Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 alruin - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Fri, 14 Apr 2023 15:13:52 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Het geheim van de alruinwortel of mandragora https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-alruinwortel-of-mandragora/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-geheim-van-de-alruinwortel-of-mandragora https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-alruinwortel-of-mandragora/#comments Thu, 26 Apr 2018 19:21:22 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=5827 De...

The post Het geheim van de alruinwortel of mandragora first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De alruinwortel, wie kent hem niet van Harry Potter of anders van een scène uit de film Pan’s labyrinth? Deze ‘mandragora officinarum’, is – samen met de maretak – de meest magische plant die we in Europa kennen. De hoeveelheid folklore rondom deze plant is enorm. Het uiterlijk van de plant is vrij onopvallend, hij heeft donkergroene bladeren, gele bessen en paarse bloemen. Zijn meest beruchte en opvallende deel zit echter onder de grond: dat is zijn sterk behaarde wortel die zich nogal eens vertakt en dan verdacht veel lijkt op het lichaam van een mens. De Egyptenaren zagen er een mannelijk geslachtsdeel in en noemden hem ‘de fallus van het veld’. De Arabieren kennen hem juist als ‘de eieren (testikels) van de djinn’, daar is de plant vernoemd naar zijn bessen. In de Bijbel worden de bessen van de alruin ‘dudaim’ oftewel ‘liefdesappelen’ genoemd. In al deze streken stond de plant bekend als een afrodisiacum en een plant die onvruchtbaarheid zou verhelpen. Mandragora is ook één van de bijnamen van de Romeinse liefdesgodin. Zij heet dan Venus Mandragoritis. Mandragora komt wellicht van het Perzische ‘mardum giâ’ wat mensenkruid betekent. De kruidkundige Dodonaeus zegt dat het man-drager betekent. (1)

Heksen en priesteressen

Vroege afbeelding van heks ca. 1280 – 1450 dom van Schleswig

Meestal werd de meer duistere kant van de plant benadrukt. Als ‘atropa mandragora’ wordt hij genoemd naar Atropos, de schikgodin die de levensdraad doorsnijdt. Hij zou toebehoren aan de heksen- en doodsgodin Hecate en groeien in het magische kruidentuintje van de tovenaressen Medea en Circe. Een Griekse benaming van de plant is ‘kirkaion’: kruid van Circe. Zij zou er de makkers van Odysseus mee hebben veranderd in zwijnen. Alruinwortel wordt ook genoemd als bestanddeel van de vliegzalf van de heksen. Bij het vliegen naar de sabbat door een heks, ging de geest reizen en bleef het lichaam achter in bed. Alruin bevat alkaloïden zoals atropine, scopolamine en hyoscamine en heeft daardoor een hallucinogene werking. Dit zal inderdaad helpen om uit het lichaam te treden. (2)

Ook bij de oude Germanen was er een heksenassociatie. De plant zou de naam alruin mogelijk te danken hebben aan Albruna een Germaanse waarzeggende priesteres die door Tacitus in zijn ‘de Germania’ (eerste eeuw n.o.j.) wordt genoemd. Al(b)runa zou de titel zijn voor deze orakelende vrouwen en ‘zij die de geheimen van de elfen kent’ betekenen. Alb is elf en runa betekent geheim en is verwant aan de runen. Zonder de b in alb wordt het ‘zij die alle geheimen kent’. Ook van de alruinswortel werd gezegd dat hij alle geheimen kan onthullen. (3)

De galgenheuvel

De verblijfplaats van de ‘alruna’ als wortel en als priesteres is mogelijk dezelfde, namelijk de grafheuvel. Deze werd later vaak gebruikt als galgenheuvel. Het is niet toevallig dat de alruin juist zou groeien op galgenheuvels. De graf/galgenheuvel was een plaats van inwijding, die mogelijk gebruikt werd om een semi-dood ervaring of een ervaring van uit het lichaam treden mee te maken. Een van de inwijdingsrituelen bij de Germanen was de hangritus, waarbij de in te wijden persoon opgehangen werd aan een galg of boom en dan stierf als slachtoffer of na een wurgende bijna doodervaring weer van de galg werd gehaald. Daarna was hij gewijd aan Odin. (4)

Hekserij onder de galg (de alruinman vindt je onder de heks met de toorts) – Teniers II (1610-1690)

Van de alruin werd in de Middeleeuwen gezegd dat hij ontstond uit de urine of het zaad van een gehangene (vandaar de volksnamen pisdiefje en galgenmannetje). (5) Deze gehangene moest dan wel een onschuldige of een dief zijn. Die onschuld verwijst naar het hangen als inwijding in plaats van straf, maar ook de dieven zijn aan Odin gewijd. Op het moment dat alles wordt losgelaten en de banden met het lichaam en het ego worden doorbroken, komt de ziel vrij en schreeuwt hij het uit van extase. Dit is een orgastische schreeuw. Zowel Jezus als Odin schreeuwen op dat moment tijdens hun hangoffer. Op dat zelfde moment verliest de gehangene zijn zaad. Juist hieruit groeit een op een man lijkend plantje. Een plant met een bijna menselijk bewustzijn. Het lijkt op een mens en gedraagt zich ook als een mens. Je zou kunnen zeggen dat de ziel van de gehangene is overgegaan in de plant.

Hoofd van Adam, hoofd van Mimir

In Rusland heeft de alruin een interessante naam: hier noemen ze de plant ‘hoofd van Adam’. (6) Dit hoofd zou – volgens de legende – in de heuvel Golgotha begraven liggen. Dit is de galgenheuvel waar Jezus Christus gekruisigd is. Golgotha betekent ‘plaats van de schedel’. Hiermee wordt de schedel van Adam bedoeld! Onder de galg van Jezus vinden we dus Adams hoofd. Dit zou impliceren dat er – in het Russische volksgeloof – onder het kruis een alruinwortel zou groeien!

Tegelijkertijd is er ook een merkwaardige correspondentie tussen het kruis van Christus, de boom van kennis van goed en kwaad en de mandragora. Volgens de ‘Fysiologus’ (vierde of derde eeuw n.o.j.) was de boom van kennis van goed en kwaad uit het paradijs een mandragora. In diverse middeleeuwse legenden over de herkomst van het kruis wordt weer beweerd dat het gemaakt is van het hout van een zaadje uit de boom van kennis van goed en kwaad. Deze boom groeide dan weer op Golgotha. (7)

De middeleeuwse mystica en kruidkundige Hildegard von Bingen (1098-1179) beweerde dat de alruin uit dezelfde plaats gegroeid was, waar God de aarde vandaan haalde om Adam mee te scheppen. Daarom was hij koning van de planten. (8) Adam betekent rode aarde, want de eerste mensen zouden door God gemaakt zijn uit klei. Het eerste probeersel echter was een misbaksel en God gooide het weg. In één versie van dit verhaal werd dit de alruinswortel! De Joodse magiër Eliphas Levi maakt er zelfs van dat de eerste mensen als alruinen waren, die zichzelf uit eigen beweging uit de grond lostrokken.

Salvator Rosa 1646 (In de hand van de linkerheks de alruinman)

Het is interessant om dit verhaal te vergelijken met Odin’s hangoffer: Onder het kruis van Jezus is het hoofd van Adam – wellicht de alruinwortel – te vinden en onder de kosmische boom vindt de god Odin de runen. Dit is geheime kennis, niet in de vorm van een plant, maar door middel van letters. Toch in een ander verhaal over de zoektocht van Odin naar wijsheid vindt hij wel degelijk een hoofd. Dit is het hoofd van Mimir, de meest wijze Ase, wiens hoofd afgehouwen was. Odin wreef het hoofd echter in met kruiden en sprak er toverformules over uit zodat het in leven bleef. Odin had dit hoofd altijd bij zich en sprak ermee, het onthulde hem verborgene zaken. Het waren de zaken die geassocieerd zijn met de geheime wijsheid van de gehangenen. (9)

Ik stel mij voor dat de ingewijde die de hangritus overleefde – en dus uit de dood herrezen was – als beloning daarvoor het poppetje van de alruin mee kreeg. Dit was zijn ego, waarmee hij zich nu niet meer vereenzelvigde, waardoor het een hulpmiddel werd om zijn betere ik, zijn geest te raadplegen. Hiermee kon hij geheime beraadslagingen doen door te ‘raunen’ (fluisteren) met de runen of de alruin en te mijmeren met Mimir.

De homunculus

Doordat de ingewijde een semi-dood onderging was zijn ego symbolisch overgegaan in de alruin. Hij was zijn zelf of zijn ziel geworden en had het inzicht verworven dat hij niet zijn lichaam, noch zijn gedachten was. Hij kon nu vrijelijk beschikken over dat construct van lichaam en gedachten – die door het ego samen wordt gehouden. De alruin kan je zien als het symbool voor dit kleine ik. Het heeft de vorm van een klein mensje: de ‘homunculus’. Dit maakt de alruin tot een krachtige, maar ook gevaarlijke plant. Op het moment dat hij uit de aarde werd getrokken zou hij een schreeuw geven die zo afgrijselijk was dat je ter plekke van schrik zou sterven! Het is alsof de schreeuw van de gehangene weer vrijkomt en daarmee ook al zijn pijn en lijden dat hem vasthield aan de materie.

Niet iedereen kan deze smart doorstaan, velen zullen falen bij de poging om de kracht van de alruin – en daarmee zijn verborgen kennis – te beheersen. Een enkele wijze kan het wel en wordt heerser over de geestenwereld, zoals koning Salomo die een stukje van de wortel in zijn magische zegelring had, of zoals Odin, die naar vrije wil uit zijn lichaam kon treden. Ook Paracelsus beweerde dat hij de homunculus kon maken. In de alchemie noemt men de kunstmatig met leven begiftigde dode materie de homunculus. De alchemist en kruidkundige Paracelsus zou dit hebben geprobeerd en hij gebruikte daar de alruin bij, die hij tot leven wekte door middel van (menstruatie)bloed en (opnieuw) sperma. (10)

Het plukken en verzorgen van de alruin

Wij gewone stervelingen hebben trucjes nodig om toch iets van die wijsheid te bemachtigen. Een vroeg voorbeeld van het oogsten van de alruinwortel stamt uit de eerste eeuw n.o.j. uit Galilea en staat in de Bellum Judaicum van de Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus:
‘In de vallei die noordwaarts de stad omringt, is er een plaats genaamd Baaras, waar een wortel groeit van de zelfde naam, die een kleur als vuur heeft en ‘s avonds glinstert als de stralen van de zon. Men komt er moeilijk bij en rukt hem even moeilijk uit; want hij vlucht verder en blijft enkel staan, indien men vrouwenpis of menstruatiebloed er op gegoten heeft.  Als iemand hem aanraakt, moet hij zeker sterven, zo hij hem niet, aan de hand hangende, draagt. Men neemt hem zonder gevaar als volgt: Men doet er rond de aarde weg, zodat maar een klein deel van de plant nog in de de grond blijft; men bindt aan de wortel een hond die, omdat hij zijn meester wil volgen, de wortel uit trekt. Onmiddellijk sterft de hond in plaats van zijn meester. Van dit ogenblik af kan men de wortel zonder gevaar in de hand nemen. Men trotseert al die gevaren om deze wortel te bezitten, vanwege één enkele kracht die hij heeft: deze wortel op het lichaam gelegd, verjaagt de boze geesten, die de levende lichamen proberen te bezitten en doen sterven, als men er niets tegen doet’. (11)

In latere versies van dit plukritueel moest de hond zwart zijn. Dit is passend want zwarte honden zijn gewijd aan de godin Hecate en worden gezien als boodschappers van de dood.
In het – vroeger jaarlijks in het Atlasgebergte gehouden – Rookfeest werd een mengsel van hallucinogene kruiden gebrand met als hoofdbestanddeel de alruin. De bedwelmde monniken zagen de geestvorm van de verschillende planten en ten laatste de geest van de alruin in de vorm van een zwarte hond. (12) Pas in de middeleeuwen wordt uitgelegd dat de plukker of de hond doodgaat vanwege een ijzingwekkende schreeuw die geslaakt wordt door de (boze geest van de) plant tijdens het plukken.

Het plukken van de alruin volgens de ‘Tacuinum sanitatis’ uit  de  vijftiende eeuw

In latere versies van het plukritueel moest het alruinmannetje – nadat hij uit de grond was getrokken – gebaad worden in rode wijn, gekleed in een wit zijden hemdje en op een kussen in een doosje worden geplaatst. Hij moest zelfs iets te eten krijgen! Als je dit allemaal deed en dit enkele keren herhaalde dan zou hij je wensen vervullen, antwoord geven op al je vragen, je de toekomst voorspellen en je rijk maken! (13)
Dit soort gelukspoppetjes van alruin werden mogelijk al door de Grieken en Romeinen als amulet gedragen en het gebruik bleef tot in de negentiende eeuw bestaan. (14) Mogelijk was dit de ziel van de gehangene die men dan met zich meedroeg. Deze was dan met zijn laatste extatische schreeuw in de alruin overgegaan. Door hem zo te verwennen en te voeden met aandacht, zorgde men ervoor dat hij niet weg vluchtte. Zelfs Jeanne d’Arc, de roemruchte maagd van Orléans, werd er van beschuldigd dat zij stiekem een alruinwortel bij zich had. Dit zou de oorsprong zijn van de stemmen die zij hoorde! Zijzelf beweerde bij hoog en bij laag dat het de stemmen van heiligen waren. (15)

De levenskracht van de alruin

Dioscorides ontvangt een alruin van de godin Euresis (vijfde eeuw n.o.j.)

In het beroemde Russische sprookje ‘Wasalisa de wijze en de heks Baba Jaga’ krijgt het meisje Wasalisa een popje van haar stervende moeder. Zij draagt deze altijd stiekem bij zich, praat met haar en geeft het eten. Het popje brengt haar geluk en geeft haar wijze raad. Uiteindelijk vindt ze met behulp van de pop een vlammende schedel, waarmee ze het vuur in de haard opnieuw aansteken kan. Dit alles doet verdacht veel denken aan een pop gemaakt van alruinwortel. Dit geldt ook voor de schedel, want van de alruin wordt gezegd dat de bloem vlammen voortbrengt. Hij wordt daarom in het Hebreeuws ‘dudaim’ of vlammenkruid genoemd. (16) In dit verband is het opmerkelijk dat ook Prometheus – die het vuur steelt van de goden – met de alruin werd geassocieerd. Hij werd gestraft door middel van een adelaar die elke dag zijn lever uit zijn borst pikte. Uit de etter die uit die verse wond stroomde zou de alruinwortel zijn ontstaan. (17)

Arabische afbeelding van de mandragora uit 1229

De vlammen van de alruin komen ook voor in een versterkingsritueel dat uitgevoerd werd op het Indonesische eiland Madoera. Daar werd door de deelnemers in een tempel voor elke maand een zaadje geplant en hiervoor gezongen. Zij zagen het zaad voor hun ogen ontkiemen en daarna stengel, blad en bloem vormen. Het laatste zaad was dat van de alruin. Bij het openen van de alruinbloemen kwamen er vlammen uit de kelken. Sommige deelnemers leken verzengd te worden door de vlammen en bezweken. Anderen leken de vlammen in zich op te nemen. Na afloop gingen de eersten bleek en afgemat naar huis en de laatsten vol kracht en geestdrift. (18) Wie sterk genoeg is die neemt de levenskracht van de alruin op, wie dat niet is verliest juist zijn energie aan de mensplant!

Conclusie

Je zou kunnen stellen dat de alruin voor het ego staat, maar ook voor je intuïtie! Na je inwijding ontvang je van de wijze vrouw, (de alruin) de wortel als talisman. Je behandelt het als een minimensje, een homunculus en het is daarom je kleine ik, tegenover je grote zelf. Het is je ego, waardoor je in jezelf kan praten, zoals een klein kind praat met haar pop. Maar dit keer laat je je niet overheersen door dit ego. Je herkent zijn kracht, maar identificeert je er niet volkomen mee. Je hebt geleerd dat je grotere zelf die energetische boom is, die galg waar het ego aan hangt. Zodra je dit parasitaire ego los kan rukken en je – zoals Odin – van de boom valt, weet je dat je niet ego bent, dat je niet lichaam-in-gedachten bent, maar iets oneindig groters. Zo transformeer je het ego tot je intuïtie! De ‘tuition’ het onderwijs dat je krijgt als je naar je innerlijk, je centrum luistert. Dit is de innerlijke vlam in de schedel die verwijst naar jouw overwinning op de dood. Je consulteert je diepste innerlijke weten door middel van je contact met de alruin, de allesweter.

Als je zelf niet ingewijd bent en je vangt de ziel van een gehangene in de alruin, dan ben je een necromanciër en pleeg je zwarte magie. Dit is misbruik maken van iets buiten jezelf. Dit is een duivelspact dat je uiteindelijk op zal breken. Buiten het ritueel van het hangen om kan de geest van de alruin zelf je ook beschermen en van wijze raad voorzien. Hij helpt je bij je inwijding. Tegelijk kan hier sprake zijn van bescherming door de geest van de inwijdster, de wijze albruna, de priesteres die je lijfelijk of in geestvorm bijstaat.

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van mijn boek ‘De wijsheid van bomen en kruiden’. Dit boek is via deze link verkrijgbaar en hier kan je meer info lezen over het boek.
1) Zie hier de scène met de alruin in Pan’s labyrinth: youtube.com/watch?v=Tvq4Yp7XaRg
Gordon, L. – Green magic 97
Emboden – Bizarre plants 149-150
Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten 108
Buchner, G. – Heksenkruiden 33
Teirlinck – Flora Magica 139
-Hij wordt ws al door de Egyptenaren genoemd als ‘dudajim’ in een papyrusrol uit 1550 v.o.j.
– Nederlandse namen voor de alruinwortel zijn aardmannetje, geldmannetje, duivelsappel, duivelskaars, galgenjong, mandraak, pisdiefje en toverwortel. (De Cleene 103)
-Genesis 30 vs 14-16: ‘En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn man genomen hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult? Toen zeide Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar.’
2) Emboden – Bizarre plants 149
Harrison, R.K., “The Mandrake And The Ancient World,” The Evangelical Quarterly 28.2 (1956): 87-92.
Compendium 110
Dit wordt in ieder geval beweerd door de Spaanse dokter Andres Laguna in de zestiende eeuw. Zie mijn artikel: https://www.abedeverteller.nl/heks-en-drugs/

3) etymologiebank.nl/trefwoord/alruin
en.wikipedia.org/wiki/Albruna
4) Farwerck – Noordeuropese mysterieën 45, 156, 405
Gehangen mannen zouden bij hun laatste stuiptrekkingen ejaculeren. Tegelijk is het ook een feit dat mensen die bepaalde hallucinogene drugs gebruiken zoals Ayahuasca in hun staat van totaal loslaten ook hun urine, feces en mogelijk ook sperma soms loslaten.
5) Teirlinck – Flora magica 142
Terwijl wij een ter dood veroordeling zien als een straf, werd dit bij de heidense volken vaak gezien als een offer. Zo zaten er in de Keltische ‘wicker man’ voornamelijk krijgsgevangenen en misdadigers. Deze werden echter gezien als offers aan de godheid.
6) Compendium 106
7) Hatsis – The witches ointment 79
https://en.wikipedia.org/wiki/Legend_of_the_Rood
8) Emboden 149
Compendium 107, 114
Zij zag de wortel van de plant vanwege zijn menselijke vorm als bezeten van de duivel, alleen door hem lang te weken in bronwater zou die medicinaal te gebruiken zijn. Dan kon hij gebruikt worden tegen onzuivere begeerte en tegen melancholie.
9) Snorri Sturluson – Ynglinga saga 4 en 7
10) Grafton, Anthony (1999). Natural Particulars: Nature and the Disciplines in Renaissance Europe. MIT Press. pp. 328–329, 332
In de Vita Longa (1526) schrijft Paracelsus: De homunculus die de necromanciërs valselijk ‘alreona’ noemen en de natuurlijke filosofen ‘mandragora’, is het onderwerp van een bekende fout geworden. Zijn oorsprong is sperma, die door de grote vertering die zich afspeelt in een ‘venter equinus’ (baarmoeder van een paard) zich vormt tot een homunculus, een mens in alle dingen, met lichaam en bloed, grote en kleine ledematen. 
11) Josephus, Bellum Judaicum, vii. 6. 3.
Compendium p. 108
In het Duitse volksgeloof moest het touw aan de ‘Schwanz’ van de hond vast gebonden worden. Bächtold-Staubli 318
12) M. Uyldert – De taal der kruiden 228
Er is een interessante gelijkenis te trekken met een ervaring die Carlos Castaneda in een van zijn boeken beschrijft. Onder invloed van de hallucinogene cactus Peyote gaat Carlos spelen met de geest van de plant in de vorm van een hond.
13) Blöte-Obbes – De geurende kruidhof 245
Compendium 110
Emboden 153
14) Compendium p. 110
Arrowsmith, N. – A field guide to the little people 136 en https://en.wikipedia.org/wiki/Kobold
In Zuid-Duitsland werd de Alraune of Galgenmännlein geïdentificeerd met de Kobold of het Heinzelmänchen, een soort van huiskabouter. Zij waren huisgeesten, maar tegelijkertijd ook poppen gemaakt van alruinwortel van ongeveer 30 tot 60 centimeter die bewaard werden in een houten kistje. Ze droegen groene kleding en hadden grote monden. Wat er met de pop gebeurde zou er ook met een van de familieleden gebeuren. Verder kunnen ze je grote geheimen meedelen, brengen ze geluk en kunnen ze vele ziekten genezen. (BS 319-320, Teirlinck 147)
Ook al in de Griekse en Romeinse tijd werden ze gebruikt als amulet tegen toverij en voor geluk.
Deze waren meestal op kunstmatige wijze van menselijke trekken voorzien en waren ook vaak niet van alruinwortel gemaakt, maar van een heggerank.
15) Blöte-Obbes 247
16) Uyldert p. 223
17) Compendium 105
Appolonius van Rhodos boek III, 828
Het kan hier echter ook om de Corycische krokus gaan. Lee 280
18) Uyldert 226

Leuk om te weten: Het Franse main-de-gloire of ‘dead man’s hand’ is een verbastering van het woord mandragora. De magische werking van de plant ging dus over op die van een ander luguber iets dat je moest opgraven onder de galg: de hand van een gehangen crimineel. Als je deze hand liet drogen dan kon hij dienen als kandelaar voor een kaars gemaakt van het vet van de gehangene. Wie met deze hand op het inbrekerspad ging zou onzichtbaar worden of in ieder geval onontdekt blijven, ieder die de inbreker tegenkwam zou terstond verlammen, zo luidde het volksgeloof. https://wordhistories.net/2016/10/22/hand-of-glory/

Mandragora en heksenzalf: In 1545 werkte de Spaanse dokter Andrès Laguna als medisch officier in de buurt van Nancy. Daar werden twee oude kluizenaars gearresteerd op verdenking van tovenarij. In hun hut werd een kleine pot met groene zalf gevonden. Laguna bekeek en rook deze zalf en het deed hem denken aan ‘unguentum populeum’. Hij meende dat er o.a. scheerling, bilzekruid, alruinswortel en nachtschade (doornappel?) in zat. Hij kon wat van de zalf bemachtigen en probeerde deze uit op een patiënt van hem die leed aan slapeloosheid. Hij smeerde haar in van top tot teen en zij viel in een diepe, lethargische slaap van wel zesendertig uur en moest uiteindelijk wakker worden geslagen. Zij was boos en vroeg: waarom maak je me wakker? Ik was te midden van alle genot en vreugde van de wereld en daar heb ik mijn man bedrogen met een jongere en knappere man! Zij geloofde sterk in de realiteit van haar avontuur.

De mandragora wordt al genoemd door Hippocrates rond 400 v.o.j., maar daar betreft het nog een nuchtere opsomming van mogelijke medische werkingen.

Dioscorides ontvangt de alruin van Euresis (ca. 512 n.o.j.)

Bij verschillende – met name giftige – planten werden ‘magische’ voorzorgsmaatregelen genomen bij het opgraven. Theophrastus in zijn ‘Geschiedenis van planten’ 9.8.8 schreef in de derde eeuw voor Christus (230 voj) over de alruin dat verzamelaars van deze plant er eerst drie cirkels omheen trokken en dan de top eraf sneden terwijl ze naar het westen keken. De rest van de wortel werd dan geoogst na het zeggen van zoveel mogelijk over de mysteriën van de liefde terwijl je rondom de plant danst. ( ‘it is said one should draw three circles round mandrake with a sword, and cut it with one’s face towards the west; and at the cu$ing of the second piece, one should dance round the plant and say as many things as possible about the mysteries of love”) Hij ziet het als een plant tegen slapeloosheid, jicht en als liefdesdrank. Ook ziet hij gelijkenis tussen de wortel en een klein mensje. (https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf)

De alruin wordt ook genoemd door Dioscorides (eerste eeuw n.o.j.): Hij benoemd vooral de pijnstillende kwaliteiten van het sap van de plant. Ook is er een afbeelding te vinden in één van de handschriften van het boek met Euresis de godin van de ontdekking die de plant aan Dioskorides overhandigt. Een schijnbaar dode hond is met een touw aan de plant gebonden. Dit handschrift stamt uit 512 noj.

Josephus in de eerste eeuw noj geeft een nog uitgebreidere beschrijving over de plant Baaras, het is echter niet zeker of het hier om de alruin gaat. (hetzelfde verhaal met de hond wordt ook verteld door Aelianus in 220 noj over de pioenroos.)

Ook Plinius in zijn Historia Naturalis (eind eerste eeuw n.o.j.) zegt hetzelfde; drie cirkels rondom de plant maken met een zwaard, kijken naar het westen en de wind moet niet in je gezicht blazen. Van de alruin maakte men middeltjes tegen slapeloosheid, jicht en om liefde te krijgen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Alruin en The mandragora of the ancients in folklore and medicine van Charles Brewster Randolph

De Herbarium Platonicus van Pseudo-Apuleius (4e n.o.j.) noemt ook een hond die gebruikt wordt bij het plukken. Of hij dood gaat is niet zeker: ‘het bovenste deel van de plant schijnt als een lantaarn. [is ws. een teken dat hij bezeten is door een geest] Als je de plant ziet maak dan snel een cirkel rondom de plant met een ijzeren stuk gereedschap zodat hij niet kan ontsnappen. Raak het niet aan met dit gereedschap, maar gebruik een ivoren staak om de grond rondom los te maken. Als de handen en voeten zichtbaar zijn bindt dan een nieuw touw om de plant. Maak een hond heel hongerig en bind een touw om zijn nek. Leg voedsel neer op een afstandje van de hond en de hond zal er naar toe gaan en zo de plant uit de grond trekken.’ (the upper part of the plant shines at night like a lantern. When you first see the plant, make a circle very quickly around it with an iron tool to prevent its escape (it wants to escape from anyone who is unclean). Do not touch it with the iron tool, but use an ivory stake to loosen the soil around it. When its hands and feet are visible, tie a new rope around it. Get a dog very hungry and tie the rope around its neck. Put food a little distance from the dog, and in going after the food, the dog will pull up the plant.’)
Als dit gebeurde in een heilig seizoen dan zou de geest van de plant gedwongen zijn om de verzamelaar te gehoorzamen. (mr. Lee)

Het anonieme werk Physiologus (derde eeuw noj) is de oorsprong van het bestiarium. Het bevat fabels met een christelijke moraal over dieren. Het aantal dieren wat er in werd omschreven groeide van veertig naar meer dan honderd in de middeleeuwen. In het verhaal over de olifant fungeert de mandragora als de appel uit de tuin van het paradijs. Olifanten zijn puur en houden niet van seks, maar als er nageslacht moet komen dan gaat de vrouwtjesolifant  naar het oosten en het mannetje volgt haar. Vlakbij het aards paradijs verleidt zij het mannetje tot paren door hem van de vruchten van een boom (of plant) te laten eten die mandragora heet. Dit is een duidelijke verwijzing naar de appel uit de boom van kennis van goed en kwaad en de verleiding van Adam door Eva. (Arsdall 310)

Pas in het bestiarium van Philippe de Taon uit 1120 staat het element van de doordringende schreeuw van de plant waardoor de hond dood neer zal vallen. Daarvoor is het niet duidelijk waar de hond dood aan gaat. Degene die daarbij is moet zijn oren dicht stoppen met was. Het zou volgens hem een geneesmiddel zijn voor alle ziektes. Later wordt daarbij verzonnen dat ieder die de schreeuw hoort gek zal worden of dood neer zal vallen. Je plukt de plant het liefst met midzomer, vlak voor zonsopgang, als de kwade geest van de plant ws nog slaapt, maar de kracht van de plant op zijn allersterkst is.  Mr. Lee 281

De Carthaagse veldheer Hannibal maakte op een geheel andere manier gebruik van de alruinwortel. Hij mengde sap van de alruin met wijn en liet de vaten met deze wijn achter voor de vijand. Hij deed alsof hij zich terugtrok en de Afrikaanse rebellen dronken van de wijn en raakten bedwelmd. Zo waren zij een makkelijke prooi voor de onverwacht terug komende soldaten van Hannibal. (Emboden 152)
Mogelijk werd de godin Hathor ook bedwelmd door een mengsel van wijn, bloed en alruin. Zij had van Ra de opdracht gekregen om de mensheid te straffen, maar kwam in een vechtextase waarin zij bijna de hele mensheid uitroeide. Dit ging door tot de god Ra haar van het mengsel te drinken gaf en zij eindelijk in slaap viel. (Emboden 152)

Poisonous plants: a cultural and social history: De naam zou komen van de man-gelijke vorm van de wortel van de plant. Maar het zou ook ontleend kunnen zijn van het Griekse woord voor ‘giftig voor koeien’. De volksetymologie maakte in de middeleeuwen ‘drake’ van het tweede deel ‘dragora’ wat lijkt op het Engelse woord voor draak. (https://www.etymonline.com/search?q=mandrake)

Meanwhile it should not be forgotten that there was one magical possession, an idol of domestic superstition in mediaeval German households, which is said to have passed at the father’s death to the youngest son upon condition that he performed certain heathenish rites in relation to the father’s funeral. The “mandrake,” a plant with broad leaves and bright yellow flowers and with a root which grew in a semi-human form, was found beneath the public gallows and was dragged from the ground and carried home with many extraordinary ceremonies. When secured it became a familiar spirit, speaking in oracles if properly consulted and bringing good luck to the household in which it was enshrined. [Charles Elton, “Origins of English History,” 1882]

In de zestiende eeuw kwam er nog de legende bij dat de alruin groeide onder de galg, waar de gehangene zijn sappen had laten vallen (urine en zaad). Mogelijk was de eerste die dit noemde Hieronymus Brunschwig in 1515. Vandaar werd hij ook het galgenmannetje of het pisdiefje genoemd.  Vervolgens: ‘Wash him clean in red wine and then wrap him in layers of white and red silk. Lay him in a casket and do not forget firstly to bathe him every Friday (the day of Venus again) and secondly and most importantly at the new moon to clothe him in a clean white shirt.’ Lee 281 Het galgenmannetje brengt geluk, zal je rijk maken en elke vraag beantwoorden die je hem stelt. Hij kon ook nog steeds lust opwekken en vruchtbaar maken. Toch werd ook beweerd dat de alruin bezeten was van een boze geest en dat de bezitter ervan – indien hij de wortel niet aan iemand anders overdroeg – na zijn dood rechtstreeks naar de hel zou gaan.

Ook gebeurde het in deze tijd veelvuldig dat heggerank en spekwortel (black and white briony) werden gebruikt om nep-alruinwortels te maken om zo voor veel geld aan bijgelovige klanten te verkopen. Ze werden dan alvast in een mensvorm uitgesneden en terug in de grond gelegd. Voor de verkoop kregen ze zelfs kleertjes aan. Lee 282, De Cleene 111

Bast van de mandragora werd al in Romeinse tijden maandenlang in zoete wijn gedrenkt om zo als narcotisch, slaapopwekkend middel te geven aan gemartelden en gekruisigden. Later gebeurde dit ook in de vorm van een spons (met een mengsel van azijn, mandragora en nachtschade) die onder de neus werd geduwd om te inhaleren. Er is dus een kans dat Jezus dit middel te drinken kreeg! Lee 283

According to Ibn Beithor, sometimes styled ‘the Arab Discorides’, King Solomon had a portion of mandrake set in his famous signet ring, and by its power he held dominion over the jinn.

Volgens sommige Grieken zou het de plant zijn die Circe gebruikte om de makkers van Odyseus in zwijnen te veranderen. (Mr. Lee 279)

Keizer Julianus dronk alruinsap elke nacht als liefdesfilter. http://whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm

Iemand die in Duitsland snel rijk is geworden of geluk in het spel heeft wordt van gezegd: ‘Hij heeft een alruin op zak’. BS 319 Ook werkt de alruin nog steeds als een afrodisiacum.

Alruin is soms onderdeel van de heksenzalf. In Roemenië heet die zalf ‘Matraguna’, naar de mandragora. (BS 322)
In de achttiende eeuwse grimoire ‘Le petit Albert’ komen nog uitgebreide rituelen voor over het oogsten van de alruin. (Emboden 155)

Tot in de zestiende eeuw geloofde rijk en arm in de werkingen van de alruin, daarna zakte het geloof af. Maar ook in de negentiende eeuw werd hij nog als amulet her en der in Europa gedragen en ook het plukritueel werd nog wel gedaan. (De Cleene 111)

– Ook goed om te lezen: Anne Van Arsdall, Helmut W. Klug, Paul Blanz –  The mandrake plant and it’s legend a new perspective
https://www.whitedragon.org.uk/articles/mandrake.htm
https://www.rcpe.ac.uk/journal/issue/journal_36_3/W_Lee_2.pdf
https://core.ac.uk/download/pdf/229401822.pdf
https://www.yumpu.com/de/document/read/3358239/die-alte-heydnische-abgottische-fabel-von-der-alraun-sapientia
http://volkoomen.nl/M/Mandragora.htm

The post Het geheim van de alruinwortel of mandragora first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-alruinwortel-of-mandragora/feed/ 6
De oorsprong van de kabouter https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/#comments Tue, 16 Oct 2012 13:41:13 +0000 http://abedeverteller.wordpress.com/?p=166 In...

The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In de klassiek Romeinse tijd zocht men zijn bescherming en voorspoed niet alleen bij de grote goden, maar ook bij de huisgoden. Deze werden vereerd en als beeldjes bewaard bij de haard. Aan hen werden ook kleine offers gebracht. Vaak hadden ze een fallisch uiterlijk. De Romeinen noemden ze Laren en Penaten, de oude Angelsaksische naam voor deze wezens zijn de ‘Cofgoda’. In het volgende stuk geef ik verschillende voorbeelden van huisgeesten door Europa heen die laten zien dat dit gebruik niet uitstierf, maar veranderde in het volksgeloof rond de huiskabouter. Ook dezen gaven zegen aan het huis, leefden veelal bij de haard en waren soms fallisch of in ieder geval naakt.

Kobold en galgenman

De Nederlandse kabouter en de Duitse Kobold zijn etymologisch aan elkaar verwant. Het woord betekent beschermende huis- of stalgeest. (In de folklore wordt zelden over de tegenwoordig zo populaire boskabouter gesproken.) Ook de Franse geest gobelin en de Engelse (hob)goblin horen bij dezelfde woordgroep en zijn huisgeesten. (1) De huisgeest heet in Duitsland ook wel het Heinzelmännchen, Wichtelmännchen of Galgenmännchen. In het dertiende-eeuwse Duitsland werden van deze kobolden beeldjes gesneden uit alruin, buxus of was om in de kamer te zetten. Rondom het galgenmannetje – een mensvorm gesneden uit een alruinswortel – bestond een plethora aan magische voorstellingen. Voornamelijk vanwege de hallucinogene effecten van de wortel en de vorm die enigszins aan een naakte man doet denken. (2)

Het beeldje zou geluk en welvaart brengen, maar als hij slecht behandeld werd kon hij ook tot een plaaggeest worden. De kobold zou de geest van de boom of plant zijn die in het beeld gevangen zat. Deze beelden waren dertig tot zestig centimeter. Ze hadden groene kleren aan en een buitenproportioneel grote mond. Zij werden opgesloten in dozen en binnen op geheime plaatsen bewaard, waarschijnlijk dicht bij de haard. Hij is daarmee te vergelijken met de Laren en Penaten uit de Romeinse tijd. (3)

Hobgoblin

In Engeland wordt deze geest ‘(hob)goblin’ genoemd. De ‘hob’ is de haard, dus het is een huisgeest die voornamelijk bij de haard verblijft. Als hob of hobgoblin is het een goede geest die ‘s-nachts als de mensen slapen – meestal naakt of in lompen gekleed – huishoudelijke taakjes doet. Alleen als hij slecht behandeld wordt kan hij tot een plaaggeest verworden. De goblin daarentegen is al een kwade plaaggeest vanaf het begin. Het lijkt alsof de hob of haard en daarmee het vrouwelijke element de trekken van de goblin verzacht en hem milder maakt. De hob wordt ook in verband gebracht met de godin Cova/ Godiva. Haar schrijn in Coventry stond bij de bron van Hob. Robin Goodfellow en Puck worden ook wel hobgoblin genoemd. Hij werd wel voorgesteld als een priapische duivel met ezelsoren. (4)

In een sage uit Herefordshire vinden we een duidelijke connectie met de haard: in een huis woonde een hobgoblin die, als het niet naar zijn zin ging, alle sleutels van het huis stal. Pas als er cake op de haard werd geplaatst en de mensen van het huis rondom het vuur gingen zitten met gesloten ogen kwam hij terug op zijn plaats op het hoefijzer dat boven het vuur hing en gooide hij de sleutels tegen de muur. Een hoefijzer is één van de symbolen van de aardegodin. (5)

Kabouter, tomte en lutin

Een sage uit Noord-Holland vertelt in een paar zinnen de connectie van de huisgeest met een offer en met de haard: in een huis waren er naast het grote rookgat onder de schoorsteen nog twee kleinere gaten. Daaruit kwamen ‘s-nachts ‘klaboutertjes’. Elke avond zette de vrouw eten voor hen klaar, maar de man begon dat te vervelen en gooide petroleum over het eten. De dag daarop vonden ze een brief met de woorden: ‘klaboutertje zijn eten weg, klaboutertje zijn zegen weg’. Na die tijd was er geen voorspoed meer in het huis. (6)

Het is opmerkelijk dat de kabouters in vele sagen worden voorgesteld als naakt. Of dit ook priapisch naakt is wordt er niet bij verteld, maar deze zestiende-eeuwse illustratie uit Zweden van een – klusjes in de stal verrichtende – ‘tomte’ doet dit wel vermoeden. De tomte of nisse is de Scandinavische variant van de huisgeest. (7) 

In Frankrijk werd de huisgeest ‘lutin’ genoemd. Hij komt al voor in de literatuur van de twaalfde eeuw. Lutin komt van ‘netun’ en ‘nuiton’ wat Neptunus de zeegod en ‘nuit’, de nacht betekent. Er is dus een associatie met water en duisternis. Toch is hij ten eersten male een huisgeest, maar dan wel eentje die via de haard en de schoorsteen in verbinding staat met de duistere waterige wereld daarbuiten. Hij is geobsedeerd door vrouwen en wil hen aldoor plagen wat heeft geleid tot het woord ‘lutiner’ voor ietwat getint plagen of kietelen. (8)

De haard

De verschijning van al deze geesten wordt duidelijker als je weet dat de haard één van de ingangen is naar de geestenwereld. Zij konden via de schoorsteen binnenkomen uit de bovenwereld en onder de haardsteen vandaan uit de onderwereld. Het Latijnse woord voor haard is focus en wie zich kan concentreren op het vuur in de haard, die kan naar binnen kijken. Via de schouw kan hij schouwen en verder kijken dan de materiële wereld. Heksen, Sinterklaas en de elfen reizen via de schoorsteen, maar ook de voorouders kunnen zo een kijkje nemen in de mensenwereld. Door middel van de beeldjes en het kleine offer van melk en brood blijven zij verbonden met de plaats waar zij vroeger geleefd en gewoond hebben – of anders met de familie waar ze bij hoorden – en houden via de schouw een oogje in het zeil. (9)

Dit geeft ook een goede reden voor de naaktheid van de kabouter: alleen zonder kleren valt er te reizen in de geestenwereld. Kleren zijn materie en die laat je thuis. Het aanbieden van kleren is dan ook een grote belediging! Ook de heksen reisden naakt via de schoorsteen naar de sabbat.

De witches’ familiar

Vooral in de bronnen over heksenvervolgingen in Engeland komt de ‘witches familiar’ voor. Deze wordt omschreven als een demon of ‘imp’ in de vorm van een klein dier. Dit kan een kat of een pad zijn, maar ook een muis of zelfs een hommel. Deze familiar is aan de heks gegeven door de duivel als onderdeel van haar pact met hem. Zij stuurt hem er op uit om te spioneren, maar ook om – in haar opdracht – mensen ziek te maken of melk of boter te stelen. Tegelijk lijkt het een soort van gezelschapsdier. In ruil voor deze diensten voedt de heks het wezen met haar bloed of melk via een verborgen derde tepel. Naast het duivelsmerk zochten heksenjagers ook naar deze ‘witches’ teat’.
Er bestaat een grote kans dat deze familiar een vervormde en gedemoniseerde variant is van de welwillende huisgeest. Ten eerste is de naam ‘familiar’ verwant aan de ‘lar familiaris’ als naam voor de Romeinse huisgeest die als beeldje werd bewaard in het Lararium dichtbij de haard. Ten tweede zijn er enkele middeleeuwse bronnen waarin van huisgeesten verteld wordt dat zij stelen van andere families om op die manier hun bezitter zegen te brengen. In deze bronnen wordt dit nog niet in connectie gebracht met demonen of kwade hekserij. Burchard van Worms (elfde eeuw n.o.j.) vertelt bijvoorbeeld over zogenaamde faunen. In zijn versie zijn dit kleine wezens die in de kelder wonen. Ze brengen in ruil voor kinderschoentjes en kleine boogjes de goederen van anderen naar je toe. Notker de stotteraar vertelt in de tiende eeuw over een wezen genaamd ‘de harige’. Deze woont in het huis van een smid die hij beloofd heeft om zijn wijnkruik elke ochtend vol te maken door de wijn van een vrek te stelen. (10) Het is een kleine stap om van deze huisgeest een demon te maken en dan van zijn eigenaar – zeker als deze kleine offers maakt – een heks.

Mijngeesten en scheepskabouters

De huisgeest heeft een aantal zeer interessante connecties met de mijngeest en de geest van het schip. Ook in het schip en de mijn vinden we kleine gemutste mannen die kobold of klabouter genoemd worden en die het schip en de bemanning of de mijn en de mijnwerkers beschermen. Mogelijk namen de schippers en mijnwerkers de beeldjes van hun huisgeesten van thuis mee om ook op gevaarlijke plekken als de zee en onder de grond voor bescherming te zorgen. Dit zou logisch zijn als je weet dat de mijnen geassocieerd worden met de onderwereld en de zee met de kosmische zee van de nachthemel. Op beide plaatsen weten deze geesten de weg.

Als mijngeest heeft de kobold gezorgd voor het woord kobalt (een metaalsoort), net zoals de berggeest- of duivel Nickel heeft gezorgd voor de benaming van het metaal nikkel. Beide metalen werden door de mijnwerkers niet erg op prijs gesteld. De kobold waarschuwde de mijnwerker voor mogelijk instortingsgevaar door vlak van te voren kloppende geluiden te maken. In Cornwall heten ze daarom ook ‘knockers’. Andere mijnwerkers – die ze vooral als boze geesten zagen – beschuldigden ze juist dat de geluiden afkomstig waren van kobolden die bezig waren de mijnen te doen instorten. (10) Naast de kobold als mijngeest gaat er ook een theorie dat de kabouter oorspronkelijk zelf een mijnwerker is geweest. In het middeleeuwse Cappadocië zouden mijnwerkers de typische kaboutermuts hebben gedragen en ook – vanwege de nauwe gangen – dwergachtig zijn geweest. Aan de ingang van de mijn werden beelden geplaatst die op hen leken. Later werden deze beelden nagemaakt  en in Italiaanse Rennaissance-tuinen geplaatst. Zo zou het mogelijk hebben geleid tot ons beeld van de tuinkabouter. (11)

(een zestiende-eeuwse afbeelding van alle drie varianten: links de mijngeest, midden de huis/stalgeest en rechts de geest van het schip – Olaus Magnus – Gentibus 1555)

Klabouterman

Aan boord van Duitse, Nederlandse en Vlaamse schepen was er een beschermende geest die Klabouterman werd genoemd! Klabouter zou van ‘klabastern’ oftewel geluid maken of rommelen komen. De klabouter klopte op de scheepswand om te waarschuwen waar de slechte plekken zaten. Precies zo waarschuwde en klopte de mijnkobold voor een mogelijke instorting van een mijngang! Het ‘bold’ deel in kobold zou weer terug te vinden zijn in poltergeist, waarbij dit dan staat voor ‘bolderen’ of ‘polteren’, wat ook lawaai maken betekent. De scheepskabouter was de geest die in het boegbeeld van een schip zat, of in een beeldje dat vastgemaakt was aan de mast. Deze was gemaakt uit de levensboom van een gestorven kind. De ziel van het kind zou in het beeld zitten. De geest beschermde het schip en hielp zelfs bij kleine taken aan boord. Als de klabouterman van boord ging was dit een duidelijke waarschuwing dat het schip zou vergaan. (12)

 

Conclusie

Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van huisgeesten in Europa. Voor mij is het wezen en de oorsprong van de huiskabouter zo belangrijk omdat ze – via de haard – een connectie maken met die andere wereld waar we onze energie en inspiratie vandaan halen. De kabouters zijn bijna altijd mannelijk, maar zij wonen in het ultiem vrouwelijke, de haard. Zo symboliseren zij een samengaan van mannelijke en vrouwelijke energie, die soms verbeeld wordt door ze fallisch af te beelden. Ook al heeft een modern huis vaak geen haard meer, toch kunnen we via ons huisaltaar – en de beeldjes die daar op staan – het geluk en de kabouterzegen ons huis binnen laten stromen!

Abe van der Veen

Lees ook deel 1: de fallische kabouter http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/

Noten

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

2 Vorig jaar heb ik een artikel over de alruinswortel geschreven. Deze maakt onderdeel uit van mijn boek over de symboliek van bomen en kruiden.

Het geheim van de alruinwortel of mandragora

3 N. Arrowsmith – a field guide to the little people p.136

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

Grimm – Teutonic mythology H 17 p.12

http://weavingandmagic.blogspot.nl/2011/01/lady-godiva-and-her-priest-king.html

De vrouwelijke pendant van de cofgoda’s of de genii cucculati was Cuda/Cofa/Goda. Ook bekend als de naakt paardrijdende vrouwe Godiva. In Cofa zit het woord huis en Cuda wordt afgebeeld samen met de kabouterachtige genii cucculati. In Coventry was haar schrijn bij de bron van ‘Hob’. Hob werd ook gebruikt als volkse naam voor de duivel, maar is vooral bekend als hobgoblin, de huisgeest bij de haard. (zie ook mijn vorige blog over de kabouter)

Shakespeare – A midsummernight’s dream

5 Arrowsmith p.122

6 K. ter Laan – Nederlandse overleveringen p. 46

http://en.wikipedia.org/wiki/Tomte

http://fr.wikipedia.org/wiki/Lutin

9 Walker – Woman’s dictionary p.137

Denk ook aan de wortel en het hooi in de schoen voor het paard van Sinterklaas.
9b Russell – Witchcraft in the middle ages p. 217
Lecouteux – The tradition of household spirits p. 91

10 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikkel

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

11 Dhaene en vanden Berge – Mannen met baarden p. 26-27 en 38-40

12 Arrowsmith 152

http://en.wikipedia.org/wiki/Klabautermann

13 Het teken van de haardgodin is een conisch gevormde hoop met as waarin de rode gloed van het vuur bewaard wordt. Dit doet sterk denken aan de conisch gevormde hoeden van de Genii Cucculatii en de latere kabouters.

N. Arrowsmith – a field guide to the little people

B. Thorpe – Northern mythology p. 183-184

T. Keightley – Gnomes, fairies, elves p. 239

The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/feed/ 6