Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Heidense godinnen in middeleeuws Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>Terwijl de grote meerderheid van het gewone volk zich al had aangepast aan de wil van de machthebbers en gehoorzaam geloofde aan de drie-eenheid van God de vader, God de zoon en God de heilige geest bleven er tot in de zeventiende eeuw aan toe berichten verschijnen van mensen die niet alleen in een godin geloofden, maar ook met haar mee reisden of in haar gezelschap verkeerden. Deze mensen (meestal vrouwen) hoorden dan bij de ‘bonae res’ (de goede dingen), of de ‘(un)hulden’ of de nachtvrouwen, later werden zij vaak heksen genoemd. Een moderne benaming voor hen zou extatici zijn, omdat zij de gave bezaten om uit het lichaam te treden en in de geest te reizen. Vaak waren dergelijke mensen in het dagelijkse leven bezig met magische kunsten, zoals de toekomst voorspellen, genezen en verloren en gestolen goed terugvinden. Hieronder geef ik een kort verslag van de belangrijkste bronnen over dit soort mensen en hun godinnen. Daarna geef ik een interpretatie van enkele aspecten van hun geloof en hun gebruiken.
Canon Episcopi: rijden met Diana
Deze mensen worden het eerst genoemd in een beroemde Latijnse tekst; de Canon Episcopi. Deze vinden we het eerst in 872 maar hij kan ook vele jaren ouder zijn. In de versie van Regino van Prüm uit 899 gaat hij – ingekort en vertaald – als volgt: ‘Zekere kwade vrouwen geloven dat zij in de nacht op zekere beesten rijden samen met Diana, godin van de heidenen, en een grote menigte van vrouwen, dat zij grote afstanden afleggen in het holst van de nacht, dat zij de geboden van de godin gehoorzamen alsof zij hun meesteres was, dat zij op bepaalde nachten worden geroepen om haar te bedienen.’ (2)
In bekeringsverhalen uit de vijfde tot de achtste eeuw wordt Diana meerdere malen genoemd als de godin van de heidenen. Deze naam zou goed een latinisering kunnen zijn van een godin met een andere, inheemse naam. Dit werd wel vaker door de schrijvende elite gedaan. Wellicht werd gekozen voor Diana omdat zij de enige godin is die in de Bijbel in het nieuwe testament wordt genoemd. In ieder geval worden in latere – op de Canon Episcopi gebaseerde – teksten nog veel meer godinnen genoemd, zowel Romeinse als inheemse. De namen die dan – naast Diana – opduiken zijn: Hera, Herodias/Herodiana, Pharaildis/Pharel, Noctiluca, Venus, Fortuna en de Parcen, Dame (H)abonde, Bensozia, Satia, Richella, Dame (H)oriente, Holda/Helt, Bertha/Percht, Selga/Selden/Selige Frauen en Sibilla. (3)
Burchard van Worms: rijden met Herodias
Rond het jaar 1000 vertelt Burchard van Worms in zijn ‘Decretum’ vele bijzonderheden over deze vrouwen in het gevolg van Diana. De godin wordt ook Herodias genoemd en haar volk kent men als ‘Holda’. (In latere teksten is dit de naam van de godin zelf en heet haar volk de ‘(un)holden’.) Deze vrouwen verlieten in de nacht hun huis door gesloten deuren en lieten hun slapende mannen achter. Dit deden zij door middel van ‘andere ledematen’ die door de duivel werden geleverd. Zij doodden, kookten en aten gedoopte mannen op, waarna zij hen weer schijnbaar tot leven lieten komen door ze te vullen met hout en stro. Zij zouden ook ‘s nachts in de lucht gevechten houden waarbij zij verwondingen opliepen en ook wonden toebrachten. Burchard vertelt er niet bij waarom zij dit zo deden. (4)
John van Salisbury lijkt hierop een aanvulling te geven wanneer hij in 1080 schrijft dat bepaalde vrouwen claimen dat er een Noctiluca (= schijnt bij nacht) of Herodias of een ‘meesteres van de nacht’ nachtelijke vergaderingen belegt. Zij vieren dan feest en voeren er rituelen op. Sommigen worden gestraft en anderen beloond naar hun waarde. Verder worden er kinderen aan ‘lamia’s’ gepresenteerd, zij worden dan in stukken gesneden en opgegeten. Vervolgens – door de genade van de meesteres – worden zij levend en wel terug gebracht naar hun wiegen. Dit zou het vervolg kunnen zijn van de nachtelijke ronddolingen waarvan al sprake was in de ‘Canon Episcopi’. In deze vroege bron vinden we de kiem voor de beschrijving van de heksensabbat zo die gemeengoed werd in de zestiende eeuw. (5)
Tegelijk heeft deze nachtelijke tocht veel overeenkomsten met de sage van de ‘Wilde Jacht’: Johannes Herolt uit Neurenberg noemt in 1418 het gevolg van Diana een ‘leger’. Dit woord betekent hier ‘menigte’ Dit maakt het een van de vroegste identificaties met de Wilde jacht of het Wilde heir. Deze groep van dolende geesten werd vooral gezien tijdens de twaalf heilige nachten van de kersttijd. Herolt noemt Diana ook Berthe of Helt (Holda). Deze twee figuren komen ook in latere sagen voor als aanvoerders van de Wilde Jacht. (6)
Het dekken van de tafel voor de godin
Hiernaast is er nog een ander gegeven dat steevast in verband wordt gebracht met de godin. Dit gaat om het geloof in een bezoek van de godin en haar gevolg in de huizen op speciale tijden en vooral tijdens de midwinterdagen. Op deze dagen dekte de familie ‘s nachts opnieuw de tafel voor haar. Een eerste vermelding – in combinatie met een godin – vinden we bij Caesarius van Arles in 543 waarin hij verbiedt om op de eerste dag van januari een gedekte tafel klaar te zetten voor Fortuna of de ‘drie zusters’. Hij vertelt erbij dat men geloofde dat de godin hen dit honderdvoudig zou belonen. Ook Burchard van Worms noemt dit gebruik om eten samen met drie messen achter te laten en zegt dat het voor de Parcen (de drie schikgodinnen) is. (7) In 1249 zegt de Fransman Willem van Auvergne dat Satia (dit betekent verzadiging) met haar gezelschap naar de huizen komt in de nacht. Zij wordt ook Dame Abonde genoemd vanwege de overvloed die zij geeft. Deze dames eten van het voedsel en de drank die zij vinden zonder hun kwantiteit te verminderen, vooral als de borden en bekers onbedekt gelaten zijn. Zij brengen dan overvloed en voorspoed aan het huis. Als zij ze bedekt vinden dan zullen de ‘dames’ juist ongeluk brengen. De Roman de la Rose uit circa 1270 vertelt dat er mensen zijn die geloven dat zij een soort van heksen (‘estries’) zijn die dwalen door de nacht met dame Abonde. Zij zeggen dat één op de drie kinderen deze conditie hebben en drie nachten in de week voortgaan, zij kunnen door elk gaatje gaan, hun ziel verlaat hun lichaam en zij vergezellen dan de ‘goede vrouwen’ naar andere plaatsen en huizen, terwijl hun lichaam in bed blijft. (8)
Nog in de tweede helft van de zestiende eeuw wordt iets vergelijkbaars gezegd door Renward Cysat uit Lucerne (Zwitserland): ‘Het wordt gezegd dat de ‘salige lütt’ (zalige luiden) en de ‘guottisheer’ – waarschijnlijk wordt het wilde heir bedoeld – bestaan uit zielen van mensen die voortijdig dood zijn gegaan en daarom moeten rond dolen tot de tijd die het lot eigenlijk voor hun dood had bepaald. Zij zijn vriendelijk en betreden de huizen om daar te koken en te eten, maar de hoeveelheid voedsel vermindert niet. Sommigen denken dat levende mannen en vrouwen hen vergezellen en hun maaltijden delen om zo tot groter geluk te komen.’ Hij noemt in zijn relaas echter de godin niet meer. (9)
De godin Oriente
In een proces uit 1390 in Milaan bekenden de vrouwen Sibillia en Pierina de Bugatis dat ze met Diana meegingen en dat ook zij bepaalde huizen binnen gingen, waar zij aten en dronken. Als het een proper huis is werd het gezegend. De godin werd door de ondervrager Diana of Herodias genoemd, maar in hun getuigenissen noemden de vrouwen haar Dame (H)Oriente. Als leden van het gezelschap leerden zij van Oriente te genezen met kruiden en andere geneeswijzen, hoe zij gestolen dingen terug konden vinden en hoe zij betoveringen ongedaan konden maken. Ook leerden ze met behulp van Oriente de toekomst en verborgen dingen te voorspellen. Er behoorden ook dode mensen tot haar gezelschap; er waren gehangenen en onthoofden die mee gingen. Het is ook interessant te noemen dat het gezelschap van Dame Oriente dieren kon slachten en opeten om ze vervolgens weer tot leven te wekken. Dit deden ze door de beenderen te verzamelen in de huid van het geslachte dier. (10)
Nog in 1525 vertelt een vrouw uit Tirol genaamd Wyprat Musin, dat ze tijdens de quatertemperdagen – bezinningsdagen die samenvallen met het begin van de vier seizoenen – een grote menigte zag met aan het hoofd vrouw Selga, de zus van vrouw Venus. Musin werd verplicht om mee te doen aan de processies van vrouw Selga. In die optocht liepen ook de zielen uit het vagevuur mee en zelfs de verdoemden uit de hel. Deze vrouw kon in een kom de mensen zien die dat jaar zouden sterven en vrouw Selga vertelde haar waar verborgen schatten lagen. Ook hier leert een vrouw de magische kunsten van een godin. (11)
De Venusberg
Vaak werden ontmoetingen met een dodenleger of een dodenoptocht door de clerici geassocieerd met het vagevuur. In de late middeleeuwen wordt het vagevuur een specifieke plaats. Een op aarde ronddolende ziel kon dus niet meer tegelijkertijd in het vagevuur zijn. (12)
In die periode zien we voor het eerst het geloof in een Venusberg in de geschriften tevoorschijn komen: Nider noemt deze al vòòr 1437 in zijn Formicarius. Tussen 1440 en 1445 geeft Paus Pius II in een brief antwoord op de vraag of hij weet waar de Venusberg ligt. Hij zegt dat deze mogelijk te vinden is in een grot in de buurt van Todi (Italië). Hij had gehoord dat daar de magische kunsten geleerd worden. In 1544 schrijft Crusius Clerici uit Schwaben over vaganten (gesjeesde, rondzwervende studenten) die beweerden in de Venusberg te zijn geweest. Zij claimden dat zij hierdoor verleden en toekomst kenden, verloren voorwerpen terug konden vinden en bescherming konden brengen tegen hekserij en hagel. Ze konden ook de woeste schare van extatici, ongedoopte kinderen en mannen gestorven in de oorlog oproepen. Ze konden zelfs de prijzen van bepaalde producten doen stijgen. Dit bleven deze vaganten beweren in getuigenissen uit 1576 en 1600. Vervolgens beweerden leden van de Johannesbroederschap nog hetzelfde in 1694. Ze hadden de zielen van de doden gezien op de Venusberg. (13)
Ook de tovenaar Diel Bruell uit Hessen was in de geest op de Venusberg geweest, volgens zijn getuigenis uit 1630. Vrouw Holle had hem in een kom water zielen laten zien. Hij was een ‘nachtfahr’ (nachtrijder) en hij hoorde bij de nachtelijke schare. Als hij tijdens de quatertemper naar de Venusberg ging zou er dat jaar een overvloedige oogst zijn. (14) De Venusberg wordt door de kerk afgedaan als een fabel. Wellicht was het voor het gewone volk een alternatief voor het Vagevuur.
Deze bronnen kunnen nog met tientallen andere voorbeelden worden aangevuld, maar om herhaling te voorkomen laat ik het hierbij. De nieuwsgierigen kunnen na de noten vele citaten en uittreksels lezen uit diverse primaire bronnen uit de vierde tot en met de zeventiende eeuw.
Extatici
Voor degenen die nog geloofden in een godin stond er veel op het spel. Als hun geloof en mogelijk aanbidding uitkwam, dan kon dit de doodstraf wegens duivelsaanbidding betekenen. Uit de bronnen kunnen we nu zien dat er één bepaalde categorie hardnekkig door bleef geloven. Dit is de groep die destijds heksen en tovenaars werden genoemd en die we nu extatici of magisch specialisten zouden noemen. Hiernaast moeten we ook de clientèle van deze mensen noemen. Deze werden niet snel voor het gerecht gebracht, maar zondigden wel in sterke mate. Dat deze heksen uit hun lichaam konden treden blijkt op diverse manieren uit de teksten. Burchard zegt dat zij met ‘andere ledematen’ konden reizen. Tegenwoordig wordt dit het ‘dubbel’ of het alter ego genoemd. (15) Zo konden zij door gesloten deuren gaan of door kieren en sleutelgaten naar buiten gaan. Fysiek is dit onmogelijk, zij deden dit derhalve in de geest. Deze groep wordt als behoorlijk groot verondersteld: de ‘Roman de la rose’ heeft het over één op de drie kinderen die dwalen met Habonde en de twaalfde-eeuwse tekst ‘Ysengrimus’ beweert dat één op de drie mensen dienaren zijn van Herodias. (16) Ook al zou dit schromelijk overdreven zijn dan nog bewijst dit een continuïteit in de beoefening van extasetechnieken door een substantiële groep.
De belangrijkste reden voor hun hardnekkigheid zou er in kunnen liggen dat zij meenden dat zij de kunsten – waar zij voor hun bestaan van afhankelijk waren – alleen konden leren van de godin. En deze konden zij alleen ontmoeten door in extase te gaan. De teksten spreken ervan dat zij van de godin leerden om de toekomst te voorspellen, zielen in het vagevuur te zien, te genezen met kruiden en om te helpen met het vinden van gestolen en verloren voorwerpen. Dit zijn stuk voor stuk taken die een bepaalde mate van inzicht vereisen in de geestelijke wereld, een wereld die alleen via extase of trance te bereiken valt.
Eten en drinken zonder de voorraad te doen slinken
Mogelijk was er dan nog een verborgen zwart magisch belang. Door mee te gaan konden zij delen in de energetische buit van het ‘opeten’ van eten, drank/ wijn, dieren, mannen en kinderen. Elke keer wordt bij dit gebeuren benadrukt dat dit eten niet betekende dat het voedsel werkelijk verdwenen was of dat het dier of de mens werkelijk dood was. De volgende ochtend was het peil in de wijnvaten niet gezakt en de gedode mensen stonden levend en wel weer op. Dit lijkt een paradox, maar het eten in de geest zal eerder gaan om het opnemen van de ‘essentie’, van de ‘levenskracht’ of de energie van het geofferde of van de levende ziel. Dit lijkt zeker in eerste blik op vampirisme en zwarte magie, maar in het geval van het eten en drinken weten we dat dit om een offer ging en dat dit zegen bracht.
Als de godin het offer in dankbaarheid aanvaarde zou zij honderdvoudig zegen brengen en de aanwezigheid van levende extatici zou die zegen alleen maar verder vergroten! Waarschijnlijk geld dit ook voor het geslachte dier van Dame Oriente dat opnieuw tot leven komt. Dit zou dan mogelijk ook oorspronkelijk de bedoeling kunnen zijn geweest bij het eten van de mannen en de kindertjes. Zij verliezen die nacht hun energie, ze zijn leeg van binnen, maar daardoor verbonden aan de godin die ze het honderdvoudig zal vergoeden! Wellicht is er toch soms misbruik gemaakt van de macht om in de geest te kunnen gaan en zich te kunnen verbinden met de energie van anderen. Mogelijk leidde dit zo nu en dan ook tot energetisch vampirisme. In de folklore wordt dit verschijnsel ook de ‘nachtmare’ genoemd. Tijdens de periode van de heksenvervolgingen blijven de beschuldigingen van kannibalisme staan, maar dan worden ze fysiek gemaakt en is van wederopstanding geen sprake.
Overvloed en zegen door de godin
In de teksten beweerden de extatici juist dat zij het huis dat zij bezochten zegen en vruchtbaarheid brachten door daar te eten en te drinken. Alleen een ongastvrij huis kon op ongeluk rekenen. Op allerlei wijzen blijkt dat de gewone mensen een bezoek van de godin en haar gevolg zagen als een eer en een geluk. Het bezoek zou zegen aan en overvloed in het huis brengen. Dit is al af te lezen aan de benaming van enkele godinnen: Satia brengt verzadiging, Abundia brengt overvloed en Richella brengt rijkdom. In de vroegste bronnen werd de tafel gedekt voor Fortuna of de Parcen. Hier zijn het de beschikkers van het ‘lot’ die gastvrij ontvangen worden. De levende extatici die meededen aan dit bezoek hielpen zo de mensen om hun lot een gunstige wending te geven. Je zou kunnen zeggen dat het offer van spijs en drank een opening, een uitreiking is naar de godin om zich met haar te verbinden. De godin staat hier dan voor een bewuste krachtbron waar het huishouden onderdeel van uit wil maken. Als de godin het offer aanvaard door het te nuttigen dan is er voor het komende jaar een zuivere verbinding met deze grote numineuze kracht die voorspoed zal brengen aan het huis.
Conclusie
We zullen nooit weten hoeveel mensen er in het middeleeuwse en vroegmoderne Europa waren die nog geloofden in heidense goden en godinnen. Daarvoor is het bronnenmateriaal te karig en te eenzijdig. Toch is het duidelijk dat zij er waren en aannemelijk dat dit ook ging om een sterke onderstroom die niet makkelijk uit te roeien was. Het ging bij deze godinnenaanbidders voornamelijk om magisch specialisten en extatici. Degenen die men toen destijds tovenaars of heksen zou noemen en daarnaast om degenen die van hun diensten gebruik maakten.
Langzaam maar zeker nam hun getal en invloed af. In extase gaan werd door de kerk en de machthebbers doodgezwegen, belachelijk gemaakt of verboden en gedemoniseerd. De kerk zorgde er op deze manier voor dat een ander bewustzijnsniveau betreden gelijk stond aan duivelsaanbidding of begoocheling (al dan niet door demonen). Hetzelfde gold voor de praktische toepassingen die het ‘in de geest gaan’ had. Ook dit was duivelskunst en dus verboden. Toch bleven mensen eeuwenlang extatische technieken beoefenen in Europa. Zij konden het bij zichzelf niet tegengaan of de verleiding om het te doen was te groot. Dit betekende ook dat het geloof in de godin heel lang is blijven bestaan in het middeleeuwse en vroegmoderne Europa. Zolang er mensen zijn die het lichaam achter kunnen laten om in de geest te gaan, zullen er ervaringen zijn van een grootse vrouwelijke aanwezigheid die alleen maar te benoemen is als godin!
Scroll vooral ook even naar beneden voor de bloemlezing met 69 verschillende voorbeelden van godinnenverering in de periode 500-1700!
Abe van der Veen
Bloemlezing van middeleeuwse bronnen met Godinnen:
Begin vijfde eeuw Maximus van Turijn: een boer wil zichzelf mutileren in naam van de Godin (wellicht Cybele). Hij wordt vergeleken met een dianaticus, een waarzegger oftewel iemand die de toekomst kan voorspellen. 103
Voor 543 Ceasarius van Arles verbiedt de naam van Diana aan te roepen. Hij had bij een meisje een demon uitgedreven die de boeren ‘Diana’ noemden. Janssen 119
Hij verbiedt ook om op de kalenden van januari een gedekte tafel klaar te zetten voor Fortuna of de ‘drie zusters’. Deze zouden dit dan honderdvoudig vergelden. Janssen 120
Tweede helft zesde eeuw n.o.j.: Gregorius van Tours spreekt van een standbeeld van Diana aanbeden bij Trier, dat door een monnik wordt neergehaald. 104
Ook spreekt Gregorius van een standbeeld van Berecynthia die met een wagen om de velden heen werd gedragen. De bisschop van Autun zag dit, hij bad ertegen en het beeld brak in stukken. http://www.maryjones.us/jce/berecynthia.html
Voor 580 Martinus van Braga hekelt onwetende mensen die in de bossen Diana’s aanroepen. Dit speelt zich af in in Noordwest Spanje. Mogelijk gaat het hier om de Keltische godin Di Ana. Janssen 119 Baroja 65
Rond 585 vestigde de uit Lombardije afkomstige diaken Walfroy (* ca. 565 – † ca. 600) zich op de aan Arduinna gewijde heuvel bij de Franse plaats Margut en bracht daar, zittend op een pilaar (als enige westerse pilaarheilige), in navolging van de door hem bewonderde Sint-Martinus de christelijke leer in praktijk en deed de streekbewoners de heidense cultus rond Arduinna afzweren. Zij wordt gelijkgesteld met Diana.
De verering van de Tria fata/ de drie feeën wordt door Procopius (voor 562) en Isidorus van Sevilla (voor 636) genoemd. Janssen 120
Zevende eeuw n.o.j.: de heilige Cilianus wil Franconia bekeren, maar zij doen hommage aan de ‘grote Diana’. 104
Voor 675 ten tijde van sint Amand waren er in de Ardennen heidenen die een godin Diana of Arduinna vereerden Janssen 120
899 Regino van Prüm: Dat zij in de nacht op zekere beesten rijden samen met Diana, godin van de heidenen, en een grote menigte van vrouwen, dat zij grote afstanden afleggen in het holst van de nacht, dat zij de geboden van de godin gehoorzamen alsof zij hun meesteres was, dat zij op bepaalde nachten worden geroepen om haar te bedienen. 90 Deze tekst wordt de ‘Canon Episcopi’ genoemd. Zij staat het eerste in de capitularieën van Karel de kale uit 872.
ca. 950 Ratherius van Verona schrijft in zijn Praeloquia over zondaren die Herodiade aanbidden als hun Godin. Een derde van de wereld zou haar als soeverein erkennen. Hatsis 30 Bisschop Raterius van Verona betreurt de volkse aanbidding van een godin die hij Diana noemt. Hij zegt dat een derde van de wereld aan haar onderdanig is, vooral bijgelovige kleine vrouwtjes. https://www.goddess-pages.co.uk/the-meanings-of-goddess-part-2-2/
Rond 1000 herhaald Burchard, de bisschop van Worms deze canon. Hij voegt aan de naam van Diana die van Herodias/Herodiade toe. 90
Burchard voegt er in zijn ‘Decretum’ en vooral in het negentiende deel daarvan; de ‘Corrector’(1008-1012) nog aan toe: sommige vrouwen beweerden dat zij op zekere nachten gedwongen waren om een zwerm demonen in de vorm van vrouwen te volgen die het volk ‘holda’ noemt. Zij gingen door gesloten deuren en lieten hun slapende mannen achter. Zij doodden, kookten en aten gedoopte mannen, waarna zij hen weer schijnbaar tot leven lieten komen door ze te vullen met hout en stro. Zij zouden ook s nachts in de lucht gevechten houden. 90
Burchard Geloof je dat in de stilte van de nacht na naar bed te zijn gegaan je je huis kunt verlaten ofschoon alle deuren gesloten zijn en over grote afstanden kunt reizen en mensen kunt doden zonder zichtbare wapen? Janssen 114
Heb je geloofd, dat door middel van andere ledematen – jou door de duivel geleverd – je in de nacht door gesloten deuren bent gegaan om in de wolken te vliegen en daar strijd hebt geleverd waarbij je wonden hebt opgedaan en wonden hebt toegebracht? Lecouteux 10
Heb je geloofd dat er vrouwen zijn die uit noodzaak of vanwege een bevel van Holda – met een bende duivels getransformeerd in de vorm van vrouwen – in speciale nachten op beesten moeten rijden en daarmee horen bij een gezelschap van demonen? Lecouteux 10
Geloof je er in dat er vrouwen zijn die – zoals het volk genaamd Holda – ’s nachts rijden op dieren in het gezelschap van duivels die in vrouwen zijn veranderd? Baroja 61
Volgens Burchard van Worms zijn er volgers van de godin die geloven dat zij onderdeel uitmaken van een imaginaire gemeenschap (degenen die olv Diana vliegen in de nacht) en die daarvoor ook nieuwe volgelingen proberen te vinden. Zij doen dat niet uit vrije wil, maar worden daartoe gedwongen. Ginz 90
Burchard: Verder laat het volk op bepaalde nachten eten achter samen met drie messen voor drie (onbenoemde) godinnen, die Burchard identificeert met de Parcen. Ginz 105
Deze Diana zou mogelijk een latinisering van Epona zijn. Ginz104
John van Salisbury voor 1180: Men gelooft dat Noctiluca of Herodias – die optreedt als koningin van de nacht – oproept tot nachtelijke bijeenkomsten waarbij gesmuld wordt en allerlei losbandigheid plaatsvindt. Janssen 114 Baroja 62
Zij claimen dat een Noctiluca (= schijnt bij nacht) of Herodias of een heksenmeester van de nacht nachtelijke vergaderingen belegt. Daarin vieren zij feesten en voeren er andere riten op. Sommigen worden er gestraft en anderen beloont naar hun waarde. Verder worden er kinderen aan ‘lamia’s’ gepresenteerd, zij lijken in stukken te worden gesneden en opgegeten. Vervolgens door de genade van de heksenmeester worden zij terug gebracht naar hun wiegen. Dit is demonische illusie. Alleen oude vrouwen en simpele lieden kunnen hierin geloven. Lecouteux 13
For example it is said that some Moon or Herodias or Mistress of the Night calls together councils and assemblies, that banquets are held, that different kinds of rites are performed, and that some are dragged to punishment for their deeds and others raised to glory. Moreover babes are exposed to witches and at one time their mangled limbs are eagerly devoured, at another are flung back and restored to their cradles if the pity of her who presides is aroused. https://www.constitution.org/2-Authors/salisbury/policrat123.htm
In de twaalfde eeuw werd de Ysengrimus geschreven mogelijk door ene Nivardus in Gent: Pharaildis of Herodias werd afgewezen door Johannes de Doper. Zijn afgehouwen hoofd blies een wervelwind naar haar, waardoor zij weg werd geblazen door een opening in het dak. Sindsdien zwerft zij door de lucht. Zij wordt door een derde van de wereld gediend, zij rust in de tweede helft van de nacht in eiken en hazelaars. (Dit laatste maakt haar gelijk aan de nachtmare die in eiken en hazelaars de maretak achterlaat..) Lecouteux 12
‘Ze omhelsde het binnengebrachte hoofd met haar zachte armen, overgoot het met tranen en wilde het met kussen overdekken. Op het moment dat ze het probeerde te kussen, deinsde het hoofd terug en blies naar haar en in de wervelwind die zijn blazen had veroorzaakt, verdween ze door de dakopening van het paleis. Sindsdien drijft de al te wraakzuchtige, blazende toorn van Johannes haar voort door de lege ruimte van de hemel. Dood vervolgt hij het ongelukkige meisje dat hij tijdens zijn leven niet had bemind. Maar het lot liet niet toe dat ze geheel en al stierf. Verering verlicht haar verdriet en eerbied vermindert haar straf, want een derde deel van de mensheid dient deze bedroefde vrouwe. Vanaf de tweede helft van de nacht tot het eerste gekraai van de zwarte haan zit ze in eiken en hazelaars. Nu is haar naam Pharaïldis, vroeger was dat Herodias, een danseres die voor noch na haar leven haar gelijke kende.’
http://www.dbnl.org/tekst/_yse001ysen02_01/_yse001ysen02_01_0002.php?q=pharaildis#hl6
Aan het einde van de twaalfde eeuw noemt de Duitse dichter Hartmann von Aue Feimurgân, oftewel Morgaine een godin. Ze kan reizen door alle vier elementen en heeft zo de hele aarde al doorkruist. Ze kan zichzelf en anderen veranderen in dieren en heeft kennis van alle kruiden. Ook Gerald van Wales (eind twaalfde eeuw) noemt haar een soort van godin. Ook in de Vulgaat cyclus wordt gezegd dat het gewone volk meende dat ze een godin was en in ‘Gawain and the green knight’ wordt ze een godin genoemd. Ook Merlijn werd door het volk gezien als een god. Larrington – King Arthur’s enchantresses 11-13
Guillaume d’Auvergne, bisschop van Parijs vòòr 1249: De godin Abundia of Satia komt in huizen en kelders samen met haar volgelingen en eet en drinkt wat ze daar vindt. Dit is daar als offergave achtergelaten. Als ze dit vindt brengt ze bescherming en voorspoed en anders ontzegt ze juist haar bescherming. At night the dominae enter houses where offerings have been set out for them. They eat and drink from the vessels, but the contents are undiminished.[7] If they are pleased, they bring prosperity and fertility.
Willem van Auvergne: De geest Satia (betekent verzadiging) komt in de vorm van een vrouw en in gezelschap naar huizen in de nacht. Zij heet ook Dame Abonde vanwege de overvloed die zij geeft of ‘de dames’ ‘dominae’. Deze dames consumeren het voedsel en de drank die zij vinden zonder hun kwantiteit te verminderen vooral als de borden en bekers niet bedekt, maar open gelaten zijn. Als zij ze bedekt vinden dan zullen de ‘dames’ ongeluk brengen, maar anders juist overvloed. Om die reden laten domme mensen op nachten dat ze haar bezoek verwachten de voorraadkasten open en laten de deksels van de tonnen. Lecouteux 14, Wilby 303
Volgens Lecouteux wordt deze geest in Duitsland Percht of Perchta genoemd.
ca. 1230-1260 Stephen van Bourbon vertelt over oude vrouwen die valselijk geloven dat zij op stokken vliegen met Diana en Herodias. Zij noemen zichzelf de ‘Bonae res’ en vergaderen ‘s nachts om deze godinnen te aanbidden.
Vervolgens noemt hij het exemplum van een maskerade bij Besancon (Zuid-Frankrijk) van jongens die zich vermomden als vrouwen om zo de Bonae res voor te stellen (de goede dingen). Zij drongen het huis binnen van een rijke boer en namen daar van alles weg onder het gezang ‘één nemen, honderd geven’. Hij zij tegen zijn vrouw: hou je stil en doe je ogen dicht want het zijn de Bonae res die ons bezit zullen verhonderdvoudigen!
In een ander verhaal vertelt hij dat een oude vrouw in een nachtelijke tocht samen met de Bonae res (het gevolg van Diana en Herodias) het huis van een priester binnen was gedrongen. Zij vertelde dat als zij zijn naaktheid niet had bedekt, dat hij dan door Diana en Herodias dood gegeseld zou zijn. Hij nam het haar niet in dank af en noemde haar dwaas en een heks. Hij geloofde niet dat zij door gesloten deuren kon gaan en probeerde dat te bewijzen door haar op te sluiten in een kamer. (Russell 156-157, Janssen 115, Baroja 63)
De vrouwen die ’s nachts reizen met Diana worden ‘bonae mulieres’, goede vrouwen genoemd of ‘bona societas’, goed gezelschap of de nachtvrouwen. Janssen 114
Ze hebben de door het lot opgelegde verplichting om te zorgen voor voorspoed en overvloed. NB 73
1236-1250 “In nocte nativitatis Christi ponunt regina celi quam dominam Holdam vulgus appelat, ut eas ipsa adiuvet.” ‘In de kerstnacht wordt de tafel gedekt voor de ‘koningin van de hemel’, die het volk Frau Holda noemt, zodat zij hen moge helpen.’ Dit wordt in een tabel met bijgelovigheden gezegd door Rudolph, een Cisterciënzer monnik. https://en.wikipedia.org/wiki/Holda
Vincent van Beavais ca 1250 voegde aan Diana en Herodias andere personen toe die de vrouwen ‘goede dingen’ Bonae res, noemen.
1254 In de Legenda Aurea spreekt Jacobus de Voragine over sint Germanus van Auxerre, een bisschop uit de eerste helft van de vijfde eeuw. Hij zag hoe er voor een tweede maaltijd werd gedekt. Dit was voor de ‘goede vrouwen’ die ’s nachts rondreisden. St Germanus bleef die nacht achter en zag een horde duivels arriveren in de vorm van mannen en vrouwen die na inspectie gewoon in bed bleken te liggen. Het was dus een duivelse illusie. Het is erg opmerkelijk dat deze bisschop ook het ‘wonder van de beenderen’ zou hebben volbracht. Hij werd door de Welshe Edelman Cadell uitgenodigd voor een maaltijd en Germanus bedankte hem door de beenderen van het geslachte kalf te verzamelen. In de nacht groeiden de beenderen aan elkaar, vormden vlees, pezen en huid en het kalf was weer levend! Baroja 64, Behringer 57, https://thehistorianshut.com/2018/06/09/the-fiery-tale-of-saint-germanus-overthrowing-a-monarch-in-powys/
in de Legenda aurea: verzoenende gaven aan de ‘goede vrouwen’ die ’s nachts voortlopen. NB 76
Ca 1270 Roman de la Rose – Jean de Meun: Habonde bezoekt met haar gevolg de ‘bonnes dames’ in de nachten de huizen waar men schalen met voedsel voor haar heeft klaargelegd, die nooit leeg raken. Als ze welwillend is, brengt ze voorspoed en vruchtbaarheid. Zij die als derde geboren zijn, gaan drie keer in de week mee met dame Habonde naar het huis van de buren, ze gaan door spleten en sleutelgaten, geen deur houdt hen tegen, want hun ziel verlaat het lichaam.
Veel mensen worden door hun zinnen bedrogen en geloven dat zij heksen zijn (estries) die dwalen door de nacht met dame Abonde. En zij zeggen dat een van de drie kinderen deze conditie heeft en drie nachten in de week voortgaan, zij kunnen door elk gaatje gaan, hun ziel verlaat hun lichaam en zij vergezellen de ‘goede vrouwen’ naar andere plaatsen en huizen, terwijl hun lichaam in bed blijft. Lecouteux 12
Berthold van Regensburg vòòr 1272: De goede vrouwen die ‘saligen fraülein’ worden genoemd. Voor hun worden spijzen op tafel achtergelaten bij het open venster. http://kunstmuseum-hamburg.de/deutsche-mythologie-die-elfischen-geister-waldgeister/
Je moet niet geloven in het volk dat zwerft in de nacht (nahtwarren), nog in de welwillenden (hulden) of de kwaadwillenden (unhulden), niet in elfen (Pilwitzen), in nachtmerries (maren, truten) of in de vrouwen van de nacht (‘nahtvrouwen’). Het zijn allen demonen. Noch moet je de tafel dekken voor de gezegende vrouwen ‘felices dominae’. Lecouteux 15
Adam de la Halle 1276 toneelstuk Jeu de la Feuillée: De drie feeën verschijnen in de nacht van 1 mei. De tafel is voor hen gedekt. Een van hen is boos omdat er een mes ontbreekt, (voor haar is niet gedekt) Twee Morgue en Arsile, spreken goede wensen uit als beloning voor de gastheer, de derde Maglore schenkt een kale kop en domheid. Ook het nachtvolk dwz Herlequin en zijn aanhang spelen een rol in het stuk, het zijn een soort van duivels. Janssen 120
In een canon gemodelleerd naar de Canon Episcopi uit 1280 in de Ariège regio wordt de godin Bensozia genoemd (mogelijk bona socia, goed gezelschap of goede buur). Ginzburg 100
ca. 1300 de Bretonse lai Sir Orfeo vertelt van de vrouw van koning Orfeo Herodis (Herodias) die ontvoerd wordt door de koning der elfen. Zij moet zijn vrouw worden. Deze lai is gebaseerd op de Griekse mythe van Orpheus en maakt zo dus Herodias koningin van de onderwereld. Bernheimer 132
1310 In de vergadering van Trier worden Diana en Herodiana genoemd.
Verder komen nog Perchta en Holda als godin voor in Middeleeuwse teksten. Het zou kunnen dat de naam Diana een latinisering is voor godinnen met een lokale benaming. Ginzburg 91
1313 Giovanni de Matociis van Verona in zijn historia Imperiales schrijft dat vele leken geloven in een nachtelijk genootschap met aan het hoofd Diana of Herodias.
In 1319 verklaard de Kathaarse ketter Arnaud Gélis dat hij ‘s nachts meeging met de ‘bonae res’ oftewel de ‘goede vrouwen’, dit zijn zielen van overledenen, waarbij zij soms huizen binnen gingen en daar de wijn dronken. Het waren voorname vrouwen die in koetsen rondgaan zowel in leven als in dood, alleen na de dood werden de koetsen voortgetrokken door demonen. Schmitt 146
In de inquisiteurshandleiding van Bernard Gui uit 1320 wordt gevraagd: Wat weten zij van of hebben zij gedaan met de feeën (‘fatis mulieribus’) die door het volk de goede daden (‘Bonas res’) worden genoemd en die rondgaan in de nacht. Maxwel-Stuart – Witch beliefs 55
1320 Fasciculus morum uit Engeland: Personen die zeggen dat zij s nachts koninginnen en andere vrouwen zien rondlopen met Diana en de dans leiden met de godin van de heidenen, die hier bij het volk elfen worden genoemd. Dat ze mensen in andere vormen kunnen veranderen en meenemen naar ‘Elveland’ waar nu kampioenen als Wade en Onewone zouden wonen. Het is allemaal Duivelswerk. Russell 175
Ca. 1350 een tekst ‘Spiegel van de ziel’ Zij zondigen die in de nacht van Epiphanie, voedsel en drank op de tafel laten staan zodat er volgend jaar geluk zal zijn voor hen. Zij zondigen die voedsel geven aan Percht en rode slakken (of schoenen) aan de ‘scrat’ of aan de nachtmerrie. Lecouteux 16
1354 Jacopo de Passavanti (Italië) Er zijn vrouwen die menen dat zij ‘s nachts meegaan met de ‘tregenda’. Dit doen zij samen met andere levende mensen, maar ook met demonen. De meesteressen van deze horde zijn Herodias en Diana. Hatsis 72
Raoul de Presles voor 1383 noemt het leger van Herlequin, Dame Abonde en de feeën in één zin. Janssen 127
1390 Milaan een vrouw genaamd Sibillia bekent dat zij naar ‘het spel van Diana’ gaat, die zij Herodias noemen. Ook Pierina de Bugatis bekent hetzelfde. De processtukken van deze vrouwen laten zien dat zij haar alleen maar benoemen als ‘madona Horiente’. (Haar inquisiteur maakt er dus Diana of Herodias van.) Sibillia ging elke donderdag naar het gezelschap van Oriente en deed hommage aan haar. Zij boog haar hoofd en zei: ‘het gaat u goed, Madona horiente’. Zij antwoordde: ‘welkom mijn dochters’. Alle dieren communiceren ook met het genootschap. Oriente kon voor het gezelschap de toekomst en verborgen dingen voorspellen. Sibillia gebruikte deze informatie weer voor mensen die bij haar kwamen. Pierina voegt nog toe dat dode mensen zoals gehangenen en onthoofden ook bij het gezelschap van Oriente horen. Het genootschap bezoekt de huizen van met name welgestelden, daar eten en drinken zij, als de huizen proper zijn dan worden zij door Oriente gezegend. De leden van het gezelschap leren van Oriente te genezen met kruiden en andere geneeswijzen, hoe gestolen dingen terug te vinden, hoe betoveringen ongedaan te maken. Dit alles is geheim. Oriente kan dode beesten weer tot leven brengen. Soms slachtten ze een os en aten het vlees, ze bewaarden de botten en deden die in de huid van het beest. Oriente gaf een tik met haar staf en het beest kwam weer tot leven. Pierina gaf zich later aan een geest genaamd ‘Lucifello’. Ginz 93
14e eeuw In het ridderverhaal uit midden-Engeland ‘Gawain en de groene ridder’ wordt Morgaine een godin genoemd.
1418 Johannes Herolt uit Neurenberg noemt nog als synoniemen voor Diana (in de canon) Unholde, die selige frauen, frau Berthe en frau Helt. Zij gaat door de nacht met haar leger over grote afstanden. Diana als frawen unholdi. Haar gevolg wordt een leger genoemd, wat het een van de vroegste identificaties maakt met de Wilde jacht. Het speelt zich af tijdens de twaalf nachten. Ginz 101 Janssen 125
[Ginz koppelt dit aan Perchta en Holda als aanvoerders van de wilde jacht en Wotan en Odin noemt hij als aanvoerders.]
ca. 1430 Bernardino van Siena vertelt van de ‘tregenda’ die elke donderdag en zondagnacht vergaderen. Zij vereren de godinnen Diana, Herodias en Iobaina. Hatsis 73
1431 Jeanne d’Arc wordt gevraagd of ze iets wist over diegenen die met de elfen door de lucht reisden. Zij wist dat dit op donderdagen gebeurde en slechts toverij was. Zij werd ervan beschuldigd met de feeën te hebben gedanst en ze te hebben aanbeden. Janssen 121
In 1435 beschrijft de Dominicaanse theoloog Nider in zijn Formicarius een ervaring met een vrouw die meent dat zij naar verre plaatsen kan reizen door middel van een vliegzalf. Ergens in Zuid-Duitsland komt een monnik een oude vrouw (Vetula) tegen die claimde dat zij samen met Diana en haar gevolg door de lucht kon vliegen. Hij – en andere getuigen – mochten op een avond daarbij in haar kamer aanwezig zijn. Zij plaatste een baktrog op een stoel en ging daarin zitten. Zij kleedde zichzelf uit en smeerde zich in met een zalf terwijl ze ondertussen een onverstaanbare spreuk prevelde. Vrij vlot daarna begon ze te trillen en met haar armen te slaan om vervolgens in slaap te vallen. Zij viel uit haar trog op de grond en stootte haar hoofd, maar toch werd zij niet wakker. Toen ze eindelijk weer bij kennis was vertelde de monnik haar dat zij niet met Diana weg was gevlogen, maar in de kamer was gebleven. In ‘Predigten’ (ook uit de jaren dertig) vertelt hij nog over hetzelfde incident dat zij een ‘unholda’ is en dat ze naar de ‘Heuberg’ wou vliegen. In zijn Preceptorium uit 1438 noemt hij dat de ‘vetula’ claimde te kunnen reizen met Venus of Herodias. Matsis 144-147
Nider noemt (voor 1437) als bijgelovige daad mensen die geloven dat zij naar de samenkomst van Herodias of Venus mee zijn gegaan. Vervolgens noemt hij: mensen die zeggen dat zij tijdens de quatertemperdagen in trance de zielen van het vagevuur kunnen zien. Zij weten na die flauwte dingen te vertellen over gestolen of verloren voorwerpen. NB 75 Hij vertelt in zijn Formicarius ook over een ridder die meent in de Venusberg beland te zijn in de armen van mooie vrouwen, maar hij wordt wakker in een mesthoop (of in de Nederlandse versie in de armen van een dood dier). Zika 367 Ook vraagt Nider: ‘Is er enige waarheid in wat zij zeggen van de Venusberg, dat daar mannen in luxe leven samen met mooie vrouwen die hen wellustig genot aanbieden?’ Matsis 141
ca. 1440-1445 Paus Pius II geeft in een brief antwoord op de vraag of hij weet waar de Venusberg ligt. Hij zegt dat deze mogelijk te vinden is in een grot in de buurt van Todi (Italië). Hij had gehoord dat daar de magische kunsten geleerd worden. Matsis 142
1456 Hartlieb: ‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. So bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin.’ De ‘unhulden’ gebruiken een zalf de ‘unguentum Pharelis’ met daarin zeven kruiden die op zeven opeenvolgende dagen geplukt moet worden. Als zij die zalf op een stoel of hooivork smeren dan kunnen zij daarmee ‘reizen’.
1457 Nicolaas van Cusa vertelt in een sermoen over een ondervraging van drie oude vrouwen uit Val di Fassa (Italië) dat jaar. Zij vertelden dat zij gedurende de vier quatertemperweken meegingen met het gezelschap van Richella, die ze ook ‘de goede meesteres’ noemden. Zij volgden haar omdat ze volgens hen de moeder was van alle rijkdom en geluk. Nicolaas identificeert haar met Diana en zegt dat Richella slechts een vertaling is van Abundia of Satia. Zij kwam ’s nachts bij hen op een kar, als een vrouw in rijke kledij wiens gezicht ze niet konden zien. Zij raakte hen aan en toen gingen ze met haar mee naar een soort van feest waar gedanst werd. Wel waren er mannen die over hun hele lichaam bedekt waren met haar en die ongedoopte mensen opaten. Hier gingen ze jaren aaneen naar toe op de vier quatertemperweken. Ginz 94 Richella verborg haar gezicht door semironde ornamenten in of aan haar oren. Ginz 132, Wilby 303 (Dit lijkt curieus genoeg op de hoofdversierselen van het antieke beeld genaamd de vrouw van Elche)
1468 Thesaurus Pauperum vertelt over bijgeloof uit Beieren: Men laat eten en drinken staan voor Habundia en Satia of zoals het volk zegt: frau Percht en haar gevolg, dit doen ze in de hoop op overvloed en rijkdom. In 1439 werd hetzelfde al veroordeeld door Thomas Ebendorfer in zijn ‘de decem praeceptis’ NB 74
Thesaurus Pauperum: ’s nachts kommen met voedsel en drank op tafel laten staan voor Dame Abundia of Satia, die door het volk frau Percht wordt genoemd. Zij is altijd met een gezelschap. Als zij dit vinden zullen ze overvloed en rijkdom schenken. Zij zullen de huizen bezoeken tussen kerst en epiphanie (driekoningen) Lecouteux 16
1484 Stephanus Lanzkranna vertelt in zijn ‘Himmelstrasse’ over de demon Dyana die hij vereenzelvigt met Herodias en met frau Percht en frau Holt. Bernheimer 79
1489 Proces in Mantova tegen Giuliano Verdena: hij ziet in een bekken met water de ‘meesteres van het spel’ (Diana of Herodias) gehuld in zwarte kleren met een kin tot op haar buik. Zij wil hem de werkzaamheid van de kruiden en de aard van de dieren onthullen. (Ginzburg NB 83)
15e eeuw Een exemplum uit Breslau over een oude vrouw die droomde dat ze door Herodiana mee werd gevoerd. In haar vreugde gooide zij haar armen open en stootte een vaas met water om zodat ze weer bij zinnen kwam. 130 ginz
15e eeuw Bewoners van de Palatinaat geloofden in de godin Hera als brenger van overvloed die in de twaalf dagen van kerst en Driekoningen rond doolde/vloog. Ginz 104 Er is een kans dat Herodias, een verkeerde vertaling is van Hera-Diana.
De nachtvrouwen van Diana, Holda en Venus komen bijeen in de Venusberg. Janssen 126
Eerste helft 16e eeuw: Hans Sachs een dokter uit Florence wil door een zwart paard op een kerkhof meegevoerd worden naar de Venusberg, hij eindigt in de shit.
1506 De heksendokter Zuanne delle Piatte van Anterivo ging naar de berg van de Sibilla ook bekend als de heuvel van Venus waar Donna Herodias woont om daar geïnitieerd te worden in het genootschap van heksen. Hij ging de berg in – eerst kreeg hij een waarschuwing van de trouwe Ekhart – en zag daar Tannhäuser en Donna Venus. Met haar ging hij naar de sabbat, waar hij ook de vrouw ‘van het goede spel’ ontmoette. Hij reed met Venus op zwarte paarden door de lucht en ging in vijf uur om de hele wereld heen. (Uit dit verhaal blijkt een duidelijke invloed van de literatuur uit die tijd.) Ginz 109, Behringer 56
1506-1510 Verschillende vrouwen uit de valleien der Dolomieten (waaronder de val di Fiemme) worden door de heksendokter Zuanne delle Piatte aangegeven als heksen en bekennen vreemde dingen: Orsola la Strumechera van Trodena en Margherita Tessadrella (1505) vertelden dat ze bij een vergadering dieren kookten en aten, daarna de beenderen verzamelden zodat de dieren weer tot leven kwamen. Zij kwamen bij elkaar in het gezelschap van ‘la donna del bon zogo’ (de vrouwe van het goede spel). Dit was heel iets anders dan ‘la zogo del diavolo’ (het spel van de duivel)
Ook Anna Jobstin had meegedaan aan nachtelijke reizen tijdens de quatertempernachten. Zij at toen – samen met de anderen – een hele os en werd gekozen als koningin van de elfen (of van het engelenland). Juliana Winkerin vertelde naar dansen reisde waar er mooie muziek was en lekker eten. Eén keer had ze daar een baby gekookt en gegeten. Maar Anna Jobstin had haar taak als koningin goed vervuld. Ze had de beentjes verzameld en het kind weer tot leven gebracht. Als er maar één beentje ontbrak dan zou het kind voor het leven kreupel of misvormd zijn. Behringer 58-60
De heksen van val di Fiemme beschrijven Herodias als een grote, lelijke vrouw met een groot hoofd, zwarte kleren, een zwarte band om het hoofd en met twee wielen aan weerszijden van haar hoofd. (zie 1457) Het wordt ook omschreven als twee stukken steen rond de ogen. Deze gaan telkens open en weer dicht. Zij rijdt altijd door de lucht. Ginz132-133
1508 Geiler von Kaisersberg in ‘Die Emeis’ heeft het over vrouwen die beweren dat ze ‘s nachts naar de Venusberg gaan. Hiernaast heeft hij het over vrouwen die tijdens de quatertemperdagen in onmacht vallen en dan beweren in de hemel te zijn geweest en spreken over gestolen of verborgen voorwerpen. Behringer 57
1519 Een vrouw in Bern komt aan de schandpaal omdat ze beweerd met vrouw Selden en de wilde jacht uit rijden te zijn geweest.
1525 Wyprat Musin, een vrouw uit Tirol, vertelt dat ze tijdens de quatertemperdagen een grote menigte zag met aan het hoofd vrouw Selga, de zus van vrouw Venus. Musin werd verplicht om mee te doen aan de processies van vrouw Selga. In die optocht liepen ook de zielen uit het vagevuur mee en zelfs de verdoemden uit de hel. Ze kon in een kom de mensen zien die dat jaar zouden sterven en vrouw Selga vertelde haar waar verborgen schatten lagen. NB 85
Selden en Selga zijn verwant aan de ‘saligen’, de gezegenden met de zuivere ziel en ook aan Perchta. http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-8-De-Saligen-I.pdf
1526 De rechter Paulus Grillandus schrijft over heksen in de stad Benevento die een godin aanbidden op de plaats van een oude walnotenboom.
1532 Domenica Barbarelli een heks uit Novi gaat in de geest naar ‘het spel’, naar de optocht van Diana. Ondanks dat omstanders haar proberen te weerhouden kan zij dit toch meemaken omdat zij uit haar lichaam treedt. Voor haar is dit reëel. NB 41
ca. 1530 (geschreven rond 1568) Renward Cysat uit Lucerne schrijft: Het wordt gezegd dat de ‘Saligen Lütt’ en de ‘guottisheer’, bestaan uit zielen van mensen die voortijdig dood zijn gegaan en daarom moeten rond dolen tot de tijd die het lot eigenlijk voor hun dood had bepaald. Zij zijn vriendelijk en betreden de huizen om daar te koken en eten, maar de hoeveelheid voedsel vermindert niet. Ook spelen zij prachtig op snaarinstrumenten. Sommigen denken dat levende mannen en vrouwen hen vergezellen en hun maaltijden delen om zo tot groter geluk te komen. Degenen wie bezocht werden, maar ook degenen die met de Säligen mee reisden werden hoog geacht en gezien als gezegend. Een vrouw vertelde dat ze met hen meereisde in de ziel terwijl haar lichaam in bed achterbleef. Lecouteux 23, Behringer 70
1544 Schwaben Crusius Clerici schrijft in de ‘Annales Svevici’ over vaganten (gesjeesde, rond zwervende studenten) die beweren in de Venusberg te zijn geweest, waardoor ze verleden en toekomst kenden, verloren voorwerpen terug konden vinden en bescherming konden brengen tegen hekserij en hagel. Ze konden ook de woeste heerschare van extatici, ongedoopte kinderen en mannen gestorven in de oorlog oproepen. (Deze extatici waren uit hun lichaam getreden, maar hadden de weg terug niet kunnen vinden, waardoor ze moesten rond dolen.) Ze konden ook de prijzen van bepaalde producten doen laten stijgen door een koord onder de grond te begraven. Dit bleven ze beweren in getuigenissen uit 1576 en 1600. Vervolgens beweerde de Johannesbroederschap hetzelfde in 1694. Ze hadden de zielen van de doden gezien op de Venusberg.
Tweede helft 16e eeuw Sicilië: Vrouwen gingen mee met ‘donas de fuera’ (vrouwen van buiten) onder aanvoering van de matrone, zij hoorden dan ook tot haar gevolg. Ze vlogen door de nacht om te banketteren en orgieën te houden in afgelegen kastelen of weilanden. Deze vrouwen hadden kattenpoten of paardenhoeven. Hun godin werd de matrone, de Griekse meesteres, de wijze Sibilla genoemd en anders. Haar volgers konden betoveringen ongedaan maken. Deze ‘vrouwen van buiten’ zijn te zien als een soort van elfen. Als ze een huis ingingen riepen ze: ‘met de zegen van God laat de dans vermeerderen’! Ze aten dan wat en keken wat rond en vertrokken weer met als saluut: ‘Stop de dans en laat de welvaart vermeerderen’! Een ‘dona de fuera’ kon een ziekte veroorzaakt door elfen weer ongedaan maken door een offer te doen en door zelf ‘s nachts naar de elfen toe te gaan om ze te overtuigen om de patiënt weer te genezen. Wilby 305, Ginzburg 122, Henningsen 200 https://barteredhistory.wordpress.com/2017/09/18/the-ladies-from-outside/ https://en.wikipedia.org/wiki/Donas_de_fuera
1586 Chonrad Stoeckhlin uit Oberstdorf (Zuid-west Duitsland) vertelt dat hij meegaat met de ‘Nachtschar’. Dit is een schare van nachtgeesten. Dit gebeurde in de quatertemperweken. Zijn ziel verliet zijn lichaam en reisde mee met deze schare. Hij legde op deze wijze grote afstanden af. Hij werd daarbij begeleid door een engel. In zijn dorp en omgeving was hij bekend als genezer. Hij wist ook heksen aan te wijzen. Hij kon dit door zijn reizen met de nachtgeesten en door zijn communicatie met de engel. Behringer – Shaman of Oberstdorf
1588 Alison Pearson was een genezeres uit Boarhills Schotland. Zij wordt beschuldigd van hekserij en bekend dat ze naar het hof van de elfen was geweest en daar de koningin van de elfen had gezien. Zij werd daar naar toe gebracht middels een wervelwind. https://en.wikipedia.org/wiki/Alison_Pearson_(accused_witch) [De koningin der elfen is te zien als een soort van godin.]
1597 Andrew (Andro) Man te Aberdeen in Schotland deed hommage aan de koningin der elfen en de duivel in de vorm van een mannetjeshert. Hij had seks met de koningin, zij wist alles van de ‘craft’, ook al was zij de mindere van de duivel. De elfen speelden muziek en dansten.
1614 Legende van de minnezanger Tannhäuser in de ‘Mons Veneris’ van Kornmann. Hij kwam bij de Hörselberg en vraagt aan een grijsaard Eckhart uit het geslacht der Harlungen (deze waarschuwt ook voor de wilde jacht, de rond trekkende bende van geesten die zich meester willen maken van de levenden, die ook uit deze berg tevoorschijn komt) of de godin Holda daar woont. Hij zegt dat Venus met haar gevolg daar woont. Maar waarschuwt voor ongeluk als Tannhäuser zich verbindt met die heidense godin. Venus gaf hem te drinken van de beker der vreugde waardoor hij voor een jaar alles en iedereen vergat. Pas als hij Venus een duivelin noemt en zegt dat hij verlangt naar Maria wordt hij vrij gelaten. Als het duidelijk is dat zelfs de paus hem niet wil vergeven gaat hij voor eeuwig terug naar de Venusberg.
1619 Maria Panzona uit Latisana is een ‘benandante’ die in de geest, gezeten op een dier, naar het dal van Josafat ging en daar door het hoofd te buigen eerbied betoonde aan een majesteitelijke vrouw genaamd de abdis.
1630 Tovenaar Diel Bruell uit Hessen was in de geest op de Venusberg geweest. Vrouw Holle had hem in een kom water zielen laten zien. Hij was een ‘nachtfahr’ hij hoorde bij de nachtelijke schare. Als hij tijdens de quatertemper naar de Venusberg ging was er een overvloedige oogst. Benandanti 92
1640 Caterina Buni uit Palermo ging mee met de ‘de vrouwen van buiten’. Zij reed op een schaap en wou dat anderen ook met haar mee gingen.
1647: Peter Pipernus schrijft in zijn De Nuce Maga Beneventana & De Effectibus Magicis, over een vrouw genaamd Violanta die bekende dat zij Diana aanbad op de plaats van een oude walnotenboom dichtbij de stad Benevento.
1662 Isobel Gowdie uit Schotland. Zij was in de heuvelen gegaan en kreeg eten van de koningin der elfen (Queen of Fearrie).
Voor 1680 Praetorius uit Leipzig schrijft: Diana reist op kerstnacht met haar furieuze bende ven krijgers. Verderop zegt hij dat vrouw Holle of Holda begint met ronddolen tijdens de Kerstmis. Lecouteux 17
Pas ergens in de 19e eeuw wordt verteld van dansers uit Roemenië, de calusari. Deze gemaskerde, en vaak als vrouw verklede danseres hebben als patroon van hun dansen Irodiada of Arada. Zij wordt ook wel Doamna Zanelor genoemd. Met Irodiada hebben we duidelijk opnieuw de folkloristische halfgodin Herodias te pakken en in Arada herkennen we de Aradia die beschreven wordt door Leland als godin van de Italiaanse hekserij. Doamna Zanelor is een benaming voor de koningin van de elfen. Zij bidden om bescherming bij Irodiada. Deze godin wordt begeleid door de Rusalii, een soort van elfen. De calusari zijn bang om ziek gemaakt te worden door deze elfen, maar imiteren ook hun vliegende bewegingen. Zij kunnen door hun dansen ziekten genezen die door de Rusalii zijn veroorzaakt. (Mirceade, Elia – Notes on the Calusari )
1899 Charles Leland schrijft zijn Aradia of ‘the gospel of the witches’. Aradia is de godin van een groepje heksen uit Toscane (Italië) Hij zou zijn informatie gekregen hebben van Maddalene, een Italiaanse heks.
Aradia was de dochter van Diana (godin van de maan) en Lucifer (god van de zon en het licht). Zij daalt af naar de aarde en wordt de eerste heks. Zij zal alle heksen de geheimen van de hekserij onderwijzen. Erodiade is de Italiaanse naam voor Herodias, Aradia is daar weer een verbastering van. Zij zou ook gelijkgesteld worden met Lilith.
Aradia komt iig nog tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw voor in Sardinië (Sabina Magliocco – Aradia in Sardinia; the archaeology of a Legend)
Perchta betekent wellicht Ephiphania of anders helder/stralend. Het ritueel van het dekken van de tafel gebeurt voornamelijk tussen kerst en Driekoningen. Dit ritueel werd al gedaan door de Romeinen, maar dan voor de voorouders. Het werd de tafel der zielen of overledenen genoemd.
Abundantia komt voor als Romeinse godin van overvloed, voorspoed, rijkdom, maar heeft weinig eigen mythologie. Zij houdt op afbeeldingen een ‘cornucopia’ vast.
Lees ook:
http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-5-Perchta-I.pdf
http://www.pansophia.nl/academie_pansophia/wp-content/uploads/2017/01/Godinnen-en-vrouwelijke-wezens-deel-8-De-Saligen-I.pdf
http://robscholtemuseum.nl/wp-content/uploads/2017/10/Cor-Hendriks-De-Venusberg.pdf
https://core.ac.uk/download/pdf/16427155.pdf
Literatuurlijst
Baroja – The world of the witches
Ginzburg – Ecstasies
Ginzburg – The night battles/ De benandanti
Hatsis – The witches’ ointment
Janssen, Louis – Nicolaas, de duivel en de doden
Lecouteux – Phantom armies of the night
Russell – Witchcraft in the Middle ages
Schmitt – Bijgeloof in de middeleeuwen
The post Heidense godinnen in middeleeuws Europa first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.
]]>Tijdens mijn studie geschiedenis kwam ik een vijftiende-eeuws Nederlands recept tegen voor de vliegzalf van de heksen. De mediaevist Braekman die dit recept en bijbehorende vliegspreuk beschreef had destijds geen vermoeden dat dit om een authentiek recept voor vliegzalf ging, later beschreef hij het opnieuw. Nu vergeleek hij het wèl met de beruchte vliegzalf waarmee heksen door de lucht konden vliegen naar de heksensabbat. (1)
Ik kreeg zekerheid dat dit recept vliegzalf betrof toen ik het vroegst bekende recept voor vliegzalf ontdekte. Dit is het recept voor ‘unguentum pharelis’ van de Duitse dokter Johannes Hartlieb uit 1456 uit zijn ‘Buch für allen verboten Kunst’. Beide recepten zijn ontzettend boeiend voor zowel paganisten als historisch geïnteresseerden. Het geeft een van de zeldzame bewijzen voor het werkelijke uitoefenen van hekserij in Nederland.
Recepten voor heksenzalf
Hieronder volgen de beide recepten:
Eerst het vertaalde Nederlandse recept uit het vijftiende-eeuwse manuscript van Joannes Alphensis:
Om snel te reizen waar je maar naar toe wilt.
Maan: IJzerhard, Mars: vuurwerkplant, Mercurius: bingelkruid, Jupiter: huislook, Venus: valeriaan, Saturnus: betonie, Zon: goudsbloem (of chichorei).
Idem weet dat gij al deze kruiden verzamelen zal in de naam van Pharel en als de maan wassende is. En verzamel geen kruiden als de maan in het teken Ram staat. En dan als de maan vol is, na zonsondergang, zo maakt gij zalf op de manier van Pharel. Meng het sap van de voorgenoemde kruiden met het vet van een geit en het bloed van een vleermuis, de hele tijd zeggende de naam Pharel. Als dit gedaan is doet u de zalf in een zilveren bus en leg het de hele nacht daar zeggende: ‘O waardige Pharel, ik offer u deze zalf’. Als gij het proberen wilt zult u een klein beetje van deze zalf op uw aangezicht, handen en borst bestrijken terwijl u zegt: ‘Othinel, Pharel, Clemosiel, Pharel, Adromaniel, Pharel’ en noem de plek waar u wilt zijn. (2)
Dan het vertaalde citaat uit het boek van verboden kunsten uit 1456 van de Duitse dokter Johannes Hartlieb:
Voor zulke reizen gebruiken mannen en vrouwen, namelijk de ‘unhulden’ [vrouwelijke nachtgeesten, mogelijk in het gevolg van vrouw holle, later gezien als heksen] een zalf genaamd ‘unguentum pharelis’ Zij maken deze van zeven planten en plukken elke plant op de dag die behoort bij deze plant. Zo plukken zij op een zondag goudsbloem (of chichorei), op maandag koningsvaren, op dinsdag ijzerhard, op woensdag bingelkruid, op donderdag huislook, op vrijdag venushaar. Hiervan maken zij zalf door er vogelbloed en vet van dieren doorheen te mengen wiens namen ik niet zal noemen om niemand kwaad te maken. Dan wanneer zij willen, smeren ze het op banken of stoelen, hooivorken of kachelpoken en vliegen erop. Dit is ware nigromantie en strikt verboden. (3)
Het valt in deze tekst op dat de zaterdag wordt overgeslagen. In het vroeg negentiende-eeuwse boek ‘Aberglaube des mittelalters’ van Heinrich Schindler is hetzelfde recept te vinden. Daar wordt het expliciet heksenzalf genoemd. Hij noemt voor de zaterdag als te plukken plant de ‘heliotropum europaeum’ oftewel de zonnewende. De zondag heeft niet de goudsbloem maar het bilzekruid en als extra kruiden worden nog wolfskers en monnikskap genoemd. (4)
Deze laatste drie zijn direct ook de meest hallucinogene en giftige planten in het rijtje. Deze drie van het geslacht nachtschade worden het meest genoemd in andere recepten voor heksenzalf. Zij brengen het getal op negen. Welke bron Schindler heeft gebruikt blijft echter duister. Het Nederlandse en het Duitse recept noemen de zalf ‘unguentum Pharelis’ of ‘unguent in den maniere van Pharel’. Schindler noemt het als enige ‘Hexensalbe’. Vier van de zes of negen planten die genoemd worden staan in beide bronnen. Dit is best veel gegeven de enorme hoeveelheid kruiden die er zijn en samen met de naam Pharel duidt dit op een gemeenschappelijke bron.
Pharel en varende Brünhilde
Een van de meest intrigerende elementen in de tekst is de naam Pharel. Met deze naam zou heel goed Pharaildis bedoeld kunnen zijn. Pharaildis (650-740 n.o.j.) is een kuise vrouw uit Gent die, liever dan met haar man te vrijen, ’s-nachts naar de kerk ging, wat haar man tot wanhoop dreef. Verder wekte ze een gans weer tot leven en kreeg daarom later een gans als embleem. Door deze daden werd zij beschermheilige van Gent. (5) Er is een grote kans dat zij niet werkelijk heeft bestaan en verzonnen werd om een oudere verering van een godin te verhullen. Pharaildis is namelijk ook een andere naam voor Herodias. (6)
Herodias is een van de meest voorkomende namen van een godin waarvan in vroeg-middeleeuwse boeteboeken gezegd wordt dat zij met vele vrouwen in de nacht door de lucht vloog. (7) Andere namen voor deze godin zijn Diana, Abundia, Satia, Bertha en Holda. Herodias kwam in dit rijtje terecht omdat zij in de middeleeuwse folklore werd gezien als de danseres van de zeven sluiers die haar vader – koning Herodes – om het hoofd van Johannes de Doper vroeg. (Hier wordt zij echter verward met haar dochter Salomé.) Toen zij dit hoofd kuste blies Johannes haar de lucht in en veroordeelde haar om eeuwig door de lucht te vliegen. Zij reed in de lucht en in haar gevolg reden de varende vrouwen, de toverwijven. Volgens één geschrift werd zij gediend door een derde van de mensheid. Later maakte dit haar tot een demonische heksenaanvoerster. (8)
De naam Pharaildis werd in het Nederlands verbasterd tot Veerle of Verelde en naar haar werd de Melkweg ook wel de Vroneldenstraat genoemd. Haar naam zou varende Hilde of vrouw Hilde kunnen betekenen. Ondanks de naamgelijkenis gaat het hier niet om de godin Holda, maar om de walkure Brünhilde. De Melkweg wordt namelijk ook wel de Broeneldenstraat genoemd naar Brünhilde. (9) Het unguentum Pharelis wordt zo een zalf om mee te kunnen vliegen in het gevolg van Pharaildis of Herodias. Zo kunnen we deze zalf identificeren als een smeersel om in de geest door de lucht te kunnen vliegen samen met andere vrouwen en geesten. Het is de zalf die vrouwen (en sommige mannen) gebruikten om uit hun lichaam te treden om zo in de nacht mee te kunnen reizen met de godin in het door haar aangevoerde geestenleger. In beide vijftiende-eeuwse teksten wordt nog niet gesproken van een heksenzalf of een ‘unguentum Lamiarum’. Deze naam komt pas naar voren in de zestiende-eeuwse bronnen.
In deze tijd moesten de grote heksenvervolgingen nog beginnen en de kerk verbood juist het geloof in een fysieke nachtvlucht. Vrouwen die geloofden dat ze mee vlogen in de nacht met Diana of Herodias waren bijgelovig en moesten boete doen. (7) Langzaam maar zeker veranderde dit – mede onder invloed van de Malleus Maleficarum (1476) – in een geloof in de fysieke realiteit van de nachtvlucht. De ‘unhulden’ of nachtgeesten werden zo bestempeld tot boze heksen. Het waren kwade vrouwen die zwarte magie bedreven als onderdeel van hun pact met de duivel. Vanaf de zestiende eeuw vlogen ze ook niet meer met een godin maar met de duivel.
Othinel
Van de andere genoemde geesten in het Nederlandse recept is alleen Othinel mogelijk identificeerbaar. Dit zou namelijk heel goed op Odin kunnen slaan! Deze wordt ook wel Othin genoemd en is bekend als leider van de Wilde Jacht. Van Odin wordt in de Edda gezegd dat hij uit zijn lichaam kon treden en dan naar verre landen kon reizen. (10) Dit maakt hem tot een geschikte mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis. Dat Othinel ook in de Bijbel wordt genoemd als één van de richteren is alleen maar handig als dekmantel. Door een Bijbelse figuur te noemen wordt de kans op een aanklacht tegen afgoderij kleiner.
De andere wezens die in de incantatie genoemd worden zijn een stuk moeilijker te plaatsen. Adromaniel en Clemosiel zijn nergens te vinden. Wel kan het zijn dat deze wezens onder invloed van het christendom gezien werden als engelen. Zowel engelen als demonen kregen zeer vaak de uitgang El of Iël in hun naam (denk aan Gabriël en Michaël). In de Henochiaanse magie is het oproepen van engelen zelfs onontbeerlijk. Dit blijft dus nog een raadsel.
Abramelin de Magus
Een derde vijftiende-eeuwse bron voor het gebruik van heksenzalf is het boek van Abramelin de Magus (ook bekend als Abraham van Worms) uit ongeveer 1415. De magiër beschrijft daarin dat hij in het Duitse plaatsje Lintz een jonge vrouw (hij noemt haar geen heks) ontmoet die hem garandeerde dat zij hem zonder risico zou kunnen brengen naar elke plek die hij wenste. Zij gaf hem daarop een zalf die hij op de belangrijkste aders van zijn handen en voeten wreef en zalfde daarna zichzelf in. Hij viel in een diepe slaap en vervolgens leek het hem toe dat hij door de lucht vloog naar de plaats die hij had gewenst. Hij werd wakker met hoofdpijn en een sterk gevoel van melancholie. Het voelde sterk alsof hij werkelijk en lichamelijk op die andere plaats was geweest. Zij vertelde dat zij mee was gereisd, maar ze beschreef de reis compleet anders. Abramelin zag het spul als een fantastische slaapzalf die er voor zorgde dat iets wat in de verbeelding plaats vond sterk op de realiteit leek. (11)
Het lijkt er sterk op dat we in dit verslag van Abramelin de magiër een authentieke weergave hebben van de werking van de heksenzalf waarvan we de receptuur hebben kunnen halen uit de twee andere bronnen.
De zeven planten en de vliegreis langs de zeven sferen en planeten
De ingrediënten van het vijftiende-eeuwse Nederlandse recept voor vliegzalf zijn – naast het vet van een geit en het bloed van een vleermuis – de volgende zeven planten: ijzerhard, vuurwerkplant, bingelkruid, huislook, valeriaan, betonie en goudsbloem. Het Duitse vijftiende-eeuwse recept van Hartlieb noemt nog verder koningsvaren, venushaar en zonnewende. (12) Met dit recept is het zeer de vraag of er een hallucinogene werking van de zalf uit zal gaan. Het enige giftige middel in de zalf is het bingelkruid. Deze heeft echter geen hallucinogene werking. Het lijkt er daarom op dat het effect meer uitgaat van sympathetische magie. Elke plant heeft namelijk wel een magische connotatie en hoort bij één van de zeven planeten. (13 [voor de plantliefhebbers onder ons zie deze noot voor een uitgebreide beschrijving] )
Door het oproepen van de leider en leidster van de Wilde Jacht Odin (Othin) en Pharaildis (Pharel) en het insmeren met zalf van de planten die behoren bij de (geesten van) de zeven planeten kon de tovenaar of heks uit haar lichaam treden en langs de zeven sferen opstijgen tot ze de plaats bereikte waar alle wensen mogelijk zijn.
We hadden al vastgesteld dat Pharel/Pharaildis een andere naam voor Herodias is. Herodias werd weer verward met haar dochter Salomé. Zij danste voor haar vader Herodes de dans van de zeven sluiers en won daarmee het hoofd van Johannes de Doper. Deze dans is niet slechts een vulgaire striptease – zoals men vaak denkt – maar de rituele uitbeelding van het afleggen van de zeven illusies en van de reis langs de zeven poorten van de onderwereld of juist langs de zeven sferen naar de hemel. Bij de laatste poort ben je naakt en voorbij alle illusie van tijd en ruimte in de wereld. (14) Hier is éénheid en gelukzaligheid. Voor mij maakt het niet uit of we dit nu hemel, paradijs, Nirvana, Walhalla of Venusberg noemen. Salomé betekent vrede en in de plaats waar zij naar toe reist bereikt men de vrede. Het is niet toevallig dat bij een heksenzalf met zeven planeetplanten ook een godin behoort die langs de zeven sferen kan reizen.
De mannelijke tegenhanger van Pharel/Pharaildis in het gedicht is Othin/Odin. Hij berijdt zijn paard Sleipnir (of de wereldboom Yggdrasil) om alle negen werelden te bereizen. Het reizen gaat niet fysiek, maar in de geest, buiten het lichaam.
Tripmiddelen als bestanddeel in heksenzalf
Als extra ingrediënten voegt Schindler nog bilzenkruid geplukt op zondag, wolfskers en monnikskap toe aan het oude recept. Dezen hebben alle drie hallucinogene bestanddelen zoals atropine, scopolamine en hyoscamine. Als deze drie toegevoegd worden aan het recept is de kans op een vliegsensatie een stuk hoger. Dat wil niet zeggen dat hallucinogenen onmisbaar zijn om te kunnen ‘vliegen’. Ik stel mij voor dat ervaren heksen door hun regelmatige oefeningen in trance-bewustzijn dit niet nodig hadden. (15) Onervaren heksen kregen met deze extra bestanddelen een duwtje in de rug. Dit bleef altijd gevaarlijk. Er zijn vele anekdotes over heksen die halverwege van de bezem vielen of in de wijnkelder of op de sabbat de juiste spreuk om terug te gaan niet meer wisten. Anders gezegd: ze wisten de weg naar hun lichaam niet meer en werden gek of gingen zelfs dood.
(Heksen onder invloed – Hans Baldung Grien en heks die zich insmeert met zalf)
Het insmeren van de staf of steel
Het is opmerkelijk dat soms niet de huid, maar juist de reismiddelen gezalfd worden: dit lezen we o.a. bij Hartlieb. De reisinstrumenten die genoemd worden in zijn tekst zijn banken, stoelen, hooivorken en kachelpoken. In andere bronnen noemt men de geit, het spinrokken, de beruchte bezemsteel of gewoon een stok(je). Deze objecten kunnen op een fysieke en een geestelijke manier worden geïnterpreteerd.
Fysiek bekeken is er de mogelijkheid dat als je schrijlings op een staf gaat zitten die dik ingesmeerd is met hallucinogene zalf – zeker als je kleine wondjes hebt, waardoor het werkzame bestanddeel nog sneller wordt opgenomen – dit een vliegsensatie teweeg brengt. (16) Deze theorie kan bekrachtigd worden met drie bronnen: in 1477 bekende de heks Antoine Rose uit de Savoye dat zij van de duivel een stokje had gekregen van ongeveer 45 centimeter en een pot met zalf. Zij smeerde de zalf op de stok en bracht deze tussen haar benen en zei: ‘ga in naam van de duivel, ga!‘ Zij werd daarop direct naar de ‘synagoge’ (ander woord voor heksensabbat) gebracht. Een stokje klinkt niet als een middel om op te gaan zitten om je door de lucht en naar de sabbat te dragen. Was deze stok dan bestemd voor intern gebruik, zoals een dildo? Hiervoor is echter geen enkel direct bewijs.
Een ander citaat is uit 1470 van de theoloog Jordanes de Bergamo: ‘maar het volk gelooft en de heks bekent, dat op zekere nachten zij een staf zalven en erop rijden naar een afgesproken plek of zichzelf zalven onder de oksels of in andere harige plaatsen.’ (17) Het is duidelijk dat hier op de genitaliën wordt gezinspeeld. De zalf werd op plekken gesmeerd waar de huid het makkelijk zou opnemen, mogelijk was de stok hierbij een hulpmiddel.
Een derde bron vinden we in de bekentenis van de Ierse heks Alice Kyteler uit 1324. Zij vertelde dat zij een stok invette met zalf waarop zij galoppeerde ‘door dik en dun’. Dit laatste betekent door dicht struikgewas en bos met spaarzame begroeiing. Dit kan je interpreteren als een eufemisme voor het schaamhaar. (18) Alice gebruikte haar staf dus als een paard. Dit is daarmee geen gewoon paard, maar een stokpaard! Later was dit slechts speelgoed voor kinderen, maar in deze tijd kon het berijden van een stok(paard) ook een rituele betekenis hebben. Dit werd in het Engels ook wel een ‘cock-horse’ genoemd. Een aantal schilderijen uit de zestiende eeuw laten niets aan duidelijkheid te wensen over wat betreft de stok en de labiae: één heks berijdt zelfs een fallus! (19) Echter ook daar is er geen sprake van inwendig gebruik. De andere mogelijke reismiddelen lijken mij slechts symbolisch en zonder praktisch nut.
De bezemsteel als kosmische boom
Geestelijk en symbolisch bekeken is elke staf- of paalvormig object een schematische weergave van de kosmische as. De wereldboom die wij als een energiestroom in ons energetische lichaam hebben en ons verbindt met de hemelpool en de aardepool. Wij zitten tussen die mannelijke en vrouwelijke energie in. Wij zijn een microkosmos, een microversie van de macrokosmos. Door uit ons lichaam te treden kunnen we over de fysieke grens in de onderwereld of bovenwereld komen.
Het symbool van de bezem bleek in de loop van de tijd het meest krachtige archetypische beeld om te laten zien hoe de heks tijdens haar extase, haar nachtvlucht, heen en weer gaat tussen mannelijke en vrouwelijke energieën om uiteindelijk de andere wereld te bereiken. Een traditionele heksenbezem bestaat uit es voor de staf, berk voor de twijgen en wilg om ze samen te binden. (20) De vrouwelijke berkentwijgen worden met wilg samengebonden aan de mannelijke staf van essenhout. De wilg staat hier voor de wijze vrouw oftewel de heks.
Met de es Yggdrasil berijdt Odin de negen werelden. Maar ook de berk staat bekend als kosmische boom waarmee de sjamaan de andere wereld kan bereiken. Ook de wilg is een kosmische boom. Zij is de staf van de Griekse godin Helice die altijd de poolster aanwijst. Zo combineert de heksenbezem drie krachtige kosmische houtsoorten die helpen om te reizen in de geest. Ook hier draait het om sympathetische magie.
Abe van der Veen
Noten:
1 W. Braekman – Witte en zwarte magie http://www.dbnl.org/tekst/brae003midd01_01/brae003midd01_01_0006.php
Dit handschrift is te vinden als MS.517 in de Wellcomebibliotheek te Londen. Volgens het hs. heeft het in de vijftiende eeuw toebehoord aan Joannes Alphensis.
2 Om te reysen haestelic daer men wil.
Luna: herba columbina, Mars: diptannus, Mercurius: mercurialis, Jupiter: barba Jovis, Venus: valeriana, Saturnus: betonica, Sol: solsequium. Item weet dat ghi alle dese cruden vergaderen sulte inden name van Pharel ende als die mane wassende is. Ende en vergadert gheen cruden als die mane is in Aries. Ende dan, als die maen vol is, na der sonnen onderganc, so maket u unguent1 inden maniere van Pharel. Ende menghe dat sap vande voirseide cruden mitten smeer vander gheiit ende mitten bloede vander vledermuus, altoes nomende Pharel. Ende als dit ghedaen is, so doch2 diin ungent in een siilveren bosse, ende legghent alden nacht daer seggende: ‘O waerdighe Pharel, ic offer di dit ungent’, ende dan neemt u ungent ende bewaertet. Ende als giit besigen wilt, so suldi nemen een luttel van dinen ungent ende besalven daermede diin aensicht, diin handen ende diin borst, ende segt aldus: ‘othinel Pharel clemosiel Pharel. Adromaniel Pharel’, ende nomen die stat daer ghi wesen wilt.
3 “Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey” van Johannes Hartlieb 1456
‘Zu sölichem farn nützen auch man und weib, nemlich die unhulden, ain salb die hayst unguentum pharelis. Die machen sy uß siben krewtern und prechen yeglichs krautte an ainem tag, der dann dem selben krautt zugehört. Als am suntag prechen und graben sy Solsequium, am mentag Lunariam, am eretag Verbenam, am mittwochen Mercurialem, am pfintztag Dachhauswurz Barbam jovis, am freytag Capillos Veneris. Daruß machen sy, dann salben mit mischung ettlichs pluotz von vogel, auch schmaltz von tieren; das ich als nit schreib, das yemant darvon sol geergert werden. Wann sy dann wöllen, so bestreichen sy penck oder stül, rechen oder ofengabeln und faren dahin. Das alles ist recht Nigramancia, und vast groß verboten ist.’
‘For such travels both men and women, namely the witches use an ointment called “unguentum pharelis”. They make it from seven plants and pick each plant on the day belonging to that plant. So on Sunday they pick Solsequium, on Monday Lunaria, on Tuesday Verbena, on Wednesday Mercurialis, on Thursday Barbam Iovis, on Friday Capillos Veneris. From that they make ointment by adding to it blood of birds and fat from animals whose names I will not write so that no one is angered by it. Then, when they want, they spread it on benches or chairs, rakes or ofengabeln (big oven forks) and fly on them. This is a real Nigramancia and is strictly forbidden.’
4 Der Aberglaube des Mittelalters – H. Schindler 1858 p. 160 http://www.archive.org/details/deraberglaubede00schigoog
5 Met de zuid-Duitse leidster van de wilde jacht; vrouw Bertha of Perchta heeft ze dit embleem van de gans gemeen. ‘Bertha met de ganzevoet’ wordt weer gezien als een voorloper van (de sprookjes van) ‘moeder de Gans’.
6 Zo wordt zij genoemd in het Middelnederlandse gedicht uit de elfde eeuw Reinhardus of Ysengrimus. http://www.dbnl.org/tekst/_tie002200901_01/_tie002200901_01_0016.php
7 Canon Episcopi in de elfde-eeuwse versie van Burchard van Worms
“certain wicked women” (quaedam sceleratae mulieres), who deceived by Satan believe themselves to join the train of the pagan goddess Diana (to which Burchardus added: vel cum Herodiade “or with Herodias”) during the hours of the night, and to cover great distances within a multitude of women riding on beasts, and during certain nights to be called to the service of their mistress.
8 Bächtold – Staubli – Händworterbuch des Deutschen Aberglaubens op het lemma ‘Pharaildis’
9 Deze benamingen zijn te vinden in ‘Natuurkunde van het geheelal van broeder Thomas en in de woordenlijst Theutonista uit 1477.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article_content&wdb=MNW&id=69317
Walküren zijn vrouwelijke luchtgeesten uit de Germaanse mythologie die de krijgers op het slagveld kozen die moesten sneuvelen. Zij konden zich o.a. in zwanen veranderen.
10 Snorri Sturluson – Ynglinga Saga 7
‘Odin kon van gedaante veranderen. Dan lag zijn lichaam erbij alsof het dood en ingeslapen was, en onderwijl was hij dan een vogel of een viervoetig dier of een vis of een slang, en zo ging hij vliegensvlug naar verre landen om daar zijn zaken of die van anderen te behartigen.’
11 The Book of the Sacred Magic of Abramelin The Mage The First Book of Holy Magic, Chapter VI
http://www.sacred-texts.com/grim/abr/abr012.htm
Het oudste nog bestaande transcript van dit boek is uit 1608
Hatsis – The witches ointment 137-138
12 Das puch aller verpoten kunst, ungelaubens und der zaubrey – Johannes Hartlieb 1456
13 Maandag op de dag van de maan pluk je volgens het Nederlandse Handschrift ‘luna herba columbina’ oftewel IJzerhard.
IJzerhard (verbena officinalis) was al bij de Egyptenaren gewijd aan Isis en werd bij de Romeinen de tranen van Juno genoemd. Verder wordt het ook wel de tovenaarsplant genoemd. Het is een zuiverende plant; De altaren van Jupiter werden met takken van ijzerhard schoongeveegd. Het is één van de planten die de druïden gebruikten als allesgenezer. De Germanen noemden het Dinskraut naar de god Dinar, de god van het ding (de stamvergadering) en de oorlog. (Bij Hartlieb hoort de plant bij de dinsdag) IJzerhard komt veel voor in liefdes- en lustopwekkende magische recepten. Volgens het volksgeloof droegen heksen als zij naar de heksensabbat gingen een kousenband van ijzerhard waardoor zij onvermoeibaar werden. (BO 189)
Volgens Hartlieb wordt op maandag Lunaria geplukt. Dit zou het koningsvaren kunnen zijn. Van varen wordt in een Duits kruidboek gezegd dat er geen kruid is waar meer heksenwerk en duivelse kunst mee bedreven wordt! (Braekman 386) Toen men nog niet van sporen wist geloofde men in het bestaan van een onzichtbaar varenzaad. Dit zaad – als je het kreeg van de duivel (met midzomer of met kerst) – heeft allerlei magische eigenschappen. Als je het bij je droeg bleef je altijd jong, verstond je de taal der dieren, werd je onkwetsbaar, won je altijd in het spel en kon je je onzichtbaar maken.
Dinsdag op de dag van Mars pluk je diptannus, de vuurwerkplant. Gewijd aan de Kretaanse godin Dyktinna. Zij was Artemis Dyktinna godin van de jacht en de dieren en zo weer gekoppeld aan Diana! Onder haar andere naam Britomartis wordt zij weer geassocieerd met Mars. De plant groeide ook in de kruidentuin van de Griekse heks Medea. De plant wordt wel vuurwerkplant genoemd omdat de etherische oliën in de plant op hete zomerdagen tot het waarnemen van blauwe vlammetjes rondom de plant kan leiden.
Volgens Hartlieb is dinsdag de dag waarop ijzerhard geplukt moet worden.
Woensdag op de dag van Mercurius (Wodan/Odin) plukt men volgens beide bronnen ‘mercurialis’ oftewel bingelkruid.
Bingelkruid (mercurialis) is uit de wolfsmelkfamilie en giftig. Hij is aan Mercurius of Wodan/Odin gewijd. (BO135) De kruidkundige Dodoens schrijft dat het kruid Hermoupoa heet naar Hermes/Mercurius die het kruid als eerste zou hebben gevonden.
Donderdag op de dag van Jupiter (Donar/ Thor) plukt men volgens beide bronnen Barba Jovis oftewel huislook (sempervivum tectorum).
Huislook is gewijd aan Wodan en/of Donar. Het werd in de volksmond ook wodansbaard of donderbaard genoemd. (BO 113) Men liet het in de dakgoot groeien tegen blikseminslag. Ook werd het gebruikt om heksen uit het huis te houden door het in de schoorsteen te hangen. (76 Cock spreekwoorden)
Vrijdag op de dag van Venus plukt men Valeriana Officinalis oftewel Valeriaan.
Valeriaan is in ’t Duits Baldrian en gewijd aan de zonne- en lentegod Balder. Het geneest de ‘vallende ziekte’ epilepsie en wordt in vele middeleeuwse liefdesdranken verwerkt. Dodoens zegt hierover ‘De ongheluckighe ende onsalighe vrijers en vrijsters ghebruycken de Valeriane in haer minnedrancken’. (Dodoens 568) Naast liefde kan valeriaan ook lustgevoelens opwekken bij de uitverkoren persoon. Zo past het goed bij de dag van Venus.
Bij Hartlieb is het op vrijdag te plukken kruid de ‘capillos veneris’ oftewel venushaar. Venushaar is aan Venus gewijd. Het maakt jong en verbreekt iedere betovering. Het heelt slangen- en spinnenbeten.
Op zaterdag, de dag van Saturnus pluk je betonica oftewel betonie. Betonie wordt wel de meesteres van alle kruiden genoemd. (BO 199) De Kelten noemden het de levensplant. De plantkundige Lobelius schrijft in 1581 over betonie: ‘Betonie bewaart de zielen en lichamen van de mensen en bevrijd en beschermt de nachtwandelingen van toverijen en gevaar. Ook beschermt het de gewijde plaatsen en kerkhoven van verschrikkelijke visioenen, zij is goed en heilig.’ Dit heeft hij weer van de Romein Anthonius Musa. (Cruydtboeck Lobelius 631) Volgens Hildegard von Bingen was het kruid goed tegen alle kwade toverij (rituele planten 296)
Deze opmerking van Lobelius en Musa maakt van betonie een perfecte plant om te gebruiken in een vliegzalf. Juist als de ziel uit het lichaam is getreden is deze kwetsbaar. Als met ‘nachtwandelingen’ de nachtelijke reizen van extatici bedoeld worden dan kan betonie de zielen van wandelaars/reizigers beschermen tegen toverij en ander gevaar.
Bij Hartlieb ontbreekt de plant van Saturnus en de zaterdag. Schindler vult het aan met Heliotropum Europaeum oftewel heliotroop / zonnewende. Zij heet zo omdat zij bloeit met de midzomerzonnewende en omdat de bladeren van de plant zich wenden naar de zon. Wie slaapt op blad van zonnewende zal de volgende ochtend weten of en wie hem wil bestelen zegt het volksgeloof. Heksen konden er onweer mee maken. (heksenkruiden 13, braekman 358)
Zondag is de dag van de zon waarop men voor de heksenzalf solsequium plukt. N.a.w. is dit goudsbloem. Ook Hartlieb heeft solsequium. Dit kruid is gewijd aan de heksengodin Hekate. In Frankrijk hing men het aan de deur om het kwaad te weren en meisjes dansten met blote voeten op een bed van goudsbloemen om de taal van de vogels te kunnen verstaan. (bloementaal 67)
Bilzenkruid (hyoscamus Niger) ook wel dolkruid en slaapkruid genoemd zou gewijd zijn aan Bile of Bel de Keltische dodengod (BO 222) Men kan demonen aanroepen door een figuur te schilderen met het sap van deze plant. In de 11e eeuw werd er in Hessen weermagie mee bedreven. Een naakt meisje moest het kruid met haar rechterhand uittrekken en aan haar rechtervoet vastbinden. Dit ‘regenmeisje’ werd met water besprenkeld onder het zingen van bezweringen. In 1538 dwong een vrouw uit Pomeren een man om haar na te lopen door aarde uit een graf, bilzenkruid, zout en schaamhaar in zijn schoen te strooien. (Rituele planten 214) Zo zijn er nog veel meer magische handelingen met bilzenkruid te noemen..
Wolfskers is ‘atropa belladonna’ en wordt ook wel dolkruid genoemd. Zij is genoemd naar de Griekse schikgodin Atropos. Zij is de onafwendbare de donkere godin die de levensdraad doorknipt. Bella donna staat juist voor mooie vrouw en de plant zou deze naam gekregen hebben omdat met het sap van wolfskers vrouwen zichzelf mooie ogen probeerden te geven. Het verwijd namelijk de pupillen van de ogen.
Monnikskap (aconitum napellus) of ‘wolfsbane’ is ontstaan uit het spuug uit de mond van de hellehond Cerberos toen dat op de grond drupte toen Hercules hem uit de onderwereld bracht als één van zijn werken. Medea brouwde er haar gifdranken mee. Bij de Germanen heet hij Thor’s helm en later ‘trollenhoed’. De extreme giftigheid leest men uit de anecdote over de vergiftiging van Claudius. Julia Agripinna wou haar zoon Nero op de troon krijgen. Zij vergiftigde daarom keizer Claudius door zijn ganzenveer in te smeren met monnikskap. Hij gebruikte deze namelijk om zijn huig te kietelen om over te geven (ws. om verder te kunnen zwelgen tijdens een orgie, maar misschien had hij gewoon een gevoelige maag).
(14) Walker – woman’s encyclopedia of myths and secrets op lemma Salomé. Voor Salomé deed Ishtar dat al in de Babylonische mythe en Inanna in de Sumerische versie.
Zowel de reis naar de bovenwereld als de onderwereld gaat langs zeven niveaus. Pharaildis kan zowel omhoog als omlaag getuige de naar haar vernoemde Vroneldenstraat c.q. Melkweg..
(15) Dit is eigen speculatie. Over de inwijding tot heks in de middeleeuwen weten we bijna niets. In de processen gaat de inwijding gepaard met een duivelspact, duivelsteken en duivelskus op het achterste van de duivel en meestal ook nog seks met de duivel. Vaak werd wel zo het begeerde poeder om kwaad te doen of de zalf om mee te vliegen van de duivel gewonnen.
(16) Dildo’s bestaan al sinds de prehistorie http://en.wikipedia.org/wiki/Dildo
Burchard van Worms (12e eeuw) schreef hierover in zijn boeteboek: “Have you done what certain women are accustomed to do, that is to make some sort of device or implement in the shape of the male member of a size to match your sinful desire? If you have done this, you shall do penance for five years on legitimate holy days.”
(17) http://scienceblogs.com/terrasig/2007/10/on_the_origin_of_witches_and_b.php)
Jordanes de Bergamo – questio de striigis 75
M.C. Thomsett – Heresy in the roman catholic church p. 106
(18) http://www.obrien.ie/files/extracts/BewitchedLand-sample.pdfhttp://www.phrases.org.uk/meanings/through-thick-and-thin.html
Een opmerkelijke fraseologie als je bedenkt dat één van de meest voorkomende spreuken om de heksenvlucht te beginnen luidt: “Over haag en heg tot Keulen in de wijnkelder”. Dit noemen van haag en heg is betekenisvoller dan je zou zeggen op het eerste gezicht. De heg is al sinds jaar en dag een afscheiding tussen de gecultiveerde en de woeste grond. Oftewel een afscheiding tussen de mensenwereld en de woeste natuur. Een grens tussen orde en chaos. De heks is in het middelnederlands haghetisse oftewel heggerijdster!
(19) Het schilderij heksensabbat van Parmigianino uit 1530.
Als mare/succuba bereden vrouwen ook de slapende man en zijn penis (cock) als paard. Hij kreeg een erotische droom en zij kreeg zijn energie om daarmee verder te kunnen vliegen.
(20) Robert Graves –the white goddess 173
Verder:
1 De eerste vermelding van heksenzalf is te vinden bij Apuleius De gouden ezel (160AD)
3 Girolamo Cardano covers the topic in his De Subtilitate (1550), where the eighteenth book contains the passage:-
‘We speak now of the witches’ ointment, which makes one see wonderful things, which are not real but appear to be so. It is composed, they say, of the fat of children seized from their tombs, of the juice of celery, of aconite, of cinquefoil, of nightshade and soot. But although they are thought to be asleep, they see these things: theatres, gardens, banquets, decorations, clothes, beautiful young men, kings, magistrates, and also demons, ravens, prisons, solitudes, tortures’.
4 Het recept uit 1558 van Della Porta is erg bekend geworden omdat Murray het noemde in de appendix van haar boek ‘the God of the witches’. Della Porta ging gewoon bij een oude vrouw langs die de naam had hekserij te bedrijven. Hij zag hoe zij een zalf maakte en beschreef nauwgezet de ingrediënten van het zalfje. De ingrediënten zijn bijna dezelfde als die van Cardano. On his travels, he had met up with an old woman who offered to prove to him that the ointment really worked. She stripped off and worked the mixture over her body as he and a few friends watched from the darkness… yes, it’s another story of a midnight watch. The woman fell into a deep sleep from which she could not be awakened (they tried beating her up a bit, experimentally) and when she woke, she said she had travelled across seas and mountains, and had seen fine young men.
Giovan Battista Della Porta. From De Miraculis Rerum Naturalium, Book II, Chapter XXVI (1558 AD)
Lamiarum Unguenta (Witches Unguent):
“Although they mix in a great deal of superstition, it is apparent nonetheless to the observer that these things can result from a natural force. I shall repeat what I have been told by them. By boiling (a certain fat) in a copper vessel, they get rid of its water, thickening what is left after boiling and remains last. Then they store it, and afterwards boil it again before use: with this, they mix celery, aconite, poplar leaves and soot. Or, in alternative: sium, acorus, cinquefoil, the blood of a bat, nightshade (Solanum) and oil; and if they mix in other substances they don’t differ from these very much. Then they smear all the parts of the body, first rubbing them to make them ruddy and warm and to rarify whatever had been condensed because of cold. When the flesh is relaxed and the pores opened up, they add the fat (or the oil that is substituted for it) – so that the power of the juices can penetrate further and become stronger and more active, no doubt. And so they think that they are borne through the air on a moonlit night to banquets, music, dances and the embrace of handsome young men of their choice.”
5 De beroemde Nederlandse verdediger van de heksen Johann Weyer in De Praestigiis Daemonum (1583) noemt opnieuw het recept van Della porta, wat vervolgens weer wordt gekopieerd door de nog beroemdere criticus van heksenvervolgingen Reginald Scot (1584) says that the ointment ‘whereby they ride in the aire’ was made of the flesh of unbaptized children, and gives two recipes:
[1] ‘The fat of yoong children, and seeth it with water in a brasen vessell, reseruing the thickest of that which remaineth boiled in the bottome, which they laie up and keepe, untill occasion serueth to use it. They put hereunto Eleoselinum, Aconitum, Frondes populeas, and Soote.’ [2] ‘Sium, acarum vulgare, pentaphyllon, the blood of a flitter mouse, solanum somniferum, and oleum. They stampe all these togither, and then they rubbe all parts of their bodys exceedinglie, till they looke red, and be verie hot, so as the pores may be opened, and their flesh soluble and loose. They ioine herewithall either fat, or oil in steed thereof, that the force of the ointment maie the rather pearse inwardly, and so be more effectuall. By this means in a moonlight night they seeme to be carried in the aire.'[4] Dit is tot op de letter hetzelfde recept als gegeven door Della Porta.http://www.whitedragon.org.uk/articles/ointment.html
6 Het uitdiepen van het brouwsel van de ‘weird women’ van Macbeth (1603-1607) levert ook waardevolle informatie op..: http://literarytourist.com/2009/10/macbeth-and-what-was-in-the-witches-brew/
Round about the cauldron go; In the poison’d entrails throw. Toad, that under cold stone Days and nights hast thirty one Swelter’d venom sleeping got, Boil thou first i’ the charmed pot. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Fillet of a fenny snake, In the cauldron boil and bake; Eye of newt, and toe of frog, Wool of bat, and tongue of dog, Adder’s fork, and blind-worm’s sting, Lizard’s leg, and howlet’s wing, For a charm of powerful trouble, Like a hell-broth boil and bubble. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble. Scale of dragon, tooth of wolf, Witches’ mummy, maw and gulf Of the ravin’d salt-sea shark, Root of hemlock digg’d i’ the dark, Liver of blaspheming Jew, Gall of goat, and slips of yew Sliver’d in the moon’s eclipse, Nose of Turk, and Tartar’s lips, Finger of birth-strangled babe Ditch-deliver’d by a drab, Make the gruel thick and slab: Add thereto a tiger’s chaudron, For the ingredients of our cauldron. Double, double toil and trouble; Fire burn and cauldron bubble.
Pretty gruesome stuff, but likely just herbs by other names….names designed to gross out the masses, to stop them from practicing magic. Here are some translations: Eye of Newt Mustard Seed Toe of Frog Buttercup Wool of Bat Holly Leaves Tongue of Dog Houndstongue Adders Fork Adders tongue Lizard Leg Ivy A Hawk’s Heart: Wormwood Ass’s Foot or Bull’s Foot: Coltsfoot Bear’s Foot: Lady’s Mantl Calf’s Snout: Snapdrago Graveyard Dust: Mullein Sparrow’s Tongue: Knotweed
The post Het Nederlandse recept voor heksenzalf: kruiden en spreuken om te vliegen in een Middelnederlands toverboek first appeared on Abe de Verteller.
]]>