De tovenaar Jochem Bos en de heks Neele Ellerts; toverij in Nijkerk
In Nijkerk in het jaar 1550 kreeg een meisje genaamd Geertgen Goossens last van een mysterieuze ziekte. Ze krijgt epileptische aanvallen, tijdenlang zegt ze niets en vervolgens braakt ze vreemde dingen op. Vreemd genoeg krijgt ze deze aanvallen voornamelijk zodra de buurvrouw Neele Ellerts langs komt. Natuurlijk zijn haar ouders bezorgd en haar vader gaat voor haar naar een piskijker te Amersfoort. Het drankje dat hij meekrijgt helpt tijdelijk, maar zodra Neele, Geertgen weer aankijkt is het mis. Dan gaat de vader samen met zijn dochter naar een pastoor uit Utrecht. Deze doet haar een stola om en besprenkelt haar met wijwater. Ook dit lijkt te helpen, maar thuisgekomen ziet ze Neele weer en de ellende begint van voren af aan. Geertgen braakt naalden, spijkers, stukjes stof en haarballen op. Op dat moment arriveert de toverdokter Jochem Bos in Nijkerk. Jochem was een geboren Nijkerker en had een aantal jaar Latijn gestudeerd in Zwolle, maar – als een echte vagant – stopte hij halverwege met zijn studie. Hij zwierf in Friesland rond, waar hij getuige was van de praktijken van een andere toverdokter of duivelbanner. Bij verdenking van toverij staarde deze man net zo lang in een emmer met water tot hij het gezicht van een heks zag. Hij stak met een mes naar haar beeltenis en de volgende dag bleek er inderdaad een naburige vrouw gewond te zijn aan een oog. Dit kan ik ook!, zal Jochem gedacht hebben. Hij kocht ergens een boekje met Latijnse spreuken en reisde vervolgens terug naar Nijkerk.
In zijn geboortedorp komt Jochem al snel aan de praat met de familie Goossens en hij werpt zich op om er met zijn divinatietechnieken achter te komen of Geertje betoverd is en zo ja door wie. Hij bezocht de familie en vroeg hen naar mogelijke verdachten. De naam van elke verdachte persoon schreef hij op een kruisje, gemaakt van de was van een gewijde paaskaars, en gooide die – onder het gemompel van Latijnse spreuken uit zijn toverboek – in een emmer met helder water. Uiteindelijk zag hij het gezicht van Neele verschijnen in het water. Zij moest de heks wel zijn! Op dat moment gebeurde er iets vreemds. Volgens de omstanders verloor Jochem zijn evenwicht en kreeg hij de emmer water over zich heen. Maar Jochem zelf vertelde dat op dat moment de deur open sloeg en Neele voor hem stond. Zij gaf Jochem zo’n duw dat hij de emmer met water over zich heen kreeg. Toch had niemand anders haar gezien. Later in de kroeg besprak hij het gebeuren met zijn vrienden en op de terugweg werd hij weer door de geestverschijning van Neele geduwd. Jochem belandde in de sloot en kreeg zo voor de tweede maal die avond een nat pak! Zijn maten dachten echter dat hij een glaasje te veel had gedronken.
Nu Neele Ellerts door Jochem werd beschuldigd van kwade toverij, was dat een reden voor meer mensen om naar Jochem de toverdokter toe te komen. Hij liet zich goed betalen en beurde voor elk consult twee en een halve daalder. Ook de buren van de familie Heynrix meenden dat ze waren betoverd en weer andere buren meenden dat hun vee ziek was gemaakt. Zo’n vijftien buren meenden ziek te zijn getoverd. Net als Geertgen hadden ze last van flauwvallen en braakten vreemde artikelen op, maar ook waren er enkele die met een vreemde stem spraken, woest gingen springen of dierengeluiden maakten. Elke keer bevestigde Jochem dat de ziekte kwam van kwade toverij, maar hij deed ook concrete beschuldigingen! Zo beschuldigde Jochem in totaal vijf vrouwen van hekserij. Ten eerst Neele (23) en haar moeder Wies en vervolgens nog drie andere vrouwen. Hier tussen zat ene Aelke Vossen. Zij had in Wijk bij Duurstede gewoond en in Amersfoort, maar telkens werd zij verdacht van kwade toverij en moest ze vluchten om te voorkomen dat ze gelyncht of verbrand werd. Ook nu hing dat lot haar boven het hoofd en dus vluchtte zij opnieuw.
De familie van Neele liet het er echter niet bij zitten. Vooral haar man Hendrik Spaen en haar vader Ellert van Neele Ellerts waren woedend. Zij achtervolgden Jochem om hem in elkaar te slaan en dreigden hem zelfs neer te schieten. Om te voorkomen dat de boel volledig uit de hand zou lopen pakte de schout van Nijkerk de hele bende op. Zowel Jochem als de vermeende heksen werden in een kar gezet en naar het gerecht te Arnhem gebracht. Ook reisde er een hele groep Nijkerkers af naar Arnhem om de rechters te vragen of ze de heksen wilden dwingen om hen te zegenen. Op die manier hoopten ze van hun kwalen en vermeende betovering af te komen. In het proces hielden beide partijen ‘voet bij stuk’. Dit betekende dat Jochem en de familie van Geertgen hun beschuldigingen hard moesten maken. De bewijslast rustte bij hun. Konden zij dat niet dan kregen zij de straf die anders voor de heksen was geweest! Dit verminderde het animo om de beschuldigingen vol te houden aanzienlijk. In het begin bleef Jochem zijn bravoure nog volhouden. Hij pochte zelfs dat hij de heksen voor het gerecht kon laten zien zonder dat zij het gevang hadden verlaten! De rechters meenden dat dit slechts illusie zou zijn en verboden hem zo’n truc uit te voeren. Ook Geertgen bleef eerst haar vreemde strapatsen volhouden en spuugde weer vreemde voorwerpen uit zodra ze in de rechtbank met Neele werd geconfronteerd. Toch hielden ze de beschuldigingen niet vol. Jochem moest onder tortuur bekennen dat zijn betichtingen slechts valse lasterpraatjes waren. Hij kwam er nog genadig af. Hij werd uit Nijkerk verbannen en zal sindsdien een zwervend bestaan hebben geleid. Neele en ook de drie andere verdachte vrouwen werden vrijgesproken. Toch bleef ze de slechte naam behouden van vrouw die omgang heeft met het kwade. Mogelijk verhuisde ze om die reden met haar schoonfamilie mee naar het Hoogland net boven Amersfoort. Eind goed al goed? Nee, want eenmaal verdacht van toverij kom je er nooit meer van af! Na 41 jaar volgde er nog een venijnige staart aan dit verhaal.
De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1591
In de kroniek van Sint Aegten wordt vermeld: ‘In den jare 1591 worden alhier gevangen drye tovenaersters in de somer, een oude vrouwe met haer dochter ende een dochters dochter, oudt 15 jaren, d’welcke veel affgrijselicheyd van den viand verhaelden. De moeder en dochter worden op den berch gebracht om gebrand te worden, ende dwijle den scherprechter de dochter worchde, brack d’boose viand de moeder den hals. Het kijndt worde t’Utrecht gebracht ende ijewerts bestelt.’
In 1591 werd de 15 jarige kleindochter van Neele Ellerts, genaamd Maria Volckens verdacht van toverij, zij zou mensen en vee ziek getoverd hebben. Zij kwam – waarschijnlijk om haar naam te zuiveren – zelf naar de schepenrechtbank in Amersfoort om haar verhaal te doen. Daar vertelde zij hoe ze door Wouter de bleker gedwongen was om zijn zieke koe te zegenen. Ze moest zeggen: ‘God zegene uw koe, uw goed en uw bloed en al dat u op de wereld hebt.’ Helaas voor haar kwamen er meerdere personen haar beschuldigen. Ze zou de boter hebben betoverd en een meisje ziek hebben gemaakt doordat het kind haar lijfje had gedragen. Na die slechte getuigenissen werd Maria zelf verhoord en bekende een heleboel!: Ze had, toen ze tien was, geleerd hoe ze moest zegenen van haar moeder Reyer. Ook Reyer stond bij de buren in een kwade reuk als mogelijke toveres. Haar grootmoeder Neele zou haar gevraagd hebben om van God af te gaan en om de duivel aan te hangen. Ze zei: ‘Doet dat vrij en gij sult sterck worden’. Dit deed ze en sindsdien was ze getrouwd met de duivel. Ongeveer drie keer per week kwam hij langs om te ‘boeleren’ met haar. Onder zijn kleren was hij zwart en koud. Als teken van die verbinding kreeg ze een ‘trou’. Dit was een zwart stukje krijt dat haar trouw aan de duivel symboliseerde en waarmee ze kon toveren èn zegenen! Maria vertelde hoe ze door het stukje krijt op een dier of mens te leggen hen ziek kon maken, om ze weer te onttoveren of te zegenen hoefde ze slechts hetzelfde te doen. Zo bekende ze in totaal vier mensen en drie koeien ziek getoverd te hebben. Deze zonder marteling (maar waarschijnlijk wel met intimidatie) afgedwongen bekentenis, was voor de rechters het bewijs dat zij waarlijk een heks was!
Ook Neele werd na deze beschuldigingen ondervraagd, maar zij ontkende alles. Of Reyer ondervraagt is, is niet bekend. Maar de tante van Maria, genaamd Geertgen, wel! Zij vroegen onder andere of zij samen met Reyer en Neele had gedanst in de vorm van een zwarte kat. Ook Geertgen ontkende alles. Het is niet bekend hoe haar zaak afliep. Maria zelf kreeg – vanwege haar jeugdige leeftijd – genade en werd slechts verbannen uit Amersfoort. Haar moeder Reyer werd door de scherprechter gewurgd en haar grootmoeder Neele werd – volgens de processtukken – door de vijand zelf de nek gebroken. Zo’n uitdrukking betekent waarschijnlijk dat de vrouw door alle ellende en uitputting was bezweken of zelfmoord had gepleegd. Daarna werden de twee vrouwen van in de dertig en in de zestig naar de Galgenberg gebracht en op de brandstapel geworpen. Zo eindigde het leven van Neele Ellerts – 41 jaar nadat zij in Nijkerk ternauwernood aan een terechtstelling was ontkomen -uiteindelijk toch met een verbranding als heks.
De Amersfoortse heksenvervolgingen van 1595
De ellende was voor de familie van Neele echter nog niet over. In 1595 komt het opnieuw tot een uitbarsting: Toen Folkert Dirks (62) – de man van Reyer – mee had geholpen om een lading hooi binnen te halen werd een van de paarden ziek. Folkert werd ervan verdacht het beest ziek te hebben getoverd. Na veel gesoebat, werd hij gedwongen om het beest te zegenen en als gevolg daarvan zou het paard weer beter zijn geworden. Ook nu kwam het gerecht achter dit incident. Folkert en zijn kinderen werden opgepakt. Folkert en zijn oudste zoon Hessel (14) ontkenden dat ze kunnen toveren, maar Elbert (13) sloeg door. Hij bekende vele toverkunsten: Hij vertelde dat hij van zijn broer had geleerd hoe hij kon melken uit een bies of uit het heft van een mes tot hij een tobbe vol melk had. Dit kon hij doen met behulp van de ‘besemrijder’. Dit is waarschijnlijk een naam voor de duivel. Elbert vertelde vervolgens dat hij ongeveer twee jaar daarvoor samen met een hele groep – waaronder zijn vader en broer – had gedanst op de bleek bij Amersfoort, allen in de gedaante van katten. (1) Om katten te worden had deze ‘besemrijder’ hen ontkleed en zijn voorhoofd ingesmeerd met oude reuzel. Waarschijnlijk gaat dit om de beruchte heksenzalf. Ook had de duivel Elbert, zijn vader en zijn broer veranderd in ‘roode wolfkens, en sijnen vader in een swarte wolf’, met behulp van een haren riem. De duivel was met de wolven weg gevlogen door de schoorsteen en had ze naar een weiland gebracht, waar ze twee ossen hadden doodgebeten en het bloed van de dieren hadden gedronken. Elbert bekende verder nog dat hij door middel van wat hooi een os had betoverd. Hij zij daarbij: ‘eet de duyvel in ‘t hert’. Het beest ging vervolgens dood.
Elbert beschuldigde ook een andere familie: Willemtgen Stevensdochter en haar twee dochters Besseltje en Grietje. Grietje werd ook wel ‘de Rode Kater’ werd genoemd. Zij stond er al bekend om dat ze zich kon veranderen in een rode kater, vandaar de bijnaam. Bij de heksenvergaderingen op de Bleek was zij volgens Elbert de voorzanger terwijl de duivel in het midden stond. Hessel vertelde later van haar dat ze de duivel bij zich droeg in de gedaante van een rat. Grietje pleegde al vroeg in het proces zelfmoord in haar cel. Haar moeder Willemtgen was al voor hekserij ter dood veroordeeld in 1593. Zij was toen in Utrecht in de Oudegracht gegooid om de waterproef te doen en zij bleef drijven als een gans. Toen ze ook nog bekende dat zij in dienst van de duivel een kalf ziek had gemaakt met gras dat ze van de duivel had gekregen was de zaak wel rond.
De bekentenissen van Hessel en Folkert
Vervolgens werd vader Folkert opnieuw gemarteld en opgehangen aan de paleye, (Deze marteling werd ook bij enkele andere beschuldigden, Anthonis en Maria toegepast) toch sloeg hij niet door. Zijn zoon Hessel hield de ondervraging echter niet lang vol. Hij vertelde van een keer dat de duivel hem onder zijn arm had gevat en met hem de schoorsteen uit was gevlogen. Ze vlogen naar de Eem waar Willemtgen Stevensdr en haar dochter de ‘Rode kater’ woonden. Daar dansten ze tezamen in hun kamer. Vervolgens had hij samen met de ‘rode kater’ als wolven het vee nagezeten en doodgebeten. De duivel bracht hen weer naar huis alwaar hij door een gat in de stal naar binnen kwam en was gaan slapen. Hij bekende verder dat zijn peetmoeder hem had bevolen zich aan de duivel over te geven. Deze verscheen als een zwarte, naakte man met wolfspoten. Hij kreeg van hem een stukje zwart leer. Van zijn peetmoeder kreeg hij spelden en een zwart lapje. Met behulp van deze attributen kon Hessel toveren. Vooral door wat schaafsel van het lapje of wat fijngehakte spelden in iemands melk te doen kon hij ze ziek toveren. Hij bekende ook dat hij tot drie maal toe een mes in een appelboom had gestoken en uit het heft melk gemolken had. Een veulen en twee schapen vonden door deze toverij de dood.
Zijn vader Folkert werd daarop in de Oudegracht van Utrecht geworpen. Hij bleek soms te drijven en soms te zinken. Die zelfde dag bekende Folkert ook en vertelde dat hij na de executie van zijn vrouw (en daarna ook nog een paard) zo verdrietig was geworden, dat de duivel op hem afkwam en hem vroeg om hem te dienen. Deze duivel was een mooi geklede man met een pluim op zijn hoed en een vederstaf in zijn hand. In ruil voor deze overeenkomst zou hij nooit meer gebrek hebben. Hij kreeg van de duivel een zwart wambuis (onderkleed). Als hij dit aantrok kon hij zich veranderen in een wolf of kat en werd hij verplicht om kwaad te doen. Hij had dit nog vorige zomer gedaan met sint Jan rond twaalf uur ‘s-nachts. Hij had toen samen met zijn kinderen als wolf rondgetrokken en het vee gebeten in het veld. Later had hij ‘poot aan poot’ gedanst als kat op de bleek. Hiervoor had de duivel hem zijn broek uitgetrokken en met een olieachtige substantie ingesmeerd. Buren getuigden dat ze inderdaad wolven in de buurt van Folkert huis hadden zien lopen. Wolven vormden ook werkelijk een plaag in die tijd rondom Amersfoort.
Als laatste van de familie werd Hendrikje de zeventienjarige dochter van Folkert Dirksz aan de tand gevoeld. Zij vertelde hoe ze als elfjarige zich al aan de duivel had overgegeven. Hij kwam tot haar als mooie man in het fluweel gekleed, maar met klauwen in plaats van handen. Hij beloofde haar: ‘wilt gy my dienen gy sult soo rijk werden, als ‘t water diep is’. Zij antwoordde: ‘kont gy dat doen, so wil ik u lief hebben als onsen lieven Heer.’ Sinds vier jaren had zij hem als boel en bedreef seks met hem. Zij had een riempje van groen papier gekregen waarmee ze kwaad kon doen en ook een haren riempje dat haar in een wolf kon veranderen. Ook zij was als wolf het veld ingegaan en ze had als kat op de bleek gedanst, poot aan poot met haar broers en een andere heksenfamilie. Dit waren Willemtgen en haar dochters Grietje en Besseltje en nog een aantal anderen. Zij kon mensen en vee ziek toveren en ze kon een hagelbui oproepen met behulp van een bundeltje gras en door te roepen ‘laat het hagelen dat het barst, kon ik er de grote man mee doodhagelen ik zou het niet laten’. Zij beschuldigde ook Anthonis Bulck en zijn vader Cornelis. Dit waren de zoon en de man van de in 1593 geëxecuteerde heks Willemtgen Stevensdr.!
Deze Anthonis (28) bekende na marteling dat hij zich op aanraden van zijn vader in dienst van de duivel had gesteld. Ook hij had als wolf op dieren gejaagd in het veld en als kat op de bleek gedanst. Hij had ook boter uit de sloot gekarnd. In het dagboek van de jurist Arend Buchell vinden we nog enkele saillante details: hij vermeldt dat de vader van Anthonis, Cornelis Bulck bij verstek veroordeeld was: ‘Hij is voortvluchtig en er is een prijs op zijn hoofd gezet. Maar men krijgt hem maar niet te pakken, al wordt er gezegd dat hij dikwijls wordt gezien, weg vluchtend in de gedaante van een wolf, een ooievaar of een andere vogel.’ Ook een vrouw genaamd Maria Barten werd door de kinderen van Folkert beschuldigd en bekende onder tortuur dat ze met de duivel was meegegaan. Ze had als kat gedanst en ze was de toverkunst machtig.
Ook de jongste zoons Gijsbert (11) en Dirk (8) werden nog verhoord en bekenden grif. Dirk verteld nog dat hij puur met een elzenblad en wat hulp van ‘de kwade’ onweer en nevel kon maken.
Misdaad en straf
Na al deze bekentenissen werden Hendrikje en Folkert, Maria en Anthonis schuldig verklaard. Zij werden als heksen en weerwolf verbrand in 1595 op het Paardenveld in de stad Utrecht. De zoons van Folkert waren nog te jong voor deze straf. Zij werden gegeseld en moesten toezien hoe hun vader en zuster werden verbrand. Vervolgens werden ze bij andere gezinnen ondergebracht voor een heropvoeding. Later dat jaar werden nog Grietgen Willems en haar vijftienjarige dochter Adriana verhoord na een straatruzie waarin zij van toverij werden beschuldigd. Adriana bekende grif dat zij en haar moeder zich overgegeven hadden aan de duivel. De duivel boeleerde elke maandag met Adriana en elke donderdag met haar moeder. Op die dag mocht haar man niet bij haar komen. Zij hadden kinderen ziek getoverd met behulp van betoverde appels. Zij bekenden ook dat ze als katten op straat hadden gedanst en dat bijna alle beschuldigden uit de voorgaande heksenprocessen mee hadden gedanst. Grietgen werd door deze bekentenissen schuldig bevonden en verbrand. De jeugdige Adriana werd gegeseld en gevangen gezet. Zo werden in de – met elkaar gerelateerde – Amersfoortse heksenprocessen van 1591-1595, circa 28 vrouwen èn mannen van hekserij beschuldigd. Van deze groep vonden in totaal 10 mensen de dood, hetzij door zelfmoord, hetzij door wurging en verbranding.
Een interpretatie van het gebeurde
Veelal worden bekentenissen van hekserij afgedaan als volledig onwaar en onbruikbaar vanwege de toepassing van tortuur. Het is duidelijk dat je bij marteling alles zal willen toegeven waarvan je beschuldigd wordt. Het is dus zeker geen geldige schuldbekentenis. Zo’n bekentenis geeft wel voor een belangrijk deel weer wat rechters en examinatoren over hekserij en toverij geloofden. Daarnaast kunnen we – als de rechters open vragen stelden – ook een glimp opvangen van het hekserijgeloof van de vervolgden! Zij zullen datgene verteld hebben waarvan ze hoopten dat het de rechters tevreden zou stellen, zodat ze geen pijn meer hoefden te voelen. De vervolgden hadden natuurlijk geen demonologische boeken gelezen of andere geleerde jurisprudentie en vertelden daarom juist wat hun beeld was van hekserij! Daarnaast zal een deel van de bekentenis voortkomen uit de beschuldigingen die gedaan zijn door buren en andere dorpelingen. Dit maakt de verslagen van heksenprocessen een interessante bron voor het toen levende volksgeloof.
Alle betrokkenen zullen er in geloofd hebben dat deze magische handelingen werkelijk plaatsvonden. De vervolgden alleen wisten dat zij iets vertelden wat aansloot bij het toen levende heksengeloof, dat ze vervolgens toepasten op hun eigen situatie. Wie er werkelijk deze toverij bedreef zal wel altijd gehuld blijven in de nevelen van de tijd. Het feit echter dat mensen geloofden in de werkzaamheid van magie en toverij, geeft aan dat er ook mensen zullen zijn geweest die dit praktiseerden. De kans is groot dat deze ‘toeversen‘ (het woord heks werd in de zestiende eeuw nog niet gebruikt in Nederland) hun magie niet als duivels beschouwden, maar als een praktisch middel om tot eigen voordeel aan te wenden. We zullen meer inzicht in de vreemde details van het Amersfoortse en Nijkerkse heksenproces krijgen als we het proberen te benaderen vanuit een ‘magisch’ wereldbeeld.
De belangrijkste aanname die we daarbij moeten maken om toverij begrijpelijk te maken is dat de heksen in ‘trance’ gingen en uit hun lichaam konden treden. Dit verklaart het fysiek onmogelijke verhaal van het weg vliegen door de schoorsteen met de duivel / ‘besemrijder’. Net als in vele klassieke gevallen moeten Folkert en zijn zonen zich ontkleden en insmeren met reuzel of olie. De naam bezemrijder duidt op de belangrijkste functie van deze duivel: Hij hielp het gezin Dircks met hun ‘trance’. Hij berijdt de bezem en brengt ze zo in een oogwenk naar de gewenste bestemming. Hessel wordt zelfs door de duivel onder de arm genomen en zo naar de dansweide gebracht. Terug bij zijn huis kruipt Hessel door een gat in de stal weer naar binnen om te gaan slapen. Fysiek kon Hessel niet door de schoorsteen of door het gat in de stal, dit gebeurde dus in de geest. Mogelijkerwijs zelfs met behulp van de beruchte heksenzalf als de olie of het vet vermengd was met hallucinogene planten.
De waterproef
In dit verband moeten we ook de waterproef bespreken. Deze proef werd toegepast bij Willemtgen Stevensdr en Folkert Dircksz. Zij werden gedompeld in de gracht. Als zij zonken was dat een bewijs van hun onschuld, als zij dreven konden ze worden geïdentificeerd als ‘toeverse’. Tegenwoordig wordt deze procedure vooral aangehaald als bewijs van de achterlijkheid van de mensen uit die tijd. Telkens wordt in de populaire lectuur het fabeltje herhaald dat als een onschuldige zonk, zij moedwillig werd verdronken. Dit is zeker niet het geval; een persoon die onder water bleef werd natuurlijk ook weer omhoog gehesen! De reden voor dit vreemde ritueel is gelegen in de kunst van een ware heks om uit haar lichaam te treden. De heks is pas werkelijk een heks als zij in de geest is. Als geestwezen is zij natuurlijk gewichtloos! Hetzelfde principe geld voor de ‘weegproef’. (Het wegen van een vermeende heks op een waag zoals die in Oudewater.) De veronderstelde gewichtsloosheid van de heks is ook hier terug te voeren op haar ‘geest’ zijn. Hierin zijn er twee mogelijkheden of zij is tijdens een ‘trancereis’ betrapt en dit alter ego van de heks is meegevoerd, of de fysieke heks identificeert zich zo met haar geestlichaam dat dit haar licht heeft gemaakt. Dit laatste zou wel vreemd zijn, want hetzelfde wordt ook wel van ultiem onthechte heiligen beweerd..
Het ritueel met de emmer water of de kookpot
Dit uit het lichaam treden zien we ook terug in het ritueel met de emmer water dat de toverdokter Jochem Bos doet om de heks te identificeren. Hij dwingt met dit ritueel de heks om te verschijnen. De heks komt echter niet in het vlees, maar in haar geestlichaam. Daarom kunnen de omstanders haar niet zien maar de paranormaal begaafde toverdokter ziet haar wel. Ook bij het proces in Arnhem pocht Jochem dat hij de heksen voor de rechters kan laten verschijnen terwijl ze toch in het gevang blijven. Ze verschijnen dus in de geest in plaats van het vlees. Zelfs als geest is een heks niet onkwetsbaar, zoals we horen uit de anekdote van de duivelbanner uit Friesland waar Jochem bij in de leer was. Hij kon door te steken naar haar reflectie in de emmer water, haar werkelijke lichaam verwonden! Tijdens het verhoor van Grietgen – dat in 1595 plaatsvond – bekende zij dat ze mensen die zich betoverd waanden, had verteld hoe men toverij kon ontdekken. Men moest een nieuwe pot nemen, ‘daer inne doende ’t water van de betoverde persoon, scraepsel van nagelen, hayr van ’t hooft, drie hartgens van voegeltjens, seecker naelden ende spelden ende al samen coopt [kookt] dat men bij sich selven seggen sal, dit coop [kook] ick in duvels naem’. Het is bijzonder dat het hier de heks betreft die een bekentenis doet van dit ritueel om een heks te identificeren! Het ritueel lijkt voor de gelegenheid gedemoniseerd, door haar te doen zeggen dat het gebeurt in naam van de duivel.
Dergelijke verhalen vinden we ook terug in de sagen. In een negentiende-eeuwse sage uit Naarden wordt verteld van een duivelbanner die woont op de Kamp in Amersfoort, die adviseert om het huis volledig dicht te maken om vervolgens een ketel met water te koken en daar ‘spaanders’ in te gooien. De heks zal aan de deur verschijnen, en vragen om binnengelaten te worden, gebeurd dat niet dan wordt ze zo gepijnigd dat ze eraan zal sterven.
Ook uit de connectie tussen zegenen en betoveren blijkt dat er een hele dunne lijn loopt tussen de magische praktijken van de duivelbanner, wichelaar en waarzegger – oftewel de magisch specialisten uit die tijd – en de kwade toverij bedrijvende ‘toeversen’ of heksen. Met een zegening wordt je terug in je centrum gebracht. Degene die zegent maakt het ‘signum’; een kruisteken, dat bedoeld is om de vier windrichtingen met elkaar te verbinden in het centrum. Met een betovering wordt het slachtoffer juist uit zijn centrum en dus uit zijn evenwicht gebracht. Als je balans zoek is dan wordt je ziek, de elementen waaruit je bestaat zijn niet meer in harmonie, je verliest energie, je aandacht is verslapt en dat maakt je vatbaar voor kwade krachten, ziekten en demonen.. Ook als kwetsbare productieprocessen, zoals het karnen van de boter, het brouwen van bier of het maken van verf mislukten werd dit vaak aan toverij geweten. De toveres moest wel – letterlijk of in de geest – tijdens het proces in de buurt zijn geweest om het te doen mislukken. Dit is eigenlijk een andere manier om te zeggen dat iemand je concentratie verstoord omdat ze je angst aanjaagt of schuldig doet voelen. De vraag is in hoeverre de vermeende toveres hier bewust mee bezig was.
Duivelse verleiding
In dit energieverlies zit ook de aantrekkingskracht voor berooide mensen om zich te wagen aan zwarte magie. De duivel verleidt ze telkenmale met hetzelfde aanbod: Ik zal je rijk maken! Folkert wordt beloofd dat hij nooit meer gebrek zal hebben en Hendrikje krijgt zelfs te horen dat zij zo rijk zal worden als het water diep is! In een van de wonderen uit de Amersfoortse mirakelkroniek is een man des duivels en wil een heg overspringen. Op dat moment reikt de duivel hem de hand en zegt: ‘troost je kameraad, ik heb genoeg geld voor je‘. Dit is genoeg om de man bezeten te laten worden van de duivel. Toch geeft de duivel vervolgens nauwelijks materiële goederen. Een reden voor rechters en geestelijken om aan te tonen hoe leugenachtig de duivel is. Hij geeft echter iets anders: de toverkunst, de kunst om actief te handelen in het energetisch continuüm. De kunst om in de geest te reizen om dan elders mens of vee uit hun evenwicht te halen om zo gaten in hun energetische systeem te maken en zo hun energie van hen af te nemen. Dit is verboden en zwarte magie en moet natuurlijk zoveel mogelijk in het geheim gebeuren, anders zal het slachtoffer tegenmaatregelen kunnen nemen. Dit stelen en vergaren van energie is wel een andere vorm van rijkdom.
Mogelijk is de toverziekte van Geertgen uit Nijkerk met het braken van spelden en spreken met een vreemde stem hier aan te danken. Deze symptomen zijn te zien als een teken van demonische possessie. De heks kon met behulp van de duivel in het energetische systeem van haar slachtoffer inbreken en haar zo ziek maken. De duivel kan ook zelf iemands geest in bezit nemen. In de zestiende eeuw was in Nederland bezetenheid van de duivel een veel voorkomend fenomeen. Bij Geertgen gebeurt de bezetenheid op instigatie van de heks Neele, zij stuurt haar duivel op haar af en maakt haar zo ziek. Later beweren ook meerdere buren dat zij last hebben van deze ziekte. Dit fenomeen kom je in Nederland bijna nooit tegen. In het buitenland heeft massale bezetenheid op instigatie van heksen tot een aantal van de meest spectaculaire heksenprocessen geleid. De bezetenheid van de nonnen van Laudun in 1611 en die van Lauviers in 1647 in Frankrijk, alsmede die van enkele meisjes in Salem in het koloniale Noordamerika in 1692 zijn hiervan de beruchtste voorbeelden.
Het melken van het heft van een mes en boter karnen uit de sloot
Het toveren van melk of boter is ook te verklaren vanuit het idee dat je in je geestlichaam energie kan stelen. Hessel bekende hoe hij een tobbe melk had gemolken uit het heft van zijn mes die hij in een boom gestoken. In sagen waarin melk of boter stelen een rol speelt blijkt dat door deze toverij een andere boer zijn melk of boter kwijt raakt. Inderdaad overlijdt het vee van een andere boer door deze procedure. In mijn optiek steelt hij vruchtbaarheid van een andere boer door in trance te gaan en door middel van een sympathetische handeling in te tappen op het energiesysteem van de ander – zij het koe, boer of het grotere geheel van het hele boerenerf – de boom staat voor dat systeem, het mes maakt een lekkage in dat systeem waardoor hij de energie/ melk er uit kan trekken en voor eigen nut gebruiken! In het boter karnen uit de sloot – wat door Anthonis Bulck wordt bekend – zal een zelfde principe ten grondslag hebben gelegen.
Bijten als Weerwolven
Met behulp van de duivel konden de heksen zich in dieren veranderen. Om in een wolf te veranderen gebruikten ze de – van hem gekregen – haren riem of zwarte wambuis. Ook in de sagen wordt hetzelfde verteld: de duivel geeft een gordel van wolvenhaar aan zijn dienaar. Deze heeft vervolgens geen keus, hij moet zich wel veranderen in een dier en kwaad doen of hij wil of niet. Het weerwolventhema is al zeer oud, in de IJslandse Volsunga saga veranderen de twee krijgers Sigmund en Sinfiotli zich al in wolven waarna ze nog sterker zijn en mannen aanvallen en doden. Ook Folkert en zijn kinderen worden woedend, echter zij vielen alleen het vee aan, beten het in de keel en dronken het bloed. In de heidense tijden was een kunstmatig opgewekte woede een heilige trance die men opriep ter ere van Wodan/ Odin. Door Wodan werd men woedend, Wodan wordt ook wel de furieuze genoemd. Het is dan ook bijzonder om te merken dat de duivel waar de ‘toeversen’ zich aan hadden gewijd, de boze of de kwade wordt genoemd. Ook de duivel kan dus zijn aanhangers tot grote boosheid of kwaadheid brengen. In deze woedende bezetenheid menen ze in wolven te zijn getransformeerd. Ze laten hun mensvorm achter en trekken de wolvenvorm aan. Dit is een vorm van extreme identificatie die ook voor een toeschouwer heel echt kan lijken, zeker als het nacht is en de bezetene zich hult in de huid -inclusief kop – van het beest. Woede is de mannelijke vorm van duivelse magie. Mannen zijn de specialisten in de verscheurende kracht van kwaadheid. Meestal zijn het de mannen die (weer)wolven worden. Uit het drinken van het bloed van de beesten spreekt dat Folkert en zijn zonen als demonische weerwolven hebben gevampiriseerd op het naburige vee. Als kwaadheid bewust wordt toegepast om energie te roven spreken we van kwade toverij.
Dansen als katten
De meer voorkomende vrouwelijke variant van toverij drijft niet op woede maar op droefheid. In een bui van droefheid of melancholie geeft Folkert zich over aan de boze. Ook andere heksen sluiten pas een pact als ze in uiterste wanhoop en droefheid zijn. Ook al wordt dat in de bekentenissen niet letterlijk gezegd (waarschijnlijk omdat het geen belastend bewijs vormt) verschijnt de duivel dan om hen te verleiden met zinnelijk genot, dat zal ze opvrolijken! Het voor de hand liggende symbool voor zulke sensualiteit is de kat. De heksen dansen en zingen als katten en vieren zo feest. Deze verleiding ligt voor de hand, om uit het lichaam te treden is een extatische toestand nodig, te vergelijken – maar zeker niet te identificeren – met een roes van drank of drugs. In deze toestand van overgave is een intens genot mogelijk. De vrouwelijke heksen krijgen verder de duivel als ‘boel’ oftewel minnaar. Toch worden zijn attenties zelden als genot ervaren. Ook het meisje Maria – die in 1591 werd ondervraagd – zegt dat de duivel onder zijn kleren ‘zwart en koud’ was. Dit laatste kan ook een invulling zijn van de ondervragers die in alle heksenhandboeken hebben kunnen lezen dat seks met de duivel koud en pijnlijk is.
De anekdote van de vlucht van Anthonis Bulck in de vorm van een ooievaar laat zien dat nog vele andere diervormen mogelijk zijn. De ooievaar als reislustig dier, en in de symboliek bekend als geleider der zielen, is een gepaste keuze voor een man op de vlucht!
Weermagie
In de weermagie die Hendrikje en Dirk uitoefenden lijken alleen kwade bedoelingen te schuilen. Hendrikje kon – met behulp van een polletje gras – het laten hagelen en zo de oogst op het veld vernietigen. Dirk kon – met een elzenblad – het doen onweren en nevelen. Dit laatste kan met het vruchtbaar makende vocht ook juist een positief effect hebben. Het lijkt op de functie van degene die zegent en daarom ook weet hoe die moet betoveren. Het is in essentie een goede kracht, maar een vaardigheid die ook ten kwade gebruikt kan worden. Waarschijnlijk geld hetzelfde voor het ziek maken met behulp van spelden en een zwart lapje, wat Hessel gedaan zou hebben. Degene die kan genezen met een helende drank of zalf, kan ook ziek maken of vergiftigen. Dat is het gevaar van de ‘magische specialist’. Hij of zij kan vereert en geacht worden, tot de gemeenschap door tegenslag wordt geplaagd en de verering omslaat in verachting en wantrouwen.
De ware toedracht van de heksenprocessen in Nijkerk en Amersfoort zullen we helaas nooit te weten komen, wel biedt het een zeer boeiend kijkje in het nog deels magische bewustzijn van de mensen uit deze stadjes in de zestiende eeuw.
Abe van der Veen
Literatuurlijst:
Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)
1) In de latere sagen wordt gezegd dat dit dansen plaatsvond op Metgens bleek. Dit wordt nu wel de Kattenkampen genoemd. Het is een weiland net buiten de stad, waar men vroeger het laken liet bleken. Het bijten van het vee op het veld vond plaats in het Eemland en bij de Birk. In die tijd was er ook werkelijk een wolvenplaag rondom Amersfoort! (Dresen Coenders) In latere sagen wordt verteld dat er op de Heiligenberg heksenbijeenkomsten werden gehouden. Deze is op loopafstand van Meintjes bleek.