Als je ergens heel bang voor bent, dan ben je doodsbang, want tegenwoordig is er niets angstaanjagender dan de dood. Sommigen zijn zo bang voor dat onvermijdelijke einde, dat ze zelfs bang zijn om te leven, omdat hierin een risico schuilt om dood te gaan. Deze angst was niet altijd zo groot. In vroeger tijden was er een rotsvast geloof dat de dood niet het einde zou zijn: er was een leven na de dood. Kunnen we nog iets met dit denkbeeld in deze rationeel-wetenschappelijke tijd? Of moeten we inderdaad maar accepteren dat het leven een zinloze jacht is van niets naar niets? Is er een goede reden om bang te zijn of kunnen we beter die angst van ons af werpen? Ik probeer hieronder aan de hand van de oude symboliek daar mijn visie op te geven.
De symboliek van grafzerken
De symbolen op oude grafstenen laten zien dat er eeuwenlang een diep geloof was in een leven na de dood. De steenhouwers versierden de grafzerken met motvlinders en zandlopers met vleermuisvleugels. De dood werd zo gezien als een reis naar een andere wereld. De dag is om en de nacht is daar. De ziel bleef in het bovenste deel van de zandloper in het dagbewustzijn, tot ze met de laatste zandkorrels mee overging naar het onderste deel, naar het nachtbewustzijn. De ziel vliegt dan als een vliegend nachtdier; een motvlinder of een vleermuis omhoog en weg van het lichaam, om nooit meer bij dat lichaam terug te komen.
Ook zien we op de grafsteen vaak een – naar beneden gerichte – brandende toorts. Dit is een symbool voor het leven dat voort gaat na de dood. Het leven is uitgedoofd, maar de ziel brandt verder in het hiernamaals. (1) Soms zie je ook een mensenschedel afgebeeld op zerken. De schedel is het teken van de dood en het is een ‘vanitas’ symbool. (2) Kijken naar een schedel is een onverbiddelijke herinnering aan je eigen sterfelijkheid. Dit past bij het oude adagium: ‘Memento Mori’. De boodschap was: laat je niet teveel afleiden door de waan van de dag en door allerhande uiterlijke ijdelheden. Dat zal allemaal samen met je lichaam verdwijnen. Blijf je kompas zetten op datgene wat de dood overleeft: je geest of ziel.
De god van de dood
Het beeld van de gepersonifieerde dood kennen we allemaal. Het geraamte gehuld in een donkere mantel met een kap en met een zeis in zijn knokige hand. Meestal wordt de dood als geraamte gezien als een man. Vaak heeft hij een zandloper bij zich waarin hij kan zien of iemands leven voorbij is en of al het zand van de hem toegemeten tijd is doorgelopen of nog niet. Met de zeis snijdt hij de levensdraad van de gedoemde mens door. Hij oogst daarmee een ziel. Hij is de ‘grim reaper’, de grimmige oogster. Hij is ook de ‘psychopompos’, die de zielen begeleidt naar de ‘andere kant’. (3) In de middeleeuwse dodendans pakt hij elk van ons vast en leidt ons al dansende naar die andere wereld. Dit doet hij met een grote grijns of grimas op zijn gezicht, deze dood is niet somber. Wel is hij meedogenloos en onafwendbaar. Soms geeft hij zijn slachtoffer de ‘kus des doods’. Hij plaats dan zijn mond op die van de stervende en zuigt zijn laatste levensadem op. In die laatste uitademing zit namelijk de ziel en zo kan hij deze meenemen naar de andere kant. (4) Dit thema is menigmaal prachtig afgebeeld: een jonge, naakte vrouw wordt door de dood gekust. Zij zal met hem mee moeten gaan of zij wil of niet. (5)
Magere Hein heette bij de oude Grieken Thanatos en bij de Romeinen Mors. Hij was slechts het hulpje van de god Hades (bij de Romeinen Pluto), de god van de onderwereld. Hades is ook de naam van het verblijf der doden zelf. Bij de Germanen was er juist een godin van de onderwereld met de saillante naam Hel. Ook hier is de onderwereld zowel de god(in) van de dood als de woonplaats van de gestorvenen. Vanaf de christelijke tijd komt er een splitsing in de wereld van de doden, met een duivel die regeert over de hel en de verdoemde zielen die daarin verblijven en een God die regeert over de hemel en de zalige zielen. Dit had als logisch gevolg dat dood en duivel vaak met elkaar werden verward. Hierdoor kon het idee ontstaan dat de dood iets slechts was, waar je bang voor moest zijn. De heidense Hel als verblijfplaats voor – bijna – iedereen werd de christelijke hel van eeuwige marteling van de verdoemden.
De schikgodin Morta
De vrouwelijke dood kennen we een stuk minder. Maar zij is degene die de levensdraad aan het einde van ons leven afknipt. Zij behoort tot de drie schikgodinnen of anders gezegd; de godinnen van het noodlot. De eerste maakt de draad van het leven, de tweede meet deze op tot de beschikte lengte en de derde knipt de draad af op het moment van de dood. Die derde heet bij de Grieken Atropos, de onafwendbare, bij de Germanen Skuld, dat wat gebeuren moet en bij de Romeinen Morta, de dood. Dood en leven zijn hier onlosmakelijk met elkaar verbonden in een drie-eenheid. Met zijn drieën heten zij de Moiren, Nornen of Parcen. Bij de Nornen komt deze levensdraad uit de levensbron, de bron van Urd, die te vergelijken is met Ertha, moeder aarde. (6)
De levensdraad
Om de dood te snappen, moet je het leven begrijpen! Je kan de levensdraad die de schikgodinnen jou hebben toebedeeld zien als een draad waarmee
je ziel verbonden is aan je lichaam. Die draad is je levensdraad waardoor je levensenergie stroomt. Die draad is tegelijkertijd je levenspad, de rode draad die je kan volgen door je levensavontuur en die je uiteindelijk terug leidt naar je ziel. Als je weet hoe je intuïtief op het midden van de weg kan blijven, de gulden middenweg weet te bewandelen, dan zal je daarmee je ziel ‘groter’ hebben gemaakt. (Groter is niet helemaal correct want het gaat hier niet om kwantiteit, maar je ziel is daarna tot meer doorvoeling in staat, hij kan een groter proces aan.) Maar de meeste mensen zullen regelmatig afwijken van het rode pad, en naar links of rechts afdwalen, teveel of te weinig doen of ervaren. Hierdoor zitten ze niet op het pad van optimale energie en bewustwording. Wie dat doorheeft, zal ervan leren en zo het pad intuïtief nog beter doorlopen. Velen van ons zullen zo ver afdwalen van hun – door de schikgodinnen uitgestippelde – levenspad dat ze volledig verdwalen.
Het volgen van je lot is te zien als een pad of een draad die heden, verleden en toekomst met elkaar verbinden. Zij is te zien als je continue en optimale verbinding met de levensbron. In het heden, in de fysieke wereld, is deze draad of dit pad echter onzichtbaar. Zij hoort bij de innerlijke wereld die alleen door middel van je intuïtie te voelen is.
De bron is je verbinding met moeder aarde, of – wellicht nog vollediger uitgedrukt – je connectie met de kosmos. Het is de kunst om je daar voortdurend bewust van te zijn en toch ook hier in je fysieke lichaam te zijn. Helaas wordt je in deze wereld bijna continu afgeleid van deze essentiële waarheid en bron. Als je deze connectie te lang negeert, dan zal je bewuste ik de bron niet meer herkennen en willekeurig op zoek gaan naar levensenergie. De kans is groot dat je dan een soort van ‘vampier’ of ‘zombie’ wordt en je energie gaat stelen bij andere dolende zielen zoals jij. (7) Morta, vrouwe dood, zal uiteindelijk met de schaar je levensdraad doorknippen of anders zal Mors, de heer van de dood, die met zijn zeis doorsnijden. Het maakt niet uit of je verdwaald bent of mooi in het midden van het gouden pad loopt. Dat is ieders noodlot.
De geest in de mens
Misschien is het een troost om te weten dat je eigenlijk allang dood bent in de zin van: je bent al een geest (denk aan het Engelse ‘ghost’). Je geestwezen is het onsterfelijke deel van jezelf en die is nu al in de geestenwereld. Je ik zit in de ‘gewone’ wereld en heeft daar maar een flauwe notie van. Je ‘zelf’ of ‘geest’ bewandelt het labyrint in de onderwereld, terwijl je bewuste ik hier tegelijkertijd zijn leven leidt. Vroeger was men zich hier veel meer bewust van. Men hield er specialisten op na die deze connectie met de geestenwereld voor de hele gemeenschap in de gaten hield. Dit waren de sjamanen, druïden en heksen. Zij konden in de geest reizen en verlieten via de mond het lichaam – vaak in de vorm van een motvlinder of een (vleer)muis – om zo de dagwereld te verlaten en de nachtwereld in te gaan. Zij waren even (schijn)dood. Later in de christelijke tijd namen de ‘geestelijken’ dit over. Helaas kon die laatste groep zijn naam niet waar maken. Door een scherpe scheiding aan te brengen tussen deze wereld, de bovenwereld en de benedenwereld werd het – door angst, ratio en geestelijke blokkade – zelfs voor hen onmogelijk om die andere bewustzijnstoestand te betreden. De mens kende zijn geestkant niet meer of was daar bang voor gemaakt en zag deze als demonisch. Hij werd zo gespleten en gek gemaakt. Een gespleten toestand die nu als normaal werd gezien en ieder die de connectie met de ‘geestelijke wereld’ toch open hield werd nu juist de gevaarlijke gek. Dit is de omgekeerde wereld, waarin wij nu nog leven!
Hel en hemel
Eerst werden de mensen angst aangepraat door te stellen dat als je een ‘slecht’ leven leidde dat je dan na de dood in de onderwereld terecht zou komen en dat die wereld een hel zou zijn, voor eeuwig. Toch bleef er de hoop dat die hel slechts tijdelijk zou zijn, het was het vagevuur en uiteindelijk zou de beloning – de hemel – toch nog volgen. Vervolgens werden de mensen door de religie van de wetenschap nog banger gemaakt door te zeggen dat er na de dood helemaal niets zou zijn. (8) En deels is dit waar, door de bijna volledige aandacht op de tijdelijke, fysieke dingen is er een ego opgebouwd wat zich daar mee identificeert. Dit ego zal sterven en verdwijnen. Je naam, je lichaam, je gedachten, je herinneringen aan de fysieke wereld zullen allemaal verdwijnen omdat ze betekenisloos zijn geworden. In de wereld die geen tijd en ruimte kent zijn deze dingen oninteressant, ze zullen vervagen. Alleen het geest-deel blijft over. Dat is het deel dat altijd in connectie is gebleven met de bron, met het goddelijke en godinnelijke. Deze verbinding is zo sterk dat de grenzen tussen jou en de bron niet scherp afgetekend zijn. Een egoloos bestaan is uiterst fluïde en vormloos. Toch heb je nog steeds een eigen bewustzijn, dat al naargelang hoe het ging in je leven, een nieuwe fase in kan of nog een rondje ‘mens zijn’ mee gaat maken.
Conclusie
De grote crisis waarin de maatschappij verkeert dwingt ons om de dood onder ogen te zien. Het is daarmee ook een zingevingscrisis. We zijn zo bang voor de dood omdat we denken dat er niets meer is dan dat lichaam, met daarin een verstand wat continu tegen zichzelf praat en als het stopt, dan volgt daarna het inktzwarte niets. Het is begrijpelijk dat je dat zo lang mogelijk wilt uitstellen. Maar als dit betekent dat je minder wilt gaan leven om de dood uit te stellen, dan wordt je levensdraad heel dunnetjes en verdwijnt het levensgenot en zo ook de hele zin van dit leven. Die zin is simpelweg het leven Leven! Doorleef het, niet op afstand via het raam van je ogen, maar echt. De bange muisjes worden misschien wel heel oud, maar zij leven op een waakvlammetje! Het mooie is juist dat we die rijke levenservaring, verinnerlijking en verdieping van het bewustzijn meenemen naar de Andere kant. Dit is niet een volgend leven, maar hetzelfde leven, maar dan zonder dit lic-haam. Het lichaam is niets anders dan een ‘lijkenhemd’ (lic=lijk, haam=hemd). We kunnen het aan trekken en het ook weer uit doen. Het is te zien als een tijdelijk voertuig. Maar jij blijft wel voortbestaan. Dit beweer ik niet als een christelijk dogma of vanuit een heidens standpunt of vanuit welke religie dan ook. Dit is voor mij een diep beleefd gevoel van binnenuit, en daar heb ik geen georganiseerde godsdienst voor nodig.
Wie de god en godin van de dood wil eren (want ere, wie ere toekomt) die gebruikt de aan hem toegemeten tijd goed. Hij stapt niet voortijdig uit het levensbootje omdat hij weet dat dit zinloos is en alleen maar er toe zal leiden dat zijn geest moet dolen, een dwaallicht of spook gaat worden. Hij zal ook niet het leven nodeloos rekken en zich verstoppen voor de naderende dood. Een dun, uitgetrokken leven is wellicht langer, maar zeker niet rijker. Hij ziet de dood in de ogen en weet dat die altijd bij hem is, hij omarmt zijn noodlot zo als een waar krijger van het levensavontuur dat doet. Hij omarmt en bemint vrouwe dood, zoals hij ook vrouwe leven daarvoor had bemind. Voor zo’n levensgenieter zal de rode loper van het leven worden uitgerold.
(Onder de noten vindt je nog vele wetenswaardigheden over kunst en verhalen rondom de Dood)
Abe van der Veen
- De brandende omgekeerde toorts is een symbool voor het leven dat voort gaat na de dood. Het leven is uitgedoofd, maar de ziel brand verder in het hiernamaals. Zeker als de toorts een krans heeft, want dit is een teken van eeuwig leven. De omgekeerde – soms gevleugelde – toorts wordt ook in de buurt van afbeeldingen van Mors en Thanatos gevonden. De zeis symboliseert het feit dat de dood iedereen treft: een zeis maait alle korenhalmen om.
- Er zijn enorm veel schilderijen gemaakt met het thema ‘vanitas’. Iemand is bezig met ‘ijdele’, wereldse zaken zoals geld en schoonheid, maar een schedel – ergens op het schilderij – maakt het de kijker duidelijk dat dit slechts ijdelheid is want tijdelijk. Uiteindelijk is het belangrijker om bij je daden te denken aan je tijdelijke bestaan en je nakende dood.
Op sommige doeken wordt er op de schedel gemediteerd (ook nu nog wordt dat wel gedaan). Het is tegelijk een mediteren op je dood als een mediteren op datgene wat er na de dood over blijft; je ziel. Bij de oude Kelten resideerde de ziel in het hoofd. - Dat hij de oogster is impliceert dat hij meerdere zielen tegelijkertijd neer maait en verzamelt om met zich mee te brengen naar de ‘andere kant’. Mogelijk werden er in de heidense tijd bepaalde oogsttijden aangemerkt. Dit zijn de zogenaamde quatertemperdagen, de dagen waarin het seizoen kantelt en waarin de ziel makkelijker het lichaam verlaat. De voornaamste oogsttijden zijn de Germaanse Midwinter en de Keltische Samhain. Op dit soort dagen werden de dolende zielen bijeengebracht om door de Dood overgevaren te worden naar de andere kant. Het was de tijd van de Wilde Jacht en van de ‘overtocht naar het Engel-land’. Ook werden er maskerades voor volwassenen gehouden. Deze wisten de achtergrond en wilden – voor die ene keer in het jaar – zijn als een dode om de verwantschap met de vereerde geesten van de voorouders te voelen. Zo hielpen zij mee met de derde en laatste oogst. Vlak voor Halloween werden op het veld de laatste restanten binnengehaald zoals knollen, rapen en in latere tijd pompoenen. Maar op Halloween zelf volgde de allerlaatste oogst die binnengehaald werd door de Dood zelf. Magere Hein kwam zielen oogsten. Dit maakt Halloween tot zowel een oogstfeest als een feest van de doden!
Vanwege Mors hebben we het nog steeds over ‘morsdood’.
In het noordelijke heidendom waren het de Walkuren die in opdracht van de oppergod Odin de doden van het slagveld haalden. Odin is Grimnir, de grimmige, gemaskerde god.
In de christelijke tijd had men het soms over Azraël de ‘engel des doods’, een engel van God met zwarte vleugels die de doden kwam halen. - Wijdverbreid is het volksgeloof dat de ziel het lichaam verlaat samen met de laatste uitademing. Dit wordt al genoemd in een gedicht van Theocritus (derde eeuw v.o.j.) over Adonis. Het is zaak deze laatste uitademing te vangen door deze in te ademen. Zo zal de ziel overgaan in jou en zich met jou ziel vermengen als je dat zo wilt. Zeker als het gaat om een persoon met grote kracht of kwaliteiten is dit voordelig, want die gaan dan op jou over. Maar ook de ‘Dood’ kan die ‘kus’ geven en zo je ziel meenemen. Met ‘the kiss of death’ neemt Magere Hein of vrouwe dood de ziel mee naar de andere kant. Met de laatste adem verlaat de ziel het lichaam. De dood neemt – als het ware – de ziel mee met de laatste ademtocht die de stervende slaakt. De ziel ontvlucht het lichaam via de mond, daarom zal de ‘engel des doods’ aan het hoofdeinde van het bed staan. De dood kan dan de ziel vangen en meenemen naar de andere kant.
https://en.wikipedia.org/wiki/Death_(personification)
Dale C. Allison – Testament of Abraham p.396 - De dood en het meisje’ is een interessant subgenre in de kunst. Het was vooral in de zestiende eeuw erg populair. Het meisje wordt door een skelet meegevoerd naar haar graf of naar de onderwereld. Zij huilt of spartelt tegen, maar kan uiteindelijk geen weerstand bieden. In sommige versies lijkt het alsof de dood amoureuze avances maakt. Meestal gaat dit echter om de ‘kus van de dood’. Een aantal keren wordt Thanatos toch aan Eros gekoppeld. Wellicht om de paradox tussen de afgrijselijke dood in de vorm van een skelet en het jonge, vruchtbare, aantrekkelijke meisje nog pregnanter te maken.
- Ze worden bij de Romeinen ook wel de fatae en in het oude Engeland wel de wyrrd sisters genoemd. In sprookjes komen deze schikgodinnen voor als feeën en staan dan bij de wieg met goede wensen. Maar ook dan komt de dertiende of derde fee met een doodswens.
- De ondode leeft niet echt, hij heeft een lichaam en beweegt, maar hij heeft geen ziel. Hij heeft zijn contact met zijn centrum, en daarmee met zijn goddelijke bron verloren. Hij kan alleen nog ronddolen. De ondode is zo de grote tegenpool van de levende ziel. Omdat zij het contact met het onsterfelijke, goddelijke hebben verloren weten ze niet meer waar ware levenskracht vandaan komt. De quintessence, de aqua vita is voor hen onvindbaar en wanhopig als ze zijn halen ze levensenergie bij anderen vandaan in plaats van uit de bron. Velen van ons zijn zulke ondoden, in plaats van te drinken uit de bron van het eeuwige leven, in hun diepste centrum, zoeken ze hun bloed, levenskracht in de fysieke wereld en vampiriseren ze de natuur en de mens. De vampiers zijn de leiders van dit spel en de zombies zijn hun vee. De leiders van dit demonische/diabolische spel zien ieder die zich hier bewust van is geworden als een bedreiging. Het is de grote uitdaging voor ieder die wakker is geworden hoe hier mee om te gaan.
- Wetenschap is een prachtig ding wat ons heel veel kennis heeft opgeleverd van de wereld buiten ons. Daar moeten we het vooral ook voor blijven gebruiken, niks mis mee! Het is echter vrij nihilistisch in zijn opvattingen over de binnenwereld, de gevoelswereld en de ‘andere’ wereld. Deze wordt ontkend, genegeerd of als een uitvloeisel van het fysieke uitgelegd, terwijl in mijn optiek het primaat toch aan de belevingswereld zou moeten worden toegekend. Deze is en blijft grotendeels onbewijsbaar en dat is ook prima zo.
Andere interessante dingen over de dood in de kunst en de verhalen:
Dance macabre, de dodendans
Ook van dit thema zijn vele schilderijen en ook muziekstukken. De doden hebben plezier, ze dansen en maken muziek. Ze leiden de mensen, jong en oud, rijk en arm, lelijk en mooi, allemaal aan de hand naar hun graf. In de dood is iedereen gelijk.
De dood en de maagd/het meisje, de erotiek van de dood
Een interessant subgenre in de kunst is ‘De dood en het meisje’. Het meisje wordt door een skelet meegevoerd naar haar graf of naar de onderwereld. Zij huilt of spartelt tegen, maar kan uiteindelijk geen weerstand bieden. In sommige versies lijkt het alsof de dood amoureuze avances maakt. Meestal gaat dit echter om de ‘kus van de dood’. Een aantal keren wordt Thanatos toch aan Eros gekoppeld. Wellicht om de paradox tussen de afgrijselijke dood in de vorm van een skelet en het jonge, vruchtbare, aantrekkelijke meisje nog pregnanter te maken.
Vadertje Tijd
Vader tijd lijkt ook opvallend veel op de ‘Dood’. Hij is een figuur uit de allegorische kunst en de personificatie van tijd. Zijn attributen zijn een zeis en een zandloper. Hij wordt meestal afgebeeld met een lendendoek om het naakte lichaam en vleugels. Oorspronkelijk werd de personificatie van de tijd niet afgebeeld met attributen. De oude Grieken verwarden het Griekse woord voor tijd (chronos) met de naam van de landbouwgod Kronos. Deze had een zeis als attribuut. Chronos is de personificatie van de lineaire, meetbare tijd, die staat voor continuïteit. Hij stamt af van de oergodheid Chaos en wordt meestal voorgesteld als een oude man met een lange grijze baard.
De ontmoeting met de drie doden
Dit is een middeleeuwse legende over drie edellieden die tijdens de jacht drie lijken tegen komen. Zij waarschuwen hen: ‘Zoals ik was, zo ben jij en zoals ik ben zo zal jij worden. Rijkdom, status en macht hebben geen waarde op het uur van de dood.’
Je kan de dood niet ontlopen.
Een verhaal met de titel ‘De afspraak in Samarra’ gaat als volgt: Een man ziet vrouwe dood als hij op de markt inkopen aan het doen is, zij maakt een dreigend gebaar. Snel holt hij naar zijn meester en vraagt of hij zijn paard mag lenen om zo de dood te ontlopen. Zo snel hij kan rijdt hij naar de stad Samarra, zo’n 125 kilometer daar vandaan. Ondertussen gaat zijn meester ook naar de markt en ontmoet vrouwe dood. Waarom maakte je een dreigend gebaar naar mijn dienaar? Dat was geen dreigend gebaar, maar een gebaar van verbazing omdat ik wist dat ik vannacht een afspraak met hem heb in het verre Samarra.. Dit is een moderne versie van een verhaal dat al voor komt in de Babylonische Talmud (3e – 6e eeuw n.o.j.)
De dood te slim af zijn, Sisyphos en Thanatos
In de Griekse mythe van Sysiphos is hij de dood tweemaal te slim af. Eerst doet hij de goedgelovige Thanatos zijn eigen handboeien aan en zet hem zo gevangen, de tweede keer laat hij zijn vrouw beloven dat zij zijn lijk niet de gebruikelijke laatste eer geeft. Persephone stuurt hem terug om zijn vrouw te kapittelen, maar Sisyphos vertikt het om terug te keren. Uiteindelijk moet hij zwaar boeten voor zijn listen en in Hades voor eeuwig een steen een heuvel op rollen. Elke keer als hij boven komt, rolt de steen weer terug en mag hij opnieuw beginnen.
De dood in het sprookje
In het sprookje van Grimm ‘De dood als peetvader’ kan de dokter de dood zien staan aan het hoofdeinde als de tijd van de patiënt gekomen is en aan het voeteneinde als dit nog niet zo is. Hij probeert de dood te foppen door het bed te keren. Voor één keer ziet de dood het door de vingers, maar een tweede keer neemt hij wraak. Hij neemt hem mee naar een grot waar de kaarsen van alle levenden branden en laat het korte stompje van zijn kaars zien. Hij probeert stiekem was aan het kaarsje toe te voegen en gooit zo per ongeluk zijn eigen kaarsje om. https://www.pitt.edu/~dash/grimm044.html
In een aantal andere sprookjes wordt de dood gevangen genomen (bv. in een magische zak of een magische perenboom) en blijven de mensen maar doorleven. Dat lijkt eerst een goed plan tot blijkt dat de mensen almaar zieker en zwakker worden tot het lijden ondraaglijk is. De Dood wordt dan toch maar weer vrijgelaten. (Ik vindt dit thema goed passen bij de huidige tijd waarin het leven van mensen eindeloos gerekt wordt terwijl de kwaliteit allang weg is.)