Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>Heilige getallen
De koningin van het land brengt twaalf of zes zonen ter wereld. Andersen noemt er elf, maar ik denk dat hij zich hierin vergist. (2) De twaalf zouden kunnen staan voor de maanden van het jaar. Als het om zes zonen gaat kan je denken aan zes van de zeven dagen van de week of zes van de zeven chakra’s, maar vooral aan de zeven sferen in de geestelijke wereld. Het is wel duidelijk dat het getal nog niet compleet is, het vrouwelijke element ontbreekt nog! De koningin wenst dus een dochter, maar verliest door die wens haar zonen. Het is echter geen gewone dochter die zij wenst. Net als in een aantal andere sprookjes wenst zij een dochter die zo rood is als bloed en zo wit als sneeuw. Kortom, zij wenst een meisje die het rood van de moedergodin en het wit van de maagdelijke godin in zich heeft en zo als ‘priesteres’ een connectie kan maken met die goddelijke dimensie. Zij is ook het dertiende kind en de dertiende maand is de laatste maand. Deze brengt de dood met zich mee.
In de patriarchale tijd wordt het hebben van zonen gezien als een groot geluk, maar er kan ook teveel van het goede zijn. De koningin lijkt echter te menen dat dit een wereld is van of/of in plaats van en/en. Dus doet zij de kwade wens om een dochter te krijgen in ruil voor haar zoons. In de dualiteit is geen ruimte voor een balans tussen man en vrouw. De een is onderdanig aan de ander of wordt zelfs weggedrukt. Als het sprookje een blauwdruk is van de ziel dan verliest deze nu haar mannelijke, activerende kant.
Dolende zielen
In de versie van Grimm worden de broers door hun stiefmoeder veranderd in zwanen door ze een wit hemd om te gooien. Je zou kunnen zeggen dat ze gedwongen uit hun fysieke lichaam worden gezet en in een andere vorm worden gedrukt. De broers zijn uit hun mensenlichaam gedreven en op deze wijze doodgemaakt of in ieder geval schijndood. Al duizenden jaren staan zwanen (en raven en eenden ook in mindere mate) symbool voor de ziel of ze zijn zielengeleiders. Ze helpen dan de ziel om zijn weg te vinden naar de geesten- of dodenwereld. Als dit gaat om de ziel van een levende persoon, dan is dit een sjamaan. In het sprookje werden de broers gedwongen hun lichaam te verlaten. Zij kunnen helaas niet – zoals een sjamaan dat kan – op eigen kracht terug naar hun fysieke lichaam. (3)
Het meisje – die de vrouwelijke kant van het bewustzijn vertegenwoordigt – merkt dat er iets niet klopt, ze voelt zich onvolledig. Als zij hoort van het bestaan van haar broers gaat zij op zoek en op avontuur. Zij gaat haar binnenwereld in en telkens verder uit de fysieke wereld tot ze op de ‘fatale’ grens gekomen is. Daar bij de zee, de grens met de ultieme geestenwereld waar normaliter nooit iemand weer uit terug komt vindt zij haar broers en daarmee haar mannelijke deel.
Deze broers vertellen dat ze elke nacht weer mens mogen zijn, maar bij zonsopkomst moeten veranderen in zwanen. Zij zijn alleen maar te zien voor het nachtbewustzijn. Je kan ze beschouwen als dolende zielen, te vroeg verstoten uit hun lichaam dwalen ze nog rond in de schemerwereld. Ze horen niet meer in de fysieke wereld, maar zijn ook nog niet klaar voor de lange reis naar de geestenwereld.
De magische midzomer
In de Andersen versie zijn ze al verder en kunnen ze met de magische dag van Midzomer oversteken naar de geestenwereld. Zij kiezen niet voor niets voor deze speciale dag. Praktisch bekeken hebben zij dan de langste tijd licht om zo de lange oversteek te kunnen maken. Maar midzomer is ook een scharnierpunt tussen de twee werelden. Een magisch moment van overgang waarin de seizoenen wisselen en er even een dag (en nacht) is die nergens bij hoort. Zo is deze dag bij uitstek geschikt om te reizen in de geest. (4)
Net als een heks kan het meisje uit haar lichaam treden om in trance – samen met haar broers – naar de geestenwereld te reizen. Dit doet zij door middel van de zwanen die haar, als zielengeleiders, dragen in een net van wilgentwijgen en zo begeleiden naar de andere kant.
De wilg wordt in de folklore gezien als een heksenboom, zij is o.a. een onmisbaar onderdeel van de heksenbezem. Daar verbindt zij de mannelijke steel van es met de vrouwelijke twijgen van berk. Zo verbindt zij het mannelijke met het vrouwelijke en ook hier vervult zij deze functie. (5)
Zo laat zij zich als een heks door haar ‘geesten’ door de lucht naar de andere wereld dragen.
Fata Morgana
Aan de overkant van de zee, kan ze in een droom naar het luchtpaleis van Fata Morgana om daar te vragen hoe ze haar broers kan helpen. Het is de vraag of dit een verzinsel van Andersen is of dat hij dit uit een oudere bron heeft. Grotendeels past het goed. Morgana of Morgaine is te zien als een van de drie noodlotsgodinnen (fatum = noodlot). Zij spint de draad van het noodlot voor de helden. (Later zal ook het meisje de levensdraden van het lot spinnen.) Haar land kan alleen in de geest, bijvoorbeeld zoals in een droom, bereikt worden. Voor velen is die droomwereld een illusie, een bedrog. Toch is hier juist een anderwereldse waarheid te vinden. Haar land Avalon is het land van de geest en al haar aanwijzingen moeten daarom ook op een geestelijke manier opgevat worden! Wel is het dromen in de geestenwereld dubbelop. Die wereld is al een soort van ‘droomtijd’.
Het Grote werk
In de Noorse en de Grimm versie zijn ze nog niet aan de andere kant en leven in een huisje in het woud, de schemerzone, het tussengebied. Maar in alle versies komt zij nu achter het geheim van hun verlossing. Zij moet een zwaar werk verrichten: zij moet in zeven jaar hemden maken van brandnetel, distel of aster voor haar broers. Daarbij mag zij niet praten, niet lachen en niet huilen. Alleen dan kan zij hen redden en weer tot mensen maken.
Zwijgend werken betekent in dit geval dat zij dit werk in een meditatieve stemming moet doen. Door niet te lachen of te huilen blijft zij neutraal. Zo bereikt zij de ideale stemming voor magisch werk. Zij verkeert zo in een trance-toestand. Zij imiteert het werk van een schik- of noodlotsgodin die de levensdraad spint. Zij doet aan een vorm van sympathetische magie, waarbij zij als microkosmos de macrokosmos imiteert. Zij is zo te zien als een heidense priesteres of heks. Het is dus terecht dat zij – later in het sprookje – daarvoor wordt uitgemaakt. Maar zij is wel een goede heks!
Wat is dan wel dat grote werk, waar zo’n enorme opoffering voor gedaan moet worden? Zij maakt voor elk van haar broers een lichaam. Het woord lichaam kan je ontleden in lic (lijk) en haam (hemd). Zij maakt dus voor hen een ‘lijkenhemd’. (6) Het hemd gemaakt van brandnetels staat symbool voor het menselijk lichaam als een hemd dat de ziel aantrekt om zo te kunnen incarneren. Mogelijk is het gemaakt van brandnetel omdat het fysieke lichaam ook pijnlijk en prikkelend kan zijn. Het kan ook te maken hebben met het feit dat brandnetels veel gebruikt werden tijdens midzomerrituelen. In de twaalf wilde eenden maakt ze de hemden van distels, dit komt qua symboliek redelijk op het zelfde neer.
In het sprookje van Grimm worden de hemden echter gemaakt van de plant aster. Dit woord betekent ster. Hieruit kan je concluderen dat de hemden van sterrenstof worden gemaakt. Het verwijst daarmee niet naar het fysieke, maar naar het astrale lichaam. Mogelijk maakt zij in die diepe trance, in de geestenwereld een geschikt astraal lichaam voor de dolende zielen van haar broers zodat zij daarmee de weg naar hun fysieke lichaam terug kunnen vinden.
Op een ander niveau doet het denken aan de zeven planeetplanten die verwerkt zijn in de heksenzalf en waarmee de ziel van de heks langs de zeven planeten en sferen kan reizen/vliegen naar de sterrenwereld. Elke broer staat dan voor één van die zeven sferen die je onder hun begeleiding kan bereiken in de geesteswereld.
Het offer van de dood
Het meisje ontmoet een prins, haar eigen mannelijke deel, haar animus. Het is echter nog te vroeg voor een ‘lang en gelukkig’. Eerst moet zij bewijzen dat zij – om haar broers te redden – zelfs haar eigen leven zou willen geven. Zij wordt geconfronteerd met een jaloerse koningin. Zij is de archetypische schoonmoeder. Zij is de ‘mater materia’, de materiële kant van moeder aarde. Dit maakt haar tot een vrouw die puur op het materiële is gericht. De geestelijke gerichtheid van haar schoondochter herkent zij niet. Haar vreemde gedrag is voor haar verdacht. Zij ziet dit als een teken van occulte, zwarte magie en dat maakt haar tot een heks. Het meisje doet ook werkelijk heksenwerk, maar dan wel goede, witte magie!
Het meisje plukt haar brandnetels op cultische krachtplekken. Ze plukt ze in de buurt van de grot, die te zien is als een ingang naar de onderwereld of op het kerkhof. Kerkgrond en daarmee ook de er omheen liggende grond van het kerkhof is gewijde grond. Vroeger werden heiligdommen altijd gebouwd op krachtplekken, waar de energie van moeder aarde het sterkste voelbaar was. Daar groeien de planten met de meeste kracht om het magische werk te kunnen volbrengen. De stiefmoeder ziet dit niet, zij associeert het kerkhof met dood, verderf en kwade magie. Kwade heksen gebruiken de beenderen van de gestorvenen voor ‘nigromancie’, het oproepen van geesten. Zij zijn ‘lamia’, een soort van vampiers die de doden misbruiken en vitale kracht van de levenden stelen. Zij knagen aan de beenderen in de versie van Andersen. Maar het meisje heeft een heel ander doel. Zij verzamelt – door middel van de brandnetels – de kracht van moeder aarde om haar grote, magische werk te verrichten.
Uiteindelijk moet zij zelfs de dood onder ogen zien om haar broers te redden. Zij wordt – op instigatie van de koningin – bijna verbrand als heks, maar dan komen de zwanenbroers haar redden zodat zij op haar beurt hen kan redden door ze het brandnetelhemd om te gooien. Alleen zij die zich niet meer hecht aan het lichaam en het leven, kan juist andere zielen in het leven brengen.
De uitverkoren twaalfde broer
Als een geïncarneerde godin gaat zij in een trance om de twaalf helden weer in de wereld te brengen. Dit kan gaan om fysieke geboortes, maar op een dieper niveau gaat het om de geboorte van twaalf archetypen. Dit zijn energetische constructen die de mens kan gebruiken op zijn levenspad. Om en om is er een nieuw archetype van de held aan de beurt om zijn avontuur mee te maken.
In het sprookje heeft de zesde of twaalfde zoon geen compleet hemd. Hierdoor houdt hij aan één kant van zijn lichaam een zwanenvleugel. Hij behoudt daarmee zijn connectie met de geestelijke wereld. Hij is als eerste aan de beurt om op avontuur te gaan, in de geest te vliegen en om het contact met ‘Fata Morgana’ aan te houden. Hij zal de sjamaan van de gemeenschap worden. Zoals er tot in de negentiende eeuw de folklore bestond dat de zevende zoon in een gezin een weerwolf zou zijn. Dit klinkt vreemder dan het is, maar met ‘weerwolf’ wordt eigenlijk een ‘shapeshifter’ bedoeld. Een persoon die weet hoe hij van ‘hemd’ of vorm kan wisselen. De zevende zoon (of dochter) zou hier een natuurlijke, zelfs onbedwingbare aanleg voor hebben. Onze zevende of twaalfde zoon kan kiezen of hij in zijn mensenhemd wil zijn of in zijn zwanen/geesteshemd!
Conclusie
In deze tijd is het van groot belang dat wij weer leren dat ons lichaam slechts een hemd is en dat wij deze naar believen aan en uit kunnen trekken. Als we echt willen kunnen we in de geest zijn en vliegen. Net als de zwanen uit het kinderliedje ‘witte zwanen, zwarte zwanen’ kunnen we naar het ‘engel-land’ reizen. Wie deze vaardigheid leert, die leert om zich te verbinden en weer los te laten. Om zich met een ‘lichaam’ te identificeren en die identificatie ook weer los te laten. Hij zal dit zeven of dertien keer doen, telkens vanuit een nieuw aspect. Hij gaat de zeven sferen verkennen (vanuit een ruimte-aspect) en heeft bij elke sfeer één van de zwanen als gids. Of hij gaat op reis onder de hoede van één van de twaalf (vanuit het tijdsaspect) en maakt twaalf bewustzijnsontwikkelingen mee. Net zoals één van de twaalf ridders van de tafelronde van koning Arthur dat deden, die allen ook onder de hoede van Morgaine de fee zijn. Deze ridders zwijgen en lachen of huilen niet. Zij concentreren zich op hun magische werk tot de cirkel rond is en zij het stokje over kunnen dragen aan de dertiende, hun zuster die de laatste weg gaat en de dood tegemoet treedt om zo nog intenser te kunnen leven. (7)
Abe van der Veen
The post De symboliek van het sprookje ‘De wilde zwanen’ first appeared on Abe de Verteller.
]]>