Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.
]]>Morpheus, de droom als boodschap van de geest
Dromen worden al genoemd in de vroegste literatuur. Er staan voorspellende dromen in het epos van Gilgamesj (3000 v.o.j.) uit het oude Sumerië. In de oudheid, in Griekenland, Rome, Babylonië en Egypte werden dromen dan ook zeer serieus genomen. In de antieke wereld genereerde je niet zelf je dromen – zoals wij dat nu zien – maar je werd bezocht door dromen. De droom was het teken van een nachtelijk bezoek van een god of geest. Hij gaf zo boodschappen door uit de andere, geestelijke wereld. De droom zou wijze raad brengen.
In Griekenland werd dit poëtisch verwoord: Morpheus is de god van de dromen. Hij is de zoon van Hypnos, de god van de slaap. Hij was de leider van de Oneiroi, de kinderen van Nyx, de godin van de nacht. Als donkergevleugelde vleermuizen kwamen deze ‘daimones’ of ‘genii’ ‘s nachts uit hun grot in Erebos (een duistere streek van Hades, de onderwereld) en brachten de mensen dromen in hun slaap. In de Metamorfosen van Ovidius is Morpheus een gevleugelde meester van gedaanteverwisseling. Hij kan uiterst nauwkeurig het uiterlijk en de stem van een mens nabootsen. Zo bezoekt hij de dromen van mensen en doet zich voor als een vriend of verwant van de dromer. Zijn broers zijn Ikelus en Phantasus. Deze doen zich respectievelijk voor als een dier of een voorwerp. (1)
Pythagoras beweerde dat in de droom – net als in de dood – de ziel het lichaam verlaat om te communiceren met hogere, geestelijke wezens. De Egyptenaren geloofden hetzelfde: één van de zielen, de ‘ba’, ontstijgt in de droom het lichaam. Deze ‘ziel’ kan je ook de ‘dubbel’, het astrale lichaam of anders het ‘alter ego’ noemen. De menselijke ziel stijgt omhoog en de geest of god daalt af en zo kan er een contact gemaakt worden tussen de beide werelden.
De droom werd zeer serieus genomen. Een god of geest gaf je advies of informatie over je lotsbestemming. Dit advies niet volgen stond bijna gelijk aan godslastering. Een god kon je tenslotte beter niet dwars zitten! Een beroemd voorbeeld hiervan is de held Theseus die na een droom zijn minnares Ariadne achterlaat op het eiland Naxos. Theseus had haar beloofd om, in ruil voor haar hulp in het labyrint, haar tot vrouw te nemen. Maar de god Dionysos kwam tot hem in een droom en vertelde hem dat hij andere plannen met haar had. Theseus had geen keus en moest haar achterlaten. Dionysos trouwde vervolgens zelf met Ariadne.
Dromen gestuurd door een god zijn vrij zeldzaam. Het gaat vaker om de boodschappen van een geest. Het woord voor geest is in het Latijn ‘genius’ en in het Grieks ‘daimon’. Deze geest kan ook je persoonlijke ‘genius’ zijn. Hiermee bedoelen we de geest die al vanaf je geboorte continu bij je is (je kan dit ook zien als je ‘hogere zelf’). Als je de aanwijzingen volgt van je genius, dan val je telkens meer samen met je genius. Zo wordt je logischerwijs geniaal! Je volgt namelijk de wenken om een ideale groei door te maken van je ziel. Ook dan is het dus belangrijk om het advies van een droom goed op te volgen.
Oneiromantie, de kunst van het uitleggen van dromen
Helaas zijn dromen lang niet altijd even helder. De droomtaal is te vergelijken met orakeltaal. Ze werden gezien als moeilijk te interpreteren, dubbelzinnige boodschappen van de goden of geesten. Hoe kon dan toch hun boodschap, hun mare, uitgelegd worden? Homerus vertelde dat de ware dromen komen door de poorten gemaakt van hoorn, maar valse dromen komen door de poorten van ivoor. (2) Het woord hoorn staat in het Grieks voor ‘vervulling’ en ivoor voor bedrog. Hoe mooi dit beeld ook is, het brengt ons niet veel dichter bij de waarheid of betekenis van dromen. Om toch achter de taal der dromen te komen werd in de oudheid de kunst van de ‘oneiromantie’ ontwikkeld, het profeteren aan de hand van dromen. Dit werd al bedreven door de Mesopotamiërs en de Egyptenaren en kwam tot volle bloei bij de Grieken. Daar schreef Artemidorus (200 n.o.j.) de oneiro-critica, een vijfdelig werk over de interpretatie van dromen. Dit zijn de eerste boeken die puur over dit onderwerp gaan. Wel zijn er al vroegere, losse teksten uit Egypte en Babylonië. De meeste mensen lazen echter geen boeken en zullen bij zichzelf te rade zijn gegaan of naar een specialist toe zijn gegaan. (3)
De beroemdste droomuitlegger die wij kennen is waarschijnlijk Jozef uit de Bijbel. Het verhaal verteld dat toen hij in Egypte in de gevangenis zat, hij bij de farao ontboden werd om hem een droom uit te leggen. De farao vertelt hem een bizarre droom over zeven vette koeien en zeven magere koeien en Jozef weet de droom kundig uit te leggen als zeven vette jaren en zeven magere jaren. De farao is zo onder de indruk van Jozefs kunde en wijsheid dat hij hem tot onderkoning maakt! Toch is het raadselachtig dat Jozef als gevangene waardig werd bevonden om de dromen van de Farao uit te leggen. Mogelijk biedt een eerdere scène in zijn verhaal hier klaarheid over. De broers van Jozef zijn jaloers op hem omdat hij een veelkleurig kleed heeft ontvangen en werpen hem in een put. Dit gaat mogelijk om een inwijding. De afdaling in een Abatton/adyton (een gewijde kuil of put) was namelijk een veel voorkomende manier om iemand in te wijden tot diepere kennis. In de put onderging men een visioen of een quasi-dood en herrijzenis. Mogelijk mocht hij daarna pas het veelkleurige kleed ontvangen, waar zijn broers zo jaloers over waren, want het veelkleurige hemd is te zien als een symbool voor de zeven sferen waar hij doorheen kon reizen in zijn visionaire slaap. (4)
De tempelslaap of incubatiedroom
Nu zijn niet alle dromen even speciaal en waar. Vaak moesten de mensen reizen naar speciale, heilige plekken om juist daar te slapen in de hoop op het bezoek van een god of geest die hen een profetische droom zou bezorgen. Deze vorm van dromen wordt incubatie of tempelslaap genoemd. Hiervan zijn er vele voorbeelden. Uit de Bijbel kennen we het verhaal van de aartsvader Jacob die op de vlucht was en toevallig ging slapen op een heilige plek. Daar aanschouwde hij in zijn droom de ‘Jacobsladder’, een ladder waar vele engelen opklommen naar en neerdaalden van de hemel. Hij noemde de plek Bethel, oftewel ‘huis van God’ en zette er ter ere van zijn God Jehova een ‘baetyl’ neer, een heilige steen. Ook Salomo ging slapen op een heilige berg en kreeg daar zijn droom over wijsheid en een lang leven. In de Koran staat weer het verhaal van de grote droom van de profeet Mohammed waarbij hij van Medina naar Jeruzalem reisde op de rug van het wonderdier de Bur’Aq, om vervolgens vanaf de heilige rots Eben Shettya op te stijgen om langs de zeven sferen te reizen naar de hemel om daar Allah te aanschouwen.
Vooral de Griekse tempels van de god en de godin van de geneeskunst, Asklepios en Hygeia werden veel gebruikt voor incubatie. Het idee was dat de – meestal zieke – bezoeker zich in zo’n tempel (het Asklepeion) overgaf aan een strikt regime van vasten, bidden, gezonde beweging, massage en dergelijke, om vervolgens naar een speciale heilige plaats – de ‘abaton’ – in de tempel te gaan voor de tempeldroom. Daar zou hij Asklepios of Hygeia ontmoeten in zijn droom. Deze gaf hem een aanwijzing of advies hoe hij weer beter kon worden. Wie dit advies goed opvolgde zou genezen!
Nu is er iets bijzonders aan de hand met deze tempeldroom of ‘incubatie’. Het Latijn incubare’ betekent er op liggen (of zitten) of er op broeden. (5) Dit suggereert dat de geest tijdens de ‘incubatiedroom’ op de patiënt ging liggen. Er zijn hints in de oude teksten dat deze incubatie ook kon plaatsvinden met priesters of priesteressen die door middel van een trance de god of geest in zich kregen. Zo kon de incubatie ook een vorm van ‘hieros gamos’ worden waarbij de priester of priesteres bovenop de slaper zat. Door deze intense vereniging werd de patiënt in een verdiept bewustzijn gebracht waar hij de antwoorden kon vinden om lichamelijk en geestelijk weer in evenwicht te komen. Natuurlijk behoorde een dergelijk ritueel tot de tempelgeheimen. Dit werd absoluut niet geopenbaard aan buitenstaanders.
In de Griekse cultuur was het zich openstellen voor een geest of god niet per se taboe. We vinden dit oude gebruik nog terug in woorden als inspiratie en enthousiasme. Het eerste betekent nu een goede ingeving, maar betekende oorspronkelijk het binnen treden van een ‘spirit’, een geest. Het tweede woord betekent nu begeestering en uitgelatenheid, maar het ging oorspronkelijk om iemand die de ‘thou’, de god zijn lichaam binnen liet komen.
Incubus en nachtmerrie
Toch wist men toen ook al dat een droom slecht of vals kon zijn. In de Hebreeuwse mythe kon Lilith je bezoeken in je slaap en je nachtmerries of een erotische droom bezorgen. Zij was de eerste vrouw van Adam en verliet hem na een ruzie over wie er tijdens de seks bovenop mocht liggen. Sindsdien neemt zij wraak op alle (jonge) mannen en zet zij zich bovenop hen wanneer zij slapen. Zij is mogelijk al Sumerisch/Mesopotamisch en heet dan Lillu of Lillitu. Bij de Grieken was er het gelijkaardige wezen de Empousa, die – mogelijk – ook de mensen nachtmerries bezorgde. Vanaf de late antieke tijd heet een dergelijk wezen een incubus of succubus. Opmerkelijk genoeg komt het woord incubus van ‘incubare’. Hier is dus de positief bedoelde tempelslaap (incubatie) omgevormd tot een negatieve belevenis. Er ligt geen god of goede geest meer bovenop je om je een wijze droom te bezorgen, maar een kwade geest die je een nachtmerrie of een erotische droom bezorgt! Als er al een boodschap was, dan was dat een bedrieglijke verleiding. De succubus is hier – vanuit een patriarchale denkwijze – de vrouwelijke boze geest die – naar hun logica – er onder moest liggen. (Succubare betekent eronder liggen.) Deze demonen pleegden seks met slapende vrouwen en mannen. Het meest beroemde nageslacht van een ontmoeting van een vrouw met een incubus is de tovenaar Merlijn. Volgens een tekst van Robert de Boron werd hij zo gemaakt om te kunnen dienen als de Antichrist. Doordat hij snel na zijn geboorte werd gedoopt werd dit plan verijdeld.
Het is duidelijk dat het christendom er vanaf de late antieke tijd ervoor zorgde dat de goede (of minstens neutrale) geesten gedemoniseerd werden. De Griekse Daimon werd een demon, en de Romeinse genius werd een kwade genius. Je moest vanuit de christelijke optiek dus juist niet naar hun influisteringen luisteren. Alleen de engelen waren goed, maar het was niet makkelijk om de engelen van de duivels te onderscheiden, dus je kon maar beter helemaal geen aandacht aan ze besteden en dat overlaten aan de priester. (6)
In de folklore van de Germaanse landen werd de incubus/succcubus meestal een mare genoemd en was dan vrouwelijk. Zij werd in één zucht genoemd samen met de droom die ze bezorgde: de nachtmerrie, nightmare, cauchemar. Het woord mare komt van wrijven of doodmaken, maar wordt ook gebruikt voor een boodschap. Je zou kunnen zeggen dat de mare op zoek gaat naar een zwakke plek in je energetische veld. Daar zal ze gaan wrijven en drukken tot het stuk gaat en ze een opening heeft om je van je levenskracht te ontdoen. Dit doet ze voornamelijk door je angst aan te jagen of juist door je te laten zwelgen in je lust. Dit zijn beiden methoden om je energie te stelen. Ook bij de mare is het de vraag of het wezen puur een geest is of dat het om een levend iemand gaat die zijn geest er op uit stuurt. Beide versies komen voor. In de Ynglinga saga uit de dertiende eeuw stuurt de völva (zieneres) Huld haar mare er op uit om de koning Vanlandi een boodschap te geven van zijn vrouw. Als dat niet lukt dan gebruikt zij haar mare om hem te doden. In latere sagen wordt de mare meer vereenzelvigt met een heks. Het heeft ervan dat de maren een soort heksen waren met een bepaald specialisme. Zij konden uit het lichaam gaan en naar potentiële slachtoffers reizen om daar een – meestal negatieve – invloed te hebben op hun dromen. (7)
De vliegdroom van de heksen
De verhalen over de mare zijn nauw verwant aan die over heksen die in hun slaap hun lichaam verlieten en naar de sabbat vlogen of prachtige feesten meemaakten. Een voorbeeld hiervan vinden we in de ‘Formicarius’ van Johannes Nider uit 1435. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw tegen die claimde dat zij samen met de godin Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij – en andere getuigen – mochten op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis was vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. Voor de monnik was haar droomreis slechts een illusie, maar voor de vrouw zelf was het volkomen echt! Wij zouden kunnen speculeren dat dit soort heksen hun belevenissen meemaakten met hun droomdubbel of hun astrale lichaam. Alleen hun fysieke lichaam bleef achter in de kamer. (8)
Toch zijn er ook in de middeleeuwen verhalen waarin de waarheid van de droom nog wèl aangenomen wordt, zoals het verhaal van Koning Guntram. Deze koning ging ergens in een woud een middagdutje doen met zijn hoofd op de knie van zijn trouwe dienaar. Deze zag plots dat er een muis uit de mond van de koning tevoorschijn kwam. Hij volgde het beest en zag hoe het over een stroompje ging en daarna verdween in een gat in de grond. Guntram vertelde hem bij ontwaken dat hij een rivier had overgestoken en daarna een berg in was gegaan en daar een schat had ontdekt. Toen zijn dienaar hem de plaats aanwees waar de muis in was gegaan bleek daar inderdaad een schat verborgen te liggen! Ook dit verhaal is beter te begrijpen als je uitgaat van een reis van het astrale lichaam. (9)
Bedrog of heilige influistering?
Vele middeleeuwse verhalen laten zien dat er een grote twijfel bestaat over de waarheid achter de droom. Als koning Karel de Grote – in het epos Karel ende Elegast – midden in de nacht een stem hoort die hem gebied om te gaan stelen vraagt hij zich af of het elven zijn die hem in zijn droom bedriegen of toch de boodschap van een engel Gods. Pas na de derde keer dat de stem klinkt in de nacht gehoorzaamt hij en red daarmee zijn leven. In een Amersfoortse mirakelkroniek krijgt een eenvoudig meisje Margreet Ghisen bezoek van Maria. Zij maant haar om naar de gracht te gaan, ook al is het donker en koud. Omdat ze niet weet wat ze moet doen klopt ze aan bij de buurman en hij praat op haar in dat het slechts een droom en dus bedrog zal zijn. Ook in dit verhaal wordt zij pas na de derde visitatie overtuigd om haar bed uit te gaan. Zij vindt vervolgens in de gracht een Mariabeeldje dat vele wonderen zal doen en vele mensen zal genezen!
Conclusie
Het is duidelijk dat er in de oudheid en in de middeleeuwen heel anders tegen dromen aangekeken werd dan in onze tijd. Maar ook tussen de beide periodes zit een groot verschil. In de oudheid overheerst het idee dat de droom een boodschap is van een wezen uit de geestelijke wereld. De droom moet serieus worden genomen en droomuitleggers kunnen daarbij helpen. Maar ook toen kon de droom bedriegen, zij kon gekomen zijn door de ‘ivoren poort’. Later in de middeleeuwen gaat dit idee van bedrog overheersen. Voor het gewone volk bleef de droom afkomstig van een geest, maar vaak was dit een boze geest, een nachtmare. Voor de geestelijke en wereldlijke elite waren dromen meestal bedrog of toch afkomstig van een boze demon. Men moest er in ieder geval geen gehoor aan geven.
Voor mij zijn we in de droomstaat dichter bij de ‘geestelijke’ wereld. Het is een ideale staat voor je eigen hogere ik, je ‘Genius’, om je te vertellen of je op het goede pad zit. Ook een ontmoeting met andere geestwezens lijkt mij heel wel mogelijk. Echter alles wat zij te vertellen hebben zal bij het ontwaken direct gefilterd worden. Grote delen van de droom zijn voor het bewuste ik helemaal niet te onthouden en de rest onthouden we in een symbolentaal die voor de meeste mensen onbegrijpelijk is. Dit maakt dat de discussie over de betrouwbaarheid en waarde van dromen zal blijven bestaan tot op de dag van vandaag.
Abe van der Veen
Lees ook: Dromen – Nachtelijke visioenen – Coxhead, D. en Susan Hiller 1976
The post Nachtmerries, vliegdromen en ‘natte’ dromen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De nachtmare; een Nederlandse nachtmerrie first appeared on Abe de Verteller.
]]>Het nachtelijk bezoek
In de sagen uit Nederland en Vlaanderen wordt een bezoek van de mare als volgt omschreven: midden in de nacht als het slachtoffer slaapt komt de mare door een kleine opening in het huis naar binnen. Ze is meestal een vrouw, maar ze wordt soms ook waargenomen in de vorm van een kat, een rat of een ander harig dier. In één sage spreekt men zelfs van een groot, zwart gedrocht, zonder ledematen, meer een klomp..
Ze komt van onder het bed vandaan naar het voeteneinde en klimt zo telkens hoger, langs de benen, naar de buik en gaat dan op de borst van het – meestal mannelijke – slachtoffer zitten. Vervolgens drukt ze op de borst – wat voelt als een loodzwaar gewicht – of ze knijpt hem de keel dicht. De man die hieruit half wakker wordt ervaart een beklemmend, benauwend en drukkend gevoel op de borst. Hij kan zich niet bewegen en nauwelijks ademen. Als hij wakker is, is hij doodmoe en doorweekt van het zweet. Hij is bereden door de mare! (1)
De erotiek van de mare
Ook al wordt het in de Nederlandse bronnen niet bij name zo genoemd toch heeft dit berijden van de slaper door de mare een duidelijk erotisch tintje. Dit blijkt al uit de omschrijving van de mare door broeder Thomas uit de veertiende eeuw: ‘die een maect hem ghelyc eenen man ende bedrieghet den wiuen in hueren slaep: die ander maect hem ghelyc enen wiue ende bedrieghet den mannen in hueren slaep.’ Dit wordt in de middeleeuwen veelal toegeschreven aan de incubus of succubus en inderdaad noemt het eerste Nederlandse woordenboek van Kiliaan uit 1599 de mare een incubus. In de negentiende eeuw wordt plaatselijk nachtmare gebruikt als betiteling voor een prostituee en ‘bereden door de kokkemare’ (vgl. cauchemar) als een term voor geslachtsgemeenschap. Meer suggestief is de opmerking dat een meisje haar vrijer soms als nachtmare komt plagen nadat ze de verloving of verkering heeft uitgemaakt.
In de Joodse overlevering komen de ‘Lillim’ voor. Dit is het nageslacht van Lilith – de eerste vrouw van Adam – die nog steeds de eenzame mannen ‘s nachts bezoeken om ze erotische dromen te geven om ze te beroven van de energie van hun ‘nocturnale emissies’. (2)
De mare als heks
De mare wordt in de sagen vaak geportretteerd als een vrouw die uit haar lichaam kan treden. Datgene wat dan – meestal uit haar mond – tevoorschijn komt heeft de vorm van een klein mensje of een klein diertje. In een Vlaamse sage wordt het aldus verteld: een paar maaiers vonden een naakte, slapende vrouw in het koren. De mannen keken hun ogen uit, maar vonden het toch niet pluis en riepen er een herder bij. De herder zei: ‘ze slaapt niet, het is een maar, die zo juist is uitgetreden, om een ander te berijden.’ Een diertje – zo lang als een vinger en vreemd van vorm – kroop haar mond in. Ze werd wakker en keek verwonderd om zich heen. Snel vluchtte ze weg het bos in.
Vaak wordt het aspect van uit het lichaam treden niet expliciet gezegd, maar is het duidelijk uit de context te halen. In een aantal sagen varen vrouwen in mosselschelpen, botertonnen of melkvaten of zweven in zeven naar de overkant van een water. Als een boer de mare ziet, en het vreemde voertuig verstopt, smeekt ze hem om het ‘bootje’ terug te geven. Anders kan ze nooit op tijd thuis zijn, want ze woont honderden kilometers ver weg! Al deze voertuigen zijn volledig bizar en alleen maar plausibel als het om de geest van de vrouw gaat. Deze is tenslotte klein en – bijna – gewichtsloos. (3)
Een enkele keer is de mare niet meer te onderscheiden van de heks. In een sage uit Haarlem wordt verteld van een jonge dochter die ziet hoe haar moeder zich insmeert met een zalf en op een stok naakt het raam uitvliegt. Zij doet hetzelfde en vliegt door de lucht. Ze ziet dan haar moeder op de borst van een slapende jongen zitten. Zo kwelt zij de mensen als een mare. De dochter roept uit: Jezus en Maria! Daarop neemt de moeder de vlucht, maar het meisje wordt naakt en wel de slaapkamer van de jongen ingezogen. Als de ouders binnen komen heeft zij heel wat uit te leggen. (4)
De mare als kwade elf
Onder andere in Duitsland komt de notie voor dat de mare een boosaardig elfenwezen is. Ze noemen haar dan de ‘alptraum’ een droom die door de alp oftewel de elf wordt gegeven. In Nederland gaat het toch meestal om gewone vrouwen – een aantal malen expliciet heksen genoemd – die als mare de mensen kunnen plagen. De notie van de boze elf of geest komt maar een enkele keer voor: In een sage uit Uitdam voelt een man de mare bovenop zich en grijpt ernaar. Hij voelt een kat tussen zijn vinger, die langzaam versmolt tot er niks meer tussen zijn handen zat. In de ‘Evangeliën van den Spinrokken’ uit 1518 wordt het volgende verteld: ‘Janette werd in haar slaap bereden door een mare. Ze tastte rond om te weten wat het was en toen voelde ze dat het iets ruigs was, bedekt met zacht haar.’ Dit kan om een kwade geest gaan, maar ook de vorm zijn die de vrouw als geestwezen aanneemt. (5)
De mare en het berijden van het paard
De naam van de nachtmerrie doet denken aan een (vrouwelijk) paard. Merrie is echter een verbastering van mare. Die verwarring kwam waarschijnlijk tot stand doordat de mare naast de mens, juist het paard als belangrijkste slachtoffer kiest. Als zij geen mens te pakken kan krijgen dan berijdt de mare het liefste ‘s nachts de paarden in de stal tot ze doorweekt zijn van het zweet en de manen in klitten zijn vervlochten. De paarden zijn de dag daarna te moe om werk te verrichten. Ook berijdt zij soms slapende mannen alsof het paarden zijn. In een aantal sagen wordt verteld dat zij een halster over het hoofd van een man gooit en hem zo in een paard verandert om hem te kunnen berijden. Het lijkt erop dat de mare mens en dier (en zelfs plant) gebruikt om haar nachtelijke vluchten in de geestenwereld te maken of anders om hun energie te stelen en dus als het ware bij te tanken voor het volgende deel van de nachtvlucht! (6)
Juist het paard komt in de mythologie vaker voor als zielenbegeleider (psychopompos). Men kan bijvoorbeeld denken aan het paard Sleipnir waarmee Odin zijn extatische vluchten door de negen werelden maakte. Misschien heeft dit iets te maken met de voorkeur bij de mare om juist paarden te berijden.
Opmerkelijk is de verwarring die de mare teweeg brengt. Ze klit de manen van de paarden bijeen; dit zijn de zogenaamde marevlechten. Ook maakt ze soms bij de mens waar zij op drukt het haar in de war. Ten derde zorgt ze voor een wildgroei van takken bij bepaalde bomen (bij ons heet dat heksenbezems in Noorwegen is dat de ‘Markvist’) en voor de parasitaire maretak. Je zou zo’n verknoping in boom, paard en mens kunnen zien als een plek waar de mare de energiestroom in de war brengt en daardoor een plek maakt waar ze die energie kan aftappen. (7)
Middelen tegen de mare
Er zijn in Nederland en Vlaanderen ontzettend veel methodes gebruikt om zich te beschermen tegen de mare. Men spijkerde een paardenschedel of een hoefijzer boven de (stal)deur, hing een zeef boven het bed, of een compleet net over het bed heen. Men zette de schoenen kruislings of met de punt naar het bed toe en legde de kousen in een kruis. Je kon ook een mes met het heft tegen je borst drukken. (In een sage geeft een concurrerende vrijer het advies om het mes met de punt tegen de borst te zetten, gelukkig doet de jongen het omgekeerde en kan ontdekken wie hem als mare plaagt, want zij heeft een wond in de borst opgelopen!) Of men zei de volgende spreuk: ‘Nachtmaar jij lelijk dier, kom vannacht niet hier, Alle waters zult gij waaien, alle bomen zult gij blaaien, alle grassen zult gij tellen, komt mij deze nacht niet kwellen‘. Natuurlijk helpen christelijke middelen ook. Men kan zich bekruisen: zelfs als de mare al op je zit en je je niet kan bewegen kan je nog een kruis maken met je tong. Als je dit driemaal doet moet ze je loslaten. Je kunt wijwater gebruiken: Als je wijwater over de ruggen van de paarden gooit en één van de paarden wordt bereden dan zal de mare plots zichtbaar worden. (8)
De zeef en het net kunnen te maken hebben met het vampiristische gedrag van de mare. Zij is op zoek naar een gaatje in het energetisch systeem van het slachtoffer. De mare verwart de zeef of het net met de slapende man en gaat dan vergeefs op zoek naar de ingang! Ook de paardenschedel is een substituut voor het werkelijke paard als slachtoffer. De andere middelen zijn te zien als obstakels voor de mare.
Het vangen van de mare
Toch komt het vaak voor dat geen enkel middel de mare buiten de deur houdt. In de sagen kan een boer dan het dappere besluit nemen om de mare te vangen! Een mare laat zich echter niet makkelijk pakken. Een beproefd middel om dit toch te proberen is door alle gaten in het huis of de stal te dichten. Als je dan wacht op het onrustig worden van de paarden kan je de deur dicht doen of anders het laatste gaatje. Ze kan dan niet meer naar buiten. De mare kan als geestwezen door het kleinste gaatje, maar als ook het kleinste gaatje is gedicht heb je haar toch te pakken. Als je dan het licht op haar schijnt en haar bij de haren vat is ze in je macht!
Een andere methode is het strooien van meel of zand. De mare kan als geestwezen niets materieels meenemen. Dus als er maar een korreltje zand of meel aan haar kleeft zit ze vast. Een heksenmeester uit Alveringen wist dat en toen hij geroepen werd door een vrouw die net door de mare was bereden gooide hij een handvol droog zand in de kamer de lucht in. Plots stond er een vrouw in de kamer, die snel de vlucht nam.
Ook het noemen van haar ware naam maakt de mare onschadelijk. Want zo roep je haar terug in het vlees. Heel vaak blijkt ze bij ontdekking naakt te zijn, ook dat kan je zien als een aanduiding dat ze er eigenlijk alleen in haar geestgedaante is. (9)
De mare tot vrouw nemen
In de Nederlandse sagen komt het een aantal malen voor dat de boer die de mare betrapt haar tot vrouw neemt. In een sage uit Bunschoten wordt dat treffend verbeeld: Naakt en bevend stond zij voor hem, de schone deerne uit de omgeving.. Natuurlijk is het niet vreemd bij de aanblik van zo’n mooie vrouw dat de vrijgezelle boer haar mee de bedstede in neemt! In het verhaal gaat zo’n huwelijk in het begin verbazend goed. Ze blijkt een uitstekende huisvrouw en soms krijgen ze zelfs kinderen. Maar zodra de man haar het gat laat zien waar ze door binnen is gekomen of de stop uit dat gat trekt die er al die tijd in had gezeten, dan vertrekt ze toch ondanks al de liefde voor haar gezin! In een Friese sage legt ze haar oor tegen het gat en roept: ‘O, wat luiden de klokken toch in Engeland!’ Vervolgens vliegt ze door het gat, waarschijnlijk om naar het Engelland als land der geesten toe te gaan. (10)
De zevende dochter wordt een mare
Op diverse plaatsen in Nederland wordt gezegd dat de zevende dochter in een gezin een mare moet worden of ze nu wil of niet. Vaak is zij de mooiste van de zeven. (De zevende zoon moet daarentegen een weerwolf worden..) Dit doet mij sterk denken aan de grote gezinnen van vroeger, waar één kind aan de kerk werd gegeven als monnik of non. Zo zou het de heidense gewoonte kunnen zijn geweest dat de zoon een weerwolf en de dochter een mare wordt. Waarbij je je kan voorstellen dat zij ingewijd werden in de trancetechnieken die nodig zijn om uit het lichaam te treden. (11)
Dit zou betekenen dat de nachtmare niet altijd puur slecht is geweest. Daar zijn wel enkele aanwijzingen voor: In het veertiende-eeuwse boek ‘Natuurkunde van het gheheelal’ van broeder Gheraert zegt hij: ‘Nachtridders heten si, Haghetissen ende varende vrouwen, Coubouten, alven, nickers, maaren Die hera smorghens openbaren, Ende comen halen vier. Maren heten wise hier’. Maren worden hier als wijs bestempeld! In een sage uit Terschelling komen de maren in mosselschelpen vanuit Friesland over roeien naar het eiland. Zij zingen dan wondermooi. Op het eiland aangekomen gaan ze de manen van de paarden kunstig dooreenvlechten (in plaats van in de war brengen). Ook hoor je bij hun bezoek het geluid van een snorrend spinnewiel. (12)
Een voorbeeld uit IJsland vinden we in de Ynglinga saga van Snorri Sturluson uit de dertiende eeuw. Daar wordt verteld over prinses Drifa die verlaten wordt door haar man. Zij haalt de Finse völva Huld erbij. Zij is te zien als een specialist in trancetechnieken. Deze stuurt haar mare over de zee naar de koning. Eerst probeert zij het verlangen in hem op te roepen om terug te keren naar zijn prinses. Als dat mislukt, valt zij hem aan. Hij wordt slaperig en in zijn slaap komt zij bij hem als mare. Hij roept uit dat hij bereden wordt door de mare en zijn mannen willen hem helpen, maar als ze hem bij het hoofd pakken, verplettert Huld zijn benen en als ze zijn benen pakken verplettert zij zijn hoofd en doodt hem.
Hoe gruwelijk dit ook klinkt, het begint ermee dat de vaardigheden van Huld bewust gebruikt worden om iets goeds te doen. Pas als dat niet lukt wordt het uitsturen van de mare gebruikt als wraak. (13)
Conclusie
Het woord mare komt van de Indogermaanse wortel ‘mer’ wat stuk wrijven of roven betekent. Andere schrijvers zien een verwantschap met het Indo-Europese woord ‘moros’ oftewel de dood. (14) Mijn interpretatie hierbij is dat de mare door drukkend te wrijven een gat maakt in het energieveld van haar slachtoffer. Dit geeft tegelijkertijd een angstige droom, een angst die meestal te maken heeft met de dood. Zij berijdt haar slachtoffer en berijdt zo ook zijn dromen. De angst die dit teweeg brengt kan zij als energie in zich opnemen. Zij is derhalve een soort van vampier! Mogelijk maakt de mare ook gebruik van een andere methode om energie te stelen en wel door middel van de erotische ‘natte’ droom. Doodsangst en seksueel verlangen zijn twee kwetsbare plekken in de energetische cocon van de mens en de mare maakt daar gebruik van. Toch is de mare niet puur slecht: Zij beheerst de kunst om uit haar lichaam te treden en op die wijze een semi-dood te ondergaan. Dit maakt haar tot een wijze vrouw die meer ziet dan gewone mensen.
Voor de gewone mens zijn er trucjes om de mare op afstand te houden, maar wie werkelijk wil leren van de mare die vangt haar of maakt haar zelfs tot vrouw! Deze man weet alle gaatjes in zijn energetische huis te dichten zodat ze niet op hem kan parasiteren. Hij ziet zijn angst voor de dood en dus zijn angst voor de mare onder ogen en merkt dan dat zij ook mooi en wijs kan zijn. Wie met de mare trouwt brengt geluk en wijsheid in zijn huishouding. Maar de mare zal altijd streven naar vrijheid en zal je dus ook uiteindelijk onvermijdelijk weer verlaten.
Abe van der Veen
Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.
1) de Blécourt – Volksverhalen uit Nederlands Limburg 25
Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen 92
2) Er kan ook een connectie zijn met het gebruik van ‘nachtslapen’. Waarbij de vrijer ‘s nachts een bezoek aan zijn geliefde bracht in haar kamer en soms ook bovenop haar lag met de dekens er tussen.
Blécourt – Volksverhalen uit Noordbrabant 289
Blécourt – Verhalen van stad en streek 508
Koltuv, B – Lilith 51 Uit de Zohar I 19b: ‘Lilith zwerft bij nacht en valt de zonen der mensen lastig en maakt dat ze zich bezoedelen. Wanneer ze mensen in een huis alleen slapend aantreft, gaat ze boven hen zweven, pakt hen beet en klemt zich tegen hen aan, waardoor ze hun verlangen oproept en bij hen verwekt.’
3) Wolf, N.S. – Niederländische sagen 343
Dykstra, Waling – Frieslands volksleven 232
van der Molen, S.J. – Frysk sêgeboek 188
4) Wolf, N.S. – Niederländische sagen 654
5) Callewaert – Die evangelien vanden Spinrocke 105
Sinninghe, J.R.W. – Hollandsch sagenboek 127
6) Sinninghe – Overijssels Sagenboek 113
Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen 101
7) Decleen en Lejeune – Compendium van rituele planten 714
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/maretak
8) de Blécourt – Volksverhalen uit Nederlands Limburg 25
Blécourt – Volksverhalen uit Oost- en West-Vlaanderen 85
9) Sinninghe – Oude Volksvertellingen 212
Wolf, N.S. – Niederländische sagen 342
http://www.beleven.org/verhaal/met_de_nachtmare_getrouwd
10) Molen, S.J. – Frysk sêgeboek 190
Blécourt – Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi 100
11) In een Vlaamse versie zal de derde bastaard-dochter – dus een bastaardkind van de derde generatie – een mare worden!
Teenstra, M.D. – Nederlandse volksverhalen 80 ev
12) Sinninghe – Hollandsch sagenboek 128
13) Sturluson, Snorri – Ynglinga saga 16
14) Pocs, Eva – Between the living and the dead 32
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nachtmerrie
The post De nachtmare; een Nederlandse nachtmerrie first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Magie en mythe van de maretak first appeared on Abe de Verteller.
]]>Balder en de maretak
Om de betekenis van de maretak goed te kunnen duiden moeten we kijken naar één van de beroemdste en meest tragische verhalen uit de Edda; het verhaal van Balder en de maretak. In het kort gaat dit verhaal als volgt: Balder de goede, stralende god heeft boze dromen, nachtmerries. Omdat zijn ouders – Frigg en Odin – bang zijn dat hem iets zal overkomen, laat zijn moeder alle levende wezens een eed zweren dat zij Balder niet zullen kwetsen. Loki zint die onkwetsbaarheid maar niets en vermomt zich als een oude vrouw. Zo vermomd weet hij Frigg te ontfutselen welk wezen geen eed heeft gezworen. Frigg antwoordde: ‘ten westen van Walhalla groeit een loot die de maretak heet. Die leek me te jong om er een eed van te eisen.’
De Völuspa beschrijft de maretak als volgt: ‘Ik zag Baldr, het bloedige offer, Odins kind, ik zag zijn toebedeeld lot: een loot, volgroeid, stond hoog in het veld, rank en slank zag die mistel eruit. Toen werd die scheut, die zo slank leek, een vervaarlijk wapen: Höd leerde schieten. (2)
De goden speelden ondertussen een spelletje met Balder waarbij hij het mikpunt was van vele wapens die hem toch niet konden kwetsen vanwege hun eed. Alles ketste van Balder af. Zo was hij het stralende middelpunt van dit vreemde spel. Maar Loki had van de maretak een wapen gemaakt – een pijl of werpspeer – en drukte deze in de handen van de blinde god (en broer van Baldr) Hödr. Loki maande hem om mee te doen aan het spel, maar Hödr zei: ik weet niet waar hij staat! Loki hielp hem door zijn handen de goede kant op te richten en zo wierp hij de maretak en doodde zijn broer. Balder stierf en daalde af naar de onderwereld. Zijn andere broer Hermod ging hem achterna naar Helheim, maar dan levend op het paard Sleipnir. Deze reis zou je kunnen zien als een soort van sjamanistische trance-reis. Hij smeekte aan Hel, de godin van de onderwereld, of zij Balder terug wou geven aan de levenden. Hel zei dat Balder slechts terug mocht als elk wezen – levend en dood – voor hem wou huilen. Helaas voor Balder was er toch één wezen dat weigerde om te huilen. Dat was de reuzin Thökk (bedankt), maar velen meenden dat het Loki was in vermomming. Zo blijft Balder in de onderwereld tot aan het einde der tijden. (3)
De maretak en de nachtmerrie
Snorri noemt de dood van Balder het grootste onheil dat goden en mensen is overkomen. Wat dat onheil precies inhoudt – en de rol van de maretak daarin – wordt niet vertelt, er valt alleen naar te gissen. Eén aanwijzing wordt gegeven in het feit dat Balder boze dromen heeft. (4) Boze dromen, zijn nachtmerries. In de naam maretak zit het woord mare. Mare is een oud woord voor nachtmerrie. Niet slechts in de vorm van een boze droom, maar als de naam van een vampiristisch wezen dat nachtmerries èn erotische dromen veroorzaakt om zo energie van je te stelen. Zij doet dat door zich op haar slapende slachtoffer neer te zetten en te drukken. Waarschijnlijk is ook Balder dit overkomen.
De maretak wordt – in de folklore – gevormd doordat de (nacht)mare – na het berijden van mens en paard tijdens haar nachtelijke tochten – ook even schrijlings op een boom heeft gezeten. Ook van de boom heeft zij energie ontnomen en vervolgens kan daar een maretak ontstaan. Volgens het magische principe van ‘Similia similibus curantur’ is de maretak daardoor ook een afweermiddel tegen de mare. Zij werd als bescherming tegen de mare in Zweden in huizen en stallen opgehangen. (5) De maretak is inderdaad een halve vampier of beter gezegd een halfparasiet van de boom waarop zij groeit. Zij onttrekt water en voedingsstoffen aan de boom waarin zij zich vast heeft gezet, maar kan zelf het zonlicht opnemen via haar immer groene bladeren.
De maretak als sleutel voor de ingang van de onderwereld
Ook in de Aeneïs van Vergilius (eerste eeuw v.o.j.) wordt er een connectie gelegd tussen de maretak en de reis naar de onderwereld. Aeneas, de held en stichter van Rome moet een ‘gouden tak’ plukken voor Proserpina, de godin van de onderwereld, om toegang te kunnen winnen tot die wereld. Deze tak wordt als volgt beschreven:
‘a tree, through whose branches flashed the contrasting glimmer of gold. As in winter’s cold, amid the woods, the mistletoe, sown of an alien tree, is wont to bloom with strange leafage, and with yellow fruit embrace the shapely stems: such was the vision of the leafy gold on the shadowy ilex, so rustled the foil in the gentle breeze. Forthwith Aeneas plucks it and greedily breaks off the clinging bough, and carries it beneath the roof of the prophetic Sibyl.’ (6)
De gouden tak wordt herkend door de veerman Charon en Aeneas mag de onderwereld in. Later in het paleis van Pluto hangt Aeneas de gouden tak aan of boven de deur die toegang biedt tot de Elysische velden. Volgens de grondlegger van de antropologie James Frazer lijkt de ‘gouden tak’ van Aeneas niet slechts op de maretak, maar is het gewoon de maretak! Vele schrijvers betwijfelen dit omdat de maretak groen en niet goud is. Maar Frazer wijst op de goudbruine tint die de plant krijgt als hij gedroogd wordt. (7) Ik wil ook wijzen op de maretak als drager van een grote hoeveelheid energie. Met het innerlijke oog is dit waar te nemen als een gouden gloed.
De maretak en het ritueel van de druïden volgens Plinius
Plinius de Oudere (eerste eeuw n.o.j.) schrijft in zijn Naturalis Historia o.a. het volgende over de maretak:
“De druïden beschouwen niets heiliger dan de maretak en de boom waarop deze groeit, op voorwaarde dat deze een eik is. Want ze geloven dat alles wat op deze bomen groeit vanuit de hemel gezonden is, en een teken is, gekozen door de God zelf. De maretak groeit slechts zeldzaam op een eik; maar als hij aangetroffen wordt, verzamelen de druïden hem met een plechtige ceremonie. Nadat de nodige voorbereidingen werden getroffen voor een offer en een feest onder de boom, verwelkomen ze de maretak als de universele genezer en brengen op die plaats twee witte stieren. Een priester, gekleed in een witte rok, klimt in de boom en snijdt de maretak af met een gouden sikkel en deze twijg wordt dan opgevangen in een wit laken. Ze geloofden dat een drankje gemaakt van maretak steriele dieren vruchtbaar maakt en dat de plant een remedie is tegen alle gif.” (8)
In een andere passage vertelt Plinius dat de maretak verzameld moest worden op de eerste dag van de maan zonder het gebruik van ijzer en dat de plant de grond niet mocht raken, anders zou het zijn werkzaamheid verliezen. Op deze wijze helpt het o.a. tegen epilepsie en voor een betere bevalling. Deze passage gaat waarschijnlijk over Romeinse gebruiken, maar ook in latere kruidenboeken worden deze effecten aan de maretak toegeschreven. (9)
De esoterische betekenis van het ritueel
De Druïden wisten goed wat ze deden. Als ‘dru-wyd’ – kenners van de eik – wisten ze hoe een boom kon staan voor het ideale menselijke energetische systeem. De boom is als het ware een transformator tussen de krachten van hemel en aarde. (10) Bij het Heilig huwelijk tussen de hemelgod en de aardegodin fungeert de kosmische boom in het midden van de schepping als fallus van de godheid die uiteindelijk binnendringt in de schoot van moeder aarde. (Bij een mannelijke aarde – zoals Geb bij de Egyptenaren – is het omgekeerd voor te stellen als fallus die binnendringt in het zwarte gat – het middelpunt van de nachthemel – waar de kosmische paal in gestoken wordt.) Zo kan de priester of druïde de energie opwekken tot heil van de gemeenschap. Het grote probleem is dat de mare – zich voordoet als de grote moeder. Zij is echter slechts de mater materia: de moeder van de materiële schijnwereld. Hierdoor verliest de god (of zijn priester-plaatsvervanger op aarde) zijn energie/ sperma in een fata morgana. Hij verliest zijn energie in de schijnwereld van de materie. Hierdoor wordt de ultieme eenwording van man en vrouw een desillusie. De vrouw wordt tot een fatale vrouw, een vampier. Vanuit deze tragische ervaringen tijdens het magische ritueel om energie op te wekken van het ‘hieros gamos’ ontstond de mythe van de mare!
De maretak en het ik-bewustzijn
Daar waar de mare is geweest ontstaat de maretak; een samenballing van groene energie ontstaan uit vampirisme. Deze zit opgesloten in de materie, maar kan door druïden en tovenaars vrijgemaakt worden. Eén ding verschilde er tussen het systeem van een mens en dat van de boom: Het bewustzijn. In de vorm van de halfparasiet maretak dachten de druïden het equivalent van het ik-bewustzijn van de mens gevonden te hebben.
Dit bevrijden van de energie die opgesloten zit in de materie is een uiterst secuur werkje. In feite is het ritueel van het snijden van de maretak inclusief offers, witte gewaden en het gouden snoeimes, niets anders dan de veruitwendiging van een innerlijk proces. De druïde-tovenaar-sjamaan is de energetisch specialist. Hij stelt zich wit en zuiver op om het energetisch continuüm van zijn patiënt in te gaan. Hij vindt op een aantal plaatsen de vampiristische aanhechtingen van de demonen en snijdt deze af met behulp van de maanvormige gouden sikkel. Die sikkel staat voor de gecombineerde krachten van zon en maan, man en vrouw. Op het zelfde moment zullen een aantal waanbeelden en verstarringen bij de patiënt oplossen. Dit symbolische snijden van de maretak van de eik lijkt op een castratie omdat je voorbij de dualiteit en het man of vrouw zijn komt en dus bij het puur mens zijn. (11)
De maretak en ‘vallende ziekte’
Bij dit proces komt heel veel energie vrij die in de vampiristische aankleving of de maretak zit. Het is zaak deze energie te gebruiken voor het welzijn van de gemeenschap. Daarom mag de maretak de grond niet aanraken anders zal de energie door de aarde worden opgenomen. De folklore noemt diverse ziektes die door maretak zou worden genezen, met name de vallende ziekte wordt vaak genoemd. Zoals de plant tussen hemel en aarde groeit en de aarde nooit mag raken, zo zal de epilepticus – die maretak bij zich draagt – ook de grond niet meer raken. Hij zal niet meer vallen! (12)
De grootste hoeveelheid energie komt van de flitsen van inzicht, de plotse momenten van bewustzijnsverruiming, als de god eventjes rechtstreeks contact heeft met de godin. Helaas wordt dit inzicht bijna direct weer opgeslokt door de illusie van de maretakwereld. Waardoor de gevangenschap in materie en gedachten voortduurt. Een verre echo hiervan vinden we in de folklore dat de maretak de bliksemkracht verzamelt en daardoor het huis behoedt voor blikseminslag en – daar weer uit voortvloeiend – voor brand. (13)
De maretak als sleutel van alle sloten
De maretak als het ik-bewustzijn is een uiterst gevaarlijk wezen. Het is schijnbaar klein en onbetekenend, maar het zal uiteindelijk iedereen opslokken en gevangen zetten in deze schijnwereld die wij bewonen. Tegelijk is het ook de sleutel en het paspoort waarmee je de poorten van deze onderwereld in en ook weer uit kan gaan. Ook in de folklore wordt de maretak nog gezien als een plant die sloten zou kunnen openen. (14) Echter als je niet weet hoe deze sleutel te gebruiken dan kom je er wel in, maar niet meer uit. Dat is de tragedie van Balder, hij hanteerde de tak niet als sleutel of als wichelroede, maar hij werd er – naïef en schuldeloos als hij was – onwetend en ongewild door doorboord, overmand. Zijn broer Hödr kon niet achterblijven en moest ook de onderwereld in. Zij zijn twee kanten van dezelfde medaille, een lichtende en een donkere kant van de mens en van het jaar. Beiden zijn uit de directe ervaring en in de afstandelijke wereld van materie en gedachten gevallen. Zij zijn in de schijnwereld van de mare en haar tak gevangen en hebben geen idee hoe zij hier weer uit moeten komen. In deze zin is het verhaal van Balder een zondevalverhaal.
De maretak is een allesgenezer
De maretak wordt door Plinius een allesgenezer genoemd en zo werd hij in de negentiende eeuw nog steeds betiteld in de Keltische landen. (15) Als het ik-bewustzijn zijn hechting aan de wereld van materie en gedachten, oftewel de mare/ illusiewereld verliest, dan kan dit – nu onthechte – individuele bewustzijn als kracht worden ingezet. Het wordt een kracht waarmee alle illusies van het tijdelijke ontmaskerd worden. Zo kunnen alle ziektes die behoren bij het tijdelijke lichaam ermee worden genezen. Het grote offer is dan weliswaar de desidentificatie en onthechting van materie en gedachten die behoren bij dit lichaam en al zijn tijdelijke genoegens. De druïden konden dit en sneden de maretak-vampier af van de boom en daarmee van zichzelf of van de gemeenschap. Zij konden naar eigen wil en op hun eigen tijd de reis naar de andere kant maken. Zowel voor Balder als voor het gros van de mensheid is de illusie van de maretak te sterk en zal het moment van inzicht en daarmee de verlossing pas plaatsvinden na het Ragnarok, na het einde der tijden.
Abe van der Veen
Dit artikel is onderdeel van mijn boek ‘De wijsheid van bomen en kruiden’. Dit boek kan je hier kopen: https://www.abedeverteller.nl/boek-abe-de-verteller/
1) Robert Graves – The white goddess p.249 De maretak als behorend bij de dag tussen de jaren is met name zijn theorie, maar gretig overgenomen door vele paganisten.
Mijn verhaal over zoenen onder de maretak lees je hier: http://wp.me/p26qJo-84
2) Snorri Sturluson – Edda (vert. M. Otten) p.72 (Gylfaginning) De beschrijving klopt niet. Het is sterk de vraag of de IJslandse dichter wel wist hoe maretak er uit zag. Maretak is niet inheems in IJsland.
Edda (vert. M. Otten) p.7 (Völuspa vs 31-32)
3) Snorri Sturluson – Edda (vert. M. Otten) p. 71-74
4) Een van de gedichten uit de poëtische Edda gaat hierover: ‘Baldrs Draumar’
5) Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten p. 722
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/maretak
In het volksgeloof bereed de mara niet alleen de slapenden, hun daarbij angstige dromen bezorgend, maar verwarde ze ook de manen van paarden tot kluwens, evenals de takken en twijgen van bomen.
6) Aeneas – Vergilius boek 6 vs. 183
7) James Frazer – The golden bough p. 703
Frazer beschrijft een uitgebreide theorie over Balder en de maretak met verregaande consequenties. Die kan je hier lezen: http://www.sacred-texts.com/pag/frazer/gb06500.htm
8) Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten
9) James Frazer – The golden bough p. 662
Blöte-Obbes – Bomen en struiken p. 72
10) http://www.etymonline.com/index.php?term=druid
In mijn boek: ‘De symboliek van bomen’ schrijf ik meer over deze sacrale functie van de boom.
11) Graves – the white goddess p. 284
12) Hierbij kan je ook denken aan de sterke ‘mana’ of kracht die sacrale koningen hebben die daarom altijd gedragen moeten worden, hun voeten mogen de grond niet raken, zodat ze hun kracht niet kwijtraken aan de aarde.
James Frazer – The golden bough p.662
13) James Frazer – The golden bough p.662
Decleene en Lejeune – Compendium van rituele planten p. 715
14) Blöte-Obbes – Boom en struik 71
15) James Frazer – The golden bough p.661
The post Magie en mythe van de maretak first appeared on Abe de Verteller.
]]>