Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 wilde jacht - Abe de Verteller https://www.abedeverteller.nl De verhalenverteller Fri, 08 Dec 2023 21:04:06 +0000 en-US hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.6.2 Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/#comments Sat, 15 Dec 2018 11:37:32 +0000 http://www.abedeverteller.nl/?p=6359 In...

The post Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir first appeared on Abe de Verteller.

]]>
In de tijd van de herfststormen en vooral tijdens de Midwinter, wanneer het buiten donker is en koud, dan werd vroeger de Wilde Jacht gezien. Dit ging om één of meerdere geesten die met groot lawaai door de lucht reden. Het kon gaan om één verdoemde, woeste jager die eeuwig moest jagen, maar ook om een compleet jachtgezelschap met vele ruiters en honden. Hiernaast werd met de Wilde Jacht ook wel een geestenleger oftewel een grote schare met geesten bedoeld die door de lucht raasden. Ook dan zaten er meestal ruiters in het gezelschap, maar er waren ook geesten zonder rijdier, het ging dan vaak om krijgers gewapend voor de strijd. Dit wordt ook wel het Wilde Heir (=leger) genoemd.
In de sage is er vaak één ooggetuige die dit fenomeen aanschouwt en soms ook een ontmoeting heeft met één of enkele leden van dit gezelschap. Er zijn al vele boeken en artikelen geschreven over dit fenomeen. Toch bleef de ware identiteit en de reden van de Wilde Jacht voor mij in deze studies onduidelijk. Hieronder probeer ik het geheim van de Wilde Jacht te ontsluieren.

Cordes, J. W. – Wilde Jagd 1869

Rationalisering en verchristelijking

Een complicerende factor bij het duiden van de Wilde Jacht is de neiging van vele twintigste- en negentiende-eeuwse schrijvers om het op een naturalistische wijze te willen verklaren. De Wilde Jacht is dan equivalent aan de storm of het zijn slechts overtrekkende ganzen. Hierin wordt de vroegere mens duidelijk onderschat. Deze is genoeg buiten om het verschil te kennen tussen een natuurlijk en een bovennatuurlijk verschijnsel. In ieder geval een stuk meer dan deze kamergeleerden!
De Wilde Jacht is een bovennatuurlijk verschijnsel dat om die reden alleen gezien kan worden door mensen die een bovennatuurlijke (paranormale) ervaring hebben gehad. Het geheel speelt zich af in een andere bewustzijnstoestand. Een omschrijving van een dergelijke ervaring zal het tot een onmogelijke gebeurtenis maken in de materiële wereld, maar zij kan wel degelijk uitdrukking geven aan een ervaring in de ‘geestelijke’ wereld!

Een andere complicatie is de verchristelijking van de Wilde Jacht. Ergens tussen 1000 en 1200 is er een verwoede poging gedaan om de heidense Wilde Jacht te transformeren naar een versie waarin het geestenleger een soort van rondreizend vagevuur werd. Dit is bijvoorbeeld te zien in een van de eerste verslagen van de Wilde Jacht van Orderic Vitalis uit 1092. Hij noemt het hier de ‘Mesnie Hellequin’ (het gevolg van Hellekijn). (1) Als het Wilde Heir een troep ronddolende zielen betreft valt het onderscheid tussen jagen en voortgejaagd worden weg. Het geestenleger is hier zijn oorspronkelijke functie kwijt. Het is nu een aanmaning geworden voor de ooggetuige om zijn leven te beteren of om voor de arme zielen te gaan bidden. Toen het vagevuur aan het einde van de twaalfde eeuw een speciale plek kreeg in het hiernamaals verdween deze uitleg. De Wilde Jacht werd vanaf dat moment door de priesters tot een bende van duivels en demonen gemaakt. (2) In de heidense tijd zal het geen van beide zijn geweest en ook voor het gewone volk in christelijke tijden zal het ten eersten male zijn gegaan om een ontmoeting met één of meer dode mensen.

Peter Arbo – The wild hunt of Odin 1868

Jagers uit de Onderwereld

Het werkwoord jagen heeft onder meer de betekenissen ‘vervolgen om iets buit te maken en te doden’ en ‘dwingen om te gaan, drijven, verdrijven’. Ik denk dat het jagen van de Wilde Jacht die tweede betekenis heeft. In mijn optiek wordt er gejaagd op datgene wat nog vasthoudt aan het materiële, maar daar niet meer thuis hoort. Deze dolende zielen en vastzittende energieën worden uit de materiële wereld weggejaagd! (3) Vaak gaat dit om zielen die geen natuurlijke dood zijn gestorven.

Deze jagers komen uit de onderwereld, de wereld van de doden. In de optiek van de heidenen betekende dit dat zij uit een berg of een grafheuvel kwamen of zelfs uit een gat in de grond. Deze geesten/ doden/ voorouders waren al volledig overgegaan naar gene zijde. Toch komen zij één of twee keer per jaar terug naar onze wereld voor de ‘Jacht’. Zij overschrijden de grenzen tussen de doden en de levenden om deze bijzondere taak te verrichten. Na het beëindigen van hun taak ging het – via een soms vast omschreven route – ook weer terug naar die plek of naar een andere ingang van de onderwereld. Deze weg werd in Duitsland ook wel de ‘Heirweg’ genoemd. Maar ook helwegen en dodenwegen werden door de Wilde Jacht gevolgd. Dit waren de namen voor wegen die door lijkstoeten werden afgelegd naar het kerkhof toe. Symbolisch bekeken is het de weg die de ziel aflegt naar de onderwereld/hel. (4)

De heer van de Dood

De leider (of leidster) van de Wilde Jacht kun je zien als een soort van zielengeleider (psychopompos). Hij is ook aan te merken als de heer of god van de dood. In Frankrijk werd hij al vanaf de elfde eeuw Hennequin of Hellequin genoemd. Hij is te zien als de koning (quin) der doden (henne betekent dood en ‘helle’ is de onderwereld). Deze ‘familia Herlechini’ werd gezien als een bende demonen die de verdoemde zielen de hel in joegen. In Brittanië was deze figuur bekend als Herla.
In een dertiende-eeuws verhaal uit Wales wordt verteld dat de heer van de onderwereld Gwyn ap Nudd samen met zijn honden de ronddolende zielen opjaagt en verzamelt om ze via Glastonbury Tor naar de onderwereld te brengen. In de Germaanse en Noordse landen wordt vanaf de zestiende eeuw Odin of Wodan wel genoemd als de Wilde Jager. Het is de vraag of in die periode bij deze figuur aan een heidense god of een duivel werd gedacht. Als god van de doden en van de extatici is hij echter wel een geschikt karakter voor de rol. (5) De namen van de Wilde Jager of de leider van het Wilde Heir zijn talloos. Hieronder zitten ook een aantal legendarische koningen zoals koning Karel, koning Arthur en koning Barbarossa. Van dezen wordt ook beweerd dat zij samen met hun dapperste krijgers ‘rusten’ in een grote hal onder een berg en op gezette tijden uit die berg komen. Ooit zullen zij terug komen om te zorgen voor een nieuwe Gouden tijd. Ook in deze vorm komt de Wilde Jacht uit de onderwereld als wereld der doden. (6)

Midwintertijd

De geestenjager (de heer van de Dood) kwam op gezette tijden in het jaar uit de onderwereld tevoorschijn om dan rond te gaan en de overgebleven, dolende zielen op te halen. Het was dan tijd voor de Wilde Jacht! Vooral de midwinter is een favoriete tijd voor dit fenomeen. (7) Dit is een van de scharniermomenten waarin er een overgang is van het ene naar het andere jaar en daarmee van de ene naar de andere toestand. Dit zijn dagen waarin er behoefte is om het oude op te ruimen en het nieuwe te verwelkomen door de sluimerende levensgeest wakker te maken. Het is ook een tijd waarin de sluiers dun zijn tussen onze wereld en de geestelijke wereld.

Dolende en uitverkoren zielen

Soms jaagt de Wilde Jager alleen, maar veel vaker heeft hij daarbij hulp van zijn uitverkorenen, zijn leger van uitverkoren zielen. Dit kunnen zielen zijn die tijdens hun leven al de kunst van de extase beheersten en uit hun lichaam konden treden. (Dit valt te vergelijken met het ‘Einherjar’, de krijgerselite van Odin.) (8) Als dit leger aan het einde van het jaar uit hun berg komt dan gaan zij op zielenjacht! Deze zielen zullen door middel van lawaai, gejoel en geraas opgejaagd worden. Zij zijn ook angstaanjagend om aan te zien. De dolende geesten gaan voor de woede van het ‘Woedende Heir’ op de vlucht. De angst voor de overtocht (en wat er daarna komt) is groot, maar de angst voor de Wilde jager en zijn trawanten is nog groter!
Zo jaagt het Wilde Heir al het oude wat nog vasthoudt aan de materiële wereld schrik aan, zodat zij het op kunnen jagen en mee kunnen nemen naar de andere kant. Deze – vaak zwarte – geesten nemen de dolende zielen mee naar hun wereld. Ze worden voortgejaagd of meegenomen in een mand of een zak. Soms hebben ze ook bezems of roeden mee om daarmee de boel schoon te vegen. (9)

Geesten

Wellicht klinkt dit vreemd, geesten die op geesten jagen. Maar de ene geest is vrij en bestaat uit een kleine elite die al in zijn leven heeft geleerd om te kunnen schakelen in zijn bewustzijnsniveau en om zo uit zijn lichaam te treden. De andere geest is niet vrij, maar dolende en krampachtig gehecht aan de materie die hij niet zonder hulp los kan laten. De ene geest moet de ander helpen om los te laten. Is het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks!
Een aantal details maakt het nog helderder dat het hier om een geestenleger gaat. Het Wilde Heir komt heel vaak tijdens een storm of heftige wind, en wind is te zien als het ‘pneuma’, de wind van de ziel. De Wilde Jacht werd ook vaak vergeleken met een vlucht wilde ganzen of andere trekvogels. Dit zijn de zielenvogels die naar de andere kant, naar het Engel-land vliegen.

De Jacht en de levenden

Wie als levende nog buiten is en op het pad loopt van de Wilde Jacht loopt het levensgrote risico om meegenomen te worden. De aankondiger – meestal wordt deze de trouwe Eckhart genoemd – waarschuwt voor de komst voor de Wilde Jacht en zal roepen: ‘blijf op het midden van het pad!’. Wie dat doet of – nog beter – zich plat op de grond neerlegt met de handen uitgespreid in de vorm van een kruis, die zal het overleven. De rest wordt gegrepen door de Wilde Jager. Deze persoon zit niet in zijn centrum, maar is uit evenwicht. Hij is dus net als de ontijdig gestorven zielen, dolende en daardoor een prooi voor de Wilde jager. In de sagen ging het dan vaak om dronkenlappen, die door hun zwalken niet op het midden van het pad konden blijven lopen. (10)

Toch konden ook levende mensen mee doen aan deze razende ommetocht. In geschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw  van Agricola, Crusius en Cysat worden deze mensen genoemd. Zij vermomden zich dan als de doden door middel van maskers of zwart gemaakte gezichten. Ook zij raasden, joelden en tierden om het hardst mee. In de oudste vorm waren zij extatici, mensen die het vermogen hadden om uit hun lichaam te treden en zo als geesten mee te kunnen doen op deze jacht naar het afgestorvene wat niet uit eigen kracht verder kan. (11) De levenden en de doden hielpen elkaar om het oude op te ruimen. Zij vormden zo één gemeenschap. De voorouders zijn – zeker in de heidense tijd – nog steeds opgenomen in het familieverband. Later werd dit meedoen van de levenden niet veel meer dan een ritueel, een imitatie van datgene wat zich op dezelfde tijd in de lucht afspeelde. En nog later werd zelfs dit vergeten en vormden het twee aparte fenomenen.

Roverano – Noche de Walpurgis 1887

De zegen van de Wilde Jacht

Als de ziel van een overledene niet verder kan en rond blijft dolen, dan geeft dat een nare sfeer. Spoken zijn eigenlijk altijd triest en ongelukkig met hun toestand en dat gevoel pakt een levende op, zelfs als hij de dode ziel niet waarneemt. Het maakt ook dat het jaarwiel of levenswiel stroever gaat. Het zorgt voor ongeluk en onvruchtbaarheid. Als zo’n ziel weer verder kan en die vastgeroeste plek is omgewoeld, dan kan de levensgeest weer vrijelijk stromen. Dat is de zegen van het Wilde Heir, dat maakt dat op die plek de oogst groter zal zijn en de mens gelukkiger. In het verhaal rondom de Wilde Jacht laat zich dit ook zien in het pad waar de Wilde Jacht langs heeft geraasd. Daar zie je gebroken takken en gevallen bomen of op het erf dat het gereedschap en de landbouwwerktuigen chaotisch in het rond zijn geslingerd. Als dit het geval is dan geeft dit juist geluk aan de bewoners. Het heeft de boel goed opgeschud en wakker gemaakt en het oude, wat niet meer nodig was meegenomen. Zo brengt de Wilde Jacht geluk, zegen en vruchtbaarheid voor deze plek.
Dit volksgeloof is in ieder geval opgeschreven in Zwitserland en in Zuidwest-Duitsland. Daar zegt men dat hoe wilder het wilde Heir tekeer gaat hoe vruchtbaarder het land zal worden. Een boer in Mecklenburg kreeg Frau Gaur op bezoek – een lokale leidster van de wilde jacht – zij raasde met haar honden over een stuk akkerland van hem heen en daar was de opbrengst van de rogge dat jaar tienmaal groter! (12) Het wilde heir kan dit doen omdat het bestaat uit de doden. Vanuit het geloof dat het leven voort komt uit de dood en het gegeven dat de doden van onder de grond vandaan komen – net als de wortels van het gewas – werd aan hen een vruchtbaar makende kracht toegeschreven.

Het rondtrekkende leger

De zielengeleider hoeft degenen die dood gaan op de juiste tijd alleen maar te begeleiden, hen de weg te wijzen naar de andere kant. Maar hiernaast zijn er ook de ontijdig gestorven doden. Mensen die bijvoorbeeld zijn gestorven door geweld, ongelukken of executies. De Zwitser Renward Cysat zegt hierover in het begin van de zestiende eeuw: ‘Het wordt gezegd dat het Wilde Heir bestaat uit de zielen van mensen die een gewelddadige of voortijdige dood zijn gestorven. Zij moeten blijven dolen tot de dag die voor hun bestemd was. Ook levende mensen vergezellen hen op hun rondgangen.’  De Duitser Martin Crusius heeft het – eveneens in de zestiende eeuw – over ongedoopte kinderen, gesneuvelde soldaten en extatici die de weg naar hun lichaam niet terug wisten te vinden als de deelnemers aan de Wilde Jacht. (13)
Deze zielen zijn vaak angstig en verward en houden zich daarom krampachtig vast aan de materiële wereld. Als ze sterven en hun lichaam verlaten negeren ze de zielengeleider, de oogster der doden, en blijven hangen in deze wereld. Ze gaan dolen en spoken en zien er vaak angstaanjagend uit: ze missen lichaamsdelen, zijn half verbrand of verwond door zwaarden. Dit volksgeloof dat Cysat benoemt zegt dus dat de Wilde Jacht bestaat uit zielen die een voortijdige dood zijn gestorven en sindsdien in een grote groep rondtrekken tot de dag waarop ze eigenlijk behoorden te sterven. Zij gaan dus niet aan het einde van het jaar mee de onderwereld in. De term jacht is hierin verwarrend het gaat dan meer om een rondtrekkend ‘leger’: het Wilde Heir. Hier rest de ziel geen andere keuze dan rond te dolen tot haar tijd op aarde er op zit. Pas dan kan zij verder trekken naar gene zijde.

Conclusie

Er wordt in de bronnen maar een paar keer expliciet gezegd dat de geesten van de Wilde Jacht opgejaagd werden en meegenomen naar de Andere wereld. Toch lijkt mij dit de enige reden waarom geesten op gezette tijden zouden gaan jagen om vervolgens weer te verdwijnen. Het meedoen van extatici aan de jacht krijgt dan zin en het brengen van vruchtbaarheid aan het land wordt dan begrijpelijk. (14)
In één versie van de Wilde Jacht ging het om een jager die zo van jagen hield dat hij zelfs op zondag jaagde. Dit is de dag des heren waarin ieder de zondagsrust zou moeten houden, maar hij weigerde. De jager werd daarom gestraft door eeuwig te moeten blijven jagen. Natuurlijk is dit een vervormde, verchristelijkte versie. Toch is er één jager die inderdaad zelfs voor god niet zal stoppen, ook op niet op heilige dagen (of juist dan niet) en dat is de dood. Zijn eeuwige jacht is geen straf van God, maar een teken van zijn goddelijkheid.

Peter Arbo – Asgardsreien 1872

Epiloog: De Wilde Jacht in Nederland

In Nederland komen we de Wilde Jacht eigenlijk alleen tegen in het oosten en zuiden des lands. De drie bekendste varianten komen alle drie in Nederland voor: In Noord-Brabant wordt verteld dat in najaarsnachten als het stormt de Wilde Jager jaagt. Hij gaat dwars door de grauwe wolkenflarden. Je hoort dan het blaffen van honden, getrappel van paarden, het schallen van hoorns en het geroep van de jagers of het joelen van hen die mee moeten rijden in die Helse jacht. (15) In Gelderland wordt verteld van de jager die eeuwig moet jagen. Hier heet het de Berndekesjacht die onder leiding van Berndeke van Geulen (Beerneke van Galen) eeuwig moet jagen als straf voor jagen op zondag. Hij jaagt vooral in het voorjaar. Deze persoon is niemand minder dan ‘Bommen Berend’, de bisschop van Münster die Groningen en Drenthe binnenviel in het rampjaar 1672. (16)
In Noord-Brabant heette de Wilde Jager Dirk of Derk met de Beer (everzwijn). Hij was een boer, maar ook een geweldig jager die een goddeloos leven leidde. Hij verloor zijn dieren stuk voor stuk aan de veepest en op een dag werd hij zo kwaad vanwege dat verlies, dat hij met zijn geweer in de lucht schoot om God te raken. Daarom moest hij na zijn dood eeuwig jagen met zijn honden. Als een late wandelaar hem ontmoet dan dwingt hij hem zijn honden vast te houden, lukt dat niet dan draait hij hem de nek om! (17)
In Limburg bij de Mookerheide wordt dan weer verteld dat het om een spookleger gaat. Het zijn de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau die na hun nederlaag nog rondspoken met hun leger als de Wilde Jacht. (18)

W. Maud – The ride of the Valkyries 1890

De Wilde Jacht en zijn leider hebben in Nederland vele namen: Helse Jacht, Rebelse Jacht, Jacht van Hänsken met de hond, Tilkesjacht, Telmsjacht, de wilde jacht van Tütü, de Kefkesjacht, De wilde jacht van Tüpis, Knuppeljacht, Turkusjacht, Jacht van de eeuwige Jood, Tieltjesjacht, Juulkesjacht, Jacht van Hakkelbeernd en Jacht van Jakko. Ook van de heiligen sint Hubertus en sint Maarten wordt gezegd dat ze de Wilde Jacht aanvoeren. (19)
Geen van deze namen doen denken aan Wodan of Odin. Ook vinden we in Nederland geen vrouwelijke aanvoerder. Er is geen spoor te vinden van een vrouw Holle of een Percht die de Jacht aanvoert zoals in Duitsland. De Gelderse Hänsken kan wel een variant zijn van de Franse Hennequin/Hellequin, waarbij het Henne- deel in de naam slaat op de dood. Je moet goed oppassen voor deze Hänsken. Als je hem en zijn hond hoort moet je het midden van de weg houden anders word je door hem meegevoerd! (20) Een van de meest opmerkelijke namen die genoemd worden is die van Ruprecht. (21) Deze werd in het Geuldal gebruikt als naam van de Wilde Jager. Dit is echter ook de naam voor de knecht van Sint Nicolaas in Duitsland!

Urs Graf – Das Wilde Heer 1520

Natuurlijk is de Wilde Jacht ook in Nederland beïnvloed door het christendom. In Twente is er bijvoorbeeld de Wilde Jacht van Tüpis die met Midwinter vanaf de top van de Haeckenberg naar beneden kwam razen. Deze Tüpis kon kiezen om te gaan jagen met een zachtmoedige ruiter op een wit paard en een wilde ruiter op een zwart paard, dat vuur spoot. Hij koos voor de laatste en dat was de duivel. Nu moet hij eeuwig met de duivel jagen. (22) In de Kempen denken ze dat het bij de Wilde Jacht om een dichte drom heksen gaat die op bezemstokken door de lucht rijden. Dit lijkt mij een verwarring van twee verschillende fenomenen. (23) Als men een tijd noemt waarin de Jacht wordt gezien dan gaat dat bijna altijd om de kerst- of midwinterdagen en in het bijzonder de Kerstnacht. Een enkele keer wordt ook wel de weken voor Pasen of Pinksteren genoemd.
Uit Twente komt nog het opmerkelijke verhaal van de Telmsjacht die de schuurdeuren van een boerderij open zien staan en deze binnen druisen om daar de nacht in het hooi te verblijven. De bange boer zet de ochtend daarna de deuren van de schuur wagenwijd open zodat ze weer weg kunnen. (24)

De Wilde Jacht maakt niet alleen veel lawaai, maar het veroorzaakt ook een bende. Als het heeft gestormd dan kan je zien waar de Wilde Jacht is gepasseerd aan de hand van waar de meeste bomen gevallen zijn en de meeste takken zijn gebroken. (25) In Laren (Gld) gaat Derk met de Beer (of met de honden) om in de kerstnacht. Hij neemt dan alles mee wat niet op zijn plaats staat. Zoals ploegen, eggen, kruiwagens, en bonenstaken. In Zutphen zei men dat de beer er op trappelde en het vernielde. (26) Dit gebruik van het verplaatsen – en soms vernielen – van dingen op het erf werd tot voor kort op het Friese platteland door de dorpsjeugd nog uitgevoerd op Oudejaarsdag. Alleen de Wilde Jacht werd daarin niet genoemd.
In Limburg (Beek, Munstergeleen) zette de ouderwetse boer tijdens één van de kerstnachten een bos haver buiten als offer voor de Wilde Jacht. Hiermee hoopte hij vooral de paarden te behoeden tegen ziekte. (27) In de verchristelijkte versie gebeurt natuurlijk het tegenovergestelde: Een dronken boer daagde de wilde jager uit, hij wilde weten waar de ‘drommel’ (duivel) op jaagde. Hij riep uit: heer jager geef mij iets van uw vangst! De volgende dag lag er een stuk os in zijn waterput, maar het was er wel één die gestorven was aan de veepest. (28)

Deze Nederlandse sagen rondom de Wilde Jacht zijn zo fragmentarisch dat ze op het eerste gezicht weinig zinvols te zeggen lijken te hebben. Toch passen ze wel goed in het algehele beeld van een zegen brengende, zielen oogstende groep geesten die in de loop van de eeuwen verchristelijkt werd tot een groep verdoemde zielen of duivels die eeuwig rond moeten dolen.

Abe van der Veen

Noten:
1) Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 2011 p. 99
Janssen, L. – Nicolaas, de duivel en de doden
2) Schmitt, J.C., Bijgeloof in de Middeleeuwen 1995 p. 140
3) Lecouteux,  C. – Encyclopedia of Norse and Germanic folklore, mythology and magic 2016 p. 316
4) Farwerck, F.E. – Noordeuropese mysteriën 1978 p. 106
Dit moet komen uit een tijd waarin het woord hel nog stond voor een ‘relatief’ neutrale onderwereld in plaats van een plaats voor de ‘slechte’ zielen.
Deze weg kan een parallel hebben in de sterrenhemel. Hier ligt de Melkweg die werd gezien als de weg die de zielen afleggen naar de ‘Andere wereld’. Een aantal leiders van de wilde jacht geven hun naam ook aan de Melkweg: De Waldemarsweg, en de Iringsweg, de Irminstraat en Caer Gwydion en in Nederland de Bruneldenstraat. (Farwerck 122)
5) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hennekleed
Lecouteux – Encyclopedia 316
https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin
Schmitt J.C. – Ghosts in the middle ages
Gardenstone – Wild hunt and furious host 43
6) Farwerck 97
Lecouteux 96-97
7) Farwerck 103
8) Farwerck 108
Lecouteux 146, 156
9) Lecouteux 176
10) https://www.pitt.edu/~dash/huntsman.html#wod
11) Farwerck 344-345
12) Mysterieën 125
13) Lecouteux 155
Farwerck 107
14) Er wordt wel op mensen (en dieren) gejaagd door de Wilde Jacht, maar dan gaat het om heksen, hoeren of een naakte vrouw of iets dergelijks. Niet iets te vergelijken met de zielen van het afgelopen jaar. Farwerck 124 en 125

15) Sinninghe – Noordbrabants sagenboek 47
16) Sinninghe – Gelders sagenboek 19
17) Sinninghe – Overijssels sagenboek 32
18) Sinninghe – Limburgs sagenboek 96
19) Overijssels 31
20) Limburgs 248
21) Cohen, J. – Nederlandsche Sagen en Legenden II. Zutphen, 1919. p.106-107
22) Overijssel 30
23) Limburg 94
24) Overijssel 30
25) Limburg 250
26) Gelderland 20
27) Limburg 248
Farwerck 127
In Osnabrück en in Mecklenburg worden broden aan de wilde jacht geofferd in ruil voor welvaart in het volgende jaar. Soms pakt de wilde jacht zelf iets van zijn gading: In Zwitserland eten zij een complete os op, maar zij verzamelen de beenderen en de os kan uit de beenderen uit de dood herrijzen.
28) Sinninghe – Oude Volksvertellingen 60

The post Het geheim van de Wilde Jacht en het Wilde Heir first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/het-geheim-van-de-wilde-jacht-en-het-wilde-heir/feed/ 4
Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. https://www.abedeverteller.nl/sinterwodan/?utm_source=rss&utm_medium=rss&utm_campaign=sinterwodan https://www.abedeverteller.nl/sinterwodan/#comments Tue, 27 Nov 2012 10:55:44 +0000 http://abedeverteller.wordpress.com/?p=284 Sint...

The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.

]]>
Sint is een boeman, laat dat duidelijk zijn. Een boeman is een waarschuwing voor kinderen: blijf uit de buurt van water, anders grijpt de waternekker je (anders verdrink je)! Blijf in de buurt van het huis, anders pakt de weerwolf je (anders verdwaal je)! Ga in het donker niet buiten spelen, want anders grijpt de wilde jager je of neemt het dodenleger je mee (nemen enge mannen je mee)! Zo gaf je als ouder grenzen aan, je gaf aan waar het veilig is en waar niet.

De inwijding van de mannenbond

Maar op een dag ben je er als kind aan toe om je angsten te overwinnen. Een enge, imposante kerel roept: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ En jij roept ja, want je bent stout, je bent dapper. Zo wordt je meegenomen in de zak van zwarte Piet, over de zee gevaren en naar Spanje gebracht. Je gaat het duister, de nacht in, bij je moeder en je kleine broertjes en zusjes vandaan. Als de zak opengaat wordt het geheim verklapt: wij zijn je ooms, je oudere broers, je buurman, maar als we ons zwart maken, als we in het pak gaan, veranderen we en worden Pieten, geesten, Klazen, goden. Vanaf nu wordt jij een van ons. Je kruipt onder moeders rokken vandaan en wordt een man, of minstens een knaap! Het is een spannend geheim waar je deelgenoot van wordt gemaakt. Je hoort nu bij een nieuwe groep van zij die weten, je bent geen klein kind meer. En zo verandert de boeman in een bondgenoot. De angst is overwonnen. Niet meer het zoet van het snoep van de kinderen is je beloning, maar het zakje met zout om je vlees mee te kruiden voor de stoute, de dappere, de echte man! (2)

(Links Sinterklaas en knecht Ruprecht, rechts de Amelandse Sunneklazen komen er aan)

Wodan en Sinterklaas

De opperboeman uit de heidense tijd is Odin, die in onze streken Wodan werd genoemd. De wolven en beren die je zouden opeten als je te ver het bos in dwaalt, zijn de aan hem gewijde dieren. De nekker die loert in het water, staat ook bekend als ‘old Nick’, de duivel, of nog ouder Hnikkar, een bijnaam van Odin. Maar de nik in de stam van het woord kan ook op Nicolaas slaan! De Wilde Jacht die je meeneemt in de nacht wordt in vele versies aangevoerd door Odin of Wodan, maar een enkele maal ook door sint Nicolaas! (3)

De jonge knapen in de heidense tijd die gewijd werden aan Odin moesten hun angsten te boven komen. Lukte dit niet, dan schaamde je je rot en was je een moederskindje. Dus ging je de nacht in en overwon je je angst voor het donker met zijn monsters en spoken. Ten teken daarvan schilderde je je gezicht zwart. Zoals de krijgersbende genaamd de ‘harii’ dat al deden in de Oudheid, ze zijn te vergelijken met het ‘heir’, het dodenleger van Wodan of Herla. (4)

Overwinnen van je grootste angst

Je stond tegenover wilde beesten of woeste mannen en bevocht ze. Je overwon je angst voor de boze, woedende en razende kerels en werd zo één van hen. [Dit zijn de makkers van staakt uw wild geraas, makkers van het wilde heir!] In je extase kon je het berenhemd aantrekken en berserker worden of het wolvenhemd aan trekken en ulfhednar c.q. weerwolf worden, of je gezicht zwart maken en behoren tot het leger van Odin/Sinterklaas. Je werd het diepe in gegooid, je trotseerde de ijzige handen die je de diepte in wilden trekken, je zwom en bereed de golven alsof het een waterpaard was, de waternekker, Hnikar, de hinniker en je leerde zwemmen. Je leerde het dodenpaard te bereiden, de schimmel, geen reëel paard, maar een schim, een geest. Je werd de ‘Schembart’, de bebaarde geest die kinderen meenam om ingewijd te worden. (5)

Schembart van Neurenberg

Zo werd je één van hen, je hoorde erbij. Een man in het gevolg van Odin, een hele eer, die je door je getoonde moed had gewonnen. Als je de angst overwonnen had, was de boeman geen grote engerd meer. Hij was je god geworden. Niet de verre transcendente god, maar de god dichtbij, die je in je extase zelf kan worden. Je had de angst onder ogen gezien en hem toegelaten, je leerde de kracht erachter kennen en hem meester worden. Zo leer je de energie kennen van iets dat (oorspronkelijk) groter is dan jezelf. En zo ben je zelf je grootste angst geworden. Want wat is er geruststellender dan te weten dat er in het hele enge bos niets rondloopt dat enger is dan jijzelf? (6)

 

Odin, Yggr en ‘oger’

Odin zal schrik aangejaagd hebben. Hij was de opperboeman in de heidense tijd. Een van zijn bijnamen was Yggr, wat de verschrikkelijke betekent. Yggr kwam mogelijk later in de sprookjes terecht als de boeman genaamd ‘oger’; een grote, woeste, bebaarde, kinderetende kerel. (7) Echter voor zijn ingewijden was Odin meer, veel meer! Hun Odin was de geliefde, ontzagwekkende oppergod. De wijze inwijder, de grote leider met een alziende blik. Hierin is hij vergelijkbaar met de geliefde en alwetende sint van onze tijd.

Odin is de god der doden, zoals sint zijn doden c.q. Pieten heeft. Hij is de god van de inwijding, zoals de sint de dappere kinderen meeneemt en inwijdt. Hij is God van de midwintertijd. Sinterklaas heeft zijn feest slechts een paar weken eerder. En Odin is God van de poëzie, en ook met sint moet je rijmen. Hij was god van de vele namen. Was één van die namen Nicolaas, leefde hij voort in de sint? Odin leeft voort als heilige, maar welke heilige? Odin leeft voort als God, maar welke god? Het is in ieder geval één die je zelf kan worden als je roept met een holle stem; ‘Zijn er hier nog stoute kinderen?’ (8)

Abe van der Veen

1) Dit stuk is behoorlijk speculatief omdat het verband tussen Sint en wilde jacht, Odin en wilde jacht, Odin en Sint, Sint en mannenbonden + inwijding allemaal niet bewijsbaar te maken is, er zijn alleen aanwijzingen voor. Lees het dus graag als inspiratie, niet als wetenschap.
– Mijn vader werd als kind in de jaren veertig nog bang gemaakt met de weerwolf.

2) Noordeuropese mysteriën – Farwerck
Deze zinnen zijn geïnspireerd op de Sundeklazen en Klaasomes van de Waddeneilanden, maar ook op de Germaanse mannenbonden die er ooit in de oudheid geweest zouden zijn.  (Kultische Geheimbunde – O. Höffler)
Als kind opgegroeid in het kleine Friese dorpje Ryptsjerk gingen wij te Sinterklaazjen. De oudere – niet meer gelovende kinderen – verkleden zich als sint en Piet en gingen langs de deuren vooral langs de gezinnen met kleine sint-gelovige kinderen. We strooiden daar in de huiskamers met pepernoten en riepen: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ Vervolgens werden we getrakteerd op snoep.

3) Phantom armies of the night – Claude Lecouteux p. 205 Lecouteux betwijfelt of dit om een doorlopende traditie gaat. Hij vermoedt dat Odin er later weer bij is gehaald.
Noordeuropese mysteriën – Farwerck p. 97 Hij wordt zo genoemd in de middeleeuwse Saksenkroniek. Voor Hnikar zie Edda – Otten Reginsmal vs 18. Daar staat Odin op een rots te midden van de golven en noemt zich Hnikar (oproerkraaier) en geeft raad aan de jonge held Sigurd.

4) Noordeuropese mysteriën – Farwerck p.186
De Harii zijn een van de Germaanse krijgersbonden die door Tacitus worden genoemd in zijn De Germania. Odin of Wodan wordt hier niet genoemd, wel de associatie met nacht en het dodenleger.

5) De waternekker wordt vaak geportretteerd als een waterpaard. In Duitsland heet hij Nick of Nickelmann en is half man, half vis. Northern Mythology – Thorpe p.491
http://de.wikipedia.org/wiki/Schembartlauf De Neurenbergse Schembart hoort meer bij het carnaval, maar als beeld van een angstwekkende schimbaard die kinderen meeneemt past hij goed bij mijn verhaal.

6) Vrij naar Terry Pratchett; door deze wijsheid loopt de heks Granny Weatherwax erg kalmpjes in het donker alleen door een bos.

7) Walker – Dictionary of symbols and sacred objects ogre
De oger werd plots weer bekend door de Pixar anti-held Shrek.

8) De gelijkenissen tussen Odin en Nicolaas zijn frappant. Maar dat is geen reden om te spreken van een rechtstreekse identificatie. Je kan zeggen dat ze een zelfde functie hebben en in een tijd dat andere goden verboden waren, was de ‘next best thing’ een heilige. Hij werd al snel omhangen met dezelfde functies en eigenschappen. Dit is niet hetzelfde als een directe ontlening.

The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.

]]>
https://www.abedeverteller.nl/sinterwodan/feed/ 11