Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>De wildeman vinden we in diverse kunstuitingen van de Middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd. We vinden hem in de Arthurromans, in het Duitse epos, miniaturen, liefdeskistjes, tapijten, kapitelen, koorstoelen, gravures en zelfs een enkele keer op een schilderij of een groter beeldhouwwerk. Wat maakte de wildeman zo populair en – tot op de dag van vandaag – zo intrigerend? Je kan stellen dat hij staat voor het slechtste èn het beste wat de mens kan vinden in een authentieke verbinding met de wilde natuur.
De wildeman heeft al voorgangers uit de oudheid. Hij is te vergelijken met de harige beest-mens Enkidu uit het Sumerische Gilgamesj-epos en met Heracles uit de Griekse mythologie. (2) Ook heeft hij verwantschap met de faunen, silenen en satyrs van de Grieken en Romeinen. Zelfs heeft hij een plaats gekregen in de moderne popcultuur in het personage van de ‘Hulk’. Deze is dan wel groen in plaats van harig, maar in zijn woestheid en kracht past hij heel goed bij het archetype.
Toch is de wildeman een typisch product van de middeleeuwen. In de verhalen wordt verteld dat hij in de wildernis woont, ver van de beschaving te midden van de wilde dieren. Daar in het woud of in de bergen heeft hij een hol of een bosje als schuilplek. Hij kan in de meest barre omstandigheden overleven dankzij zijn immense kracht. Deze dankt hij misschien wel aan zijn harige pels. (Zoals de Bijbelse Samson ook zijn kracht dankte aan zijn lange haar.) De wildeman is agressief en wil zijn kracht regelmatig uittesten door middel van de strijd. Hij vecht tegen wilde dieren en tegen ridders, maar ook tegen andere wildemannen. (3)
De wildeman als inferieur, angstaanjagend en bespottelijk
Vaak werd de wildeman omschreven als een stommeling en een woesteling die niet of nauwelijks kon praten. Hij kende geen enkele beschaving en liep vaak op handen en voeten. Hij kende geen landbouw en geen vuur en moest dus zijn voedsel vangen of verzamelen en rauw opeten. Ook zou hij zo nu en dan kinderen ontvoeren en mensenvlees eten. Als hij boos was trok hij boompjes uit de grond en vernielde en verscheurde verder alles op zijn pad. Het ergste was echter nog, dat hij God niet kende. Hij was niet eens een heiden, maar had geen enkel concept van religie. Het was zelfs de vraag of de wildeman wel een mens was of toch een dier. Omdat hij ook in de bestiaria werd beschreven, kon hij ook een van de vele soorten exotische dieren zijn. Als toonbeeld van de mens die zijn hersens niet gebruikte en zijn impulsen niet kon beheersen, was hij een voorbeeld voor iedereen van hoe het niet moest. In de middeleeuwen stelde men zich voor dat dit soort mensen nog leefden in verre exotische oorden zoals India, maar ook in de meest bergachtige en afgelegen streken van Europa zelf. (5)
Namen van de wildeman
Terwijl in de term ‘wild’ voor de wildeman vooral beklemtoond wordt dat hij ongetemd en woest is, geven termen als ‘homme sauvage’, ‘salvage man’ en ‘huomo selvatico’ aan dat hij uit het woud komt. Deze woorden komen van het Latijn ‘silva’, het woud. De wildeman is dus per definitie woest èn van het woud. Uit andere benamingen voor de wildeman of vrouw valt af te leiden dat hij vaak als een soort woudgeest werd gezien. In het Midden-Engels wordt hij ‘woodwose’, oftewel wezen van het woud genoemd. In het Oudhoogduits heet hij ‘Schrat’. Dit is de benaming voor een woudgeest uit de bergen. In een tiende-eeuwse glosse uit Oostenrijk staat de wildevrouw gelijk aan de ‘lamia’ of de ‘holzmoia’. De lamia is een heksachtig geestwezen uit de Griekse mythologie en de holzmoia is mogelijk afgeleid van de Romeinse godin Maia. De benaming Fangge of Fanke voor een wildevrouw uit Tirol komt weer van Fauna; de vrouwelijke Faun, een geestwezen uit de Griekse mythologie.
Andere benamingen geven hem zelfs een goddelijke afkomst: Salvan uit Lombardije komt van de Romeinse god Silvanus (ook deze woudgod heeft een ontwortelde boom of een knots als wapen). In Tirol heette de wilde man Orke of Lorke van Orcus de Romeinse god van de dood en de onderwereld. In een Spaans boeteboek uit de negende eeuw wordt verteld over degenen die zich als vrouw verkleden en daarbij dansten en sprongen. Zij deden alsof ze Maia en Orcus zijn. Als met Orcus de Wilde man wordt bedoeld, dan zal Maia de ‘holzmuoia’ oftewel de wilde vrouw zijn. Zo kan de wilde man zowel de vruchtbaarheid brengen die ooit toebehoorde aan de god Silvanus, maar ook de dood die ooit toebehoorde aan de god Orcus. De wildevrouw kan een nazaat zijn van Maia, die de vruchtbaarheid brengt, maar ook van Lamia, die de lelijke, donkere kant van de Godin vertegenwoordigt. (4)
De wildeman als geesteszieke
De term ‘wild’ wordt in de middeleeuwen ook voor ‘gek’ gebruikt. Vele wilde mannen waren eigenlijk waanzinnigen. De heidense koning Nebuchadnezzar was hiervan het Bijbelse voorbeeld. In Daniël 4:33 staat dat hij waanzinnig werd en zeven jaar leefde als een dier. Hij at gras als een os, zijn lichaam werd nat van de dauw en zijn haren groeiden als de veren van een arend. Een aantal beroemde ridders zoals Lancelot, Yvain en Tristan ondergingen hetzelfde lot. Meestal werden ze razend omdat hun minnares ze had afgewezen. Zij liepen in die razernij het woud in en leefden daar naakt te midden van de dieren. Ze leefden daar in grote ellende en aten het beetje voedsel wat ze vonden rauw. Meestal wordt zo’n episode afgesloten doordat de aandacht van een mooie vrouw ze weer bij zinnen brengt.
In de Duitse ridderroman ‘Der Busant’ is de wildeman het hoofdthema: een prins loopt weg met zijn geliefde, maar doordat hij een een arend (de ‘Busant’) achterna loopt raakt hij haar kwijt in het woud. Door dit grote ongeluk verandert hij in een waanzinnige wildeman. Uiteindelijk wordt hij gevonden en opgejaagd als een wild dier. Hij wordt gevangen en meegenomen als een curiositeit naar het kasteel. Daar geneest hij snel door de goede verzorging van vrouwen. (6)
Een zeer interessante held die waanzinnig wordt is Wolfdietrich. In het gelijknamige dertiende-eeuwse Duitse epos ontmoet Wolfdietrich de wildevrouw ‘Raue Else’ (Ruige Els). Zij is lelijk, harig en loopt op handen en voeten. (Zij wordt ook wel omschreven als met een huid van schubben waar mos op groeit, slijmerig en nat. Met een lange sik, ogen die diep in de kassen liggen en een brede rij met lange tanden.) Zij vraagt om zijn liefde, maar natuurlijk weigert hij. Dan blijkt zij onvermoede krachten te bezitten: zij maakt hem – als wraak voor de afwijzing – helemaal gek. Hij wordt vervolgens een wildeman en leeft in het woud op een dieet van wortelen en kruiden. Zij onttovert hem pas als hij belooft om met haar te trouwen. Door in Troje in de fontein van de jeugd te stappen wordt zij onttoverd en blijkt zij de beeldschone prinses Sigeminne te zijn. Ze trouwen met elkaar en zij worden koning en koningin van Troje. Dit is een prachtige variant op een thema dat we ook veel in de Keltische literatuur tegenkomen. Midden in de wildernis komt de held een foeilelijke vrouw tegen die om een kus (of meer) vraagt. De ware held zal haar verzoek inwilligen en daarmee bewijzen dat hij het waard is om koning van het land te worden. Zij wordt gezien als de Godin van het land, die aan haar favoriet de soevereiniteit van het land kan geven. (7)
Ook de tovenaar Merlijn was ooit een wildeman. Deze episode wordt beschreven in de Vita Merlini van Geoffrey van Monmouth (ca. 1150). Bij een veldslag zag hij zoveel van zijn verwanten sterven dat hij waanzinnig werd en uit de beschaving weg vluchtte. Hij wordt een ‘silvan man’ genoemd, een man van het woud. Uiteindelijk geneest hij door de helende klanken van de harp van de meesterbard Taliesin. Vervolgens begint hij met zijn beroemde profetieën over de toekomst van Britannië. Merlijn moest dus een episode van waanzin ondergaan om te kunnen eindigen als een wijze profeet en machtige adviseur van de koning. Dit doet sterk denken aan de Siberische sjamanen die door een periode van gekte heen moesten voor zij klaar waren om de sjamaan van de stam te worden. (8)
De heilige wildeman
Zelfs heiligen konden wildemannen worden. Sint Chrysostomus leefde alleen in het woud als kluizenaar tot hij eens bezoek kreeg van een schone prinses. Eerst dacht hij dat ze een demon was, maar uiteindelijk kreeg hij medelijden en deelde zijn grot kuis op in twee delen. Zijn wellust was helaas toch te groot: hij had seks met haar en zij werd zwanger. Om dit te verhullen gooide hij haar van een hoogte de afgrond in. Natuurlijk kreeg hij berouw en zwoer dat hij niet van de grond af zou komen tot zijn zonden hem waren vergeven. Jarenlang kroop hij op de grond als een beest en voedde hij zich met gras en wortels. Zijn lichaam had daardoor een beschermende vacht gekregen. Toen bleek dat de prinses en haar kind de val hadden overleefd werden zijn zonden hem vergeven! (9)
Een andere beroemde harige heilige is Maria Aegyptica. Zij liep op haar twaalfde weg naar Alexandrië en leefde vanaf dat moment een leven van ongebreidelde wellust. Ze werd een prostituee, maar vroeg – vanwege haar grote wellust – vaak geen geld voor haar diensten en ging dan bedelen. Na zeventien jaar kwam ze tot inkeer en trok ze zich terug in de wildernis. Daar leefde ze naakt als een dier tot de heilige Zosimas haar ontmoette. Hij hoort haar verhaal aan en geeft haar de communie, direct hierna sterft zij. Maria van Egypte werd wel verward met Maria Magdalena. (10)
Het lijkt erop dat de aspirant-heilige nadat hij of zij zich grenzeloos heeft gedragen (meestal op het gebied van de zonde van de wellust) boete moet doen door het symbool van die grenzeloosheid te worden. Ze moeten een periode als wildeman of vrouw door het leven gaan.
De wijze wildeman
Ook wildemannen ‘pur sang’ kunnen nobele trekken hebben. In Oostenrijk wordt gezegd dat hij de wilde dieren en dan met name de berggeiten beschermt. Zelfs het vee van de mensen in de zomerweiden is onder zijn bescherming. In sagen uit Duitsland en Italië wordt verteld over boeren die een wildeman wisten te vangen door de holen waaruit hij dronk vol te schenken met wijn en hem zo dronken te voeren. Vervolgens moest hij zijn vrijheid kopen door hen zijn geheimen te openbaren. Zijn wijsheid bleek heel praktisch: hij wist hoe het weer zou worden, hoe de oogst zou gaan en welke kruiden konden helpen bij genezing. Ook in Hessen en in Tirol wisten ze dat de wildeman een weerprofeet is. Met mooi weer staart hij somber voor zich uit en klappertandend probeert hij zich warm te houden door zijn benen en armen over elkaar te slaan. Bij slecht weer schaterlacht hij en laat de regenvlagen hard neerkomen op zijn onbeschermde lichaam. Hij klimt in de bomen en schudt met de takken terwijl er boven zijn hoofd een storm woedt. Ook al lijkt dit het gedrag van een waanzinnige, toch blijkt telkens dat de wildeman al van tevoren weet dat er een koude- of een warmtefront aan zit te komen. In zijn geest was het weer al omgeslagen..
Verder werd de wildeman gezien als een bekwaam geneesheer door zijn diepe kennis van wilde kruiden. In het gedicht de ‘Faery Queen’ van Edmund Spencer (1590) wordt bijvoorbeeld verteld over een wildeman die geneest met behulp van kruiden. Dit geloof werd tot in de achttiende eeuw gebruikt om volksgeneesmiddelen op markten te verkopen. De kwakzalver nam dan een wildeman mee of vermomde zichzelf als wildeman om het publiek te overtuigen van de geneeskracht van zijn zalfjes en poedertjes. (11)
Deze kant van de wildeman is vooral te danken aan zijn ‘bushcraft’. Hij weet te overleven in de wilde, onherbergzame natuur, waar beschaafde lieden allang uitgehongerd of opgegeten zouden zijn. Aan het einde van de middeleeuwen leidden dit soort eigenschappen zelfs tot een idealisering van de wildeman en vrouw. Zij werden in die tijd vaak bewonderd als nobele wilden die nog leefden als in het legendarische ‘gouden tijdperk’. (12)
De wildeman als heer der dieren
In enkele gevallen blijkt de kracht en kunde van een wildeman zo groot dat hij de meester van alle dieren en de heer en beschermer van het woud genoemd wordt. Dat meesterschap wordt al enigszins duidelijk in afbeeldingen waar de wildeman een mannetjeshert of een eenhoorn als rijdier heeft. De monnik Caesarius van Heisterbach (13e eeuw n.o.j.) vertelt over een ontmoeting in het woud waarbij een man tot zijn afgrijzen ziet hoe een wildeman groeit en groeit tot hij zo groot wordt dat hij boven het woud uit torent.
In een aantal Duitse epen wordt de wildeman ‘heer der dieren’ genoemd en in een Deens gedicht ‘Svend Vonved’ ontmoet de held een reus van een wildeman die wel heel letterlijk de heer der dieren is: hij had een wild zwijn op zijn schouders, een zwarte beer lag te snurken op zijn borst en eekhoorns en wezels dartelden rondom zijn vingers. (12)
Het idee komt in volle glorie tot uitdrukking in de roman ‘Yvain’ van Chrétien de Troyes (twaalfde eeuw n.o.j.). De ridder Calogrenant vertelt hier over een ontmoeting in het woud Brocéliande: op een open plek in het woud zit er op een boomstomp een enorm grote, lelijke kerel. Hij is helemaal zwart, hij heeft de tanden van een zwijn, de oren van een olifant en hij heeft een bochel op zijn rug. Als kleren draagt hij huiden. Omdat hij daar zwijgend blijft zitten twijfelt Calogrenant even of het wel een mens is, maar dan staat hij op. Terwijl hij op zijn knots leunt vertelt de wildeman dat hij meester is van de wilde dieren. Vanwege zijn kracht gehoorzamen dezen hem en buigen voor hem. De kerel blijkt vriendelijk en geeft aan de ridder aanwijzingen waar hij een avontuur kan beleven. Dit blijkt een mysterieuze plek te zijn in het woud met een prachtige, immergroene boom, een bron en een steen met magische eigenschappen. Daar vecht hij met de bewaker van de bron en wint van deze zwarte ridder. Door deze overwinning is hij het waard om met de gravin van het naburige land te trouwen. We merken hier wel dat Chrétien in zijn beschrijving van het uiterlijk van de wildeman schromelijk overdrijft om het contrast tussen de lompe pummel en de hoofse ridder zo sterk mogelijk te maken. In de versie van het verhaal uit de Mabinogion (Welshe verhalenbundel uit de veertiende-eeuw) is de beschrijving van de wildeman een stuk bescheidener. Hij is groot, ruw en zwart en heeft een ijzeren knots, maar in zijn lelijkheid is hij niet potsierlijk. Wel heeft hij maar één voet en één oog. Hij slaat een groot hert met zijn knots die daarop hard loeit en alle dieren van het woud (leeuwen, slangen, herten etc.) komen naar de kerel toe om voor hem te buigen. (13)
Als wildemannen mensen zijn die nog rechtstreeks hun energie kunnen putten uit de wilde natuur – maar daarom ook nog grenzeloos zijn – dan is de heer der dieren en bewaker van het woud de geest van de wilde natuur zelf. Hij is te zien als de ‘genius loci’, de geest van het woud die zijn woonplaats heeft in het sacrale middelpunt van dat woud. Hij is daarmee de ultieme wildeman.
De inwijding van de wildeman
In dit avontuur zit ook een inwijdingsaspect. De jonge ridder zoekt een avontuur om zijn mannelijkheid en volwassenheid mee te bewijzen. De wildeman als heer der dieren wijst hem de weg naar de heilige centrale plek in het woud. Daar vindt hij zijn bron en leert hij omgaan met zijn ‘dierlijke’ krachten. Daar moet de ridder ook vechten met een zwarte ridder. Als hij dit gevecht wint zou je kunnen zeggen dat hij bewezen heeft dat hij zijn lagere impulsen de baas is. Hij kan nu terug naar zijn gemeenschap om zelf een leider te worden en om de liefde te vinden.
Veel van deze elementen vinden we ook terug in het sprookje ‘IJzerhans’ uit de bundel van de gebroeders Grimm. In dit sprookje wordt een jonge prins meegevoerd naar een woud door de wildeman ‘IJzerhans’. Hij moet daar een bron bewaken, maar als hij uit nieuwsgierigheid de bron aanraakt worden zijn haar (en vinger) van goud. Met behulp van een geheimzinnig leger dat de wildeman heeft opgeroepen verslaat de jonge prins de vijanden van de koning en mag hij zijn dochter trouwen. IJzerhans blijkt een machtige koning te zijn die betoverd was. (14)
Een andere aanwijzing dat de wildeman een rol speelt bij inwijdingen zijn een aantal afbeeldingen uit de zestiende eeuw van het Schembartlaufen (een optocht met Vastenavond) in Duitsland. Hier zien we een wildeman met een grijze baard en een groene krans op zijn hoofd die een jongen aan zijn boom heeft vast gebonden en daarmee weg loopt. Schembart betekent de schim of geest met de baard. Je zou dit tafereel kunnen zien als een scène uit een inwijding van een jongen die door de wildeman meegevoerd wordt naar het woud. Helaas wordt er geen verdere uitleg gegeven bij de afbeelding.
Merlijn en de wildeman
De connectie van Merlijn en de wildeman is zeer opmerkelijk. We kwamen Merlijn al tegen als een waanzinnige die het woud introk en zich gedroeg als een wildeman. In datzelfde verhaal komt ook een episode voor waarin hij een kudde herten aanvoert en zelf voorop rijdt op het grootste mannetjeshert. In de Roman d’Artus wordt gezegd dat Merlijn de ‘heer der dieren’ zelf is! De grote zwarte man die Calogrenant ontmoette was eigenlijk de tovenaar Merlijn in vermomming. Dit verband tussen Merlijn en de wildeman is niet vreemd als je weet dat hij de zoon is van een wildeman. Volgens de ‘Lestoire de Merlin’ was zijn moeder ooit als jonge maagd verdwaald in het woud Brocéliande. Daar viel zij in slaap en werd vervolgens verkracht door een wildeman. Toen hieruit Merlijn werd geboren bleek hij van top tot teen met haar bedekt!
Later in dit verhaal heeft de koning van het land vreemde dromen. Merlijn verandert zichzelf in een mannetjeshert en profeteert voor de koning dat alleen een wildeman (l’homme salvage) de dromen van de koning kan uitleggen. Vervolgens verandert hij zichzelf in die wildeman, maar laat zich door niemand vangen. Uiteindelijk lukt het de maagd Grisandole door hem met eten te verleiden. Waar de mannelijke kracht faalt om de wildeman te vangen, daar lukt het een jonge vrouw wel door middel van haar slimheid, schoonheid en maagdelijkheid! In de persoon Merlijn komen de wispelturigheid en profetische kracht van de wildeman samen met de wijsheid en magie van de tovenaar. (15)
De wildeman en de liefde voor een vrouw
Het thema van de wildeman die zich laat vangen door een vrouw komen we vaker tegen. In middeleeuwse houten of ivoren doosjes met snijwerk bestemd voor hoofse jongedames wordt het verhaal verteld van een wildeman die een dame ontvoerd en gered wordt door een ridder. In een variant op dit thema wordt die ridder ondanks zijn hulp afgewezen ten faveure van een jongere ridder. Als zij dan opnieuw in gevaar komt (door woeste beren) dan komt hij niet meer te hulp en wordt zij zonder pardon verscheurd en opgegeten. Aan het einde van de middeleeuwen komt het voor dat de wildeman het gevecht juist wint! Maar vervolgens ‘verliest’ hij van de dame. Zij brengt hem geketend naar haar kasteel en onder haar invloed wordt hij tam en onderdanig. Eigenlijk is hij hierdoor geen echte wildeman meer.
Je kan deze afbeeldingen interpreteren als een strijd tussen de hoofse liefde en de meer wilde, sensuele liefde. De ridder en zijn jonkvrouw horen de voorkeur te geven aan de hoofse liefde, maar in de late middeleeuwen wordt hoofse liefde telkens meer als een streng keurslijf gezien. Nu mag de sensuele liefde winnen en de minnaar mag ‘wild’ worden als hij zich maar wel door zijn geliefde laat temmen! In een Middelnederlands gedicht ‘Van der wilden man’ uit de veertiende eeuw vinden we dit sentiment terug: een maagd sleept een wildeman aan een ketting uit het woud. Zij heeft hem gevangen en meent dat ze hem kan temmen. De wildeman zingt: ‘Ic was wilt, ik ben ghevaen (gevangen) ende bracht in mintliken bande (gebracht in banden van liefde), dat heeft ene maghet ghedaen’. Wat een leger met kracht niet voor elkaar kon krijgen, lukt een schone vrouw wel door middel van haar liefde. (16)
Rituelen van de wildeman
Aan het einde van de zestiende eeuw verdwijnt de wildeman uit de elitecultuur, maar hij blijft voortbestaan in de volksrituelen. Daar komen we ook weer de verleiding van de wildeman door een aantrekkelijke vrouw tegen. Zo zien we in een gravure van Brueghel uit 1566 hoe een wildeman verleid wordt door een vrouw die hem een ring aanbiedt. Met die ring biedt zij hem de liefde en het huwelijk aan, maar het blijkt een list om hem in de val te lokken en te doden. Een ‘koning’ en een boogschutter staan klaar om hem te veroordelen en te doden. De afbeelding laat een toneelstukje zien dat van deur tot deur werd opgevoerd om wat geld op te halen o.a. met carnaval.
Dit ritueel van de wildemannenjacht werd ook in het voorjaar gedaan in Saksen, Thüringen en het Alpengebied. In het ritueel ging een man – verkleed als wildeman – chaos en rumoer veroorzaken in het dorp. Vervolgens werd hij opgejaagd en gevangen. Dit laatste meestal doordat een vrouw hem had verleid. Uiteindelijk werd hij zogenaamd gedood, door hem in de dorpsvijver te gooien of door hem met een zwaard te steken in een listig verborgen zakje met bloed. Vaak kwam hij – met behulp van een wonderdokter – weer tot leven. In latere versies van dit ritueel bleef er weinig meer van over dan een processie met wildemannen door het dorp. (17)
Ook in deze rituelen zien we de haat-liefde verhouding van de mens met de wilde natuur terug: op het liminale moment van een seizoenswisseling overschrijdt een wildeman de grens tussen de wilde natuur en de geordende mensengemeenschap. De chaos die hij veroorzaakt zorgt voor het nieuwe leven dat noodzakelijk is voor deze overgang. Zonder een energetische impuls uit de woeste natuur zou de samenleving atrofiëren. De wildeman zoekt de liefde van een vrouw, maar is deze in zijn wilde hoedanigheid niet waardig. Zij leidt hem af en hij wordt gedood. Voor de gemeenschap is zijn taak volbracht en de orde kan worden hersteld. De wildeman kan echter nooit helemaal dood gaan, hij komt weer tot leven en trekt zich opnieuw terug in zijn natuurlijke ‘habitat’, het woud.
Conclusie
De wildeman oefent een grote aantrekkingskracht èn afstotingskracht op ons uit. We vrezen en minachten de ongetemde kracht, de grenzeloze vitaliteit die leidt tot wetteloos en destructief gedrag, maar we worden er ook door verleid. We willen ons er ook aan overgeven, zwelgen in die bandeloosheid. De wildemannen zijn onnozel en puur als kinderen. Doordat ze op kunnen gaan in hun activiteit kunnen ze zich er grenzeloos aan overgeven. Ze horen daarom bij een stadium dat de beschaafde mens heeft verlaten. De mens heeft door zijn beschaving geleerd om afstand tot de dingen te bewaren en kan ze op die wijze beheersen. Hij heeft geleerd om nauw met elkaar samen te werken, waardoor ieder zijn specialisme tot in perfectie kan beheersen. Dit maakt hem afhankelijk van de gemeenschap, waardoor hij wel gedwongen is om beperkende gedragsregels in acht te nemen. Dit kan echter ook tot een benauwend keurslijf leiden, zoals bij de etiquette van de hoofse cultuur van de middeleeuwse adel.
De wildeman heeft voor een hele andere overlevingsstrategie gekozen: hij overleeft in de wildernis door er geheel en al onderdeel van uit te maken. Hij zit met zijn volle aandacht en al zijn zintuigen in de directe omgeving en in het huidige moment. Dit geeft hem de wijsheid van de onnozele. Hij is degene die de taal der dieren verstaat en van elk kruidje weet waar die goed voor is. Hij kan naar de lucht kijken en weet wat het weer zal worden en in het verlengde daarvan ruikt hij ook onraad en kan hij profeteren. Iets van die kwaliteiten hebben wij echter ook nodig in onze samenleving. Ook wij zullen de wildeman in onszelf moeten ontdekken.
Elke jongen die een man wil worden (en elk meisje die een vrouw wil worden) moet leren om zijn eigen kracht te vinden en die vervolgens te beheersen. Hij zal ook moeten leren om zelfstandig zijn eigen beslissingen te nemen. Deze werden tot dan toe nog voor hem genomen door de autoriteiten in de gemeenschap. Om te kunnen komen tot zelfstandigheid en om te leren te vertrouwen op zijn eigen intuïtie en ervaring moet hij de grenzen van het bekende overschrijden. Pas dan is hij het waard om te trouwen en kinderen te krijgen.
Als prins of ridder in het verhaal gaat hij op avontuur en steekt de grens over tussen de beschermde wereld van de beschaafde mensengemeenschap en de vreemde wereld van de wilde natuur. Hier heeft hij geen keuze dan te vertrouwen op zijn eigen oordeel. Eerst is hij daardoor zijn – morele – kompas kwijt, hij verdwaalt hopeloos in het grote, enge woud. Dit is een gevaarlijk moment: een naïeve jongeling zou overweldigd kunnen worden door zijn dierlijke kant, hij zou letterlijk waanzinnig kunnen worden. Wie zijn oerkracht niet onder controle heeft en ook niet gecontroleerd wordt door een andere autoriteit (vrouw, familie, koning, rechter) die kan een wildeman worden. Deze wildeman is echter niet nobel. Hij kent zijn grenzen niet. Hij zou kunnen bevruchten, maar net zo makkelijk vernielen. Doordat zijn krachten met hem op de loop gaan is hij onbetrouwbaar geworden. Zolang hij zich niet menselijk kan gedragen is hij verbannen uit de beschaafde wereld. Hij is gereduceerd tot zijn dierlijke staat. Hij is een inferieur, lachwekkend wezen geworden.
Maar hij kan ook in het woud zijn inwijder ontmoeten. Hij kan er – na vele ontberingen – de ‘heer der dieren’ tegenkomen. Dit is de wildeman die zijn dierlijke instincten onder controle heeft. Deze koning van het woud heeft geleerd om het ‘dier’ in hem te temmen doordat hij de heilige plek in het centrum heeft gevonden. Het teken hiervan is zijn knots of ontwortelde boom. Deze staat voor de rauwe energie die rechtstreeks van de bron komt en die hij nu zelf kan hanteren. Zonder centrum zou deze energie grenzeloos en impulsief zijn, maar nu gebruikt hij deze om te beschermen, te bevruchten en om rechtvaardig te heersen. De wijze wilde man wijst de jonge ridder naar de heilige plek in het woud. Daar kan hij leren hoe hij om moet gaan met zijn bron van energie en met zijn verbinding met het hogere en lagere. Vanuit deze plek kan hij leren om zijn intuïtie te gebruiken en in te tunen op zijn natuurlijke omgeving. Hij zal de zwarte ridder van zijn lagere impulsen leren verslaan en als hij terugkeert naar de maatschappij kan hij met zijn gewonnen wijsheid een vrouw naar zijn hart vinden om te huwen en een ware leider worden in zijn gemeenschap.
Abe van der Veen
1 Bernheimer, Richard – Wild men in the middle ages 1970 1-2
De waanzinnige ridders die als wildeman het woud in vluchten, kunnen ook zwart worden als teken van hun wildheid. Dit overkomt Iwein, Wolfdietrich en een wildevrouw in ‘Wigalois’. Bernheimer 15 en noot 34
Bij de meester van de speelkaarten (eerste helft vijftiende eeuw) zijn er harige èn bladerige wildemannen en vrouwen. We zien ook wildemannen bekleed met een groene, mossige vacht in de afbeeldingen van het Schembartlaufen. Ook bij Bernheimer en in Oberstdorf zien we wildemannen met korstmos en hooi. Verder is hij in de afbeelding van Brueghel en in die van de ‘bal des ardents’ in het groen.
2 In het eerste tablet van het Gilgames-epos wordt over Enkidu gezegd: ‘Hij is geboren uit de stilte van de nacht met de samengebalde kracht van Ninoerta, hij is behaard over zijn hele lijf, het haar op zijn hoofd is langs als van een vrouw, hij kent niemand, mijdt de bewoonde wereld, met de gazellen eet hij gras, met de wilde dieren doet hij zich tegoed aan het water.’ Dit alles geeft hem een opmerkelijke gelijkenis met de middeleeuwse wildeman. Het Gilgames-epos 2005 48
Ook Hercules/Heracles heeft een woeste baard en een knots als wapen. Hij heeft een enorme kracht die hij helaas niet altijd in bedwang kan houden. Tijdens een periode van waanzin vermoord hij zijn eigen vrouw en kinderen. Als boetedoening moet hij twaalf – bijna onmogelijke – taken uitvoeren en daarbij verslaat hij vele monsterlijke dieren. Dezen worden geassocieerd met de tekens van de dierenriem. Je zou hem daarom met recht en reden de titel heer der dieren kunnen geven.
3 Bernheimer 10-11
4 Bernheimer 20, 42, 43
Ook de Franse ‘ogre’ en de Italiaanse ‘orco’ in de Pentamerone komen van Orcus.
Er bestaat ook het thema van de jacht op de wildevrouw door een wilde jager genaamd Orkise (Orcus), waarbij meestal Dietrich van Bern haar redt. Bernheimer 130
In de Bijbel wordt gesproken van een ‘Pilosus’, een harige man. Jesaja 13:21 meestal wordt dit vertaald als een veldgeest of een satyr, maar het zou ook kunnen slaan op een wildeman.
5 Bernheimer 5, 6, 11
6 Bernheimer 12, 15
Een ander voorbeeld vinden we in de Franse ridderroman ‘Oursson en Valentine’. Daar wordt de held Orson opgevoed door een wilde beer in de wildernis, hij leeft daar als een wildeman. Als hij gevonden wordt is hij stom, maar het lukt hem om te praten nadat er een ader onder zijn tong open wordt gesneden. Nadat hij ook nog het christendom aanneemt kan hij een volkomen normaal mens worden. Bernheimer 18
7 Bernheimer 37
https://de.wikipedia.org/wiki/Rauhe_Else
Matthews, Caitlin – King Arthur and the goddess of the land 73 e.v.
8 Bernheimer 14
Stewart, R.J. – Merlin. The prophetic vision and the mystic life 246 e.v.
Merlijn heeft voorgangers in Ierland in de figuren van Suibhne en Lailoken.
9 Een ander voorbeeld van een harige heilige is sint Onuphrius.
https://en.wikipedia.org/wiki/John_Chrysostom
Bernheimer 17
10 https://en.wikipedia.org/wiki/Mary_of_Egypt
11 Bernheimer 24, 25, 51
Al in de dertiende eeuw zegt een Franse dichter: de wildeman lacht niet als het regent. Dit doet hij omdat hij weet welk weer er daarna zal komen.
12 Dit begon al in de oudheid met het idee van een gouden eeuw waarin de primitieve mens een nobel en eenvoudig, zuiver leven leidde. Hij is dan ethisch superieur aan de decadentie en achterbaksheid van de zogenaamde beschaving. Pas met de traktaten van de Duitser Hans Sachs in de zestiende eeuw komt dit thema weer terug. Bij hem zijn de wildemannen niet uit een ver verleden, maar van zijn eigen tijd in de meest nabije wildernis. Het gaat hier om mensen die de wildernis in zijn gevlucht en zo weer een leven kunnen leiden als in de tijd van vòòr de Zondeval. De wildeman en wildevrouw leven bij hem als geliefden gelukkig en eenvoudig in het wilde woud en vormen daar een gezin. Bernheimer 103, 114
12 Bernheimer 27
www.gutenberg.org/files/2430/2430-h/2430-h.htm
Husband, Timothy – The wild man. Medieval myth and symbolism 1980 2
13 In een sage uit Vorarlberg waarschuwt een wildeman voor het kappen van een bepaalde boom, want zijn levensessentie is verstopt in deze boom. Zonder de boom gaat hij dood. Dit zou kunnen gaan om de kosmische boom in de heilige plek in het woud waar de wildeman een vitale connectie mee heeft. Bernheimer 24
Hij is ook heer der dieren in het Duitse epos Dietrichs Drachenkaempfe en in een interpolatie van het epos Orendel. Bernheimer 31
Chrétien de Troyes – Arthurian Romances (Yvain) 1978 183-185
The Mabinogion (vert. Gwyn Jones) 1993 132
Bernheimer 28
14 Het sprookje van IJzerhans is vooral bekend geworden door het boek ‘De Wildeman’ van Robert Bly. In dit boek gebruikt de auteur het sprookje om aan te geven hoe moderne mannen geen inwijding tot volwassenheid hebben gekregen en daarom vaak geen band hebben met hun mannelijkheid. Dit heeft aanleiding gegeven tot het oprichten van vele mannengroepen. In Nederland is Ton van der Kroon met zijn boek ‘De terugkeer van de koning’ een adept hiervan. Wie meer over de diepere betekenis van dit sprookje wil weten verwijs ik naar deze twee boeken.
15 In de versie van Robert de Boron is de vader van Merlijn een incubus die zijn maagdelijke moeder verkrachtte in de nacht, maar aangezien een incubus gelijkenissen vertoont met de faun en satyr is het niet vreemd dat dit in een latere versie een wildeman werd.
In Brocéliande zouden wilde mannen wonen volgens Wace en volgens Walter van Metz (dertiende eeuw n.o.j.) hadden dezen een hoorn op het hoofd en een staart.
Bij het Schembartlaufen in Neurenberg (gehouden tussen 1449 en 1539) werd veel lawaai gemaakt o.a. met bellen die aan het pak waren genaaid. Er werd gegooid, geduwd, gekrabd door de wildemannen en andere met maskers vermomden. De wildemannen waren meestal verantwoordelijk voor het grootste lawaai en geweld. Zij werden vergezeld door gemaskerden die duivels, ooievaar, geit of varken moesten voorstellen. Er werd met vuurwerk geschoten dat uit bundels met groene takken kwam. Bernheimer 60-62
www.jstor.org/stable/pdf/456828.pdf
Bernheimer 99, 142
16 Bernheimer 125, 137, 140
www.dbnl.org/tekst/_vad004vade02_01/_vad004vade02_01_0013.php
17 In Basel in 1435 was er een wildemannenspel ter gelegenheid van een kerkconcilie waar ‘uomini selvatici’ met half rood, half groen haar elkaar zogenaamd het hoofd insloegen en dan als dood neervielen, maar weer herleefden en verder dansten. Bernheimer 70
Ook in Engeland en Italië zijn er al maskerades van wildemannen (wodewoses) vanaf het midden van de veertiende eeuw. In de zestiende eeuw worden tijdens kerst aan het hof van Engeland schijngevechten gehouden van ridders tegen wildemannen gekleed in mos. Bernheimer 71
Deze rituelen gaan soms ook gepaard met een spotbruiloft van de wildeman met een lelijke vrouw (meestal een man in travestie). In de Folgareit in de Alpen werd de wildeman getrouwd met brave Berta (oftewel de godin en leider van de wilde jacht Percht).
In de Inn vallei werd er een bruiloft gehouden van de wildeman en wildevrouw als er met carnaval geen echte bruiloft was. Het stel werd – samen met hun kind – gevangen in het woud en in optocht door het dorp geleid. Er gingen ook een nar, een heks en andere gemaskerden mee in de optocht.
In Duitsland in Swaben en Beieren is er de Pfingstl, ook wel de Pinksterlummel genoemd. Hij wordt met Pinksteren gekleed in bloemen en bladeren van els en hazel. Hij krijgt een hoge punthoed op met alleen gaten voor zijn ogen of anders een kunsthoofd. In een processie gaat deze figuur door het dorp begeleid door jongens met getrokken zwaarden. Eerst wordt de Pfingstl nat gespetterd, dan wordt hij de rivier in geduwd waar de jongens doen alsof zij zijn hoofd afhakken en hem offeren. Hierbij verliest hij zijn kunsthoofd of hoed. Dan lopen er ook nog een zwarte man en een wilde man mee. Deze laatste heet dokter IJzerbaard. In één versie van het ritueel laat deze ‘dokter’ de Pfingstl herleven door hem ader te laten.
In Saksen met Pinksteren werd er een ceremonie gedaan genaamd ‘de Wildeman het bos uit jagen’. Hier wordt een jongeman in blad en mos gehuld. Deze is de zogenaamde Wildeman die uit het bos wordt gejaagd en vervolgens neergeschoten. Een ‘dokter’ doet een aderlating waarbij nepbloed op de grond stroomt en de jongen herleeft.
In een tekst uit de zestiende eeuw uit Zurich wordt er gesproken over een gemaskerde bruid en bruidegom die meeliepen in de carnavalsoptocht. Aan het einde van het feest werden ze in de fontein gegooid. Hun kleding zou mogelijk uit mos en groene takken bestaan.
Bernheimer 52, 173, 174
Husband 157
Frazer, James – The golden bough 297-300
Andere interessante weetjes over de wildeman en vrouw:
– De Faengge of Fankke uit Tirol is borstelig met een grimas van oor tot oor, zwart haar vermengd met korstmos en borsten die zo lang zijn dat ze die over haar schouders kan werpen. Zij eet mensenkinderen.
Maar er zijn ook kleinere holz- und mossweibchen en ‘dames vertes’. De wildevrouw kan zich mooi doen lijken als ze een man tegenkomt die ze wil verleiden. Ze is vaak een soort van wellustige heks.
– Al in de tiende eeuw wordt in een Oostenrijkse tekst geschreven over de holzmoia/holzwib of wildaz wip. Zij is de lamia oftewel een soort heks. B 33-35
– Aan de wildevrouw werd op een aantal plaatsen in Duitsland iets kleins geofferd, wat lijnzaad of vlas. Dit was waarschijnlijk om wat terug te doen voor de geslaagde oogst. Ze heetten dan de Holzwfraulein of het Holzweib. Bernheimer 50
– In Zwitserland als het vee terug gaat naar de lager gelegen weiden is dit een dag ter ere van de wildeman die de hele zomer de dieren heeft beschermd. Deze Tschaemmeler waren mannen verkleedt met korstmos en twijgen. Vaak dansen ze en doen een schijngevecht met knotsen.
– Vaak is de wildeman synoniem met de ‘wilde beer’ beide keren is het een gemaskerde en in bont gehulde man. Ook komt het tot een nep-trouwerij tussen de wildeman en de ‘vrouw’, waarna hij toch daarna dood wordt geschoten.
In de negende eeuw protesteert Hincmar van Reims al tegen dit soort rituelen, hij heeft het echter over een beer, niet over een wildeman. Het is echter duidelijk dat het spel met de beer en het spel met de wildeman inwisselbaar is. Bernheimer 53-55
– De Romeinen hadden een gewoonte om op 14 maart een man gekleed in bont door de stad te leiden en vervolgens er weer uit te jagen. Dit heette de Mamuralia. Deze man was Mamurius Veturius, de oude Mars. Je kan dit zien als de verbanning van het oude jaar/oude seizoen. De veertiende maart is ook het festival van Anna Perenna, zij staat voor het oude jaar en heeft Mars ooit bedot, zodat hij met haar – de oude vrouw – vrijen ging in plaats van met Minerva, de mooie, jonge Godin. Ook de Wildeman wordt in gebruiken in Centraal Europa vaak gekoppeld aan een lelijke, oude vrouw. Bernheimer 80, 81
– De ‘bal des ardents’: Karel VI had al in 1389 zich een keer vermomd als wildeman en deed het opnieuw in een charivari van 1393 toen een hofdame ging hertrouwen. Hij en een aantal notabelen gingen een wildemannendans houden. Zij hadden een nauwsluitend pak aan en smeerden dit in met pek en bestrooiden het met veren, en hennep- en vlasvezels, als een soort van harige vacht. Ze waren aan elkaar vast geketend en dansten wild rondom het gezelschap. De graaf van Orleans wilde weten wie er achter het masker zat en hield een fakkel te dichtbij. Het pak vatte vlam en vier van de zes wildemannen verbranden levend. De koning overleefde het, doordat een van de vrouwen haar mantel om hem heen sloeg. Hij werd na deze dramatische gebeurtenis helaas wel waanzinnig. Ondanks deze ramp, moeten deze dansen – getuige een vijftiende-eeuws wandtapijt – ook daarna in hoofse kringen nog populair zijn geweest.
Interessante links:
https://de.wikipedia.org/wiki/Flachsland-Teppich
https://blogs.bl.uk/digitisedmanuscripts/2016/09/a-field-guide-to-wodewoses.html?utm_source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=Feed%3A+digitisedmanuscripts+%28Medieval+Manuscripts%29
https://www.researchgate.net/publication/270745847_From_page_to_print_The_transformation_of_the_wild_woman_in_early_modern_Northern_engravings#pf9
http://www.symbolforschung.ch/wilde_leute.html
https://www.dbnl.org/tekst/kalf003gesc02_01/kalf003gesc02_01_0001.php#1
http://www.verren.at/wildleute
https://en.wikipedia.org/wiki/Georgic_and_Merlin In dit Bretonse sprookje wordt de wildeman ook Merlijn genoemd.
https://de.wikipedia.org/wiki/Waldgeist
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kukeri
En nog een paar mooie wildemannenafbeeldingen:
The post Het verhaal van de Wildeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De rituelen van de Groene man first appeared on Abe de Verteller.
]]>In het voorgaande artikel over de Groene man (zie hier) heb ik mij geconcentreerd op het ornament van het gezicht met bladeren zo deze voorkomt als versiering in kerken en gebouwen. Als aanvulling en verdere verklaring van de symboliek van deze ornamenten zal ik in dit vervolgartikel een aantal volksrituelen en optochten beschrijven waarin een met bladeren bedekte man werd meegevoerd. Deze rituelen werden op verschillende plaatsen in Europa in de meiperiode gehouden. De bekendste voorbeelden zijn de optocht met de ‘Jack in the Green’ in Engeland, met de Groene Joris in Roemenië, de Oostenrijkse ‘Pfingstl’ en de Nederlandse Klissenboer. Maar er zijn er nog veel meer zoals: ‘Le père Mai’ in delen van Frankrijk, de ‘Maibär’ in Zwitserland, de ‘Laubmann’ in Duitsland en de ‘Zeleny Juray’ uit Joegoslavië. De meeste omschrijvingen heb ik gehaald uit de werken van de negentiende eeuwse volkskundigen Wilhelm Mannhardt en James Frazer.
Ik zal daarna proberen om een betekenis aan deze rituelen te geven door ze te interpreteren als inwijdings- en vruchtbaarheidsrituelen. Vooral de connectie tussen de Groene man en de wildeman kan ons nieuwe inzichten over de betekenis van de Groene man geven.
Engeland en Frankrijk: Jack in the Green en de Groene wolf
Ik begin bij de Engelse Jack in the Green. Deze wordt ook wel ‘Green man’ of ‘Jack in the bush’ genoemd. Hij hoort bij het meifeest dat gehouden wordt op één mei. De Jack is een man die verborgen zit in een piramide gemaakt van wilgentwijgen en bedekt met blad van hulst en klimop. Hij loopt mee in een optocht samen met de schoorsteenvegers en de meikoning en meikoningin of anders Robin Hood en Maid Marian. In Engeland blijft het bij een optocht met vaak een Morrisdans en een geldinzameling zonder verdere rituele elementen. (1)
Van de Franse ‘Père Mai’ (vader mei) of ook wel ‘le feuillé’ (de gebladerde) genoemd, weten we niets meer dan dat hij op één mei rondtrok door de straten van Brie om gaven te verzamelen. Interessanter zijn de ‘compagnons du loup vert’ uit Picardië. Uit deze compagnie van de Groene wolf werd één lid gekozen om met midzomer een groene wolfshuid om te doen en zich verder te bedekken met bladeren. Hij ging zodanig uitgedost tijdens de dienst de kerk binnen en liep naar het altaar. Na de mis plukte iedereen een blaadje van zijn kostuum. Dit zou geluk brengen. (2)
Nederland: de klissenboer en de Pinksterbloem
De Nederlandse klissenboer gaat al iets verder. Hij was vooral te vinden boven Haarlem en in enkele andere Noord-Hollandse plaatsen. Dit ritueel werd tot in de negentiende eeuw uitgevoerd met ‘Luilak’ op de zaterdag voor Pinksteren. Wie dan het laatst uit bed kwam was de luilak of klissenboer. Hij werd volgehangen met kleefkruid en/of klissen, vervolgens in een wagentje gezet en zo – al luidkeels zingende – door de stad of het dorp gevoerd. Na deze rondgang werd hij in het water gesmeten. Ook Amsterdamse jongens uit de achterbuurten gingen met Pinksteren een van hen helemaal met groensel vol hangen, om dan zingend met hem rond te trekken.
In enkele stadjes in Friesland (Makkum, Bolsward en Franeker) werd – tot in de eerste helft van de negentiende eeuw – op die dag de ‘Pinksterbloem’ door de straten gevoerd. Dit was een jongen van zes of zeven jaar verborgen in een framewerk van hoepels en stokken die behangen waren met palmgroen en pinksterbloemen. Dit framewerk werd de ‘tempel’ genoemd en maakte hem onzichtbaar. Hij werd door vier jongemannen begeleid. Zij droegen papieren puntmutsen en hadden zich gegrimeerd met zwarte en rode verf. Zo nu en dan stak de jongen zijn hand – met een napje – uit de groene ‘tempel’ om geld in te zamelen. (3)
Duitsland en Oostenrijk: de Pfingstl en de Pinksterlummel
In Oostenrijk en in Duitsland in Schwaben en Beieren is er de ‘Pfingstl’, ook wel de ‘Pinksterlummel’ of ‘Pinksterkoning’ genoemd. (4) Vaak is dit degene die als laatste uit bed komt, of als laatste zijn kudde in de wei heeft gebracht. Hij wordt – op sommige plaatsen tot op de dag van vandaag – met Pinksteren gekleed in bloemen en bladeren van els en hazelaar. Hij krijgt een hoge punthoed op, gemaakt van bloeiende waterplanten en met alleen gaten voor zijn ogen of anders draagt hij een kunsthoofd. Deze figuur gaat in een processie door het dorp en wordt begeleid door jongens met getrokken zwaarden. In vele dorpen wordt hij geranseld of zelfs met zwepen geslagen. Vaker wordt de Pfingstl overvloedig nat gespetterd. Aan het einde van de tocht wordt hij gedwongen om in de rivier te staan. Daar doen de jongens alsof zij zijn hoofd afhakken en hem offeren. Hierbij verliest hij zijn kunsthoofd of hoed.
In Schwaben werd er tegelijkertijd een meiboom uit het bos gehaald. De laatste die mee kwam helpen werd aangekleed als de Pfingstl. Hij was met dennentakken en met koebellen omhangen en droeg een masker van boombast. In de optocht liepen er ook nog een zwarte man en een wildeman mee. Deze laatste werd dokter IJzerbaard genoemd. In één versie van dit ritueel liet deze “dokter” de Pfingstl herleven door hem ader te laten. (5)
Roemenië en Slovenië: Groene Joris
Onder andere in Slovenië en Roemenië werd er een ritueel gehouden met Sint Joris (23 april) of op paasmaandag, waarin een groene man genaamd ‘Zelene Jurij’ (Groene Joris) voorkomt. Deze Joris is dit keer geen stoere ridder die een draak verslaat, maar een jongen die bedekt is met bladeren van de berk. Hij werd door het dorp rondgeleid, samen met een versierde meiboom. De boom werd opgezet en de groene Joris in het water van een meertje of rivier gegooid. Meestal kroop de jongen er stiekem uit en werd het omhulsel verdronken. Dit ritueel zou voor regen zorgen. In Roemenië gaf Groene Joris verder nog gras aan het vee opdat deze het volgend jaar genoeg voer zouden hebben en hij sloeg drie spijkers in de meiboom om deze vervolgens in het stromende water te gooien. In sommige gevallen kwamen de begeleiders van de Groene Joris met een rijmpje waarin ze dreigden dat het gras en het koren niet zou groeien en de kippen geen eieren zouden leggen als ze geen geschenk zouden krijgen. De Groene Joris werkte hier als een geest van de vegetatie die zowel voor geluk en zegening als onvruchtbaarheid kon zorgen. (6)
De wildeman als Groene man
Ten laatste werd er in Thüringen met Pinksteren een ceremonie gedaan met de naam ‘de wildeman het bos uit jagen’. Eerst werd er een jongeman in blad en mos gehuld. Deze was de zogenaamde wildeman die zich in het woud had verstopt. De jongelingen van het dorp gingen naar hem zoeken, hij werd gevonden en gevangen genomen en naar het dorp gebracht. Vervolgens werd hij – zogenaamd – neergeschoten. Een “dokter” deed een aderlating waarbij nepbloed op de grond stroomde en de wildeman kwam weer tot leven. Vol vreugde werd de – vastgebonden – wildeman overal getoond in ruil voor kleine geschenken. (7)
De wildeman en de Groene man worden in rituelen en afbeeldingen vaker door elkaar gehaald.
Het is de vraag hoe oud al deze rituelen zijn. De huidige generatie volkskundigen staan sceptisch tegenover een heidense oorsprong. Van de Pinksterkoning in Neder-Oostenrijk zijn bronnen bekend uit de zestiende eeuw en het Jack-in-the-Green ritueel kent getuigenissen uit de achttiende eeuw. (8) De andere rituelen zijn pas in de negentiende eeuw opgeschreven. Hoe lang ze daarvoor al zijn opgevoerd en op welke manier weet niemand. Behalve van de Jack in the Green en de Pfingstl weet ik ook niet of de rituelen tegenwoordig nog worden uitgevoerd. De Klissenboer wordt in ieder geval niet meer door de Hollandse straten gevoerd.
De Groene man als seizoensritueel
Het is duidelijk dat deze rituelen oorspronkelijk niet puur en alleen voor het vermaak waren, het zijn seizoensrituelen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de rituelen het jaarlijkse ontwaken van de natuur verbeeldden en bekrachtigden! Namen als père Mai en Pfingstl laten zien dat de groene man een personificatie is van de lente, de mei. Hij is ‘vader mei’ en de ‘pinksterman’. De mei is niet zomaar een maand, het gaat om de maand van de godin Maia (godin van de uitbundige groei) en van de ‘mei’ als groene tak. De personificaties van dit groene seizoen zijn de brengers van de groeikracht en de vruchtbaarheid die hierbij horen.
De Groene mannen werden ook ‘Pfingstkönig’ en ‘Maikönig’ (pinkster- en meikoning) genoemd. Als koning droegen zij een kroon van loof en bloemen op het hoofd. Dit maakt ze tot de heersers van dit seizoen. Ook heeft de Groene man in Engeland een sterke connectie met Robin Hood. Hij wordt een enkele keer zelfs zo genoemd. (9) Dit maakt hem tot koning van het woud. Die groene kracht wordt van het centrum van de natuur – het ‘nemeton’; het natuurheiligdom – naar het centrum (vaak de fontein op het dorpsplein) van het dorp gebracht. Het ‘numen’ of de vruchtbaarheid wordt door middel van het ritueel overgebracht uit de wilde natuur naar de geordende gemeenschap.
De overdracht gebeurt niet alleen in de ruimte, maar ook in de tijd. Het oude seizoen gaat langzaam over in het nieuwe. Dit is de reden waarom de Groene man in de rituelen vaak de luilak en de lummel wordt genoemd. Een deel van het oude seizoen, de oude vegetatiekracht slaapt nog steeds en moet wakker gemaakt worden. Hij moet opnieuw worden verlevendigd. Dit gebeurt met lawaai, met stekelige planten (zoals klis en brandnetels), door te slaan met roeden en met zwepen en door de groene man nat te spetteren of in het water te gooien.
Zeker het nat maken is te zien als een vorm van regenmagie. Regenachtig weer (met zo nu en dan wat zon) is het meest groeizame weer. Natheid staat dus in rechtstreekse verbinding met vruchtbaarheid, groen en groeien. (10)
De ommegang leidt zo tot vruchtbaarheid en zegen, maar dat geldt alleen voor degenen die meedoen en/of een goede gave doen. In sommige liederen en rijmpjes van de Groene mannenrituelen wordt er gedreigd met een slechte oogst als er geen gulle gave volgt.
Als al het oude, stagnerende van het vorige seizoen echt moet verdwijnen dan kan dit niet anders betekenen dan dat de Groene (of soms wilde) man dood gemaakt moet worden. Dit gebeurt door middel van een toneelspel waarin de Groene man zogenaamd wordt onthoofd, verdronken of dood geschoten. Zo sterft het laatste restje van de oude vegetatie. De – er op volgende – wedergeboorte laat de nieuwe vegetatie geboren worden. Het ene gaat over in het andere op de drempel van het seizoen.
Soms wordt er beweerd dat dit ritueel in de heidense tijd nog echt werd uitgevoerd, maar daarvoor is er geen direct bewijs.
Ook het genoemde ritueel van de wildeman het bos uitjagen – inclusief dood en wedergeboorte – is een vergelijkbaar ritueel. Soms is de wildeman een vorm van groene man, maar meestal is hij meer behaard. Je zou kunnen zeggen dat de ene keer het ritueel meer gericht is op de groei en vruchtbaarheid van de gewassen en de andere keer meer gericht op die van het vee. De groene man past meer bij het vegetatieve en de wildeman meer bij het dierlijke in de natuur.
IJzerhans en de inwijding van het ‘groentje’
Naast een vruchtbaarheidsritueel is het ritueel met de Groene man ook een inwijdingsritueel! Uit de beschrijvingen van de rituelen valt te concluderen dat de Groene man een rituele dood staat te wachten, waarna er een wedergeboorte plaats vindt. De in Schwaben ten tonele gevoerde wildeman IJzerbaard heeft een cruciale rol in het vinden van een betekenis van dit ritueel. IJzerbaard lijkt namelijk sterk op IJzerhans, de wildeman in het gelijknamige sprookje van de gebroeders Grimm. Hierin wordt een jonge, onervaren prins door een wildeman meegenomen naar het woud naar een heilige plaats met een zuivere bron. Hier wordt de jongen beproefd, hij doorstaat de test niet, maar weet toch later na vele avonturen geholpen door IJzerhans zijn levensdoel te bereiken. Hij word een held en kan de prinses trouwen. Dit sprookje is te zien als het verhaal van een initiatie van een jongen tot een volwassen man. (11)
Bij afbeeldingen uit de zestiende eeuw van het Schembartlaufen (een optocht met Vastenavond) in Duitsland zien we een wildeman met een groene gordel die een – mogelijk gemaskerde – jongen aan zijn boom vastgebonden heeft. Hij is de schim of geest met de baard (Schem betekent schim). Je zou dit tafereel kunnen zien als een scène uit een inwijding van een jongen door middel van het hangen aan een boom en andere beproevingen. (12)
Mogelijk wordt daarna de nog onervaren knul het (groene) masker opgezet of wordt hij omhuld door groene bladeren. Daardoor wordt hij liminaal gemaakt, hij wordt een wezen van de grens. Vanaf dat moment is hij een geest, een wezen niet van het woud, niet van het dorp, maar er tussen in op de grens. Zijn situatie wordt zo pijnlijk aanschouwelijk gemaakt. Zijn ik is nog niet in staat om zelf de energie, het groen, zijn innerlijke boom te beheersen. Hij is slechts onderdeel van de energiestroom. De jongen moet daarom doodgaan om opnieuw geboren te worden en om zo plaats te maken voor de volwassen man. Jongemannen zijn het ‘groentje’, ze zijn nog nat achter de oren. Maar als ze de rol van groene- of wildeman hebben uitgevoerd zijn ze toegetreden tot de mannenbond van volwassen mannen. Deze organiseert het ritueel, zij delen de maskers uit en bepalen wie kan meedoen aan de processie en wie de nieuwe groene man zal worden.
De boom van de wildeman
De nog in te wijden jongen is – zolang de ritus duurt – onder de hoede van de heer van het woud. De naam van deze geest of godheid zal van plaats tot plaats verschillend zijn geweest. Mogelijk werd hij in de heidense tijd Silvanus (als het om Zuid-Europa gaat) genoemd of anders Odin (die ook Harbard -grijsbaard – werd genoemd) voor noordelijke streken. Latere namen zijn dan Schimbaard, IJzerbaard of IJzerhans. De baard is te zien als een teken van zijn volwassenheid en kracht en het ijzer in zijn naam geeft zijn karakter aan: standvastig, dapper en ijzersterk. Zijn functie is ook duidelijk: hij is de god of geest van de inwijding die de grens tussen de wilde natuur en de gecultiveerde wereld beheerst. In de Middeleeuwen kennen we hem als de wildeman. Hij heeft een knots in zijn hand of anders een uit de grond gerukte boom. Dit is te zien als een symbool van zijn daadkracht en vuur. De groene of bruine haren en de bladkrans om zijn middel en zijn hoofd geven hem kracht. Hij ziet er woest, angstaanjagend, geil en verschrikkelijk uit. Toch is hij geen slachtoffer van zijn driften, van zijn woeste oerenergie. Hij beheerst ze juist door middel van de boom of knots die hij in zijn hand heeft. Hij kan hiermee zijn eigen energie geleiden. Hij kan ermee doden, maar ook tot leven wekken. Als inwijder gebruikt hij zijn boom om er de jongens aan op te hangen. Dit zie je terug in de afbeeldingen van het Schembartlaufen. Dit hangen is net als de symbolische onthoofding van de Pfingstl te interpreteren als onderdeel van een rituele dood. (13)
In het ritueel van de Pfingstl treedt de wildeman IJzerbaard op als dokter voor de Groene man. Eerst wordt de jongen gedood, dan door de wildeman tot leven gewekt. Het is een nieuw leven, waarin hij geen groentje of knaap meer is, maar behoort tot de volwassen mannenwereld. Tegelijk is dit ritueel meer dan een initiatie. Het brengt vruchtbaarheid voor de hele gemeenschap. Het bloed van de jongen moet vloeien om de grond te bevruchten. Hij moet ondergedompeld worden in een symbolische verdrinking, om daarna iedereen nat te spetteren om ze te laten delen in zijn vernieuwde numineuze krachten. Daarna kan hij opdrogen tot hij niet meer groen of nat is achter zijn oren. Zijn eigen boom is in het meiritueel al meegevoerd in de vorm van de meipaal. Nu kan hij zijn boom – net als Odin en de wildeman – gebruiken als rijdier, hij weet zelf zijn energie, zijn groene kracht te kanaliseren. Hij is ontgroend! (14)
De betekenis van de Groene man en de wildeman in kerk en kroeg
Mogelijk werden de maskers die gebruikt werden in de rituelen in de heidense tijden bewaard in het nemeton, de heilige plek in het woud. Symbolisch gaven ze dan aan dat dit de plaats is waar zowel de kracht van groei als van afbraak, de kracht van licht zowel als duisternis vandaan komt. De maskers werden opgeladen met die numineuze kracht en de dragers ervan raakten in een trance die van hen een ‘geest’ maakte, een personificatie van de natuurkrachten. In de lente (mei/juni) hadden de maskers van de groene wezens de overhand en in de herfst (november/december) namen de meer donkere tronies het over. Natuurlijk werden deze donkere geesten als eerste verduiveld. De groene man als ornament in de kerken is – vanuit deze theorie – te zien als een herinnering aan die groene woudgeest die huisde in de bomen en struiken van het nemeton. Toen die verering stopte, werd iets daarvan overgebracht naar de kerken. Zo staan de gebeeldhouwde groene mannen tegenover de stenen duivelskoppen als het symbool van het opklimmende jaar tegenover die van het afgaande jaar. Ze zijn beiden te vinden in oude kerken als je goed zoekt. (15)
Daar zal de Groene man je aanstaren, vastgemetseld aan zijn pilaren boom, met zijn gekwelde of juist serene blik. Hij is onderdeel van de wilde natuur, hij is onze connectie met die natuur. Dit is mooi als het om een boomgeest of vegetatiedemon gaat. Maar als het om een mens gaat is het een gekooide ziel achter een omhulsel van bladeren. Hij is een onvolwassen ziel die beheerst wordt door zijn driften en zelf het heft nog niet in handen heeft. Pas in zijn tweede stadium als het groen uit zijn mond (en eventueel ogen en oren) stroomt is er sprake van een transformatie. Het is het moment van het (bloed)offer. De Groene Man wordt gedood en kan wedergeboren worden. Zijn offer brengt een stroom van energie op gang. Deze overvloed wordt zichtbaar gemaakt door de vegetatie die uit al zijn openingen stroomt.
In het volgende stadium is hij opgedroogd en heeft hij zich losgerukt van zijn boom. Zijn groene bladeren kan hij nu dragen als een masker. Maar hij kan er ook voor kiezen om zich als wildeman te vermommen. Hij heeft haar op de borst en op de tanden gekregen. Hij is geïnitieerd in de wereld der volwassenen met een eigen vrije keuze.
Vanuit de christelijke optiek kregen deze beeltenissen een volkomen andere interpretatie. De Groene man werd een verdoemde ziel die ten onder ging aan zijn eigen wellust. De vruchtbare kracht van de Groene man verwerd tot verdorven geilheid en wellust. De wildeman werd in plaats van een heer van het woud een zielloze door god verlaten mens, of zelfs een demon. (16) De beelden bleven in de kerk maar hun betekenis onderging een treurige transformatie.
Binnen de kerk verwerden de Groene en de wilde man tot verdorven zielen, demonen of betekenisloze franje. Daarbuiten bleven ze nog lange tijd hun functie – initiatie van de jonge man en vruchtbaarheid voor de gemeenschap- houden in de meirituelen. Deze rituelen eindigden vaak in de kroeg of herberg. Dit waren de plaatsen van samenkomst voor de bonden en gilden die de processies e.d. organiseerden. Dit is nog steeds te zien aan de uithangborden van sommige herbergen en café’s met de afbeelding van een Groene man of een wildeman. (17)
De wildeman en de Groene man in jezelf
Het aspect van ontgroening in de symboliek van de Groene man lijkt misschien haaks te staan op het hedendaagse idealiseren van de natuur. Maar de wilde natuur kan levensgevaarlijk zijn. Wie wil overleven moet de overgang naar volwassenheid maken en zijn eigen dierlijke natuur beheersen. Echter, degene die werkelijk beheerst, die onderdrukt niet. Die laat in momenten van feest of strijd zijn wildheid, zijn wilde haren en daarmee zijn mannelijkheid zien. Hij toont dat hij – op de door hem gekozen momenten – zijn wilde energie kan tonen, beheersen en desgewenst weer opbergen. Dat is het teken van een volwassen man die zijn boomknots weet te hanteren. Daardoor wint hij in het feest zijn vrouw en overwint hij in het gevecht zijn tegenstander.
Ook de Groene man is niet verdwenen door de transformatie. Hij leeft in iedere man die zo nu en dan zijn innerlijk kind vrijlaat en opgaat in zijn gevoel en zijn handeling en daarvan geniet zodat de groene harte-energie stroomt! Maar de Groene man kan slechts overleven in zijn pure genietende vorm door eerst in het ritueel dood te gaan.
Abe van der Veen
1) Frazer – The golden bough 129
Mannhardt – Wald und Feldkulte 1875 311-325 https://archive.org/details/waldundfeldkulte00mann
Voor meer over Jack in the green zie: The company of the green man https://thecompanyofthegreenman.wordpress.com/http://freespace.virgin.net/polter.geist/greenman.htm
2) Mannhardt 342
Frazer 186
3) http://www.kloosterven.nl/special/looielak.php
http://www.protestantsegemeentezevenaar.nl/data_pdf/gebruiken/Voorjaarsfeesten%20rond%20Pinksteren.pdf
Ter Gouw – De volksvermaken 1870 p. 229 Boven Haarlem liepen weleer de boerejongens met den Klisseboer te zingen; – ‘t was een jongen van top tot teen met klissen overdekt, zoodat hij zelf één groote groene klis leek. En de Amsterdamsche jongens der achterbuurten plagten ook zich te vermaken met een hunner makkers geheel met groen te behangen, en dan zingend met hem rond te trekken.
Dit is te vergelijken met de ‘Queensferry Burry Man’ uit Schotland. Ook deze ‘klissenboer’ werd rond geparadeerd. Als je hem geld of drank gaf zou hij geluk brengen. In Zwitserland werd een vergelijkbare ‘Pinksterluilak of Whitsun lout’ in het water gegooid, waarna hij vervolgens iedereen nat mocht maken.
W. Dykstra – Uit Friesland’s volksleven I p. 184-185 http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/DykstraW_UitFrieslandsVolksleven_1.pdf
4) Andere plaatsgebonden benamingen zijn Pfingstnickel, Pfingstquack (=kwakzalver), Pfingsthagen, Pfingstbutz, Pfingstschläfern, Hatzeler, Schnack en Wasservogel. Mannhardt 321
5) Mannhardt 319-324
Frazer 297
Zie ook dit prachtige oude filmpje van de ‘Pfingstl’: https://www.br.de/mediathek/video/pfingstbraeuche-damals-pfingstl-tanz-fronleichnamsprozession-und-ritterspiele-av:5afed29716387000184a93bd
Andere Duitse varianten zijn: het Laubmänchen of de Laubmann uit Ruhla, dit is een kind die helemaal bedekt wordt met groene twijgen. Men ging langs de deuren voor kleine gaven en aan het einde wordt hij nat gesputterd. De Latzman (Luie man) uit Ertingen: degene die het laatst uit bed is gekomen moet in een stellage met dennentakken en heeft een klok in zijn handen. Soms is hij in stro gewikkeld. De Graskönig te Grosvargula reed in de achttiende eeuw op een paard onder een piramide van populiertwijgen. Bovenop zat een bloemenkroon. Het vlas zou met de groene twijgen er ingestoken beter groeien. In Aargau zit er iemand in een wagentje met een staketsel van groene bladeren. Dit heet de Pfingsthutte. Het lijkt zo op een wandelend bosje. Ook hier gaan ze in een processie en aan het einde wordt het geheel geplant bij de hoofdbron van het dorp. (Mannhardt 320, 323, 325, 347)
6) Frazer 126
Mannhardt 313, 324
7) Mannhardt 334-336
In Engeland noemde men in de zestiende en zeventiende eeuw figuren in optochten die wij wildemannen zouden noemen ‘green men’: ‘Two disguised, called Greene-men, their habit Embroydred and Stitch’d on with Ivie-leaves with blacke-side, having hanging to their shoulders, a huge black shaggie Hayre, Savage-like, with Ivie Garlands upon their heads, bearing Herculian Clubbes in their hands.’ Green Man | Folklife Today (loc.gov)
8) Derungs, Kurt – Die Seele der Alpen Het ritueel van de Pfingstkönig wordt al in 1555 genoemd voor het dorpje Patzmannsdorf in Neder-Oostenrijk.
https://en.wikipedia.org/wiki/Jack_in_the_Green#Origins_in_the_eighteenth_century
9) In 1652, in a play by James Shirley called Honoria and Mammon, the character of Maslin refers to the Green Men at the London Mayor’s pageant in these words: I am not afear’d of your green Robin Hoods that fright with fiery club your pitiful spectators…
https://blogs.loc.gov/folklife/category/green-man/10) Een ritueel wat goed te vergelijken is met de Groenemannenrituelen treffen we aan in Griekenland en Roemenië. Als het daar lange tijd niet had geregend, werd er een (wees)kind uitgezocht en volledig naakt uitgekleed om vervolgens van top tot teen gehuld te worden in het groen met bloemen en kruiden. De mensen gingen hiermee van deur tot deur en er werd water over haar kruin uitgegoten. Ze werd Peperuga genoemd; het regenmeisje. Dit ritueel moest tot regen leiden. Mannhardt 330
11) http://www.beleven.org/verhaal/ijzeren_hans
Zie het boek ‘Iron John’ van Robert Bly voor een uitvoerige uitleg van dit sprookje als een initiatie van de jongen tot volwassen man.
12) Farwerck – Noordeuropese mysterieën p. 304, 156 en 198
Odin wijdde zichzelf in door negen dagen te hangen aan de wereldboom, op de laatste dag werd hij doorstoken door een speer en reikte hij naar de runen in de bron van wijsheid. Odin is ook Grimnir de gemaskerde. Wie hem wilde volgen moest ook een drievoudige dood doorstaan, hij moest hangen, doorstoken worden en verdrinken in de bron. Langs lucht, vuur en water en terug naar het leven. De vierde dood via aarde zou de fysieke dood betekenen.
13) Zie bv. de ontmoeting van Owain met de heer van het woud in de Mabinogion.
http://www.cerisepress.com/01/03/the-nuremberg-schembartlauf-and-the-art-of-albrecht-durer/view-all
‘Wildmen as they ran through the streets, screaming and occasionally demanding money, dressed in skins, hair, leaves, moss, and other natural materials. In the Schembart manuscripts, Wildmen are sometimes seen holding an uprooted sapling to which a young man or boy has been tied, apparently signifying their penchant for abduction.’
14) De wereldboom Ygdrassil is vrij vertaald het ‘paard van Odin’. Odin berijdt de boom alsof het een paard is om zo als een sjamaan in de geest naar de verschillende werelden te reizen.
Nog steeds zegt men van een jongen die een knappe man is geworden dat hij goed is opgedroogd..
Zie ook Bob Curran – Walking with the green man p.37
15) Ook deze wildeman is als ornament te vinden in vele kerken, onder andere in het koorscherm. Hij staat daar op de grens tussen profaan en heilig, zoals de Romeinse god Silvanus al de grens tussen natuur en cultuur beschermde. Alleen de ingewijden mogen voorbij het koorhek naar de plek van het rituele maal. De wildeman is zo te zien als een bewaker van de meest sacrale plek, het nemeton.
16) De christelijke herinterpretatie van dit beeld werd door Hrabanus Maurus in de achtste Eeuw duidelijk gemaakt. Hij vergeleek groene takken (niet de groene man zelf zoals veel internetbronnen beweren) met de zonden van het vlees en met geile gemene mannen die zeker verdoemt zouden worden.
Centerwell (1997), 27–28 The name of the green man
17) Farwerck – Mysterieën 198
https://austria-forum.org/af/Wissenssammlungen/ABC_zur_Volkskunde_%C3%96sterreichs/Pfingstk%C3%B6nig
http://www.langenbach-info.de/Brauchtum/Laubmann/laubmann.html
http://kwasikwarx.ch/kult-wilde-maskenbrauch-badragaz-maibaer.html
The post De rituelen van de Groene man first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De betekenis van de Groene man first appeared on Abe de Verteller.
]]>Tijdens een wandeling stelde ik me de vraag wie ben ik en wat is mijn band met de natuur om me heen? Ik keek op en een gezicht staarde me aan. Een stenen gezicht van bladeren op een geveltje ergens in Groningen. Dit was circa twintig jaar geleden, maar de queeste naar de Groene man in mezelf is nooit gestopt. De Groene man is de benaming voor dit zeer intrigerende ornament dat te vinden is in middeleeuwse kerken, maar ook op gevels van oude huizen. Hij wordt tegenwoordig onder andere gezien als het archetype van onze éénheid met de natuur of als symbool van mannelijke kracht verbonden met moeder aarde. Maar werd hij altijd zo gezien? Lees verder over mijn speurtocht naar de betekenis van de Groene man.
Lady Raglan en de groene man
Pas sinds de jaren dertig van de vorige eeuw wordt dit ornament de Groene man of ‘green man’ genoemd. Dit hebben we te danken aan lady Raglan. Zij had wellicht een ervaring die met de mijne te vergelijken is. In een kerk in Wales (Llangwm) zag zij een gezicht met blad wat uit de mond stroomde en het intrigeerde haar. In een artikel uit 1939 noemde zij het ornament een ‘green man’. Dit deed zij omdat ze een verband zag tussen deze kerkversieringen en een figuur die tijdens meivieringen in Engeland mee liep in de optocht en die volledig gehuld was in groene takken. Deze figuur kennen we nu vooral als de ‘Jack-in-the-Green’, maar werd ook wel de ‘green man’ genoemd. Zij maakte vervolgens de connectie met de theorie van James Frazer in zijn klassieke werk ‘The golden bough’, dat de Groene man uit de rituelen de vegetatiegeest of god vertegenwoordigde die in het voorjaar geofferd werd om wedergeboren te kunnen worden. Ooit ging dit mogelijk om een echt offer, maar in de christelijke tijd ging het om een symbolisch offer. Het was bedoeld om zo de groei en vruchtbaarheid van het gewas en het vee te stimuleren. Voor lady Raglan was het ornament in de kerk een weergave van de figuur uit het ritueel. Ondanks dat de bewijsvoering dun is valt er toch veel voor haar theorie te zeggen. Ik zal dan ook verschillende malen op deze theorie terug komen. (1)
Het uiterlijk en de naam van de Groene man
In de architectuur wordt de Groene man ook ‘tête feuillu’, ‘mascaronne’ of ‘masque feuillu’ genoemd en gezien als een ‘grotesque’ (net als waterspuwers, duivels en andere monsterlijke koppen). (2) Er zijn drie hoofdvormen: het gezicht dat gemaakt is van blad (de wangen, het voorhoofd en/of de kin zijn gevormd uit bladeren), het gezicht waar het blad uit de mond spruit en het gezicht dat omkranst is met bladeren. Een vierde vrij zeldzame variant wordt wel de bloedzuiger genoemd. In deze variant komt er ook blad uit zijn ogen en oren. (3) Combinaties van deze vier komen ook voor. De derde variant waarbij het gezicht – bijna – verscholen is achter bladeren komt relatief weinig voor als ornament, maar is wel essentieel voor de connectie met de verschillende mei-rituelen waarin de Groene man een rol speelt.
In kerken zit de Groene man vaak onopvallend hoog op de kapitelen van pilaren of als sluitstuk van een ribgewelf. We vinden hem daar vrijwel nooit op een prominente plek. Op gevels van woonhuizen is hij wel duidelijk zichtbaar. Het gezicht is meestal van eik, acanthus of klimopblad en soms van wijnrank of meidoorn. Eén enkele keer is hij gekroond met een fleur-de-lis. Meestal is het een mannenhoofd, een duidelijke Groene vrouw komt slechts zelden voor. (4)
De vroegste geschiedenis van de Groene man
De eerste voorbeelden van het Groene man-motief zijn uit de tweede eeuw na Christus. Ze staan op pilaren en grafmonumenten in Romeinse tempels van verschillende uithoeken van het Romeinse Rijk. De meest in het oog springende voorbeelden zijn een groene man als masker uit Antalya (Klein-Azië), een groene man op de zijkant van een Nehalennia-altaar uit Zeeland (Nederland), enkele groene man-ornamenten uit het Forum Romanum en een aantal groene mannen in de vorm van bladmaskers uit Neumagen (Duitsland) uit de tweede eeuw n.o.j. Hiernaast vinden we in ieder geval ook nog groene mannen in de tempel van Jupiter in Split (Kroatië), in de Bachustempel te Baälbek (Libanon), in Perigueux (Frankrijk) en in Hatra (Irak). Op de laatste na bevonden ze zich allemaal binnen de grenzen van het Romeinse Rijk. (Afbeeldingen hiervan vindt je onderaan dit artikel.) Het is opmerkelijk dat er een aantal klassieke Groene mannen gevonden zijn op grafmonumenten en sarcofagen. Dit zou kunnen duiden op een symbolische associatie met dood- en wedergeboorte.
De herme van Nemi
Tot slot is er vlakbij het roemruchtige heiligdom van Nemi (dichtbij Rome) in de negentiende eeuw een ‘herme’ gevonden met een Januskop. Deze staat nu in het museum ‘Glyptothek’ in Kopenhagen. Hij is waarschijnlijk uit de vroeg tweede eeuw n.o.j. Als je goed kijkt zie je dat het een vorm van Groene man is. De steen laat aan de ene kant het hoofd van een bebaarde man zien en aan de andere kant het hoofd van een baardeloze jongeman. Vele kenners zien watergoden in de twee gestalten. Er zouden vinnen zitten aan weerszijden van de mond van de jongeman en boven op het hoofd van beide mannen. De bladeren bij de ogen, hals en snor zijn dan waterplanten. Het zouden de personificaties van het meer Albano en het meer Nemi zijn.
Een andere theorie beweert dat het om Hypollitos en Virbius gaat. Op de schacht van het beeld staat: ‘SACR DIAN’. Dit betekent gewijd aan Diana. In de mythe was Hypollitos haar favoriet. Diana zou hem van een jonge in een oudere man hebben veranderd. Deze heette Virbius en werd de mythische eerste koning-priester van Nemi. Het is dan de vraag of de vinnen niet eerder gestileerde bladeren zijn. De bladeren in de snor en rondom de hals lijken sterk op die van de eik. Deze bladeren passen bij een geest van het woud of anders de ‘rex nemorensis’.
Romeinse schrijvers vertellen dat de priester-koning van het ‘nemeton’ (heilige plek in het woud) bij Nemi uitgedaagd kon worden voor een duel door een jonge slaaf als die een tak uit een heilige eik kon rukken. Als het hem lukte om de oude priester te doden dan werd hij zijn opvolger. De ene kop van de herme zou volgens deze theorie de priester van het heiligdom met de heilige eik zijn en de andere kop die van de jonge uitdager.
Beide hypotheses zijn aantrekkelijk. De eerste legt de nadruk op de sterke associatie van de Groene man met opborrelend water en de tweede theorie past goed bij de Groene man als een geest van de vegetatie die sterk verbonden is aan heilige plekken in de natuur. Deze herme ondersteunt de theorie van Raglan op een heel directe wijze! (5)
De Groene man van tempels naar kerken gebracht
Twee Groene mannen uit Trier zeggen mogelijk iets over de wijze waarop dit ornament in de kerk is beland. Ze komen uit een Romeinse tempel van de tweede eeuw n.o.j., maar zijn in de zesde eeuw door bisschop Nicetius uit de ruïnes van de tempel gehaald en opnieuw gebruikt voor zijn kathedraal in Trier. Dit kan er mede voor hebben gezorgd dat de Groene man ook geaccepteerd werd in de christelijke kunst. (6)
We vinden pas in de vijfde eeuw weer een aantal Groene mannen, deze keer in Byzantium. Vanaf dat moment vinden we de Groene man eeuwenlang alleen in een christelijke context tegen.
Na dit prille begin is de Groene man niet meer weg te denken uit de Europese bouwkunst. In de Romaanse kerken vinden we hem nog vrij sporadisch, maar vanaf de Gotiek begint zijn grote bloei. We vinden dan de mooiste exemplaren in vele Gotische kerken en kathedralen van de twaalfde tot en met de vijftiende eeuw. Vervolgens duikt het ornament in de Renaissance ook op als versiering van seculiere gebouwen, te beginnen bij stadhuizen, maar niet veel later ook bij andere rijkere huizen in de steden van Europa. Een volgende opleving van de Groene man vinden we in de tweede helft van de negentiende eeuw ten tijde van de neogotiek en neorenaissance. Na de eerste wereldoorlog verdwijnt de Groene man – samen met alle andere ornamentiek – uit het zicht van de bouwkunst. Mede dankzij het oplevende heidendom krijgt de Groene man vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw een nieuw leven in kunst en literatuur. Tegenwoordig vinden we hem zelfs terug in het assortiment van menig tuincentrum.
Silvanus en de Groene man
Op de herme van Nemi na zeggen deze gegevens weinig over de betekenis van de Groene man. Er zijn geen klassieke beschrijvingen of inscripties over de Groene man. Maar één keer is er een ornament gevonden met een inscriptie en die dateert uit de hoge middeleeuwen. Dit is op een doopvont uit de twaalfde eeuw uit de kathedraal van Saint Denis. Boven de Groene man staat ‘Silvanus’. Hij is de Romeinse heer van het woud en beschermer van de grenzen tussen woud en akker. Als de akker vergroot wordt moet er eerst een zoenoffer plaatsvinden voor Silvanus. (7) Een groen gezicht als dat van de Romeinse god en heer van het woud klinkt logisch, echter Silvanus wordt in de Romeinse kunst afgebeeld als een naakte bebaarde man met een bebladerde tak of een ontwortelde boom in zijn hand. Dit lijkt meer op een voorouder van de wildeman! Net als Silvanus wordt de wildeman meestal afgebeeld als een ruig behaarde woudman met een ontwortelde boom in zijn hand. Mogelijk werd deze Groene man door de beeldhouwer gezien als een vorm van wildeman en gaf hij hiervoor een gelatiniseerde naam. Ik kom later nog terug op de connectie tussen de Groene man en de wildeman.
Oceanus en de Groene man
Verder zijn er enkele laat-Romeinse afbeeldingen van Oceanus, de zeegod met een baard van vegetatie bestaande uit – waarschijnlijk – zeewier en andere waterplanten. Oceanus omringt de ons bekende wereld. Hij brengt overvloed en vruchtbaarheid. Hij is symbolisch te zien als de plaats waar de chaos overgaat in de kosmos. Hij voedt ook de onderaardse bronnen die overal in het land opborrelen. Water zorgt voor weelderige plantengroei en zo kunnen voedende waterstromen bladerstromen zijn geworden. Het maakt Oceanus tot een interessante voorganger van de Groene man. Voor de rest is het tasten in het duister naar de oorspronkelijke naam van de Groene man. (8)
Ook Bacchus/ Dionysos wordt veelvuldig in verband gebracht met de Groene man. Deze god draagt inderdaad een krans van klimop, maar nergens is een voorbeeld te vinden waar het groen onderdeel uitmaakt van het gezicht van Dionysos zelf. Maar één keer is er een Groene man gevonden in een tempel gewijd aan Bacchus. Dit maakt de link te zwak om hier meer van te maken dan een speculatie.
Het spel van de speculatie
Dit speculeren is – ook wat betreft andere goden – in ruime mate gedaan. Hij wordt in vele boeken geassocieerd en geïdentificeerd met Cernunnos en Attis, Osiris en Adonis, met Robin Hood, Herne the Hunter, Robin Goodfellow en de elfen, met de duivel, maar ook met Christus. De associatie van de meeste van deze bovennatuurlijke wezens met de Groene man is gelegen in het fenomeen van dood en wedergeboorte. De god gaat in zijn mythe dood en daalt af naar de onderwereld om triomfantelijk in de lente wedergeboren te worden. Een nieuwe tijd van vreugde en vruchtbaarheid breekt aan! Ook de Groene man wordt op verschillende plaatsen tijdens een meiritueel gedood om miraculeus weer tot leven te komen. De goden worden echter nooit gebladerd afgebeeld en alleen Osiris deelt – soms – met hem een groene kleur. Wel hebben Attis en Osiris ook – net als de groene man in de rituelen – een connectie met een boom die gekapt moet worden. Toch is dit alles geen werkelijk bewijs. Er is ook hier geen directe benoeming in de primaire bronnen of bij een groenemannenornament. (9)
De Groene man en Christus
Een wonderbaarlijke en misschien zelfs shockerende uitzondering hierop is Jezus Christus! Niet alleen hebben een aantal groene mannen een frappante gelijkenis met het gezicht van Jezus, maar ook zijn er twee Nederlandse afbeeldingen van Christus waarin hij ontspruit uit loof. Het gaat hier om laat-middeleeuwse gewelfschilderingen. Een opmerkelijk baardloze Jezus vinden we in de Walpurgiskerk te Zutphen. Hij heeft een halo en een grote doornenkroon en stigmata. Een andere uit de Lebuïnuskerk van Deventer heeft deze ook en nog duidelijker het gezicht van Jezus. Beide komen voort uit het lover van planten. Op een derde gewelfschildering uit Deventer zien we het gezicht van Christus, waar naar vier richtingen toe de fleur-de-lis ontspruit. Deze afbeeldingen zijn zonder twijfel als Christus bedoeld, maar is het ook een Groene man? Ze komen in ieder geval dicht genoeg in de buurt om aan te tonen dat voor middeleeuwers Jezus niet alleen een heilsboodschap had voor individuele zielen, maar ook vruchtbaarheid en groei kon brengen voor de hele gemeenschap. (10)
Opmerkelijk genoeg kon ook precies de andere kant op worden geredeneerd. De groene man is ook vele malen uitgemaakt voor een duivel. Vanuit een formeel christelijke optiek is hij dat waarschijnlijk ook, want elke geest werd in het christendom een demon. Een enkele keer wordt het groene gezicht gecombineerd met hoorns waardoor het makkelijk wordt om hier een duivelstronie in te herkennen.
Maskers en groentjes
Al deze interpretaties maken de zoektocht naar een betekenis van de Groene man enigszins verwarrend, zeker in combinatie met de schaarste aan bronnen. Er zijn gelukkig nog meer mogelijkheden om achter het geheim van de Groene man te komen. Er zijn aanwijzingen voor zijn betekenis te vinden in zijn naam, uiterlijk en plaats. De Groene man is de ‘mascaronne’: het masker gemaakt van blad. De eerste groene mannenornamenten zien er uit als maskers en ook later blijft dit een veel voorkomende vorm van de Groene man (bijvoorbeeld de – hierboven afgebeelde – groene mannen van Antalya en Bamberg). Masker komt van het Latijnse woord ‘masca’ wat geest of heks betekent. Wie gemaskerd rond liep ging volgens het oude volksgeloof behoren tot de geestenwereld. Een groen bladmasker verwijst hiermee naar een planten- of boomgeest, oftewel een geest van de vegetatie.
Groen is etymologisch verwant aan groei. Wat groen is, is groeiende en vruchtbaar. Het zal zich ontplooien en ontwikkelen. Groen betekent echter ook naïef en onervaren. Een nog onervaren jongen is een ‘greenhorn’; een groentje. Hij wordt hier vergeleken met het jonge groene blad. Men zegt dan: ‘hij is nog niet droog achter de oren’, of anders: ‘hij is nog groen achter zijn oren’. (11) De Groene man is jong, vol groeikracht en potentie en moet nog ‘ontgroend’, dus geïnitieerd worden in de geheimen van de wereld van de volwassenen.
In tegenstelling tot veel vrolijke Groene mannen die nu als tuinornament dienen, heeft het authentieke gezicht meestal een starende blik met een mysterieuze, serene, gekwelde of zelfs grimmige uitdrukking. Dit laatste woord komt van grimas, wat ook weer masker betekent. Mogelijk is dit de blik van iemand die midden in de beproeving van zijn inwijding zit, met tegelijkertijd de serene blik van iemand die participeert in een gewijde handeling en anders wel de gekwelde blik van een slachtoffer. (12)
De groene man in de heilige plaats
De van oudsher meest voorkomende plaats van het Groene mannenornament is op het kapiteel van een pilaar in de kerk. Als we speculeren dat een kerk vaak in de plaats kwam van een bosheiligdom met gewijde bomen, dan zijn de met loof geornamenteerde pilaren de vervanging van deze bomen en is de afbeelding van een Groene man te zien als een representatie van de boomgeest of – breder gezien – de geest van de vegetatie of het woud. Zo komen we weer dicht bij Silvanus – de heer van het woud – terecht!
Het ritueel van de Groene Man
Dit idee zou slechts een vage speculatie zijn, ware het niet dat er door heel Europa heen een wijd verspreid volksritueel was van een processie en een offer van de Groene man. Deze rituelen zijn meestal pas in de negentiende eeuw of later opgeschreven. Om die reden heerst er schroom vanuit de wetenschap om ze te koppelen aan de middeleeuwse kerkornamenten. Toch is het niet vreemd om in de relatief statische boerengemeenschap te verwachten dat een ritueel door de eeuwen heen zijn kernelementen heeft behouden. (13)
Het vervolg van dit artikel kan je hier lezen en zal gaan over de rituelen rondom de Groene man.
Abe van der Veen 2012, 2018 en 2021
Noten:
0) Voor meer beeldmateriaal over de Nederlandse Groene man zie: Groene mannen van Nederland Op deze pagina probeer ik alle ornamenten van Groene mannen op en in gebouwen in Nederland te verzamelen. Als je me foto’s van Groene mannen in Nederland wilt toesturen dan graag! Stuur ze dan naar abedeverteller@hotmail.com. In dat geval graag een close-up en er moet echt blad te zien zijn dat uit het gezicht komt of onderdeel van het gezicht is. Graag ook het adres van de vindplaats. Succes!
1) https://blogs.loc.gov/folklife/2021/01/introducing-the-green-man/
Voor het artikel van Lady Raglan: https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/0015587X.1939.9718148
2) Haslinghuis – Bouwkundige termen
3) De naam kreeg hij vanwege de foutieve aanname dat het – bij dit specifieke voorbeeld – om bloedzuigers zou gaan, in plaats van bladeren, die uit de ogen kwamen.
4) In de zin van een duidelijk vrouwelijk gezicht van blad of waar blad uit stroomt. Het boek ‘De groene man en de groene vrouw’ van Ko Lankester uit 2011 overtuigt mij hierin niet. Dit vooral omdat ik een strakkere definiëring van het begrip Groene man hanteer. Voor Ko en Joke is bladmotief als kraag, mantel of zelfs in de buurt van het gezicht genoeg voor een identificatie als groene man of vrouw. Hiernaast wordt in dit boek elk enigszins androgyn aandoend gezicht vrij makkelijk als vrouwelijk aangemerkt.
5) Cook, A.B – Zeus. A study in ancient religion II 1 (1925) 392-400 https://archive.org/details/in.ernet.dli.2015.284030/page/n497/mode/2up
6) Het gaat om de tempel ‘am herrenbrünchen’. De originelen van deze Groene mannen zijn helaas achter de muren van de kathedraal verdwenen.
Lankester 53
Basford – The green man 9-11
7) Op een fontein gemaakt voor de abdij Saint-Denis in Parijs uit de twaalfde eeuw. Basford pl. 23
Over Silvanus: Lankester- Westerse goden en godinnen 180 of http://en.wikipedia.org/wiki/Silvanus_(mythology)
8) Basford – The green man p. 9, 10 Basford verwijst naar afbeeldingen van Dionysos met een lange, baard van bladeren. Helaas heb ik hier geen voorbeelden van kunnen vinden. Wel vond ik vier voorbeelden van Oceanos met een groene baard of haren, mogelijkerwijs van zeewier. Alle vier van laat-klassieke mozaïekvloeren.
9) De stroom van associaties en identificaties houdt bij deze voorbeelden nog lang niet op.. Ook voor het idee dat de Groene man typisch Keltisch is of juist Germaans ontbreekt elk wetenschappelijk bewijs.
Zie bv. William Anderson – Green man, John Matthews – Quest of the green man en Dr. Bob Curran – Walking with the Green Man
10) Harding, Mike – A little book of the green man 66
In het boek ‘The Green man unmasked’ van James Coulter uit 2006 wordt er een best plausibele verklaring geopperd voor het vele voorkomen van Groene mannen in – met name – Engelse kerken. Hij zou daar na Jezus en Maria de meest voorkomende afbeelding zijn. Omdat de Groene man in ieder geval in de middeleeuwen telkens in een christelijke context voorkomt stelt Coulter dat er ook een verklaring moet worden gezocht in de christelijke symboliek. Omdat de beeltenissen in kerken gebruikt werden als ‘the poor man’s bible’ oftewel om de ongeletterde te onderwijzen over de inhoud van het christendom, moet ook de Groene man wel een verwijzing zijn naar een Bijbels verhaal of personage. Coulter meent de oplossing van dit raadsel gevonden te hebben in ‘The legend of the Rood’. In dit Engelse gedicht uit de twaalfde eeuw staat een passage waarin Seth, de zoon van Adam, drie pitjes van de boom van kennis van goed en kwaad uit het Paradijs in de mond van zijn pas gestorven vader doet. Hieruit groeit een boom die uiteindelijk dienst zal doen als het hout voor het kruis waaraan Jezus Christus wordt gekruisigd. Toen Jezus dood ging zou hij – volgens het apocriefe verhaal – eerst de hel in zijn gegaan om daar alle zielen van de rechtvaardigen te bevrijden. Hieronder zaten alle aartsvaders inclusief Adam. Zo zou de boom die leidde tot de zondeval, ook weer hebben gezorgd voor de redding van de mens. Dit verhaal werd in de middeleeuwen vele malen nagespeeld in zogenaamde ‘mysteriespelen’ en heeft zich zo wijd kunnen verbreiden. Mysteriespelen zijn kleine toneelstukjes met bijbelscènes of apocriefe verhalen die vaak werden gespeeld in het voorportaal van de kerk. Het ontspruiten van het zaad in de mond van de dode Adam zou dan aanleiding hebben gegeven om gezichten te beeldhouwen waaruit groene bladeren komen. Adam stond voor de zondige mens die ondanks alles toch kans heeft op verlossing door de dood aan het kruis van Jezus.
Deze hypothese zegt in ieder geval niets over de laat-antieke Groene mannen. Het zegt ook niets over alle groene mannen als bladmaskers. Het zou echter wel iets kunnen verklaren over de groene man uit wiens mond bladeren komen. Opmerkelijk genoeg is deze variant pas aangetroffen in de middeleeuwen, dus in een christelijke context. Dit maakt de hypothese aantrekkelijk, maar om te zeggen dat dit de enige verklaring zou zijn van de bladspuwende Groene man gaat mij toch te ver..
11) http://www.onzetaal.nl/taaladvies/advies/nog-niet-droog-achter-de-oren
http://www.etymologiebank.nl/zoek
12) Basford Voorwoord
13) Zeker als je kijkt naar de overeenkomsten tussen het volksgeloof uit de in de negentiende eeuw opgeschreven sagen en de heksen en weerwolfprocessen in de vijftiende en zestiende eeuw.
The post De betekenis van de Groene man first appeared on Abe de Verteller.
]]>