Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109
The post Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>Hieronder vindt je vele historische teksten als bewijsmateriaal voor deze stelling. Het is een bloemlezing die een beeld schetst van de vele vormen van Piet en Klaas tussen 1717 en 1940 en dan vooral van het fenomeen Zwarte Klaas. (1)
De onzichtbare cadeaugever
Al in de vijftiende eeuw zijn er bronnen die vertellen van maskerades met Sint Nicolaas en een gevolg van duivels (buiten het christelijke referentiekader zou je zeggen boze geesten). Deze komen echter uit Duitsland. Uit Nederland komen wel berichten uit de veertiende tot en met de zeventiende eeuw dat scholieren als bisschop verkleed rond gingen, maar niets over zijn gevolg. Met de komst van de reformatie wordt het stil in Nederland rondom Sinterklaas als bisschop in vol ornaat. Het verkleden als katholieke bisschop werd door de protestanten niet gewaardeerd. Op veel plaatsen kwam de Sint nog wel, maar hij werd niet meer gezien. Alleen zijn cadeaus waren nog het bewijs dat hij ongezien het huis was binnengekomen. Dit vinden we bijvoorbeeld terug op het beroemde schilderij van Jan Steen uit 1665 en die van Cornelis Dusart uit 1687. (2)
Zwarte Sinterklaas
Door de invloed van de televisie en de krant is het feest van Sinterklaas overal ongeveer hetzelfde geworden in heel Nederland. In de eerste berichten over het Sinterklaasfeest uit de achttiende en negentiende eeuw lopen de vieringswijzen echter veel meer uiteen. Zowel het uiterlijk als de naam van de hoofdpersonen van het feest verschillen per bron. Het meest opvallend is nog wel de verschijning van een Zwarte Klaas, het gebruik van hoorns en maskers en de associatie met de ‘Bullebak’.
In de achttiende eeuw heeft op veel plaatsen de duivelse figuur uit het gevolg van de bisschop de plaats in genomen van de bisschop zelf! Hij neemt ook de naam van de bisschop over. Een eerste vermelding hiervan vinden we terug in 1717. In een lang gedicht vinden we deze zinsnede: ‘Een Amsterdammer kwam gekleed als Harlekien, In schyn van Sinte Klaas, en deelden aan hun mede.’ De harlekijn heeft in de comedia del’ arte vaak een zwart gemaakt gezicht of een zwart halfmasker op. Deze toneelfiguur stamt naar alle waarschijnlijkheid af van de mythische aanvoerder van de Wilde Jacht. Deze wordt in verschillende middeleeuwse teksten Herla of Hellekijn genoemd. (3)
In een beschrijving van het driekoningenfeest uit 1736 wordt vermeldt hoe één van de drie of soms alle drie koningen een zwart masker op doen of zich bestrijken met een zwart smeersel. Vervolgens staat er: ‘Met diergelyke zottigheden vermaken de Hollanders hunne kinderen op St. Nicolaas avond.’ Met sint Nicolaas gebeurt er dus iets vergelijkbaars. (Ook nu nog bestaat er het gebruik van de zwartgemaakte derde koning tijdens driekoningenoptochten.) In 1748 spreekt men van een ‘zwarte Sinterklaas die reed met zyn rott [ros?] op stelten‘.
De eerste keer dat er uitgebreid gesproken wordt van deze Zwarte Sinterklaas is in 1792. In het tijdschrift De Joodsche Wandelaar staat het volgende: “Mannen, wat hadden wij op Sinterklaas-avond een pret! het was een klucht, om te zien, hoe bang mijne jongens waren, ha! ik moet er nog om lachen, als ik er om denk; mijn wijf zelve, schoon zij van de vonk wist, zou wel in een hoek gekropen hebben, zoo had ik mij toegetakeld, met lappen en vodden van allerhande kleuren, mijn bakhuis had ik zwart gemaakt, en ik rammelde zoo verschrikkelijk met de ketting, dat het huis er van daverde; met een holle stem vraagde ik, of er ook stoute jongens waren? dat ik Sinter Klaas was, die nu reed, om naar jongens te zoeken, die niet wilden leren, maar die, voor zoete kinderen, appelen, noten, kastanjes, en Sinterklaasgoed had. De kinderen kropen in een hoek..”
In een Sinterklaasfeest uit 1827 wordt er ook over een zwarte Nicolaas gerept: ‘toen op ééns weder de kaarsen uitgingen, en wij een paar keeren het klappen van eene groote voermans zweep over onze hoofden hoorden, terwijl een holle stem ons toeschreeuwde: “vrede daar! of St. Nicolaas zal u allen met de zweep slaan, en de ondeugendste in een’ zak den schoorsteen insteken!” Eene plotselinge stilte volgde, niemand durfde spreken; alleen de moeder riep: “och, Sinter Niklaasje! de kindertjes zullen zoet zijn, ga dan nu maar heen!”. Men bragt weêr licht, en nu zagen wij, zoo wij meenden, duidelijk St. Nicolaas met een zwart gezigt, met eene ruige muts op, en eene zweep en roede in de hand, de deur uitsluipen.’ (4)
Dergelijke meldingen over Zwarte Sinterklazen gaan door tot 1940. In dat jaar wordt er in een tijdschrift verteld van vreemd toegetakelde jongens die als ‘Zwarte klazen’ rondzwalken en met de rommelpot van hoeve tot hoeve trekken in de omgeving van het stadje Buren in de Betuwe. Naast de schriftelijke bronnen hebben we ook nog twee afbeeldingen uit Nederland van deze Zwarte Sinterklaas. Eentje uit 1881 en een van rond 1900 uit Wessinge op de Veluwe. Die afbeeldingen zijn hierboven te zien. Als figuur lijkt hij veel op de – ook vaak zwart gemaakte – ‘Knecht Ruprecht’ of ‘le père Fouettard’ (vadertje zweepslag). Dit zijn in Duitsland en resp. Frankrijk de helpers van Sinterklaas. (5)
Sinterklaas met masker, hoorns, huiden en kettingen
Deze figuur die zich Sinterklaas noemt, maar er totaal anders uitziet dan onze voorname bisschop Sint Nicolaas kwam soms ook met een masker voor of op een andere wijze ruig en wild toegetakeld. De eerste vermelding die ik hier van ken stamt uit 1796: ‘daar wierd een geraas als van iemand, welke zeer zwaar stapt, boven in het voorhuis gehoord – Dat geraas naderde meer en meer – Daar kwam iets klos, klos, klos met een verward gerinkel, als van yzeren ketenen, en een angstig gebrom de trappen afstommelen. Nog heden ril ik ‘er van. Eindelyk wy allen zagen verwonderd naar de deur en nu trad ‘er iets in, dat meer de gedaante had van een monsterdier dan van een mensch. Het spook, beter weet ik het niet te noemen, had zoo veel wy zien konden, eene koe-huid omgeslagen, zoo dat de hoornen vlak boven het gezicht kwamen, dat achter een yselyke scherbiskop of mombakkes verborgen was, en de staart kronkelde achter aan. ’t Geklos van de zwaare houten klompen, welke het zelfde om de voeten droeg, gevoegd by het gerinkel der ketenen, om het midden geslagen en op den grond sleepende, alles saam genomen gaf zulk een vreeslyk geraas en aanzien, als ik voor of na nimmer weer gezien heb. Hooren en zien verging ons allen. Het ondier ging langs den muur het vertrek rond, trad toen by de tafel in ’t licht, en vroeg met een holle stem: zijn hier ook stoute kinderen?”
De beschrijving van van Hengel uit 1831 noemt geen masker, maar de rest is genoeg om elk kind de stuipen op het lijf te jagen: ‘Immers, met oogen van vuur, met kettingen, met beestenhuiden, en met al wat voor den mensch het meest verschrikkelijke was, toegerust. Zoo vertoonde zich dan ook Sint-Nikolaas, en men vergat vooral de geeselroede niet, welke het gebleken was, dat hij zoo wel te hanteren wist.’
De dichter de Genestet zei in 1849 over een bezoek van Sinterklaas: Hij droeg zijn kleren binnenstebuiten, en: ‘Al grommlend in den baard, die afstroomt van zijn kin, Een masker voor ‘t gelaat – afschuwelijk van kleuren‘.
De Twentse Cato Elderink vertelt over haar jeugd in de jaren zeventig van de negentiende eeuw over de ‘boozenkeerl’: Hij kwam door de boozem (schoorsteen) net als Sinterklaas. Men sprak niet over de heilige man, maar over ‘de kerel die vanavond wil komen’. Er kwam er een tevoorschijn die zich lelijk toe had getakeld en waar ze bang voor waren. (6)
Uit deze voorbeelden is het duidelijk dat de figuur van Sinterklaas in de vroege periode absoluut nog niet was uitgekristalliseerd. Hij was in deze hoedanigheid in ieder geval duidelijk geen bisschop. Aanwijzingen voor zijn identiteit zijn te vinden in het zwart maken en in het vermommen door middel van een masker. Dit zijn manieren om de eigen persoonlijkheid te laten verdwijnen en om tijdelijk een geest te worden. Het woord masker komt van het Latijnse ‘masca’ wat geest of heks betekent. (7) De eerste tekst zegt specifiek dat de afschuwelijke verschijning een spook is.
De eerste tekenen van Zwarte Piet
De eerste bron die melding maakt van een Piet die kinderen bedreigd is uit 1748: ‘dat zommige ouders zoo dwaas zyn om hunne kinderen, als zy (…) het minste misdaan hebben (…) hen dreigen, dat, als ze niet zoet zyn, de zwarte man, Piet met de pooten etc. hen zal by komen. De eerste bron die spreekt van een Zwarte Piet stamt al uit 1766. Hij wordt genoemd als spook oftewel geest te midden van allerlei andere benamingen van geesten: ‘Dus al wat onder naam van diergelyke grollen, Van Molik, Bullebak, van Boldergeest, van Kollen, En Toverteeven, van Kabouterman, van Schaêuw Schim, Demons, Tuimelaars, Dwaallichtjes, Bytebaauw, Spektakel, Nikker, Hex, Nachtmerrie, of Sint Felten, Oom Hendrik, Zwarte piet, of Joris op de stelten’
In 1800 wordt Piet in de bronnen voor het eerst gekoppeld aan Sinterklaas, het gaat dan echter nog om Piet Poot: ‘Schoon wij ons verheugen/ dat in ons Land/ in de Steden en ook op het platte Land/ de wezenlijke voorstellingen van eenen Sinterklaas/ merkelijk vermindert/ zo blijft echter de slechte gewoonte/om kinderen/ met den zwarten Man/Piet Poot/den Smous/den Karreman/ den Nachtwagt/ etc bang te maaken’. Ook de ‘zwarte man’ uit het gedicht komt vaker voor in connectie met Sinterklaas en als een alternatieve naam voor de zwart geschminkte bangmaker. Ook uit 1836 en 1843 zijn er bronnen waarin Sinterklaas een knecht heeft. In 1843 wordt deze – met kettingen rammelende – knecht Pieterbaas genoemd. Het is duidelijk dat Piet al ruim vòòr 1850 bestond en wellicht zelfs al bekend was in het midden van de achttiende eeuw.
De schrijver Alberdingk Thijm schreef in 1884 over zijn jeugd zo rond 1828 het volgende: ‘Nadat de kinderen hadden gezongen kwam een ‘kinderlievende bisschop’ binnen, compleet met koorkap, witte baard en mijter. Terwijl de kinderen dansten wierp de Sint uit een zak ulevellen, chocolaadjes, suikererwten, kapittelstokjes en amandelen in de kring en vervolgens overhandigde hij, na ‘eenige kwalijk geformuleerde zedelessen’, ieder kind een geschenk uit een korf, die werd gedragen door Pieter me knecht, een kroesharige neger.’
Uit deze bron valt op te merken dat Piet(er), de knecht van Sinterklaas al vroeg, soms als een Afrikaan werd opgevat. Dit beeld wordt nog verder versterkt door het verschijnen van een zwarte knecht in het roemruchte boekje van Jan Schenkman uit 1850. Dit was echter geen uitgemaakte zaak. In een krantenbericht uit 1876 staat: ‘Sint Nicolaas met zijn zwarten knecht werd door vier zwarte paarden, door twee negers gereden, de straten doorgevoerd.’ Blijkbaar is de zwarte knecht te onderscheiden van de twee ‘negers’ en dus niet zelf per se een Afrikaan. In de negentiende eeuw was de knecht van Sinterklaas nog vaak een schrikwekkende, boze geest. Zoals in de volgende omschrijving uit 1869: ‘Hadden we kunnen vermoeden dat de angst verwekkende knecht met zijn bokkenfacie en zijn afzichtelijke horens de zoon van vaders oppasser was, dan zoude ons kinderlijk gemoed niet tot in onze diepste roerselen geschokt zijn geweest.’
De donkere knecht van Sinterklaas had tot ver in de twintigste eeuw benamingen die verschilden per streek. Hij werd o.a. Assiepan, Jacques Jour, Sabbas (Zeeland), Hans Moef, Heintje Pik, Jan de Knecht, Krik-krak, Micheltje, Nicodemus, Pieterman, Pikkie, Trappadoeli, Zwarte Jan of Zwarte Klaas genoemd.
Zwarte Piet is in zijn oudste gedaante te zien als een angstwekkende verschijning van een boze, straffende geest. In een boek uit 1840 over het bijgeloof wordt Zwarte Piet genoemd als een van de namen van de duivel, naast Joost, Hans, Heintje Pik en Joris op de Stelten. (8)
Bullebak en waternekker
In een drietal gevallen wordt er melding gemaakt van een ‘bullebak’ tijdens het Sinterklaasfeest. De eerste maal gebeurt dat in 1813: Onlangs hadden wij St. Nicolaas avond. Ik ben gantsch geen minnaar om, op het vrolijk feest van dien heiligen, die zulk een goed man en kindervriend is geweest, de kleine kinderen te laten verschrikken door akelige geruchten en vertooningen, of door een’ zogenaamden bullebak.’ In 1815 horen we dit opnieuw: ‘en daarom is het bang maken van jonge kinderen, voor bullebakken, zwarte mannen, voor St. Nicolaas, of wat van die natuur meer zij hoogst berispelijk’.
Uit 1821 komt de laatste uitgebreide beschrijving: ‘Toenmaals was er nog een bullebak. Dit was een grimmig man, met een zwart gezigt, of wel een masker voor hetzelve, in eene vreemde, lelijke kleeding, met een ‘zak op den rug en een bloot zwaard in de hand. Zoo ging de vreeslijke bullebak een paar dagen voor Sint Nicolaas op de straat rond, tierde, sloeg met het zwaard vonken uit de steenen, en maakte een ijslijk geweld…..” “…zelfs verstandige lieden verkleedden zich als de bullebak, en liepen wel niet de straat rond, maar daarvoor kwamen zij in de huizen hunner verwanten en bekenden, en hielden eene ontzaglijk groote roede in de hand.’ Ook de Amsterdamse Zwarte Klazen riepen rond 1871 met een ‘bullebakstem’.
Bullebak betekent letterlijk bulderend gezicht. Het was de naam voor een duivel of een boze geest en werd later meer de benaming voor een barse kerel. Hij werd voorgesteld als zwart en mismaakt. Juist in Amsterdam en andere Hollandse steden werd hij gezien als een watergeest die onvoorzichtige kinderen het water in trachtte te slepen. (9)
Ook de uit latere bronnen bekende ‘Heintje Pik’ als alternatieve benaming voor Zwarte Piet is een duivel èn een watergeest. (Van hem wordt in 1858 gezegd: “Zoo stelt men zich den duivel in Nederland voor als een over geheel het lichaam, zwart, kortharig mensch met een menschenvoet, een paardenpoot en eenen koestaart, wordende naar zijn zwart haar Heintje Pik genoemd.”) Verder wil ik nog wijzen op de watergeest genaamd nikker of nekker die ook voorkomt in de opsomming waarin Zwarte Piet voor het eerst wordt genoemd samen met de bullebak en de bietebauw en de opmerkelijke klankgelijkenis tussen deze zwarte watergeest en Nicolaas. Al deze dingen bij elkaar maken de zeer opmerkelijke illustratie uit 1875 van de knecht van Sinterklaas als een soort watergeest of kikker een stuk begrijpelijker! (10)
Gedaanten als de waternikker, de bullebak en Heintje Pik staan ook bekend als ‘kinderschrik’. Het zijn geestwezens uit het volksgeloof. Vroeger werd hier door het volk in geloofd, maar dit geloof taande. In ieder geval vanaf de achttiende eeuw werden dit soort verhalen over boze geesten telkens meer gebruikt om er de kleine kinderen mee bang te maken. Zo konden ze door middel van angst gedwongen worden tot goed gedrag. Opmerkelijk in het gebruik van Zwarte Piet en Zwarte Klaas als kinderschrik is hun lijfelijke verschijning tijdens maskerades en tijdens een bezoek aan huis. Zij zijn dan vermomd door middel van een masker of een zwart gemaakt gezicht en zij maken vaak een hele hoop lawaai, een wild geraas. Het heeft er veel van dat zij de boemannen en de bullebakken zijn die uit het water of uit de pikdonkere nacht tevoorschijn komen om de kinderen bang te maken en zo in het gareel te houden. (11)
Maskerades en lawaaioptochten
Al in een bron uit 1659 wordt gezegd: ‘Sinte Claes, die rijcke milde man, die is so goet van geven dat de Jonghe-luy hem loven met geraes.‘ In een spotdicht uit 1802 is het Sinterklaas zelf die het lawaai maakt: Zy laggen om Sint Nicolaas die met een ketting loopt en maakt een drommels groot geraas. Deze teksten doen sterk denken aan het bekende sinterklaaslied ‘Zie de maan schijnt door de bomen, makkers staakt uw wild geraas.’ Dit lied – geschreven door J.P. Heije – stamt uit 1843.
In een bericht uit 1850 kunnen we lezen hoe lawaaierig het er buiten aan toe ging tijdens sint Nicolaasavond: “Gerust kunt ge u nu buiten wagen, geen zwarte kop met huiden om het lijf geslagen en hoornen op. Geen ketens ramm’len langs de keijen als van een beer, Gij hoort geen deur, geen schot rammeijen, geen angstkreet meer.”
In 1863 vertelt Eelco Verwijs van geraas in Friesland: ‘Zoo bijv. vertoonen zich op St.-Nicolaasavond op het Vliet te Franeker de zoogenaamde St.-Nicolaasmannen, die vreeselijk toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken en zich aan allerlei baldadigheid overgeven.’
Volgens ter Gouw gingen in 1871 te Amsterdam de ‘Zwarte Klazen’ rond: onder groot rumoer, en met schoorsteenkettingen een afgrijselijke muziek op de straatkeijen makende; de buurten rond, om op deuren en vensters te bonzen en met een bullebaksstem te roepen: ‘Synder ook quaje kyeren?
Er is dus sprake van het maken van lawaai door jongeren die zich zwart hadden gemaakt of anderszins hadden vermomd. In deze teksten zien we jongemannen die soms op huisbezoek gingen om kleine kinderen bang te maken, maar het lawaai maken en allerlei streken uithalen was mogelijk nog belangrijker. Het razen wat deze groepen doen is volgens het etymologisch woordenboek woeden, bulderen, in razernij komen of gek worden. Je zou kunnen zeggen de razende wordt uitzinnig, raakt uit zichzelf van woede en treedt uit zijn lichaam om op deze wijze geest te worden. Het is erg opmerkelijk dat de bullebak ook zijn naam ontleend aan het bulderen. Het doet denken aan de mombakkes: een woord dat soms gebruikt werd voor de watergeest, maar ook voor een bizar masker. (12)
Conclusie
Zowel Sinterklaas als Zwarte Piet zijn geestwezens. Soms zijn ze belonend en wit, soms zijn ze straffend en zwart. Dit stel is een yin en yang, een ‘good cop / bad cop’. In de donkere hoedanigheid is hij een boze, dus zwarte geest. (13) In de vroegste tijd kon het ook voorkomen dat Sinterklaas alleen optrad en dan zwart van kleur was. Deze Zwarte Klaas werd langzaam maar zeker verdrongen door Zwarte Piet èn de witte Sinterklaas (met zijn witte haren en huid en witte tabberd). Dit was een proces dat één tot twee eeuwen in beslag nam. In al deze vormen waren Klaas en Piet te zien als ‘kinderschrik’. Dit zijn geesten waar vroeger het hele volk in geloofde, maar die later slechts gebruikt werden om kleine kinderen bang te maken om ze zo tot gehoorzaamheid te dwingen. Nieuwe pedagogische inzichten hebben het schrikwekkende uiterlijk van Sint èn Piet langzaam helpen afbouwen. De Zwarte Klaas verdween, de deftige bisschop mocht blijven en Zwarte Piet werd ontdaan van ketting en roe. Beiden werden uiteindelijk niet meer (h)erkend als geest. De geestelijke of desgewenst ‘bijgelovige’ kant van het feest verdween en daarmee ook de meest scherpe, ruige kant van het feest. Het feestje werd – ondanks of juist dankzij de bisschop – door en door seculier en braaf.
Heeft deze herontdekking van de betekenis van de Zwarte Klaas nog invloed op het huidige debat? Of concreter gezegd moet Piet zwart blijven omdat hij ooit van Zwarte Klaas afstamde of omdat hij ooit meer als een zwarte, boze geest werd gezien? Voor mij persoonlijk is de aanraking met het numineuze, met de geestenwereld, door middel van de ontmoeting met de vermomde persoon (die daardoor even geest is), of juist door zelf deze vermomde persoon te zijn, een belangrijk element in de beleving van het Sinterklaasfeest. Deze geest was in de folklore zwart, zo zwart als de nacht en zo zwart als het diepe water. Symbolisch en praktisch is het de juiste kleur. Het maakt de vermomde onherkenbaar en verhuld zijn identiteit, het maakt hem tot een geestwezen. Wat er ook later van zwarte Piet is gemaakt, van oorsprong was hij duidelijk niet bedoeld als ‘blackface’ [karikaturale nabootsing van een persoon met een donkere huidskleur]. Dit is echter maar één gewicht aan de ene kant van de afweging. Andere argumenten die meer te maken hebben met de latere ‘Schenkman-Piet’ geven gewicht aan de andere kant van de schaal. Het voert te ver om dat debat te voeren in dit stuk. (14) Dit stuk is bedoeld om te kijken naar de historie van Zwarte Piet èn Zwarte Klaas.
Abe van der Veen
1) Mijn artikel is zwaar schatplichtig aan dit artikel: http://sintenpietengilde.nl/wp-content/uploads/2016/10/Zwarte-Klaas-is-Zwarte-Piet.pdf
2) Jansen, Louis – Nicolaas, de duivel en de doden 25, 30
3) http://sintenpietengilde.nl/literatuur/
Deze site is ideaal om bronnen te vinden aangaande het Nederlandse Sinterklaasfeest. Bijna alle citaten in de bovenstaande tekst komen bij deze site vandaan. Hieronder heb ik meerdere relevante citaten over de historie van sint en piet verzameld.
https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin
Ook Sinterklaas wordt veelvuldig in verband gebracht met de Wilde Jacht, echter harde bewijzen voor die connectie ontbreken vooralsnog.
4) Al deze citaten en ook de verdere citaten kun je hier beneden vinden of inclusief vindplaats op de site http://sintenpietengilde.nl/literatuur/
5) http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
6) Sinninghe – Overijssels sagenboek 37 Vertaald uit het Twentse dialect.
Natuurlijk zijn er ook nog de sunderums, klaasomes, sundekloazen en klozums van de Waddeneilanden. Deze figuren hebben ook geen bisschopskostuum aan en waren nog rond in de Sinterklaastijd tot op de dag van vandaag!
7) https://www.etymonline.com/word/mask
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/masker
8) http://www.cubra.nl/De-paap-van-gramschap/Paap-van-Gramschap_PDFs/Weijnen_dr_A_De_knechts_van_Sinterklaas_Brabantia_Nostra_jrg-6_nr-2_nov-1940.pdf
Verhandeling over het booze wezen in het bijgeloof onzer natie – Antonie Niermeyer 22
9) http://www.onsamsterdam.nl/component/content/article/15-dossiers/dossiers/3297-stadslegenden-de-bullebak
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/bullebak
10) http://www.abedeverteller.nl/van-zwartepieten-negerzoenen-en-moorkoppen/
11) https://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderschrik
12) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/mombakkes en wat betreft mombakkes als watergeest een mondelinge bron uit Amersfoort.
13) De negatieve connotatie van de kleur zwart hoeft zeker niet teruggevoerd te worden op een negatieve benadering van iemands donkere huidskleur. Het is eerder een afgeleide. Zwart wordt geassocieerd met nacht, dood, aarde en veel meer.
14) Ik moet helaas erkennen dat dit diepere aspect allang niet meer wordt herkend en dit zal ook niet snel terug komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met Sinterklaasjournaal en films de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet was geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk. De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van zwart gezicht is denigrerend kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’.
Het komt mij voor dat Zwarte Piet te beladen is geworden om nog in de publieke ruimte op te treden. Wel blijft er de mogelijkheid om voor zwart te kiezen in kleine en besloten kring. Mogelijk zal in de loop van vele jaren de negatieve associatie met het zwart maken van het gezicht vervagen, de tijd zal het leren. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het vijandelijke kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
Hieronder een bloemlezing met de mijns inziens meest interessante citaten over Sint en Piet uit de verzamelde teksten van het Sint en Pietengilde (sintenpietengilde.nl):
1659
“Sinte Claes, die rijcke milde man, die is so goet van geven “Daerom is hier sulcken groot geraes,gerammel en gebabbel, |
1708 De eerste keer, tot nog toe, dat we bullebak in combinatie met een zwarte kleur tegenkomen in een Nederlands boek is in het ‘Boerekermis’ (1708 – Rotgans, Lucas – pagina 51):
“Die zwarte bullebak, mismaakt van top tot teen”
1717 Een Amsterdammer kwam gekleed als Harlekien, [Arlequino?]
In schyn van Sinte Klaas, en deelden aan hun meeden, Wat lekker was, of mooy gelyk de Al-Ouwde deeden
1736 In Holland ziet men het gemeene volk eenigen tyd voor Kersmis byna eene volkomene mascarade aanrechten. De zangers verkiezen drie der welgemaakste van hunne bende, om de drie Koningen op een rei gaande te verbeelden. De middelste stapt statelyk voort met een groote sterre van wit papier, die aan het opperste einde van een lange stok is vastgemaakt: binnen de sterre branden een of twee kaarsen. Die dezelve draagt, doet ze omdraajen terwyl hy zingt. De drie Koningen hebben witte hembden aan, en zy zyn als gekroond met een soort van een windsel om het hoofd, dat met klatergoud versiert is. Een van de drie heeft een zwart momaangezicht voor, of zyn aangezicht is maar bestreken met zeker zwart smeersel, ook ziet men zomwyl zy alle drie zwart gemaakt zyn; Dat spel begint doorgaans half November, en eindigt met Driekoningen.”
“(b) Met diergelyke zottigheden vermaken de Hollanders hunne kinderen op St. Nicolaas avond.’ Picart, Bernard
1748 Myn Hoogmoed! Spreek, ei spreek.
Ondeugd knielende aan de andere zyde van Hoogmoed.
Mevrouw, een woordje, want je ziet zyn hart word week;
‘k Waar laast als band dat het als boter weg zou smelten
Toen Zwarte Sinteklaas reed met zyn Rott [Ros?] op stelten.
1749. Buys , Egbert, [over spookerijen]. De algemeene spectator 6 november 1748 (23): 178.: dat zommige ouders zoo dwaas zyn om hunne kinderen, als zy (…) het minste misdaan hebben (…) hen dreigen, dat, als ze niet zoet zyn, de zwarte man, Piet met de pooten etc. hen zal by komen.
1766 De eerste keer, tot nog toe, dat de naam Zwarte Piet opduikt in een Nederlandse bron stamt uit het jaar 1766. In het boek ‘De bespookte waereld ontspookt. De duivel geroskamt en het Euangalie van den Spinnerok weerlegt.’ (uitgifte: 1766/ Paulantinus Philocalus (pseud. van Willem Ockers) wordt de naam Zwarte Piet vermeld samen met vele andere namen voor geesten, spoken en duivels: “Dus al wat onder naam van diergelyke grollen,Van Molik, Bullebak, van Boldergeest, van Kollen, En Toverteeven, van Kabouterman, van Schaêuw Schim, Demons, Tuimelaars, Dwaallichtjes, Bytebaauw, Spektakel, Nikker, Hex, Nachtmerri, of Sint Felten, Oom Hendrik, Zwarte piet, of Joris op de stelten, Al wat van Eunjer, Droes, van Drommel, of Harpy, Cenaurus, Hydra, of zulk zoort van zotterny, En heidens-fabelkwyl, zich immers zou vertoonen; Al wat ‘er van Sireen, van Saters, Mirmidoonen, Grypvogels, of Griffoens, en junjers, is bekend; Chimeren, en Gorgoons, en Furiën, omtrent de honderd zottigheên waarvan de ouden schrijven: Weêrwolven, boldermans, of duikers, witte wyven, Hamadryäden en Najaden; deeze ry, Met ’t gansch Scharminkelheir van helsche razerny, Nachtschimmen, schaduwen, en Avondstond-godeffen, En fantazyën, breinverbeeldingen, Inpressen, En meerder zulken. Dit, of zoortgelyk gespook en naamen; noem ik niet dan eidelheid en rook.”
1780 “Het eerste, dat een der Ouders gemeenlijk zynen kinderen, ongehoorzaam zynde, voorbehoudt, is: nu, als gy stout zyt, dan wil ik den zwarten man, met de lange baard, haalen Zijnde zelfe onwillig, of verdrietig om het vroeg naar bed gaan; iets, dat zeer natuurlyke oorzaken kan hebben, dan moet de kinderdief worden geroepen om hen in den grooten zak te steeken.”
1792 Een alleraardigst voorbeeld vinden we in het tijdschrift De Joodsche Wandelaar uit 1792:37 “Gijs de Kleermaker. Mannen, wat hadden wij op Sinterklaas-avond een pret! het was een klucht, om te zien, hoe bang mijne jongens waren, ha! ik moet er nog om lagchen, als ik er om denk; mijn wijf zelve, schoon zij van de vonk wist, zou wel in een hoek gekropen hebben, zoo had ik mij toegetakeld, met lappen en vodden van allerhande kleuren, mijn bakhuis had ik zwart gemaakt, en ik rammelde zoo verschrikkelijk met de ketting, dat het huis er van daverde; met een holle stem vraagde ik, of er ook stoute jongens waren? dat ik Sinter Klaas was, die nu reed, om naar jongens te zoeken, die niet wilden leeren, maar die, voor zoete kinderen, appelen, noten, kastanjes, en Sinterklaasgoed had. De kinderen kroopen in een hoek,…”
1796 En in de beschrijving van Mattheus van Heijningen Bosch: ‘waren wy in den woonkelder, welke eenige trappen diep in den grond is, gezeeten, of daar wierd een geraas als van iemand, welke zeer zwaar stapt, boven in het voorhuis gehoord – Dat geraas naderde meer en meer – Daar kwam iets klos, klos, klos met een verward gerinkel, als van yzeren ketenen, en een angstig gebrom de trappen afstommelen. Nog heden ril ik ‘er van. Eindelyk wy allen zagen verwonderd naar de deur en nu trad ‘er iets in, dat meer de gedaante had van een monsterdier dan van een mensch. Het spook, beter weet ik het niet te noemen, had zoo veel wy zien konden, eene koe-huid omgeslagen, zoo dat de hoornen vlak boven het gezicht kwamen, dat achter een yselyke scherbiskop of mombakkes verborgen was, en de staart kronkelde achter aan. ’t Geklos van de zwaare houten klompen, welke het zelfde om de voeten droeg, gevoegd by het gerinkel der ketenen, om het midden geslagen en op den grond sleepende, alles saam genomen gaf zulk een vreeslyk geraas en aanzien, als ik voor of na nimmer weer gezien heb. Hooren en zien verging ons allen. Het ondier ging langs den muur het vertrek rond, trad toen by de tafel in ’t licht, en vroeg met een holle stem: zijn hier ook stoute kinderen?” 1796
1799 Dominee Hanewinkel schrijft in zijn Reizen door de Marjorij van ‘s Hertogenbosch uit 1799 dat sinterklaas daar in alle dorpen zijn intrede deed: ‘Op enige derzelven rijdt één, somtijds twee mensen op een paard dan rond; zij zijn zeer misselijk, somtijds zelfs afschuwelijk uitgedost, zij werpen allerlei klein gebak onder de kinderen, die hen in menigte, met hoop en vrees bezield, navolgen en denken dat dit de ware St. Nicolaas is’.
1800 Schoon wij ons verheugen/ dat in ons Land/ in de Steden en ook op het platte Land/ de wezenlijke voorstellingen van eenen Sinterklaas/ merkelijk vermindert/ zo blijft echter de slechte gewoonte/om kinderen/ met den zwarten Man/Piet Poot/den Smous/den Karreman/ den Nachtwagt/ etc bang te maaken
ca. 1800 De Friese volkskundige Waling Dijkstra meldt dat in Franeker aan het begin van de negentiende eeuw gemaskerde schippersknechten op sinterklaasavond onder ‘hoorngetoet en ketelmuziek’ rondtrokken, in een gewaad dat ‘lelijk en wanstaltig, ook wel onkies’ was; ‘de duivel met een zwarte keten aan het been mocht er nooit bij ontbreken’.
1802 Tevens zien we in dit spotdicht uit 1802 dat er ook helemaal geen eerbied is voor deze Sint-Nicolaas: Zy laggen om Sint Nicolaas die met een ketting loopt en maakt een drommels groot geraas.
1802 Men had, voor tijden, en heeft nog wel hier en daar, de kwade gewoonte, dat men, op den dag, die aan eenen roomschen Heiligen, St. Nikolaas genaamd, gewijd is, kerels verkleedde en zwart maakte, die dan dien Heiligen moesten verbeelden, met rammelende kettingen aan de huizen rond gingen en de kinderen bang maakten. Den zoeten kinderen gooiden zij lekkers toe, en sloegen vaak de stoute jongens, welken zij ook eene roede bragten. […] Ik had eenen broeder, die wat wild was. Mijne ouders meenden hem te temmen, wanneer zij op St. Nicolaas, eenen zwarten man op hem afzonden. […] Men maakte hem wijs, dat St. Nikolaas hem mede nemen zou. Toen hij nu dien zwarten kerel zag, werd bij zoo bang, dat hij, over zijn gansche lijf, beefde. Hij kreeg zware galkoortsen en stierf ‘er aan. Magazijn van spreekwoorden en zedenspreuken, opgehelderd door voorbeelden en vertellingen, tot een leesboek voor de jeugd, Amsterdam: 1802, dl. 3, p. 122
1813 “Begeert gij, voorloopig, een staaltje van kinderlijk vermaak? Zie hetzelve hier. Onlangs hadden wij St. Nicolaas avond. Ik ben gantsch geen minnaar om, op het vrolijk feest van dien heiligen, die zulk een goed man en kindervriend is geweest, de kleine kinderen te laten verschrikken door akelige geruchten en vertooningen, of door een’ zogenaamden bullebak: de geenen hunner, die zich benaarstigd hebben, krijgen bij die gelegenheid van mij geschenkjes, bestaande in boeken, prenten, speelgoed, enz.; zij, die niet wél hebben opgepast, krijgen daarëntegen niets,”.
Almanak voor de huishouding, keuken en gezondheid’ (uitgifte: 1813/ L. van Es en W. Brave).
1815 “Leentje: Zoo bang te wezen is toch wel ongelukkig, niet waar vader? Vader: Zeer ongelukkig, lief meisje, en daarom is het bang maken van jonge kinderen, voor bullebakken, zwarte mannen, voor St. Nicolaas, of wat van die natuur meer zij hoogst berispelijk; er zijn voorbeelden dat men jonge kinderen bang heeft gemaakt, het welk stuiptrekkingen op den hals haalde, die hen altijd zijn bijgebleven.”
1821 Voorvallen en merkwaardigheden uit het leven van den kleinen Andries, een uit het Nederduitsch vertaald boekje. (uitgifte: 1821/ Johann Andreas Christian Löhr (pagina 28-31)
“Toenmaals was er nog een bullebak. Dit was een grimmig man, met een zwart gezigt, of wel een masker voor hetzelve, in eene vreemde, lelijke kleeding, met een ‘zak op den rug en een bloot zwaard in de hand. Zoo ging de vreeslijke bullebak een paar dagen voor Sint Nicolaas op de straat rond, tierde, sloeg met het zwaard vonken uit de steenen, en maakte een ijslijk geweld…..”
“…zelfs verstandige lieden verkleedden zich als de bullebak, en liepen wel niet de straat rond, maar daarvoor kwamen zij in de huizen hunner verwanten en bekenden, en hielden eene ontzaglijk groote roede in de hand. …. Dan dreigde hij de goddelooze, stoute kinderen, die niet eens konden bidden, in zijn’ groote zwarten zak te steken, en mede te nemen; maar waarheen? Daarvan zeide hij geen woord. Eindelijk… werd de bullebak toch milddadig, en haalde noten en appelen uit zijn’ zak, wierp die op den grond en ging met vermaningen en bedreigingen heen.”
1827 “Nu was ik eens tegen het St. Nicolaasfeest bij eenen Oom en eene Tante te logeren. Er werden verbaasd veel toebereidselen tot dit feest gemaakt; al de schoenen en laarzen van een elftal kinderen werden schoon gemaakt en voor de bedden gezet; mandjes met frisch hooi en potten met water er bij geplaatst, opdat het paard van St. Nikolaas toch geen gebrek zoude lijden, en zoo werd de avond, onder eene mengeling van angst en hoop, waarvan ik toch niets begreep, afgewacht. Naauwelijks waren de luiken gesloten, of wij hoorden een geluid, alsof het in de schoorsteen rommelde, en plotseling werden de kaarsen uitgeblazenen wij overstort met eenen geheelen regen van suikerboonen, razijnen, pruimen, ulevellen en noten. Oogenblikkelijk hield ons vrolijk gezang en gesnap op; de eene vloog hier, de ander dáár; de kleintjes kropen weg onder het kleed hunner moeder, en ik, wurm van zes of zeven jaren, huilde van angst. “Wel, wel! St. Nicolaas komt vroeg!” zeide eindelijk de moeder, en liet de kaarsen weder opsteken. Toen wij nu al dit rondom ons verspreide lekkers zagen, grepen wij moed en begonnen te grabbelen. Dit ging echter vrij onbesuisd toe, ieder wilde het beste hebben, en toen de eerste schrik voorbij was, begonnen wij onder elkander te plukharen, en naar het verbod van Oom of Tante werd niet veel gehoord; toen op ééns weder de kaarsen uitgingen, en wij een paar keeren het klappen van eene groote voermans zweep over onze hoofden hoorden, terwijl een holle stem ons toeschreeuwde: “vrede daar! of St. Nicolaas zal u allen met de zweep slaan, en de ondeugendste in een’ zak den schoorsteen insteken!” Eene plotselinge stilte volgde, niemand durfde spreken; alleen de moeder riep: “och, Sinter Niklaasje! de kindertjes zullen zoet zijn, ga dan nu maar heen!”. Men bragt weêr licht, en nu zagen wij, zoo wij meenden, duidelijk St. Nicolaas met een zwart gezigt, met eene ruige muts op, en eene zweep en roede in de hand, de deur uitsluipen.
1828 Hierdoor weten we nu dat roomse milieus in Amsterdam al in 1828 een levende Sint kenden. In dat jaar organiseerde een Italiaanse koopman, Domenico Arata, in zijn huis op de Herengracht een ‘strooiavond’ voor kinderen, onder wie de toekomstige schrijver Jozef Alberdingk Thijm, die bijna zestig jaar later zijn herinneringen eraan zou publiceren. Nadat de kinderen hadden gezongen kwam een ‘kinderlievende bisschop’ binnen, compleet met koorkap, witte baard en mijter. Terwijl de kinderen dansten wierp de Sint uit een zak ulevellen, chocolaadjes, suikererwten, kapittelstokjes en amandelen in de kring en vervolgens overhandigde hij, na ‘eenige kwalijk geformuleerde zedelessen’, ieder kind een geschenk uit een korf, die werd gedragen door… Pieter me knecht, een ‘kroesharige neger’.
1829 Papalief! Onze Fij Vertelde gist’ren mij Van overoude tijden, En van een’ Zwarten man, Die in den avond dan Den schoorsteen uit kwam rijden.
Hij heette Sinterklaas, En kwam met groot geraas Van Kettingen beneden, Om al wie kwaad gedaan, Of stoutheid had begaan, Tot straf er aan te meden.
1831 De Leidse hoogleraar W.A. van Hengel beschrijft in Sint-Nikolaas en het Sint-Nikolaas-feest hoe zo’n Klaas er uitzag: ‘een gemeenen kluchtspeler’, in beestenhuiden gehuld en met ‘oogen van vuur’. De hoogleraar pleitte ervoor dat de bisschop in het verborgene bleef opereren:
“Men doet, namelijk, gelijk ieder weet, Sint-Nikolaas niet slechts verschijnen, om de kinderen vrolijk te maken, maar ook, om hen wegens hunne ongehoorzaamheid te bestraffen. Hij wordt dus ook in de afzigtigste gedaante afbeeld. En de reden behoeft men niet verre te zoeken. Of hoe stelde men zich in de middeleeuw de verschijningen van bovenmenschelijke wezens voor, als zij kwamen, om eenig onregt te wreken? Immers, met oogen van vuur, met kettingen, met beestenhuiden, en met al wat voor den mensch het meest verschrikkelijke was, toegerust. Zoo vertoonde zich dan ook Sint-Nikolaas, en men vergat vooral de geeselroede niet, welke het gebleken was, dat hij zoowel te handteren wist. Toen die vermommingen eenmaal waren ingevoerd, bleven zij van geslacht tot geslacht voortduren, en zoo zijn zij tot ons gekomen.”
1833, waarin Grootmoeder aan Betje uitlegt dat er een goede Sint Nikolaas is en daarnaast nóg eentje: de volkse variant.
“Gij ziet dus, mijne lieven! dat Betje een regt aardig kindje was; en zulke kindertjes hebben doorgaans van Sint Nikolaas een presentje te wachten.” “De andere kindertjes weten niet beter, of daar bestaat nog een Sint Nikolaas, en men maakt hen doorgaans bevreesd met den een of anderen wonderlijk aangekleeden of opgeschikten man.”
1835 Hei, hei daar, Fransje! met uw zwart momaangezigt, wilt gij uwe zusjes schrik aanjagen?
1836 Wij moeten thans nog iets van de heilige gebruiken melden. Het alom beroemde Joelfeest, dat ten tijde van ons Kersfeest, vooral in het Noorden gevierd werd, maar ook bij de Franken bekend was, was waarschijnlijke ook hier te lande in gebruik, waarvan ik de woorden gejoelen joelen (Zweedsch alt Jula, d.i. het joelfeest vieren) afleid. Van anderen durf ik dit niet bepalen. Maar het planten met nieuwe maan, de heilige getallen, verdeeling des jaars in drie getijden, de feestvuren, de verschijning van den zwarten knecht van St. Nikolaas met kettingen, die de kinders verschrikt, en zelfs eenige regtsbepalingen in de keuren, acht ik van heidenschen oorsprong. Bergh, Laurens Philippe Charles van den 1836“
ca. 1840 Ook pastoor H. Welters spreekt in 1877 over een zwarte knecht die stoute kinderen in een zak wilde stoppen. Hij herinnerde zich deze figuur uit zijn jeugd, rond 1840
ca. 1843 Bernhard van Meurs schrijft in 1894 een gedicht in Betuws dialect waarin hij spreekt over Pieter(baas) uit zijn jeugd, rond 1843:
‘s Avonds ging het spul weer beginnen. Het joeg me wel de schrik op het lijf. Dat gerammel met de ketting. Maar toch was ik op mijn qui vive. Want ik trok een beetje in twijfel
de echtheid van de Sinter Klaas, En geen zier meer kon ik geloven aan zijn knecht de Pieterbaas. “Stil!” riep vader bang tot moeder – Hoor je hem?….Daar komt Pieter aan!…
Maar ze knepen samen een oogje dicht en dat deed me veel verstaan. Boem! daar valt een roe en strompelt Pieter brommend uit de kast. Al snel zag ik aan zijn kromme benen
dat het ome Gradus was.
1848 “Hebt gij wel ooit gezien, zei Jaap tegen Willem, hoe leelijk sint Nicolaas is. Wel jongen! daar kwam hij zoo zwart als een schoorsteenveger, met kettings omhangen, bij ons in de kamer. Loop, onnoozele jongen! zei Willem, men heeft u bang willen maken, er is geen sint Nicolaas. De man, die zoo heette, en die zoo veel goeds deed, is reeds lang gestorven: Het lekkers dat gij krijgt, koopen uwe ouders of vrienden.”
1849 Ook de goedheiligman in Sint-Nicolaasavond van De Genestet lijkt geen aanbeveling te zijn. Hij droeg zijn kleren binnenstebuiten, en: ‘Al grommlend in den baard, die afstroomt van zijn kin, Een masker voor ‘t gelaat – afschuwelijk van kleuren‘. Een dergelijke Sint wilde de burgerij beslist niet over de vloer hebben.
1850 We zien dit terug in het gedicht van Harme Bevoort uit Enkhuizen, waarin sprake is van een zwarte kop, waarbij vooral dit deel van belang is: “Gerust kunt ge u nu buiten wagen Geen zwarte kop Met huiden om het lijf geslagen En hoornen op. Geen ketens ramm’len langs de keijen Als van een beer, Gij hoort geen deur, geen schot rammeijen Geen angstkreet meer.”
1850 Buiten het vertrek horen wij een zware stap en een grove stem. De deur wordt langzaam geopend, en daar komt een wonderlijke, of liever een zeer lelijk toegetakelde figuur naar binnen stappen. Het is een nagemaakte sint Nicolaas. Het schrikbeeld van de lieve kleinen van vier of vijf jaren. (Anonieme tekst uit 1850)
1859 “Menigeen laat hem vergezellen door een ander personaadje, een neger die onder den naam van Pieter mijn knecht niet minder populair is dan de Heilige Bisschop zelf.”
1866 “Grootmoeke wil graag rustig lezen; De kindren krieuwen en zijn stout; Maar Vader dreigt, stil moet je wezen! “Ik zeg je, dat je vrede houdt!” En moeke zegt: “Je maakt zoo’n leven. Dat heel de buurt het hooren kan; Ik zal je helpen, wacht maar even, Zoo aanstonds komt de Zwarte Man.”
1869 ‘Hadden we kunnen vermoeden dat de angst verwekkende knecht met zijn bokkenfacie en zijn afzichtelijke horens de zoon van vaders oppasser was, dan zoude ons kinderlijk gemoed niet tot in onze diepste roerselen geschokt zijn geweest.’
1870 “Wij kopieëren zoo goed wij kunnen de verschrikkelijke Sint Nicolaassen, die wij als kinderen zagen, om toch eens regt goed de kleinen bang te maken, en wij oefenen ons, om eens zeer leelijk voor den dag te komen, met ketens en een zwart gezigt; – hoe bespottelijk! – En dan is het nog niet eens gemakkelijk die taak te vervullen; het is niet genoeg met de ketens te rammelen en te roepen >>boe! boe!”maar men moet de krulkopjes dan nog een beetje geestig weten schrik aan te jagen.”
1870 “In de schemering als uw avond valt, komt op een schimmel “Sint Niklaas, goed heilig man, met zijn besten tabbaard an” uit het zonnige Spanje gereden. Zijn trouwe knecht Ruprecht vergezelt hem.” Simon Gorter
1871 Gingen te Amsterdam de ‘Zwarte Klazen’, onder groot rumoer, en met schoorsteenkettingen een afgrijselijke muziek op de straatkeijen makende; de buurten rond, om op deuren en vensters te bonzen en met een bullebaksstem te roepen: ‘Synder ook quaje kyeren?’
Ook te Franeker zag Dr. Verwijs die, ‘vreeselijk toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken.
1871 Wie nu al de legenden van Sinterklaas in ‘t genoemde ‘Archief’ vlijtig gelezen, en al zijne afbeeldingen op steenen en schilderijen, op kerkmuren en glasramen en oude munten bestudeerd heeft, zal zich verwonderen, dat er geen ziertje overeenkomst is tusschen deze en de verschijning van den zwarten man, die op een wit paard door de lucht rijdt, en van schoorsteen tot schoorsteen springt, met een knecht bij zich , omdat hij juist, op bevel van zijn meester, in een schoorsteenpijp is afgedaald, om wat hooi voor ‘t paard te halen, en vervolgens een marsepeinen-hart op het tafeltje eener jonge juffrouw neêr te leggen. Ook het bulderen, dat ‘Zwarte Klaas’ doet, en het rammelen met kettingen, zijn dingen, die een’ heilige heel weinig passen, en ten slotte was de heilige bisschop ook geen moriaan. Waarom zoo’n groot verschil tusschen de populaire en de legendaire voorstelling? p. 262 Ter gouw de Volksvermaken
1880 Heel langzaam ging nu de deur open. Even langzaam trad eene lange gedaante binnen. Die had eene witte schapevacht over de schouders hangen en een grooten zwarten hoed op het hoofd. Deze hoed bedekte het geheele voorhoofd en ‘t halve gezicht, waarvan dus maar weinig te zien was. Op den rug hing een groote, grauwe zak, waarin het voortdurend rammelde. In de rechterhand hield de gedaante een ontzettend groote roe. De zwarte gedaante kwam langzaam op de beide kinderen toe en bleef voor hen staan. Deze begonnen nu bijna van angst te huilen. Hierop deed de zwarte gedaante den mond open en zei met holle stem: ‘Ik ben de knecht van Sint-Nicolaas. Goede kinderen behoeven niet bang voor mij te zijn,
1900 Sinterklaas op de Veluwe bij Wessinge: Gait Mulder is zijn naam — die Sinterklaas mij als volgt beschreef: „Veur boord had hij groote wissen vlas an de bek eplakt, een heele ouwe, greune van ouwerdom en verdeukte hooge hoed op, soms een brille op, groote waanten an de haanen, en een matzak onder den naarm. Bie wieze van stok hat hij een korte deele-bezem onder den naarm. Een heele ouwe jas (die meestal van een bevriende „meister” eleend warren) en klompleersen an. ‘t Was wel geen waordige uutbeeldinge van de goeie Sint, veural as hij ook nog achter onder de jas uut een staart had van uutgereefeld touw en hum bovendien zwart emaakt had mit potsmet.”
1908 Het uiterlijk dat Sint Pieter uit Grouw in Friesland voor 1908 had: een ketting aan zijn been, een oude jas om waarop lekkernijen waren genaaid en een doek voor zijn gezicht die alleen zijn ogen onbedekt liet.
1940 Wanneer we onze omzwerving op zoek naar Sinterklaaskerels, die nog niet tot bisschop- figuur gekerstend zijn, voortzetten, dan ontmoeten we in de Neder-Betuwe o.a. in de naaste omgeving van het stedeke Buren op Sinterklaasavond nog vreemd toegetakelde jongens, die rondzwalken en als „zwarte klazen” met den rommelpot van hoeve tot hoeve trekken, terwijl in den Gelderschen en Overijselschen Achterhoek Sinterklaas ook nog altijd een weinig statige verschijning is. Heuvel beschrijft hem in zijn mooie boek „Oud Achterhoeksch Boerenleven het/ heele jaar rond”. „Jan Klaos had een baard van spietkötte ge- maakt, een wit kleed om en een hooge muts op”. Cato Elderink zegt in haar boek „Twentherlaand en leu en léven”: „de enkele keer, dat hij werkelijk in levende lijve optrad, was het als een slordig vermomde gestalte in een krang aangetrokken, d.w.z. binnenste buiten gekeerde jas en gehuld in een wit laken.” Ook werd er niet van hem gesproken als van een vromen heiligen man, maar als van „den keerl dee van oavond wil kommen” en een heel enkele keer hoorde zij Sinterklaas aanduiden als „boozem keerl”. Deze haam duidt op zijn komst door den „boozem”, de open schouw- schoorsteen. p. 28/29 Hamer-Uitgave voor de Volksche Werkgemeenschap Dec 1940
In Westfalen en Nedersaksen werd hij ook Bullerklas genoemd naar het lawaai dat hij maakte.
Tegen 1895 was de naam Zwarte Piet overal in zwang geraakt. Andere, meest regionale namen bleven echter nog een hele tijd in zwang, zoals Assiepan, Jacques Jour of Sjaak Sjoor (Noord-Brabant), Sabbas (Zeeland), Hans Moef, Hans van Vese (of Hansje van Kese), Heintje Pik, Jan de Knecht, Krik-krak, Micheltje, Nicodemus, Pieterman, Pikkie, Robbert, Trappadoeli, Zwarte Jan of Zwarte Klaas
The post Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Van zwartepieten, negerzoenen en moorkoppen first appeared on Abe de Verteller.
]]>Neger, nikker en moor
Het woord neger, werd vroeger uitgesproken als negro en komt van het Latijn niger wat zwart of donker betekent. Landen als Niger en Nigeria danken er hun naam aan. (1) Mauretanië betekent weer land van de Moren. Ook nikker betekent letterlijk zwarte. In het Middelnederlands werd het woord gebruikt voor een demon of duivel. Meestal ging het dan om een waternikker of nekker, een demon van het water, die probeerde je te verdrinken. Maar het kon ook een woord voor een andere kwade geest zijn. Onder invloed van het Engelse ‘nigger’ werd nikker in de negentiende eeuw een beledigend bedoelde versie van het woord neger. De uitdrukking ‘zo zwart als een nikker’, was echter oorspronkelijk bedoeld als zo zwart als de duivel. (2)
In tegenstelling tot de negerzoen bestaat de moorkop nog steeds en het liedje ‘Moriaantje zo zwart als roet’ wordt ook nog wel gezongen. Moor of Moriaan was de benaming voor het Mauri volk van Marokko en betekent donker, zwart of zwart geschilderd. De reconquista van Spanje werd vooral tegen dit volk van ‘moren’ gevochten. Zo kreeg het de dubbele betekenis van zwart en ketters (want moslim) of zelfs duivels, want wie God niet aanbidt, moet wel de duivel aanbidden.. Die betekenis moet al zeer oud zijn. In de zesde eeuw n.o.j. vertelt de kerkvader Gregorius al over een ziek kind dat schreeuwt: ‘de Moren willen me meenemen!’. Het kind bedoelde hiermee de boze geesten. (3) Verder is ‘mors’ Latijn voor dood. Ook al is dit woord niet etymologisch verwant aan Moor, het legt wel een associatieve connectie hiermee. In de zestiende eeuw zullen we al Moren in Nederland zijn tegengekomen die als bedienden mee waren gekomen met de landvoogden uit het Spaanse hof van koning Filips. Knechten kregen vaak simpele namen als Piet, Jan en Klaas. Dit kan mede het veranderde beeld hebben bepaald van de Zwarte Piet in de negentiende eeuw als donkere knecht van de bisschop uit Spanje. Hij draagt in ieder geval nog steeds kleding die lijkt op die van het zestiende-eeuwse Spanje. Maar dit is geenszins het hele verhaal!
Zwarte Piet
Zwarte Piet was een volkse benaming voor de duivel. Dit zien we bijvoorbeeld terug in het kaartspel ‘zwarte pieten’. Wie met schoppen boer (de zwarte piet) bleef zitten had verloren. In een Nederlandse sage moet de schoppenboer voor een kaartspeler drank halen. Het is hier de naam voor een dienende duivel! (4) Langzaam maar zeker veranderde de betekenis van woorden als nikker, Zwarte Piet en moor van duivel of geest naar een donker getinte persoon. In de koloniale negentiende eeuw ten tijde van de domesticatie van het volk en de volksgebruiken en daarmee ook van de gebruiken rondom Sinterklaas vond de voltooiing plaats van het proces dat van Zwarte Piet in plaats van een duivel of geest een ‘neger’ maakte. Hij verloor zijn vodden en rammelende ketting en kreeg er een pagepakje voor in de plaats. In het boekje Sint Nikolaas en zijn knecht uit 1850 is Sinterklaas voor het eerst afgebeeld met dit ‘knechtje, dat zwart is van kleur’. De naam Piet wordt al rond 1800 gebruikt voor de metgezel van Sinterklaas, maar dat wil niet zeggen dat de Sint voor die tijd geen donkere knechten had. Helaas zijn daar echter geen bronnen van te vinden. (5)
De Sint als nigromanciër
Het woord negro of nigro komt ook voor in de samenstelling nigromantie. Dit Latijnse woord betekent ‘zwarte kunst’. Het is de kunst van het oproepen van de geest van een overledene om zo de toekomst te voorspellen. Dit werd ook necromantie genoemd. Necros betekent dode of lijk, dus opnieuw de kunst om een dode op te roepen. Al in de Middeleeuwen werden de twee termen door elkaar gebruikt. De dode en de zwarte werden sterk met elkaar geassocieerd. In die tijd werd deze zwarte kunst niet meer als het oproepen van een dode gezien, maar als het oproepen van een duivel of demon. Veelal werden duivels als zwart omschreven.
Toevallig of niet is de Sint ook te beschouwen als zo’n necromanciër. Hij beheerst de kunst om over de doden te gebieden. Zijn naam wordt wel uit het Latijn vertaald als ‘Nico Laes’, overwinnaar van het volk. Mogelijk werd daarmee het volk der geesten bedoeld. Sint Nicolaas was de bisschop van Myra en als zodanig degene die de zetel of ‘cathedra’ van het bisdom bezette. Deze cathedra was naast de bisschopszetel ook symbolisch de stoel van de overledene! Wie daar op kon zitten, wist het geestenvolk te beheersen. Ze waren geknecht en onderdanig aan de heilige. Gewoonlijk werden kwade geesten afgebeeld als relatief klein en zwart. Geesten werden in de middeleeuwen getransformeerd tot demonen of duivels. Luther noemt in de zestiende eeuw Nicolaas en het larvenvolk (geesten) in één zin. Klaarblijkelijk associeert hij ze met elkaar. (6) Sint Nicolaas wist de duivelse geest te gebieden, hij was een nigromanciër! Het is duidelijk dat Zwarte Piet die geknechte duivel is.
De Sint als duivel
Het had weinig gescheeld of Sinterklaas was zelf een duivel geweest! In zoverre sint Nicolaas afstamt van een heidense god (vooral Odin/ Wodan en Neptunus worden vaak genoemd) kon het in de periode van de kerstening twee kanten opgaan. Hij kon worden opgenomen in het pantheon der heiligen (zoals sint Brigid, sint Aphrodisia, sint Cornelius etc.) of hij kon worden gedemoniseerd. Hij werd dan een duivel, hij werd zwart gemaakt. Sint Nicolaas heeft lange tijd op het randje gebalanceerd van dit spanningsveld. Dit zien we bijvoorbeeld terug bij de Zwarte Klazen die vroeger met rammelende kettingen trokken o.a. door de straten van Amsterdam en in enkele Friese dorpen. (7) Dit vinden we ook terug in zijn naam, waarin de Nic verwant is aan de duivelsnaam ‘old Nick’ en de Duitse duivel Nickel en ten derde in zijn naamsverwantschap met de watergeesten, de nekkers of nikkers. (8)
De macht van woorden
Bij het zien van de eerste donkergekleurde mensen in ons land kan het prima zijn dat – vanwege de associatie van donker of zwart met geest of duivel – ze als angstaanjagend werden gezien. (9) In onze cultuur wordt wit als positief ervaren. Een bleke huid was een teken van rijkdom en wit staat voor rein en hemels. De engelen en heiligen werden als wit of blank voorgesteld. Zwart was juist de kleur van de nacht en van alles wat slecht is.
De negatieve associaties die voor velen rondom het woord neger en zwart hangen, zijn te vergelijken met de woorden gemeen en slecht. Tot ver in de twintigste eeuw werden deze woorden gebruikt als aanduiding voor de ongeletterde arbeiders. Het gemene volk of de slechte luiden waren benamingen voor de eenvoudige mensen. Tegelijk geeft dit het ‘werkvolk’ (in tegenstelling tot de adel en geestelijkheid) een negatieve naam! Hiertegenover staan de positieve associaties met de rijke, geletterde mensen met een titel. Die zijn nobel en edel! Door de emancipatie van de arbeider verdween zijn associatie met de woorden gemeen en slecht weer.
Zo kan een betiteling een sterke invloed hebben op de manier hoe wij naar een bevolkingsgroep kijken. Om deze reden is het goed dat we tegenwoordig in een beschaafd gesprek het niet meer over negers of nikkers hebben. De associatie van donkergekleurde mensen met woorden als neger en nikker kan heel snel afnemen. Zij zullen dan waarschijnlijk net als de moor uit het dagelijks taalgebruik verdwijnen of anders gebruikt worden als algemeen staand voor iets naars.
Conclusie
Moet die duivelse Zwarte Piet dan ook maar verdwijnen? Ondanks een oude link met de duivel voelt de naam Zwarte Piet voor mij niet als naar of slecht. Verder is het nooit de betiteling van een bevolkingsgroep geweest. De Zwarte Pieten passen – naar mijn mening – meer in de categorie natuurgeesten zoals elfen en kabouters. De associatie met donkere mensen die zij nu vaak heeft kan net zo goed in een generatie weer verdwenen zijn. Zo is de vorm die de eeuwenoude wintermaskerade aanneemt al menigmaal veranderd. Zij verschilt hoe dan ook per regio in Europa. In Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland wordt de Sint niet beticht van racisme en de helpers van de Sint worden – voor zover ik weet – niet aangezien voor negerslaven of iets dergelijks. (10)
Er zijn bij Zwarte Piet minstens drie lagen te ontdekken, de heidense natuurgeest die sterke connotaties met de dodencultus heeft, vervolgens de christelijke duivel die ‘geknecht’ is door de bisschop en zo voor het ‘goede’ gebruikt kan worden. Ten derde toch ook een associatie met de donker getinte mens uit de koloniale negentiende eeuw. Die laatste laag is een erfenis waar we maar mee te dealen hebben, maar niet weg te poetsen valt door de Piet om zeep te helpen. Racisme zit niet in de zwarte piet, maar in de mentale plaatjes die we maken in ons hoofd als we hem zien. Sommige woorden en beelden kunnen negatieve associaties oproepen. Maar daar zijn we altijd zelf nog bij en kunnen we ook overlaten aan onze eigen verantwoordelijkheid om die bij ons zelf waar te nemen en aan te pakken. Zwarte Piet is een amalgaam van invloeden, maar hij is vooral zichzelf, een eigen unieke persoonlijkheid die ik niet graag zou willen missen. Er is teveel folklore teloor gegaan door negatieve etikettering. Laten we hopen dat dit erfgoed nog een heel lang leven beschoren zal zijn. Dit betekent natuurlijk niet dat dit uiterlijk voor altijd vast staat. Wie weet dient zich een meer bevredigend uiterlijk aan, waar de meerderheid zich wel in kan vinden. (11)
Abe van der Veen 2013
1) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/neger
2) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikker2 Natuurlijk is niet iedereen het eens met de associatie tussen de nekker en de nikker: ‘De Engelse populaire vorm nigger voor neger en de omstandigheid dat de duivel gewoonlijk als zwart wordt beschreven, zouden ons bijna verleiden enig verband te zoeken tussen de Neger en de zwarte Nikker. Doch de Germaanse oorsprong van Nikker (bij Vondel Peter en Pauwels, II, 135, ook Ikker47 geschreven), verwant met het Zweedse nĕk, nek, het Engelse nick (old nick), het Hoogduitse Neck, Necker, Nicker, Nixe enz., alles benamingen voor boze geesten, staat te vast om enige twijfel toe te laten.’
3) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/moor1
Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 161
Cohn – The pursuit of the millenium
De Mauri waren feitelijk meer bruin dan zwart. Zij werden ook wel Berbers genoemd. Berber betekend barbaar of vreemde die brabbelt, een onverstaanbare taal spreekt.
Waarschijnlijk door de relatieve onbekendheid met de Moor leeft de moorkop als zoetige lekkernij nog wel waar de negerzoen al het loodje heeft gelegd.
4) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikker2 Ook nog wel ‘duivel’ in volksbenamingen (voor den duivel) zijn … droes, drommel … heintje … nikker … zwarte piet [1915; WNT zwart I].
http://www.isgeschiedenis.nl/historische-uitdrukkingen/oosprong-van-iemand-de-zwartepiet-toespelen/
http://www.verhalenbank.nl/search?query=schoppenboer&query_type=keyword&record_types%5B%5D=Item&record_types%5B%5D=File&record_types%5B%5D=Location
5) Sint Nicolaas was als heilige en bisschop de duivel prima de baas.
Piet als bullebak en sint als Zwarte Klaas: De vroegste bronnen van Zwarte Piet en Sinterklaas
6) Voor cathedra zie Lankester, K. – De acht jaarfeesten 47
Larvae is het Latijnse woord voor ronddolende kwade geesten.
‘So sollen wir nu die Bischoffe und geistliche Höhe härter und mehr strafen, denn die weltliche Höhe, aus zwo Ursachen. Die erst, dass die geistliche Höhe nicht von Gott kompt: denn Gott kennet das Larvenvolk und Niclas Bischoffe nicht; sintemal sie nicht lehren, noch einigs bischofflichs Ampt pflegen.’
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/necromantie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nicolaas
http://books.google.nl/books?id=838KAQAAIAAJ&pg=RA1-PA148&lpg=RA1-PA148&dq=Larvenvolk+und+Niclas+Bischoffe&source=bl&ots=g8UynfdDpE&sig=ImIQk7xJw2EKunIwPOjUr-mVawU&hl=nl&sa=X&ei=bXOyUOqqLaeH0AWE9IGQAQ&ved=0CDEQ6AEwAA#v=onepage&q=Larvenvolk%20und%20Niclas%20Bischoffe&f=false
7) Janssen p. 32 en 39
Dijkstra – Uit Frieslands volksleven p. 333 http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/DykstraW_UitFrieslandsVolksleven_1.pdf
8) Het verwante woord Hnikar (Stoker) was ook een bijnaam van Odin en deze god werd zeker verduiveld!
Walker – Encyclopedia of myths and secrets p. 726
9) Ik kan me herinneren dat er iets vergelijkbaars gebeurde met de komst van de eerste blanken in Amerika/Afrika. Ze werden aangezien voor teruggekeerde doden, ook dat bracht grote angst teweeg. Bij de Indianen werden ze ook gezien als voorouders of goden. Ik kan hier echter geen bron van vinden..
10) http://en.wikipedia.org/wiki/Companions_of_Saint_Nicholas of http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
Ook interessant : http://www.isgeschiedenis.nl/sinterklaas-en-zijn-geschiedenis/zwarte-piet-geen-afrikaanse-slaaf-maar-een-saraceen/
Ook interessant zijn de pygmeeën. tegenwoordig denken we bij dit woord aan een volk van relatief kleine mensen uit de oerwouden van Afrika. Pygmaios is echter al een woord uit het Klassieke Griekenland en was afgeleid van Pugmaios wat zo groot als een vuist betekend. Hier werd een mythisch volk met een zwarte huidskleur uit ‘Ethiopië’ mee aangeduid die zo klein zouden zijn als een vuist of van de elleboog tot de hand. Dit Ethiopië was een globale aanduiding van de landen onder de Sahara. Men dacht dat dit gebied bij de bronnen van de Nijl aan de zuidelijke kusten van de wereldrivier Oceanos lag. Er zou ook een noordelijk pygmeënras wonen bij Thule en een oostelijk dat voorbij de Ganges ergens onder de grond zijn rijk had. Dit ras was uit Gaia, moeder aarde geboren. Hun koningin Gerana vond zichzelf zo mooi, dat ze de godinnen Hera en Athena verafschuwde. Dezen namen wraak door haar in een kraanvogel te veranderen. In die vorm probeerde ze haar kind Mopsus bij de pygmeeën vandaan te stelen. Uiteindelijk doodden ze haar. Dit veroorzaakte de oorlog tussen de pygmeeën en de kraanvogels. Elke lente brak deze eeuwig durende strijd los. Net als de ooievaar is de kraanvogel een zielengeleider en tegelijkertijd een aankondiger van de lente en het licht. Enkele moderne schrijvers menen dat de strijd tegen ooievaars werd gevoerd. Dezen zouden bij hun migratie naar het zuiden zich – aan de kusten van Oceanos – in mensen veranderen. Hoe dat ook zij, hiermee vinden we wel een merkwaardige parallel met het Nederlandse volksgeloof dat ooievaars de kinderen uit de put – dus de onderwereld – brengen en dat de zwarte Pieten de kinderen – die stout zijn geweest – juist in de zak naar Spanje – en daarmee ws. naar de onderwereld – brengen. Niet vreemd dat deze wezens met elkaar in een voortdurend conflict zijn verwikkeld.
http://www.theoi.com/Phylos/Pygmaioi.html
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/pygmee
11) Ik moet helaas erkennen dat het diepere aspect in de betekenis van Zwarte Piet allang niet meer wordt herkend en dat dit ook niet snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
The post Van zwartepieten, negerzoenen en moorkoppen first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De oorsprong en betekenis van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>Spanje en de onderwereld
Sinterklaas en zwarte Piet bestaan en komen uit Spanje, zeggen ze… De kerstman en zijn elfjes bestaan ook en komen van de Noordpool, zeggen ze… Zoals zovele dingen rondom mythische personages is dit waar en niet waar. Letterlijk bekeken is het flauwekul, maar symbolisch bekeken klopt het wel degelijk. Zij komen namelijk uit de Andere wereld! Iets scherper gesteld, de Onderwereld. Het verhaal dat Sinterklaas uit Spanje komt is een late vervanging van het oudere verhaal. Mogelijk heeft dit te maken met de associatie van Spanje met de Moren, zwarte mensen. Deze Moren werden in het verleden weer soms verwart met duivels of zwarte geesten. (2) Sinterklaas komt ook van over de grote, grote zee. De zee is altijd beschouwd als de scheidslijn tussen deze en de Andere wereld. Voorbij de horizon zou Atlantis liggen of Tir-nan-Og, het land van de doden en de elfen, of het land Spanje waar de Sint het grootste deel van het jaar verblijft.
Nu werd de onderwereld door het christendom veranderd in een hel. Een plaats van pijniging en diepe ellende. Wezens die hier vandaan kwamen moesten wel kwade demonen of duivels zijn. De heidenen keken hier heel anders tegenaan. Hel was voor hen de benaming van de onderwereldgodin en tevens de naam voor de onderwereld zelf! Voor hen was deze plaats een broedkamer voor de krachten van vruchtbaarheid die in de lente weer met volle pracht zich zouden laten tonen! Dit waren de natuurwezens of elfen en zeker geen kwade krachten. In de winter waren ze nog zo zwart als de zwarte aarde, waar ze in rustten. In de lente werden ze meer groen getint samen met de opkomende vegetatie. (3)
Zwarte Piet als duivel en natuurgeest
In de late middeleeuwen was de voorloper van Zwarte Piet – die toen waarschijnlijk nog niet zo werd genoemd – een duivel. Sinterklaas had deze door middel van zijn heiligheid getemd en tot dienaar gemaakt. (4) In de negentiende eeuw werd van zwarte Piet een donkerhuidige knecht gemaakt. Vanuit de nog oudere – heidense – symboliek is hij onder andere te zien als de kracht van de vruchtbaarheid, die zich in de winter verborgen houdt in de zwarte aarde. Je kan het beleven als één kracht, één zwarte Piet, maar het kunnen er ook duizenden, miljoenen zijn onderverdeeld in elk zaadje, knopje en bolletje wat bevrucht wordt met levensenergie zodat het op het juiste moment kan uitbotten. Zwarte Piet strooit zijn levenskracht en zijn te ontkiemen zaadjes in het rond alsof het pepernoten uit een grote zak zijn! Sinterklaas is – in die optiek – de levenskunstenaar of tovenaar die, die krachten weet mee te brengen uit de Andere wereld naar onze wereld. Let wel, dit is geen beeldspraak of allegorie, maar een innerlijke waarheid. Deze is niet door een wetenschap vast te pinnen, maar je kan het wel met je eigen innerlijke oog aanschouwen.
De kerstman en zijn elfen
In Amerika (en door de grote invloed van de Verenigde Staten in nog veel meer landen) kent men Sinterklaas beter als Santa Claus, oftewel de Kerstman. Zijn feest wordt een paar weken later gevierd. Toch gaat het – symbolisch bekeken – om één en dezelfde persoon. Hij komt echter niet uit Spanje, maar van de Noordpool. Het noorden werd al door de oude Germanen als de plaats gezien waar de onderwereld (of zijn ingang) gesitueerd was. (5) In de folklore wordt de kerstman geholpen door de elfen. Elfen zijn al van oudsher geïnterpreteerd als natuurwezens, dus het ligt voor de hand dat zij Santa Claus helpen bij het wakker maken van de in slaap gevallen krachten van vruchtbaarheid. De analogie helpt ons ook om te concluderen dat Zwarte Pieten dezelfde functie hebben als de elfen.
Het roet van de schoorsteen
Er is nog een reden waarom Zwarte Pieten zo zwart zijn. Namelijk vanwege het roet in de schoorsteen. Zij moeten zich telkens door een schoorsteen laten zakken en krijgen zo heel wat roet op hun gezicht en handen. Wat zou hier de symboliek van kunnen zijn?
Tussen deze en de andere wereld is er een verbinding. Heksen en tovenaars vliegen door de schoorsteen naar buiten en Zwarte Pieten en Sinterklaas/ Santa Claus gaan via deze weg naar binnen. (6) Letterlijk bekeken is dit flauwekul, maar als de schoorsteen het gat is waardoor de geest uit het lichaam kan komen, is het symbolisch en energetisch zeer waar! Als Sint en Piet ons huis binnenkomen, komen zij eigenlijk in ons energetische lichaam. Dit kan ook verkeerd gaan als vreemde entiteiten ons lichaam binnendringen en energie van ons stelen.
Maar Sint en Piet komen met goede bedoelingen. Wie zijn schoen heeft gezet – en er lekkers in heeft gedaan voor het paard – kan erop rekenen dat er de volgende morgen cadeautjes of zoetigheid in zijn schoen zal zitten. Dit zetten van de schoen is een zeer krachtig ritueel van verbintenis met de natuurwezens. De schoen kan je zien als een vruchtbaarheidssymbool en staat dan voor de baarmoeder en/of de vagina. Hierin wordt een offer geplaatst voor de natuurwezens. In dit geval het paard, maar elders is het voor de Pieten of de elfen. Dit gebaar wordt beloond met een gave van energie. Het is zonnekracht, kiemkracht, vuur- en daadkracht om de slapende energie die in je schoot ligt, weer tot leven te wekken! Dat doet de Sint en dat doet zijn knecht Zwarte Piet! Om dit te kunnen doen moet hij eerst wel door die nauwe – met roet gevulde – schoorsteenpijp kruipen.
Allerlei opgekropte emoties en frustraties kunnen voor een verstopte schoorsteen zorgen. De opening tussen deze en de andere wereld is dan zeer nauw. Hoe meer roet en verstoppingen de Zwarte Piet tegenkomt, hoe minder cadeautjes van energie hij door de schoorsteen in de schoen kan stoppen. Als aanmoediging kan hij zout en peper in de schoen doen. Zout om je aan te moedigen je zoute tranen vrijelijk te laten stromen en peper om wat “peper in je reet te stoppen” oftewel om wat meer tot actie te komen. Zo kan het roet in de schoorsteen vrij komen en zullen je daden vruchten afwerpen! Als de Pieterman of zijn baas wèl zonder problemen door de schoorsteen kan komen geeft hij pepernoten, speculaaspoppen of (chocolade)geldstukken. Dit zijn allerlei vormen van vruchtbaarheid, respectievelijk in de vorm van zaadjes, kindjes en zonnekracht. Vruchtbaarheid moet je hier breed zien. Niet alleen vruchtbaarheid in de vorm van nageslacht, maar ook in de vorm van nieuwe plannen, projecten, bouwwerken en geesteskindjes.
De pechvogel
Wie dit niet krijgt heeft pech. Dat woord is etymologisch verbonden met pek. Pek of pik(zwart) is een kleverig zwart goedje dat goed te associëren valt met roet. Beiden zorgen ervoor dat je energiekanaal niet goed doorstroomt. Er zitten teveel blokkades in de weg. Wie zich dan toch buiten de gemeenschap stelt en naar de Andere wereld wil vliegen, begaat gemakkelijk een misdaad. In deze wereld gaat het dan meestal om diefstal van goederen, in de andere wereld is het diefstal van energie. Wordt hij op deze misdaad betrapt, dan zal hij een symbolische straf krijgen. Hij wordt dan besmeurd met pek en veren. Zo wordt hij de pechvogel!
Wie na het zakje met zout of het dreigen met de roe nog niet wou luisteren moest mee in de zak en mee naar Spanje! Dit kan wel eens een verwijzing zijn naar oude inwijdingsgebruiken waarin de dorpstovenaar c.q. sjamaan de oudere en dus stoutere (dus meer dappere) jeugd meenam in een trance ervaring om zo hun overgang naar de volwassen wereld te markeren.
Conclusie
Sinterklaas is een van de meest krachtige rituelen die we nog over hebben gehouden uit de heidense tijd. Het is een kinderspel geworden, maar als je de diepere lading en betekenis in je opneemt, dan wordt het een spel voor iedereen. Het helpt je om de overgang te maken van de duistere dagen van de Midwinter naar een periode van groeiend licht. Natuurlijk zijn er onfrisse lieden die van de zwarte Piet een persiflage maakten inclusief fout Surinaams accent, maar de oorsprong van het verkleden als zwarte Piet ligt bij het oproepen van een oeroude magie. De magie van het geloven in een wonder en het stimuleren van vruchtbaarheid in een duistere, sombere tijd. Iets wat we in deze donkere dagen goed kunnen gebruiken! (7)
Abe van der Veen 2012
Noten en literatuur
Zie ook mijn andere blogs over sint Nicolaas: http://www.abedeverteller.nl/de-vroegste-bronnen-van-zwarte-piet-en-zwarte-klaas/
http://www.abedeverteller.nl/van-zwartepieten-negerzoenen-en-moorkoppen/
http://www.abedeverteller.nl/sinterwodan/
http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
http://www.abedeverteller.nl/de-horrorsint-sinterklaas-als-boeman/
(1) Ko en Joke Lankester – Acht Jaarfeesten p. 51
Dit is een zienswijze dus elke keer wanneer ik schrijf; ‘het is zo’, mag je ook lezen; ‘je kan het zien als’, of ‘naar mijn mening is het zo. Dit wil niet zeggen dat er geen historisch feitenmateriaal is, maar dit is zo summier dat de conclusie die je er uit trekt uit de aard der zaken speculatief zal zijn. Wij weten niet hoe onze voorouders een midwinterfeest hebben ervaren en welke betekenis zij er exact aan hebben gehecht. De grootste kans is dat zij het gewoon deden, omdat je dat nou eenmaal zo doet. Ergens in de loop van eeuwen is deze winterse maskerade stilaan verchristelijkt, van zijn scherpe randjes ontdaan en vervolgens verkinderlijkt en geseculariseerd. Dit proces gaat langzaam, verschilt per regio en onttrekt zich grotendeels aan onze waarneming door gebrek aan bronnen. Dit geeft ruimte om te speculeren en dat doe ik dan ook. Dat een Zwarte Piet zoals wij hem nu kennen pas vanaf het begin van de negentiende eeuw in schrift en beeld te vinden is, wil niet zeggen dat hij toen uit het niets verschenen is!
(2) Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 161
De associatie van Spanje als substituut voor de onderwereld is een conclusie die ik trek uit de associatie van de Moren van Spanje met duivels of geesten. Een associatie die al voorkomt in de dialogen van Gregorius de Grote (zesde eeuw n.o.j.)
(3) Hel wordt uitgebreid omschreven in de Edda. http://en.wikipedia.org/wiki/Hel_(being)
De theorie dat Sinterklaas met vruchtbaarheid te maken heeft wordt door de huidige wetenschappers als achterhaald beschouwd. Toch was vruchtbaarheid voor alle op landbouw en veeteelt gebaseerde maatschappijen van levensbelang. Al sinds mensenheugenis spelen rituelen in op de wens van overvloed.
(4) Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden p. 152
Voor meer info over duivelse Pieten, zie ook mijn artikelen: http://www.abedeverteller.nl/van-duivelse-pieten-en-zwarte-klazen-de-monsterlijke-helpers-van-sint-nicolaas-3/
http://www.abedeverteller.nl/de-horrorsint-sinterklaas-als-boeman/
Dit wordt voor het eerst expliciet vermeld in Brunswijk in 1400. In de Oostenrijkse en Duitse gebieden bestaat het gevolg van sint nog steeds uit een soortement duivels. Zij heten o.a. Krampus en Knecht Ruprecht.
(5) Edda – Sturluson (vert. Otten) p. 73
Beneden en noordwaarts ligt de helweg’ staat er in de proza-Edda als Hermodr op reis gaat om zijn broer Baldr uit de onderwereld te halen.
(6) Janssen p. 45
Ook de Romeinse Lares, de huisgeesten wonen in of bij de haard. Dit beeld van de haard en de afvoer van de rook via de schoorsteen – of een eenvoudiger gat in het dak – is oeroud.
De Zwitserse Schmützli is een duidelijker voorbeeld van een helper van de Sint die Schmütz oftewel vuil op zijn gezicht heeft gesmeerd.
(7) Mijn persoonlijk favoriete piet is en blijft pikzwart! Niet bruin dus. Hij heeft ook zeker geen kroeshaar nodig, hij verstopt zijn haar maar onder zijn pet.
8) Acht jaar na dit schrijven moet ik helaas erkennen dat het diepere aspect in de betekenis van Zwarte Piet allang niet meer wordt herkend en dat dit ook niet snel terug zal komen. Het feest in zijn huidige vorm is dusdanig geseculariseerd en geciviliseerd dat het niet meer uitmaakt of Piet zwart is of roetvegen heeft of anderszins. De kinderen zullen er niet minder van genieten en alle mensen met een Afrikaanse oorsprong of met een donkere huidtint zullen er dan naar alle waarschijnlijkheid meer van kunnen genieten. De volwassene met een bleke teint had al bijna de sint in de uitverkoop gezet en was dan overgelopen naar de kerstman, ware het niet dat met het Sinterklaasjournaal en de vele bioscoopfilms de Sint weer ‘hip’ was gemaakt. Die ‘normale’ volwassen Nederlander keek ook al niet om naar meifeesten, oogstfeesten en andere allang verdwenen gebruiken en die maalt zeker niet om de diepere, esoterische betekenis van het feest. Dus waarom die hakken in het zand? Het sinterklaasfeest blijft een prachtig feest wat velen dierbaar is, maar het zal niet verdwijnen. Sint verdwijnt niet als Piet roetvegen krijgt, het kinderfeest blijft bestaan, maar verandert weer een stukje en zo is dat alle vele malen eerder zo gegaan. Dit doen is niet impliciet toegeven dat je fout zat en al die tijd racist was, maar dat je erkent dat er elementen van racisme in het uiterlijk van Zwarte Piet zitten en dat je dus over je eigen schaduw heen kan stappen. Ik zou persoonlijk kunnen leven met een roetpiet. Dit zou een mooie handreiking zijn naar degenen die moeite hebben met het racistische element dat gaandeweg toch ook in Piet is geslopen. En toch snap ik dat dit verrekte moeilijk is voor velen. Dit komt omdat de Piet-discussie onlosmakelijk verbonden is geraakt aan een breder racismedebat.
Het toegeven aan verandering wordt namelijk lastiger gemaakt doordat het lijkt dat je toe moet geven aan een leugen. De oorsprong van Piet ligt een stuk complexer dan het negerslaaf verhaal en de liefhebber van Piet doet dit geenszins vanuit racistische motieven (al zitten er zeker racisten tussen). Door zwart op te geven lijkt het dat je leugens moet accepteren als alternatieve waarheden omdat de ‘tegenpartij’ heeft gewonnen en de winnaar heeft altijd gelijk! De blanke/witte is schuldig ad infinitum, want de erfzonde van slavernij en kolonisatie blijft eeuwig aan hem plakken. Toegeven zou betekenen dat je deze erfzonde accepteert en zo maak je je eeuwig schuldig! Deze polarisering is om triest en soms ook om woedend van te worden. Pas als je je aan laat spreken door al deze beschuldigingen wordt het doen van een kleine geste – roetveeg bv. – een enorm moeilijke stap. Juist als je dit koud van je af laat glijden, omdat het werkelijk niets met jou als persoon te maken heeft, kan je grootmoedig zijn. Dan wordt het aanpassen van het uiterlijk van Piet weer een bagatelle, een kleinigheid. Je kunt een voorkeur uitspreken, maar hé waar doen we eigenlijk moeilijk over?
Maar mag dit toegeven dan ook van twee kanten komen? Wie donker van tint is kan er ook voor kiezen om zich niet te laten beledigen of te laten kwetsen. Als er duidelijk geen intentie daartoe is, is dat vrij makkelijk. Als het gaat om een licht pesterijtje – hé daar loopt zwarte Piet! – dan is dat ook prima van je af te schudden. [ik doe hetzelfde als ik weer eens nageroepen wordt met ‘hé daar loopt Jezus’ vanwege mijn lange haar en baard] Er zijn meer en belangrijkere redenen om je zwart te schminken dan ‘blackface’ en daarom mag je moeite doen om die associatie van, zwart gezicht is denigrerend naar gekleurde mensen toe, kwijt te raken. Dat betekent dat negatieve gevoelens je niet meer aangedaan worden, je hebt het zelf in de hand. De ander eeuwig schuldig maken, betekent jezelf eeuwig slachtoffer maken en wie doe je daar in godesnaam een plezier mee? Hiermee ophouden is waarschijnlijk de belangrijkste handreiking naar het ‘andere kamp’. De veel gehoorde zinsnede ‘zwarte Piet is racisme’ is veel te kort door de bocht. Racisme zit niet in het wezen van de zwarte piet maar in de hoofden van mensen die bij dit symbool een negatief geladen mentaal plaatje maken.
Het lijkt mij dat iedere organisatie zelf mag bepalen welke vorm en kleur van Piet hij zal kiezen. Er is in deze tijd geen voor iedereen goede keuze te maken. Er is wel de mogelijkheid om persoonlijk ervoor te kiezen om je niet gek te laten maken, je niet op de kast te laten jagen, je niet te laten kwetsen of beledigen om elkaar als medemensen te zien in plaats van ‘hullie van het pro- dan wel contra- zwartepieten-kamp’. Dat betekent naar argumenten luisteren ook al zinnen ze je niet, daar inzichten over opdoen en je oude mening soms bijschaven, ook al doet dat even pijn, zodat je nader tot elkaar komt en dit kan en moet zelfs van twee kanten komen.
Lees ook: sintenpietengilde.nl/
Louis Janssen – Nicolaas, de duivel en de doden
Ko en Joke Lankester – De acht jaarfeesten
William Sansom – Christmas
Tonny van Renterghem – Het geheim van Sinterklaas en de kerstman
The post De oorsprong en betekenis van Zwarte Piet first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.
]]>De inwijding van de mannenbond
Maar op een dag ben je er als kind aan toe om je angsten te overwinnen. Een enge, imposante kerel roept: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ En jij roept ja, want je bent stout, je bent dapper. Zo wordt je meegenomen in de zak van zwarte Piet, over de zee gevaren en naar Spanje gebracht. Je gaat het duister, de nacht in, bij je moeder en je kleine broertjes en zusjes vandaan. Als de zak opengaat wordt het geheim verklapt: wij zijn je ooms, je oudere broers, je buurman, maar als we ons zwart maken, als we in het pak gaan, veranderen we en worden Pieten, geesten, Klazen, goden. Vanaf nu wordt jij een van ons. Je kruipt onder moeders rokken vandaan en wordt een man, of minstens een knaap! Het is een spannend geheim waar je deelgenoot van wordt gemaakt. Je hoort nu bij een nieuwe groep van zij die weten, je bent geen klein kind meer. En zo verandert de boeman in een bondgenoot. De angst is overwonnen. Niet meer het zoet van het snoep van de kinderen is je beloning, maar het zakje met zout om je vlees mee te kruiden voor de stoute, de dappere, de echte man! (2)
(Links Sinterklaas en knecht Ruprecht, rechts de Amelandse Sunneklazen komen er aan)
Wodan en Sinterklaas
De opperboeman uit de heidense tijd is Odin, die in onze streken Wodan werd genoemd. De wolven en beren die je zouden opeten als je te ver het bos in dwaalt, zijn de aan hem gewijde dieren. De nekker die loert in het water, staat ook bekend als ‘old Nick’, de duivel, of nog ouder Hnikkar, een bijnaam van Odin. Maar de nik in de stam van het woord kan ook op Nicolaas slaan! De Wilde Jacht die je meeneemt in de nacht wordt in vele versies aangevoerd door Odin of Wodan, maar een enkele maal ook door sint Nicolaas! (3)
De jonge knapen in de heidense tijd die gewijd werden aan Odin moesten hun angsten te boven komen. Lukte dit niet, dan schaamde je je rot en was je een moederskindje. Dus ging je de nacht in en overwon je je angst voor het donker met zijn monsters en spoken. Ten teken daarvan schilderde je je gezicht zwart. Zoals de krijgersbende genaamd de ‘harii’ dat al deden in de Oudheid, ze zijn te vergelijken met het ‘heir’, het dodenleger van Wodan of Herla. (4)
Overwinnen van je grootste angst
Je stond tegenover wilde beesten of woeste mannen en bevocht ze. Je overwon je angst voor de boze, woedende en razende kerels en werd zo één van hen. [Dit zijn de makkers van staakt uw wild geraas, makkers van het wilde heir!] In je extase kon je het berenhemd aantrekken en berserker worden of het wolvenhemd aan trekken en ulfhednar c.q. weerwolf worden, of je gezicht zwart maken en behoren tot het leger van Odin/Sinterklaas. Je werd het diepe in gegooid, je trotseerde de ijzige handen die je de diepte in wilden trekken, je zwom en bereed de golven alsof het een waterpaard was, de waternekker, Hnikar, de hinniker en je leerde zwemmen. Je leerde het dodenpaard te bereiden, de schimmel, geen reëel paard, maar een schim, een geest. Je werd de ‘Schembart’, de bebaarde geest die kinderen meenam om ingewijd te worden. (5)
Zo werd je één van hen, je hoorde erbij. Een man in het gevolg van Odin, een hele eer, die je door je getoonde moed had gewonnen. Als je de angst overwonnen had, was de boeman geen grote engerd meer. Hij was je god geworden. Niet de verre transcendente god, maar de god dichtbij, die je in je extase zelf kan worden. Je had de angst onder ogen gezien en hem toegelaten, je leerde de kracht erachter kennen en hem meester worden. Zo leer je de energie kennen van iets dat (oorspronkelijk) groter is dan jezelf. En zo ben je zelf je grootste angst geworden. Want wat is er geruststellender dan te weten dat er in het hele enge bos niets rondloopt dat enger is dan jijzelf? (6)
Odin, Yggr en ‘oger’
Odin zal schrik aangejaagd hebben. Hij was de opperboeman in de heidense tijd. Een van zijn bijnamen was Yggr, wat de verschrikkelijke betekent. Yggr kwam mogelijk later in de sprookjes terecht als de boeman genaamd ‘oger’; een grote, woeste, bebaarde, kinderetende kerel. (7) Echter voor zijn ingewijden was Odin meer, veel meer! Hun Odin was de geliefde, ontzagwekkende oppergod. De wijze inwijder, de grote leider met een alziende blik. Hierin is hij vergelijkbaar met de geliefde en alwetende sint van onze tijd.
Odin is de god der doden, zoals sint zijn doden c.q. Pieten heeft. Hij is de god van de inwijding, zoals de sint de dappere kinderen meeneemt en inwijdt. Hij is God van de midwintertijd. Sinterklaas heeft zijn feest slechts een paar weken eerder. En Odin is God van de poëzie, en ook met sint moet je rijmen. Hij was god van de vele namen. Was één van die namen Nicolaas, leefde hij voort in de sint? Odin leeft voort als heilige, maar welke heilige? Odin leeft voort als God, maar welke god? Het is in ieder geval één die je zelf kan worden als je roept met een holle stem; ‘Zijn er hier nog stoute kinderen?’ (8)
Abe van der Veen
1) Dit stuk is behoorlijk speculatief omdat het verband tussen Sint en wilde jacht, Odin en wilde jacht, Odin en Sint, Sint en mannenbonden + inwijding allemaal niet bewijsbaar te maken is, er zijn alleen aanwijzingen voor. Lees het dus graag als inspiratie, niet als wetenschap.
– Mijn vader werd als kind in de jaren veertig nog bang gemaakt met de weerwolf.
2) Noordeuropese mysteriën – Farwerck
Deze zinnen zijn geïnspireerd op de Sundeklazen en Klaasomes van de Waddeneilanden, maar ook op de Germaanse mannenbonden die er ooit in de oudheid geweest zouden zijn. (Kultische Geheimbunde – O. Höffler)
Als kind opgegroeid in het kleine Friese dorpje Ryptsjerk gingen wij te Sinterklaazjen. De oudere – niet meer gelovende kinderen – verkleden zich als sint en Piet en gingen langs de deuren vooral langs de gezinnen met kleine sint-gelovige kinderen. We strooiden daar in de huiskamers met pepernoten en riepen: ‘zijn er hier nog stoute kinderen?’ Vervolgens werden we getrakteerd op snoep.
3) Phantom armies of the night – Claude Lecouteux p. 205 Lecouteux betwijfelt of dit om een doorlopende traditie gaat. Hij vermoedt dat Odin er later weer bij is gehaald.
Noordeuropese mysteriën – Farwerck p. 97 Hij wordt zo genoemd in de middeleeuwse Saksenkroniek. Voor Hnikar zie Edda – Otten Reginsmal vs 18. Daar staat Odin op een rots te midden van de golven en noemt zich Hnikar (oproerkraaier) en geeft raad aan de jonge held Sigurd.
4) Noordeuropese mysteriën – Farwerck p.186
De Harii zijn een van de Germaanse krijgersbonden die door Tacitus worden genoemd in zijn De Germania. Odin of Wodan wordt hier niet genoemd, wel de associatie met nacht en het dodenleger.
5) De waternekker wordt vaak geportretteerd als een waterpaard. In Duitsland heet hij Nick of Nickelmann en is half man, half vis. Northern Mythology – Thorpe p.491
http://de.wikipedia.org/wiki/Schembartlauf De Neurenbergse Schembart hoort meer bij het carnaval, maar als beeld van een angstwekkende schimbaard die kinderen meeneemt past hij goed bij mijn verhaal.
6) Vrij naar Terry Pratchett; door deze wijsheid loopt de heks Granny Weatherwax erg kalmpjes in het donker alleen door een bos.
7) Walker – Dictionary of symbols and sacred objects ogre
De oger werd plots weer bekend door de Pixar anti-held Shrek.
8) De gelijkenissen tussen Odin en Nicolaas zijn frappant. Maar dat is geen reden om te spreken van een rechtstreekse identificatie. Je kan zeggen dat ze een zelfde functie hebben en in een tijd dat andere goden verboden waren, was de ‘next best thing’ een heilige. Hij werd al snel omhangen met dezelfde functies en eigenschappen. Dit is niet hetzelfde als een directe ontlening.
The post Sinterklaas en Wodan: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is.. first appeared on Abe de Verteller.
]]>The post De horrorsint: Sinterklaas als boeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>Er waren goede redenen om kinderen bang te maken. Vele kinderen verdronken voortijdig, het vertrappen van het koren betekende letterlijk minder brood op de plank. De sint was echter meer dan een gewone boeman. Hij deed de afrekening van een jaar. De goede en de slechte daden kwamen in het grote boek te staan en de hamvraag was; komt er een plus of een min na de eindstreep. Werd het de koek of de gard? Werd het lekkers voor het zoete of de roe voor het stoute kind? Want ‘wie zijn kind liefheeft die kastijdde het’, tenminste zo dacht men en zo stond het geschreven. (2)
De sint was streng, doch rechtvaardig en daardoor ontzagwekkend en angstaanjagend. Want hoe zeker was je van je zaak? Had je energie gegeven of energie genomen? De grens tussen goed en kwaad ligt niet zo helder.
Nicolaas en de duivel
Nicolaas komt waarschijnlijk van Nikè. Het Griekse woord voor overwinning. Laas komt van ‘laos’, het volk. (3) In dit geval kan dit duiden op de overwinning van de sint op het volk der geesten of demonen. Dit volk werd later gezien als toebehorend aan de duivel. De kerk bestempelde ze als kwaad. In enkele van zijn heiligenlegenden overwint Nicolaas de duivel en sindsdien heeft hij hem in zijn gevolg als dienaar. De zwarte Pieten zijn te zien als duivels, demonen of dolende geesten.
De stam ‘nic’ in Nicolaas kan ook etymologisch verwant zijn aan ‘necro’ (=dood) en ‘niger’ (=zwart) wat duidt op zijn band met doden en geesten en – in hun verlengde – met demonen. Luther noemt in de zestiende eeuw al Nicolaas en het larvenvolk in één zin. (4) Larf is het Romeinse woord voor een ronddolende kwade geest . De nigromancïer is degene die de doden of de geesten kan oproepen en bevelen. In feite doet de sint niets anders met zijn volk van zwarte Pieten.
(links Knecht Ruprecht met de hoorns van de duivel en rechts de Sint met Krampus een Oostenrijkse duivel)
Piet als duivel
Vroeger waren de Pieten beter te herkennen als duivels. Ze hadden de roede om te bestraffen, de ijzeren ketenen waarmee ze rinkelden als teken van hun gebondenheid aan hun meester – de geestenbedwinger sint Nicolaas – en ze hadden de zak waarmee ze de verdoemde zielen (en later de stoute kinderen) mee verzamelden om naar de hel te brengen. In Duitsland en Oostenrijk is het duivelse van de Piet beter te herkennen. In sommige streken in Duitsland wordt hij Beëlzebub genoemd of Ruprecht en heeft dan beestenvellen om en hoorns op het hoofd. In 1663 zei zijn knecht Ruprecht nog het volgende rijmpje: ‘Ich bin der alten bösen Man, der alle Kinder fressen kan‘. Hij is de zielenvreter, hij is de duivel. (5) In Oostenrijk heet hij Klaubauf of Krampus. Hij draagt een duivelsmasker, heeft een zak en ketenen bij zich en wordt vaak duivel genoemd.
Zwarte Klaas
Zelfs Nicolaas kon iets demonisch krijgen als je kijkt naar de zwarte klazen van Amsterdam die vroeger met ketenen en lawaai makend de straten onveilig maakten of de omineuze Klaasomes van Ameland. Old Nick is niet voor niets een bijnaam voor de duivel. (6) Moet je dus bang zijn voor Sint en Piet? O ja, absoluut! Het is beter om kinderen en jezelf te leren hoe met angst om te gaan dan de angst te ontkennen en de angst die veroorzaakt wordt door de wetenschap dat je niet zuiver op de graat bent en dat je op een dag ontmaskerd zal worden is een van de grootste angsten.
Elk jaar is er een afrekening. Heb je gegeven of genomen? Ben je over de bank genomen goed of kwaad? Zolang je leeft betekent dit moment zoetigheid of een zakje met zout. Een vruchtbare of een onvruchtbare tijd voor de boeg. Maar aan het einde van het leven komt de grote afrekening. De sint blijkt werkelijk te bestaan en zijn staf is een zeis. Achter zijn baard, snor en wenkbrauwen zie je een schedel met holle ogen. Hij snijdt je levensdraad door en voert je ziel met zijn schip naar Spanje. Spanje is hier te zien als een metafoor voor het land der doden. Daar woont iemand die nog groter en ontzaglijker is dan hij. Want de dood zelf is de opperboeman. (7)
1) Mijn ouders lazen nog het boekje “mee in den zak” waar de stoute kinderen naar Spanje werden gebracht om tot pepernoten vermalen te worden of om te werken op de landerijen van Sinterklaas. Zij lieten het mij zien als een kostbaar bezit waar ze nog vol nostalgie aan terug dachten.
2) Of anders: ‘Wie zijn kind liefheeft spare de roede niet.’ Beide gezegden naar aanleiding van teksten uit de Bijbel.
http://www.biblija.net/biblija.cgi?Bible=Bible&m=2+Sam+7%3A14%3B+Spr+13%3A24%3B+19%3A18%3B+22%3A15%3B+23%3A13-14%3B+29%3A15%3B+Heb+12%3A6-7&compact=1&id16=1&id18=1&pos=0&set=1&l=en
3) http://en.wikipedia.org/wiki/Nicholas
4) http://books.google.nl/books?id=838KAQAAIAAJ&pg=RA1-PA148&lpg=RA1-PA148&dq=Larvenvolk+und+Niclas+Bischoffe&source=bl&ots=g8UynfdDpE&sig=ImIQk7xJw2EKunIwPOjUr-mVawU&hl=nl&sa=X&ei=bXOyUOqqLaeH0AWE9IGQAQ&ved=0CDEQ6AEwAA#v=onepage&q=Larvenvolk%20und%20Niclas%20Bischoffe&f=false
5) Nicolaas de duivel en de doden – Louis Janssen (1993 Utrecht) p. 151 Dit is absoluut hèt standaardboek over de folklore van Sinterklaas in Nederland.
6) Janssen p. 33
7) Wie boe zegt wil je bang maken en laten schrikken. Hij maakt zichzelf tot een boeman of in het Engels de ‘bogeyman’. ‘Bog’ is het oude Slavische woord voor God. Maar welke god?
Lees ook: http://www.sinterklaasmythen.nl/
The post De horrorsint: Sinterklaas als boeman first appeared on Abe de Verteller.
]]>