Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Het verhaal van de hunebedden: duivelskut of reuzengraf? first appeared on Abe de Verteller.
]]>Hunebedden; wie heeft ze niet gebruikt als klimrek? Of gebruikt ze nog steeds als amusante picknickplaats. Er schuilt echter veel meer achter deze steenhoop! Dit artikel gaat over de betekenis van de hunebedden, bekeken vanuit de sagen en de vroegste teksten. Als je denkt hoe zat het ook alweer met die hunebedden? Lees dan eerst noot één. (1)
Hunnen en reuzen
Een hunebed is het bed van een Hun! Echter niet dat legendarische volk van woeste krijgers, die al plunderend, moordend en verkrachtend – tijdens de volksverhuizingen – door Europa trok. Deze historische Hunnen werden in de volksverbeelding zo ontzagwekkend, dat ze verward werden met een nog ouder mythisch volk; de reuzen. Zowel de Bijbel als de heidense Edda erkent het bestaan van reuzen. In de verbeelding van het volk moesten zij dus de hunebedden wel opgeworpen hebben. Welke gewone sterveling heeft hier tenslotte de kracht toe? Zo wordt het bed van de Hun, een bed van de reus. (2) Hierbij is het de vraag of dit om een werkelijk bed gaat, of dat bed een eufemisme is voor het graf als laatste rustplaats..
De Drentse dominee Johan Picardt schreef hier in 1660 al het volgende over: ‘Het [de hunebedden] zijn altezamen begrafenissen van gruwzame, barbaarse en wrede reuzen, huynen, giganten. Dit zijn mensen van gruwelijke statuur, grote krachten en beestachtige wreedheid. Zij vreesden god noch mens. Sommigen reuzen werden in vlakke grond begraven, andere in ronde bergjes van aarde, die men Hune-bergen of reuzen-bergen genoemd heeft. Sommige dode reuzen zijn ook wel op houtstapels gecremeerd. De relikwieën van de gebeenten werden in aardewerken potten in de grond begraven. Andere dode reuzen werden in kisten in gewelven en tomben begraven. Deze mening werd eeuwenlang zeer serieus genomen. De Deense Saxo Grammaticus schreef in de dertiende eeuw al over de Deense hunebedden als zijnde opgeworpen door reuzen en de theorie bleef tot in de achttiende eeuw opgang doen. (3)
Reuzen zijn in ontelbare Europese sagen aangewezen als de veroorzakers van opmerkelijke natuurverschijnselen. Hier verloren ze wat zand uit hun broekzak en ontstond een heuvel, daar gingen ze kaatseballen met rotsblokken. Ook vele rivieren, waaronder Rijn en Waal zijn afgegraven door reuzen. Op verschillende keien zijn nog steeds hand- of voetafdrukken van reuzen te zien. Zo zijn ze dus ook verantwoordelijk voor het bouwen van de hunebedden. Bij een van de dekstenen van het hunebed van de Emmerdennen (D 45) is er nog een spoor van het reuzenwerk te zien; de vingerafdrukken van de reus staan er nog in. Hij kneep iets te hard toen hij de steen versjouwde! In de sagen wordt verder verteld hoe de reuzen met stenen wierpen. Ze wierpen ze naar elkaar over van Buinen, naar Borger, naar Drouwen en zo zijn daar hunebedden gekomen. De reuzen van Rolde en Gieten hadden juist ruzie en bekogelden elkaar met stenen. Die kwamen toevallig netjes op elkaar terecht en vormden zo een aantal hunebedden! (4)
Vlak na zijn betoog over de reuzen als hunebedbouwers vertelde Picardt over de beruchte rovers Ellert en Brammert. Zij raakten bekend als de schrik van heel Drenthe en met name van het Ellertsveld. Gebroederlijk roofden en plunderden zij alles wat er te halen viel. Mogelijk door verwarring van lezers van het werk van Picardt werden Ellert en Brammert tot reuzen gemaakt. Zij zouden naast al het roven en plunderen ook de hunebedden op hebben geworpen èn nog een heuvel, de Brammertshoop. Dit samenvoegen van de sage van Ellert en Brammert en het ontstaan van hunebedden is pas in het begin van de twintigste eeuw gebeurd. (5)
Hunnen en geesten
Sommige etymologen verwerpen echter de betekenis ‘reus’ voor ‘Hun’ in hunebed. Zij beweren dat het hunebed een ‘henbedde‘ is. Dit is een Middelnederlands woord voor doodsbed, waarbij de henne een oud woord is voor dood. (Vergelijk ook ‘henneklaid’ voor lijkwade.) In het Emsland staan ze vooral bekend als Hünengräber. Geen bed dus, maar een graf. Hun zou zwart betekenen. (6) Ook dit geeft een verwantschap tussen de hunnen en de doden. Als deze theorie klopt is het hunebed meer een plaats voor geesten dan voor reuzen.
De Drentenaren hadden het zelf meestal simpel over ‘dikke stienen’ of simpel de ‘steenhopen’ en in een dichterlijke bui, de reuzenbedden. Er zijn hiernaast ook enkele namen van afzonderlijke hunebedden bekend: De Papeloze kerk (D49) bij Schoonoord kreeg zijn naam doordat hij in de zestiende eeuw mogelijk door de Calvinisten voor hagepreken werd gebruikt. Er bestaat een sage over dit hunebed, dat deze door een geest is gebouwd. Deze geest spookte rond op het Ellertsveld en vooral bij zijn eigen hunebed. Mogelijk gaat het om de geest van de reus/rover Ellert.
Het hunebed D1 bij Steenbergen wordt in één bron Kalstenen genoemd. Kal zou kunnen slaan op vrouw of heks, (denk aan toverkol), kalstenen zijn dan heksenstenen. Dit is een aanwijzing dat de hunebedden geassocieerd werden met bovennatuurlijke vrouwen. Het kan ook slaan op kallen als praten. Dan wordt het de ‘pratende stenen’. Hier ligt een overeenkomst met het hunebed van Eext (D13). Deze werd ooit de Stemberg genoemd in de tijd dat deze nog onder een berg aarde lag. Deze naam ontstond toen een stenendelver in 1756 met een ijzeren staf in de grond prikte en zo de stenen van het hunebed ontdekte. Tot zijn grote schrik kwam er een rommelend geluid uit de grond of mogelijk zelfs stemmen. Hij maakte zich snel uit de voeten en het duurde enkele tientallen jaren voor de moed bijeen was geraapt voor een nieuw onderzoek. Het hunebed kreeg aldus de naam Stemberg. Het staat lokaal ook bekend als het ‘trutteveentie’ (7)
De duivel als bouwer der hunebedden
Net als vele andere bovennatuurlijk wezens – zoals heidense goden, elfen, heksen en kabouters – zijn ook de reuzen in ieder geval vanaf de zestiende eeuw gedemoniseerd. Als het volk sprak over reuzen, dan sprak de geestelijke en de geleerde (meestal een en dezelfde) van duivels of demonen. Picardt noemt dit ook als een alternatieve theorie voor het ontstaan der hunebedden: mogelijk heeft de duivel de stenen zelf op elkaar gestapeld, zodat hij onder de naam van Hercules geëerd kon worden. Het zouden heidense altaren zijn of anders de kolommen van Hercules. Deze theorie heeft Picardt ontleend aan Schonhovius. Deze geleerde was de eerste Nederlander die iets schreef over de hunebedden. Zijn betoog stamt uit 1547 en is hoogst opmerkelijk:
‘Ik kan hier zeker niet voorbijgaan aan die Zuilen van Hercules waarvan Tacitus vermeldt dat zij bij de Friezen zeer bekend waren en waarvan de resten […] in het dorp Rolde niet ver van Coevorden nog steeds te zien zijn, tot verbazing der toeschouwers. De afzonderlijke stenen, die een grote stapel vormen, zijn namelijk zo groot dat geen wagen of schip ze aangevoerd zou kunnen hebben. Ook zijn daar geen steengroeven omdat het land moerassig is, zodat het vermoeden bestaat dat zij aangevoerd zijn door demonen, die daar onder de naam Hercules vereert werden. Want op de zuilen lagen altaarstenen, bij welke altaren de bewoners levende mensen offerden, vooral vreemdelingen, die zij voordat zij hen slachtten dwongen door de nauwe gang onder de altaarstenen te gaan. En als die er door kropen werden ze met drollen besmeurd en gegrepen. Dat doet men daar nog steeds, vooral als ze geboren Brabanders zijn, waarbij het dikwijls tot moorden komt. De gang zelf heet wegens haar smadelijkheid ‘s Duvels Kut, dat wil zeggen Daemonis Cunnus. Maar aan het offeren heeft Sint Bonifacius een einde gemaakt’. (8)
Het hunebed van Rolde (D17) heeft dus de eer de mogelijke zuilen van Hercules te zijn! De zuilen van Hercules zijn een Grieks/Romeinse omschrijving voor het punt waar Hercules niet verder kon in zijn omzwervingen, kortom het einde van de bekende wereld. In Gibraltar was zo’n einde, maar ook – volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus – in Frisia, waar het huidige Drenthe toebehoorde. Volgens Schonhovius werden daar demonen vereerd onder de naam Hercules. Dezen hebben de zuilen met altaarstenen gemaakt die wij nu hunebed noemen. Hercules die in zijn woestheid en enorme kracht zeker niet onderdoet voor welke reus dan ook is een passende naam voor een demon met reusachtige krachten. Hier is duidelijk de demonisering van het reuzenvolk te zien! Het duivelsoffer wat hier plaats zou vinden kom ik alleen nog in een latere sage tegen:
Een jong stel mocht van hun ouders niet met elkaar trouwen. Een tovenares gaf de jongen het advies om met middernacht naar het hunebed te gaan. Door het opzeggen van een spreuk zou hij daar de duivel kunnen oproepen, die hem hulp kon bieden. De wanhopige jongen deed het, met een gruwelijk gevolg. Hij werd vermist, en later volkomen zwart – als verkoold – terug gevonden bij het hunebed. (9)
Duyvelskutte
Hoe komt een hunebed nu aan zo’n schandelijke naam als ‘duivelskut’? Dit heeft te maken met het heidense geloof dat een plaats en de geest van die plaats identiek waren. De Griekse god Hades was heerser van de onderwereld en tegelijkertijd die onderwereld zelf! Ook Hel was de heidense naam van de dodengodin en de onderwereld zelf. De hel werd in de Christelijke tijd overgenomen door de duivel. Dat het hunebed wordt geassocieerd met een vrouwelijk lichaamsdeel betekent waarschijnlijk dat de demonisering van het hunebed als ‘duyvelskutte’ gericht is geweest tegen een vrouwelijk wezen, zij het geest of godin. Zo werd de godin Venus in de middeleeuwen gezien als een duivelin. Verscheidene heuvels werden aangemerkt als Venusberg, waar je haar zou kunnen ontmoeten. Ook bij haar kon het geslacht een ingang zijn, getuige de Venusheuvel als vrouwelijk lichaamsdeel. Het is een zeer oud heidens gegeven om de aarde te zien als het lichaam van de Godin. Dit lichaam hebben we verlaten bij onze geboorte, deze te betreden tijdens ons leven is een semi-dood. Het betreden van het sterk geladen krachtveld van een hunebed kan gebruikt zijn als een initiatieritueel om het voorgeboortelijke bewustzijn op te roepen!
Dan is er nog de naam: ‘s Duvels Kut’ (Daemonis Cunnus). Deze wordt in latere werken nog herhaald. De beroemde geleerden Kempius en Ubbo Emmius (beiden uit de zestiende eeuw) noemen ook de ‘duyvelskutte’ in hun beschrijving van de hunebedden. Uit de betekenis van verwante woorden als Bommelskonte, duivelsaars en Nobisgat – kut en kont zijn etymologisch aan elkaar verwant – mogen we aannemen dat ‘s duvels kut een naam is voor de ingang naar de onderwereld en daarmee te vergelijken met de zuilen van Hercules.
Nog opmerkelijker is het dat deze naam terug te vinden is op een aantal oude kaarten van Drenthe. De sagenverzamelaar Sinninghe oppert dat het hier om ‘duvels kot’ moet gaan – oftewel een woning van de duivel – in plaats van ‘duvels kut’. Dit zou kunnen, maar de hel als woonplaats van de duivel wordt wel vaker via zijn aars betreden, hier vinden we namelijk ook zijn Hellemond! Ook de lokale naam voor het hunebed van Eext ‘trutteveentie’ is te associëren met het vrouwelijk geslachtsdeel. Trut is namelijk naast een scheldwoord ook een ander woord voor de vagina en tegelijk is het een benaming voor de geest van een heks. (10)
Uit het sterk vervormde verhaal van Schonhovius kunnen we een herinnering lezen uit een tijd dat de geest (demon) die woonde in het hunebed nog werd vereerd. Mensen konden er een (bijna) doodervaring meemaken door via de hellemond/duivelskut de onderwereld te betreden. Hoe vies het werpen met drek mag klinken, het zou toch een verre echo kunnen zijn van een vruchtbaarheids- en initiatieritueel waarbij de naakte waarheid – dat bij dood en geboorte altijd drek een rol zal spelen – wordt geïmiteerd. Ook moeten we niet vergeten dat sinds mensenheugenis vernedering een belangrijke rol speelt bij inwijdingsceremonieën. Of dit ritueel werkelijk uitmondde in het offeren van mensen zullen we nooit met zekerheid weten. Het beschuldigen van het doen van mensenoffers is een beproefde tactiek van alle godsdiensten om een concurrerende godsdienst zwart te maken.
In het latere volksgeloof in Drenthe werd wel beweerd dat de kindertjes van onder het hunebed vandaan kwamen. Ook dit is een bewering die goed past bij een vrouwelijke opening.
De duivel speelt ook in het verhaal van Picardt een grote rol, hij zegt:
‘By dese oude Heydensche Reusen-Begraffenissen en Steen-hoopen heeft ‘et in ouden tijden schrickelijck gespoockt; en den Duyvel heeft omtrent de selve wonderlijck sijne personagie ghespeelt: alsoo dat vreemde en ongelooflijcke saken omtrent de selve werden werden geseyt ghehoort en gesien te zijn. Weynige heeft men gevonden soo stout en onvertsaeght/ die het herte gehadt hebbende de selve by nacht voor-by te passeren.‘
In de zeventiende eeuw werden hunebedden nog steeds gezien als spookplekken, waar de duivel zich ophoudt, mensen durfden daar in het donker niet langs te gaan. (11) Er wordt zelfs melding gemaakt van een dominee die opdracht gaf om een hunebed ter plekke op te graven en te vernietigen. Mogelijk waren de geestelijken zich wel bewust van de kracht die in de stenen scholen. Net als eerder de heilige bomen in de allereerste houten kerken verwerkt werden, zijn vele dekstenen van hunebedden gebruikt om te dienen als funderingsstenen van de eerste stenen kerkjes van Drenthe. Andere stenen zijn gebruikt als omheining van het kerkhof. (12) Dit kan zijn om de verering van heidense gebruiken te transponeren naar christelijke. Echter tegelijk kan iets van de kracht van de stenen zo over zijn gebracht op de christelijke cultusplaats.
Grafkelder of inwijdingsplaats
Er zijn twee concurrerende theorieën over het gebruik van de hunebedden. De officiële is alom bekend. Elk bordje noemt het en het hunebeddenmuseum in Borger evenzeer. ‘Hunebedden zijn de restanten van stenen grafkelders waarin het boerenvolk dat het noorden van ons land circa 5400 jaar geleden bewoonde, zijn doden bijzette.’ Of het dan om een massagraf gaat of om het graf van de prominente stamleden is een twistpunt. Zij kregen hun laatste rustplaats onder een ‘bed’ van aarde en stenen. Dit wordt echter niet door gevonden beenderen bewezen. Het enige wat wel in groten getale bij hunebedden werd gevonden zijn potscherven. (13)
De alternatieve theorie wordt – om onbekende redenen – zoveel mogelijk verzwegen. Het hunebed als een inwijdingsplaats. De oude heidenen ‘sliepen’ hier onder niet om te rusten, maar als een vorm van incubatie. Incubatie betekent ‘slapen’ op een heilige plaats met als doel om bezocht te worden door een hogere entiteit, die genezing, wijsheid of andere geheimen kwam brengen. Het bed is dan een cryptische verwijzing naar de meditatieve bewustzijnstoestand waarin de in te wijden persoon moet verkeren om zijn of haar initiatie te verkrijgen. Het is duidelijk dat de te grote, te harde stenen nooit als kussen konden dienen. De werking om het hoofd op de steen te leggen was niet één van rust, maar van inwijding. Het brengt je in een andere bewustzijnstoestand. (14)
De spinwijfjes bij het hunebed van Wapserveen
Rondom de twee hunebedden van Wapserveen (D53 en D54) speelt zich een sage af die iets kan verhelderen over dit inwijdingsaspect. Dit verhaal – opgetekend in 1845 – gaat als volgt:
Bij de hunebedden in de omgeving van Wapserveen zitten oude vrouwtjes te spinnen aan gouden spinnewielen. Een boerenknecht wilde de vrouwtjes eens plagen. Te paard reed hij naar de hunebedden en riep uit: Old wiefien platvoet, Komstoe mar oet; As ‘t kwaad doet. Oftewel: Oud wijfje platvoet, kom maar naar buiten, als het [plagen] kwaad doet. De wijfjes werden hierop kwaad. Daarop reed hij snel weg, maar de vrouwtjes zetten hem na en wierpen hem met groene botten. Gelukkig bereikte hij tijdig de stal: een van de botten echter trof het paard aan de poot en daardoor bleef het dier zijn leven lang verlamd. Had het bot hem getroffen, dan was hij stellig dood geweest. (15)
Het is erg toevallig dat er een vergelijkbare Twentse sage (uit 1837) bestaat die gaat over een ontmoeting met de hunnen. Het gebeuren vindt echter niet plaats bij een hunebed:
In Twente bij Volthe staat de Hunenborg. Dit is een hoogte met een ruïne volgens de overlevering gemaakt door de hunen. Een boerenknecht was met een van deze hunen in gesprek geraakt. Toen deze hun hem de hand wou schudden gaf de knecht hem echter een spit. Deze werd verwrongen door de kracht van de hunenhand. Vervolgens vluchtte hij naar zijn boerderij met de hun op zijn hielen. De hun stak naar hem met het spit of met een lans, maar trof alleen de stiepel van de deur. (16)
In beide verhalen gaat het duidelijk om een soort dapperheidstest. De hunebedden staan bekend als plaats waar het gruwelijk spookt en waar je in contact kan komen met de dodenwereld. Door de bovennatuurlijke wezens uit te dagen bewijst de jongeling zijn moed en zijn mannelijkheid. Hij is van een jongen een man geworden en heeft zo het recht verworven om te trouwen. Als teken hiervan staat in de stiepel het stiepelteken in de vorm van een maalteken. (17) Ook al verschillen deze negentiende-eeuwse sagen sterk van het verhaal van Schonhovius uit 1547, toch hebben zij gemeen dat zowel de oudste bronnen als de verschillende sagen over de hunebedden eerder de theorie ondersteunen van het hunebed als inwijdingsplaats dan die van het hunebed als grafkelder!
Abe van der Veen
Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.
1) www.hunebedden.nl
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hunebed
De hunebedden zijn waarschijnlijk gebouwd tussen 3400 en 3200 jaar voor Christus, dus meer dan 5000 jaar geleden door het volk van de Trechterbekercultuur; dit waren de eerste sedentaire boeren van Drenthe. De officiële datering is gebaseerd op de oudste potscherven die in hunebedden zijn gevonden. Dit geeft een indicatie van de leeftijd, maar geen definitief bewijs. De hunebedden zijn niet uniek voor Drenthe en Groningen, er liggen er ook vele net over de grens in het Emsland in Duitsland. De hunebedden zijn oorspronkelijk bedekt geweest met een aarden heuvel. Meestal zijn ze oost-west georiënteerd, met een ingang in het midden van de zuidzijde. De dekheuvels zijn in de loop van de tijd vrijwel allemaal afgegraven. Ooit zullen de hunebedden dus veel meer op grafheuvels hebben geleken. De grafheuvels in Nederland zijn echter allemaal van jongere datum. Qua symbolische betekenis zijn ze wel aan elkaar verwant. Er zijn 54 hunebedden in Nederland (52 in Drenthe en 2 in Groningen) en 48 in Duitsland (Emsland) overgebleven van de vele honderden die er moeten zijn geweest. De term hunebedden wordt pas sinds 1685 genoemd. Een hunebed is een nadere precisering van de meer algemene benaming dolmen. Een verschil is dat de ingang aan de lange zijde ligt en dat de hunebedden door het volk van de trechterbekercultuur is gemaakt. Steenhopen buiten deze ‘Kulturkreis’ worden meestal dolmen genoemd.
2) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hunebed De Hunnen waren natuurlijk niet de hunebedbouwers. De reuzen waren dat in het volksgeloof wel. Etymologisch ontstond er een verwarring waarbij de hun kon slaan op een reus uit de prehistorie, maar ook op een hun uit de tijd van de Volksverhuizingen. De Hunnen waren minsten zo erg als dat andere volk uit de tijd van de Volksverhuizingen de Vandalen. De mare van hun vernielzucht heeft ons nog steeds opgezadeld met de term vandalist.
3) Picardt – Antiquiteiten van Drenthe 1660 p. 22-33 http://bookstore.ewi.utwente.nl/vb/items/show/44651
4) Van Dam – Sterke Jan. Volksverhalen over reuzen p.77
J. Poortman – Witte wieven p. 41
Sinninghe – Drentsch sagenboek p. 9-10 Het kan echter ook de afdruk van de hoef van het paard van Lodewijk Napoleon zijn! Deze liet – volgens de legende – zijn paardrijkunsten zien door met paard en al het hunebed op te springen.
5) http://nl.wikipedia.org/wiki/Ellert_en_Brammert
6) Ook zijn er waarschijnlijk vele hunebedden gesneuveld als versteviging van zeeweringen. Zo zullen er veel meer hunebedden zijn geweest dan er nu nog te zien zijn. Men gokt er nu op dat er minstens het dubbele aantal aan hunebedden is geweest, dus meer dan honderd. http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hunebed
7) De benaming ‘trutteveentie’ wordt genoemd in een artikel in het tijdschrift Onkruid 173 p. 157
Enkele Duitse hunebedden hebben de interessante benaming ‘Braut’ (Visbeck) of ‘Brautsteinen’ (Horn). Bij het hunebed van Horn zwoeren de geliefden – op de avond voor hun huwelijk – elkaar eeuwige trouw. (van Gilst – De eeuwige ordening p. 286) Over zo’n bruidssteen in Lüchow gaat de sage dat een bruid daar zwoer haar ridder nooit te verraden. Eerder zou de steen waarop ze zaten uit de grond oprijzen om haar te verzwelgen of te verpletteren dan dat dat zou gebeuren! Helaas voor de ridder ging ze toch vreemd met een ander, echter toen zij beiden op de steen zaten te minnekozen, rees de steen op en verpletterde het stel. Toen de ridder naar zijn vrouw zocht, zag hij de heide roodgekleurd van bloed en ook op de steen was het bloed nog te zien. Hij sloeg een aantal keren met zijn zwaard in de steen en elke keer kwam er een straal bloed uit! Ook hoorde hij een klagende stem komen uit de diepte. Hij nam ter herinnering een struik rode heide mee van die plaats. http://gutenberg.spiegel.de/buch/50/92
Het hunebed als plek om eeuwige trouw te zweren past bij de stelling dat het om een inwijdingsplaats gaat. Ook het samen gaan van man en vrouw is tenslotte een inwijding. Ook zien we in deze sage hoe de steen bezield lijkt te zijn, zij bloedt en rijst op uit de grond.
Van Duitse hunebedden wordt gezegd dat ze ook fungeerden als gerechtsplaats en als vergaderplaats. Opnieuw dus een cultisch gebruik voor een hunebed. https://nl.wikipedia.org/wiki/Hunebed
Sinninghe p. 12
Bakker – Megalithic research in the Netherlands p. 34 http://www.scribd.com/doc/62968602/Megalith-Research-in-the-Netherlands-1547-1911-From-%E2%80%98Giant%E2%80%99s-Beds%E2%80%99-and-%E2%80%98Pillars-of-Hercules%E2%80%99-to-accurate-investigations
Westendorp – Hunebedden p.53
http://www.encyclopediedrenthe.nl/Stemberg
8) http://www.encyclopediedrenthe.nl/Duvelskut
http://www.scribd.com/doc/62968602/Megalith-Research-in-the-Netherlands-1547-1911-From-%E2%80%98Giant%E2%80%99s-Beds%E2%80%99-and-%E2%80%98Pillars-of-Hercules%E2%80%99-to-accurate-investigations
Sinninghe p.11
9) Tacitus – De Germania Hoofdstuk 34
Sinninghe p.12
10) http://groniek.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/1982/IV_82/OveAltenGra_7/article.pdf Cornelius Kempius (1516-1587) ziet de hunebedden als gedenktekens van de oude Friezen, maar spreekt ook over de duivelskut als volksnaam voor het hunebed: ‘het ontbrak de Oude Friezen niet aan herinneringen aan zeer roemrijke daden en ze hadden zelfs de gewoonte gedenktekenen van uitgehouwen stenen op te richten op plaatsen waar het vast stond dat er iets schitterends door hen was verricht. Opvallende heuvels maakten het de bezoekers geloofwaardig. Inderdaad ziet men heden in Drenthe nog op zeer veel plaatsen geweldige langwerpige stenen in wonderlijke samenhang, op de wijze van een deur, naar boven en naar opzij, als met reuzenkracht, zeer hoog opgericht. Vooral op twee mijl van de stad Groningen, voor wie naar het dorp Rolde gaat en dicht bij Anlo, ziet men ze van dien aard, die in de volkstaal ‘duyffelskutte’ heten. De nieuwsgierige onderzoeker zal er ongetwijfeld op gewezen wordèn, dat vanwege beroemde daden van de voorouders en de veldslagen daar geleverd, dergelijke geweldige stenen zijn opgericht en nog bestaan. Men levert over dat de Romeinse bevelhebber Drusus op die plaats vroeger zijn legerplaats heeft gebouwd en door de Friezen verdreven is.”
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M010055 De zegswijze: Hij gaat naar Bommelskonten, drie uren boven de hel, waar de honden met het gat blaffen (harreb. 1, 75b [1858]), betekent naar het schijnt zoveel als: hij steekt zich in een netelige zaak, hij gaat zijn verderf tegemoet. Vergelijkt men hiermee benamingen van plaatsen als Duivelsaars (staring 2, 204 [1836]), nobisgat (”Orcus, orci culus”, kil. [1599]), daemonis cunnus, opening tussen de stenen van een hunebed (v. d. bergh, Wdb. d. Ned. Myth. 34 ), dan wordt het niet onwaarschijnlijk dat met Bommelskonten eigenlijk bedoeld zou zijn: de ingang van de onderwereld, later in het algemeen: een plaats waar het niet pluis is, en waarheen men iemand verwenst.
Sinninghe p.11
Voor de betekenis van trut zie: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/trut en https://en.wikipedia.org/wiki/Drude
11) Picardt – Antiqueteiten van Drenthe http://bookstore.ewi.utwente.nl/vb/items/show/44651
12) Kinderen van onder het hunebed: J. Schuyf – Heidens Nederland p.90
Nederlandse overleveringen – K. ter Laan p. 6
Ook werden in de achttiende eeuw vele hunebedden ontmanteld om als onderdeel van een zeewering te dienen. Er zullen voor die tijd mogelijk honderden hunebedden zijn geweest..
http://www.encyclopediedrenthe.nl/Hunebed
13) http://www.encyclopediedrenthe.nl/Hunebed
www.hunebedden.nl
De theorie is dat die botten door de zure grond allang zijn verteerd.
http://de.wikipedia.org/wiki/Hunengrab
In het Duitse verhaal wordt wèl kritiek geleverd op de grafkamertheorie en gezegd dat de hunebedden mogelijk meer haar nut vonden in het gebruik voor cultische handelingen.. De Nederlanders vinden het vooral leuk om denigrerend en blasé te doen over andere theorieën, en als zij die al noemen dan de nadruk te leggen op de meest vergezochte zoals die van Frits Bom met zijn hunebedden als ‘schuilkelders’. Dat zijn natuurlijk makkelijke inkoppertjes.. http://www.hunebedden.nl/hunetxt.htm#A.1 Eerlijk gezegd wordt het ze soms ook wel lastig gemaakt om niet te ridiculiseren als de cultische betekenis van het hunebed bv. gekoppeld wordt aan graancirkels http://www.leylijnen.com/hunebedden.htm
14) Je kan hier bv. denken aan de trance-slaap van Jacob toen hij de steen van Bethel gebruikte als kussen. Bij die slaap zag hij de ‘Jacobsladder’ die reikte tot aan de hemel. Een tweede keer vocht hij zelfs een duel uit met God.
Dat dit zo kan werken weet ik uit de verhalen, maar ook uit eigen ervaring. Bij het plaatsen van mijn lijf en hoofd op een van de stenen van het hunebed van Wapserveen voelde ik hoe ik uit mijn lijf en in een andere dimensie getrokken werd..
15) Sinninghe p. 15, Uit Wolf – Deutsche märchen und sagen p. 581-582 nr. 471 http://archive.org/stream/deutschemrchenu00wolfgoog#page/n620/mode/2up
16) De Blécourt – Verhalen van stad en streek p. 194 Hunnen worden geacht nog veel meer prehistorische bouwwerken te hebben gemaakt. De hunnenborg is er één van.
Er is ook een Iers verhaal over de Banshee die een boer achterna zit haar stamper naar hem werpt die mist en vervolgens zijn haardtang in haar ijzeren greep verwringt. Ook Ierse mannen moeten tenslotte hun dapperheid kunnen bewijzen!
17) http://www.abedeverteller.nl/witte-wieven-wit-hier-bring-ik-oe-t-spit/ In mijn artikel over de witte wieven vertel ik uitgebreid over een gelijkaardige sage uit Twente. Deze lijkt te gaan om een inwijdingsritueel. In het kort komt het er op neer dat de boerenknecht zijn dapperheid moet bewijzen door naar een grafheuvel – de inwijdingsplek – te gaan, daar de bovennatuurlijke gedaanten uit te dagen (plagen) en vervolgens een (bijna) dood ervaring te ondergaan. Als bewijs van het volbrengen van de proef, wordt de stiepel gemarkeerd met het maalteken X. Hiermee verwerft hij het recht om te trouwen en zich te vermenigvuldigen. Ook in de sage met de Hunnen zal er het teken van de inwijding op te zien zijn geweest, ook al wordt dat door de sage niet verteld.
The post Het verhaal van de hunebedden: duivelskut of reuzengraf? first appeared on Abe de Verteller.
]]>