Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 heks - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Mon, 13 Nov 2023 22:56:12 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/#comments Thu, 07 Jul 2016 14:25:53 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4968 De...

The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De verhalen over heksen – zoals we ze vinden in de heksenprocessen en de sagen – zijn voor de moderne mens onverteerbaar. Vliegen op een bezemsteel door de lucht, zich kunnen veranderen in een kat, het stelen van boter en melk op magische wijze, het is stuk voor stuk onmogelijk! Toch zijn er vrouwen voor op de brandstapel gebracht en werd er – tot zeker in het midden van de twintigste eeuw – onder het gewone volk sterk in geloofd. Waren al deze mensen dan zo achterlijk of kinds dat ze geloofden in het fysiek onmogelijke? Ik denk van niet. De verhalen moeten gelezen worden vanuit een andere meer magische wereldbeschouwing.
De verhalen over heksen zouden al een stuk beter te begrijpen zijn als je heksen ziet als (vnl.) vrouwen die de kunst van de extase beheersen. Ik bedoel hiermee de vaardigheid om uit het lichaam te kunnen treden. Het lichaam blijft ‘slapende’ achter, terwijl de geest (of anders gezegd de ‘dubbel’) op reis gaat. Vele Nederlandse sagen laten zien dat dit mogelijk de juiste manier is om hekserij te interpreteren. Ik noem hieronder enkele voorbeelden.

De heks en uittreding

Frans Francken - Heksenkeuken (detail)

Frans Francken – Heksenkeuken 1607 (detail)

Een meisje uit Hoorn brengt haar lief eten. Zij komt en verdwijnt echter zeer plotseling. Dit vertrouwt hij niet en hij wordt er ziek van. Op een keer ziet hij in het donker een witte gedaante staan: Het was zijn meisje, maar ze bewoog niet en gaf geen antwoord, zelfs niet toen hij haar sloeg. Opnieuw werd hij ziek. Toen bekende ze dat als zij sliep, haar geest haar lichaam verliet en rond dwaalde. Zij beloofde wel dat zij hem geen kwaad zou doen (dus anderen wel!) maar hij wou geen kol trouwen en verbrak de verkering.

In Friesland wordt verteld dat een heks zo koud als een steen in bed ligt, terwijl haar ziel op reis is. Verder heeft zij geen schaduw.

Op toondag in Goes had een jongen een mooi meisje uitgezocht. Ze gingen in de keet bij elkaar zitten, maar al snel kreeg ze een soort van flauwte. Daarna kwam er een lichtje uit haar mond, terwijl ze zelf bewusteloos in haar stoel hing. Hij raakte haar niet aan en zag na verloop van tijd een lichtje over de vloer trippelen en bij haar op klimmen tot het in haar mond verdween, zo kwam ze weer tot zichzelf. Zijn kameraden wisten hem te vertellen dat zij een toverheks moest zijn wier geest in diergedaante er op uitging om kwaad te brouwen. Natuurlijk maakte hij het uit.

Op de boerderij ‘De palmboom’ is de vrouw des huizes een tovenares. Zij steelt de boter van de buren met haar kunst. Op een dag ziet de meid haar slapen op een stoel. Ze leek meer op een lijk dan op een levend mens. De meid denkt: ze heeft het koud en wil haar toedekken met een schort. Haar geest is echter uit haar lichaam getreden. Haar man ziet het en rukt snel de schort uit haar handen want als het lichaam zou worden aangeraakt kan de geest niet meer terug in het lichaam treden en zou ze plotseling dood zijn.

departing-sabbathEen jongen ziet zijn meisje in slaap vallen, op het moment van kattengejammer buiten ziet hij dat er ‘iets’ vanuit het meisje naar buiten vliegt.. Een uurtje later vliegt er weer iets naar binnen en lost zich op in het meisje. Zij verteld dat zij droomde dat zij naar het kerkhof was geweest om te dansen als zwarte kat, samen met vijftig andere katten. Zij moest wel – zonder het zelf te weten – een heks zijn. Datgene wat hij had gezien was ongetwijfeld haar geest! Hij besluit haar te helpen. En de volgende keer dat zij uit haar lichaam treed gaat hij naar het kerkhof. Hij pakt de enige bonte kat tussen de zwarte katten op en vlucht ermee. De kat zegt: ‘dankjewel liefste’ en vanaf dat moment heeft ze nooit meer dergelijke dromen gehad.

De meid op een boerderij werkt altijd iets harder en beter dan de rest. De boer vertrouwt het niet en laat zijn dochter bij haar slapen. Zij ziet hoe de meid om elf uur opstond en toch op hetzelfde moment in bed bleef liggen! Toen de dochter haar probeerde te wekken, bleef ze heel stil liggen. Om vier uur ’s morgens kwam de meid terug en de gedaante in het bed verdween. Direct daarop werd de meid wakker. De volgende avond om elf uur mag het dochtertje mee. Ze gaan zitten op de staart van een grote hond en hij gaat er met hun vandoor. Aan de overkant van een water is een gezelschap rijk geklede vrouwen aan het dansen en zingen. Als ze zegt ‘here Jezus’ verdwijnt het hele gezelschap. Ze blijkt in een vreemd land te zijn. De volgende avond mocht ze gelukkig mee terug op de staart van de hond (is dit de duivel?).

Voor de extase is het blijkbaar nodig dat de vrouw gaat slapen of in een staat van versuffing of katalepsie komt. Dan verlaat ‘iets’ het lichaam van de heks. Het wordt de geest of de ziel van de heks genoemd, maar het wordt ook omschreven als een ‘lichtje’, als ‘iets’ en als een verdubbeling, zoals in de laatste sage. Het lichtje dat de mond verlaat komen we ook tegen in een detail uit het (hiernaast getoonde) schilderij van Frans Francken uit 1607. In een heksenproces uit Asten uit 1595 wordt datgene wat het lichaam verlaat een ‘schijn’ oftewel een geest of verschijning genoemd. Men noemt dit in moderne literatuur ook wel de ‘dubbel’ of het alter ego. Terwijl het stoffelijk omhulsel, het lichaam achterblijft, gaat de geest/dubbel op reis. (1)

De geest of het ‘dubbel’ verlaat het lichaam als klein dier

Ryckaert, David III La_ronde_des_Farfadets_de_Les_Farfadets_-_17th_cDe geest kan ook het lichaam verlaten in de vorm van een ‘klein’ diertje. In de sagen zijn hiervan vele voorbeelden te vinden:

Een vrijer op Terschelling krijgt van zijn vrienden te horen dat zijn lief een kol is. Hij gaat er die avond laat nog naar toe en ze ligt al te slapen, er is geen beweging in te krijgen. Dan ziet hij een muis recht in d’r mond kruipen. Even later haalt ze diep adem en wordt wakker. Een andere keer slaapt ze op een stoel en een grote vonk uit de vuurpot springt zo in haar mond! Beide keren zucht ze diep en wordt ze direct daarna wakker. Hij weet genoeg het is een kol!

In Kortgene woonde een heks. Als ze kwaad wilde doen dan ging ze achterover in haar stoel liggen en viel in slaap. Vervolgens kwam er een bij uit haar mond gevlogen. Als ze gehekst had kroop de bij er weer in en werd ze weer wakker.

Een vrijer wil blijven tot na twaalf uur. Het meisje wil dat echt niet, maar hij blijft toch en zij valt in zwijm en blijft roerloos liggen. Dan kruipt er een bromvlieg uit haar mond. Hij legt een doekje over haar hoofd. Na verloop van tijd zoemt de bromvlieg weer om haar hoofd en zij lijkt het in haar slaap stikbenauwd te krijgen. Zodra hij het doekje verwijdert, vliegt de vlieg in haar mond. Het meisje zucht diep en komt weer bij. Ook haar moeder lag in onmacht en hij legde een laken over haar hoofd. Als zij daar achter komt is het al na tweeën en de moeder komt niet terug en is dood… De vrijer weet nu genoeg, het meisje is een toverkol en hij verbreekt de verkering.
Een kleine anekdote uit Voorburg verklaart waarom de jongen uit de voorgaande sage een doekje op haar hoofd legde.  Daar zegt men: Als je een (oude) vrouw van toverij verdenkt – leg je om twaalf uur een zakdoek of doek over haar hoofd. Zo belet je haar om uit haar lichaam te treden. Of als ze haar lichaam al heeft verlaten krijgt ze het erg benauwd omdat ze niet terug kan. Is ze te lang buiten haar lichaam dan gaat ze dood.

Frans vroeg 1600 uit museum BayonneIn Schiedam rond het jaar 1660 was er een heks die had een kat. Als de kat er was, was de vrouw nergens te vinden en andersom. Op een keer betrapte haar broer haar erop dat er een muis haar schort omhoog klom en in een van haar neusgaten verdween! Toen werd de vrouw plots wakker.
In een ‘spookhuis’ te Nieuw Namen kwamen elke nacht de heksen in de vorm van muizen bijeen om sabbat te vieren. Terwijl zo’n heks rustig sliep, verliet haar ziel, in muizengedaante het lichaam.
Moeder Cie was een beruchte heks uit Meerwijk. Toen ze lag te slapen, zag iemand hoe er een spin uit haar mond kroop en haastig wegliep. Het was duidelijk dat ze weer uit heksen ging!

Zo kan de ziel van de heks haar lichaam verlaten in de vorm van diverse dieren. Als bij en als bromvlieg, als muis en zelfs als spin! Je kunt je afvragen wat de relatie van de heks is met het dier. Leent ze even het lichaam van een bestaand dier dat daarna zijn eigen weg weer gaat, of neemt haar ziel/geest de vorm aan van zo’n dier? Het in en uit de mond gaan van het dier, duid op het tweede. Het is de vraag in hoeverre zo’n dier werkelijk materieel is of meer een geestvorm. (2)

De heks als kat of haas

Teniers Hexenszene_1700Het meest berucht heksendier is natuurlijk de – zwarte – kat! Mogelijk vanwege haar grootte komt dit beest nooit uit haar mond. Vaak lijkt er een metamorfose plaats te vinden, (te vergelijken met die van een man in een weerwolf) echter ook hier kan het zijn dat de vrouw in een soort van katalepsie in haar bed blijft liggen. In de vorm van een kat probeert de heks aan geheime informatie te komen, of mens of vee ziek te maken. Soms zit ze in die vorm op een klein kind in de wieg om het zo ziek te maken. Katten kunnen het ook nachtelijke wandelaars lastig maken, door ze voor de voeten te lopen en te proberen ze in de sloot te duwen.
Verder zijn er de kattendansen. Hele groepen heksen komen in de vorm van katten samen om te dansen en te feesten. In al die gevallen komt er in de sagen vaak een eind aan het gefeest of getover doordat een dappere jongen of boer de beesten verwond met behulp van zijn mes of met kokend water. De volgende dag blijken de vermeende heksen verwondingen te hebben op precies dezelfde plek als waar de katten verwond werden!

De heks kan zich ook in een aantal andere dieren veranderen: Soms is ze een hond, of een pad, maar het – op de kat na – meest voorkomende heksendier is de haas. Een jager die op zo’n heksenhaas probeerde te schieten miste telkens. Na vele pogingen begon hij te  vermoeden dat het om een spookhaas of een heks ging. Hij gebruikte een stuk zilver en eindelijk schoot hij raak! Maar daarmee had hij ook de fysieke heks getroffen en ze overleed aan haar wonden..

De heks kan zelfs in onbezielde objecten zitten! De beruchte ‘toverkol’ Grietje Holleman uit Broek in Waterland had haar verblijf genomen in een kaars. Iemand gaf met een mes een snee in de kaars en de volgende ochtend had Grietje een snee over haar neus! Zo wisten ze zeker dat zij ‘kollen’ kon.
De geest van de heks kon ook in de karnton zitten om daar de boter te doen betoveren. Zij stal dan de boter en zorgde ervoor dat de melk in de ton niet ging boteren. Een probaat middel is dan om er met een gloeiende sikkel in te steken of er een gloeiend hoefijzer in te doen. De heks zal dan de volgende dag gemerkt zijn door brand- of steekwonden. (3)

Vooral het gegeven dat de verwondingen – die het dier of het object zijn toegebracht – terug te vinden zijn bij de heks, maakt het duidelijk dat ‘iets’ van de heks is overgegaan in het dier of zelfs het object! Dit ‘iets’ moet toch meer zijn dan slechts de geest, want ook het lichaam van de heks raakt verwond.

De heksenvlucht

Cornelis Saftleven Witch's Tavern

Cornelis Saftleven 1630-1640 Heks vliegt de schoorsteen uit

Het meest beroemde voorbeeld van de extase en zielenvlucht van de heks is natuurlijk de heks die op de bezemsteel naar de heksensabbat vliegt. Vaak gaat dit gepaard met het insmeren met zalf en het gaan door de schoorsteen om er aan de andere kant uit te komen en dan door de nachtlucht te vliegen. Dit is goed uit te leggen als een uittreding, zeker als de zalf bereid is met hallucinogene middelen. Dit laatste vinden we echter niet terug in de sagen. Bij het beeld van de vliegende heks stapelen de onmogelijkheden zich op als het een fysieke vlucht betrof. Om dan maar te zeggen dat al die keren dat mensen ervan getuigen dit te hebben gezien of mee te hebben gemaakt dom en achterlijk zijn vind ik gemakzuchtig. Dat de nachtvlucht in de geest plaatsvond is een veel aantrekkelijker alternatief!

Dit vliegen en varen gebeurt in de sagen verbazingwekkend vaak met behulp van andere voorwerpen: Eierschalen, zeven, mosselschelpen en boternappen om eens wat te noemen. Dit draagt bij aan de bewijsvorming dat deze verhalen nooit de bedoeling kunnen hebben om iets te beschrijven dat plaats heeft gevonden in de fysieke wereld. De genoemde voorwerpen zijn eerder te zien als benamingen voor het astrale lichaam waarmee de heks naar de geestenwereld kan reizen.

Varen in eierschalen en mosselschelpen

004Over varen in eierschalen wordt al geschreven in de 17e eeuw. In een schrijfsel uit 1657 staat: ‘Velen geloofden dat heksen met een eierschaal, mossel- of oesterschelp met behulp van een fijne naald tussen Calais en Dover naar Engeland voeren.’ Dit geloof bestond in de Groninger Ommelanden in de negentiende eeuw nog steeds. Eierschalen moesten altijd gebroken worden, anders konden heksen ze gebruiken om er mee naar Engeland te varen.
In Vlaanderen werd dit ook verteld: Ooit kwam er een vrouw, die een boze heks was, in een eierschaal overzee aangevaren. Ongelukkigerwijs verpletterde de volksmenigte de schaal, zodat het wijf niet meer weg kon. Zo is het kwaad in ons land gekomen. Men wachtte zich dus wel eierschalen weg te gooien; men moet ze verbranden.
Ook in Friesland konden de Friese heksen, de ‘tsjoensters’ in eierdoppen varen. Ze zeilden ermee helemaal naar Oost-Indië! Als je bang bent voor heksen moet je die doppen in het water gooien, dan kunnen zij die dop als schip gebruiken. Als je dat niet wilt, moet je ze juist kapot maken. Andere Friese heksen uit Molkwerum kwamen ‘s avonds laat bijeen en staken dan in melkbakken over zee naar Spanje om feest te vieren. Ze gebruikten als vaarboom een stopnaald.

Johannes Wier heeft het in zijn boek ‘Praestiigis Daemonum’ uit de zestiende eeuw over een heks die vaart in een mosselschelp: Er was in Schiedam een vrouw die als heks werd verbrand omdat de schippers stenen in plaats van vissen in hun netten vingen. In haar bekentenis vertelde zij dat ze door een barst in het venster was gevlogen en vervolgens in een mosselschelp naar hen toe gevaren om door haar toverij de haring te verdrijven. (4)

Vliegen in een zeef

Charles Turner (British, Woodstock, Oxfordshire 1774–1857 London) A Witch Sailing to Aleppo in a Sieve, December 1, 1807 British, Mezzotint; Plate: 24 × 18 in. (61 × 45.7 cm) Sheet: 24 3/4 × 21 3/8 in. (62.9 × 54.3 cm) The Metropolitan Museum of Art, New York, The Elisha Whittelsey Collection, The Elisha Whittelsey Fund, 1967 (67.797.44) http://www.metmuseum.org/Collections/search-the-collections/654259

Charles Turner 
A Witch Sailing to Aleppo in a Sieve 1807

Over het gebruik van de zeef om mee te vliegen wordt meer verteld in een Gelderse sage: Op de Kamp, een weide onder Well (Gelderland), werden de paarden ‘s nachts tussen twaalf en een zo afgereden, dat hun het schuim om de muil stond. Gedurende dat hele uur klonk over de weide alleen maar paardengetrappel. Een boerenknecht wilde er meer van weten. Hij verborg zich op zekere nacht in de weide. Zodra het twaalf uur sloeg, streek er uit de lucht een zeef met een heks erop in het gras neer. Dadelijk sprong het wijf op een van de paarden en begon te rijden. Onderwijl sloop de knecht stilletjes naderbij en nam de zeef weg. Toen het op een uur aanging hield de heks op met rijden. Maar nu miste zij haar zeef. Al snel ontdekte zij de knecht en zij smeekt hem haar de zeef toch terug te geven. Hij laat zich overhalen op voorwaarde dat zij het nooit meer zou wagen de dieren van zijn baas af te jakkeren.
In een andere sage uit dezelfde buurt (tussen Putten en Nijkerk) wordt hetzelfde verhaal verteld over twee prachtig zingende vrouwen. Zij smeken de boer hem hun zeven terug te geven omdat ze anders bont en blauw geknepen zullen worden. Ook in Terschelling wordt hetzelfde verteld maar daar komt de mooi zingende vrouw aanvaren met een ‘botermond’; een houten bak om boter in te kneden. In Culemborg worden dit soort vrouwen ziftrijdsters genoemd. Ze rijden in zeven door de lucht en roeien dan met zwavelstokken. Sommige heksen rijden echter liever op een zeug.

20151008_142559In Weert ligt de Galgenberg; een terrein waar vroeger de ter dood veroordeelden werden opgehangen. Daar vierden de heksen in kattengedaante hun sabbat. Zij kwamen uit alle plaatsen in de omtrek en vlogen naar deze vergaderplaats, niet op bezems maar in ziften (zeven). Op een keer gebeurde het dat er een man voorbij die kattendans kwam en hij zag in de berm van de weg een paar zeven liggen. Toen hij er stilletjes een wegnam, zag hij hoe de katten zich elk op een zeef zetten en weer in mensengedaanten veranderden. Een kat bleef alleen achter en liep radeloos rond op zoek naar haar zeef die de voerman had verstopt. Ondertussen riep een der heksen, die de aanvoerster was, zonder op die ene te wachten: ‘Over heg en struik, naar Keulen in de wijnkelder en weer terug.’ Plotseling waren de heksen door de lucht verdwenen. Inmiddels had de achtergebleven kat de man gezien en smeekte hem haar de zeef terug te geven. Maar die dacht er niet aan haar d’r zin te geven, want hij wilde zelf naar Keulen gaan. Hij ging in de zeef zitten, maar door het mauwen van de achtergebleven kat was hij de spreuk vergeten en riep: ‘door heg en struik naar Keulen in de wijnkelder’, en vergat ook de laatste zin, zodat hij niet terug kon. Nu ging hij ontzettend snel door heg en struik, zodat hij gehavend in de kelder neerviel. Daar vonden de knechten hem de volgende morgen en hij kreeg een zware straf voor het stelen van de wijn, waarvan hij geen druppel had gedronken.

Het kunnen varen met eierschalen, mosselschelpen en zeven wordt ook verteld van alven en maren. Dit laat zien dat de heks sterk verwant is aan deze geestwezens. Het grote verschil is echter dat zij ook nog een fysiek lichaam heeft! Ook het voorwerp zelf kan geassocieerd worden met de geestelijke toestand. De doorlaatbaarheid van de zeef als gatenpan is te vergelijken met de doorlaatbaarheid van het energetische systeem van de mens waar ook altijd gaten in zitten. Het gebroken ei of de open gemaakte mossel kan je ook zien als symbolen voor het astrale of energetische lichaam van de heks. Zij maakt bewust gebruik hiervan door het open te breken en het los te pellen van het fysieke lijf. (5)

Varen met een bosje stro

goya-witchesIn nog weer andere sagen wordt er gevlogen of gevaren op een wiel of rad, in een grote houten nap of in een notendop (die zodra die in het water kwam veranderde in een compleet schip). Soms is er niet meer nodig dan een bosje stro: In een proces uit 1565 te Veere bekend Digna Robberts dat ze van de duivel had geleerd om heksenzalf te maken. Als ze zich er mee in smeerde dan kon ze op een strowis in de zee ronddrijven en schepen doen vergaan. Het Friese dorpje Strobos zou zijn naam hebben gekregen omdat er een ‘tsjoenster’ (heks) woonde, die er op een bosje stro de zee op vaarde om daar de schepen te doen vergaan. Om deze reden haalden sluiswachters dit soort bosjes stro uit het water. Er zou zomaar eens een heks in verscholen kunnen zitten..
Ook komt het voor dat de heks helemaal niets nodig heeft om te kunnen vliegen: Op de plaats Pieter Heidensvaart vertoonden zich ‘s nachts vliegende heksen. Zij zien er uit als mooie boerenmeisjes en vlogen urenlang over land en zand. Een keer moest een boer over de rivier en riep om de veerman. Plots zag hij een vrouw aan de overkant staan, die zei ‘Ripp’! Direct stond ze naast hem! Ze zei opnieuw ‘Ripp’ en stond weer aan de andere oever. De boer wou dat wel eens proberen en zei ook van Ripp. Pijlsnel vloog hij over het water! Hij werd enthousiast en zei opnieuw Ripp. Dan vliegt hij over bos en wei.. Maar toen hij het nog een derde keer zei vloog hij te snel en viel keihard op de grond. De heks lachte hem uit.. (6)

Naar Keulen in de wijnkelder

Antoine-Wiertz-Young-sorceress-La-jeune-sorciere-1857De meest genoemde plaatsen – in de Nederlandse sagen – waar de heksen naar toe reizen om hun bijeenkomsten te houden zijn Spanje, Engeland en Keulen in de wijnkelder. Deze plaatsen zijn te zien als symbolische benamingen voor de ‘Andere wereld’ of de geestenwereld.
Engeland als land over de zee waar de heksen naar toe gaan (maar ook de witte zwanen uit het kinderliedje..) wordt wellicht genoemd vanwege de woordspeling met het land der engelen. Spanje werd tot ver in de negentiende eeuw door het volk gezien als een exotisch oord, waar het altijd lente was en de sinaasappelen altijd rijp in de bomen hingen. Ook Sinterklaas komt niet voor niets uit dit paradijselijke gebied.
Dat heksen naar Keulen in de wijnkelder gaan wordt al genoemd door de heks Heyl Geenen in de beruchte procesreeks van Mierlo en Lierop in 1595. Wijnkelders worden ook genoemd in de 16e eeuwse heksenprocessen van de ‘benandanti’ uit Italië. Symbolisch is de kelder te zien als het buik-bekkengebied waar volgens vele esoterische stromingen de levensenergie zich bevindt. Als heksen zich tegoed doen aan de wijn is dit te lezen als een vampiriseren op levensenergie. Tegelijk is de kelder te associëren met de onderwereld, een voor de hand liggende plaats om heksen te verwachten. (7)

Conclusie

Het is duidelijk uit de hierboven opgesomde sagen dat er tot in de negentiende eeuw nog een levende herinnering was aan de mogelijkheid om uit het lichaam te treden en in de geest te reizen. Dit werd echter wel als een duistere en verboden activiteit gezien. De ervaring van extase werd in de christelijke tijd verboden, doodgezwegen en ontkend. Het is daarom best opmerkelijk dat we er nog restanten van aantreffen in de sagen. Wellicht juist omdat dergelijke verhalen door de elite niet meer serieus werden genomen!
Ondanks de gevaren die ermee gepaard gaan is het altijd zeer verleidelijk geweest om uit het lichaam te treden. Extase wordt niet voor niets in verband gebracht met verrukking, uit het dak gaan en geestvervoering! Het kan een zeer intense, levensveranderende ervaring zijn. Met het stelselmatig onderdrukken en zelfs uitroeien van de specialisten in extase [de tovenaars en heksen]  verdween ontzettend veel kennis en ervaring over bewustzijnsverschuiving en het hanteren van energie uit de Westerse cultuur. Toch bleef de herinnering aan de mogelijkheid van uittreding levend. Waarschijnlijk werd het zelfs her en der in het geniep nog toegepast. Echter door de invloed van de kerk kon dit alleen maar naar buiten treden overgoten met een satanistisch sausje. De heks moest een dienaar van de duivel zijn en haar toverkunsten konden alleen maar gebruikt worden ten kwade. Vliegen was dus des duivels. Als we dit christelijke vernis van de gebeurtenis afkrabben, dan blijft er een authentieke trance-ervaring over. Zo’n ervaring kon alleen maar in symbolische termen worden omschreven: ze vlogen in eierschalen, voeren in zeven en vlogen als een bromvlieg uit de mond van de slapende heks.. De ervaring zal er niet minder intens om zijn geweest!

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

Noten:

1) Sinninghe, J.R.W. – Hollandsch sagenboek 81
Dykstra, W. – Uit Friesland’s volksleven II 156
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 118 en 103
Janssen, B. – Het dansmeisje en de lindepater 16
Sinninghe – Oude volksvertellingen 151
Ed. Blécourt, W. de – Volksverhalen uit NoordBrabant 182

2) Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 149
Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 97, 117 en 119
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 81-82
Sinnnighe – Noord-Brabants sagenboek 106
3) Sinninghe – Hollandsch sagenboek 90 en 93
Sinninghe – Overijssels sagenboek 91, 92, 95 en 97
Zo wordt uittreding en metamorfose klaarblijkelijk gebruikt om te stelen en ziek te maken. Ook wordt het gebruikt om slecht weer te maken en zo  schepen te doen zinken. Hoe werkt dit? Iets van de essentie, de boze geest van de heks zit in het betoverde goed, het betoverde kussen, het haar van het vee, de betoverde boter etc. Dit is te zien in het telkens weer genoemde procedé om een tovenares te herkennen door in een potdichte kamer een ketel op het vuur te doen met daarin het betoverde spul of anders door het in het vuur te verbranden. De heks wordt daarmee gedwongen om zich kenbaar te maken. Zij voelt door dit procedé een heftige, brandende pijn en moet daarom wel naar de plaats waar de antitoverij plaatsvindt.
4) Teenstra, M.D. – Nederlandse volksverhalen 61 (Uit Heemskerk Batavia Arcadia 1657)
Ter Laan, K. – Nederlandse volksoverleveringen II p. 76 en 78
Wolff – Niederländische Sagen
Cock, Alfons de – Vlaamse sagen uit de volksmond –  p. 15
Molen, van der S.J. – Frysk sêgeboek 153, 157
Dykstra, W. – Uit Frieslands volksleven II 156
Sinninghe – Hollandsch sagenboek 102
Van den Bergh – Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlandse mythologie 288
5) Sinninghe – Gelders sagenboek 76
Sinninghe – Verhalen uit het land der bokkenrijders en der teuten p.58
De beroemdste heksen met zeven zijn de drie ‘weird women’ uit Shakespeare’s Macbeth. Zij zeggen: ‘But in a sieve I’ll thither sail, And like a rat without a tail, I’ll do, I’ll do and I’ll do.’ Dit heeft hij waarschijnlijk ontleend aan het beruchte Schotse heksenproces uit 1590 van de heksen van North Berwick – waaronder Agnes Sampson – die in zeven en vergieten de zee opvoeren om storm te maken om zo de Schotse koning Jacobus I en zijn schip te doen vergaan.
Het lijkt erop dat heksen vaak hun identiteit ontlenen aan hun vaardigheid om te kunnen vliegen: Heks komt van hegge- of hekkenrijdster, andere benamingen voor heks zijn zift(zeef)rijdster, bezemrijdster en kolrijdster. (Kol is het woord voor een langwerpig houten voorwerp.) Andere woorden voor heks duiden vooral hun magische vaardigheden aan: toverse, toverpot, tsjoenster, waarsegger, wichelaerster.
6) Sinninghe – Zeeuwsch sagenboek 133
Molen, van der S.J. – Frysk Segeboek 140
Sinninghe – Oude volksvertellingen 160
7) Otten, Johan – Duivelskwartier 171
Ginzburg, Carlo – De benandanti
Keulen kan zijn mare als heksenoord hebben gekregen doordat juist hier de relieken van de drie ‘magi’ (dus magiërs) uit het Oosten hier te vinden waren en omdat het gebeente van de heilige Ursula en haar elfduizend gezellinnen hier te zien was. Beide groepen heiligen hebben een waas van magie en heidendom om zich hangen.

 

The post Vliegen in zeven en varen in eierschalen: De heks in extase first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/vliegen-in-zeven-en-varen-in-eierschalen-de-extase-van-heksen/feed/ 2
De tien grootste heksenprocessen van Nederland https://www.abedeverteller.nl/de-tien-grootste-heksenprocessen-van-nederland/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-tien-grootste-heksenprocessen-van-nederland https://www.abedeverteller.nl/de-tien-grootste-heksenprocessen-van-nederland/#comments Thu, 07 May 2015 10:05:45 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=4063 Dit...

The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Dit zijn de tien grootste heksenprocessen die zich hebben afgespeeld binnen de landsgrenzen van het huidige Nederland als je kijkt naar het aantal om het leven gekomen slachtoffers.

1 Minstens 59 om het leven gekomen slachtoffers te Roermond e.o. in 1613-1614

2 27 te Horn, Haelen en Roermond in 1622

3 25 te Cranendonck, Geldrop, Mierlo, Lierop en Asten (Noord-Brabant) in 1595

4 Negentien in Westerwolde (Groningen) in 1587 (7) en 1589 (12)

5 Elf in 1547 in de Groninger Ommelanden (Farmsum, Appingedam, Godlinze)

6 Tien te Bredevoort (Gelderland) in 1610

7 Tien in 1547 in de Groninger Ommelanden (Midwolda, Leens en Pieterburen)

8 Negen te Amersfoort en Hoogland in de periode 1591-1595

9 Negen in Schiedam (5) en Goedereede (4) in 1585

10 Acht in Grathem en Loon (Limburg) in 1592

Voor de rest gaat het om vijf heksen of minder. (noot 1) Hieronder vindt je de details van deze tien procesreeksen, te beginnen met Roermond.

1. Het grootste heksenproces van Nederland: De heksenbrand van Roermond 

Heksendans

Heksendans

De processtukken van het Roermondse heksenproces zijn – op wat fragmenten na – verdwenen. Toch zijn er genoeg bronnen om een beeld van de heksenbrand te krijgen. Er zijn twee lijsten met de namen van 41 door het vuur omgekomen personen. Ook zijn uit fragmenten van de verhoren nog veel details te halen. Hieruit blijken er zo’n 75 heksen te zijn vervolgd, waarvan er zeker circa 59 zijn terechtgesteld! Het gaat eigenlijk meer om een lange reeks van losse processen dan om één groot proces. Telkens werden nieuwe vermeende heksen genoemd tijdens de tortuur waardoor nieuwe processen konden worden opgestart. Hiermee is de procesreeks van Roermond veruit het grootste heksenproces dat in Nederland is gehouden. Uit de processen zijn vele aspecten van het geloof rondom toverij te vinden: Een aantal heksen uit Roermond bekenden dat zij naar de ‘dans’ of naar de heksensabbat gingen. Dit is een bijeenkomst van heksen en de duivel waarin ook gedanst werd. Deze zouden op de quatertemperdagen plaatsvinden. De gezusters Alheidt en Merie Werners werden in 1614 gearresteerd en beschuldigd dat ze bij vele heksensabbats aanwezig waren, dat ze omhangen waren met zilveren kettingen en rond hadden gereden in een koets met vier paarden. Merie zou de koningin van de heksen zijn. De zusters Werners zouden oogsten hebben laten mislukken en verschillende mensen en beesten hebben geschaad en dood getoverd. Verder zouden ze hosties hebben ontheiligd en in een toverbrouwsel hebben verwerkt.
Een paar keer wordt in de bronnen gesproken over een bruiloft met de duivel. De duivel heeft dan seks met haar en laat haar trouw aan hem zweren. Barbara Vreesen zou in negentien jaar vijf mensen ziek hebben gemaakt, zodat ze wegkwijnden en uiteindelijk stierven, en verder tientallen stuks vee hebben dood getoverd. Toen ene Peter Knobben – waarschijnlijk als vorm van anti-toverij – een varkenshart wou verbranden, had ze het hart gestolen doordat de man afgeleid werd door twee zwarte katten (wellicht heksen in de vorm van katten?) die op straat lawaai maakten. Mericken Brunen zou een kind hebben betoverd. Naelcken Coenckens ging naar de heksensabbat op de Roversheide. Ze zou een meisje door toverij waanzinnig hebben gemaakt. In het proces van Noelen Mussen beschuldigde haar buurvrouw haar van het volgende: ‘de duivel heeft je het chrisma (het teken van wijding aangebracht met olie tijdens de doop) van het hoofd gekrabd en er een pad voor in de plaats gesteld!’ (2)

Voorblad van het Roermondse pamflet

Voorblad van het Roermondse pamflet

Een in 1614 in Nijmegen gedrukt pamflet geeft een afwijkende versie van het gebeurde: Er zouden in 1613 64 toveressen in Roermond (en de omliggende dorpen Remunt, Swalmen en Wassenberg) op de brandstapel om het leven zijn gekomen. Uit dit pamflet is het volgende verhaal te halen:

De zaak begon in september 1613 toen het twaalfjarige dochtertje van Trijntje van Sittard door een lid van de magistraat werd betrapt op het uit de mond spugen van geld, garen, spelden, spijkers en stenen. Als haar gevraagd wordt wie haar dat geleerd heeft zegt zij: ‘Daar staat een man met een rood mutsje op het hoofd in rood fluweel, die wijst met zijn vinger op zijn mond dat ik zwijgen moet.’ Natuurlijk is dit de duivel. Voor de raad herhaalt het kind hetzelfde kunstje. Uiteindelijk geeft zij – na dreiging met lijfstraf – haar moeder aan als heks. Haar moeder bekent onder foltering dat in het dorp Ool een Meester Jan woont die de vaandrager is van de tovenaars en toveressen. Ook geeft zij nog tien andere toveressen aan en bekent dat zij vele kinderen, beesten en vruchten heeft betoverd. Zij wordt vier dagen later verbrand en haar dochtertje wordt opgesloten in het klooster.

Meester Jan van Ool was een bekende genezer en waarzegger. Toen hij op de pijnbank werd gelegd bekende hij dat hij een verbond had gesloten met de duivel. Na tien betoverde mensen te hebben genezen moest hij altijd de elfde dood toveren. Hij kon door zijn duivelskunsten gestolen goed terug doen komen. Mensen die ver weg waren kon hij in een spiegel laten zien. Hij had zo volgens zijn bekentenis 150 mensen om het leven gebracht. Ook zou hij zijn eigen vrouw vermoord hebben. Jan van Ool gaf weer 41 andere toveressen aan. Deze toveressen werden ook ondervraagd en bekenden dat zij vele kinderen dood, kreupel en lam hadden getoverd. Ze hadden – onder dwang van de duivel – mannen en vrouwen betoverd zodat ze zich zeer ellendig voelden. Net als de dochter van Trijntje spuugden ze vreemde voorwerpen uit, zoals haar en paddendril. Dit was hier juist een teken van hun betovering. Ook werden er duizenden stuks vee dood getoverd en het veld en de boomgaarden onvruchtbaar gemaakt door middel van betoveringen. Een van de meest prominente toveressen was Entjen Gillis, een vroedvrouw uit Heringen. Zij zou de prinses der toveressen zijn en de ergste van allemaal. Zij zou veertig zwangere vrouwen en 150 kinderen dood gemaakt hebben o.a. door de kraamvrouwen gifdrank te laten drinken. Door de tortuur en het vragen naar medeplichtigen kon er een sneeuwbaleffect optreden waardoor de heksenvervolging in Roermond van 1613-1614 de – met afstand – grootste ‘heksenpaniek’ van Nederland kon worden.

2. Het ‘staartje’ te Haelen en Horn

In Haelen worden in 1622 acht vrouwen voor kwade toverij terechtgesteld. In hetzelfde jaar worden er zestien vrouwen in het naburige Horn geëxecuteerd en nog drie in Roermond. In totaal dus 27 doden. Deze heksenvervolgingen zijn waarschijnlijk met elkaar gerelateerd. (3)

Haelen en Horn zijn dorpjes die direct naast Roermond liggen, maar een eigen rechtspraak hadden. Zij vielen destijds onder het graafschap Horn. Het begint met een proces op dertig september 1621 tegen de vrouw Meijen op de Camp. Zij staat er bekend om een ‘toveraerse’ te zijn. De luitenant-drossaard Adriaen Peuijn zet haar gevangen in het kasteel Horn en wil haar ondervragen met behulp van foltering. Na een ‘scherpe examinatie’ bekent ze dat ze twintig jaar geleden van de ‘boze vijand’ de [zwarte] kunst had geleerd op de Bonenberg. Dit is de plek die lokaal bekend staat als de ‘dansplaats’ van de heksen. Verder bekende ze nog drie beesten ziek te hebben gemaakt en dat ze had beloofd om de duivel te dienen. de dag daarop lag ze dood in de gevangenis. Volgens de bode – die het nieuws kwam brengen – had de duivel haar de hals gebroken.

De toverijprocessen van Haelen en Horn zijn rechtstreeks te koppelen aan de beruchte heksenpaniek in Roermond van 1613-1614. Bij Meijen is dat nog niet geheel zeker, maar bij de volgende processen werd gebruik gemaakt van uittreksels van de Roermondse verhoren. Degenen die toen genoemd werden en uit het graafschap Horn kwamen werden acht jaar na dato alsnog verhoord. Het betrof hier Mericken Rappen, Guntgen Boonen en Anneken Coecken, zij zouden alle drie ‘van de conste’ zijn oftewel bedreven in de zwarte toverkunst. In mei 1622 bekent Anneken na foltering dat zij de toverij heeft geleerd van een – in het zwart geklede – man genaamd Philips. Zij trouwt met deze duivel op de Boonenberg. Zij noemt een vijftiental namen van vrouwen die ook bij de bruiloft aanwezig waren. Ze had haar geloof verzaakt en vee dood getoverd. Als ze op reis ging met haar ‘boel’ – haar duivel als minnaar – naar de dans [de heksensabbat] deed ze een bezem in bed opdat haar man niet zou merken dat zij weg was. Enige dagen na haar bekentenis wordt ze gewurgd en tot as verbrand op de Galgenberg van Horn.

Tegelijk met Anneken was ook Merriken Rappen opgepakt. Ook Merriken bekent dat zij God en de heiligen heeft afgezworen en sinds die tijd heeft ‘geboeleerd’ met een duivel genaamd Stouthans. Ze had zowel dieren als mensen dood getoverd en zelfs het kind waarvan zij zwanger was aan de duivel gegeven. (Dit laatste klinkt alsof ze een miskraam heeft gehad.) Ook Meriken beschuldigt een aantal andere vrouwen van toverij. Omdat Meriken tot het eind aan ‘de boze’ blijft vasthouden wordt ze levend verbrand.

Door de denunciaties van Anneken en Merriken kunnen er nu vele nieuwe verdachten worden opgepakt. Het volgende slachtoffer is Heijl van Kessel. Zij wordt gemarteld aan de wipgalg en sterft door inwendige bloedingen. Ook haar lijk wordt op de executieplaats verbrand. De volgende die wordt opgepakt door de drossaard is de enige man in het gezelschap: Mertgen Coecken. Hij beweerde dat er in de nacht in zijn cel een engel bij hem was geweest. Als hij dat gezegd had om zijn vroomheid te bewijzen, dan mocht hem dat niet baten. Hij bekende na tortuur dat hij de ‘booze vijandin’ heeft aangehangen. Met deze vrouwelijke duivel had hij menigmaal ‘geboeleerd’ en was hij naar de ‘duivelse vergadering’ geweest. Ook had hij vee dood getoverd en iemand vermoord. In juni 1622 wordt hij gewurgd en verbrand.

Eind mei worden ook vier andere vrouwen op verdenking van toverij gearresteerd en ondervraagd. Het zijn Jut Menten, Trijn Leijendeckers, Ida Verrijt en Heijl de Muss. Zij bekennen alle vier dat zij God verzaakt hebben en de duivel aangehangen, dat ze vee en mensen dood hebben getoverd en dat ze naar de ‘vergadering’ of de ‘dans’ zijn gegaan. Het heeft er veel van dat ze een standaard aantal vragen moesten beantwoorden, die door middel van de tortuur tot een vergelijkbaar antwoord leidden. Toch zijn er altijd wel kleine verschillen in de bekentenissen.

Stijn de ‘halfwinnerse’ was genoemd door Merriken Rappen. De getuigenis van haar dienstmaagd Liesbeth Rameckers wordt haar echter fataal. Liesbeth zou haar kind om het leven hebben gebracht en vertelt dat Stijn het kindje wel wou hebben als het een jongetje zou zijn. In het getuigenverslag staat in de marge: ‘zij zou er graag zalf van maken’. Het is niet duidelijk of Liesbeth dit beweerd of de scribent. Na een scherp verhoor bekent Stijn dat ze ‘van de conste’ is. Zij wordt in augustus als tovenares verbrand. Ook Liesbeth wordt ter dood gebracht: niet als heks, maar als kindermoordenares. Zij wordt daarom niet verbrand, maar met het zwaard onthoofd.

Als laatste omgekomen heks komen we – toch nog – Guntgen Boonen tegen. Zij was als een van de eersten genoemd, maar was vervolgens gevlucht en werd pas later opgepakt. Zij bekende dat ze zich aan toverij schuldig had gemaakt, maar het kwam niet tot een terechtstelling. Zij stierf op zeventien november 1622 in de gevangenis. (3)

3. Heksen in het Peelland

werkstuk_19176_1In het najaar van 1595 begint er een heksenbrand in enkele dorpen van het Peelland (Noord-Brabant). Vijfentwintig vrouwen zijn daarbij om het leven gekomen. Eerst werden er in september vijf vrouwen uit Mierlo gearresteerd en beticht van toverij. Vervolgens eind september zeven vrouwen uit Lierop en daarna nog eens drie uit Mierlo. Ook in Asten worden zeven mensen van toverij beschuldigd, maar dezen worden allemaal weer vrijgelaten. Slechts één persoon uit Asten, Anna van Chelen, stierf – waarschijnlijk door de tortuur – in de gevangenis.
De eerste vrouw die gearresteerd werd heette Marie Baten. Zij verzocht zelf om de waterproef omdat ze zeker was van haar onschuld. Volgens haar beschuldigers was ze al jaren bezig met toverij en had ze het geleerd van haar moeder Baetken Symons. Ook de andere beschuldigde vrouwen moesten de waterproef ondergaan en kregen daarna in een aanklacht te horen waar ze van werden beschuldigd: Ze waren door andere verdachten genoemd als aanwezigen bij de ‘dans’ oftewel de heksenvergadering. Er volgde een examinatie door middel van foltering, die in de meeste gevallen uitliep op een bekentenis.

De verdachten bekenden dat ze de duivel hadden ontmoet. Zij hadden een verbond met hem gesloten waarbij ze seks met de duivel hadden en het christelijk geloof afzwoeren. De duivel krabde hun bij deze gelegenheid het chrisma van het voorhoofd. Hij beloofde ze geld en goed, maar kwam zijn belofte niet na. Verder gaf hij ze middeltjes om mee te toveren. ’s Nachts kwamen ze bij elkaar om te drinken, dansen, eten, naar muziek te luisteren en seks te hebben met hun ‘boel’ oftewel hun eigen duivel. Deze was ‘koud van nature’. De duivel werd bij name genoemd en zes maal was zijn naam Lucifer. Hij zag eruit als een mooie, jonge man in het zwart of rood gekleed met een hoed met witte of zwarte veren. Een aantal keren kwam hij in de vorm van een haas of een hazewind. Als de beschuldigde een man was kwam de duivel in de vorm van een vrouw. Deze ‘boelin’ had de naam Serpens. Een man bekende dat hij drie keer seks had met deze fraaie duivelin, maar ‘zij had een natuur alsof het twee ijzers waren geweest’. Verder was zij koud en had een ‘cael gemecht’.
Een aantal beschuldigden werd gevraagd om hun zieke slachtoffers te zegenen zodat ze hun betovering kwijt zouden raken.

417px-Baldung_Hexen_1508_kolLys Cuypers bekende dat ze toverde, dit betekende dat ze kwaad deed aan mens, vee of vrucht. Zij sprak dan de woorden: ‘dat u de duivel dit in het lijf voere’. Zo toverde ze haren in het lichaam van een mens of dier. Zij en de toveres Griet Myns Heren waren ook in het bezit van een ‘smeerpot’. Hierin zat een smeersel gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenschenkels en vet. Andere toveressen kwamen bij hen om zich met het spul in te smeren aan de oksels, borsten en ‘andere’ lichaamsdelen. In deze bekentenis liepen zij vervolgens naar de plaats van de bijeenkomst. In andere bekentenissen in de processen uit de Peel werd wel gevlogen naar bijeenkomsten in verre oorden.

Lyncken Pastoirs (die als meid werkte bij de pastoor) bekende dat zij acht jaar geleden zich met lichaam en ziel overgegeven had aan de duivel. Zij had samen met de duivel en de pastoor van Mierlo in één bed geslapen. Later herroept zij deze confessie. Zij zou een kind door middel van een ‘liefkozing’ betoverd hebben en geprobeerd hebben de heer van Mierlo te betoveren door middel van peren. Zij had volgens de bekentenis meerdere dorpsgenoten dood getoverd. Ze gaf tijdens de tortuur ook een aantal andere heksen aan met wie ze ‘gedanst’ zou hebben. Dezen werden vervolgens opgepakt en gemarteld tot ze bekenden. (4)

4. Heksenbrand in Westerwolde

a042-1486-verbranding-van-heksenIn het jaar 1587 werden acht vrouwen in Westerwolde (Groningen) aan de waterproef onderworpen. Wie dan bleef drijven was voorzeker een tovenares. Bij de daaropvolgende martelingen kregen ze o.a. duivelsdrek (asa foetida) toegediend. Op één na werden ze na marteling en confessie verbrand op de Geeselberg bij Vlagtwedde. Dit herhaalde zich twee jaar later in 1589 met negen vrouwen en drie mannen die ook allen de waterproef ondergingen en vervolgens werden gemarteld. De kans is groot dat de twee procesreeksen in verband met elkaar staan. Vòòr 1593 was Westerwolde nog in handen van Philips II en dus nog geen onderdeel van de Republiek.
Ook in 1597 werden er nog twee vrouwen in Westerwolde op de Geeselberg verbrand. Dit laatste proces heeft – voor zover wij weten – geen connectie met die van tien jaar daarvoor. (5)

5. Een poltergeist leidt tot elf terechtgestelden in Farmsum en Appingedam in 1547

In het aantekeningenboekje van Hiddo Jensema vinden we een getuigenis van een grote heksenbrand in de Groninger Ommelanden in 1547. De allereerste heksenvervolging betreft een echtpaar uit Appingedam. Zij werden gekweld door vreemde gebeurtenissen in hun huis. Er werd gesmeten met stenen en allerlei andere dingen en er werd lawaai gemaakt zonder dat de dader werd gezien. Dit werd gezien als het werk van de duivel! (Wij zouden zeggen: het is een poltergeist) De vrouw – die drie jaar eerder ook al was beschuldigd van toverij – werd gearresteerd en als ‘toevenarse’ verbrand. Mogelijk nam het gerecht aan dat de duivel zo’n opschudding veroorzaakte uit protest omdat de vrouw al drie jaar lang niet meer had getoverd.
324143Deze vrouw noemde ook andere tovenaars en waarschijnlijk naar aanleiding daarvan werden er vier ‘toevenarsen’ uit Appingedam en Farmsum gevangen genomen. Zij bekenden ‘wonderlijke dingen’ bedreven te hebben en werden verbrand. Een man genaamd Aepke Mellens zou hun hoofdheer zijn geweest. Hij werd door ‘de boese viant den hals toe gebrocken’ (waarschijnlijker is het dat de beul hem de nek brak) en daarna verbrand. Tussen Pasen en Pinksteren werden opnieuw te Farmsum en  Appingedam drie ‘toevenarsen’ verbrand. Ook zij hadden wonderlijke – maar niet nader genoemde – dingen bekend, waar men zich – volgens de kroniekschrijver – wel voor zegenen mag. In diezelfde tijd werden er twee ‘toevenarsen’ te Godlinze verbrand. In Bierum werd uiteindelijk de ‘matroensche’ opgepakt. Zij was volgens de getuigenissen de leidster van de groep en degene die ze het toveren had geleerd. Ook zij werd verbrand. Dit maakt in totaal elf slachtoffers, tien vrouwen en één man. (6)

6. De tien heksen van Bredevoort

normal_witches_sabbath_engravings_05Op 19 september 1610 heeft een opmerkelijk proces plaatsgevonden in het Gelderse Bredevoort. Bredevoort hoorde in dat jaar nog net bij een Westfaals vorstenhuis en dus nog niet bij de Republiek. Dit gebeurde pas in 1612. Het aantal verdachten neemt in de loop van dit proces toe, nadat bij de ondervragingen steeds weer nieuwe namen worden genoemd. De eerste verdachte is Jenneken ter Honck uit Dinxperlo. Zij zou verschillende beesten hebben betoverd. Na een verhoor onder zware folteringen bekent zij schuld en belooft beterschap. Zij smeekt later om de dood door het zwaard in plaats van de brandstapel. De dag erop is Gertken op ‘t Goir aan de beurt. Zij wordt beschuldigd van toverij en contacten met de Duivel. Gertken bekend meteen, en vult aan: De duivel kwam in de vorm van een mens naar haar toe, maar verdween dan in het niets. Ze kreeg van hem drie stuivers voor elk betoverd beest. Ze had gedanst op Schroermans weide met andere heksen en tovenaars: Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’), Myth Timpers, en Jar Simon. Deze hadden getrommeld op een ketel terwijl ze op een wilgenstoof zaten.
Als gevolg van haar bekentenis moeten op 25 september 1610 twee mannen, Willem ten Oistendorp en kleermaker Berend Swenen uit Borculo zich bij het gerecht melden om de waterproef te ondergaan. Doordat zij beiden bleven drijven moesten vervolgens bij de scherprechter folteringen ondergaan. Zij bekenden hierna, maar zeiden dat zij er niets aan konden doen omdat de tovenarij nou eenmaal aangeboren is..
Vooral Willem Oistendorp werd beschuldigd van vreemde dingen: Coops Geert vertelde dat  hij nog laat bij de moeder van Willem aan het rogge maaien was en toen hij uitrustte in de schuur hoorde hij feestgedruis komen uit het huis. Hij ging kijken en zag wonderlijke mensen met pluimen op het hoofd door het huis dansen en springen. Iemand zat voor in de stal en sloeg op de trom. Coops werd bang en vertrok en kwam terug met aantal anderen, maar toen was alles donker. Henrick ten Bijvanck vertelt dat Willem hem in de herberg een kan bier aanbood, maar toen hij een teug ervan dronk had hij een dikke pap in de mond gekregen, alsof het slakken waren! Hij dacht dat Willem hem had proberen te betoveren.
Ene Johan Boegen werd een maand later opgepakt. Ook hij doorstond de waterproef niet. Hierna worden er nog vijf verdachten opgepakt en vervolgd.
In de processen duikt de naam op van de priester Berndt uit Lichtenvoorde die lokaal bekend staat als een duivelsbanner. Deze Berndt schuwt het niet om buren in staat van beschuldiging te stellen. De classis van Zutphen had al geprobeerd hem te laten verbannen, maar Berndt bleef. In 1610 werden in Bredevoort uiteindelijk tien heksen tot de brandstapel veroordeeld. (7)

7. De snelle metselaar en andere heksen uit de Groninger Ommelanden

Volgens het al genoemde boekje van Hiddo Jensema worden er in 1547 tien dagen na Pinksteren in Midwolda twee ‘toevenarsen’ verbrand. Eerst werd hun de hals door de duivel gebroken. Kort daarna werden er nog twee ‘toevenarsen’ uit Midwolda en vier uit Pieterburen verbrand. Het volgende slachtoffer is bijzonder; het is de steenmetselaar Hanske uit Leens. Hij kon zo enorm snel metselen dat twee kalkmakers hem met moeite bij konden houden. Dit moest wel komen door onzichtbare hulp en dat kon alleen maar duivelskunst betekenen! Hij wordt op de Waddendijk verbrand. Als laatste van deze reeks wordt ene Bauwe Rummers als ‘toevenarse’ verbrand. Zij werd aangewezen als de ‘matroensche’ oftewel de leidster van de hier boven genoemde heksen. Zij had mensen en beesten dood getoverd en het koren uit het veld getoverd.

Matteson 1853

Matteson 1853

In 1547 werd ook nog Fenne Jacobs, een rijke vrouw met maar één oog uit Aduard, door een ‘onnoesel jonghe’ beschuldigd van melktoverij. De rechter ontdekte verschillende duivelstekens op het lijf van Fenne, maar moest haar toch vrijspreken omdat de knul zijn beschuldiging weer introk. Helaas voor Fenne werd ze al snel daarna opnieuw aangewezen als ‘matroensche’ door de vier gearresteerde tovenaressen uit Pieterburen. Hierop besloot ze te vluchten en ontliep ze zo een welhaast zekere executie. Dit geeft een totaal van tien aan elkaar gerelateerde heksenverbrandingen. Het is onzeker of er ook een verband is tussen de – hiervoor genoemde – heksenprocessen van Appingedam en Farmsum en die van Midwolda en Pieterburen. (8)

8. Weerwolven in Amersfoort en Hoogland 1591-1595

werewolf_02In 1591 wordt Reyer, de vrouw van Folkert Dirx tezamen met haar moeder Neele Ellerts verbrand. Vier jaar later is Folkert zelf aan de beurt. Hij zou de ossen voor de hooiwagen hebben betoverd en wordt gedwongen de beesten te zegenen. De beesten genezen en dat is verdacht: Folkert wordt samen met zijn vier zonen gegeseld tot zij een uitgebreide bekentenis doen. Zij bekennen te hebben gedanst als katten op de bleek onder aanvoering van de ‘bezemrijder’. Oftewel ze gingen naar een soort van heksensabbat onder leiding van de duivel. Ze geven ook enkele andere vermeende tovenaars aan waaronder Grietje Seghers en Maria Barten. Bijzonder opmerkelijk is ook de bekentenis van Folkert dat hij samen met zijn zoons zich kon veranderen in wolven en in die vorm achter het vee aangingen. De bronnen voor deze heksenbrand zijn zeer rijk. Ik heb daarom aan de Amersfoortse heksenprocessen een apart artikel gewijd. Zie hiervoor: http://www.abedeverteller.nl/dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk/

De slachtoffers van deze heksenvervolging zijn: 1 Reyer 1591 2 Neele Ellerts 1591 3 Willemtgen Stevensdr 1593 4 Grietje Seghers ‘de Roode kater’ 1595 5 Hendrikje Folkerts 6 Folkert Dirx 7 Maria Barten 8 Anthonis Bulck 9 Grietgen Willems. (10) Geertruy Damen werd in dezelfde periode (1593) vanwege toverij om het leven gebracht, maar zij heeft waarschijnlijk geen connectie met de andere beschuldigden, zij is niet door een ander aangegeven en heeft zelf ook niemand aangegeven. (9)

9. De vijf van Schiedam en de vier van Goedereede 1585

Op 25 mei 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekende diverse betoveringen en het pact met de duivel. Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.

witch-1643De hoogbaljuw van Voorne was naar Schiedam gegaan omdat hij had gehoord dat de toveressen medeplichtigen hadden genoemd uit zijn ambtsgebied. Kort daarop werd Willemke Jansdr. uit Goedereede gevangen genomen. Zij was een doodarme en mismaakte vrouw die Willemke met de buil werd genoemd. Zij bekende – na een half jaar opgesloten te hebben gezeten – dat ze zeventien jaar geleden een ‘in het rood geklede man’ had ontmoet en beloofd had hem te dienen. Deze duivel had haar een merkteken in de nek gegeven en een smeersel waarmee ze zich in een kraai kon veranderen. Ook had ze seks met deze duivel gehad. Ze had drie mensen dood getoverd en een storm veroorzaakt, waardoor twee schepen waren gezonken. (Zij had met opgetrokken rokken op een brug staan springen en zo een grote storm veroorzaakt.) De duivel werd vervolgens bij haar uitgebannen. Hiertoe werd ze van top tot teen kaalgeschoren en gehuld in een nieuw kleed, dat met wijwater besprenkeld was. Verder moest ze een broodje eten waar stukjes van een gewijde kaars, van een priesterkleed en wat gewijd zout in zaten.

Frans vroeg 1600 uit museum BayonneOp 29 juni werd als tweede verdachte Ninge Dimmen  – op instigatie van een waarzegger – gevangen genomen. Zij zou contact hebben met de duivel en vele betoveringen hebben gepleegd. Zij bekende en noemde als medeplichtige haar zuster Leene Dimmen en een man genaamd Lenaert Jacobsz. Leene bekende het verbond met de duivel. Het was een zwarte man met een rode muts met de naam Jacob. Hij had haar een teken op het voorhoofd gegeven. Ze kreeg een poeder om zich in de vorm van een kat te kunnen veranderen. Vervolgens had ze o.a. haar dochter en schoondochter dood getoverd. Ninge en Willem werden verbrand, Leene had daarvoor al zelfmoord gepleegd en nog wat later deed Lenaert hetzelfde. Hiermee komt het dodental in Goedereede op vier. In 1592 werd de zaak weer opgerakeld. De zus van Ninge en Leene – Eeuwout Dimmens – werd opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. Omdat deze procesreeks begint met een beschuldiging van toverij door een van de heksen uit Schiedam, kan je spreken van twee gerelateerde heksenprocessen met in totaal 9 slachtoffers. (10)

10. Acht ter dood gebrachte tovenaars en tovenaressen uit Grathem en Loon in het jaar 1592

Meer dan dit gegeven is er over dit heksenproces helaas niet te vinden. (11)

Extra:

11 Vijf vrouwen uit Horn en Beegden in 1636-1637 terechtgesteld.

In 1636 stierf de luitenant-drossaard van het graafschap Horn Adriaan Puijn (Zie de heksenvervolging 2 van Haelen en Horn).  Hij werd opgevolgd door Cornelis van de Randenraedt. Hij wou waarschijnlijk krachtdadig beginnen aan zijn nieuwe functie en vond een onafgemaakt dossier. Een aantal van de van toverij beschuldigde personen uit 1622 liepen nog vrij rond. Hij pakt te Beegden – de van tovenarij verdachte vrouw – Nuel Leppers op. Zij was in 1622 beschuldigd door Stijn de ‘halfwinnerse’. Zij bekent dat ze ter vergadering ging naar de Bijenberg samen met haar boel Thijs van Trier. Ze had beesten dood getoverd door ze betoverd zaad te geven, waaronder de muilezel van de drossaard. Verder had ze op de Ruymensberg ‘nevel’ gemaakt, waaruit rupsen tevoorschijn kwamen. Dit leidde tot een grote rupsenplaag dat jaar. Nuel werd gewurgd en verbrand.

Nuel had o.a. Trincken Stevens op de vergadering gezien. Trincken werd opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat, toen zij erg verdrietig was omdat zij haar kinderen had verloren, er een in het zwart geklede man naar haar toe kwam. Dit was een duivel genaamd Hensken Hansen. Deze troostte haar en haalde haar over om God te verzaken. Door zich in te smeren met een zalf kon zij samen met haar kat door de lucht rijden om naar de plaats te gaan waar zij dansten. Zij besprenkelde zich met wijwater zodat de duivel haar niet kon dwingen om kwaad te doen. Toch werd ze in december 1636 op de galgenberg gewurgd en verbrand. Ondertussen beval Cornelis van Randenraedt om Aelet Gubbels en haar dochter Grietje aan te houden. Alet vlucht, maar haar dochter wordt gevangen genomen. Zij blijkt echter zwanger en mag daarom niet gemarteld worden. In de tussentijd kon ook zij de vlucht nemen.

Een volgende beschuldigde die opgepakt wordt is Mercken Vincken. Zij vertelt dat de duivel voor het eerst bij haar kwam in de vorm van een zwarte hond. Wanneer de duivel Lucifer met haar boeleerde was zijn zaad koud. Met zalf gemaakt van nageboortes kon zij zelfs naar de heksenvergadering reizen van Keulen. Zij vloog dan als een vogel door de lucht. (Keulen is een in sagen veelgenoemde plek voor de heksensabbat.) Ooit was ze haar boel achterna gereisd naar de Daalakker en zag daar allerlei personen. Toen zij van verbazing ‘Jezus’ uitriep vlogen al deze wezens plots weg. Doordat zij zichzelf continu zegende kon ze veilig naar huis lopen. (Ook dit is een bekend topos uit volksverhalen) Ze had kinderen dood gemaakt door ze over het lichaam of in het oor te blazen. Ze bekent nog vele andere dieren en mensen te hebben dood getoverd. Zo wordt zij in februari 1637 verbrand. Als laatste wordt Lijsken Hermans aangehouden en ondervraagd. Eerst bekent zij omgang met de duivel en dansen op de (heksen)vergadering, maar later herroept zij deze bekentenis. Zij wordt vrijgesproken.
In totaal moeten er minstens vijf heksen zijn omgekomen. (12)

12. Toverij met een fret in de Groninger Ommelanden

Witches'Familiars1579Twee ‘toevenarsen’ uit Uithuizen bekenden dat ze veel kwaad hadden bedreven en beschuldigden vervolgens ook andere vrouwen van tovenarij. Op drie juni 1562 werden ze verbrand. Vijf dagen later werden er opnieuw twee vrouwen uit Uithuizen verbrand. Waarschijnlijk waren ze beschuldigd door de vorige vrouwen. Ze bekenden kwaad aan mens en beest te hebben bedreven. Opmerkelijk is de toverij die ze pleegden met een fret. Volgens de kroniek zou de duivel in de schijn van een fret boter en melk voor ze hebben gestolen. Als ze het dier nodig hadden riepen ze het met de naam Sijertien. Dit lijkt sterk op de ‘familiar’ het voornamelijk in Engeland veel voorkomende heksendier, die de duivel in vermomming was. In Nederland komt een dergelijk figuur niet of nauwelijks voor. Op acht juli wordt nog te Sauwerd een ‘tovenarse’ verbrand. Ze bekende dat ze veel boosheid had gepleegd en had geboeleerd met de duivel. Het is de vraag of deze vrouw door de heksen van Uithuizen is genoemd. (13)

Conclusie

molitor-1545Nederland heeft in vergelijking met de omliggende buurlanden Duitsland, Frankrijk, maar ook België relatief milde heksenvervolgingen gehad. Waar het in andere landen om tientallen of zelfs honderden slachtoffers per heksenpaniek ging, bleef het in Nederland – op de heksenbrand in Roermond na – relatief bescheiden. Zeker als je puur kijkt naar de processen die zich hebben afgespeeld in de Republiek, dan zijn de processen met meerdere heksen op de vingers van een hand te tellen. De redenen hiervoor worden uitgebreid beschreven in de in de noten genoemde boeken. Ze zitten besloten in het meestal terughoudend gebruik van foltering, de mogelijkheid bij vele rechtbanken om voet bij stuk te houden, dus de bewijslast bij de beschuldiger te leggen en een in Nederland toch vroeg beginnende scepsis (in ieder geval bij de rechtbanken) over het bestaan van een heksensekte en de reële mogelijkheid van toverij. Meestal bleef het in Nederland bij een beschuldiging van ‘maleficium’ oftewel kwade toverij, zonder de implicatie dat hierbij medeplichtigen in het spel moesten zijn. Juist het idee dat er een heksensekte was; duivelaanbidsters die heimelijk samen kwamen, maakte dat de beschuldigde vrouwen gedwongen werden om namen te noemen van andere heksen. In de tien hierboven genoemde processen spelen juist de ‘heksendans’ en het expliciete verbond met de duivel een grote rol. In de meeste Nederlandse heksenprocessen werd kwade magie wèl gezien als afkomstig van de duivel, maar dan in de vorm van een impliciet pact, in plaats van een letterlijk verbond waarbij de duivel zelf aanwezig was.

Abe van der Veen

Noten

1) Hiermee bedoel ik geëxecuteerde – meestal verbrande – heksen, heksen die door de marteling om het leven zijn gekomen of die zelfmoord hebben gepleegd in de gevangenis.
Voor deze lijst met alle tot dan toe bekende heksenprocessen heb ik vooral de bijlage achter in het boek ‘Nederland Betoverd’ gebruikt. Alleen de tien heksen van Bredevoort worden hierin niet vermeld. Mogelijk omdat dit destijds bij een Duits vorstendom hoorde.
Processen 1, 2, 3, 10 en 11 zijn heksenprocessen die wel bij het huidige Nederland horen, maar destijds onderdeel waren van de Zuidelijke Nederlanden. Zij hoorden dus niet bij de Republiek.

2) Van een aantal van de processen weten we niet hoe ze zijn afgelopen, 59 is een minimum.
Dresen-Coenders – Het verbond van heks en duivel p. 231 ev
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd 161 ev (artikel van Dresen-Coenders – ‘De grote heksenbrand van Roermond’)
Gerard van de Garde en Charlotte Ruijs-Janssen – Kroniek van het heksenjaar 1613-1614 http://www.historieroermond.nl/Heksen1613-1614/heksen1613-1614.htm Dit is een uitgebreid artikel dat zich puur baseert op de restanten van procesakten en ander archiefmateriaal. Zij beweren dat het pamflet uit 1627 wel uit de duim gezogen moet zijn omdat de genoemde personen niet in hun bronnen voorkomen. Ik ben het hier niet mee eens. Met de schaarste aan bronnen en de grote verschillen in schrijfwijze van namen is het niet vreemd dat er een aantal namen in de archieven onvindbaar zijn. De personen worden met naam, toenaam en persoonlijke details in het pamflet genoemd. Ik zie geen reden om zo gedetailleerd niet bestaande mensen en gebeurtenissen op te noemen.

In 1594 wordt er in Roermond een vragenlijst opgesteld die bestemd is om voorgelezen te worden aan vermeende heksen. De helft van de vragen heeft betrekking op de gebeurtenissen tijdens de ‘dans’, oftewel de feestelijke bijeenkomst van de duivel en zijn tovenaars en tovenaressen. Er wordt o.a. gevraagd Of ze de bok bij de grote dans heeft gezien, of ze hem heeft aanbeden en of ze zijn ‘cullen of hinderst’ (zijn ballen – mogelijk ook penis – moest kussen. Verder of ze meegedaan had met het na afloop verbranden van de bok om van zijn as tovermiddelen te bereiden. Zij wordt ook gevraagd of ze naar de ‘kattendans’ is geweest en of de tovenaars en heksen aldaar zich in de gedaante van katten, honden, hazen, wolven e.d. konden transformeren. Vervolgens of ook de ‘duivelsboelen’ als katten of katers verschenen en of deze boelen in de gedaante van een kater de katten hadden besprongen en ermee hadden gepaard.
Als de demonisering in deze bron achterwege wordt gelaten blijven de elementen over van een extatisch vruchtbaarheidsfeest. Het verbranden van de bok is een gebruik wat tot in de negentiende eeuw gedaan werd tijdens meifeesten en oogstfeesten door heel Europa. Ook dan werd de as verzameld, maar in tegenstelling tot de Roermondse vragenlijst werd de as gebruikt om de velden vruchtbaar te maken! Ook een zekere losbandigheid hoorde bij de agrarische rituele feesten en hadden de intentie om zo de vruchtbaarheid te stimuleren. (Dresen-Coenders 231)

3) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 65-84
‘Het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Dit artikel heb ik niet kunnen raadplegen.)
Nederland Betoverd: Lijst van toverijprocessen
http://www.rondomroermond.nl/tag/heksenvervolging-horn/
http://www.ghklandvanthorn.nl/index.php?title=Lezing:_%22Heksenprocessen_in_het_graafschap_Horn_en_het_Land_van_Thorn%22
Door het recent uitgekomen boek van Mart Graef weten we iets meer van de procesreeks in Haelen en Horn. Hij beschrijft het relaas van elf omgekomen heksen en één vrouw die terecht gesteld is als kindermoordenares. Helaas wordt het niet duidelijk of er nog meer terechtstellingen hebben plaats gevonden. Als de gegevens in ‘Nederland Betoverd’ kloppen dan zijn het er nog veel meer.

4) De gegevens moeten nog worden aangepast aan de bevindingen in het in 2015 uitgekomen boek van Johan Otten: Duivelskwartier. Ik heb de aantallen gestorven heksen al aangepast.
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland Betoverd 173-182
Dresen Coenders – Het verbond van heks en duivel 196-198
1595: Het jaar van de heks : toverijvervolgingen in Peelland / Sonja Deschrijver in: Noordbrabants historisch jaarboek, vol. 27 (2010), pag. 56-85 (Heb ik helaas niet kunnen raadplegen)
http://web.archive.org/web/20070927210344/http://www.meertens.nl/volksverhalenbank/extra.php?info=tekst&idnummer=BLECOURTNB0329&volksverhaal_type=&atu_type=
http://www.blikopdewereld.nl/rechtspraak/strafrecht-in-historie/1218-13-rechtshistorische-fragmenten-uit-de-oude-peel-16e-18e-eeuw
http://www.kerkenindepeel.nl/28/heksenverhalen-uit-mierlo

Hier een voorbeeld van het soort suggestieve vragen die tijdens een verhoor gesteld werden:
De confessie van Anneken Thys: Confessie gedaen in Scherpe examinatie met roeyen by Anneken Thys voer Hendrick Dircs ende Willem Nelis, Schepenen tot Mierlo, in absentie van Schepenen van Lyrop ende tot huer versueck op den xxiie septembris 1595.

In den yersten gevraecht off sy haer aen den viant oyt heeft overgegeven? Seecht, haer over gegeven te hebben, deur dien hy hair beloifde gelts ende goets genoch te geven.
Gevraecht hoe den viant haren boel genoemt was? Seecht dat hy genoemt was Croeshaen.
Gevraecht hoe hy gecleet ende in habyt was? Seecht int root, met enen Swarten hoet op syn hooft ende een witte veder daer op. Gevraecht off int over geven aen haren boel, hy haer het Chrisma heeft uut genoemen? Seecht Ja, ende haer doen verlochenen haer Christenheyt.
Gevraecht of sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hun geboeleert te hebben over den Seven jaren gheleden, Seggende van nature Cout te syn.
Gevraecht off sy noyt ten dans en is geweest ende tot wat plaetsche? Seecht ten dans geweest te syn int Au Goor tot Lyrop.
Gevraecht wie daer ten dans noch meer waren ende wanneer den dans daer worde ghehouden? Seecht dat den dans worde gehouden int aencomen van den oochst lestleden, ende dat dair oick in den dans waren, Nees Gommers, Fye Hanen, Merri Ruyters, Mari Minckel, Heyl Genen ende Margriet Mynsheren, alle woonachtich tot Lyrop. Gevraecht hoe sy ten dans quaem, gegaen off gevloghen? Seecht daer gecomen te zyn vlieghende, ende haer Smeerden uut den Smeerpot Staende tot Nees Gommers.
Gevraecht off op den dans int Au Goor nyemants meer en was than die vrouwe van Lyrop die sy hier vorens heeft genoemt? Seecht datter noch was een vrouwe van helmont, etc.
Gevraecht off sy niet en heeft betovert beesten off menschen? Seecht deur bedwanck van haren boel Croeshaer betovert te hebben hair eyghen beesten ende oick die koe van Anneken Balthis. Gevraecht wat menschen sy heeft betovert? Seecht betovert te hebben die dochter van Anneken Balthis, geleden omtrent een halleff jaer.
Gevraecht waer mede sy dat dede? Seecht dat sy dat dede met enen ghetas ende dronck biers daer sy poeyer in dede dwelck haren boel hair gegeven hat.
Gevraecht waer mede sy den dans hielden int Au Goor tot Lyrop daer se gedanst hebben, met Singhen off met Spelen? Seecht dat die viant Speelde op een veel en datter waren meer ander instrumenten van Speelen.
Gevraecht off sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hem geboeleert te hebben na den dans, begeerende bij dese bekentenis te leven ende te sterven.

5) Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 131 (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 61 (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
8e deel van “Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829”, het kerspel Wedde, deel 1, de marke Wedde, door: C.J. en R.M.A. Wegman, blz.43 t/m 68 (Heb ik niet kunnen raadplegen.)
https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-heksenverbrandingen-te-westerwolde

In 1597 volgt nog het geval van een meisje dat onverklaarbaar ziek wordt en na drie maanden sterft. De dokter staat machteloos.  Zij is de dochter van de predikant van Blijham. Hij verdenkt de zeventig jaar oude Alke Engels ervan haar te hebben vergiftigd door middel van een betoverde appel. Alke wordt opgepakt door de drost Jacob Entens. Zij wordt als gifmengster en heks verbrand en haar zus Berthien Thijes – die verdacht wordt van medeplichtigheid – pleegt zelfmoord in de gevangenis. Tegelijk met haar wordt ook Johanna Lubberts verbrand. Johanna was – al dan niet toevallig – rondom dezelfde tijd opgepakt omdat zij twee kinderen ziek getoverd zou hebben. De ene had ze kort na de geboorte gekust en de andere over het haar gestreken. Beide gingen ze dood.
Alke bezegde ook nog Hemme Alrix. Zij zou de appel van haar gekregen hebben. Na marteling door uitrekking op de ladder bekende zij te hebben gedanst op het land van haar man, koeien te hebben vergiftigd en ontucht te hebben gepleegd met de duivel. Hij heette Peter, hij was in het zwart gekleed met een hoed met een witte pluim. Hij was bij de seks ‘van een koude natuur’.. Deze vrouw werd na betaling van 153 rijksdaalders contant en 600 in totaal door de drost vrijgelaten. Zij herriep na vrijlating direct al haar bekentenissen. Haar familie probeerde het geld terug te vorderen van de drost door een proces te beginnen bij de Staten Generaal. Deze wijzen de vordering echter af. Waarschijnlijk zijn er naast deze vier ‘toversen’ nog een aantal andere vrouwen door de drost zwaar gemarteld.
https://onstwedde.info/fileadmin/user_upload/Sprekend_Verleden/unes_wideo_westerwolde/no34.pdf

6) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)

7) http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenprocessen_te_Bredevoort
Nederland Betoverd p. 236 en 239
Sagensafari – Bierhaus, Krosenbrink en Buist p. 15-18
H.A. Hauer: in Breevoort can ick vergeten niet  De Graafschap, 1956 (Hierop is het wiki-artikel gebaseerd, ik heb dit boekje helaas niet zelf kunnen raadplegen)

8) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)

9) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)

10) De Waardt – Toverij in Holland 113-114, 135-136
Nederland Betoverd 57-58
http://freepages.genealogy.rootsweb.ancestry.com/~luijkenaar/m/michiel/flakkeenet.html

11) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt (Maaslandse heksenprocessen – Ingrid Evers) p.87
J. Lyna – De rechtspleging inzake heksenprocessen in ’t graafschap Loon (Limburg 2 1920) (Ik heb het artikel van Lyna niet kunnen raadplegen)

12) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 85-101
Kwade mensen p.87
‘het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Niet door mij geraadpleegd)

13) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw 41

The post De tien grootste heksenprocessen van Nederland first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-tien-grootste-heksenprocessen-van-nederland/feed/ 6
De oorsprong van de kabouter https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/#comments Tue, 16 Oct 2012 13:41:13 +0000 http://abedeverteller.wordpress.com/?p=166 In...

The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In de klassiek Romeinse tijd zocht men zijn bescherming en voorspoed niet alleen bij de grote goden, maar ook bij de huisgoden. Deze werden vereerd en als beeldjes bewaard bij de haard. Aan hen werden ook kleine offers gebracht. Vaak hadden ze een fallisch uiterlijk. De Romeinen noemden ze Laren en Penaten, de oude Angelsaksische naam voor deze wezens zijn de ‘Cofgoda’. In het volgende stuk geef ik verschillende voorbeelden van huisgeesten door Europa heen die laten zien dat dit gebruik niet uitstierf, maar veranderde in het volksgeloof rond de huiskabouter. Ook dezen gaven zegen aan het huis, leefden veelal bij de haard en waren soms fallisch of in ieder geval naakt.

Kobold en galgenman

De Nederlandse kabouter en de Duitse Kobold zijn etymologisch aan elkaar verwant. Het woord betekent beschermende huis- of stalgeest. (In de folklore wordt zelden over de tegenwoordig zo populaire boskabouter gesproken.) Ook de Franse geest gobelin en de Engelse (hob)goblin horen bij dezelfde woordgroep en zijn huisgeesten. (1) De huisgeest heet in Duitsland ook wel het Heinzelmännchen, Wichtelmännchen of Galgenmännchen. In het dertiende-eeuwse Duitsland werden van deze kobolden beeldjes gesneden uit alruin, buxus of was om in de kamer te zetten. Rondom het galgenmannetje – een mensvorm gesneden uit een alruinswortel – bestond een plethora aan magische voorstellingen. Voornamelijk vanwege de hallucinogene effecten van de wortel en de vorm die enigszins aan een naakte man doet denken. (2)

Het beeldje zou geluk en welvaart brengen, maar als hij slecht behandeld werd kon hij ook tot een plaaggeest worden. De kobold zou de geest van de boom of plant zijn die in het beeld gevangen zat. Deze beelden waren dertig tot zestig centimeter. Ze hadden groene kleren aan en een buitenproportioneel grote mond. Zij werden opgesloten in dozen en binnen op geheime plaatsen bewaard, waarschijnlijk dicht bij de haard. Hij is daarmee te vergelijken met de Laren en Penaten uit de Romeinse tijd. (3)

Hobgoblin

In Engeland wordt deze geest ‘(hob)goblin’ genoemd. De ‘hob’ is de haard, dus het is een huisgeest die voornamelijk bij de haard verblijft. Als hob of hobgoblin is het een goede geest die ‘s-nachts als de mensen slapen – meestal naakt of in lompen gekleed – huishoudelijke taakjes doet. Alleen als hij slecht behandeld wordt kan hij tot een plaaggeest verworden. De goblin daarentegen is al een kwade plaaggeest vanaf het begin. Het lijkt alsof de hob of haard en daarmee het vrouwelijke element de trekken van de goblin verzacht en hem milder maakt. De hob wordt ook in verband gebracht met de godin Cova/ Godiva. Haar schrijn in Coventry stond bij de bron van Hob. Robin Goodfellow en Puck worden ook wel hobgoblin genoemd. Hij werd wel voorgesteld als een priapische duivel met ezelsoren. (4)

In een sage uit Herefordshire vinden we een duidelijke connectie met de haard: in een huis woonde een hobgoblin die, als het niet naar zijn zin ging, alle sleutels van het huis stal. Pas als er cake op de haard werd geplaatst en de mensen van het huis rondom het vuur gingen zitten met gesloten ogen kwam hij terug op zijn plaats op het hoefijzer dat boven het vuur hing en gooide hij de sleutels tegen de muur. Een hoefijzer is één van de symbolen van de aardegodin. (5)

Kabouter, tomte en lutin

Een sage uit Noord-Holland vertelt in een paar zinnen de connectie van de huisgeest met een offer en met de haard: in een huis waren er naast het grote rookgat onder de schoorsteen nog twee kleinere gaten. Daaruit kwamen ‘s-nachts ‘klaboutertjes’. Elke avond zette de vrouw eten voor hen klaar, maar de man begon dat te vervelen en gooide petroleum over het eten. De dag daarop vonden ze een brief met de woorden: ‘klaboutertje zijn eten weg, klaboutertje zijn zegen weg’. Na die tijd was er geen voorspoed meer in het huis. (6)

Het is opmerkelijk dat de kabouters in vele sagen worden voorgesteld als naakt. Of dit ook priapisch naakt is wordt er niet bij verteld, maar deze zestiende-eeuwse illustratie uit Zweden van een – klusjes in de stal verrichtende – ‘tomte’ doet dit wel vermoeden. De tomte of nisse is de Scandinavische variant van de huisgeest. (7) 

In Frankrijk werd de huisgeest ‘lutin’ genoemd. Hij komt al voor in de literatuur van de twaalfde eeuw. Lutin komt van ‘netun’ en ‘nuiton’ wat Neptunus de zeegod en ‘nuit’, de nacht betekent. Er is dus een associatie met water en duisternis. Toch is hij ten eersten male een huisgeest, maar dan wel eentje die via de haard en de schoorsteen in verbinding staat met de duistere waterige wereld daarbuiten. Hij is geobsedeerd door vrouwen en wil hen aldoor plagen wat heeft geleid tot het woord ‘lutiner’ voor ietwat getint plagen of kietelen. (8)

De haard

De verschijning van al deze geesten wordt duidelijker als je weet dat de haard één van de ingangen is naar de geestenwereld. Zij konden via de schoorsteen binnenkomen uit de bovenwereld en onder de haardsteen vandaan uit de onderwereld. Het Latijnse woord voor haard is focus en wie zich kan concentreren op het vuur in de haard, die kan naar binnen kijken. Via de schouw kan hij schouwen en verder kijken dan de materiële wereld. Heksen, Sinterklaas en de elfen reizen via de schoorsteen, maar ook de voorouders kunnen zo een kijkje nemen in de mensenwereld. Door middel van de beeldjes en het kleine offer van melk en brood blijven zij verbonden met de plaats waar zij vroeger geleefd en gewoond hebben – of anders met de familie waar ze bij hoorden – en houden via de schouw een oogje in het zeil. (9)

Dit geeft ook een goede reden voor de naaktheid van de kabouter: alleen zonder kleren valt er te reizen in de geestenwereld. Kleren zijn materie en die laat je thuis. Het aanbieden van kleren is dan ook een grote belediging! Ook de heksen reisden naakt via de schoorsteen naar de sabbat.

De witches’ familiar

Vooral in de bronnen over heksenvervolgingen in Engeland komt de ‘witches familiar’ voor. Deze wordt omschreven als een demon of ‘imp’ in de vorm van een klein dier. Dit kan een kat of een pad zijn, maar ook een muis of zelfs een hommel. Deze familiar is aan de heks gegeven door de duivel als onderdeel van haar pact met hem. Zij stuurt hem er op uit om te spioneren, maar ook om – in haar opdracht – mensen ziek te maken of melk of boter te stelen. Tegelijk lijkt het een soort van gezelschapsdier. In ruil voor deze diensten voedt de heks het wezen met haar bloed of melk via een verborgen derde tepel. Naast het duivelsmerk zochten heksenjagers ook naar deze ‘witches’ teat’.
Er bestaat een grote kans dat deze familiar een vervormde en gedemoniseerde variant is van de welwillende huisgeest. Ten eerste is de naam ‘familiar’ verwant aan de ‘lar familiaris’ als naam voor de Romeinse huisgeest die als beeldje werd bewaard in het Lararium dichtbij de haard. Ten tweede zijn er enkele middeleeuwse bronnen waarin van huisgeesten verteld wordt dat zij stelen van andere families om op die manier hun bezitter zegen te brengen. In deze bronnen wordt dit nog niet in connectie gebracht met demonen of kwade hekserij. Burchard van Worms (elfde eeuw n.o.j.) vertelt bijvoorbeeld over zogenaamde faunen. In zijn versie zijn dit kleine wezens die in de kelder wonen. Ze brengen in ruil voor kinderschoentjes en kleine boogjes de goederen van anderen naar je toe. Notker de stotteraar vertelt in de tiende eeuw over een wezen genaamd ‘de harige’. Deze woont in het huis van een smid die hij beloofd heeft om zijn wijnkruik elke ochtend vol te maken door de wijn van een vrek te stelen. (10) Het is een kleine stap om van deze huisgeest een demon te maken en dan van zijn eigenaar – zeker als deze kleine offers maakt – een heks.

Mijngeesten en scheepskabouters

De huisgeest heeft een aantal zeer interessante connecties met de mijngeest en de geest van het schip. Ook in het schip en de mijn vinden we kleine gemutste mannen die kobold of klabouter genoemd worden en die het schip en de bemanning of de mijn en de mijnwerkers beschermen. Mogelijk namen de schippers en mijnwerkers de beeldjes van hun huisgeesten van thuis mee om ook op gevaarlijke plekken als de zee en onder de grond voor bescherming te zorgen. Dit zou logisch zijn als je weet dat de mijnen geassocieerd worden met de onderwereld en de zee met de kosmische zee van de nachthemel. Op beide plaatsen weten deze geesten de weg.

Als mijngeest heeft de kobold gezorgd voor het woord kobalt (een metaalsoort), net zoals de berggeest- of duivel Nickel heeft gezorgd voor de benaming van het metaal nikkel. Beide metalen werden door de mijnwerkers niet erg op prijs gesteld. De kobold waarschuwde de mijnwerker voor mogelijk instortingsgevaar door vlak van te voren kloppende geluiden te maken. In Cornwall heten ze daarom ook ‘knockers’. Andere mijnwerkers – die ze vooral als boze geesten zagen – beschuldigden ze juist dat de geluiden afkomstig waren van kobolden die bezig waren de mijnen te doen instorten. (10) Naast de kobold als mijngeest gaat er ook een theorie dat de kabouter oorspronkelijk zelf een mijnwerker is geweest. In het middeleeuwse Cappadocië zouden mijnwerkers de typische kaboutermuts hebben gedragen en ook – vanwege de nauwe gangen – dwergachtig zijn geweest. Aan de ingang van de mijn werden beelden geplaatst die op hen leken. Later werden deze beelden nagemaakt  en in Italiaanse Rennaissance-tuinen geplaatst. Zo zou het mogelijk hebben geleid tot ons beeld van de tuinkabouter. (11)

(een zestiende-eeuwse afbeelding van alle drie varianten: links de mijngeest, midden de huis/stalgeest en rechts de geest van het schip – Olaus Magnus – Gentibus 1555)

Klabouterman

Aan boord van Duitse, Nederlandse en Vlaamse schepen was er een beschermende geest die Klabouterman werd genoemd! Klabouter zou van ‘klabastern’ oftewel geluid maken of rommelen komen. De klabouter klopte op de scheepswand om te waarschuwen waar de slechte plekken zaten. Precies zo waarschuwde en klopte de mijnkobold voor een mogelijke instorting van een mijngang! Het ‘bold’ deel in kobold zou weer terug te vinden zijn in poltergeist, waarbij dit dan staat voor ‘bolderen’ of ‘polteren’, wat ook lawaai maken betekent. De scheepskabouter was de geest die in het boegbeeld van een schip zat, of in een beeldje dat vastgemaakt was aan de mast. Deze was gemaakt uit de levensboom van een gestorven kind. De ziel van het kind zou in het beeld zitten. De geest beschermde het schip en hielp zelfs bij kleine taken aan boord. Als de klabouterman van boord ging was dit een duidelijke waarschuwing dat het schip zou vergaan. (12)

 

Conclusie

Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van huisgeesten in Europa. Voor mij is het wezen en de oorsprong van de huiskabouter zo belangrijk omdat ze – via de haard – een connectie maken met die andere wereld waar we onze energie en inspiratie vandaan halen. De kabouters zijn bijna altijd mannelijk, maar zij wonen in het ultiem vrouwelijke, de haard. Zo symboliseren zij een samengaan van mannelijke en vrouwelijke energie, die soms verbeeld wordt door ze fallisch af te beelden. Ook al heeft een modern huis vaak geen haard meer, toch kunnen we via ons huisaltaar – en de beeldjes die daar op staan – het geluk en de kabouterzegen ons huis binnen laten stromen!

Abe van der Veen

Lees ook deel 1: de fallische kabouter http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/

Noten

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

2 Vorig jaar heb ik een artikel over de alruinswortel geschreven. Deze maakt onderdeel uit van mijn boek over de symboliek van bomen en kruiden.

Het geheim van de alruinwortel of mandragora

3 N. Arrowsmith – a field guide to the little people p.136

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

Grimm – Teutonic mythology H 17 p.12

http://weavingandmagic.blogspot.nl/2011/01/lady-godiva-and-her-priest-king.html

De vrouwelijke pendant van de cofgoda’s of de genii cucculati was Cuda/Cofa/Goda. Ook bekend als de naakt paardrijdende vrouwe Godiva. In Cofa zit het woord huis en Cuda wordt afgebeeld samen met de kabouterachtige genii cucculati. In Coventry was haar schrijn bij de bron van ‘Hob’. Hob werd ook gebruikt als volkse naam voor de duivel, maar is vooral bekend als hobgoblin, de huisgeest bij de haard. (zie ook mijn vorige blog over de kabouter)

Shakespeare – A midsummernight’s dream

5 Arrowsmith p.122

6 K. ter Laan – Nederlandse overleveringen p. 46

http://en.wikipedia.org/wiki/Tomte

http://fr.wikipedia.org/wiki/Lutin

9 Walker – Woman’s dictionary p.137

Denk ook aan de wortel en het hooi in de schoen voor het paard van Sinterklaas.
9b Russell – Witchcraft in the middle ages p. 217
Lecouteux – The tradition of household spirits p. 91

10 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikkel

http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold

11 Dhaene en vanden Berge – Mannen met baarden p. 26-27 en 38-40

12 Arrowsmith 152

http://en.wikipedia.org/wiki/Klabautermann

13 Het teken van de haardgodin is een conisch gevormde hoop met as waarin de rode gloed van het vuur bewaard wordt. Dit doet sterk denken aan de conisch gevormde hoeden van de Genii Cucculatii en de latere kabouters.

N. Arrowsmith – a field guide to the little people

B. Thorpe – Northern mythology p. 183-184

T. Keightley – Gnomes, fairies, elves p. 239

The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/feed/ 6