Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post De drie gouden haren van de duivel first appeared on Abe de Verteller.
]]>De duivel met de drie gouden haren is een sprookje uit de ‘Kinder und Hausmärchen’ van Grimm uit 1812. Het sprookje komt al voor in een achttiende-eeuws Tsjechisch volksboek en het element van de gouden haren van de duivel is al te vinden bij de twaalfde-eeuwse Deense schrijver Saxo Grammaticus. Andere elementen vinden we in de Italiaanse sprookjesbundel Pentamerone van Basile uit 1636 en in de Indische sprookjesbundel de Panchatantra uit de eerste eeuw n.o.j.. (1)
Sprookjes kan je zien als een symbolische landkaart van de innerlijke en/of de energetische wereld. Dit geldt nog in sterkere mate voor dit specifieke sprookje. Ik zie hier een beschrijving in van de trancereis van de sjamaan. (Waarbij ik het woord sjamaan gebruik voor iemand die doelbewust uit zijn lichaam kan treden om een transcendente reis te maken.) Voordat je mijn uitleg leest kan je hier eerst het sprookje lezen of hier eerst zien.
Met de helm op geboren
De held van het sprookje wordt met de helm op geboren, hij heeft bij de geboorte het geboortevlies nog om het hoofd. Dit maakt hem in het volksgeloof tot een gelukskind. ‘Alles wat zo iemand doet, daarin slaagt hij‘ zegt het sprookje. Degene die met de helm op wordt geboren bezit volgens de folklore de kunst om uit zijn lichaam te treden. In Siberië is dit tevens een teken dat iemand geschikt is om sjamaan te worden. In Friuli in Italië werd in de zeventiende eeuw gezegd dat zulke lieden gedwongen zijn om uit hun lichaam te treden om dan te strijden voor de vruchtbaarheid van de gemeenschap. Zij werden ‘benandanti’ genoemd, oftewel goed doeners. (2) Ook de jongeman in het sprookje zal in verschillende steden voor geluk en vruchtbaarheid zorgen.
Zijn uitverkorenheid wordt nog onderstreept door het bezoek van de koning aan het pasgeboren kind en zijn drijven als zuigeling in een doos in de rivier. Dit lijkt op andere uitverkoren kindjes met bijzondere gaven zoals Jezus, Taliesin en Mozes. Hij drijft op de golven van het water van het onderbewuste en kan dan symbolisch voor een tweede keer geboren worden als hij uit het water wordt opgepikt. Zo is de jongen zowel geboren in het lichaam als in de geest. De koning die als slechterik wordt afgebeeld is ook te zien als een sjamanistische inwijder.
De jongen is voorbestemd om zijn opvolger te worden, maar moet nog wel zijn geschiktheid bewijzen door een beproeving en dus een inwijding te ondergaan. Zonder problemen doorstaat het gelukskind de eerste test. Hij wordt als jongeling door de koning er op uit gestuurd om een brief te brengen naar de koningin en dan verdwaald hij in een eenzaam en duister woud. Je kan dit zien als een punt in het leven waarin hij niet meer weet wat zijn lotsbestemming of doel in zijn leven is. Zijn intuïtie is echter zo sterk dat hij – met een grote portie geluk – de weg naar het paleis van de koning zonder kleerscheuren vindt. Hij trouwt zelfs met de prinses.
De trancereis naar de onderwereld
Als echtgenoot van de dochter van de koning is hij de opvolger van de koning. Mogelijk moeten we de geluksjongen dus niet puur als leerling-sjamaan zien, maar als de opvolger van een sacrale koning, een priester-koning. Een dergelijke koning is verantwoordelijk voor het welzijn van zijn volk en de vruchtbaarheid van zijn land. Om deze vruchtbaarheid te garanderen moet hij in trance kunnen gaan en reizen in de geest. Hij moet ook het ritueel van het ‘hieros gamos’, het heilig huwelijk kunnen volbrengen met de priesteres. Hij moet de godin van het land kunnen huwen. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de jongen, nadat hij al getrouwd is met de prinses alsnog een moeilijke test moet ondergaan om haar te kunnen krijgen. Hij is al fysiek getrouwd met haar, maar nu moet hij nog bewijzen dat hij ook in de geest samen met haar kan zijn.
Hij moet aan de koning de drie gouden haren van de duivel geven (of in een andere versie de drie gouden veren van de vogel Phoenix) anders krijgt hij geen toestemming van de koning om zijn dochter te huwen. (3) Om deze te bemachtigen moet hij een reis naar de onderwereld maken. Deze reis is een bekend topos in de sjamanistische traditie. Je kunt zeggen dat vanaf hier de echte inwijdende trancereis van de jonge sjamaan begint. Om de hel/onderwereld te bereiken zal de jongen uit zijn lichaam moeten treden om in de geest te kunnen reizen. Dit is ook te zien als een dood en wedergeboorte.
De veerman en de grootmoeder van de duivel
De jongen doorkruist twee koninkrijken en telkens zegt de jongen in antwoord op de vraag van de poortwachter wat zijn vak is en wat hij weet: ‘Ik weet alles‘. Hij beloofd aan de inwoners dat hij hun meest geheimzinnige raadsels zal oplossen. Zijn vak is dus om alles te weten dat voor het gewone oog en verstand verborgen is. Dit hoort bij het vak van de sjamaan. Dan komt hij aan de oever van een rivier. Aan de overkant van het water is de poort van de hel en een veerman helpt hem met oversteken. Ook deze heeft een raadsel voor hem. De symboliek van de veerman is overbekend uit de Griekse mythologie met de veerman Charon die de zielen over de rivier de Styx naar Hades, de onderwereld brengt.
Wie alleen bekend is met de christelijke mythologie zal wellicht verbaasd zijn dat de jongen vervolgens de grootmoeder van de duivel tegenkomt. In de Bijbel komt een dergelijke persoon niet voor. Maar de oude Germanen kenden wel degelijk een inwoonster van de Hel: de godin van de doden Hel. De grootmoeder van de duivel is ook te vergelijken met vrouw Holle. Beiden leven in een onderwereld en beiden zijn lelijk, maar blijken de held(in) van het sprookje juist te helpen. Ook de Grieken kennen een koningin van de onderwereld: Persephone. De grootmoeder van de duivel is de Grote Moeder, de godin die we ook kennen als moeder aarde.
De drie raadsels
Hier diep in het binnenste van de aarde is de plaats waar de jongen wijsheid kan vinden. Hij plaatst zich onder de bescherming van de grootmoeder van de duivel die hem in een mier verandert. Hij verliest zijn menselijke vorm en wordt zo nietig dat hij bijna onzichtbaar is. Dit is iets dat elke sjamaan in wording moet leren. Nu hij ook de laatste resten van de materiële wereld is kwijt geraakt kan hij de geestelijke wereld waarnemen en tot een dieper inzicht komen! De drie raadsels die hem onderweg naar de hel werden opgegeven kan hij nu oplossen: Waarom komt er uit een fontein (bron) die eerst wijn spoot nu niets meer? Waarom groeit er niets meer aan een boom waaraan eerst gouden appelen groeiden? En waarom moet de veerman continu varen en wordt hij nooit afgelost? Nu kan hij de duivel afluisteren om de raadsels te weten te komen.
De energetische blokkade
Zeker de twee eerste raadselen hebben te maken met energie. Bomen en bronnen duiden op sacrale plaatsen. Plaatsen die het religieuze centrum zijn van een gemeenschap en waar hemel en aarde bij elkaar komen. Helaas is de energiestroom van de hemel naar de aarde – en vice versa – geblokkeerd. De stad staat symbool voor een verstopt energetisch systeem, hetzij de energie van een gemeenschap, hetzij die van een individu. Er komt geen wijn uit de fontein omdat er een pad onder een steen in de fontein zit. Er komt dus geen levensenergie meer uit de aarde tot de blokkade is opgeheven. Er zitten geen appelen meer aan de boom omdat er een muis aan de wortels knaagt. Ook hier is er een slechte aarding, waardoor de energie niet wil stromen. In dit geval blokkeert het ook de hemelse energie, waardoor de zonneappelen wegblijven. Als de jongen de stedelingen vertelt waar het probleem zit, helpt dit direct en wordt hij beloond met twee zakken goud. Goud is te zien als (zonne)energie, de jongen kan beloond worden, want de energie stroomt weer. Juist iemand die uit zijn lichaam kan treden en in de geest kan gaan, kan zien en voelen waar de energie blijft en door middel van advies en heling deze weer op gang brengen!
De veerman der zielen
Het derde raadsel gaat over de rol van de geluksjongen zelf. Een belangrijke taak van de sjamaan-tovenaar in de gemeenschap is het begeleiden van de zielen naar de overkant, van het leven naar de dood. Hiervoor moet hij uittreden, maar ook weer terugkomen in het land der levenden. De jongen komt weer terug, maar de veerman moet maar eeuwig door blijven gaan met het helpen bij het oversteken van de zielen. Hij zit vast in een energetisch patroon en komt zo nooit meer in het land der levenden terecht. Hij weet niet hoe hij weer in een lichaam kan incarneren. In dit geval heeft hij een opvolger nodig en halverwege de stroom geeft hij zijn roeiriemen over aan de koning. De taak van de oude koning in onze wereld zit erop nu hij in de geluksjongen een waardige opvolger heeft. Hij zal voor een periode de taak van vervoerder der zielen op zich nemen, zodat de oude veerman het land der doden kan betreden en wellicht ooit wedergeboren kan worden.
De duivel en de drie gouden haren
Deze drie raadsels zijn verbonden met de drie gouden haren. Bij elke haar die losgetrokken wordt kan een raadsel opgelost worden. De duivel in het sprookje geeft zelf – met zoveel woorden toe – dat hij die ellende heeft veroorzaakt! Mogelijk staan deze haren voor drie vastzittende energiepatronen die de duivel zodoende van energie voorzien. De duivel als kwaaddoener is te zien als een grote vampier: de geblokkeerde energie stroomt via lekkages in het energetisch systeem naar hem toe en daar leeft hij van. De duivel wil de mens met lichaam en ziel, want als hij zijn energetisch systeem onderdanig heeft kunnen maken aan het zijne wordt hij continu voorzien van energetisch voedsel. Toch is de duivel hiermee tegelijk de grote inwijder, zonder het zelf te willen maakt hij de jongen wijzer. (4) Door het kwaad onder ogen te zien kan je het kwaad ook leren doorzien en het onschadelijk maken. Alleen hij die – net als het gelukskind – vertrouwt op het lot, de Grote Moeder en op zijn eigen kracht kan zelfs duivelse, onoplosbare problemen ontraadselen.
Abe van der Veen
Noten:
1) surlalunefairytales.com/authors/grimms/29devilgoldhairs.html
In het achtste boek van de ‘Gesta Danorum’ van Saxo Grammaticus komt een verhaal voor over de reiziger Thorkill die arriveert in Utgard. Deze plek wordt beschreven als een soort hel. Hij steelt daar een haar uit het hoofd van Loki. Deze haar schittert als vuur. wolfweb.unr.edu/~dcronan/oldnorse/texts/Utgarthilocus.html
2) Carlo Ginzburg – The night battles 60 ev
Mircea Eliade – Shamanism 16
Zie ook mijn artikel over kinderen die ‘met de helm op’ geboren zijn: abedeverteller.nl/met-de-helm-op-geboren/
3) In een andere versie zijn het drie gouden veren van de vogel Phoenix. Deze staat bekend om zijn dood en herrijzenis uit zijn eigen as en geeft daarmee het voorbeeld voor de leerling-sjamaan.
Sprookjes van Grimm p. 494
4) In het sprookje en ook in de christelijke mythologie wordt de duivel verpersoonlijkt. Ik weet niet of je de duivel als een bewuste kracht moet opvatten. Het is voor mij een energetisch proces of construct dat in het menselijke energetische systeem voor disbalans zorgt waardoor energie verloren gaat. Als je je verbindt met dit proces zal je je na afloop leger voelen, je bent energie verloren, toch kan je verslaafd raken aan dergelijke processen omdat ze wel een tijdelijk gevoel van genot of vervulling geven.
Zie ook: Dekker, van der Kooi en Meder – Van Alladin tot Zwaan kleef aan p. 112 – 115
The post De drie gouden haren van de duivel first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Het winterkoninkje; de betekenis van het sprookje van Grimm first appeared on Abe de Verteller.
]]>De koning in het sprookje
De koning zou je kunnen zien als het wezen dat het meest lijkt op de zon. Hij is dus – net als de zon – het wezen dat de meeste kracht, warmte en energie uitstraalt. Hij is een stralend middelpunt! De bomen hebben de eik als koning, vaak afgewisseld met de hulst. Bij de dieren is de leeuw koning. Voor de mens ligt het wat complexer. In het sprookje wordt de held vaak koning doordat hij zijn avontuur heeft volbracht en vervolgens mag trouwen met de prinses. Via haar wordt hij koning. Je zou hem de Zonnekoning kunnen noemen.
Het sprookje vindt plaats in de tijd dat de mensen de taal van de vogels nog konden verstaan – dus in de prehistorische ‘gouden’ tijd toen mensen nog hun instinct of hun intuïtie volgden in plaats van hun verstand. In die tijd kozen de vogels zich een koning. Traditioneel bekeken is de koning der vogels de arend. Deze wordt in de heraldiek de adelaar genoemd. In het sprookje wint hij de wedstrijd wie het allerhoogst kan vliegen. Hij komt zelfs dicht bij de zon en is daarmee het meest gelijk aan de zon. Als hij op de thermiek weer omlaag zweeft, blijkt dat er een klein vogeltje zich tussen zijn nekveren heeft verscholen. Dit vogeltje vliegt nog een stukje hoger, volgens het sprookje zelfs tot aan de zetel van God. De andere vogels vinden dit niet eerlijk en wijzigen de wedstrijd in wie het diepste de aarde in kan komen. De haan graaft een enorme kuil en lijkt te winnen. Maar ook nu wint het kleine vogeltje, door in een – dieper gelegen – muizengat te kruipen. Hij tjilpt zo hard hij kan: ‘ik ben de koning, de koning ben ik!’
De koning van het seizoen
In de twee wedstrijden wordt duidelijk dat er oorspronkelijk twee koningen waren, die elkaar halverwege het jaar aflosten. De arend weet het beste hemelwaarts richting de zon te gaan; hij is actief, extravert. De andere vogel is gericht op de aarde en de maan; hij is passief en introvert. Welke vogel dit is wordt niet genoemd maar mogelijk is dit de haan. We vliegen met de adelaar en de zon mee van midwinter naar midzomer tot hij op zijn hoogste punt is. We dalen af van midzomer tot midwinter met de aarde gebonden haan die wel diep kan graven.
De haan is een fallische vogel, zijn Engelse naam ‘cock’ is ook die van het mannelijk geslachtsdeel. Hierin lijkt hij op de gehoornde god een “horny”, fallische god die veel meer op de aarde georiënteerd is. Het winterkoninkje kan door slim ge- of misbruik te maken van andermans inspanningen de wedstrijd winnen. Zo wint hij de wedstrijd en denkt koning te worden. Door de in gedachten omgezette wil van het ik of het ego kan dit aspect van de mens de rest van zijn natuur forceren en uitbuiten om boven zichzelf uit te stijgen op korte termijn. Op lange termijn blijkt hier echter een groot offer aan verbonden. Het wordt namelijk telkens moeilijker om op te gaan in de ervaring en de handeling.
De dood van de midwinterkoning
Met de midwinter is de ik-kracht in de vorm van gedachten de enige helende gif(t) of gave om het verstarde lijf weer op gang te brengen. De druïden wisten dit, erkenden de kracht van het – op het oog – meest kleine en onaanzienlijke vogeltje en noemden hem de ‘vogel der druïden’. Ook zou het winterkoninkje de vogel zijn die het vuur uit de hemel had gestolen. (2) Vogels staan in de Europese cultuur symbool voor de ziel. Het winterkoninkje is echter te beschouwen als de ik-kracht van de druïde. De ziel van de druïde kon in de schijndood van zijn trance in de vorm van een adelaar gaan reizen langs de kosmische paal omhoog naar het zwarte gat in de sterrenhemel, de naaf van het hemelwiel, om daar de hemel in te gaan en de God te aanschouwen om terug te keren met nieuwe bezieling en vuur. Door middel van zijn ik-kracht kon de ziel van de druïde (het tussen de nekveren van de adelaar verstopte winterkoninkje) het goddelijke aanschouwen. Maar in plaats van in het goddelijke op te gaan kon de druïdenvogel een sprankje goddelijkheid in zichzelf opnemen en als een kooltje vuur meenemen naar onze wereld! Op de dag tussen de jaren, dag 0, mocht het winterkoninkje regeren om zo het nieuwe jaar geboren te doen worden. De bewuste ik-kracht gaf het jaarwiel het laatste benodigde duwtje voor een nieuwe ronde. Het equivalent in de bomen en plantenwereld is de maretak die tussen eik en hulst staat. Beiden werden geoogst in de midwinter en langs ieder huis gebracht als allesgenezer. (3)
In het geval van het winterkoninkje is dit te vinden in het Engelse gebruik genaamd ‘the hunting of the wren’. Zij werd op 26 december – de dag van sint Stephanus – uit de haag gejaagd door de zogenaamde ‘roodborst’. Vervolgens werd het beestje gevangen, met de berkenknuppel gedood en – in een hoepel gebonden – getoond aan de mensen. Deze koning had het bewind voor slechts één dag en bekocht dit met de dood. De heerschappij van het hele jaar werd voor het winterkoninkje niet erkend. List en bedrog zijn geen methodes om koning te worden. Het koningschap behoort de vogel die het hoogst kan vliegen of het diepst de aarde in kan gaan op eigen kracht. Dit zijn de arend (adelaar) en – in mindere mate – de haan. De kleine vogel werd in zijn muizenhol gevangen gezet en bewaakt door de uil.
Het midzomerkoninkje
Met de midzomer is niet verstarring (duf worden) maar juist verbranding het risico; het hyper worden. Deze overactiviteit of oververhitting keer je door het winterkoninkje met een steen tegen de achilleshiel te gooien of anders met een steen zijn verschroeiende oog uit te gooien. Dit is wat er gebeurt in de Keltische verhalen over de lichtgod Lugh of Llew. (4) Met de midzomer helpt de ik-kracht om de torenhoge, vurige idealen te aarden en je met de beide benen stevig op de grond te krijgen. Uit de hiel maak je weer verbinding met de aarde oftewel met je lichaam en je zintuiglijke ervaring. Llew heeft hier ook de nuchtere distantie, de emotieloze koele toestand die nodig is om goed te kunnen richten oftewel doelgericht te zijn. Door meer lucht en aarde in het systeem in te brengen kan tijdens de midzomer het jaarwiel een nieuwe wenteling maken en er een nieuwe jaarkoning komen. De midzomerkoning – of in een ander systeem de meikoning – wordt wel geassocieerd met de ‘Cock robin’; het roodborstje. In enkele ballades is het roodborstje de rivaal van het winterkoninkje. Hij is ook te vergelijken met de doeltreffende Robin Hood die voor één dag meikoning is. (5) Of het kleine vogeltje nu helpt bij het tot rust komen en aarding in de midzomer of bij activering en meer vuur bij de midwinter, zij moet wel haar plaats weten: één dag per half jaar mag ze slechts regeren. Zij is daarom eigenlijk niet het winter-, maar het midwinterkoninkje!
De uilengodin
Het winterkoninkje werd niet uitgeroepen tot koning van het hele jaar. In het sprookje werd zij juist gevangen gehouden in het holletje waar ze in was gekropen en bewaakt door de uil. De uil is één van de verschijningsvormen van de zwarte godin. (6) Zolang het winterkoninkje opgesloten zat in dit hol, die deel uitmaakt van de onderwereld van de zwarte uilengodin, bleef ze een klein onderdeel van het systeem van het jaarwiel. De uilengodin kijkt altijd toe. Is het niet met haar rechter- dan wel met haar linkeroog. Alleen bij het wisselen der ogen – op het moment van maximale introvertie dan wel extravertie – mag het winterkoninkje twee keer per jaar naar buiten om voor koning te spelen. Hij kan dan helpen met het keren der seizoenen. De rest van de tijd kraaien de haan en de adelaar op de kruin van het lic-haam (het lijk-hemd oftewel het fysieke omhulsel) hun victorie. (7) De mens probeerde in die tijd zijn eigen energetische systeem zo goed mogelijk in balans te brengen met de afwisselend passieve en actieve energie van het jaarwiel.
Toen de uilengodin (of je haar nu Lilith, Bloddeuwedd, Athena of Cailleach noemt) tijdens de fatale dag tussen de jaren eventjes haar waakzaamheid verslapte en een uiltje knapte, vloog het midwinterkoninkje uit het gat naar buiten. De ziel van een groot sjamaan of koning – zoals de haan of de arend – vindt de weg terug en integreert weer volledig met zijn energetische lichaam. Andere zielen/vogels zullen zich echter identificeren met hun ego en daarmee het winterkoninkje tot koning maken. Daarmee zullen ze de weg naar binnen niet meer vinden. Het winterkoninkje speelt de koning – zeg maar tiran – over het lichaam, het huis van de mens. Hij commandeert vanuit de heg, daar zit zijn veilige haven, zijn krachtcentrum. In deze meidoorn-, sleedoorn- of rozenheg is elk doorntje een gedachte die hem betovert, en vasthoudt in een materialistisch wereldbeeld. Het winterkoninkje is te zien als het ego verstrikt in het web der gedachten.
Conclusie
Vanaf dat moment konden de mensen de taal der vogels niet meer verstaan. Het gouden tijdperk was voorbij. De uil – en met haar vele vrouwelijke eigenschappen, zoals gevoel en zintuiglijkheid – kregen hier de schuld van. Zij werden uit het daglicht en het bewuste verbannen. Ook nu nog komen gevoel en genot er voornamelijk ‘s-avonds en ‘s-nachts uit. De adelaar, het actieve mannelijke principe, wordt meestal uitgeroepen tot koning, maar zijn besluiten zijn ingefluisterd door het (mid)winterkoninkje van ego en gedachten. De mens past zijn energetische systeem niet meer aan aan de energie van het jaarwiel. Hij is binnen dit bewustzijn in disbalans. Dit is de reden waarom het voor de oude heidenen gold, dat de lentegod dood was en het nooit meer echt lente kon worden. (8)
Eigenlijk eindigt het sprookje daar. Toch is dat niet het einde. Het winterkoninkje kan uit de struiken gelokt worden door hem in alle liefde recht in de ogen te kijken en te waarderen voor wat het is: een klein, doch belangrijk onderdeel van een groter systeem. Zodra hij zijn angst voor de uil en daarmee zijn doodsangst kwijtraakt kan zij weer gerespecteerd worden voor al haar wijsheid. Ergens in ons zit dit dode punt, een moment tussen de jaren, waarin we als midwinterkoninkje weer naar binnen kunnen kruipen en beseffen dat we ook die grote donkere moeder zijn, ergens is er een punt waarop we het evenwicht kunnen herstellen. Dat moment is eeuwig nu.
Abe van der Veen
1) http://www.grimmstories.com/de/grimm_maerchen/der_zaunkoenig
http://www.beleven.org/verhaal/het_winterkoninkje
http://www.untoldstories.org.uk/storytelling/irish/ir_story02.html
2) Ton Lemaire – Op vleugels van de ziel p. 83 en 317
3) Robert Graves – The white goddess p.186
http://www.thewhitegoddess.co.uk/articles/mythology_folklore/the_wren_-_king_of_birds.asp
4) Mabinogion (Math son of Mathonwy) p. 66 Graves wijdt een heel hoofdstuk aan dit verhaal in ‘the white goddess’, waarbij hij Llew als jaargod van de wassende helft van het jaar en Gronw als jaargod van de afnemende helft ziet. De uilen/ bloemengodin Blodeuwed verraadt hem en helpt Gronw om hem te doden, zodat hij de nieuwe minnaar van de Godin kan worden.
5) John Matthews – Robin Hood p. 153 en p.88
6) Ton Lemaire – Op vleugels van de ziel p. 316-322
http://www.thewhitegoddess.co.uk/articles/mythology_folklore/owls.asp
7) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lichaam
8) Zie mijn artikel over Balder en de maretak.
Verder: Het winterkoninkje kan vluchten op de dag tussen de jaren en verstopt zich dan in de prikkelbosjes. Die staan voor de gedachtenwereld. Hij is echter wel een noodzakelijke kracht. Hij is de distantie, de emotieloze, koele toestand die nodig is om bijvoorbeeld goed te kunnen boogschieten, zoals de god Uller. Zeer trefzeker, koel en vastberaden staat Uller tussen hemel en aarde, tussen licht en donker in het Oelgat. Aan hem is de beslissing om het rad weer te laten draaien, om het levenswiel weer in beweging te brengen. Hij geeft het o zo belangrijke laatste duwtje om het wiel over het dode punt heen te tillen. Dat doodse moment in het midden van de winter, waarin de winterslaap over kan gaan in een doodsslaap.
The post Het winterkoninkje; de betekenis van het sprookje van Grimm first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De betekenis van het sprookje van Grimm: ‘de kaboutertjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>In het sprookje heeft een arme schoenmaker veel geluk omdat kaboutertjes het werk afmaken dat hijzelf `s-avonds onafgemaakt laat. De door de kabouters gemaakte schoenen zijn meesterlijk gemaakt. Op die manier keert zijn welvaart spoedig terug. Zijn vrouw wil de kabouters graag een keer zien en gaat op een avond gluren door een spleet in de vloer. Zij ziet dan dat de kabouters geen kleren aanhebben (of in andere versies slechts vodden).
Als dank voor al hun werk besluiten dan de schoenmaker en zijn vrouw om kleertjes voor de arme kabouters te maken. Ze leggen die de volgende avond voor ze neer. De kabouters doen de kleren aan en zijn zeer blij. Vanaf dat moment voelen ze zich te goed en te fijn om nog schoenmaker te zijn! Het komt – in andere versies – echter ook voor dat de kabouters bij het zien van de kleren juist te beledigd zijn om nog te willen werken voor het gezin.
In een versie van dit verhaal uit Keulen heeft niet slechts de schoenmaker baat bij de hulp van de kabouters, maar een hele stad. Alle ambachtslieden in Keulen varen wel bij de hulp van de ‘Heinzelmännchen’. Op een kwade dag is een van hun vrouwen echter zo nieuwsgierig dat ze per se de onzichtbare helpertjes wil zien. Als ze midden in de nacht de kaboutertjes bezig hoort, schijnt ze plotseling een lamp op het tafereel. De kabouters stuiven alle kanten op en zijn sindsdien nooit meer in de stad gezien.
Brownies
In Engeland heten deze wezens ‘brownies’ en helpen niet alleen ambachtslieden, maar ook boeren bij hun werk. Zij zijn een soort van elfen (‘fairies’) die bij het huis of de familie horen. Vaak wonen ze op zolder, in de kelder, of in de haard. Als de familie zijn werk naar behoren doet, netjes en ijverig is, en als ze de huisgeest dagelijks een offer brengen van melk en brood dan beloont hij ze door de onafgemaakte klusjes van die dag ´s-nachts af te maken. Als in het gezin echter luiheid, gierigheid of andere slechte eigenschappen heersen en als het voedseloffer niet gebracht wordt, kan de brownie veranderen in een plaaggeest. Hij verplaatst spullen of maakt ze weg, hij snoept van de voorraden, maakt vreemde geluiden en trekt de dekens van het bed. Ook al wil de familie verhuizen, dit zal niet helpen want de plaaggeest verhuist gewoon met hen mee!
In en uit de ‘flow’
Dit verhaal is een prachtig voorbeeld van in de ‘flow’ en uit de ‘flow’ zijn. Elfen zijn voor mij energetische processen. De zichtbare wereld van de mensen draait om objecten. De onzichtbare wereld van de elfen draait om processen! Onze wereld is statisch; met ons oog proberen we de wereld te fixeren en met onze geest proberen we de wereld te controleren. De elfenwereld is dynamisch, zij houdt geen seconde stil. Zij staat buiten tijd en ruimte en heeft daardoor ook geen besef van individualiteit. Elfen begeleiden de mensen continu bij de meest diverse handelingen. Zolang de mens die handelingen met zijn volle aandacht doet en daarbij opgaat in die handeling ontstaat er een ‘trance’ of een ‘flow’ waarin er geen energie ontsnapt uit het proces. De mens is volledig onderdeel geworden van de handeling die hij verricht, of dit nu gaat om schoonmaken, koeien melken, schoenmaken of een kindje maken. In vroeger tijden was de identificatie tussen wat de mens is en wat hij doet nog veel meer volkomen. Je bent wat je doet, je bent boer, je bent bakker, je bent schoenmaker! Je identificeert je volkomen met je beroep. Je schept trots in de beheersing van je vak dat je hebt geleerd van je voorvaderen. Hierdoor zit er geen ruimte tussen jezelf en de handeling. Deze gaan in elkaar op. De menselijke energie en aandacht die in het maken van het product werden gestoken kwamen volledig in het product terecht. Dit zorgde voor kwaliteit. Wie dit proces bekijkt vanuit eenheidsbewustzijn die weet dat de ambachtsman of de boer geholpen wordt door onzichtbare krachten. Elk proces is ook een elfenvorm, wie zich verbindt met dit proces, identificeert zich met die elfenkracht en wordt geholpen door de elfen of de kabouters! In feite vond die hulp niet in de menselijke nacht plaats, maar in het nachtbewustzijn, in de geestenwereld. Wat de mens uitvoert in de mensenwereld, vindt tegelijkertijd plaats in die andere wereld. Bij complete identificatie ontstaat er een meesterwerk, een proces waarvan het eindproduct zelf een bron van energie is geworden. (3)
De tijd kwijt
Flauwe afspiegelingen van dit gegeven kunnen we vinden als we tijdens onze werkzaamheden ons besef van tijd verliezen en er een gevoel van rust op ons neerdaalt. Als we verfrist worden door ons werk in plaats van vermoeid. Soms zijn juist de nederige taakjes goed om die elfenkracht te voelen, bij het doen van de afwas, het wieden in de tuin en het schoonmaken van het toilet om eens wat te noemen. De elfen komen bij jou op bezoek als je opgaat in het proces en je vergeet om te denken. Je maakt je het werk eigen en verbindt je ermee, waardoor je jouw indrukken tot uitdrukking kunt brengen.
De naakte kabouter
Op een gegeven moment doet de nieuwsgierigheid, de onderzoekende geest van de mens zijn intrede. Dit is niet slecht, de mens is namelijk meer dan een elf alleen. Zij is bestemd om te komen tot zelfbewustzijn. Dit wordt in het verhaal verbeeld door het geven van kleertjes aan de kabouters en in het proberen om de elfenwereld te verlichten door het ontsteken van de olielamp. De naaktheid van de kabouters is te zien als een staat van eenheidsbewustzijn waarin er nog geen plaats is voor schaamte voor het eigen lichaam. Het besef van het individuele lichaam is er gewoon niet. Zij schamen zich niet voor hun viriliteit en creatieve kracht. Dit is te vergelijken met de naaktheid van Adam en Eva in het paradijs. De elfen zijn met recht beledigd als je ze probeert te verleiden om hun onschuldige paradijselijke staat te verlaten. Zonder kleren is iedereen gelijk. Kleren aandoen is het begin van beschaving. Je geeft jezelf een individualiteit en daarmee een masker. In de versie waar de kabouters de kleren wel aantrekken, staan zij voor de mensen die vallen voor de zonde van de hoogmoed. Niet slechts de kabouter, maar de kleermaker zelf voelt zich te goed, te mooi om nog slechts kleermaker te zijn, hij wil een identiteit voor zichzelf alleen en zich onderscheiden van andere kleermakers. Het ontsteken van de lamp is als de rationalisering van het proces. Elfenwezens laten zich niet rationaliseren en analyseren. Zij stuiven uiteen voor dit licht. Vervolgens kan er misschien een efficiënter productieproces bedacht worden, maar de ziel ontbreekt. Die is weg gevlucht, samen met de elfen en de ambachtsman is fabrikant geworden..
Abe van der Veen
Lees ook mijn blog over de fallische kabouter en de oorsprong van de kabouter:
http://www.abedeverteller.nl/de-fallische-kabouter-romeinse-en-griekse-voorlopers-van-de-huidige-tuin-en-huiskabouter/
http://www.abedeverteller.nl/de-oorsprong-van-de-kabouter-deel-twee/
1) Onder dit lemma vertelt Grimm eigenlijk drie kaboutersprookjes in één. Ik beperk mij tot het sprookje over de gift van kleren.
Je kan ‘Wichtel’ vergelijken met het Nederlandse wicht voor (wissel)kind, wezen of demon, ‘vätte’ een Zweedse naam voor kabouter en wight, het Engelse woord voor een geest. Dit is een woord voor kleine demon of geest. Het zijn dus kleine geestmannetjes. https://www.etymonline.com/search?q=wight
2) Dit artikel is een verkorte en aangepaste versie van een stuk wat ik eerder heb gepubliceerd in het – nu ter ziele zijnde – tijdschrift Religie en Mystiek.
3) De Sloveense kunstenaar en mysticus Marko Pogacnik schreef in zijn boek ‘Ontmoetingen met natuurwezens’ over dit soort ervaringen.
The post De betekenis van het sprookje van Grimm: ‘de kaboutertjes’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>