canon Episcopi’ uit de negende eeuw, maar ook in de veertiende en de vijftiende eeuw kwamen dergelijke getuigenissen nog voor. De ‘unholda’ van Nider en de ‘unholden’ van Hartlieb zijn heksen in de oude betekenis van het woord. Zij zijn geen kwade aanbidsters van de duivel, maar heggenrijdsters. Zij zijn vrouwen die over de heg – die onze wereld scheidt van de geestenwereld – kunnen reizen. Zij rijden dan verder in het gevolg van Diana of Herodias. (20)
De hallucinogene heksenzalf: Lamiarum Unguentum
Vreemd genoeg komen we pas in de zestiende eeuw recepten tegen waarin hallucinogene kruiden worden genoemd zoals monnikskap, nachtschade en papaver. De als ‘tovenaar’ bekend staande Duitse arts Paracelsus (1493-1541) noemt twee maal een aantal van de bestanddelen van de vliegzalf. In een citaat noemt hij ‘kaasvet, wolfsvet, ezelinnenmelk en dergelijke. In een ander citaat is hij iets uitgebreider en noemt hij een aantal psychotrope planten: ‘Zalf van het vlees van jonge kinderen als een brei zacht gekookt en met slaap brengende kruiden zoals daar zijn papaver, nachtschade, scheerling, ‘mütterrlich’ (?) etc. bereiden, met welke wanneer u zich gezalfd hebt en deze spreuk hebt opgezegd: Boven, uit en nergens aan, zo vliegt u snel uit de schoorsteen of door een gat in het venster of de wand eruit, met de hulp van de duivel.’ (21)
De datering van dit tweede recept is niet duidelijk, maar in ieder geval voor 1541 en is daarmee het oudste recept dat duidt op het gebruik van hallucinogene kruiden.
In 1545 werkte de Spaanse dokter Andrès Laguna als medisch officier in de buurt van Nancy. Daar werden twee oude kluizenaars gearresteerd op verdenking van tovenarij. In hun hut werd een kleine pot met groene zalf gevonden. Laguna bekeek en rook deze zalf en het deed hem denken aan ‘unguentum populeum’. Hij meende dat er o.a. scheerling, bilzekruid, alruinswortel en nachtschade (doornappel?) in zat. Hij kon wat van de zalf bemachtigen en probeerde deze uit op een patiënt van hem die leed aan slapeloosheid. Hij smeerde haar in van top tot teen en zij viel in een diepe, lethargische slaap van wel zesendertig uur en moest uiteindelijk wakker worden geslagen. Zij was boos en vroeg: waarom maak je me wakker? Ik was te midden van alle genot en vreugde van de wereld en daar heb ik mijn man bedrogen met een jongere en knappere man! Zij geloofde sterk in de realiteit van haar avontuur.
Unguentum populeum is een zalf die al vanaf de dertiende eeuw gebruikt werd als pijnstiller en om iemand te kunnen laten slapen. Deze zalf bevat o.a. populier, slaapbol, mandragora, bilzekruid en nachtschade. Deze kruiden worden ook genoemd in de heksenzalf. Dit doet de vraag rijzen wat de precieze connectie is tussen beide zalven. Het lijkt erop dat Laguna de gevonden zalf wou uittesten als slaapmiddel (net als de unguentum populeum), maar de uitwerking ervan doet veel meer denken aan vliegzalf. Hij wordt echter niet zo genoemd. (22)
In een ander citaat zegt Laguna dat hij gelooft dat de doornappel (datura stramonium) het actieve bestanddeel is in de zalven die met heksen (bruxas) worden geassocieerd. Hij vertelt dat de plant een prettige zinsbegoocheling geeft, maar in een te grote hoeveelheid waanzin kan veroorzaken. De doornappel is een plant uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). Het is een zeer giftige plant die hallucinogene alkaloïden bevat. Een prent van de Duitse schilder Dürer uit ca. 1500 lijkt de bewering van Laguna te staven. We zien een naakte oude vrouw/heks die achterstevoren op een bok rijdt. Een engeltje houdt vlak voor haar been een plant vast. Het gaat hier waarschijnlijk om een doornappel. (23)
De Italiaanse geleerde Girolamo Cardano noemt in zijn boek ‘De Subtilitate’ uit 1550 als eerste het woord ‘heksenzalf’. ‘Wij spreken nu over de heksenzalf (Lamiarum unguentum) die maakt dat men prachtige dingen ziet die onwaar zijn, maar waar lijken te zijn. Het bestaat uit – zo ze zeggen – het vet van kinderen die uit hun graf zijn gehaald, het sap van selderij, van monnikskap, van vijfvingerkruid (potentilla reptans), van nachtschade en roet. Maar ondanks dat zij geacht zijn te slapen zien zij allerhande dingen zoals: theaters, tuinen, banketten, versieringen, kleding, mooie, jonge mannen, koningen, bestuurders en ook demonen, raven, gevangenissen, eenzaamheid en martelingen.’ In een ander deel van het boek noemt hij geen zalf maar meent hij dat het geloof van heksen – dat zij in hun slaap naar verre landen kunnen reizen – komt door de invloed van het eten van selderij, kastanjes, fava-bonen, ui, kool en bonen. Dit voedsel geeft hen vreemde dromen. (24)
De populierenzalf van Della Porta
Het beroemdste en meest geciteerde recept voor heksenzalf stamt uit 1558 en is van Giovanni Battista Della Porta. Op zijn reizen ontmoette deze Italiaanse geleerde een oude vrouw die de naam had hekserij te bedrijven. Zij vertelde hem van haar vliegzalf en bood hem aan te bewijzen dat deze echt werkte. Hij zag hoe zij deze zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten. Zij ontkleedde zich en smeerde het mengsel over haar lichaam terwijl hij en een paar vrienden toekeken vanuit de duisternis. De vrouw viel in een diepe slaap waaruit zij zelfs met slagen niet wakker gemaakt kon worden. Toen ze eindelijk wakker werd zei ze dat ze over zeeën en bergen had gereisd en mooie, jonge mannen had gezien.
Dit verslag doet natuurlijk sterk denken aan de hierboven al genoemde gebeurtenissen bij Nider, Abramelin en Laguna. Vervolgens noemt hij de receptuur van de vliegzalf:
‘Ook al wordt er een heleboel bijgeloof in vermengd, toch is het duidelijk dat deze dingen kunnen resulteren van een natuurlijke kracht. Ik zal herhalen wat ze mij hebben gezegd. Door een zeker vet te koken in een koperen ketel, raken zij het water kwijt en bewaren het verdikte restant. Zij mengen dit met selderij, monnikskap, bladeren van de populier en roet. Of als alternatief: suikerwortel of grote watereppe (sium), kalmoes (acorus), vijfvingerkruid, het bloed van een vleermuis, nachtschade (solanum) en olie. Als zij andere substanties hierin vermengen dan verschillen deze weinig van de hiervoor genoemde. Dan wrijven zij de huid tot die rood en warm is en smeren zij alle delen van het lichaam in. Als het vlees ontspannen is en de poriën geopend wordt het vet of de olie toegevoegd, zodat de sappen dieper kunnen doordringen en sterker en actiever worden. Zo denken zij dat zij door de lucht vliegen op maanbeschenen nachten naar banketten, muziek, dansfeesten en de omhelzing van jonge mannen naar hun keuze.’ (25)
De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano, maar zijn voldoende verschillend om er zeker van te zijn dat Della Porta niet slechts het recept van Cardano heeft overgenomen.
De Nederlandse arts Johan Wier (ook bekend als Weyer) herhaalt in zijn boek ‘Over de begoocheling der demonen’ uit 1563 de recepten van Cardanus en Della Porta, maar voegt er dan nog een derde origineel recept aan toe. Deze gaat als volgt: ‘Neem de zaden van dolik, bilzekruid, scheerling, rode en zwarte papaver, sla en postelein – vier delen elk – en één deel van de bessen van de wolfskers, maak hiervan een olie.’ (26) Na het recept van Wier is er geen nieuw recept meer te vinden in de bronnen. We vinden alleen nog herhalingen van hetzelfde recept (meestal die van Porta). Het gebruik van een zalf om te kunnen ‘vliegen’ zal echter in de heksenprocessen van de zestiende en zeventiende eeuw nog vele malen worden herhaald.
Hallucinogene werking
In de bovenstaande verslagen en recepten voert de demonologie niet de boventoon. De recepten van Cardano en Paracelsus bevatten nog wel het kindervet, maar de anderen slaan dit over en alleen Paracelsus noemt de duivel. Het lijkt erop dat deze geleerden er van uit gaan dat het de bestanddelen van de zalf zijn die er voor zorgen dat de heks een vliegsensatie heeft. Kruiden zoals bilzekruid, wolfskers en monnikskap bevatten hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Een recept met dergelijke kruiden maakt de kans op een vliegsensatie natuurlijk een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogene middelen onmisbaar waren om te kunnen ‘vliegen’.
Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in bewustzijn en trance deze zalf niet nodig hadden. Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. (27) Dit bleef echter altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.
Mogelijk hadden de kruiden in de zalf niet alleen maar een hallucinogene werking, maar ook een magisch beschermende werking. Dit zien we o.a. in de naam van de kruiden uit de nachtschadefamilie. Nachtschade betekent nachtschaduw en wordt gezien als de belichaming van een toverkracht bezittende figuur, die de macht bezat boze geesten en nachtmerries te lijf te gaan. (28) De schaduw wordt vaak gebruikt als een synoniem voor de ‘dubbel’ of het alter ego. Dit kan je zien als je beschermende geestwezen dat opgeroepen wordt door de nachtschadeplanten te gebruiken. Dit is het alter ego dat in de droom en slaap beschermt tegen kwade invloeden. Ook de selderij beschermt tijdens nachtelijke tochten en wel tegen de geesten van de Wilde Jacht. Het vijfvingerkruid zou weer – samen met de brandnetel – ervoor zorgen dat je niet bang bent voor geesten. Zo heeft bijna elk kruid uit het ‘unguentum Lamiarum wel een werking die kan helpen om een trancereis heelhuids te doorstaan. (29)
Laguna, Cardano en Della Porta benadrukken dat de vliegervaring slechts een droom is. De grote gelijkenis met de slaapverwekkende ‘unguentum populeum’ maakt dit een logische gevolgtrekking. De zalf zorgt ervoor dat de heks in een diepe slaap komt, waarbij haar droom dusdanig intensief wordt beleefd dat zij voor haar reëel is. Toch kan het hier ook gaan om een lucide droom of een bewust opgewekte extatische ervaring.
In bekentenissen van heksen komt de vliegzalf ook regelmatig voor. Hier vinden we echter bijna nooit een lijst bij van de gebruikte ingrediënten. Een uitzondering is de bekentenis van Agnes Gerhardts uit 1596. Op de vraag of ze zich had ingesmeerd met zalf antwoorde zij met een recept: ‘Sie nehme reinfarn, niesswurz, haselwurz und brat es mit ein ei in butter, das gebe die salben.’ Hoe dit recept van boerenwormkruid, nieskruid en mansoor, samen met een ei gebakken in de boter een vliegzalf zou moeten opleveren is echter niet duidelijk. (30)
Conclusie
Het lijkt er sterk op dat de ingrediënten van de demonologische zalf (lijkjes, beenderen, slangen, padden) voornamelijk gekozen waren om afschuw te wekken bij de mensen. De kans dat een dergelijke zalf werkelijk gebruikt is, is uiterst klein. Er is een veel grotere kans dat het unguentum Lamiarum door heksen gebruikt is. De hallucinogene kruiden in de zalf konden dat extra zetje geven voor de heks om uit haar lichaam te gaan en in de geest te kunnen reizen. Tegelijkertijd gaven de kruiden ook nog enige magische bescherming.
Toch is voor mij het unguentum Pharelis de ware en meest oorspronkelijke heksenzalf. Bij deze zalf is de functie van de kruiden puur magisch-sympathetisch en beschermend. Geen van de kruiden zijn hallucinogeen. De heks zal op eigen kracht in extase moeten komen! Pharel kan bijna niemand anders zijn dan Pharaildis/Herodias. Zij is de leidster van het geestenleger dat – volgens de middeleeuwse bronnen – rondreist in de nacht. Door haar aan te roepen en de zeven kruiden van de zeven planeten/dagen te gebruiken is er bescherming en begeleiding voor het alter ego van de heks op haar pad door de lucht naar het einddoel. Dat doel kan de Venusberg of de heksensabbat zijn geweest, of anders puur het gezelschap van de godin en haar gevolg zelf. Zo vond de heks een bron van innerlijke wijsheid en een – zij het tijdelijke – staat van paradijselijke gelukzaligheid. De heksen namen zelfs het risico van vervolging voor lief om die ervaring bewust te mogen meemaken.
Abe van der Veen
Noten:
lees ook mijn andere artikel over heksenzalf waarin het Nederlandse recept uitvoerig wordt behandeld: http://www.abedeverteller.nl/heksenzalf/
1) Lecouteux – Witches, werewolves and fairies 84
2) Lecouteux 86
3) Lecouteux 87ev, zie ook mijn andere artikel http://www.abedeverteller.nl/heidense-godinnen-in-middeleeuws-europa/
4) Vooral in het boek Ecstasies van Carlo Ginzburg zijn hiervan vele voorbeelden te vinden.
Zie ook mijn artikel: http://www.abedeverteller.nl/heidense-godinnen-in-middeleeuws-europa/
5) Apuleius – The golden ass (Metamorphosen) in Daniel Ogden – Magic, witchcraft and ghosts in the Greek and Roman worlds 143
Het wordt vaak gesuggereerd dat vliegenzwam in de zalf is verwerkt, maar daar zijn nooit concrete aanwijzingen voor gevonden. Lemaire – Godenspijs of duivelsbrood 97
6) ‘there was found also a boxe, and within it an ointment, wherewith she used to besmear or grease a certain piece of wood called coultree, which, being thus anointed, the said Alice, with her complices, could ride and gallop upon the said coultree whithersoever they would, all the world over, through thick and thin, without either hurt or hindrance.” Crofton Croker – Research in the south of Ireland 92 uit Camden – Britannia
7) Andere vroege voorbeelden van een zalf om te vliegen of te transformeren, maar zonder ingrediënten zijn de volgende: In het vroeg vijftiende-eeuwse boek ‘Errores Valdensium’ wordt gezegd dat de Waldenzen (toen ook gebruikt als naam voor heksen) naar hun vergaderingen vlogen op een staf die ingesmeerd was met een magische zalf. (Russell, J.B. – Witchcraft in the middle ages 216, 219) In 1426 wordt de genezeres Finicella in Rome opgepakt o.a. op verdenking van kindermoord. Zij kon zich met behulp van een zalf veranderen in een kat. Helaas horen we niets over de bestanddelen van de zalf.
8) Hatsis, Thomas – The witches ointment 21-23
Ginzburg – Ecstasies 299
9) Hatsis 172-173
Russell noemt in zijn ‘Witchcraft in the middle ages’ nog een gruwelrecept op p. 240
10) Krämer en Sprenger – Malleus Maleficarum ed. Montague Summers 239-240
11) Otten, Johan – Duivelskwartier 129
Veen, Abe van der – Dansen als katten, bijten als wolven
12) De enige pad met een hallucinogene werking indien gerookt is de Bufo Alvarius. Deze komt niet voor in Europa. Het heeft ervan dat Europese padden wel giftig kunnen zijn, maar niet genoeg bufotenine bevatten om een effect te bewerkstelligen. https://erowid.org/animals/toads/
Hatsis 110
https://www.thenakedscientists.com/articles/features/tripping-over-psychoactive-toads
13) The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.ht
Matsis 137-138
14) Nider, Formicarius bk.2 cap.4 in: Matsis 144-147 In het woord unholda zien we nog de inheemse godin Holda terug. Zij wordt met de godin Diana geassocieerd. Haar gevolg bestaat dan uit de ‘holden’. Door ze ‘unholden’ te noemen maakt de schrijver duidelijk dat dit negatieve wezens zijn.
15) Matsis 150-151
Ginzburg – Benandanti p. 42
http://tanadellupo.altervista.org/alterpages/files/SchulkeDanielA.-Veneficium.pdf
There are women who we call maleficae in Spain who say that with an ointment and certain conjurations they are carried to distant places where there are assemblies and enjoy all kinds of pleasure. But this is an error, and has been found by their falling into a stupor, insensible to blows and fire, and on awaking in a few hours relating where they have been and what they have seen and done.
16) Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey – Johannes Hartlieb 1456 http://occultcenter.com/2009/06/download_15_century_manuscript_of_book_of_all_forbidden_arts/
17) Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’
Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 10
Ginzburg, C. – Ecstasies 90
Het valt in de tekst van Hartlieb op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor zaterdag als plant de heliotropum europaeum oftewel ‘zonnewende’ de zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden noemt hij wolfskers en monnikskap. Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Hoe Schindler aan dit recept komt is helaas niet duidelijk.
18) Braekman, W. – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
19) Lobelius – Cruydtboeck 631
20) Holda betekent vriendelijk en welwillend. De holden zijn te zien als de welwillende, vriendelijke geesten van extatici. Dezen werden gedemoniseerd tot unholden en later tot heksen waardoor alle mogelijkheid tot goed doen verdwenen was. (Te vergelijken met de benandanti vs de malandanti) https://en.wikipedia.org/wiki/Holda
21) „Kazenschmalz, wolfsschmalz, eselsmilch und dergleichen.”
“Salben auß Fleisch junger Kindlein/ gleich einem Brey weich gekocht/ vnnd mit Schlaffbringenden Kräutern/ als da sind Mohn oder Ole [Papaver]/ Nachtschaden oder Jüdenkirschen [Solanum]/ Schirling oder Wützscherling vnd Mütterrlich etc. zurichten/ mit welcher/ wann sie sich gesalbet/ vnd gesprochen haben diese Wort. Oben auß vnnd nirgendt an/ so flichen sie so bald zum Schornstein/ oder durch ente Löcher der Fenster oder Wände hinauß/ durch hülffe deß Teuffels.“
https://core.ac.uk/download/pdf/16427155.pdf
Mogelijk gaat het hier niet om Kazenschmalz, maar om om Katzenschmalz oftewel het vet van een kat. (Duerr 141)
Elena Priess – Das traummotiv im hexenflug p.95
22) Dit is de fameuze ‘Onguentum Populeum’ van Nicolas de Myrepse, een Byzantijnse farmacoloog uit de dertiende eeuw. Deze populierzalf is van toen af tot ver in de twintigste eeuw een gereputeerd middel geweest, dat in alle apothekersboeken uitvoerig besproken werd.
Het originele recept van de Myrepse uit zijn werk ‘Onguents’ zag er als volgt uit: ‘Neem de ‘ogen’, de knoppen, die verschijnen op het moment van de bloei uit de toppen van de populier, de bladeren van de Slaapbol, de Mandragora, de braam, het bilzekruid, solanum, sla, sedum, viooltjes en nombril de Venus, van elk drie onces en meng alles door drie livres (pond) varkensvet (reuzel). Mix alles fijn in een vijzel tot een pâte. Laat acht dagen staan, kook het samen met één liter wijn op een zacht vuur totdat de wijn verdampt is.’
Sidky – Witchcraft, lycanthropy 193
23) Hatsis 188-189
Ook van een andere gravure van Dürer: ‘Vier heksen’ uit 1497 wordt beweerd dat er een psychotrope plant op staat afgebeeld. Hier zou in het midden helemaal bovenin een vrucht van de alruinswortel zijn afgebeeld. http://collections.vam.ac.uk/item/O728545/the-four-witches-engraving-durer-albrecht/
24) Hatsis 189
Piomelli en Pollio – A Study in Renaissance Psychotropic Plant Ointments 249
‘We speak now of the witches’ ointment (Lamiarum unguentum) , which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.
25) Deze is erg bekend geworden omdat de pseudo-historica Margaret Murray deze zalf noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’.
Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)
Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”
26) Matsis 190
Weyer – On Witchcraft 115
27) Lecouteux 88
28) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtschade
29) Nachtschade (Cardano, Laguna, Della Porta, Wier): De naam ‘Nachtschade is reeds zeer oud, want in de middeleeuwen heette zij reeds Nachtschaduwe en in het Oudhoogduits nahtscato, want men meende dat de plant de belichaming van een demon was, die een gevaarlijke duivelse macht bezat. Men hield het kruid voor de belichaming van een toverkracht bezittende figuur, die de macht bezat boze geesten en nachtmerries te lijf te gaan. In het Duits heet deze soort Nachtschatten en deze naam is terug te voeren op een oude aanwending tegen Nachtschatten of nachtmerries. De zeer giftige plant, vooral de solanum-soorten met zwarte bessen wekten de indruk van het angstwekkende zoals die ook de duisternis van de nacht opwekt; ohd. mv. nahtscata betekent de nachtelijke duisternis en werd dan ook gebruikt voor dieren als de nachtzwaluw en de nachtvlinder (vgl. ook nde. natskade ‘geitemelker’ en nzw. nattskata ‘vleermuis’ http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtschade
Hoogst interessant hierbij is het dat dit allemaal heksendieren betreft waarvan de mare ging dat de heks haar dubbel kon uitsturen in de vorm van de vlinder, vleermuis of zwaluw. De bijnaam ‘geitenmelker’ kreeg het dier omdat het stiekem in de nacht de melk stal bij de geit van de buren. De kans is groot dat hier de heks in de vorm van een dier werd bedoeld.
Het is hier de vraag om welke nachtschade het gaat. Deze familie is erg groot en kent een aantal kruiden met een hallucinogene werking waaronder: doornappel, wolfskers, bilzekruid en mogelijk zwarte nachtschade (solanum nigrum).
30) Duerr – Dreamtime 138
Francesco Maria Guazzo noemt in 1626 als ingrediënten wolfskers, dolik, alruinswortel, bevergeil en papaver. Duerr 140
Gevlekte scheerling (Paracelsus, Laguna en Wier) Dit kruid heet ook wel dolle kervel en is zeer giftig. De gifbeker van Socrates zou scheerling hebben bevat. In Tirol werden heksen op de vlucht gejaagd met bossen brandende scheerling, rozemarijn en sleedoorn. Blöte-Obbes – Boom en struik in bos en veld 156
Doornappel (Laguna): Volgens een sage uit Brandenburg was het ooit de ‘boom der kennis’. De duivelse slang spoot er haar gif op en de boom kromp in tot de doornappel, sindsdien is de appel uit de boom der kennis een giftige doornappel geworden. Blöte-Obbes 227 Deze sage is des te opmerkelijker als we weten dat de boom der kennis ook soms als een vliegenzwam wordt afgebeeld en ook soms wordt geassocieerd met de alruinwortel. Planten die erbij helpen uit het lichaam te treden geven dus kennis van ‘goed en kwaad’. Of beter gezegd kennis van het bestaan van verschillende bewustzijnstoestanden.
Bilzenkruid (hyoscamus niger) (Laguna): Dit kruid wordt ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd en zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod. (Blöte-Obbes 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de elfde eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (De Cleene en Lejeune – Compendium van rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen.
Wolfskers (atropa belladonna) (Wier): Dit kruid wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.
Monnikskap (aconitum napellus) (Cardano en Paracelsus): Dit kruid – in het Engels wolfsbane – is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anekdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).
Papaver/ slaapbol (Wier en Paracelsus) (Papaver somniferum): Gewijd aan Hypnos en Morpheus goden van de slaap en de dromen. Het sap van de zaaddozen (de opium) zag men als de tranen van de godin. Het gaf troost. Ook Ceres/Demeter zou getroost zijn door de slaapbol en hield de papaver samen met het koren op afbeeldingen in haar hand. De papaver was het zinnebeeld van de slaap. Paracelsus gebruikte de papaver ook voor in de Laudanum, het roemruchte verdovende en pijnstillende middel. (Blöte-Obbes 97, De Cleene en Lejeune 863)
Selderij (Cardano, Della Porta): was in de antieke tijd gewijd aan Hades/Pluto en heeft een associatie met de dood. Wie de Wilde jacht had aanschouwd zou blind of zelfs dood kunnen gaan, maar als je de mannen van de wilde jacht om selderij vroeg zou dat risico worden opgeheven. (De Cleene en Lejeune 972)
Vijfvingerkruid (Cardano, Della Porta): Rembert Dodoens zegt over dit kruid: Degene die brandnetelen over hem draagt met wat bladeren van vijfvingerkruid die zal vrij zijn van alle geesten en verschijnselen die de mensen plegen bang te maken, want zij benemen de mens alle vrees. Het was ontstaan uit de hand van het monster Grendel toen Beowulf die in de grond stak. Verder wijst het kruid de weg. (Blöte-Obbes 116, De Cleene en Lejeune 221)
Populier (Della Porta): Zowel de zwarte als de witte populier worden geassocieerd met de dood en de onderwereld. De zwarte populier was gewijd aan Hades de god van de onderwereld en de witte abeel aan Persephone, zijn koningin. De zwarte populier was door Hades bij de ingang van de grot naar de onderwereld geplant. Hij stond voor dood, wanhoop en treurnis. De witte populier stond aan de oevers van de onderwereldrivier, de Acheron. Deze stond voor hoop, moed en wedergeboorte. Bij spelen ter ere van Hercules droegen de winnaars een krans van populierenblad als teken van hun moed. Toch blijft ook hier de associatie met de dood. Het is een teken van de moed die nodig is om de dood te trotseren, zoals ooit Hercules de dood trotseerde door de onderwereld in te gaan om terug te komen met de hellehond Cerberos.
Dolik (Wier) is een raaigras met een narcotisch werkende stof die tot vergiftiging kan leiden. Het wordt ook duivelskoren genoemd.
Kalmoes. Planeet: maan. Wordt gebruikt om betoveringen te bekrachtigen en te bezegelen. (Groene magie van Scott Cunningham)
Postelein. Planeet: maan. Slaap, liefde, geluk en bescherming. Leg postelein onder je bed tegen nachtmerries. Draag het bij je om liefde en geluk aan te trekken en het kwaad verre te houden. (Groene magie van Scott Cunningham)
Sla. Planeet: maan. Wrijf het sap over je voorhoofd en val zonder problemen in slaap en het helpt tegen vleselijke verleidingen. (Groene magie van Scott Cunningham)
Bij de Grote Watereppe heb ik geen rituele of symbolische werking gevonden.
The post Heks en drugs: de vliegzalf van de heksen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.
]]>Tijdens mijn studie geschiedenis kwam ik een vijftiende-eeuws Nederlands recept tegen voor de vliegzalf van de heksen. De mediaevist Braekman die dit recept en bijbehorende vliegspreuk beschreef had destijds geen vermoeden dat dit om een authentiek recept voor vliegzalf ging, later beschreef hij het opnieuw. Nu vergeleek hij het wèl met de beruchte vliegzalf waarmee heksen door de lucht konden vliegen naar de heksensabbat. (1)
Ik kreeg zekerheid dat dit recept vliegzalf betrof toen ik het vroegst bekende recept voor vliegzalf ontdekte. Dit is het recept voor ‘unguentum pharelis’ van de Duitse dokter Johannes Hartlieb uit 1456 uit zijn ‘Buch für allen verboten Kunst’. Beide recepten zijn ontzettend boeiend voor zowel paganisten als historisch geïnteresseerden. Het geeft een van de zeldzame bewijzen voor het werkelijke uitoefenen van hekserij in Nederland.
Recepten voor heksenzalf
Hieronder volgen de beide recepten:
Eerst het vertaalde Nederlandse recept uit het vijftiende-eeuwse manuscript van Joannes Alphensis:
Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt.
Maan: IJzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of chichorei).
Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn. (2)
Dan het vertaalde citaat uit het boek van verboden kunsten uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb:
Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ [vrouwelijke nachtgeesten, mogelijk in het gevolg van vrouw holle, later gezien als heksen] een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (3)
Het valt in deze tekst op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor de zaterdag als te plukken plant de ‘heliotropum europaeum’ oftewel de zonnewende. De zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden worden nog wolfskers en monnikskap genoemd. (4)
Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Deze drie van het geslacht nachtschade worden het meest genoemd in andere recepten voor heksenzalf. Zij brengen het getal op negen. Welke bron Schindler heeft gebruikt blijft echter duister. Het Nederlandse en het Duitse recept noemen de zalf ‘unguentum Pharelis’ of ‘unguent in den maniere van Pharel’. Schindler noemt het als enige ‘Hexensalbe’. Vier van de zes of negen planten die genoemd worden staan in beide bronnen. Dit is best veel gegeven de enorme hoeveelheid kruiden die er zijn en samen met de naam Pharel duidt dit op een gemeenschappelijke bron.
Pharel en varende Brünhilde
Een van de meest intrigerende elementen in de tekst is de naam Pharel. Met deze naam zou heel goed Pharaildis bedoeld kunnen zijn. Pharaildis (650-740 n.o.j.) is een kuise vrouw uit Gent die, liever dan met haar man te vrijen, ’s-nachts naar de kerk ging, wat haar man tot wanhoop dreef. Verder wekte ze een gans weer tot leven en kreeg daarom later een gans als embleem. Door deze daden werd zij beschermheilige van Gent. (5) Er is een grote kans dat zij niet werkelijk heeft bestaan en verzonnen werd om een oudere verering van een godin te verhullen. Pharaildis is namelijk ook een andere naam voor Herodias. (6)
Herodias is een van de meest voorkomende namen van een godin waarvan in vroeg-middeleeuwse boeteboeken gezegd wordt dat zij met vele vrouwen in de nacht door de lucht vloog. (7) Andere namen voor deze godin zijn Diana, Abundia, Satia, Bertha en Holda. Herodias kwam in dit rijtje terecht omdat zij in de middeleeuwse folklore werd gezien als de danseres van de zeven sluiers die haar vader – koning Herodes – om het hoofd van Johannes de Doper vroeg. (Hier wordt zij echter verward met haar dochter Salomé.) Toen zij dit hoofd kuste blies Johannes haar de lucht in en veroordeelde haar om eeuwig door de lucht te vliegen. Zij reed in de lucht en in haar gevolg reden de varende vrouwen, de toverwijven. Volgens één geschrift werd zij gediend door een derde van de mensheid. Later maakte dit haar tot een demonische heksenaanvoerster. (8)
De naam Pharaildis werd in het Nederlands verbasterd tot Veerle of Verelde en naar haar werd de Melkweg ook wel de Vroneldenstraat genoemd. Haar naam zou varende Hilde of vrouw Hilde kunnen betekenen. Ondanks de naamgelijkenis gaat het hier niet om de godin Holda, maar om de walkure Brünhilde. De Melkweg wordt namelijk ook wel de Broeneldenstraat genoemd naar Brünhilde. (9) Het unguentum Pharelis wordt zo een zalf om mee te kunnen vliegen in het gevolg van Pharaildis of Herodias. Zo kunnen we deze zalf identificeren als een smeersel om in de geest door de lucht te kunnen vliegen samen met andere vrouwen en geesten. Het is de zalf die vrouwen (en sommige mannen) gebruikten om uit hun lichaam te treden om zo in de nacht mee te kunnen reizen met de godin in het door haar aangevoerde geestenleger. In beide vijftiende-eeuwse teksten wordt nog niet gesproken van een heksenzalf of een ‘unguentum Lamiarum’. Deze naam komt pas naar voren in de zestiende-eeuwse bronnen.
In deze tijd moesten de grote heksenvervolgingen nog beginnen en de kerk verbood juist het geloof in een fysieke nachtvlucht. Vrouwen die geloofden dat ze mee vlogen in de nacht met Diana of Herodias waren bijgelovig en moesten boete doen. (7) Langzaam maar zeker veranderde dit – mede onder invloed van de Malleus Maleficarum (1476) – in een geloof in de fysieke realiteit van de nachtvlucht. De ‘unhulden’ of nachtgeesten werden zo bestempeld tot boze heksen. Het waren kwade vrouwen die zwarte magie bedreven als onderdeel van hun pact met de duivel. Vanaf de zestiende eeuw vlogen ze ook niet meer met een godin maar met de duivel.
Othinel
Van de andere genoemde geesten in het Nederlandse recept is alleen Othinel mogelijk identificeerbaar. Dit zou namelijk heel goed op Odin kunnen slaan! Deze wordt ook wel Othin genoemd en is bekend als leider van de Wilde Jacht. Van Odin wordt in de Edda gezegd dat hij uit zijn lichaam kon treden en dan naar verre landen kon reizen. (10) Dit maakt hem tot een geschikte mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis. Dat Othinel ook in de Bijbel wordt genoemd als één van de richteren is alleen maar handig als dekmantel. Door een Bijbelse figuur te noemen wordt de kans op een aanklacht tegen afgoderij kleiner.
De andere wezens die in de incantatie genoemd worden zijn een stuk moeilijker te plaatsen. Adromaniel en Clemosiel zijn nergens te vinden. Wel kan het zijn dat deze wezens onder invloed van het christendom gezien werden als engelen. Zowel engelen als demonen kregen zeer vaak de uitgang El of Iël in hun naam (denk aan Gabriël en Michaël). In de Henochiaanse magie is het oproepen van engelen zelfs onontbeerlijk. Dit blijft dus nog een raadsel.
Abramelin de Magus
Een derde vijftiende-eeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. De magiër beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Lintz een jonge vrouw (hij noemt haar geen heks) ontmoet die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de belangrijkste aders van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plaats was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (11)
Het lijkt er sterk op dat we in dit verslag van Abramelin de magiër een authentieke weergave hebben van de werking van de heksenzalf waarvan we de receptuur hebben kunnen halen uit de twee andere bronnen.
De zeven planten en de vliegreis langs de zeven sferen en planeten
De ingrediënten van het vijftiende-eeuwse Nederlandse recept voor vliegzalf zijn – naast het vet van een geit en het bloed van een vleermuis – de volgende zeven planten: ijzerhard, vuurwerkplant, bingelkruid, huislook, valeriaan, betonie en goudsbloem. Het Duitse vijftiende-eeuwse recept van Hartlieb noemt nog verder koningsvaren, venushaar en zonnewende. (12) Met dit recept is het zeer de vraag of er een hallucinogene werking van de zalf uit zal gaan. Het enige giftige middel in de zalf is het bingelkruid. Deze heeft echter geen hallucinogene werking. Het lijkt er daarom op dat het effect meer uitgaat van sympathetische magie. Elke plant heeft namelijk wel een magische connotatie en hoort bij één van de zeven planeten. (13 [voor de plantliefhebbers onder ons zie deze noot voor een uitgebreide beschrijving] )
Door het oproepen van de leider en leidster van de Wilde Jacht Odin (Othin) en Pharaildis (Pharel) en het insmeren met zalf van de planten die behoren bij de (geesten van) de zeven planeten kon de tovenaar of heks uit haar lichaam treden en langs de zeven sferen opstijgen tot ze de plaats bereikte waar alle wensen mogelijk zijn.
We hadden al vastgesteld dat Pharel/Pharaildis een andere naam voor Herodias is. Herodias werd weer verward met haar dochter Salomé. Zij danste voor haar vader Herodes de dans van de zeven sluiers en won daarmee het hoofd van Johannes de Doper. Deze dans is niet slechts een vulgaire striptease – zoals men vaak denkt – maar de rituele uitbeelding van het afleggen van de zeven illusies en van de reis langs de zeven poorten van de onderwereld of juist langs de zeven sferen naar de hemel. Bij de laatste poort ben je naakt en voorbij alle illusie van tijd en ruimte in de wereld. (14) Hier is éénheid en gelukzaligheid. Voor mij maakt het niet uit of we dit nu hemel, paradijs, Nirvana, Walhalla of Venusberg noemen. Salomé betekent vrede en in de plaats waar zij naar toe reist bereikt men de vrede. Het is niet toevallig dat bij een heksenzalf met zeven planeetplanten ook een godin behoort die langs de zeven sferen kan reizen.
De mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis in het gedicht is Othin/Odin. Hij berijdt zijn paard Sleipnir (of de wereldboom Yggdrasil) om alle negen werelden te bereizen. Het reizen gaat niet fysiek, maar in de geest, buiten het lichaam.
Tripmiddelen als bestanddeel in heksenzalf
Als extra ingrediënten voegt Schindler nog bilzenkruid geplukt op zondag, wolfskers en monnikskap toe aan het oude recept. Dezen hebben alle drie hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Als deze drie toegevoegd worden aan het recept is de kans op een vliegsensatie een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogenen onmisbaar zijn om te kunnen ‘vliegen’. Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in trance-bewustzijn dit niet nodig hadden. (15) Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. Dit bleef altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.
(Heksen onder invloed – Hans Baldung Grien en heks die zich insmeert met zalf)
Het insmeren van de staf of steel
Het is opmerkelijk dat soms niet de huid, maar juist de reismiddelen gezalfd worden: dit lezen we o.a. bij Hartlieb. De reisinstrumenten die genoemd worden in zijn tekst zijn banken, stoelen, hooivorken en kachelpoken. In andere bronnen noemt men de geit, het spinrokken, de beruchte bezemsteel of gewoon een stok(je). Deze objecten kunnen op een fysieke en een geestelijke manier worden geïnterpreteerd.
Fysiek bekeken is er de mogelijkheid dat als je schrijlings op een staf gaat zitten die dik ingesmeerd is met hallucinogene zalf – zeker als je kleine wondjes hebt, waardoor het werkzame bestanddeel nog sneller wordt opgenomen – dit een vliegsensatie teweeg brengt. (16) Deze theorie kan bekrachtigd worden met drie bronnen: in 1477 bekende de heks Antoine Rose uit de Savoye dat zij van de duivel een stokje had gekregen van ongeveer 45 centimeter en een pot met zalf. Zij smeerde de zalf op de stok en bracht deze tussen haar benen en zei: ‘ga in naam van de duivel, ga!‘ Zij werd daarop direct naar de ‘synagoge’ (ander woord voor heksensabbat) gebracht. Een stokje klinkt niet als een middel om op te gaan zitten om je door de lucht en naar de sabbat te dragen. Was deze stok dan bestemd voor intern gebruik, zoals een dildo? Hiervoor is echter geen enkel direct bewijs.
Een ander citaat is uit 1470 van de theoloog Jordanes de Bergamo: ‘maar het volk gelooft en de heks bekent, dat op zekere nachten zij een staf zalven en erop rijden naar een afgesproken plek of zichzelf zalven onder de oksels of in andere harige plaatsen.’ (17) Het is duidelijk dat hier op de genitaliën wordt gezinspeeld. De zalf werd op plekken gesmeerd waar de huid het makkelijk zou opnemen, mogelijk was de stok hierbij een hulpmiddel.
Een derde bron vinden we in de bekentenis van de Ierse heks Alice Kyteler uit 1324. Zij vertelde dat zij een stok invette met zalf waarop zij galoppeerde ‘door dik en dun’. Dit laatste betekent door dicht struikgewas en bos met spaarzame begroeiing. Dit kan je interpreteren als een eufemisme voor het schaamhaar. (18) Alice gebruikte haar staf dus als een paard. Dit is daarmee geen gewoon paard, maar een stokpaard! Later was dit slechts speelgoed voor kinderen, maar in deze tijd kon het berijden van een stok(paard) ook een rituele betekenis hebben. Dit werd in het Engels ook wel een ‘cock-horse’ genoemd. Een aantal schilderijen uit de zestiende eeuw laten niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de stok en de labiae: één heks berijdt zelfs een fallus! (19) Echter ook daar is er geen sprake van inwendig gebruik. De andere mogelijke reismiddelen lijken mij slechts symbolisch en zonder praktisch nut.
De bezemsteel als kosmische boom
Geestelijk en symbolisch bekeken is elke staf- of paalvormig object een schematische weergave van de kosmische as. De wereldboom die wij als een energiestroom in ons energetische lichaam hebben en ons verbindt met de hemelpool en de aardepool. Wij zitten tussen die mannelijke en vrouwelijke energie in. Wij zijn een microkosmos, een microversie van de macrokosmos. Door uit ons lichaam te treden kunnen we over de fysieke grens in de onderwereld of bovenwereld komen.
Het symbool van de bezem bleek in de loop van de tijd het meest krachtige archetypische beeld om te laten zien hoe de heks tijdens haar extase, haar nachtvlucht, heen en weer gaat tussen mannelijke en vrouwelijke energieën om uiteindelijk de andere wereld te bereiken. Een traditionele heksenbezem bestaat uit es voor de staf, berk voor de twijgen en wilg om ze samen te binden. (20) De vrouwelijke berkentwijgen worden met wilg samengebonden aan de mannelijke staf van essenhout. De wilg staat hier voor de wijze vrouw oftewel de heks.
Met de es Yggdrasil berijdt Odin de negen werelden. Maar ook de berk staat bekend als kosmische boom waarmee de sjamaan de andere wereld kan bereiken. Ook de wilg is een kosmische boom. Zij is de staf van de Griekse godin Helice die altijd de poolster aanwijst. Zo combineert de heksenbezem drie krachtige kosmische houtsoorten die helpen om te reizen in de geest. Ook hier draait het om sympathetische magie.
Abe van der Veen
Noten:
1 W. Braekman – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
Dit handschrift is te vinden als MS.517 in de Wellcomebibliotheek te Londen. Volgens het hs. heeft het in de vijftiende eeuw toebehoord aan Joannes Alphensis.
2 Om te reysen haestelic daer men wil.
Luna: herba columbina, Mars: diptannus, Mercurius: mercurialis, Jupiter: barba Jovis, Venus: valeriana, Saturnus: betonica, Sol: solsequium. Item weet dat ghi alle dese cruden vergaderen sulte inden name van Pharel ende als die mane wassende is. Ende en vergadert gheen cruden als die mane is in Aries. Ende dan, als die maen vol is, na der sonnen onderganc, so maket u unguent1 inden maniere van Pharel. Ende menghe dat sap vande voirseide cruden mitten smeer vander gheiit ende mitten bloede vander vledermuus, altoes nomende Pharel. Ende als dit ghedaen is, so doch2 diin ungent in een siilveren bosse, ende legghent alden nacht daer seggende: ‘O waerdighe Pharel, ic offer di dit ungent’, ende dan neemt u ungent ende bewaertet. Ende als giit besigen wilt, so suldi nemen een luttel van dinen ungent ende besalven daermede diin aensicht, diin handen ende diin borst, ende segt aldus: ‘othinel Pharel clemosiel Pharel. Adromaniel Pharel’, ende nomen die stat daer ghi wesen wilt.
3 “Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey” van Johannes Hartlieb 1456
‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. Als am suntag prechen und graben sy Solsequium, am mentag Lunariam, am eretag Verbenam, am mittwochen Mercurialem, am pfintztag Dachhauswurz Barbam jovis, am freytag Capillos Veneris. Daruß machen sy, dann salben mit mischung ettlichs pluotz von vogel, auch schmaltz von tieren; das ich als nit schreib, das yemant darvon sol geergert werden. Wann sy dann wöllen, so bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin. Das alles ist recht Nigramancia, und vast groß verboten ist.’
‘For such travels both men and women, namely the witches use an ointment called “unguentum pharelis”. They make it from seven plants and pick each plant on the day belonging to that plant. So on Sunday they pick Solsequium, on Monday Lunaria, on Tuesday Verbena, on Wednesday Mercurialis, on Thursday Barbam Iovis, on Friday Capillos Veneris. From that they make ointment by adding to it blood of birds and fat from animals whose names I will not write so that no one is angered by it. Then, when they want, they spread it on benches or chairs, rakes or ofengabeln (big oven forks) and fly on them. This is a real Nigramancia and is strictly forbidden.’
4 Der Aberglaube des Mittelalters – H. Schindler 1858 p. 160 http://www.archive.org/details/deraberglaubede00schigoog
5 Met de zuid-Duitse leidster van de wilde jacht; vrouw Bertha of Perchta heeft ze dit embleem van de gans gemeen. ‘Bertha met de ganzevoet’ wordt weer gezien als een voorloper van (de sprookjes van) ‘moeder de Gans’.
6 Zo wordt zij genoemd in het Middelnederlandse gedicht uit de elfde eeuw Reinhardus of Ysengrimus. http://www.dbnl.org/tekst/_tie002200901_01/_tie002200901_01_0016.php
7 Canon Episcopi in de elfde-eeuwse versie van Burchard van Worms
“certain wicked women” (quaedam sceleratae mulieres), who deceived by Satan believe themselves to join the train of the pagan goddess Diana (to which Burchardus added: vel cum Herodiade “or with Herodias”) during the hours of the night, and to cover great distances within a multitude of women riding on beasts, and during certain nights to be called to the service of their mistress.
8 Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’
9 Deze benamingen zijn te vinden in ‘Natuurkunde van het geheelal van broeder Thomas en in de woordenlijst Theutonista uit 1477.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article_content&wdb=MNW&id=69317
Walküren zijn vrouwelijke luchtgeesten uit de Germaanse mythologie die de krijgers op het slagveld kozen die moesten sneuvelen. Zij konden zich o.a. in zwanen veranderen.
10 Snorri Sturluson – Ynglinga Saga 7
‘Odin kon van gedaante veranderen. Dan lag zijn lichaam erbij alsof het dood en ingeslapen was, en onderwijl was hij dan een vogel of een viervoetig dier of een vis of een slang, en zo ging hij vliegensvlug naar verre landen om daar zijn zaken of die van anderen te behartigen.’
11 The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.htm
Het oudste nog bestaande transcript van dit boek is uit 1608
Hatsis – The witches ointment 137-138
12 Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey – Johannes Hartlieb 1456
13 Maandag op de dag van de maan pluk je volgens het Nederlandse Handschrift ‘luna herba columbina’ oftewel IJzerhard.
IJzerhard (verbena officinalis) was al bij de Egyptenaren gewijd aan Isis en werd bij de Romeinen de tranen van Juno genoemd. Verder wordt het ook wel de tovenaarsplant genoemd. Het is een zuiverende plant; De altaren van Jupiter werden met takken van ijzerhard schoongeveegd. Het is één van de planten die de druïden gebruikten als allesgenezer. De Germanen noemden het Dinskraut naar de god Dinar, de god van het ding (de stamvergadering) en de oorlog. (Bij Hartlieb hoort de plant bij de dinsdag) IJzerhard komt veel voor in liefdes- en lustopwekkende magische recepten. Volgens het volksgeloof droegen heksen als zij naar de heksensabbat gingen een kousenband van ijzerhard waardoor zij onvermoeibaar werden. (BO 189)
Volgens Hartlieb wordt op maandag Lunaria geplukt. Dit zou het koningsvaren kunnen zijn. Van varen wordt in een Duits kruidboek gezegd dat er geen kruid is waar meer heksenwerk en duivelse kunst mee bedreven wordt! (Braekman 386) Toen men nog niet van sporen wist geloofde men in het bestaan van een onzichtbaar varenzaad. Dit zaad – als je het kreeg van de duivel (met midzomer of met kerst) – heeft allerlei magische eigenschappen. Als je het bij je droeg bleef je altijd jong, verstond je de taal der dieren, werd je onkwetsbaar, won je altijd in het spel en kon je je onzichtbaar maken.
Dinsdag op de dag van Mars pluk je diptannus, de vuurwerkplant. Gewijd aan de Kretaanse godin Dyktinna. Zij was Artemis Dyktinna godin van de jacht en de dieren en zo weer gekoppeld aan Diana! Onder haar andere naam Britomartis wordt zij weer geassocieerd met Mars. De plant groeide ook in de kruidentuin van de Griekse heks Medea. De plant wordt wel vuurwerkplant genoemd omdat de etherische oliën in de plant op hete zomerdagen tot het waarnemen van blauwe vlammetjes rondom de plant kan leiden.
Volgens Hartlieb is dinsdag de dag waarop ijzerhard geplukt moet worden.
Woensdag op de dag van Mercurius (Wodan/Odin) plukt men volgens beide bronnen ‘mercurialis’ oftewel bingelkruid.
Bingelkruid (mercurialis) is uit de wolfsmelkfamilie en giftig. Hij is aan Mercurius of Wodan/Odin gewijd. (BO135) De kruidkundige Dodoens schrijft dat het kruid Hermoupoa heet naar Hermes/Mercurius die het kruid als eerste zou hebben gevonden.
Donderdag op de dag van Jupiter (Donar/ Thor) plukt men volgens beide bronnen Barba Jovis oftewel huislook (sempervivum tectorum).
Huislook is gewijd aan Wodan en/of Donar. Het werd in de volksmond ook wodansbaard of donderbaard genoemd. (BO 113) Men liet het in de dakgoot groeien tegen blikseminslag. Ook werd het gebruikt om heksen uit het huis te houden door het in de schoorsteen te hangen. (76 Cock spreekwoorden)
Vrijdag op de dag van Venus plukt men Valeriana Officinalis oftewel Valeriaan.
Valeriaan is in ’t Duits Baldrian en gewijd aan de zonne- en lentegod Balder. Het geneest de ‘vallende ziekte’ epilepsie en wordt in vele middeleeuwse liefdesdranken verwerkt. Dodoens zegt hierover ‘De ongheluckighe ende onsalighe vrijers en vrijsters ghebruycken de Valeriane in haer minnedrancken’. (Dodoens 568) Naast liefde kan valeriaan ook lustgevoelens opwekken bij de uitverkoren persoon. Zo past het goed bij de dag van Venus.
Bij Hartlieb is het op vrijdag te plukken kruid de ‘capillos veneris’ oftewel venushaar. Venushaar is aan Venus gewijd. Het maakt jong en verbreekt iedere betovering. Het heelt slangen- en spinnenbeten.
Op zaterdag, de dag van Saturnus pluk je betonica oftewel betonie. Betonie wordt wel de meesteres van alle kruiden genoemd. (BO 199) De Kelten noemden het de levensplant. De plantkundige Lobelius schrijft in 1581 over betonie: ‘Betonie bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijd en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (Cruydtboeck Lobelius 631) Volgens Hildegard von Bingen was het kruid goed tegen alle kwade toverij (rituele planten 296)
Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van wandelaars/reizigers beschermen tegen toverij en ander gevaar.
Bij Hartlieb ontbreekt de plant van Saturnus en de zaterdag. Schindler vult het aan met Heliotropum Europaeum oftewel heliotroop / zonnewende. Zij heet zo omdat zij bloeit met de midzomerzonnewende en omdat de bladeren van de plant zich wenden naar de zon. Wie slaapt op blad van zonnewende zal de volgende ochtend weten of en wie hem wil bestelen zegt het volksgeloof. Heksen konden er onweer mee maken. (heksenkruiden 13, braekman 358)
Zondag is de dag van de zon waarop men voor de heksenzalf solsequium plukt. N.a.w. is dit goudsbloem. Ook Hartlieb heeft solsequium. Dit kruid is gewijd aan de heksengodin Hekate. In Frankrijk hing men het aan de deur om het kwaad te weren en meisjes dansten met blote voeten op een bed van goudsbloemen om de taal van de vogels te kunnen verstaan. (bloementaal 67)
Bilzenkruid (hyoscamus Niger) ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod (BO 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de 11e eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (Rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen..
Wolfskers is ‘atropa belladonna’ en wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.
Monnikskap (aconitum napellus) of ‘wolfsbane’ is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anecdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).
(14) Walker – woman’s encyclopedia of myths and secrets op lemma Salomé. Voor Salomé deed Ishtar dat al in de Babylonische mythe en Inanna in de Sumerische versie.
Zowel de reis naar de bovenwereld als de onderwereld gaat langs zeven niveaus. Pharaildis kan zowel omhoog als omlaag getuige de naar haar vernoemde Vroneldenstraat c.q. Melkweg..
(15) Dit is eigen speculatie. Over de inwijding tot heks in de middeleeuwen weten we bijna niets. In de processen gaat de inwijding gepaard met een duivelspact, duivelsteken en duivelskus op het achterste van de duivel en meestal ook nog seks met de duivel. Vaak werd wel zo het begeerde poeder om kwaad te doen of de zalf om mee te vliegen van de duivel gewonnen.
(16) Dildo’s bestaan al sinds de prehistorie http://en.wikipedia.org/wiki/Dildo
Burchard van Worms (12e eeuw) schreef hierover in zijn boeteboek: “Have you done what certain women are accustomed to do, that is to make some sort of device or implement in the shape of the male member of a size to match your sinful desire? If you have done this, you shall do penance for five years on legitimate holy days.”
(17) http://scienceblogs.com/terrasig/2007/10/on_the_origin_of_witches_and_b.php)
Jordanes de Bergamo – questio de striigis 75
M.C. Thomsett – Heresy in the roman catholic church p. 106
(18) http://www.obrien.ie/files/extracts/BewitchedLand-sample.pdfhttp://www.phrases.org.uk/meanings/through-thick-and-thin.html
Een opmerkelijke fraseologie als je bedenkt dat één van de meest voorkomende spreuken om de heksenvlucht te beginnen luidt: “Over haag en heg tot Keulen in de wijnkelder”. Dit noemen van haag en heg is betekenisvoller dan je zou zeggen op het eerste gezicht. De heg is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde en de woeste grond. Oftewel een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur. Een grens tussen orde en chaos. De heks is in het middelnederlands haghetisse oftewel heggerijdster!
(19) Het schilderij heksensabbat van Parmigianino uit 1530.
Als mare/succuba bereden vrouwen ook de slapende man en zijn penis (cock) als paard. Hij kreeg een erotische droom en zij kreeg zijn energie om daarmee verder te kunnen vliegen.
(20) Robert Graves –the white goddess 173
Verder:
1 De eerste vermelding van heksenzalf is te vinden bij Apuleius De gouden ezel (160AD)
3 Girolamo Cardano covers the topic in his De Subtilitate (1550), where the eighteenth book contains the passage:-
‘We speak now of the witches’ ointment, which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.
4 Het recept uit 1558 van Della Porta is erg bekend geworden omdat Murray het noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’. Della Porta ging gewoon bij een oude vrouw langs die de naam had hekserij te bedrijven. Hij zag hoe zij een zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten van het zalfje. De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano. On his travels, he had met up with an old woman who offered to prove to him that the ointment really worked. She stripped off and worked the mixture over her body as he and a few friends watched from the darkness… yes, it’s another story of a midnight watch. The woman fell into a deep sleep from which she could not be awakened (they tried beating her up a bit, experimentally) and when she woke, she said she had travelled across seas and mountains, and had seen fine young men.
Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)
Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”
5 De beroemde Nederlandse verdediger van de heksen Johann Weyer in De Praestigiis Daemonum (1583) noemt opnieuw het recept van Della porta, wat vervolgens weer wordt gekopieerd door de nog beroemdere criticus van heksenvervolgingen Reginald Scot (1584) says that the ointment ‘whereby they ride in the aire’ was made of the flesh of unbaptized children, and gives two recipes:
[1] ‘The fat of yoong children, and seeth it with water in a brasen vessell, reseruing the thickest of that which remaineth boiled in the bottome, which they laie up and keepe, untill occasion serueth to use it. They put hereunto Eleoselinum, Aconitum, Frondes populeas, and Soote.’ [2] ‘Sium, acarum vulgare, pentaphyllon, the blood of a flitter mouse, solanum somniferum, and oleum. They stampe all these togither, and then they rubbe all parts of their bodys exceedinglie, till they looke red, and be verie hot, so as the pores may be opened, and their flesh soluble and loose. They ioine herewithall either fat, or oil in steed thereof, that the force of the ointment maie the rather pearse inwardly, and so be more effectuall. By this means in a moonlight night they seeme to be carried in the aire.'[4] Dit is tot op de letter hetzelfde recept als gegeven door Della Porta.http://www.whitedragon.org.uk/articles/ointment.html
6 Het uitdiepen van het brouwsel van de ‘weird women’ van Macbeth (1603-1607) levert ook waardevolle informatie op..: http://literarytourist.com/2009/10/macbeth-and-what-was-in-the-witches-brew/
Round about the cauldron go; In the poison’d entrails throw. Toad, that under cold stone Days and nights hast thirty one Swelter’d venom sleeping got, Boil thou first i’ the charmed pot. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Fillet of a fenny snake, In the cauldron boil and bake; Eye of newt, and toe of frog, Wool of bat, and tongue of dog, Adder’s fork, and blind-worm’s sting, Lizard’s leg, and howlet’s wing, For a charm of powerful trouble, Like a hell-broth boil and bubble. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Scale of dragon, tooth of wolf, Witches’ mummy, maw and gulf Of the ravin’d salt-sea shark, Root of hemlock digg’d i’ the dark, Liver of blaspheming Jew, Gall of goat, and slips of yew Sliver’d in the moon’s eclipse, Nose of Turk, and Tartar’s lips, Finger of birth-strangled babe Ditch-deliver’d by a drab, Make the gruel thick and slab: Add thereto a tiger’s chaudron, For the ingredients of our cauldron. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble.
Pretty gruesome stuff, but likely just herbs by other names….names designed to gross out the masses, to stop them from practicing magic. Here are some translations: Eye of Newt Mustard Seed Toe of Frog Buttercup Wool of Bat Holly Leaves Tongue of Dog Houndstongue Adders Fork Adders tongue Lizard Leg Ivy A Hawk’s Heart: Wormwood Ass’s Foot or Bull’s Foot: Coltsfoot Bear’s Foot: Lady’s Mantl Calf’s Snout: Snapdrago Graveyard Dust: Mullein Sparrow’s Tongue: Knotweed
The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.
]]>