Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.
]]>Kobold en galgenman
De Nederlandse kabouter en de Duitse Kobold zijn etymologisch aan elkaar verwant. Het woord betekent beschermende huis- of stalgeest. (In de folklore wordt zelden over de tegenwoordig zo populaire boskabouter gesproken.) Ook de Franse geest gobelin en de Engelse (hob)goblin horen bij dezelfde woordgroep en zijn huisgeesten. (1) De huisgeest heet in Duitsland ook wel het Heinzelmännchen, Wichtelmännchen of Galgenmännchen. In het dertiende-eeuwse Duitsland werden van deze kobolden beeldjes gesneden uit alruin, buxus of was om in de kamer te zetten. Rondom het galgenmannetje – een mensvorm gesneden uit een alruinswortel – bestond een plethora aan magische voorstellingen. Voornamelijk vanwege de hallucinogene effecten van de wortel en de vorm die enigszins aan een naakte man doet denken. (2)
Het beeldje zou geluk en welvaart brengen, maar als hij slecht behandeld werd kon hij ook tot een plaaggeest worden. De kobold zou de geest van de boom of plant zijn die in het beeld gevangen zat. Deze beelden waren dertig tot zestig centimeter. Ze hadden groene kleren aan en een buitenproportioneel grote mond. Zij werden opgesloten in dozen en binnen op geheime plaatsen bewaard, waarschijnlijk dicht bij de haard. Hij is daarmee te vergelijken met de Laren en Penaten uit de Romeinse tijd. (3)
Hobgoblin
In Engeland wordt deze geest ‘(hob)goblin’ genoemd. De ‘hob’ is de haard, dus het is een huisgeest die voornamelijk bij de haard verblijft. Als hob of hobgoblin is het een goede geest die ‘s-nachts als de mensen slapen – meestal naakt of in lompen gekleed – huishoudelijke taakjes doet. Alleen als hij slecht behandeld wordt kan hij tot een plaaggeest verworden. De goblin daarentegen is al een kwade plaaggeest vanaf het begin. Het lijkt alsof de hob of haard en daarmee het vrouwelijke element de trekken van de goblin verzacht en hem milder maakt. De hob wordt ook in verband gebracht met de godin Cova/ Godiva. Haar schrijn in Coventry stond bij de bron van Hob. Robin Goodfellow en Puck worden ook wel hobgoblin genoemd. Hij werd wel voorgesteld als een priapische duivel met ezelsoren. (4)
In een sage uit Herefordshire vinden we een duidelijke connectie met de haard: in een huis woonde een hobgoblin die, als het niet naar zijn zin ging, alle sleutels van het huis stal. Pas als er cake op de haard werd geplaatst en de mensen van het huis rondom het vuur gingen zitten met gesloten ogen kwam hij terug op zijn plaats op het hoefijzer dat boven het vuur hing en gooide hij de sleutels tegen de muur. Een hoefijzer is één van de symbolen van de aardegodin. (5)
Kabouter, tomte en lutin
Een sage uit Noord-Holland vertelt in een paar zinnen de connectie van de huisgeest met een offer en met de haard: in een huis waren er naast het grote rookgat onder de schoorsteen nog twee kleinere gaten. Daaruit kwamen ‘s-nachts ‘klaboutertjes’. Elke avond zette de vrouw eten voor hen klaar, maar de man begon dat te vervelen en gooide petroleum over het eten. De dag daarop vonden ze een brief met de woorden: ‘klaboutertje zijn eten weg, klaboutertje zijn zegen weg’. Na die tijd was er geen voorspoed meer in het huis. (6)
Het is opmerkelijk dat de kabouters in vele sagen worden voorgesteld als naakt. Of dit ook priapisch naakt is wordt er niet bij verteld, maar deze zestiende-eeuwse illustratie uit Zweden van een – klusjes in de stal verrichtende – ‘tomte’ doet dit wel vermoeden. De tomte of nisse is de Scandinavische variant van de huisgeest. (7)
In Frankrijk werd de huisgeest ‘lutin’ genoemd. Hij komt al voor in de literatuur van de twaalfde eeuw. Lutin komt van ‘netun’ en ‘nuiton’ wat Neptunus de zeegod en ‘nuit’, de nacht betekent. Er is dus een associatie met water en duisternis. Toch is hij ten eersten male een huisgeest, maar dan wel eentje die via de haard en de schoorsteen in verbinding staat met de duistere waterige wereld daarbuiten. Hij is geobsedeerd door vrouwen en wil hen aldoor plagen wat heeft geleid tot het woord ‘lutiner’ voor ietwat getint plagen of kietelen. (8)
De haard
De verschijning van al deze geesten wordt duidelijker als je weet dat de haard één van de ingangen is naar de geestenwereld. Zij konden via de schoorsteen binnenkomen uit de bovenwereld en onder de haardsteen vandaan uit de onderwereld. Het Latijnse woord voor haard is focus en wie zich kan concentreren op het vuur in de haard, die kan naar binnen kijken. Via de schouw kan hij schouwen en verder kijken dan de materiële wereld. Heksen, Sinterklaas en de elfen reizen via de schoorsteen, maar ook de voorouders kunnen zo een kijkje nemen in de mensenwereld. Door middel van de beeldjes en het kleine offer van melk en brood blijven zij verbonden met de plaats waar zij vroeger geleefd en gewoond hebben – of anders met de familie waar ze bij hoorden – en houden via de schouw een oogje in het zeil. (9)
Dit geeft ook een goede reden voor de naaktheid van de kabouter: alleen zonder kleren valt er te reizen in de geestenwereld. Kleren zijn materie en die laat je thuis. Het aanbieden van kleren is dan ook een grote belediging! Ook de heksen reisden naakt via de schoorsteen naar de sabbat.
De witches’ familiar
Vooral in de bronnen over heksenvervolgingen in Engeland komt de ‘witches familiar’ voor. Deze wordt omschreven als een demon of ‘imp’ in de vorm van een klein dier. Dit kan een kat of een pad zijn, maar ook een muis of zelfs een hommel. Deze familiar is aan de heks gegeven door de duivel als onderdeel van haar pact met hem. Zij stuurt hem er op uit om te spioneren, maar ook om – in haar opdracht – mensen ziek te maken of melk of boter te stelen. Tegelijk lijkt het een soort van gezelschapsdier. In ruil voor deze diensten voedt de heks het wezen met haar bloed of melk via een verborgen derde tepel. Naast het duivelsmerk zochten heksenjagers ook naar deze ‘witches’ teat’.
Er bestaat een grote kans dat deze familiar een vervormde en gedemoniseerde variant is van de welwillende huisgeest. Ten eerste is de naam ‘familiar’ verwant aan de ‘lar familiaris’ als naam voor de Romeinse huisgeest die als beeldje werd bewaard in het Lararium dichtbij de haard. Ten tweede zijn er enkele middeleeuwse bronnen waarin van huisgeesten verteld wordt dat zij stelen van andere families om op die manier hun bezitter zegen te brengen. In deze bronnen wordt dit nog niet in connectie gebracht met demonen of kwade hekserij. Burchard van Worms (elfde eeuw n.o.j.) vertelt bijvoorbeeld over zogenaamde faunen. In zijn versie zijn dit kleine wezens die in de kelder wonen. Ze brengen in ruil voor kinderschoentjes en kleine boogjes de goederen van anderen naar je toe. Notker de stotteraar vertelt in de tiende eeuw over een wezen genaamd ‘de harige’. Deze woont in het huis van een smid die hij beloofd heeft om zijn wijnkruik elke ochtend vol te maken door de wijn van een vrek te stelen. (10) Het is een kleine stap om van deze huisgeest een demon te maken en dan van zijn eigenaar – zeker als deze kleine offers maakt – een heks.
Mijngeesten en scheepskabouters
De huisgeest heeft een aantal zeer interessante connecties met de mijngeest en de geest van het schip. Ook in het schip en de mijn vinden we kleine gemutste mannen die kobold of klabouter genoemd worden en die het schip en de bemanning of de mijn en de mijnwerkers beschermen. Mogelijk namen de schippers en mijnwerkers de beeldjes van hun huisgeesten van thuis mee om ook op gevaarlijke plekken als de zee en onder de grond voor bescherming te zorgen. Dit zou logisch zijn als je weet dat de mijnen geassocieerd worden met de onderwereld en de zee met de kosmische zee van de nachthemel. Op beide plaatsen weten deze geesten de weg.
Als mijngeest heeft de kobold gezorgd voor het woord kobalt (een metaalsoort), net zoals de berggeest- of duivel Nickel heeft gezorgd voor de benaming van het metaal nikkel. Beide metalen werden door de mijnwerkers niet erg op prijs gesteld. De kobold waarschuwde de mijnwerker voor mogelijk instortingsgevaar door vlak van te voren kloppende geluiden te maken. In Cornwall heten ze daarom ook ‘knockers’. Andere mijnwerkers – die ze vooral als boze geesten zagen – beschuldigden ze juist dat de geluiden afkomstig waren van kobolden die bezig waren de mijnen te doen instorten. (10) Naast de kobold als mijngeest gaat er ook een theorie dat de kabouter oorspronkelijk zelf een mijnwerker is geweest. In het middeleeuwse Cappadocië zouden mijnwerkers de typische kaboutermuts hebben gedragen en ook – vanwege de nauwe gangen – dwergachtig zijn geweest. Aan de ingang van de mijn werden beelden geplaatst die op hen leken. Later werden deze beelden nagemaakt en in Italiaanse Rennaissance-tuinen geplaatst. Zo zou het mogelijk hebben geleid tot ons beeld van de tuinkabouter. (11)
(een zestiende-eeuwse afbeelding van alle drie varianten: links de mijngeest, midden de huis/stalgeest en rechts de geest van het schip – Olaus Magnus – Gentibus 1555)
Klabouterman
Aan boord van Duitse, Nederlandse en Vlaamse schepen was er een beschermende geest die Klabouterman werd genoemd! Klabouter zou van ‘klabastern’ oftewel geluid maken of rommelen komen. De klabouter klopte op de scheepswand om te waarschuwen waar de slechte plekken zaten. Precies zo waarschuwde en klopte de mijnkobold voor een mogelijke instorting van een mijngang! Het ‘bold’ deel in kobold zou weer terug te vinden zijn in poltergeist, waarbij dit dan staat voor ‘bolderen’ of ‘polteren’, wat ook lawaai maken betekent. De scheepskabouter was de geest die in het boegbeeld van een schip zat, of in een beeldje dat vastgemaakt was aan de mast. Deze was gemaakt uit de levensboom van een gestorven kind. De ziel van het kind zou in het beeld zitten. De geest beschermde het schip en hielp zelfs bij kleine taken aan boord. Als de klabouterman van boord ging was dit een duidelijke waarschuwing dat het schip zou vergaan. (12)
Conclusie
Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van huisgeesten in Europa. Voor mij is het wezen en de oorsprong van de huiskabouter zo belangrijk omdat ze – via de haard – een connectie maken met die andere wereld waar we onze energie en inspiratie vandaan halen. De kabouters zijn bijna altijd mannelijk, maar zij wonen in het ultiem vrouwelijke, de haard. Zo symboliseren zij een samengaan van mannelijke en vrouwelijke energie, die soms verbeeld wordt door ze fallisch af te beelden. Ook al heeft een modern huis vaak geen haard meer, toch kunnen we via ons huisaltaar – en de beeldjes die daar op staan – het geluk en de kabouterzegen ons huis binnen laten stromen!
Abe van der Veen
Lees ook deel 1: de fallische kabouter http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/
Noten
1 http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold
2 Vorig jaar heb ik een artikel over de alruinswortel geschreven. Deze maakt onderdeel uit van mijn boek over de symboliek van bomen en kruiden.
3 N. Arrowsmith – a field guide to the little people p.136
http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold
Grimm – Teutonic mythology H 17 p.12
4 http://weavingandmagic.blogspot.nl/2011/01/lady-godiva-and-her-priest-king.html
De vrouwelijke pendant van de cofgoda’s of de genii cucculati was Cuda/Cofa/Goda. Ook bekend als de naakt paardrijdende vrouwe Godiva. In Cofa zit het woord huis en Cuda wordt afgebeeld samen met de kabouterachtige genii cucculati. In Coventry was haar schrijn bij de bron van ‘Hob’. Hob werd ook gebruikt als volkse naam voor de duivel, maar is vooral bekend als hobgoblin, de huisgeest bij de haard. (zie ook mijn vorige blog over de kabouter)
Shakespeare – A midsummernight’s dream
5 Arrowsmith p.122
6 K. ter Laan – Nederlandse overleveringen p. 46
7 http://en.wikipedia.org/wiki/Tomte
8 http://fr.wikipedia.org/wiki/Lutin
9 Walker – Woman’s dictionary p.137
Denk ook aan de wortel en het hooi in de schoen voor het paard van Sinterklaas.
9b Russell – Witchcraft in the middle ages p. 217
Lecouteux – The tradition of household spirits p. 91
10 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikkel
http://en.wikipedia.org/wiki/Kobold
11 Dhaene en vanden Berge – Mannen met baarden p. 26-27 en 38-40
12 Arrowsmith 152
http://en.wikipedia.org/wiki/Klabautermann
13 Het teken van de haardgodin is een conisch gevormde hoop met as waarin de rode gloed van het vuur bewaard wordt. Dit doet sterk denken aan de conisch gevormde hoeden van de Genii Cucculatii en de latere kabouters.
N. Arrowsmith – a field guide to the little people
B. Thorpe – Northern mythology p. 183-184
T. Keightley – Gnomes, fairies, elves p. 239
The post De oorsprong van de kabouter first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De fallische kabouter. Romeinse en Griekse voorlopers van de huidige tuin- en huiskabouter. first appeared on Abe de Verteller.
]]>In een aantal boeken wordt beweerd dat de (tuin)kabouter een verre nazaat is van de groot geschapen god Priapus. Dit is de Romeinse god van de tuinen, bijenkorven en wijngaarden. Hij beschermde vooral de moestuinen van de kleine lieden – soms letterlijk door als vogelverschrikker te fungeren – en zorgde zo voor een goede oogst. Priapus heeft inderdaad een aantal opmerkelijke overeenkomsten met de kabouter: hij heeft de kenmerkende rode Frygische muts die de kabouters ook vaak dragen, hij wordt soms klein en zelfs dwergachtig genoemd en hij is vaak dik en lelijk. Ook stonden zijn beeldjes, net als die van de tuinkabouter, in de tuin. Het grote verschil met de kabouter is ook duidelijk: zijn gigantische fallus. (1)
De kabouters in de folklore lijken onschuldige, zelfs seksloze wezens te zijn. Toch kan de schijn bedriegen: zo vindt je nogal eens schattige ezeltjes staan naast de tuinkabouter. Priapus had ook wat met ezels maar dan anders: ter zijner ere werden ezels geslacht. Dit begon nadat Priapus een wedstrijd had gewonnen met een ezel over de vraag wiens lid het grootste was. In een ander verhaal begon deze traditie uit wraak, omdat een ezel door enthousiast te balken de slapende maagd Lotis (of Vesta) had wakker gemaakt. Het plan van Priapus om haar in haar slaap aan te randen werd zo verijdeld.
En dan die rode muts! De muts van de (tuin)kabouters is meestal een Frygische muts. Deze muts zie je – behalve bij Priapus – ook bij de Frygische aanbidder van Pan, koning Midas. Deze zou die muts gedragen hebben om zijn ezelsoren te verbergen. De ezel is echter minstens zo bekend om zijn grote fallus. Dit zou best vergezocht zijn, ware het niet dat er een Gallo-Romeins beeldje van Priapus is gevonden uit de eerste eeuw n.o.j. dat uit twee delen bestaat. De bovenkant is een gebaarde en gemutste man, maar als die kant op wordt getild blijkt er een fallusmannetje onder te zitten! Dit alles heeft er toe geleid dat sommige auteurs beweren dat de rood geverfde fallus van Priapus overgegaan is in de rode muts van de kabouter.
Goden van het huis
Het zojuist genoemde fallische beeldje hoeft niet per se Priapus voor te stellen, het kan ook één van de ‘Genii Cucullati’ zijn. Dit zijn beeltenissen van dwergachtige mannen – meestal drie – met een mantel om en een kap op. Zij werden in de laat-Romeinse tijd in Gallië en Brittannië gevonden. Ze lijken door hun afmetingen en hun conische kap of Frygische muts sterk op kabouters. Zij werden soms – in ieder geval in dit voorbeeld – als fallisch afgebeeld. De Genii Cucullati werden ook afgebeeld samen met een godin genaamd Cuda, die dezelfde zou zijn als Cofa en Goda. (Goda kennen wij het best als de naakt paardrijdende Lady Godiva van Coventry.) Cofa betekent het binnenste deel van het huis en het Angelsaksische woord voor huisgoden is ‘Cofgodu’. Dit zou kunnen betekenen dat de Genii Cucullati goden of geesten van het huis waren. Ook kabouters kan je zien als beschermende geesten van het huis. De afbeelding met Cuda/ Cofa is opmerkelijk. Meestal worden de Genii Cucullatii afgebeeld met eieren, maar in dit voorbeeld krijgen ze van de godin een fallisch uitziend object aangeboden. (2)
Laren en Penaten
Terwijl de kabouter als tuingeest en beschermer goed te vergelijken viel met Priapus, komen we nu met de ‘genii Cuculati’ en de ‘cofgodu’ de voorlopers van de huiskabouters tegen. Temeer omdat cofgodu als synoniem werd gebruikt voor de Romeinse Laren en Penaten. Laren zijn – kort door de bocht – de beschermende geesten van het huis en/of de voorouders. Penaten zijn de beschermers van de voorraad. De kleine beeldjes van de Laren en Penaten werden naast elkaar in elke Romeinse ‘domus’ vereerd en daarom ook regelmatig met elkaar geïdentificeerd. Beiden werden sterk geassocieerd met de haard. De beeldjes werden in de ‘cofa’ – of in het Latijn – de ‘penetralis’ bewaard. De Penaten worden ook wel ‘penetralia’ genoemd. De voorraadkast stond bij de Romeinen in het binnenste deel van het huis, de zogenoemde ‘penus’. Hier was ook het kastje waar de beeldjes van de Laren en penaten stonden; het Lararium. Deze was meestal dicht bij de haard te vinden. Daarin klopt de beeldspraak goed, want de haard is het hart van het huis en tegelijkertijd via het rookgat in het dak een toegang naar de andere wereld en zo te vergelijken met de vulva. Een voor de hand liggende plaats voor fallische beeldjes. (3)
Vergelijking met de kabouters
Ook op andere gebieden hebben de Laren en Penaten veel gemeen met de huiskabouters. Net als met de kabouters werd er een klein offer aan ze gebracht in de vorm van bijvoorbeeld wat brood en melk dat de haard in werd geschoven. Als ze met respect werden behandeld zouden ze het huis zegen en welvaart brengen. Huiskabouters deden dat letterlijk door allerhande kleine klusjes voor de familie op te knappen in de nacht, maar ze brachten ook figuurlijk zegen aan het huis. Als de kabouter vertrok verdween meestal ook het geluk in het huis. Als de familie zelf vertrekt uit het huis blijven de Laren zitten, maar de Penaten – die verbonden zijn aan de familie – verhuizen mee. Hierin lijken ze ook op kabouters. In verschillende sagen wordt verteld van kabouters die dusdanig eng of lastig zijn, dat de familie besluit om te verhuizen. Echter als alles op de wagen is gestapeld blijkt bovenop het huisraad de huiskabouter te zitten die gewoon mee gaat met de verhuizing! Meestal besluit men dan om te blijven en de huisgeest dan maar te gedogen. (4)
(beeldje van een Lar, Spanje eerste eeuw n.o.j.)
De sierlijke afbeeldingen van de Laren lijken niet echt op kabouters. Maar met de Lar Familiaris van de tempel van Vesta in Rome behouden we wel de fallische connotatie. Vesta, de godin van de haard bewaarde in het heiligste der heiligen van de tempel (de penus) een aantal heilige voorwerpen. Ten eerste het Palladium – dat beschreven wordt als een fallisch object of anders een object dat de coïtus voorstelt -, vervolgens de Penaten die Aeneas uit Troje had meegebracht en ten laatste de ‘fascinus populi Romani’. Dit was een beeltenis van de Lar Familiaris van het Romeinse volk in de vorm van een fallus. Die fallus werd bij rondritten van triomferende generaals uit het heiligdom gehaald om onder het rijtuig van de generaal te plaatsen als bescherming tegen het boze oog.
Verder komt deze ‘fascinus’ voor in een verhaal over de conceptie van de zesde koning van Rome, Servius Tullius. Zijn moeder was een Vestaalse maagd. Toen zij het eeuwige vuur van de heilige haard had besprenkeld met een offer voor de Lar Familiaris rees er een fallus op uit de haard die haar penetreerde. Hierdoor werd zij zwanger. De fallus is hier naar alle waarschijnlijkheid een verschijningsvorm van de Lar Familiaris. Ook van Romulus, de stichter van Rome, wordt gezegd dat zijn moeder door een uit de haard op rijzende fallus werd bezwangerd. (5)
Etymologie van de kabouter
Het Nederlandse woord kabouter is al bekend uit de zestiende eeuw en als ‘cobbauter’ zelfs al uit de dertiende eeuw. Hij wordt daar een kwade geest genoemd. Het eerste lid zou komen van cove (denk aan de cofgodu) of kuba wat huis of stal betekent, met name het binnenste gedeelte. Het tweede lid –bouter zou van ‘old’ komen wat beschermen of besturen betekent. Dit is beter te plaatsen als je het woord kabouter naast het Duitse kobold zet. Outer – oud wordt dan old. Het tweede lid kan ook geest of demon betekenen. Zo krijg je uit de etymologie het beeld van een beschermende huis- of stalgeest. (6)
Het woord kobold/kabouter zou zelfs van het nog oudere ‘kobalos’ af kunnen stammen. De ‘kobaloi’ waren plaaggeesten uit de Griekse oudheid in de vorm van fallische dwergen met conische hoeden op. Kobalos betekent schurk of schavuit. Deze geest wordt wel vergeleken met geesten als de ‘kerkopen’ en de ‘kabeiroi’. In de bronnen worden al deze wezens als fallisch aangeduid. Helaas zijn er weinig gegevens of afbeeldingen van deze geesten. Het blijft zo bij een tantaliserende glimp van de aller-vroegste kabouter. De ‘kobalos’ heeft zijn naam mogelijk gegeven aan verschillende huisgeesten door Europa heen zoals de Franse gobelin, de Duitse kobold, de Engelse (hob)goblin en de Nederlandse kabouter. (7)
Conclusie
Al sinds de oudheid weten we ons huis en haard beschermd door een huisgeest of god. Over de eeuwen heen is dit wezen telkens van naam veranderd, maar zijn functie bleef dezelfde: bescherming, vrede en vruchtbaarheid brengen aan het huis en de familie. Telkens onder de oppervlakte verborgen werd dit wezen gekoppeld aan de fallus. Nog meer verborgen is het wellicht dat deze fallische huisgeest in of bij de haard hoort. Pas als het ultiem mannelijke bij het vrouwelijke wordt gebracht kan er werkelijk vrede, vruchtbaarheid en voorspoed in het huis zijn!
Zie ook deel twee: http://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/
Abe van der Veen
Noten:
1 Dhaene en vanden Berge – Mannen met baarden p. 26-27 en 38-40
http://www.sacred-texts.com/cla/priap/priapeia.htm
Zelfs de Egyptische god Bes wordt wel als een voorloper van de kabouter gezien. Hij is inderdaad een beschermer van de familie, vruchtbaarheid brengend, ithyfallisch en dwergachtig. Hij zag er zo uit:
2 Symbol and Image in Celtic Religious Art -Miranda Green p. 185
http://weavingandmagic.blogspot.nl/2011/01/lady-godiva-and-her-priest-king.html
3 Conway – demonology and devil lore p.233
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.04.0059:entry=penetralis
4 Lankester – Westerse goden en godinnen p. 143
http://en.wikipedia.org/wiki/Lares_Familiares
5 The idea of a town – Rykwert p. 159
http://en.wikipedia.org/wiki/Servius_Tullius#Parentage_and_birth
http://en.wikipedia.org/wiki/Fascinus
6 Kabouter: zou afgeleid zijn van het Germaanse woord *kuƀa-walda ‘huisbewaarder’ of *kuƀa-hulþa ‘het huis welgezinde’ (als Duits Kobold ‘hoogmoedige, goed- of kwaadaardige huisgeest’), dat waarschijnlijk een samenstelling is, waarvan neemt dan als eerste lid aan Middelnederlands cove, Oostmiddelnederlands cave ‘hut, huisje’ (vgl. Duits Koben ‘stal, schuur’, Engels cove, Zweeds kofve ‘vertrek’). Dit woord vergelijkt men met Oudengels cofgodu, cofgodas ‘penates, lares’.
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kabouter
7 The great Dionisac myth part two – Brown p. 230
http://en.wikipedia.org/wiki/Kobalos
Ook interessant: the loyal worshipers of Priapus would not give up reverance for their favorite god. The expression of this unwavering reverance included the baking of bread in the shape of phalli on every available celebratory occasion, including church holidays. Unable to disuade the people from this rather un-Christain practice, the wise church fathers sanctified the loaves, providing each had three crosses carved into its top. Thus was the supposed beginning of hot crossed buns. Reyes, E.C. – In his name 60
The post De fallische kabouter. Romeinse en Griekse voorlopers van de huidige tuin- en huiskabouter. first appeared on Abe de Verteller.
]]>