Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 heksen - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Mon, 25 Mar 2024 15:51:00 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk https://www.abedeverteller.nl/dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk Sat, 07 Sep 2013 19:19:29 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=1344 De...

The post Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
De tovenaar Jochem Bos en de heks Neele Ellerts; toverij in Nijkerk

imagesIn Nijkerk in het jaar 1550 kreeg een meisje genaamd Geertgen Goossens last van een mysterieuze ziekte. Ze krijgt epileptische aanvallen, tijdenlang zegt ze niets en vervolgens braakt ze vreemde dingen op. Vreemd genoeg krijgt ze deze aanvallen voornamelijk zodra de buurvrouw Neele Ellerts langs komt. Natuurlijk zijn haar ouders bezorgd en haar vader gaat voor haar naar een piskijker te Amersfoort.  Het drankje dat hij meekrijgt helpt tijdelijk, maar zodra Neele, Geertgen weer aankijkt is het mis. Dan gaat de vader samen met zijn dochter naar een pastoor uit Utrecht. Deze doet haar een stola om en besprenkelt haar met wijwater. Ook dit lijkt te helpen, maar thuisgekomen ziet ze Neele weer en de ellende begint van voren af aan. Geertgen braakt naalden, spijkers, stukjes stof en haarballen op. Op dat moment arriveert de toverdokter Jochem Bos in Nijkerk. Jochem was een geboren Nijkerker en had een aantal jaar Latijn gestudeerd in Zwolle, maar – als een echte vagant – stopte hij halverwege met zijn studie. Hij zwierf in Friesland rond, waar hij getuige was van de praktijken van een andere toverdokter of duivelbanner. Bij verdenking van toverij staarde deze man net zo lang in een emmer met water tot hij het gezicht van een heks zag. Hij stak met een mes naar haar beeltenis en de volgende dag bleek er inderdaad een naburige vrouw gewond te zijn aan een oog. Dit kan ik ook!, zal Jochem gedacht hebben. Hij kocht ergens een boekje met Latijnse spreuken en reisde vervolgens terug naar Nijkerk.

In zijn geboortedorp komt Jochem al snel aan de praat met de familie Goossens en hij werpt zich op om er met zijn divinatietechnieken achter te komen of Geertje betoverd is en zo ja door wie. Hij bezocht de familie en vroeg hen naar mogelijke verdachten. De naam van elke verdachte persoon schreef hij op een kruisje, gemaakt van de was van een gewijde paaskaars, en gooide die – onder het gemompel van Latijnse spreuken uit zijn toverboek – in een emmer met helder water. Uiteindelijk zag hij het gezicht van Neele verschijnen in het water. Zij moest de heks wel zijn! Op dat moment gebeurde er iets vreemds. Volgens de omstanders verloor Jochem zijn evenwicht en kreeg hij de emmer water over zich heen. Maar Jochem zelf vertelde dat op dat moment de deur open sloeg en Neele voor hem stond.  Zij gaf Jochem zo’n duw dat hij de emmer met water over zich heen kreeg. Toch had niemand anders haar gezien. Later in de kroeg besprak hij het gebeuren met zijn vrienden en op de terugweg werd hij weer door de geestverschijning van Neele geduwd. Jochem belandde in de sloot en kreeg zo voor de tweede maal die avond een nat pak! Zijn maten dachten echter dat hij een glaasje te veel had gedronken.

Nu Neele Ellerts door Jochem werd beschuldigd van kwade toverij, was dat een reden voor meer mensen om naar Jochem de toverdokter toe te komen. Hij liet zich goed betalen en beurde voor elk consult twee en een halve daalder. Ook de buren van de familie Heynrix meenden dat ze waren betoverd en weer andere buren meenden dat hun vee ziek was gemaakt. Zo’n vijftien buren meenden ziek te zijn getoverd. Net als Geertgen hadden ze last van flauwvallen en braakten vreemde artikelen op, maar ook waren er enkele die met een vreemde stem spraken, woest gingen springen of dierengeluiden maakten. Elke keer bevestigde Jochem dat de ziekte kwam van kwade toverij, maar hij deed ook concrete beschuldigingen! Zo beschuldigde Jochem in totaal vijf vrouwen van hekserij. Ten eerst Neele (23) en haar moeder Wies en vervolgens nog drie andere vrouwen. Hier tussen zat ene Aelke Vossen. Zij had in Wijk bij Duurstede gewoond en in Amersfoort, maar telkens werd zij verdacht van kwade toverij en moest ze vluchten om te voorkomen dat ze gelyncht of verbrand werd. Ook nu hing dat lot haar boven het hoofd en dus vluchtte zij opnieuw.

salem_witch_trialDe zaak escaleert

De familie van Neele liet het er echter niet bij zitten. Vooral haar man Hendrik Spaen en haar vader Ellert van Neele Ellerts waren woedend. Zij achtervolgden Jochem om hem in elkaar te slaan en dreigden hem zelfs neer te schieten. Om te voorkomen dat de boel volledig uit de hand zou lopen pakte de schout van Nijkerk de hele bende op. Zowel Jochem als de vermeende heksen werden in een kar gezet en naar het gerecht te Arnhem gebracht. Ook reisde er een hele groep Nijkerkers af naar Arnhem om de rechters te vragen of ze de heksen wilden dwingen om hen te zegenen. Op die manier hoopten ze van hun kwalen en vermeende betovering af te komen. In het proces hielden beide partijen ‘voet bij stuk’. Dit betekende dat Jochem en de familie van Geertgen hun beschuldigingen hard moesten maken. De bewijslast rustte bij hun. Konden zij dat niet dan kregen zij de straf die anders voor de heksen was geweest! Dit verminderde het animo om de beschuldigingen vol te houden aanzienlijk. In het begin bleef Jochem zijn bravoure nog volhouden. Hij pochte zelfs dat hij de heksen voor het gerecht kon laten zien zonder dat zij het gevang hadden verlaten! De rechters meenden dat dit slechts illusie zou zijn en verboden hem zo’n truc uit te voeren. Ook Geertgen bleef eerst haar vreemde strapatsen volhouden en spuugde weer vreemde voorwerpen uit zodra ze in de rechtbank met Neele werd geconfronteerd. Toch hielden ze de beschuldigingen niet vol. Jochem moest onder tortuur bekennen dat zijn betichtingen slechts valse lasterpraatjes waren. Hij kwam er nog genadig af. Hij werd uit Nijkerk verbannen en zal sindsdien een zwervend bestaan hebben geleid. Neele en ook de drie andere verdachte vrouwen werden vrijgesproken. Toch bleef ze de slechte naam behouden van vrouw die omgang heeft met het kwade. Mogelijk verhuisde ze om die reden met haar schoonfamilie mee naar het Hoogland net boven Amersfoort. Eind goed al goed? Nee, want eenmaal verdacht van toverij kom je er nooit meer van af! Na 41 jaar volgde er nog een venijnige staart aan dit verhaal.

 De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1591

In de kroniek van Sint Aegten wordt vermeld: ‘In den jare 1591 worden alhier gevangen drye tovenaersters in de somer, een oude vrouwe met haer dochter ende een dochters dochter, oudt 15 jaren, d’welcke veel affgrijselicheyd van den viand verhaelden. De moeder en dochter worden op den berch gebracht om gebrand te worden, ende dwijle den scherprechter de dochter worchde, brack d’boose viand de moeder den hals. Het kijndt worde t’Utrecht gebracht ende ijewerts bestelt.’

manuel deutschIn 1591 werd de 15 jarige kleindochter van Neele Ellerts, genaamd Maria Volckens verdacht van toverij, zij zou mensen en vee ziek getoverd hebben. Zij kwam – waarschijnlijk om haar naam te zuiveren – zelf naar de schepenrechtbank in Amersfoort om haar verhaal te doen. Daar vertelde zij hoe ze door Wouter de bleker gedwongen was om zijn zieke koe te zegenen. Ze moest zeggen: ‘God zegene uw koe, uw goed en uw bloed en al dat u op de wereld hebt.’ Helaas voor haar kwamen er meerdere personen haar beschuldigen. Ze zou de boter hebben betoverd en een meisje ziek hebben gemaakt doordat het kind haar lijfje had gedragen. Na die slechte getuigenissen werd Maria zelf verhoord en bekende een heleboel!: Ze had, toen ze tien was, geleerd hoe ze moest zegenen van haar moeder Reyer. Ook Reyer stond bij de buren in een kwade reuk als mogelijke toveres. Haar grootmoeder Neele zou haar gevraagd hebben om van God af te gaan en om de duivel aan te hangen. Ze zei: ‘Doet dat vrij en gij sult sterck worden’. Dit deed ze en sindsdien was ze getrouwd met de duivel. Ongeveer drie keer per week kwam hij langs om te ‘boeleren’ met haar. Onder zijn kleren was hij zwart en koud. Als teken van die verbinding  kreeg ze een ‘trou’. Dit was een zwart stukje krijt dat haar trouw aan de duivel symboliseerde en waarmee ze kon toveren èn zegenen! Maria vertelde hoe ze door het stukje krijt op een dier of  mens te leggen hen ziek kon maken, om ze weer te onttoveren of te zegenen hoefde ze slechts hetzelfde te doen. Zo bekende ze in totaal vier mensen en drie koeien ziek getoverd te hebben. Deze zonder marteling (maar waarschijnlijk wel met intimidatie) afgedwongen bekentenis, was voor de rechters het bewijs dat zij waarlijk een heks was!

Ook Neele werd na deze beschuldigingen ondervraagd, maar zij ontkende alles. Of Reyer ondervraagt is, is niet bekend. Maar de tante van Maria, genaamd Geertgen, wel! Zij vroegen onder andere of zij samen met Reyer en Neele had gedanst in de vorm van een zwarte kat. Ook Geertgen ontkende alles. Het is niet bekend hoe haar zaak afliep. Maria zelf kreeg – vanwege haar jeugdige leeftijd – genade en werd slechts verbannen uit Amersfoort. Haar moeder Reyer werd door de scherprechter gewurgd en haar grootmoeder Neele werd – volgens de processtukken – door de vijand zelf de nek gebroken. Zo’n uitdrukking betekent waarschijnlijk dat de vrouw door alle ellende en uitputting was bezweken of zelfmoord had gepleegd. Daarna werden de twee vrouwen van in de dertig en in de zestig naar de Galgenberg gebracht en op de brandstapel geworpen. Zo eindigde het leven van Neele Ellerts – 41 jaar nadat zij in Nijkerk ternauwernood aan een terechtstelling was ontkomen -uiteindelijk toch met een verbranding als heks.

De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1595

Goya caprichoDe ellende was voor de familie van Neele echter nog niet over. In 1595 komt het opnieuw tot een uitbarsting: Toen Folkert Dirks (62) – de man van Reyer – mee had geholpen om een lading hooi binnen te halen werd een van de paarden ziek. Folkert werd ervan verdacht het beest ziek te hebben getoverd. Na veel gesoebat, werd hij gedwongen om het beest te zegenen en als gevolg daarvan zou het paard weer beter zijn geworden. Ook nu kwam het gerecht achter dit incident. Folkert en zijn kinderen werden opgepakt. Folkert en zijn oudste zoon Hessel (14) ontkenden dat ze kunnen toveren, maar Elbert (13) sloeg door. Hij bekende vele toverkunsten: Hij vertelde dat hij van zijn broer had geleerd hoe hij kon melken uit een bies of uit het heft van een mes tot hij een tobbe vol melk had. Dit kon hij doen met behulp van de ‘besemrijder’. Dit is waarschijnlijk een naam voor de duivel. Elbert vertelde vervolgens dat hij ongeveer twee jaar daarvoor samen met een hele groep – waaronder zijn vader en broer – had gedanst  op de bleek bij Amersfoort, allen in de gedaante van katten. (1) Om katten te worden had deze ‘besemrijder’ hen ontkleed en zijn voorhoofd ingesmeerd met oude reuzel. Waarschijnlijk gaat dit om de beruchte heksenzalf. Ook had de duivel Elbert, zijn vader en zijn broer veranderd in ‘roode wolfkens, en sijnen vader in een swarte wolf’, met behulp van een haren riem. De duivel was met de wolven weg gevlogen door de schoorsteen en had ze naar een weiland gebracht, waar ze twee ossen hadden doodgebeten en het bloed van de dieren hadden gedronken. Elbert bekende verder nog dat hij door middel van wat hooi een os had betoverd. Hij zij daarbij: ‘eet de duyvel in ‘t hert’. Het beest ging vervolgens dood.

Elbert beschuldigde ook een andere familie: Willemtgen Stevensdochter en haar twee dochters Besseltje en Grietje. Grietje werd ook wel ‘de Rode Kater’ werd genoemd. Zij stond er al bekend om dat ze zich kon veranderen in een rode kater, vandaar de bijnaam. Bij de heksenvergaderingen op de Bleek was zij volgens Elbert de voorzanger terwijl de duivel in het midden stond. Hessel vertelde later van haar dat ze de duivel bij zich droeg in de gedaante van een rat. Grietje pleegde al vroeg in het proces zelfmoord in haar cel. Haar moeder Willemtgen was al voor hekserij ter dood veroordeeld in 1593. Zij was toen in Utrecht in de Oudegracht gegooid om de waterproef te doen en zij bleef drijven als een gans. Toen ze ook nog bekende dat zij in dienst van de duivel een kalf ziek had gemaakt met gras dat ze van de duivel had gekregen was de zaak wel rond.

200px-Scan10014De bekentenissen van Hessel en Folkert

Vervolgens werd vader Folkert opnieuw gemarteld en opgehangen aan de paleye, (Deze marteling werd ook bij enkele andere beschuldigden, Anthonis en Maria toegepast) toch sloeg hij niet door. Zijn zoon Hessel hield de ondervraging echter niet lang vol. Hij vertelde van een keer dat de duivel hem onder zijn arm had gevat en met hem de schoorsteen uit was gevlogen. Ze vlogen naar de Eem waar Willemtgen Stevensdr en haar dochter de ‘Rode kater’ woonden. Daar dansten ze tezamen in hun kamer.  Vervolgens had hij samen met de ‘rode kater’ als wolven het vee nagezeten en doodgebeten. De duivel bracht hen weer naar huis alwaar hij door een gat in de stal naar binnen kwam en was gaan slapen. Hij bekende verder dat zijn peetmoeder hem had bevolen zich aan de duivel over te geven. Deze verscheen als een zwarte, naakte man met wolfspoten. Hij kreeg van hem een stukje zwart leer. Van zijn peetmoeder kreeg hij spelden en een zwart lapje. Met behulp van deze attributen kon Hessel toveren. Vooral door wat schaafsel van het lapje of wat fijngehakte spelden in iemands melk te doen kon hij ze ziek toveren. Hij bekende ook dat hij tot drie maal toe een mes in een appelboom had gestoken en uit het heft melk gemolken had. Een veulen en twee schapen vonden door deze toverij de dood.
Zijn vader Folkert werd daarop in de Oudegracht van Utrecht geworpen. Hij bleek soms te drijven en soms te zinken. Die zelfde dag bekende Folkert ook en vertelde dat hij na de executie van zijn vrouw (en daarna ook nog een paard) zo verdrietig was geworden, dat de duivel op hem afkwam en hem vroeg om hem te dienen. Deze duivel was een mooi geklede man met een pluim op zijn hoed en een vederstaf in zijn hand. In ruil voor deze overeenkomst zou hij nooit meer gebrek hebben. Hij kreeg van de duivel een zwart wambuis (onderkleed). Als hij dit aantrok kon hij zich veranderen in een wolf of kat en werd hij verplicht om kwaad te doen. Hij had dit nog vorige zomer gedaan met sint Jan rond twaalf uur ‘s-nachts. Hij had toen samen met zijn kinderen als wolf rondgetrokken en het vee gebeten in het veld. Later had hij ‘poot aan poot’ gedanst als kat op de bleek. Hiervoor had de duivel hem zijn broek uitgetrokken en met een olieachtige substantie ingesmeerd. Buren getuigden dat ze inderdaad wolven in de buurt van Folkert huis hadden zien lopen. Wolven vormden ook werkelijk een plaag in die tijd rondom Amersfoort.

350px-GermanWoodcut1722Als laatste van de familie werd Hendrikje de zeventienjarige dochter van Folkert Dirksz aan de tand gevoeld. Zij vertelde hoe ze als elfjarige zich al aan de duivel had overgegeven. Hij kwam tot haar als mooie man in het fluweel gekleed, maar met klauwen in plaats van handen. Hij beloofde haar: ‘wilt gy my dienen gy sult soo rijk werden, als ‘t water diep is’. Zij antwoordde: ‘kont gy dat doen, so wil ik u lief hebben als onsen lieven Heer.’ Sinds vier jaren had zij hem als boel en bedreef seks met hem. Zij had een riempje van groen papier gekregen waarmee ze kwaad kon doen en ook een haren riempje dat haar in een wolf kon veranderen. Ook zij was als wolf het veld ingegaan en ze had als kat op de bleek gedanst, poot aan poot met haar broers en een andere heksenfamilie. Dit waren Willemtgen en haar dochters Grietje en Besseltje en nog een aantal anderen. Zij kon mensen en vee ziek toveren en ze kon een hagelbui oproepen met behulp van een bundeltje gras en door te roepen ‘laat het hagelen dat het barst, kon ik er de grote man mee doodhagelen ik zou het niet laten’. Zij beschuldigde ook Anthonis Bulck en zijn vader Cornelis. Dit waren de zoon en de man van de in 1593 geëxecuteerde heks Willemtgen Stevensdr.!
Deze Anthonis (28) bekende na marteling dat hij zich op aanraden van zijn vader in dienst van de duivel had gesteld. Ook hij had als wolf op dieren gejaagd in het veld en als kat op de bleek gedanst. Hij had ook boter uit de sloot gekarnd. In het dagboek van de jurist Arend Buchell vinden we nog enkele saillante details: hij vermeldt dat de vader van Anthonis, Cornelis Bulck bij verstek veroordeeld was: ‘Hij is voortvluchtig en er is een prijs op zijn hoofd gezet. Maar men krijgt hem maar niet te pakken, al wordt er gezegd dat hij dikwijls wordt gezien, weg vluchtend in de gedaante van een wolf, een ooievaar of een andere vogel.’  Ook een vrouw genaamd Maria Barten werd door de kinderen van Folkert beschuldigd en bekende onder tortuur dat ze met de duivel was meegegaan. Ze had als kat gedanst en ze was de toverkunst machtig.
Ook de jongste zoons Gijsbert (11) en Dirk (8) werden nog verhoord en bekenden grif. Dirk verteld nog dat hij puur met een elzenblad en wat hulp van ‘de kwade’ onweer en nevel kon maken.

800px-Gezicht_op_de_stad_Utrecht_met_onder_meer_molen_De_Meiboom_en_de_aanbouw_zijnde_Rijn_en_Son

Uitzicht op de galg van ‘t paardenveld waar de heksen werden verbrand

Misdaad en straf

Na al deze bekentenissen werden Hendrikje en Folkert, Maria en Anthonis schuldig verklaard. Zij werden als heksen en weerwolf verbrand in 1595 op het Paardenveld in de stad Utrecht. De zoons van Folkert waren nog te jong voor deze straf. Zij werden gegeseld en moesten toezien hoe hun vader en zuster werden verbrand. Vervolgens werden ze bij andere gezinnen ondergebracht voor een heropvoeding. Later dat jaar werden nog Grietgen Willems en haar vijftienjarige dochter Adriana verhoord na een straatruzie waarin zij van toverij werden beschuldigd. Adriana bekende grif dat zij en haar moeder zich overgegeven hadden aan de duivel. De duivel boeleerde elke maandag met Adriana en elke donderdag met haar moeder. Op die dag mocht haar man niet bij haar komen. Zij hadden kinderen ziek getoverd met behulp van betoverde appels. Zij bekenden ook dat ze als katten op straat hadden gedanst en dat bijna alle beschuldigden uit de voorgaande heksenprocessen mee hadden gedanst. Grietgen werd door deze bekentenissen schuldig bevonden en verbrand. De jeugdige Adriana werd gegeseld en gevangen gezet. Zo werden in de – met elkaar gerelateerde – Amersfoortse heksenprocessen van 1591-1595, circa 28 vrouwen èn mannen van hekserij beschuldigd. Van deze groep vonden in totaal 10 mensen de dood, hetzij door zelfmoord, hetzij door wurging en verbranding.

Een interpretatie van het gebeurde

Veelal worden bekentenissen van hekserij afgedaan als volledig onwaar en onbruikbaar vanwege de toepassing van tortuur. Het is duidelijk dat je bij marteling alles zal willen toegeven waarvan je beschuldigd wordt. Het is dus zeker geen geldige schuldbekentenis. Zo’n bekentenis geeft wel voor een belangrijk deel weer wat rechters en examinatoren over hekserij en toverij geloofden. Daarnaast kunnen we – als de rechters open vragen stelden – ook een glimp opvangen van het hekserijgeloof van de vervolgden! Zij zullen datgene verteld hebben waarvan ze hoopten dat het de rechters tevreden zou stellen, zodat ze geen pijn meer hoefden te voelen. De vervolgden hadden natuurlijk geen demonologische boeken gelezen of andere geleerde jurisprudentie en vertelden daarom juist wat hun beeld was van hekserij! Daarnaast zal een deel van de bekentenis voortkomen uit de beschuldigingen die gedaan zijn door buren en andere dorpelingen. Dit maakt de verslagen van heksenprocessen een interessante bron voor het toen levende volksgeloof.
Alle betrokkenen zullen er in geloofd hebben dat deze magische handelingen werkelijk plaatsvonden. De vervolgden alleen wisten dat zij iets vertelden wat aansloot bij het toen levende heksengeloof, dat ze vervolgens toepasten op hun eigen situatie. Wie er werkelijk deze toverij bedreef zal wel altijd gehuld blijven in de nevelen van de tijd. Het feit echter dat mensen geloofden in de werkzaamheid van magie en toverij, geeft aan dat er ook mensen zullen zijn geweest die dit praktiseerden. De kans is groot dat deze ‘toeversen‘ (het woord heks werd in de zestiende eeuw nog niet gebruikt in Nederland) hun magie niet als duivels beschouwden, maar als een praktisch middel om tot eigen voordeel aan te wenden. We zullen meer inzicht in de vreemde details van het Amersfoortse en Nijkerkse heksenproces krijgen als we het proberen te benaderen vanuit een ‘magisch’ wereldbeeld.

cat-ridingUit je lichaam treden

De belangrijkste aanname die we daarbij moeten maken om toverij begrijpelijk te maken is dat de heksen in ‘trance’ gingen en uit hun lichaam konden treden. Dit verklaart het fysiek onmogelijke verhaal van het weg vliegen door de schoorsteen met de duivel / ‘besemrijder’. Net als in vele klassieke gevallen moeten Folkert en zijn zonen zich ontkleden en insmeren met reuzel of olie. De naam bezemrijder duidt op de belangrijkste functie van deze duivel: Hij hielp het gezin Dircks met hun ‘trance’. Hij berijdt de bezem en brengt ze zo in een oogwenk naar de gewenste bestemming. Hessel wordt zelfs door de duivel onder de arm genomen en zo naar de dansweide gebracht. Terug bij zijn huis kruipt Hessel door een gat in de stal weer naar binnen om te gaan slapen. Fysiek kon Hessel niet door de schoorsteen of door het gat in de stal, dit gebeurde dus in de geest. Mogelijkerwijs zelfs met behulp van de beruchte heksenzalf als de olie of het vet vermengd was met hallucinogene planten.

De waterproef

waterproefIn dit verband moeten we ook de waterproef bespreken. Deze proef werd toegepast bij Willemtgen Stevensdr en Folkert Dircksz. Zij werden gedompeld in de gracht. Als zij zonken was dat een bewijs van hun onschuld, als zij dreven konden ze worden geïdentificeerd als ‘toeverse’. Tegenwoordig wordt deze procedure vooral aangehaald als bewijs van de achterlijkheid van de mensen uit die tijd. Telkens wordt in de populaire lectuur het fabeltje herhaald dat als een onschuldige zonk, zij moedwillig werd verdronken. Dit is zeker niet het geval; een persoon die onder water bleef werd natuurlijk ook weer omhoog gehesen! De reden voor dit vreemde ritueel is gelegen in de kunst van een ware heks om uit haar lichaam te treden. De heks is pas werkelijk een heks als zij in de geest is. Als geestwezen is zij natuurlijk gewichtloos! Hetzelfde principe geld voor de ‘weegproef’. (Het wegen van een vermeende heks op een waag zoals die in Oudewater.) De veronderstelde gewichtsloosheid van de heks is ook hier terug te voeren op haar ‘geest’ zijn. Hierin zijn er twee mogelijkheden of zij is tijdens een ‘trancereis’ betrapt en dit alter ego van de heks is meegevoerd, of de fysieke heks identificeert zich zo met haar geestlichaam dat dit haar licht heeft gemaakt. Dit laatste zou wel vreemd zijn, want hetzelfde wordt ook wel van ultiem onthechte heiligen beweerd..

Het ritueel met de emmer water of de kookpot

Dit uit het lichaam treden zien we ook terug in het ritueel met de emmer water dat de toverdokter Jochem Bos doet om de heks te identificeren. Hij dwingt met dit ritueel de heks om te verschijnen. De heks komt echter niet in het vlees, maar in haar geestlichaam. Daarom kunnen de omstanders haar niet zien maar de paranormaal begaafde toverdokter ziet haar wel. Ook bij het proces in Arnhem pocht Jochem dat hij de heksen voor de rechters kan laten verschijnen terwijl ze toch in het gevang blijven. Ze verschijnen dus in de geest in plaats van het vlees. Zelfs als geest is een heks niet onkwetsbaar, zoals we horen uit de anekdote van de duivelbanner uit Friesland waar Jochem bij in de leer was. Hij kon door te steken naar haar reflectie in de emmer water, haar werkelijke lichaam verwonden! Tijdens het verhoor van Grietgen – dat in 1595 plaatsvond – bekende zij dat ze mensen die zich betoverd waanden, had verteld hoe men toverij kon ontdekken. Men moest een nieuwe pot nemen, ‘daer inne doende ’t water van de betoverde persoon, scraepsel van nagelen, hayr van ’t hooft, drie hartgens van voegeltjens, seecker naelden ende spelden ende al samen coopt [kookt] dat men bij sich selven seggen sal, dit coop [kook] ick in duvels naem’. Het is bijzonder dat het hier de heks betreft die een bekentenis doet van dit ritueel om een heks te identificeren! Het ritueel lijkt voor de gelegenheid gedemoniseerd, door haar te doen zeggen dat het gebeurt in naam van de duivel.
Dergelijke verhalen vinden we ook terug in de sagen. In een negentiende-eeuwse sage uit Naarden wordt verteld van een duivelbanner die woont op de Kamp in Amersfoort, die adviseert om het huis volledig dicht te maken om vervolgens een ketel met water te koken en daar ‘spaanders’ in te gooien. De heks zal aan de deur verschijnen, en vragen om binnengelaten te worden, gebeurd dat niet dan wordt ze zo gepijnigd dat ze eraan zal sterven.

4902066689_3de519dc56_zZegenen en betoveren

Ook uit de connectie tussen zegenen en betoveren blijkt dat er een hele dunne lijn loopt tussen de magische praktijken van de duivelbanner, wichelaar en waarzegger – oftewel de magisch specialisten uit die tijd – en de kwade toverij bedrijvende ‘toeversen’ of heksen. Met een zegening wordt je terug in je centrum gebracht. Degene die zegent maakt het ‘signum’; een kruisteken, dat bedoeld is om de vier windrichtingen met elkaar te verbinden in het centrum. Met een betovering wordt het slachtoffer juist uit zijn centrum en dus uit zijn evenwicht gebracht. Als je balans zoek is dan wordt je ziek, de elementen waaruit je bestaat zijn niet meer in harmonie, je verliest energie, je aandacht is verslapt en dat maakt je vatbaar voor kwade krachten, ziekten en demonen.. Ook als kwetsbare productieprocessen, zoals het karnen van de boter, het brouwen van bier of het maken van verf mislukten werd dit vaak aan toverij geweten. De toveres moest wel – letterlijk of  in de geest – tijdens het proces in de buurt zijn geweest om het te doen mislukken. Dit is eigenlijk een andere manier om te zeggen dat iemand je concentratie verstoord omdat ze je angst aanjaagt of schuldig doet voelen. De vraag is in hoeverre de vermeende toveres hier bewust mee bezig was.

Duivelse verleiding

In dit energieverlies zit ook de aantrekkingskracht voor berooide mensen om zich te wagen aan zwarte magie. De duivel verleidt ze telkenmale met hetzelfde aanbod: Ik zal je rijk maken! Folkert wordt beloofd dat hij nooit meer gebrek zal hebben en Hendrikje krijgt zelfs te horen dat zij zo rijk zal worden als het water diep is! In een van de wonderen uit de Amersfoortse mirakelkroniek is een man des duivels en wil een heg overspringen. Op dat moment reikt de duivel  hem de hand en zegt: ‘troost je kameraad, ik heb genoeg geld voor je‘. Dit is genoeg om de man bezeten te laten worden van de duivel. Toch geeft de duivel vervolgens nauwelijks materiële goederen. Een reden voor rechters en geestelijken om aan te tonen hoe leugenachtig de duivel is. Hij geeft echter iets anders: de toverkunst, de kunst om actief te handelen in het energetisch continuüm. De kunst om in de geest te reizen om dan elders mens of vee uit hun evenwicht te halen om zo gaten in hun energetische systeem te maken en zo hun energie van hen af te nemen. Dit is verboden en zwarte magie en moet natuurlijk zoveel mogelijk in het geheim gebeuren, anders zal het slachtoffer tegenmaatregelen kunnen nemen. Dit stelen en vergaren van energie is wel een andere vorm van rijkdom.
Mogelijk is de toverziekte van Geertgen uit Nijkerk met het braken van spelden en spreken met een vreemde stem hier aan te danken. Deze symptomen zijn te zien als een teken van demonische possessie. De heks kon met behulp van de duivel in het energetische systeem van haar slachtoffer inbreken en haar zo ziek maken. De duivel kan ook zelf iemands geest in bezit nemen. In de zestiende eeuw was in Nederland bezetenheid van de duivel een veel voorkomend fenomeen. Bij Geertgen gebeurt de bezetenheid op instigatie van de heks Neele, zij stuurt haar duivel op haar af en maakt haar zo ziek. Later beweren ook meerdere buren dat zij last hebben van deze ziekte. Dit fenomeen kom je in Nederland bijna nooit tegen. In het buitenland heeft massale bezetenheid op instigatie van heksen tot een aantal van de meest spectaculaire heksenprocessen geleid. De bezetenheid van de nonnen van Laudun in 1611 en die van Lauviers in 1647 in Frankrijk, alsmede die van enkele meisjes in Salem in het koloniale Noordamerika in 1692 zijn hiervan de beruchtste voorbeelden.

Het melken van het heft van een mes en boter karnen uit de sloot

Het toveren van melk of boter is ook te verklaren vanuit het idee dat je in je geestlichaam energie kan stelen. Hessel bekende hoe hij een tobbe melk had gemolken uit het heft van zijn mes die hij in een boom gestoken. In sagen waarin melk of boter stelen een rol speelt blijkt dat door deze toverij een andere boer zijn melk of boter kwijt raakt. Inderdaad overlijdt het vee van een andere boer door deze procedure. In mijn optiek steelt hij vruchtbaarheid van een andere boer door in trance te gaan en door middel van een sympathetische handeling in te tappen op het energiesysteem van de ander – zij het koe, boer of het grotere geheel van het hele boerenerf – de boom staat voor dat systeem, het mes maakt een lekkage in dat systeem waardoor hij de energie/ melk er uit kan trekken en voor eigen nut gebruiken! In het boter karnen uit de sloot – wat door Anthonis Bulck wordt bekend – zal een zelfde principe ten grondslag hebben gelegen.

Bijten als Weerwolven

000357bMet behulp van de duivel konden de heksen zich in dieren veranderen. Om in een wolf te veranderen gebruikten ze de – van hem gekregen – haren riem of zwarte wambuis. Ook in de sagen wordt hetzelfde verteld: de duivel geeft een gordel van wolvenhaar aan zijn dienaar. Deze heeft vervolgens geen keus, hij moet zich wel veranderen in een dier en kwaad doen of hij wil of niet. Het weerwolventhema is al zeer oud, in de IJslandse Volsunga saga veranderen de twee krijgers Sigmund en Sinfiotli zich al in wolven waarna ze nog sterker zijn en mannen aanvallen en doden. Ook Folkert en zijn kinderen worden woedend, echter zij vielen alleen het vee aan, beten het in de keel en dronken het bloed. In de heidense tijden was een kunstmatig opgewekte woede een heilige trance die men opriep ter ere van Wodan/ Odin. Door Wodan werd men woedend, Wodan wordt ook wel de furieuze genoemd. Het is dan ook bijzonder om te merken dat de duivel waar de ‘toeversen’ zich aan hadden gewijd, de boze of de kwade wordt genoemd. Ook de duivel kan dus zijn aanhangers tot grote boosheid of kwaadheid brengen. In deze woedende bezetenheid menen ze in wolven te zijn getransformeerd. Ze laten hun mensvorm achter en trekken de wolvenvorm aan. Dit is een vorm van extreme identificatie die ook voor een toeschouwer heel echt kan lijken, zeker als het nacht is en de bezetene zich hult in de huid -inclusief kop – van het beest. Woede is de mannelijke vorm van duivelse magie. Mannen zijn de specialisten in de verscheurende kracht van kwaadheid. Meestal zijn het de mannen die (weer)wolven worden. Uit het drinken van het bloed van de beesten spreekt dat Folkert en zijn zonen als demonische weerwolven hebben gevampiriseerd op het naburige vee. Als kwaadheid bewust wordt toegepast om energie te roven spreken we van kwade toverij.

Dansen als katten

CatsBroom706De meer voorkomende vrouwelijke variant van toverij drijft niet op woede maar op droefheid. In een bui van droefheid of melancholie geeft Folkert zich over aan de boze. Ook andere heksen sluiten pas een pact als ze in uiterste wanhoop en droefheid zijn. Ook al wordt dat in de bekentenissen niet letterlijk gezegd (waarschijnlijk omdat het geen belastend bewijs vormt) verschijnt de duivel dan om hen te verleiden met zinnelijk genot, dat zal ze opvrolijken! Het voor de hand liggende symbool voor zulke sensualiteit is de kat. De heksen dansen en zingen als katten en vieren zo feest. Deze verleiding ligt voor de hand, om uit het lichaam te treden is een extatische toestand nodig, te vergelijken – maar zeker niet te identificeren – met een roes van drank of drugs. In deze toestand van overgave is een intens genot mogelijk. De vrouwelijke heksen krijgen verder de duivel als ‘boel’ oftewel minnaar. Toch worden zijn attenties zelden als genot ervaren. Ook het meisje Maria – die in 1591 werd ondervraagd – zegt dat de duivel onder zijn kleren ‘zwart en koud’ was. Dit laatste kan ook een invulling zijn van de ondervragers die in alle heksenhandboeken hebben kunnen lezen dat seks met de duivel koud en pijnlijk is.
De anekdote van de vlucht van Anthonis Bulck in de vorm van een ooievaar laat zien dat nog vele andere diervormen mogelijk zijn. De ooievaar als reislustig dier, en in de symboliek bekend als geleider der zielen, is een gepaste keuze voor een man op de vlucht!

Weermagie

hbg3In de weermagie die Hendrikje en Dirk uitoefenden lijken alleen kwade bedoelingen te schuilen. Hendrikje kon – met behulp van een polletje gras – het laten hagelen en zo de oogst op het veld vernietigen. Dirk kon – met een elzenblad – het doen onweren en nevelen. Dit laatste kan met het vruchtbaar makende vocht ook juist een positief effect hebben. Het lijkt op de functie van degene die zegent en daarom ook weet hoe die moet betoveren. Het is in essentie een goede kracht, maar een vaardigheid die ook ten kwade gebruikt kan worden. Waarschijnlijk geld hetzelfde voor het ziek maken met behulp van spelden en een zwart lapje, wat Hessel gedaan zou hebben. Degene die kan genezen met een helende drank of zalf, kan ook ziek maken of vergiftigen. Dat is het gevaar van de ‘magische specialist’. Hij of zij kan vereert en geacht worden, tot de gemeenschap door tegenslag wordt geplaagd en de verering omslaat in verachting en wantrouwen.
De ware toedracht van de heksenprocessen in Nijkerk en Amersfoort zullen we helaas nooit te weten komen, wel biedt het een zeer boeiend kijkje in het nog deels magische bewustzijn van de mensen uit deze stadjes in de zestiende eeuw.

Abe van der Veen

hexen mural schleswig church ca1450

Literatuurlijst:

Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)

1) In de latere sagen wordt gezegd dat dit dansen plaatsvond op Metgens bleek. Dit wordt nu wel de Kattenkampen genoemd. Het is een weiland net buiten de stad, waar men vroeger het laken liet bleken. Het bijten van het vee op het veld vond plaats in het Eemland en bij de Birk. In die tijd was er ook werkelijk een wolvenplaag rondom Amersfoort! (Dresen Coenders) In latere sagen wordt verteld dat er op de Heiligenberg heksenbijeenkomsten werden gehouden. Deze is op loopafstand van Meintjes bleek.

The post Dansen als katten en bijten als wolven: Heksenvervolgingen in Amersfoort en Nijkerk first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Witte wieven, nevelslierten en grafheuvels https://www.abedeverteller.nl/witte-wieven-nevelslierten-en-grafheuvels/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=witte-wieven-nevelslierten-en-grafheuvels https://www.abedeverteller.nl/witte-wieven-nevelslierten-en-grafheuvels/#comments Mon, 14 Jan 2013 15:56:36 +0000 http://abedeverteller.wordpress.com/?p=563 Wieven...

The post Witte wieven, nevelslierten en grafheuvels first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Wieven als nevelslierten

Wie tegenwoordig vraagt naar de witte wieven zal meestal te horen krijgen dat dit nevelslierten zijn. Deze naturalistische verklaring van een volksgeloof gaat echter dieper dan je denkt. Als je je ogen probeert te focussen op nevel die zweeft over de velden dan zal je merken dat je dat niet lukt. Het heeft geen heldere contouren en verandert continu. Zo kan je oog zich niet scherpstellen en je brein geen objecten waarnemen. Als je op die manier langdurig zal staren naar de nevel wordt het analytische objectieve brein uitgeschakeld en zal het gevoel en de intuïtie de waarneming overnemen! Dit maakt het waarnemen van het bovennatuurlijke zoals elfen en geesten mogelijk. De priesteressen van Avallon zagen voorbij de nevel hun wondereiland. In Drenthe en Twente zag men dan de witte wieven! (1)

Älvalek

Wieven als mistige spookgestaltes

Witte wieven kom je vooral tegen in de ‘Saksische’ gebieden van Nederland: Drenthe, Twente en de Achterhoek. Ook zijn ze gesignaleerd in de Duitse grensgebieden Emsland, Bentheim en Borken. Daar worden ze ‘Nebelhexe’ genoemd. Witte juffers en witte vrouwen vindt je ook in andere delen van Nederland, maar in deze gevallen gaat het meestal om vrouwelijke spookgedaanten gehuld in hun witte doodssluier.  Bij de witte wieven uit het ‘oosten des lands’ is er meer aan de hand. Het ‘wief’ lijkt hier een vreemd amalgaam van heks, elf en spook. Het spookachtige is in ieder geval te zien in hun nevelachtige verschijning. In sommige sagen worden ze gezien als vrouwelijke gedaantes die gezien worden in opkomende mist en in andere sagen is hun lichaam zelfs gemaakt van mist. Ook wordt gezegd dat ze als nevel of mist zweefden over het land. Hun kleding heeft de grijs-witte kleur van nevel. (2)

Witte wieven te vergelijken met elven en kabouters

De benaming en de folklore rond de witte wieven is in verband te brengen met de elfen. Als naam vinden we het terug bij Guinnevere, de vrouw van koning Arthur. Haar oorspronkelijke Welshe naam is Gwenhwyfar. Gwen is wit en hwyf is wijf! Finnabair, de dochter van Mebh – die vaak als koningin der elfen wordt gezien – betekent hetzelfde: witte vrouw. De koning van de elfen is in Wales Gwyn ap Nudd. Waarbij Gwyn weer wit betekent. Alf en alp zijn beide benamingen voor de elfen en betekenen beide wit.  Ook als je de folklore rondom elfen en wieven vergelijkt hebben ze een sterke gelijkenis. Zij wonen net als de elfen van Ierland vaak in de grafheuvels. Zij doen werkzaamheden bij nacht op het boerenland in ruil voor een schotel pannenkoeken, net als de elfen dat doen voor een schotel melk en een stukje brood. Soms stelen ze een mensenkind en leggen er een ‘wicht’ (wisselkind) voor in de plaats. Ook wordt er van beide wezens gezegd dat ze vrouwen die pas bevallen zijn ontvoeren naar hun onderaardse verblijf. (3)
De wieven hebben ook een gelijkenis met de kabouters uit het zuiden van ons land. Ook dezen wonen vaak in grafheuvels en ook zij doen klusjes voor de mensen in ruil voor wat eten. Van beide wezens wordt de sage verteld van de graankorrels die met grote moeite bij een boer naar de graanzolder worden gebracht. Ze worden uitgelachen door de boer. Als ze vervolgens de graankorrels stuk voor stuk weer weghalen, is de boer al zijn geluk en zegen kwijt.

Ängsälvor_-_Nils_Blommér_1850

Wieven als heksen

Er zijn minstens zoveel gelijkenissen in de sagen te noemen tussen witte wieven en heksen: vaak nemen de wieven stiekem ´s-nachts van het bier of van de melk en dat lukt ze ongemerkt doordat ze zelfs door de nauwste kiertjes nog binnen kunnen komen. Ook heksen kennen deze kunst. Ze gingen langs de deuren en vroegen dan om een ‘balkenhaas’. Hiermee bedoelden ze echter een kat. Kregen ze dit heksendier mee, dan braadden ze het en aten het op. Zeker in latere gepopulariseerde versies werden de wieven telkens meer veranderd in lelijke, gemene heksen. (4)

Witte wieven als wijze vrouwen: Becker, Kempius en Picardt

Als we terug gaan naar de oudste bronnen over de witte wieven dan ontstaat er een heel ander beeld: Balthasar Bekker in zijn boek ‘De betooverde wereld’ uit 1691 oppert de verklaring dat wit niet per se voor de kleur van hun gestalte of hun sluier hoeft te staan. Het wit kan ook ‘wittende’ wieven betekenen, zoals ook op te maken is uit het Engelse ‘witty’ en het Nederlandse verwittigen. In dat geval zijn het wetende oftewel wijze vrouwen! (5)

De oudste bron die de ‘witte wieven’ vermeld is het boeteboek ‘Des coninx summe’ uit 1408. In deze vertaling van het Franse ‘Summe le Roy’ voegt de vertaler Jan de Rode enkele lokale geesten aan een opsomming toe, waaronder ook de witte wieven: ‘of dat die witte wive of die varende vrouwen die wiven uten cramen pleghen te leyden’. In deze tekst worden de witte wieven vereenzelvigt met ‘varende vrouwen’. Hierbij gaat het om vrouwen die kunnen ‘varen’ oftewel in de geest kunnen reizen. Verder voeren ze dus vrouwen weg uit hun kraambed. Dit komt ook terug in een tekst van Cornelius Kempius. Hij laat zich behoorlijk negatief uit over de witte wieven in zijn ‘De origine frisiae’ uit 1586. Hij schrijft het volgende:

Rond deze tijd in het verleden waren er in Friesland waarnemingen van helse (huis-) geesten die een holte hadden in een enorme heuvel, die gebouwd was met bovenmenselijk vakmanschap. En daar woonden, zoals de ouden ze noemden, de witte nimfen, of in de taal van de eenvoudige mensen “Witte Wyven”, wezens die schimmig en niet echt waren. Ze waren gewend nachtelijke wandelaars te ontvoeren, zoals herders en ook vrouwen die pas bevallen waren heel vaak mee te nemen naar hun afgrond, vanwaar het geluid van ondergronds gemurmel en het geschreeuw van kinderen te horen was, ook klachten van mensen, en van tijd tot tijd kon je het verbazingwekkende geluid van de zingende muzen horen.’ (6)

Hij vertelt hoe ze hun heuvels door duivelskunsten hebben opgeworpen en hoe ze reizigers ’s-nachts lastig vielen en herders en kraamvrouwen ontvoerden. Dit is een beschrijving die past binnen de strategie van de kerk om al het heidense te demoniseren.

In het boek ‘Antiqueteiten van Drenthe’ uit 1660 van de Drentse dominee Picardt staat een zeer interessante beschrijving van de Witte Wieven. Hierin lijken ze meer op oudtijdse priesteressen dan op geesten, heksen of elfen:

‘Onder de Berghjes, vindt men eenige die ingevallen zijn en voortijds van binnen hol geweest. In wat Landt dat men komt/ soo hoort men alle menschen spreken/ dat die voortijds geweest zijn woonplaetsen der witte Wijven, en de gedachtenisse eeniger harer wercken en seyten is noch soo versch in de memorie van veel grijse hoofden/ als wannerse noch onlangs gebeurt waren.
In wat plaetsen dat men dese wooningen der witte Wijven vindt/ sal men de Ingesetenen eendrachtigh van haer hooren verklaren: dat in sommige deser groote Bergen de witte Wijven hebben gewoont: dat ‘et omtrent dese Berghjes grouwelijck heeft gespoockt: dat men in den selven dickwijls een deerlijck gekrijt/ gekerm en weeklagen van mannen/ vrouwen en kinderen ghehoort heeft: datse by dagh en nacht dickwijls van barende en noodtlijdende vrouwen zijn gehaelt/ en souden die gheholpen hebben/ oock dan wanneer alles desperaat was: datse de superstitieuse menschen souden gewichelt/ haer geluck en ongeluck voor-geseyt hebben: datse gestoolen/ verlooren en vervreemde goederen wisten aan te wijsen waer die schuylden: dat die Landtsaten de selve met groote eerbiediheyt geeert hadden/ als wat Goddelijcks in haer erkennende; dat eenieg Ingesetenen/ by sommige gelegentheden/ in dese Berghjes geweest waren/ en hadden aldaer ongelooflijcke dingen gesien en ghehoort/ maer hadden/ op perijckel van haer leven/ niet een woort mogen spreken; datse snelder waren geweest als eenige creatuyren; dat zy altijd in ‘t wit waren gkleedt geweest/ en wierden daerom niet witte Wijven, maer simpliciter de Witten genaemt.’

Ets_1660_van_Gerrit_van_Goedesbergh_met_witte_wieven_in_grafheuvels

(De afbeelding hierboven is een ets uit het boek van Picardt uit 1660. Je ziet het witte wief als een heidense priesteres afgebeeld die woont in een holle heuvel, omringt door schedels en aanbeden door het primitieve volk.)

Picardt vertelt dat de mensen naar de witte wieven gingen in hun grafheuvels zodat ze daar geholpen konden worden bij bevallingen, om de toekomst te voorspeld te krijgen en om te helpen bij het zoeken naar verloren en verborgen schatten. Dit zijn allemaal typische werkzaamheden voor heidense priesteressen of toveressen. Het is bijzonder om te zien dat de vrouwen in het kraambed nu niet meer ontvoerd worden, maar juist geholpen! Ook Becker zegt dat het volk de witte wieven zagen als geluk brengend.

Ook in de zeventiende eeuw – toen Picardt schreef – werden deze taken nog uitgevoerd door zogenoemde wichelaars, wikkers of waersagers. Echter deze mensen waren allang geen priesteressen meer. In de bronnen die we nu nog hebben gaat het meestal om rond zwervende mannen. Een deel van het ongeletterde volk hechtte nog wel waarde aan hun rituelen en voorspellingen. Maar door de elite werden zij vanwege hun praktijken met de nek aangekeken en naar de rechtbank gebracht als oplichters. (7)
In de late sage van het spinwiefien van de Ekelenberg in Drenthe wordt verteld van een Wikkerse die gestorven was, maar wiens geest nog zat te spinnen op de Ekelenberg. Zij hielp een vrouw die maar geen kinderen kon krijgen. Zij moest ‘s nachts stiekem van de Ekelenberg naar de Reest lopen om daar haar voeten te wassen. Dit moest ze drie nachten volhouden. De vrouw werd ziek, maar toen ze beterde bleek ze zwanger. Ook dit verhaal waarin een wikkerse (wijze vrouw) een wit wief werd is een aanwijzing voor deze connectie. We kennen de sage echter alleen op een literair bewerkte manier. (8)

Witte wieven als priesteressen

De beschrijving van Picardt van het witte wief lijkt sterk op die van de ‘völva’, de priesteres van de oude Germanen. Beiden zijn in het wit gekleed, wonen in of bij de grafheuvels, doen aan spinnen met een spintol en geven voorspellingen. Beiden worden beschuldigd van kattenoffers en van het seksueel verleiden van vreemde mannen. Het wief vraagt om het offer van een kat en eet deze op als een zogenaamde ‘balkenhaze’. De völva draagt handschoenen gemaakt van kattenhuid.
De negentiende-eeuwse folklorist Teenstra zegt over de wieven dat ze mannen die nog laat op pad zijn: ‘als regte succuben aanranden om hen tot de bijslaap aan te sporen, fluisterende psst, psst, st.. st.. hoor reis. Degene die het roosje wil plukken zal – in een overmatig genot – al stuiptrekkend sterven!’ Er wordt beweerd dat de völva ook bekend stond om haar verleidingskunst en om de seksuele riten die ze bedreef om vruchtbaarheid op te wekken. (9) 


Het witte wief als godin

Picardt zegt dat de witte wieven met grote eerbied werden behandeld alsof het volk iets goddelijks in hun erkenden. Als spinsters – al spinnende met hun spintollen – en als bewoonsters van de grafheuvels (en soms hunebedden en andere heilige plaatsen in de natuur) zijn ze goed te vergelijken met de heidense priesteressen die het noodlot voorspelden. Echter in de mythische vorm gaat het hier om de witte of drievoudige Godin van dood en leven, die zij vereerden en in wiens plaats zij optraden. Ook de witte wieven verschijnen meermaals gedrieën. De Godin van de heidenen is ook te vergelijken met de koningin der elfen. Een goede naam voor haar zou Gwenhwyfar zijn, koningin en wit wief tegelijkertijd! (10)

Conclusie

Nu we al deze verschijningsvormen van het witte wief naast elkaar hebben gelegd zou je een keuze kunnen maken. Is zij een spook of nevelflard, heks of elf, godin of wijze vrouw? Wat mij betreft is zij het allemaal tegelijk! Zij is de geest van de wijze vrouw die in de gemeenschap onder andere de relatie met de godin onderhield en daarom soms als haar spreekbuis optrad. Ook na haar overlijden werd ze nog vereerd op de plaatsen waar ze haar waarzeggingen en riten deed: bij de grafheuvels of andere heilige plekken in het landschap. Later werd zij verduiveld en tot heks verklaard. Tegenwoordig kan je haar alleen nog in een ‘tranceachtige’ staat ervaren, bijvoorbeeld door te staren naar nevelslierten in de buurt van een grafheuvel. (11)

Het vervolg met uitleg van het beroemdste wievenverhaal ‘de legende van de witte wieven’, kan je hier lezen: http://www.abedeverteller.nl/witte-wieven-wit-hier-bring-ik-oe-t-spit/

Abe van der Veen

Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.

1) Wief is natuurlijk een volkomen neutraal woord voor vrouw in het noorden en oosten des lands, of zelfs liefkozend bedoeld. Zeker niet pejoratief.

2) Beroemd is bijvoorbeeld het verhaal van de witte juffer van Hoog Soeren op de Veluwe. Deze heeft wèl kenmerken van het witte wief. De evenzeer beroemde Kernhemse witte juffer is een duidelijk voorbeeld van een spook..
http://en.wikipedia.org/wiki/White_Lady_(ghost)
Goos, G. – Mist witches 6, 9-10

Er zijn ook ‘weisse Frauen’ in Duitsland en ‘dames blanches’ in Frankrijk. Zij zijn verleidelijke geestgestalten die hun lange haren kammen en mannen verleiden, maar veel meer heb ik niet over deze wezens kunnen vinden.

http://en.wikipedia.org/wiki/Dames_Blanches_(folklore)
http://en.wikipedia.org/wiki/Weisse_Fraue

3) De Alpen slaan dan ook op de witte besneeuwde pieken van dit bergmassief.
In een Twentse sage wordt een vrouw die net een kind gekregen heeft ontvoerd door de witte wieven en gedwongen om puppies te zogen tot ze hele lange borsten heeft gekregen. Ze klaagt haar nood aan een steen op het marktplein in Oldenzaal en wordt uiteindelijk gered.
Sinninghe – Overijssels Sagenboek p. 6-16 (voor wicht als benaming voor wisselkind p. 14)/ Gelders sagenboek 4-7 / Drentsch sagenboek p. 12-16
T. de Haan – Volksverhalen uit Overijssel p.123-133

4) Overijssels Sagenboek p. 11 en 12

Lees ook eens de zeer vermakelijke en mooi geïllustreerde moderne versie van de legende van de witte wieven van G. Groot Zwaaftink. Hierin worden ze beschreven als: ‘heksen met haar op de tanden, bloeddoorlopen ogen, lange vuurrode nagels en grote soepjurken.’ http://www.gerygrootzwaaftink.nl/boeken.html

5) Teenstra – Nederlandse volksverhalen p.92
Balthasar Bekker – De betoverde wereld p. 132-134
Becker vergelijkt ze zelfs met priesteressen.

6) Sinninghe – Drents sagenboek p.13 (op cit. de origine frisiae p. 341 http://books.google.be/books?hl=nl&id=mFhbAAAAQAAJ&q=wieven#v=onepage&q=wieven&f=false)
Goos, Gunivortis – The secrets of the mist witches 64, 72
Kempius schrijft over de negende eeuw n.C. ten tijde van koning Lotharius I.
In een ander vijftiende eeuws fragment wordt het witte wief gelijkgesteld met ‘goede holden’, oftewel goede vrouwen in het gevolg van de godin Holda/vrouw Holle. In de kroniek van Egmond uit 1655 staat een gedicht uit ca. 1450 daar staaat er geschreven over kasteel Egmond: ‘De kostelijke huizen zijn nu als moordkuilen en spelonken, daar wonen nu de witte wijven en de nachtgeesten. (Goos – Mist witches 99)

Des coninx summe uit 1408 van Jan de Rode schrijft het volgende: ‘Of om dat een meer gheloeft, dan hi is sculdich te gheloven, als die waersaghers, of die daerin gheloven of vanden goeden houden of nachte meriën of onghehueren of beelwitten, daer dese oude wive of pleghen te callen, dat si selve wanen dattet waer is, datse op beseme te mote pleghen te riden te roocgate uut, of dat die witte wive ofdie varende vrouwen die wiven uten cramen pleghen te leyden, of alle die toveren of wijchelen of ghelove of hope daer in hebben, want dese doen al dootlike sonde.’
Ook is er een stuk perkament uit de eerste helft van de vijftiende eeuw bewaard gebleven waarin staat: ‘heeft u geloof gehad in de vogelenzang, of aan uw droom, of aan de goede houden of andere wichelingen, of aan de maren of nachtmerien, of aan alven, of aan de witte wiven? (Goos 67)

7) Antiquiteten, pp 69-70. In: Korte Beschryvinge van eenige vergetene en verborgene Antiquiteten der provincien en landen gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe. Waer by gevoeght zijn Annales Drenthiae / Johan Picardt (1660).

Gijswijt-Hofstra – Nederland betoverd o.a. p.72 en via index wichelarij of waarzeggerij vele andere voorbeelden..

8) Poortman, J. – Wattet volk vertelt 17-19

9) http://nl.wikipedia.org/wiki/Volva_(mythologie)

M. Teenstra – Nederlandse volksverhalen (ca. 1850) p. 84 ‘het gebeurt ook meermalen dat zij mannen, die zich laat op pad begeven, als regte succuben, aanranden, om hen tot den bijslaap aan te sporen en die met een vertrouwelijk toefluisteren van psst, psst en st… st…, hoor reis, aan doen, zo dat de aangesprokene bij deze loophoeren te kust en te keur kan gaan, doch ongelukkig hij die het roosje wil plukken, wijl hij alsdan in een overmatig genot, in eenen staat van bewusteloosheid stuiptrekkend sterft.’ Verderop verklaart hij dit wellustig gedrag door te suggereren dat zij de schimmen van bedrogen en verleide meisjes zijn die op deze manier zich proberen te wreken op wellustige mannen.

Het witte wief wordt in het Achterhoeks ook wel een vüleke of vuulke genoemd. Dit woord wordt verklaard als ‘kwaden’ – een soort kwade geest dus –  maar het kan ook te maken hebben met het spinrokken of de sluier van de völva. Gelders sagenboek p. 5

10) Deze schikgodinnen bepaalden door middel van het spinrokken het noodlot. Zij spinnen de levensdraad, vermengen het met andere draden en knippen hem uiteindelijk af.

Als Cuneware staat Guinevere voor vrouwelijke wijsheid. In de Welshe triaden is zij drievoudig en waarschijnlijk een godin. Walker – myths and secrets p.357

In het Drents sagenboek p. 15 wordt verteld dat bij de hunebedden van Wapserveen oude vrouwtjes zitten te spinnen aan gouden spinnewielen. Een boerenknecht plaagde ze en riep: ‘Old wiefien platvoet, komstoe mar oet, as ‘t kwaad doet’. De vrouwtjes zetten hem achterna en gooiden groene botten achter hem aan. Ze troffen zijn paard die sindsdien mank was. Als een van die botten hem geraakt had, was hij dood geweest!

In deze sage kan je een duidelijke associatie lezen met het witte wief en de dood- en noodslotsgodin, die bij sepulchrale plaatsen hoort zoals hunebedden en en grafheuvels..

11) In mijn manier van kijken naar de dingen ben ik meer van het insluiten dan het uitsluiten. meer van het en – en dan het of – of.

Verdere bronnen:

Veluwse sagen – vd Wall Perné

http://en.wikipedia.org/wiki/Witte_Wieven

http://web.archive.org/web/20050414010444/http://geocities.com/reginheim/wittewieven.html

Balthasar Bekker zegt in zijn ‘ Betooverde wereld’ p. 102 uit 1690 het volgende over de witte wieven:

maar van degenen diemen Witte wyven en Stalkeersen noemt.
Daar af plag in voortijden by ons volk veel praats te zijn. Delrius seit, datter seker slag van spook is, dat in de bosschen en beemden,
gelyk juffrouwen in ‘t witt verschynt. Somtyds ook in de stallingen, met brandende
waskeersen, waar af de manen der peerden bedropen worden; die van hen nettekens
gekemd en doorvlogten zijn. Sy worden ook Sibyllen en Nachtjoffers genaamd; en
geseid dat Haband als koninginne over haar gebied. Het volk gelooft, dat de
verschijningen gelukkig zijn: maar word sulks by dese leeraars als oudwyven praat
verworpen, en nochtans de sake self voor waarachtig, of ten minsten gebeurlik erkend.
Ende is by hem p. 215. uit Kornelis van Kempen verhaald, dat in tijde des keisers
Lother (dit was omtrent het jaar 830.) veel van die witte wyven in Friesland waren;
die sich in een hol boven op enen heuvel verhielden, en de herders des nachts van
de kudden, de kinderen uit de wiege haalden, ende in hunne holen sleepten.’ p. 102

Interessant is de connectie tussen de wieven en ‘stalkaarsen’ oftewel dwaallichten. Zij zouden de manen van paarden met gesmolten was van de kaarsen bedruipen en zo doen vervilten. Dit is in de latere folklore meer bekend als een streek van de maren. Ook is de connectie met “haband’ interessant. Zij is Habonde of Abundia de godin van de overvloed. In andere bronnen zijn er vrouwen die in de geest met Habonde meegaan, zij worden vaak gelijk gesteld met heksen.

In Twente werd gezegd dat als het sneeuwde dat dan de witte wieven hun bedlinnen aan het uitkloppen waren, of ze waren aan het werken op hun spinnewielen. Dit doet natuurlijk sterk denken aan vrouw Holle die het laat sneeuwen als haar kussens uitschudt. (Goos 69)

In Drenthe worden de jeneverbesstruiken geassocieerd met witte wieven. De witte wieven zouden in deze struiken wonen. Dit zou je vooral kunnen zien in de schemer en als er mist was. Op zulke tijden durfden de lokale bewoners niet naar de hei te gaan. (Goos 91)

 

 

The post Witte wieven, nevelslierten en grafheuvels first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/witte-wieven-nevelslierten-en-grafheuvels/feed/ 5
Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek https://www.abedeverteller.nl/heksenzalf/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=heksenzalf https://www.abedeverteller.nl/heksenzalf/#comments Wed, 01 Feb 2012 12:27:49 +0000 http://abedeverteller.wordpress.com/?p=9 Tijdens...

The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.

]]>

Saul bij de heks van Endor – van Oostsanen

Tijdens mijn studie geschiedenis kwam ik een vijftiende-eeuws Nederlands recept tegen voor de vliegzalf van de heksen. De mediaevist Braekman die dit recept en bijbehorende vliegspreuk beschreef had destijds geen vermoeden dat dit om een authentiek recept voor vliegzalf ging, later beschreef hij het opnieuw. Nu vergeleek hij het wèl met de beruchte vliegzalf waarmee heksen door de lucht konden vliegen naar de heksensabbat. (1)

Ik kreeg zekerheid dat dit recept vliegzalf betrof toen ik het vroegst bekende recept voor vliegzalf ontdekte. Dit is het recept voor ‘unguentum pharelis’ van de Duitse dokter Johannes Hartlieb uit 1456 uit zijn ‘Buch für allen verboten Kunst’. Beide recepten zijn ontzettend boeiend voor zowel paganisten als historisch geïnteresseerden. Het geeft een van de zeldzame bewijzen voor het werkelijke uitoefenen van hekserij in Nederland.

Recepten voor heksenzalf

Hieronder volgen de beide recepten:

Eerst het vertaalde Nederlandse recept uit het vijftiende-eeuwse manuscript van Joannes Alphensis:

Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt.

Maan: IJzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of chichorei).

Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn. (2)

Dan het vertaalde citaat uit het boek van verboden kunsten uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb:

Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ [vrouwelijke nachtgeesten, mogelijk in het gevolg van vrouw holle, later gezien als heksen] een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op  banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (3)

Het valt in deze tekst op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor de zaterdag als te plukken plant de ‘heliotropum europaeum’ oftewel de zonnewende. De zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden worden nog wolfskers en monnikskap genoemd. (4)

Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Deze drie van het geslacht nachtschade worden het meest genoemd in andere recepten voor heksenzalf. Zij brengen het getal op negen. Welke bron Schindler heeft gebruikt blijft echter duister. Het Nederlandse en het Duitse recept noemen de zalf ‘unguentum Pharelis’ of ‘unguent in den maniere van Pharel’. Schindler noemt het als enige ‘Hexensalbe’. Vier van de zes of negen planten die genoemd worden staan in beide bronnen. Dit is best veel gegeven de enorme hoeveelheid kruiden die er zijn en samen met de naam Pharel duidt dit op een gemeenschappelijke bron.

Pharel en varende Brünhilde

Heksen van Baldung Grien bezig met hun werk ca. 1510

Een van de meest intrigerende elementen in de tekst is de naam Pharel. Met deze naam zou heel goed Pharaildis bedoeld kunnen zijn. Pharaildis (650-740 n.o.j.) is een kuise vrouw uit Gent die, liever dan met haar man te vrijen, ’s-nachts naar de kerk ging, wat haar man tot wanhoop dreef. Verder wekte ze een gans weer tot leven en kreeg daarom later een gans als embleem. Door deze daden werd zij beschermheilige van Gent. (5) Er is een grote kans dat zij niet werkelijk heeft bestaan en verzonnen werd om een oudere verering van een godin te verhullen. Pharaildis is namelijk ook een andere naam voor Herodias. (6)

Herodias is een van de meest voorkomende namen van een godin waarvan in vroeg-middeleeuwse boeteboeken gezegd wordt dat zij met vele vrouwen in de nacht door de lucht vloog. (7) Andere namen voor deze godin zijn Diana, Abundia, Satia, Bertha en Holda. Herodias kwam in dit rijtje terecht omdat zij in de middeleeuwse folklore werd gezien als de danseres van de zeven sluiers die haar vader – koning Herodes – om het hoofd van Johannes de Doper vroeg. (Hier wordt zij echter verward met haar dochter Salomé.) Toen zij dit hoofd kuste blies Johannes haar de lucht in en veroordeelde haar om eeuwig door de lucht te vliegen. Zij reed in de lucht en in haar gevolg reden de varende vrouwen, de toverwijven. Volgens één geschrift werd zij gediend door een derde van de mensheid. Later maakte dit haar tot een demonische heksenaanvoerster. (8)

De naam Pharaildis werd in het Nederlands verbasterd tot Veerle of Verelde en naar haar werd de Melkweg ook wel de Vroneldenstraat genoemd. Haar naam zou varende Hilde of vrouw Hilde kunnen betekenen. Ondanks de naamgelijkenis gaat het hier niet om de godin Holda, maar om de walkure Brünhilde. De Melkweg wordt namelijk ook wel de Broeneldenstraat genoemd naar Brünhilde. (9) Het unguentum Pharelis wordt zo een zalf om mee te kunnen vliegen in het gevolg van Pharaildis of Herodias. Zo kunnen we deze zalf identificeren als een smeersel om in de geest door de lucht te kunnen vliegen samen met andere vrouwen en geesten. Het is de zalf die vrouwen (en sommige mannen) gebruikten om uit hun lichaam te treden om zo in de nacht mee te kunnen reizen met de godin in het door haar aangevoerde geestenleger. In beide vijftiende-eeuwse teksten wordt nog niet gesproken van een heksenzalf of een ‘unguentum Lamiarum’. Deze naam komt pas naar voren in de zestiende-eeuwse bronnen.

In deze tijd moesten de grote heksenvervolgingen nog beginnen en de kerk verbood juist het geloof in een fysieke nachtvlucht. Vrouwen die geloofden dat ze mee vlogen in de nacht met Diana of Herodias waren bijgelovig en moesten boete doen. (7) Langzaam maar zeker veranderde dit – mede onder invloed van de Malleus Maleficarum (1476) – in een geloof in de fysieke realiteit van de nachtvlucht. De ‘unhulden’ of nachtgeesten werden zo bestempeld tot boze heksen. Het waren kwade vrouwen die zwarte magie bedreven als onderdeel van hun pact met de duivel. Vanaf de zestiende eeuw vlogen ze ook niet meer met een godin maar met de duivel.

Othinel

Van de andere genoemde geesten in het Nederlandse recept is alleen Othinel mogelijk identificeerbaar. Dit zou namelijk heel goed op Odin kunnen slaan! Deze wordt ook wel Othin genoemd en is bekend als leider van de Wilde Jacht. Van Odin wordt in de Edda gezegd dat hij uit zijn lichaam kon treden en dan naar verre landen kon reizen. (10) Dit maakt hem tot een geschikte mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis. Dat Othinel ook in de Bijbel wordt genoemd als één van de richteren is alleen maar handig als dekmantel. Door een Bijbelse figuur te noemen wordt de kans op een aanklacht tegen afgoderij kleiner.

De andere wezens die in de incantatie genoemd worden zijn een stuk moeilijker te plaatsen. Adromaniel en Clemosiel zijn nergens te vinden. Wel kan het zijn dat deze wezens onder invloed van het christendom gezien werden als engelen. Zowel engelen als demonen kregen zeer vaak de uitgang El of Iël in hun naam (denk aan Gabriël en Michaël). In de Henochiaanse magie is het oproepen van engelen zelfs onontbeerlijk. Dit blijft dus nog een raadsel.

Abramelin de Magus

Een derde vijftiende-eeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. De magiër beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Lintz een jonge vrouw (hij noemt haar geen heks) ontmoet die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de belangrijkste aders van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plaats was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (11)
Het lijkt er sterk op dat we in dit verslag van Abramelin de magiër een authentieke weergave hebben van de werking van de heksenzalf waarvan we de receptuur hebben kunnen halen uit de twee andere bronnen.

Salvator Rosa – heksen tijdens hun bezweringen

De zeven planten en de vliegreis langs de zeven sferen en planeten

De ingrediënten van het vijftiende-eeuwse Nederlandse recept voor vliegzalf zijn – naast het vet van een geit en het bloed van een vleermuis – de volgende zeven planten: ijzerhard, vuurwerkplant, bingelkruid, huislook, valeriaan, betonie en goudsbloem. Het Duitse vijftiende-eeuwse recept van Hartlieb noemt nog verder koningsvaren, venushaar en zonnewende. (12) Met dit recept is het zeer de vraag of er een hallucinogene werking van de zalf uit zal gaan. Het enige giftige middel in de zalf is het bingelkruid. Deze heeft echter geen hallucinogene werking. Het lijkt er daarom op dat het effect meer uitgaat van sympathetische magie. Elke plant heeft namelijk wel een magische connotatie en hoort bij één van de zeven planeten. (13 [voor de plantliefhebbers onder ons zie deze noot voor een uitgebreide beschrijving] )

Door het oproepen van de leider en leidster van de Wilde Jacht Odin (Othin) en Pharaildis (Pharel) en het insmeren met zalf van de planten die behoren bij de (geesten van) de zeven planeten kon de tovenaar of heks uit haar lichaam treden en langs de zeven sferen opstijgen tot ze de plaats bereikte waar alle wensen mogelijk zijn.

We hadden al vastgesteld dat Pharel/Pharaildis een andere naam voor Herodias is. Herodias werd weer verward met haar dochter Salomé. Zij danste voor haar vader Herodes de dans van de zeven sluiers en won daarmee het hoofd van Johannes de Doper. Deze dans is niet slechts een vulgaire striptease – zoals men vaak denkt – maar de rituele uitbeelding van het afleggen van de zeven illusies en van de reis langs de zeven poorten van de onderwereld of juist langs de zeven sferen naar de hemel. Bij de laatste poort ben je naakt en voorbij alle illusie van tijd en ruimte in de wereld. (14) Hier is éénheid en gelukzaligheid. Voor mij maakt het niet uit of we dit nu hemel, paradijs, Nirvana, Walhalla of Venusberg noemen. Salomé betekent vrede en in de plaats waar zij naar toe reist bereikt men de vrede. Het is niet toevallig dat bij een heksenzalf met zeven planeetplanten ook een godin behoort die langs de zeven sferen kan reizen.

De mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis in het gedicht is Othin/Odin. Hij berijdt zijn paard Sleipnir (of de wereldboom Yggdrasil) om alle negen werelden te bereizen. Het reizen gaat niet fysiek, maar in de geest, buiten het lichaam.

Tripmiddelen als bestanddeel in heksenzalf

Als extra ingrediënten voegt Schindler nog bilzenkruid geplukt op zondag, wolfskers en monnikskap toe aan het oude recept. Dezen hebben alle drie hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Als deze drie toegevoegd worden aan het recept is de kans op een vliegsensatie een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogenen onmisbaar zijn om te kunnen ‘vliegen’. Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in trance-bewustzijn dit niet nodig hadden. (15) Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. Dit bleef altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.

(Heksen onder invloed – Hans Baldung Grien en heks die zich insmeert met zalf)

Het insmeren van de staf of steel

Parmigianino – Heksensabbat 1530

Het is opmerkelijk dat soms niet de huid, maar juist de reismiddelen gezalfd worden: dit lezen we o.a. bij Hartlieb. De reisinstrumenten die genoemd worden in zijn tekst zijn banken, stoelen, hooivorken en kachelpoken. In andere bronnen noemt men de geit, het spinrokken, de beruchte bezemsteel of gewoon een stok(je). Deze objecten kunnen op een fysieke en een geestelijke manier worden geïnterpreteerd.

Fysiek bekeken is er de mogelijkheid dat als je schrijlings op een staf gaat zitten die dik ingesmeerd is met hallucinogene zalf – zeker als je kleine wondjes hebt, waardoor het werkzame bestanddeel nog sneller wordt opgenomen – dit een vliegsensatie teweeg brengt. (16) Deze theorie kan bekrachtigd worden met drie bronnen: in 1477 bekende de heks Antoine Rose uit de Savoye dat zij van de duivel een stokje had gekregen van ongeveer 45 centimeter en een pot met zalf. Zij smeerde de zalf op de stok en bracht deze tussen haar benen en zei: ‘ga in naam van de duivel, ga!‘ Zij werd daarop direct naar de ‘synagoge’ (ander woord voor heksensabbat) gebracht. Een stokje klinkt niet als een middel om op te gaan zitten om je door de lucht en naar de sabbat te dragen. Was deze stok dan bestemd voor intern gebruik, zoals een dildo? Hiervoor is echter geen enkel direct bewijs.

Een ander citaat is uit 1470 van de theoloog Jordanes de Bergamo: ‘maar het volk gelooft en de heks bekent, dat op zekere nachten zij een staf zalven en erop rijden naar een afgesproken plek of zichzelf zalven onder de oksels of in andere harige plaatsen.’ (17) Het is duidelijk dat hier op de genitaliën wordt gezinspeeld. De zalf werd op plekken gesmeerd waar de huid het makkelijk zou opnemen, mogelijk was de stok hierbij een hulpmiddel.

Een derde bron vinden we in de bekentenis van de Ierse heks Alice Kyteler uit 1324. Zij vertelde dat zij een stok invette met zalf waarop zij galoppeerde ‘door dik en dun’. Dit laatste betekent door dicht struikgewas en bos met spaarzame begroeiing. Dit kan je interpreteren als een eufemisme voor het schaamhaar. (18) Alice gebruikte haar staf dus als een paard. Dit is daarmee geen gewoon paard, maar een stokpaard! Later was dit slechts speelgoed voor kinderen, maar in deze tijd kon het berijden van een stok(paard) ook een rituele betekenis hebben. Dit werd in het Engels ook wel een ‘cock-horse’ genoemd. Een aantal schilderijen uit de zestiende eeuw laten niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de stok en de labiae: één heks berijdt zelfs een fallus! (19) Echter ook daar is er geen sprake van inwendig gebruik. De andere mogelijke reismiddelen lijken mij slechts symbolisch en zonder praktisch nut.

De bezemsteel als kosmische boom

Geestelijk en symbolisch bekeken is elke staf- of paalvormig object een schematische weergave van de kosmische as. De wereldboom die wij als een energiestroom in ons energetische lichaam hebben en ons verbindt met de hemelpool en de aardepool. Wij zitten tussen die mannelijke en vrouwelijke energie in. Wij zijn een microkosmos, een microversie van de macrokosmos. Door uit ons lichaam te treden kunnen we over de fysieke grens in de onderwereld of bovenwereld komen.

Het symbool van de bezem bleek in de loop van de tijd het meest krachtige archetypische beeld om te laten zien hoe de heks tijdens haar extase, haar nachtvlucht, heen en weer gaat tussen mannelijke en vrouwelijke energieën om uiteindelijk de andere wereld te bereiken. Een traditionele heksenbezem bestaat uit es voor de staf, berk voor de twijgen en wilg om ze samen te binden. (20) De vrouwelijke berkentwijgen worden met wilg samengebonden aan de mannelijke staf van essenhout. De wilg staat hier voor de wijze vrouw oftewel de heks.

Met de es Yggdrasil berijdt Odin de negen werelden. Maar ook de berk staat bekend als kosmische boom waarmee de sjamaan de andere wereld kan bereiken. Ook de wilg is een kosmische boom. Zij is de staf van de Griekse godin Helice die altijd de poolster aanwijst. Zo combineert de heksenbezem drie krachtige kosmische houtsoorten die helpen om te reizen in de geest. Ook hier draait het om sympathetische magie.

Abe van der Veen

falero_departure_of_the_witches

Noten:

1 W. Braekman – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
Dit handschrift is te vinden als MS.517 in de Wellcomebibliotheek te Londen. Volgens het hs. heeft het in de vijftiende eeuw toebehoord aan Joannes Alphensis.

2 Om te reysen haestelic daer men wil.

Luna: herba columbina, Mars: diptannus, Mercurius: mercurialis, Jupiter: barba Jovis, Venus: valeriana, Saturnus: betonica, Sol: solsequium. Item weet dat ghi alle dese cruden vergaderen sulte inden name van Pharel ende als die mane wassende is. Ende en vergadert gheen cruden als die mane is in Aries. Ende dan, als die maen vol is, na der sonnen onderganc, so maket u unguent1 inden maniere van Pharel. Ende menghe dat sap vande voirseide cruden mitten smeer vander gheiit ende mitten bloede vander vledermuus, altoes nomende Pharel. Ende als dit ghedaen is, so doch2 diin ungent in een siilveren bosse, ende legghent alden nacht daer seggende: ‘O waerdighe Pharel, ic offer di dit ungent’, ende dan neemt u ungent ende bewaertet. Ende als giit besigen wilt, so suldi nemen een luttel van dinen ungent ende besalven daermede diin aensicht, diin handen ende diin borst, ende segt aldus: ‘othinel Pharel clemosiel Pharel. Adromaniel Pharel’, ende nomen die stat daer ghi wesen wilt.

“Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey” van Johannes Hartlieb 1456

‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. Als am suntag prechen und graben sy Solsequium, am mentag Lunariam, am eretag Verbenam, am mittwochen Mercurialem, am pfintztag Dachhauswurz Barbam jovis, am freytag Capillos Veneris. Daruß machen sy, dann salben mit mischung ettlichs pluotz von vogel, auch schmaltz von tieren; das ich als nit schreib, das yemant darvon sol geergert werden. Wann sy dann wöllen, so bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin. Das alles ist recht Nigramancia, und vast groß verboten ist.’

‘For such travels both men and women, namely the witches use an ointment called “unguentum pharelis”. They make it from seven plants and pick each plant on the day belonging to that plant. So on Sunday they pick Solsequium, on Monday Lunaria, on Tuesday Verbena, on Wednesday Mercurialis, on Thursday Barbam Iovis, on Friday Capillos Veneris. From that they make ointment by adding to it blood of birds and fat from animals whose names I will not write so that no one is angered by it. Then, when they want, they spread it on benches or chairs, rakes or ofengabeln (big oven forks) and fly on them. This is a real Nigramancia and is strictly forbidden.’

4 Der Aberglaube des Mittelalters – H. Schindler 1858 p. 160 http://www.archive.org/details/deraberglaubede00schigoog

5 Met de zuid-Duitse leidster van de wilde jacht; vrouw Bertha of Perchta heeft ze dit embleem van de gans gemeen. ‘Bertha met de ganzevoet’ wordt weer gezien als een voorloper van (de sprookjes van) ‘moeder de Gans’.

6 Zo wordt zij genoemd in het Middelnederlandse gedicht uit de elfde eeuw Reinhardus of Ysengrimus. http://www.dbnl.org/tekst/_tie002200901_01/_tie002200901_01_0016.php

7 Canon Episcopi in de elfde-eeuwse versie van Burchard van Worms

“certain wicked women” (quaedam sceleratae mulieres), who deceived by Satan believe themselves to join the train of the pagan goddess Diana (to which Burchardus added: vel cum Herodiade “or with Herodias”) during the hours of the night, and to cover great distances within a multitude of women riding on beasts, and during certain nights to be called to the service of their mistress.

8 Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’

9 Deze benamingen zijn te vinden in ‘Natuurkunde van het geheelal van broeder Thomas en in de woordenlijst Theutonista uit 1477.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article_content&wdb=MNW&id=69317

Die Brunelstraet


Walküren zijn vrouwelijke luchtgeesten uit de Germaanse mythologie die de krijgers op het slagveld kozen die moesten sneuvelen. Zij konden zich o.a. in zwanen veranderen.

10 Snorri Sturluson – Ynglinga Saga 7
‘Odin kon van gedaante veranderen. Dan lag zijn lichaam erbij alsof het dood en ingeslapen was, en onderwijl was hij dan een vogel of een viervoetig dier of een vis of een slang, en zo ging hij vliegensvlug naar verre landen om daar zijn zaken of die van anderen te behartigen.’

11 The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.htm
Het oudste nog bestaande transcript van dit boek is uit 1608
Hatsis – The witches ointment 137-138

12 Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey –  Johannes Hartlieb 1456

13 Maandag op de dag van de maan pluk je volgens het Nederlandse Handschrift ‘luna herba columbina’ oftewel IJzerhard.

IJzerhard (verbena officinalis) was al bij de Egyptenaren gewijd aan Isis en werd bij de Romeinen de tranen van Juno genoemd. Verder wordt het ook wel de tovenaarsplant genoemd. Het is een zuiverende plant; De altaren van Jupiter werden met takken van ijzerhard schoongeveegd. Het is één van de planten die de druïden gebruikten als allesgenezer. De Germanen noemden het Dinskraut naar de god Dinar, de god van het ding (de stamvergadering) en de oorlog. (Bij Hartlieb hoort de plant bij de dinsdag)  IJzerhard komt veel voor in liefdes- en lustopwekkende magische recepten. Volgens het volksgeloof droegen heksen als zij naar de heksensabbat gingen een kousenband van ijzerhard waardoor zij onvermoeibaar werden. (BO 189)

Volgens Hartlieb wordt op maandag Lunaria geplukt. Dit zou het koningsvaren  kunnen zijn. Van varen wordt in een Duits kruidboek gezegd dat er geen kruid is waar meer heksenwerk en duivelse kunst mee bedreven wordt! (Braekman 386) Toen men nog niet van sporen wist geloofde men in het bestaan van een onzichtbaar varenzaad. Dit zaad – als je het kreeg van de duivel (met midzomer of met kerst) – heeft allerlei magische eigenschappen. Als je het bij je droeg bleef je altijd jong, verstond je de taal der dieren, werd je onkwetsbaar, won je altijd in het spel en kon je je onzichtbaar maken.

Dinsdag op de dag van Mars pluk je diptannus, de vuurwerkplant. Gewijd aan de Kretaanse godin Dyktinna. Zij was Artemis Dyktinna godin van de jacht en de dieren en zo weer gekoppeld aan Diana! Onder haar andere naam Britomartis wordt zij weer geassocieerd met Mars. De plant groeide ook in de kruidentuin van de Griekse heks Medea. De plant wordt wel vuurwerkplant genoemd omdat de etherische oliën in de plant op hete zomerdagen tot het waarnemen van blauwe vlammetjes rondom de plant kan leiden.

Volgens Hartlieb is dinsdag de dag waarop ijzerhard geplukt moet worden.

Woensdag op de dag van Mercurius (Wodan/Odin)  plukt men volgens beide bronnen ‘mercurialis’ oftewel bingelkruid.

Bingelkruid (mercurialis) is uit de wolfsmelkfamilie en giftig. Hij is aan Mercurius of Wodan/Odin gewijd. (BO135) De kruidkundige Dodoens schrijft dat het kruid Hermoupoa heet naar Hermes/Mercurius die het kruid als eerste zou hebben gevonden.

Donderdag op de dag van Jupiter (Donar/ Thor) plukt men volgens beide bronnen Barba Jovis oftewel huislook (sempervivum tectorum).

Huislook is gewijd aan Wodan en/of Donar. Het werd in de volksmond ook wodansbaard of donderbaard genoemd. (BO 113) Men liet het in de dakgoot groeien tegen blikseminslag. Ook werd het gebruikt om heksen uit het huis te houden door het in de schoorsteen te hangen. (76 Cock spreekwoorden)

Vrijdag op de dag van Venus plukt men Valeriana Officinalis oftewel Valeriaan.

Valeriaan is in ’t Duits Baldrian en gewijd aan de zonne- en lentegod Balder. Het geneest de ‘vallende ziekte’ epilepsie en wordt in vele middeleeuwse liefdesdranken verwerkt. Dodoens zegt hierover ‘De ongheluckighe ende onsalighe vrijers en vrijsters ghebruycken de Valeriane in haer minnedrancken’. (Dodoens 568) Naast liefde kan valeriaan ook lustgevoelens opwekken bij de uitverkoren persoon. Zo past het goed bij de dag van Venus.

Bij Hartlieb is het op vrijdag te plukken kruid de ‘capillos veneris’ oftewel venushaar. Venushaar is aan Venus gewijd. Het maakt jong en verbreekt iedere betovering. Het heelt slangen- en spinnenbeten.

Op zaterdag, de dag van Saturnus pluk je betonica oftewel betonie. Betonie wordt wel de meesteres van alle kruiden genoemd. (BO 199) De Kelten noemden het de levensplant. De plantkundige Lobelius schrijft in 1581 over betonie: ‘Betonie bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijd en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (Cruydtboeck Lobelius 631) Volgens Hildegard von Bingen was het kruid goed tegen alle kwade toverij (rituele planten 296)
Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van  wandelaars/reizigers beschermen tegen toverij en ander gevaar.

Bij Hartlieb ontbreekt de plant van Saturnus en de zaterdag. Schindler vult het aan met Heliotropum Europaeum oftewel heliotroop / zonnewende. Zij heet zo omdat zij bloeit met de midzomerzonnewende en omdat de bladeren van de plant zich wenden naar de zon. Wie slaapt op blad van zonnewende zal de volgende ochtend weten of en wie hem wil bestelen zegt het volksgeloof. Heksen konden er onweer mee maken. (heksenkruiden 13, braekman 358)

Zondag is de dag van de zon waarop men voor de heksenzalf solsequium plukt. N.a.w. is dit goudsbloem. Ook Hartlieb heeft solsequium. Dit kruid is gewijd aan de heksengodin Hekate. In Frankrijk hing men het aan de deur om het kwaad te weren en meisjes dansten met blote voeten op een bed van goudsbloemen om de taal van de vogels te kunnen verstaan. (bloementaal 67)

Bilzenkruid (hyoscamus Niger) ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod (BO 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de 11e eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (Rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen..

Wolfskers is ‘atropa belladonna’ en wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen  hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.

Monnikskap (aconitum napellus) of ‘wolfsbane’ is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anecdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).

(14) Walker – woman’s encyclopedia of myths and secrets op lemma Salomé. Voor Salomé deed Ishtar dat al in de Babylonische mythe en Inanna in de Sumerische versie.

Zowel de reis naar de bovenwereld als de onderwereld gaat langs zeven niveaus. Pharaildis kan zowel omhoog als omlaag getuige de naar haar vernoemde Vroneldenstraat c.q. Melkweg..

(15) Dit is eigen speculatie. Over de inwijding tot heks in de middeleeuwen weten we bijna niets. In de processen gaat de inwijding gepaard met een duivelspact, duivelsteken en duivelskus op het achterste van de duivel en meestal ook nog seks met de duivel. Vaak werd wel zo het begeerde poeder om kwaad te doen of de zalf om mee te vliegen van de duivel gewonnen.

(16) Dildo’s bestaan al sinds de prehistorie http://en.wikipedia.org/wiki/Dildo

Burchard van Worms (12e eeuw) schreef hierover in zijn boeteboek: “Have you done what certain women are accustomed to do, that is to make some sort of device or implement in the shape of the male member of a size to match your sinful desire? If you have done this, you shall do penance for five years on legitimate holy days.”

(17) http://scienceblogs.com/terrasig/2007/10/on_the_origin_of_witches_and_b.php)
Jordanes de Bergamo – questio de striigis 75
M.C. Thomsett – Heresy in the roman catholic church p. 106

(18) http://www.obrien.ie/files/extracts/BewitchedLand-sample.pdfhttp://www.phrases.org.uk/meanings/through-thick-and-thin.html

Een opmerkelijke fraseologie als je bedenkt dat één van de meest voorkomende spreuken om de heksenvlucht te beginnen luidt: “Over haag en heg tot Keulen in de wijnkelder”. Dit noemen van haag en heg is betekenisvoller dan je zou zeggen op het eerste gezicht. De heg is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde en de woeste grond. Oftewel een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur. Een grens tussen orde en chaos. De heks is in het middelnederlands haghetisse oftewel heggerijdster!

(19)   Het schilderij heksensabbat van Parmigianino uit 1530.

Als mare/succuba bereden vrouwen ook de slapende man en zijn penis (cock) als paard. Hij kreeg een erotische droom en zij kreeg zijn energie om daarmee verder te kunnen vliegen.

(20)    Robert Graves –the white goddess 173

Verder:

1 De eerste vermelding van heksenzalf is te vinden bij Apuleius De gouden ezel (160AD)

– In 1428 Matteuccia di Francesso was burnt as a witch at Todi. She was charged with various acts of malicious sorcery, like many before her, but she was also accused of something else – she made an ointment, and smeared herself with it until she turned into a fly. Then the demon Lucibello would come in the shape of a goat, and swiftly as lightning he would carry her to the walnut tree in Benevento where the witches and devils held their great gathering (we have not yet learnt to call it the Sabbat). The ointment was made from the fat of vultures and the blood of bats, mixed with the blood of suckling babies. Nobody seemed to have doubted its reality, or the reality of its effects (Ginzburg 1990: 299).
1435 Nider: and here we are, at twilight again in another woman’s room. She strips off and stands by her kneading trough, ointment in hand; as she smears it over her body, she is watched from the darkness by several men. They see her as she climbs muttering into the long trough, they see her as she stretches out in sleep, and falls into disturbed dreams – dreams so convincing that she is soon waving her hands about, as if flying. Before long she has shaken the trough down off its perch and falls with a crash on the floor, hurting her head and her pride at once, for the men rush up to assure her that she has not been travelling in the air at all, but has been the victim of a delusion (Nider, Formicarius bk.2 cap.4).
Johannes Hartlieb 1456
Joannes Alphensis 15e E
The witches’ ointment was actually analyzed in the sixteenth century by Andreas de Laguna, physician to Pope Julius III. Of a tube taken from a witch, Laguna reported that the ointment was green in color and contained hemlock, salanum, mandragora, and henbane.”
In 1545, Andrés Hernandez de Laguna was acting as a medical officer near Nancy, where an elderly couple had been arrested on suspicion of bewitching the Duke of Lorraine. Their hut was ransacked in a search for evidence, and a small pot was produced, full of green ointment. Laguna was asked to examine this; he thought that it looked like unguentum populeum, a narcotic salve made from the buds of black poplar (which gave it the green colour) plus leaves of poppy, henbane and deadly nightshade. He sniffed the little pot, and recognised the heavy odour of nightshade and henbane. (a jar half filled with a certain green unguent… with wich they were anointing them selves … was composed of herbs.. which are hemlock, nightshade,henbane and mandrake, of which unguent… I managed to obtain a good canister full.)
On returning to his regular job at Metz, Laguna took the ointment with him. He soon had the opportunity to try it out. One of his patients was the wife of the city executioner, driven crazy through insomnia caused by jealousy of her husband. Laguna doesn’t say if it was justified: anyway, this being the sixteenth century, they decided to treat her, not him. Smeared from head to foot with the ointment, she passed out for three days and woke up with a grin and a story of having cuckolded her husband.
In de mid-vijftiende eeuw schreef de Spaanse theoloog Alfonso Tostado al over de beruchte heksenzalf. De heksen prevelden enkele woorden, smeerden zich in met de zalf en vielen in een diepe slaap. Als ze wakker werden beweerden ze dat ze naar verre oorden waren gevlogen om met de andere heksen te feesten en te vrijen. (Ginzburg – Benandanti p. 42)

3 Girolamo Cardano covers the topic in his De Subtilitate (1550), where the eighteenth book contains the passage:-

‘We speak now of the witches’ ointment, which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.

4  Het recept uit 1558 van Della Porta is erg bekend geworden omdat Murray het noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’. Della Porta ging gewoon bij een  oude vrouw langs die de naam had hekserij te bedrijven. Hij zag hoe zij een zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten van het zalfje. De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano. On his travels, he had met up with an old woman who offered to prove to him that the ointment really worked. She stripped off and worked the mixture over her body as he and a few friends watched from the darkness… yes, it’s another story of a midnight watch. The woman fell into a deep sleep from which she could not be awakened (they tried beating her up a bit, experimentally) and when she woke, she said she had travelled across seas and mountains, and had seen fine young men.

Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)

Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”

5 De beroemde Nederlandse verdediger van de heksen Johann Weyer in De Praestigiis Daemonum (1583) noemt opnieuw het recept van Della porta, wat vervolgens weer wordt gekopieerd door de nog beroemdere criticus van heksenvervolgingen Reginald Scot (1584) says that the ointment ‘whereby they ride in the aire’ was made of the flesh of unbaptized children, and gives two recipes:

[1] ‘The fat of yoong children, and seeth it with water in a brasen vessell, reseruing the thickest of that which remaineth boiled in the bottome, which they laie up and keepe, untill occasion serueth to use it. They put hereunto Eleoselinum, Aconitum, Frondes populeas, and Soote.’ [2] ‘Sium, acarum vulgare, pentaphyllon, the blood of a flitter mouse, solanum somniferum, and oleum. They stampe all these togither, and then they rubbe all parts of their bodys exceedinglie, till they looke red, and be verie hot, so as the pores may be opened, and their flesh soluble and loose. They ioine herewithall either fat, or oil in steed thereof, that the force of the ointment maie the rather pearse inwardly, and so be more effectuall. By this means in a moonlight night they seeme to be carried in the aire.'[4] Dit is tot op de letter hetzelfde recept als gegeven door Della Porta.

http://www.whitedragon.org.uk/articles/ointment.html

 Het uitdiepen van het brouwsel van de ‘weird women’ van Macbeth (1603-1607) levert ook waardevolle informatie op..: http://literarytourist.com/2009/10/macbeth-and-what-was-in-the-witches-brew/

Round about the cauldron go; In the poison’d entrails throw. Toad, that under cold stone Days and nights hast thirty one Swelter’d venom sleeping got, Boil thou first i’ the charmed pot. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Fillet of a fenny snake, In the cauldron boil and bake; Eye of newt, and toe of frog, Wool of bat, and tongue of dog, Adder’s fork, and blind-worm’s sting, Lizard’s leg, and howlet’s wing, For a charm of powerful trouble, Like a hell-broth boil and bubble. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Scale of dragon, tooth of wolf, Witches’ mummy, maw and gulf Of the ravin’d salt-sea shark, Root of hemlock digg’d i’ the dark, Liver of blaspheming Jew, Gall of goat, and slips of yew Sliver’d in the moon’s eclipse, Nose of Turk, and Tartar’s lips, Finger of birth-strangled babe Ditch-deliver’d by a drab, Make the gruel thick and slab: Add thereto a tiger’s chaudron, For the ingredients of our cauldron. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. 

Pretty gruesome stuff, but likely just herbs by other names….names designed to gross out the masses, to stop them from practicing magic. Here are some  translations: Eye of Newt Mustard Seed Toe of Frog Buttercup Wool of Bat Holly Leaves Tongue of Dog Houndstongue Adders Fork  Adders tongue Lizard Leg Ivy A Hawk’s Heart: Wormwood Ass’s Foot or Bull’s Foot:  Coltsfoot Bear’s Foot: Lady’s Mantl Calf’s Snout: Snapdrago Graveyard Dust: Mullein Sparrow’s Tongue: Knotweed

The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/heksenzalf/feed/ 4