In de poelen en bronnen, de rivieren en vaarten schuilt een gevaar. Daar woont een watergeest die het voorzien heeft op de mens. Door listen en lagen probeert hij de argeloze voorbijganger en vooral kinderen te doen verdrinken. In Nederland heeft die geest diverse namen: In Zeeland heet hij de Slokkevent of Jan Haak, in Utrecht is het de waterwolf en in Brabant de nekkerman, Overijssel kent de watersnaak, Gelderland de bullebak of de kerel met de haak en Friesland kent de boezehappert. (1) Toch is de meest voorkomende naam de (water)nikker of nekker. Al in de veertiende eeuw wordt de nikker genoemd in een opsomming van geesten: ‘Haghetissen, varende vrouwen, goede kinder, coubouten, alven, nickers, maaren; het sijn duvelen alle.’ In het Visboeck van Coenen uit 1577 wordt gesproken van ‘hoofse nickers’ die goede duivelen of geesten zijn. Hier worden ze omschreven als weliswaar plagerig, maar ook hulpvaardig en opgewekt van aard. (2) Ook buiten Nederland heeft het wezen vaak een vergelijkbare naam: Nixe en Nickelmann bij de Duitsers, nokk bij de Denen, neck bij de Zweden en Nickur of Nennir bij de IJslanders. Dit woord komt van het Indo-Germaanse ‘nig’ dat ‘wassen’ of ‘baden’ betekent. Het is mogelijk ook verwant aan het Latijnse ‘necare’ oftewel doden. (3)
Het uiterlijk van de nekker
Ook de wijze waarop dit monster wordt omschreven verschilt nogal: De man met de haak uit Limburg is een mannetje met groene ogen, een groen hoedje en een zwarte huid. Hij heeft een wilde baard gemaakt van waterplanten. De nekker werd in de negentiende eeuw omschreven als een wezen met een dikke kop, rode ogen, rood haar en een pad onder de tong. Ook komt de Nederlandse watergeest voor als een spookdier: De waterwolf is een watergeest die er uit ziet als een wolf maar verder is hij met schubben bedekt en met wier begroeid. In Groningen verschijnt hij als dromedaris, maar dan wel met een lange slurf! Er bestaat ook een oud gezegde: ‘Zo zwart als een nekker’. Hier is het wezen dus weer pikzwart! (4) Zijn verschijningsvorm is natuurlijk niet zijn ware wezen. Het zou gaan om een verdronken ziel die anderen hetzelfde lot wil doen ondergaan of een door een priester in het water verbannen dolende ziel. Het is in ieder geval een bovennatuurlijk wezen. (5)
Ze lokken je het water in..
In het overgrote deel van de gevallen hebben de watergeesten het slecht met ons voor. Als kinderen te dicht bij het water komen pakken ze hun enkeltjes vast en sleuren ze de diepte in. Vaak gebruiken ze hierbij een lange haak. Bij volwassenen bootsen ze het geluid van een huilend kind na om de voorbijganger het water in te lokken. Met dezelfde intentie doet de geest zich voor als een zelfmoordenaar die van de brug springt. Ook verschijnt hij wel als paard en nodigt de voorbijganger uit om op zijn rug te komen zitten. Zodra hij dat doet stort de nekker zich in het water om de man te doen verdrinken. Hij kan zich zelfs voordoen als een driekantige steek [soort hoed] of een andere kostbaarheid die in het water drijft. Als je je dan voorover buigt om de hoed uit het water te pakken, sleurt de nekker je de diepte in. Op de bodem van het water zal hij uiteindelijk de verdronkene het bloed uitzuigen. (6)
Het waterpaard
In een Vlaamse sage wordt verteld hoe de nekker de gedaante aanneemt van een paard. Hij greep mensen vast en wierp ze in het water. Dit ging door tot een knecht hem wist te vangen en hem voor de eg spande. Na een dag hard werken vluchtte de nekker met eg en al in het water en werd nooit meer gezien. Deze paardengedaante blijkt in Scandinavië de favoriete gestalte van de watergeest te zijn. Hij doet zich voor als een mak paard, maar zodra je op zijn rug klimt, holt hij naar het water en stort zich erin om je te doen verdrinken. In een IJslandse versie klimmen er meerdere kinderen op zijn rug, op magische wijze wordt de rug van het paard almaar langer. Het laatste kind durft niet en verzucht: ‘Wat ben ik toch een bangerik!’. Dit woord lijkt echter op Nennir, de naam van de watergeest. De geest vlucht en breekt zijn rug, of hij vlucht en verdrinkt de kinderen. Nennir en Hnikar zouden prima onomatopaeïsche woorden kunnen zijn die slaan op het hinniken van een paard. Ook de Schotse Kelpie is een watergeest die zich vaak als paard voordoet en dezelfde trucjes hanteert. In een Iers middeleeuws verhaal rond Finn McCumhail klimmen krijgers een voor een op de uitnodigende rug van een groot paard, tot er veertien krijgers op zitten. Het paard voert ze weg de zee in naar Tir-fa-Tonn, het land onder de golven van de zeegod Manannan. De held Diarmuid vindt ze terug door een magische bron in te springen. Het water – zeker in de vorm van een poel, bron of moeras – is te zien als een doorgang zijn naar de andere wereld. Op de bodem of aan de andere kant bevindt zich een wereld die lijkt op de onze en waar de zielen van overleden mensen wonen; met name de zielen van de verdronkenen. Het (water)paard is in het volksgeloof een zielengeleider. Hier brengt hij zielen naar het land onder de golven, mogelijk een land van de doden. Daar is de bron van wijsheid en mogelijk ook de bron van (weder)geboorte. (7)
De omgekeerde zielenpotten
Een aantal malen wordt er in de Nederlandse folklore verteld dat de watergeest in zijn huis onder water zielen gevangen heeft gezet in een zielenpot, kruik of urn. In Limburg houdt de man met de Haak de zielen van zijn verdronken slachtoffers in kruiken gevangen. Wie zo’n kruik kan omstoten heeft daarmee een ziel verlost. In een verhaal uit Oostende vraagt het spook van een verdronken man aan ene Andries of deze hem wil verlossen. Hij moet daarvoor de zee inlopen en de middelste van drie potten omkeren. Als hij dit doet verandert de zee in een mooi land en er komt een aantrekkelijke vrouw op hem af die zegt: ‘Oh Andries ben je er eindelijk!’ Maar hij laat zich niet afleiden en loopt langs haar heen. Wanneer hij de pot omdraait valt hij flauw. Hij komt ‘s ochtends weer bij met naast zich een zak vol goud. Ook in Duitsland kent men de zielenpot: Een waterman is bevriend met een boer. Hij nodigt hem uit om onder water zijn huis te bekijken en de boer ziet daar allemaal omgekeerde potten in een kamer. Hier houdt de waterman de zielen van de verdronkenen gevangen. De boer komt later stiekem terug om de potten allemaal om te draaien en zo de zielen te bevrijden. Precies hetzelfde verhaal wordt ook verteld van de Ierse watergeest, de ‘merrow’. De ziel van de verdronkene zoekt beschutting voor de kou van het water en komt zo in de kooi terecht. Op kenmerkend Ierse wijze wordt door middel van een drankwedstrijd de ‘merrow’ verschalkt. Als de merrow onder tafel gezopen is met ‘poteen’ kan de visserman de zielen uit de kooien bevrijden. Uit de zielenpot is ons woord voor arme stakker, de zielepoot ontstaan! De zielepoot wordt hier vergeleken met een arme dolende ziel. Want juist de verdronkenen konden geen behoorlijke begrafenis krijgen en hadden daardoor een grotere kans om rond te dolen. (8)
‘De tijd is daar, de man nog niet’
Een veel voorkomende sage die verbonden is aan de waternekker is: ‘de tijd is daar, de man nog niet’. In het kort gaat het verhaal als volgt: Mensen horen vanuit het water (het kan in een meer, sloot of andere watermassa zijn) een stem komen die zegt: ‘De tijd is daar, de man nog niet‘ of ‘hier is de plaats, waar is de man?’ of een soortgelijke zin. Ze zien echter niemand en ze komen er niet achter bij wie de stem hoort. Vervolgens zien ze een man met enorme haast aan stormen die, voordat ze kunnen waarschuwen, het water in struikelt en verdrinkt. In een variant vertellen ze over de stem aan de dominee, die meegaat naar de plaats waar de stem is gehoord. Hij buigt zich voorover, struikelt in het water en verdrinkt. Een enkele keer wordt de man verhinderd om zijn noodlot tegemoet te treden, maar verslikt zich in het eerste water dat hij drinkt en stikt vervolgens. In een Friese versie wordt verteld dat het de watergeest is die zijn offer heeft geclaimd! Ook in Noorwegen wordt gezegd dat het de waternekker is. Daar wordt gezegd dat de Nokk elk jaar een slachtoffer eist. Dit wordt ook in Noord-Duitsland gezegd en om een mensenoffer te voorkomen offeren ze daar een haan. Dit verhaal is al eeuwenoud. Een verwijzing ernaar vinden we al bij Gregorius de Grote uit de zesde eeuw n.o.j.. Het wordt in half Europa verteld vooral in de gebieden waar Kelten of Germanen wonen of hebben gewoond. (9) De boodschap van de sage is duidelijk: Het noodlot is niet te voorkomen. Als uur en dag bepaald zijn voor iemands verscheiden, dan zal hij doodgaan. Linksom of rechtsom, het moet gebeuren! Het lijkt erop dat de geest van het water weet wanneer iemands tijd is gekomen. Het noodlot heeft iemand uitverkoren om het jaarlijkse offer te zijn. De nekker heeft daar recht op en zal het krijgen ook! De man is door zijn noodlot gedoemd en heeft hierin geen keuzevrijheid. Hij moet het slachtoffer worden. Het is duidelijk dat de geest van het water – of het nu om die van de zee, of het meer, of de rivier gaat – zijn jaarlijkse tol aan zielen eist.
Profeterende nekkers
De oudtijdse wichelaars wisten dat de nekker het lot kon voorspellen en maakten daar soms ook gebruik van: al in de dertiende-eeuwse Duitse Nibelungen sage wordt gesproken van twee ‘Meerweiber’ die een voorspelling doen aan de held Hagen. De wichelaar Jacob Judoci de Rosa uit Kortrijk kreeg – in de mid-zestiende eeuw – advies van een in zijn ring gevangen geest genaamd Nepton. Hij kon daardoor door heksen betoverde mensen genezen van hun kwaal. De naam van de geest doet – niet toevallig – sterk denken aan de zeegod Neptunus. In de zeventiende eeuw schrijft de rechtsgeleerde Ulrik Huber uit Friesland dat het mogelijk is om toverkunst uit te oefenen door een overeenkomst met de duivel of met de nikker. In een vroeg negentiende-eeuwse sage wordt weer verteld van de wijze vrouw van Ieper in Vlaanderen die kon waarzeggen door middel van de nekker. Voor ze hem ondervroeg bezwoer ze hem eerst met het volgende rijmpje: ‘Kom necker, mijn dekker, mijn wekker, mijn lotentrekker, mijn geheim ontdekker, en toon vandaag, dat wat ik u vraag.‘ (10) Deze anekdotes maken duidelijk dat via de nekker – verboden – kennis te vinden was.
De goddelijke afkomst van de Nekker
De hierboven genoemde kenmerken geeft de watergeest iets duivels – de nikker wordt in de teksten regelmatig gelijkgeschakeld met de duivel -, maar ook iets goddelijks. Volgens het zestiende-eeuwse woordenboek van Kiliaan is de ‘bommelnecker’ een zeegod of zeespook. Hij vergelijkt de ‘necker’ met Neptunus. De god Neptunus – het Romeinse equivalent van Poseidon – ontvangt de zielen der verdronkenen en kan zich veranderen in een paard. Als we naar de Noorse mythologie kijken komen we terecht bij Ran en Odin. De zeegodin Ran, vrouw van Aegir, eist de verdronkenen op. Zij probeert de zeelieden met haar net te vangen. Daarna mogen ze rusten in haar onderzeese hal. Toch kan het ook om Odin gaan die de verdronkenen opeist. Een van zijn bijnamen is namelijk Hnikar. Als het schip van de held Sigurd tijdens een storm bijna vergaat, staat hij op een rots in de zee en weet het water te kalmeren. Hnikar is bijna gelijk aan het IJslandse woord voor de waternekker, Hnikur. Ook de naam van de Ierse riviergod Nechtan is verwant aan de nekker. Nechtan bewaakt de bron van wijsheid. Deze bron zou in het land Tir-fa-Ton liggen, het land onder de golven. Zijn vrouw poogde van deze verboden bron te drinken en verdronk. (11)
Conclusie
Ook al is het niet rechtstreeks te bewijzen, toch is het aantrekkelijk om de plaatsgebonden watergeesten van de verschillende meren, rivieren en bronnen te zien als emanaties van een overkoepelende watergodheid. Daar voorbij het water was de bron van wijsheid waardoor de waterwezens konden profeteren. De zeemeerminnen profeteerden de ondergang van vissersdorpjes en de waternekkers het noodlot van de mensen. Wie verdronk kon niet begraven worden, hij kreeg een waterig graf op de bodem van de zee. De ziel bleef dan ook in de waterige regionen en steeg niet op. Dit kon een gevangenschap betekenen, waarin de ziel vastgehouden werd in een omgekeerde urn, maar ook een voortleven in een paradijselijk oord onder water. In de latere sagen bleef voornamelijk het duivelse element over van het watermonster dat kindertjes deed verdrinken. Echter in de vroegste optekeningen over de waternekker blijkt dat hij ook een wijze, hulpvaardige en hoofse aard had. Voor de waternekker was het een daad van mededogen om de zielepoot de weg te wijzen door het waterige element naar de bloemenweide in de andere wereld.
Abe van der Veen
1) Sinninghe – Zeeuws sagenboek 10
Sinninghe – Gelders sagenboek 18
Sinninghe – Utrechts sagenboek 181
Sinninghe – Brabants sagenboek 33
Sinninghe – Overijssels sagenboek 77
S.J. van der Molen – Frysk sêgeboek 16
2) De nikkers worden het eerst in Nederland genoemd in de Natuurkunde van het geheelal uit de veertiende eeuw van Broeder Gheraert. Daar zegt hij: ‘Duvele die sijn in die lucht, Ende doen den mensche dicke vrucht (angst). Nachtridders heten si, Ende sijn duvele ” ic segdi ” Haghetissen ende varende vrouwen, Goede kinder in goeden trouwen, Coubouten, alven, nickers, maaren Die hera smorghens openbaren; het sijn duvelen alle, Die ons gherne brochten te valle.’ Alle geesten uit de folkore worden hier over één kam geschoren, het zijn allemaal duivels.
http://www.figy.be/legenden/Nekker.htm
3) http://de.wikipedia.org/wiki/Nixe
http://nl.wikipedia.org/wiki/Nikker_(folklore)
http://en.wikipedia.org/wiki/Neck_%28water_spirit%29
http://de.wikipedia.org/wiki/Wassermann_%28Mythologie%29#cite_note-1
Ergens is er ook een connectie met naaktheid. In Zweden betekent nëck zowel watergeest als naakt. De badende nixen uit de Nibelungen worden de kleren gestolen. De nekker ‘Oude rode ogen’ van Mechelen – waarmee de kinderen bang gemaakt werden – is een grote, zwarte, naakte man. Ook de Noorse Nokk word soms gezien als een naakte man. De Schotse Nuckelavee is zelfs zo naakt dat hij geen huid heeft!
4 K. ter Laan – Nederlandse volksoverleveringen 62-63
Teenstra – Nederlandse volksverhalen 101
Utrechts sagenboek 181
5) Janssen – Het dansmeisje en de lindepater 120-121
6) Brabants sagenboek 33
Frysk sêgeboek 16
Het dansmeisje 121
Sinninghe – Oude volksvertellingen 45
7) Sinninghe – Oude volksvertellingen 41
Bedell – Hildur, queen of the elves 174
Lady Gregory – Goden & giganten 2 339 (Het verhaal van ‘de slechte dienaar’)
8) van den Bergh – Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlansche mythologie 182
Ter Laan 63
Sinninghe – Volksvertellingen 38
Grimm – Deutsche Sagen 52 p. 75
Crofton Croker – The soul cages http://www.sacred-texts.com/neu/yeats/fip/fip21.htm
Poot betekent gewoon pot! De zielepiet is een verbastering van de zielepoot.
9) Van der Molen 18
Thorpe – Northern mythology 241 en 491
Blécourt – Verhalen van stad en streek 86
10) Deutsche märchen und sagen – Wolf p. 94
Arrowsmith – A field guide to the little people 103
Toverij en samenleving Holland 1500-1800 – H. de Waardt 58
Teenstra – Volksverhalen 105
Nibelungenlied: vs. 1587 ev. Ze zijn wit en drijven op de golven alsof het watervogels zijn. De held Hagen vond ze in een bron waar ze naakt aan het baden waren en steelt hun kleren. In ruil voor een profetie geeft hij hun kleren terug: ‘While looking for a possible fording place Hagen came upon a group of water-fairies bathing in the water. As he approached they fled, leaving their clothes behind, and the warrior immediately took possession of their garments. One of the nixies called to him, “Noble knight, give us back our clothes, and we will tell your fortune.’
11) Kiliaan – Etymologicon Teutonicae lingae Tom. 1 p. 8
https://books.google.nl/books?id=0gIsAwAAQBAJ&pg=PA86&lpg=PA86&dq=poseidon+souls&source=bl&ots=eyXQMW25_y&sig=KbrwJwPFY_4E-L2p2Q2ePdaohvE&hl=nl&sa=X&ei=6zUhVc2YCcepsAHGu4G4Bg&ved=0CGEQ6AEwDg#v=onepage&q=poseidon%20souls&f=false
http://en.wikipedia.org/wiki/R%C3%A1n
Edda – Reginsmal vs. 18
http://en.wikipedia.org/wiki/Nechtan_%28mythology%29
In Duitsland heet de watergeest ‘Nix’. Het is verleidelijk een associatie te leggen met de nacht en het niks. Nyx is de Griekse godin van de nacht. Zij werd als eerste wezen geboren uit Chaos. Zij bewoont een grot voorbij de oceaan. Daar leeft ze samen met Kronos die daar eeuwig in een diepe slaap gevangen ligt. Zij wordt altijd als zwart omschreven. Ze heeft vele kinderen waaronder Thanatos (de Dood), de Moirai (de Schikgodinnen) en Nemesis (Goddelijke wraak). Deze kinderen symboliseren het onvermijdelijke lot. Ook al geven de etymologische woordenboeken hier geen uitsluitsel over, toch is het voor de hand liggend dat het woord niks (In veertiende-eeuws Duits gespeld als nix) verwant is aan Nyx. Vergelijk hierbij ook de Noordse godin van de nacht Nótt. Zij heeft een zwarte huid en haar naam klinkt als het woord niet (not). De inktzwarte duisternis van de nacht is hier tegelijk het niets, niks. Ook de nachthemel is te zien als een kosmische oceaan waarachter zich de zielenwereld bevindt. (www.etymologiebank.nl/trefwoord/niets)
Ook interessant:
Rond Mechelen kent men ‘Oude Rode Ogen’ een waternekker: De verhalen over en signaleringen van Oude Rode Ogen begonnen in de vijftiende eeuw, na meldingen dat kinderen op onverklaarbare manier verdwenen. Ze zouden het slachtoffer zijn van een kannibalistische gedaanteverwisselaar. Ooggetuigen verklaarden dat er een grote naakte zwarte man wegrende, nadat hij probeerde een jong meisje uit haar bed te ontvoeren. Er werd op deze man geschoten, waarna hij in een grote zwarte hond veranderde. Niet lang daarna werd een zwarte zwerver nabij Nekkerspoel gelyncht en levend gevild. De huid van deze man zou zijn begraven in de kelder van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Vanaf de achttiende eeuw (tot in de huidige tijd) wordt een geestachtige donkere figuur met vurige rode ogen gesignaleerd in Mechelen en omgeving. Er wordt verteld dat hij zijn huid zoekt om weer de gehele demonische figuur te worden die hij ooit was. Tijdens de twintigste eeuw werd de figuur bekend als de nikker, de nekker of de neger. Het wezen zou levende kinderen eten, als ze na bedtijd nog op zouden zijn. https://berichtenuithetverleden.wordpress.com/2011/05/10/de-nekker/http://nl.wikipedia.org/wiki/Oude_Rode_Ogen
Verder: Nikker is ook een volksnaam voor de klaproos. In Noorwegen heet de waterlelie de Nökkeroos.
De Duitse Nickelmann heeft ook een connectie met het metaal nikkel: www.etymologiebank.nl/trefwoord/nikker1 nickel (n.) whitish metal element, 1755, coined in 1754 by Swedish mineralogist Axel von Cronstedt (1722-1765) from shortening of Swedish kopparnickel “copper-colored ore” (from which it was first obtained), a half-translation of German Kupfernickel, literally “copper demon,” from Kupfer + Nickel “demon, goblin, rascal” (a pet form of masc. proper name Nikolaus, compare English Old Nick “the devil;” see Nicholas); the ore so called by miners because it looked like copper but yielded none.
wat een mooie website met al die prachtige verhalen en tekeningen. Ik ga hem goed bewaren…
In het Groene Hart bestaat Haantje Pik. Die trekt kinderen het water in als ze te dicht bij de waterkant komen. Zelf als kind nog van mijn moeder gehoord.
Ah leuk. Dank voor de aanvulling. In mijn lijst https://www.abedeverteller.nl/van-aardmannetje-tot-zwarte-juffer-een-lijst-van-nederlandse-en-vlaamse-elfen-en-geesten/ vindt je wel een duivel als heintje pik en een watergeest als pikkepoot 🙂
heb gehoord dat kinderen ook bang werden gemaakt met de waterjood. Ik dacht in het oosten van ons land, maar ik vind er niets meer over terug. Ben jij het wel eens tegen gekomen?
Ja, ik heb in mijn boek over witte wieven en waternekkers ook de Boesjeude, Jeude of Boesjörre genoemd. Deze vond ik alleen als een benaming voor de waterschrik in een kaart van het Meertensinstituut. Op de kaart zie je deze naam vooral voorkomen in Oost-Groningen en een paar plaatsen in Drenthe en Twente. https://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/proxy/image/12004
dank voor je reactie
Water is natuurlijk voor de mens een enerverend element. Het is leven en vruchtbaarheid brengend en dorst lessend, maar ook gevaarlijk, misleidend en onvast. In moerassen kon je vast raken en verdrinken. Ook werden misdadigers in moerassen verdronken en later vermeende heksen. Bekend waren de waterjuffers of witte wieven, watergeesten of geesten van verdronkenen.
Ook werden er vroeger wel mensenoffers gebracht. Misschien elk jaar, wat nog voortleeft in het gerucht dat er bij de vrijmetselaren er elk jaar iemand moet sterven)
De zeegod Neptunus is groots en verschrikkelijk (zie de astrologische werking, de draak met de vissenstaart).
In Hong Kong heb ik een beeld van de zeegod gezien dat er niet om loog en waarbij door de vissers nog steeds geofferd wordt.
De kosmische oceaan is beangstigend, oneindig groot en donker als het heelal (Denk aan de Egyptische godin Nut), maar uit dat duister komt het licht voort dat leven en wijsheid brengt in de zin van groei en bloei ook van bewustwording. Een Druïde stelde: De geest slaapt in het mineralenrijk, ademt in het plantenrijk en komt tot bewustzijn in de mens.
Droomt in het dierenrijk hoort daar nog tussen.