Een van de meest intrigerende wezens uit de Nederlandse sagenwereld is de ‘Opwipper’. Waarschijnlijk heb je hier nog nooit van gehoord, maar misschien ken je het gevoel maar al te goed. Lees eerst het korte verhaal en daarna de mogelijke verklaringen van dit fenomeen.
Het verhaal van de Opwipper
Ik was nog laat bij vrienden voor een feestje en enigszins beschonken liep ik ‘s nachts terug naar huis. Helaas moest ik eerst nog een aantal kilometers door de woeste, verlaten natuur lopen. Ik was helemaal alleen en het was doodstil. Eerst maakte mij dat rustig, ik genoot van de stilte en de natuur. Soms hoorde ik een late vogel, maar dat was alles. Ik kon weinig tot niets zien behalve de donkere contouren van wat bomen en struiken. Plotseling hoorde ik wat geritsel en ik keek achterom. Ik meende dat ik iets kon zien bewegen, maar ik wist het niet zeker en ik liep door. Mijn hart klopte in mijn keel en ik kreeg kippenvel. Ik spitste mijn oren en hoorde opnieuw een geluid. Sloop daar iets of iemand achter me aan? Wat zou het kunnen zijn? Was het slechts een andere late wandelaar of een hert of een konijn? Misschien was het een wild beest dat me wilde verscheuren of anders een overvaller of een verkrachter of .. Kon het nog iets anders zijn? Ik begon licht te hijgen, terwijl mijn hart nu hoorbaar bonsde. Ik voelde het koude angstzweet langs mijn rug naar beneden glijden. In mijn hoofd vond zich een verhitte discussie plaats: stommeling! Er is niks, je laat je gek maken door je eigen fantasie! Maar ik hoorde echt iets. Ja, vast een beest of zo, houdt op jezelf zo bang te maken! Maar als het nu wel iets gevaarlijks is? Wat dan? En zo ging het maar door.
Tot er een verhaal me te binnen schoot over een vreemde plaaggeest die juist in dit gebied rond zou dolen op zoek naar een slachtoffer. Hoe die de late wandelaar op de rug zou springen en zich dan zou laten dragen. Hoe heette dat wezen ook alweer? Opnieuw keek ik schichtig achter me en tot mijn grote afgrijzen was er echt een gedaante die me achtervolgde. Het was geen fantasie! In het donker kon ik alleen zijn schimmige omtrek zien, ik hoorde zelfs een zacht geratel als van ijzeren kettingen. Het kwam nu langszij en bleef naast me lopen. Mijn angst werd nu ondraaglijk. Ik trilde over mijn hele lijf. Was het wel een mens die daarnaast me liep? Nee, dat kon niet, daarvoor was het te harig, ik meende zelfs hoorns te zien. Toen het zo dichtbij was dat ik zijn gloeiende ogen zag, was het te laat. Hij sprong op mijn rug en legde zijn klauwen om mijn nek. Een zwaar gewicht drukte op mijn schouders. Wilde paniek maakte zich van mij meester. Ik probeerde het wezen van me af te schudden, maar het klampte zich alleen maar steviger aan mij vast. Ik schreeuwde, ik rolde over de grond, ik probeerde de klauwen van mijn schouders af te trekken, maar niets hielp. De geest werd alleen maar zwaarder. Er zat niets anders op dan me langzaam verder voort te slepen terug naar huis.
De plaaggeest was loodzwaar en ik kon alleen vooruit strompelen, terwijl ik diep voorovergebogen zijn gewicht op mij voelde. Ik was kletsnat van het angstzweet, of was het iets anders dat daar langs mijn rug naar beneden liep? En het beest bleef me maar vastklampen, terwijl het in mijn nek en mijn gezicht likte. Bij het ochtendgloren bereikte ik eindelijk mijn huis. Plotseling maakte het wezen zich van mij los en verdween. Het wezen lachte met een kwaadaardige, langgerekte schaterlach en verdween. Ik bleef uitgeput achter en voelde me meer dood dan levend. Ik sleepte me naar bed en bleef daar enkele dagen liggen. Toen ik eindelijk mijn avontuur vertelde aan mijn vrienden lachten zij me uit. Je was vast gewoon te dronken om op je eigen benen te staan of je was bang in het donker en je hebt je maar wat ingebeeld! Maar ik weet zeker dat wat ik mee heb gemaakt echt is en nooit zal ik mij meer alleen in het duister wagen.
De vele soorten Opwippers
Het hierboven beschreven scenario moet vele mensen – en vooral mannen – zijn overkomen. Hun getuigenverslagen werden doorverteld en kwamen terecht in vele regionale sagen. Dit geestwezen dat zich dus voornamelijk bezig houdt met mensen ‘s nachts van achteren bespringen om zich dan te laten dragen, kreeg in elk gebied een andere naam. Hij staat bekend als de Osschaert in Zeeland, de Flodder in Noord-Brabant, de Stoep in de Betuwe en Blauwe Gerrit op de Veluwe. Als we naar het buitenland gaan dan vinden we de Kludde in Vlaanderen, Bahkauv (beekkalf) in Aken, Boxenwolf in Schaumburg en Stüpp in Düren. Ook de Lange Wapper van Antwerpen en de Pooka uit Ierland kunnen zulke streken vertonen, maar deze wezens hebben nog vele andere plagerijen in hun repertoire. Vreemd genoeg zijn er een aantal Nederlandse en Vlaamse sagen waarin dit wezen een ‘weerwolf’ genoemd wordt. (1) Door sagendeskundigen wordt voor deze plaaggeest de algemene benaming ‘Opwipper’ gebruikt. Zijn uiterlijk kan heel verschillend zijn: de ene keer verschijnt hij als een hond, dan weer als een beer of een wolf, maar ook een mensvorm is mogelijk. Nachtelijke, eenzame plekken in de natuur zijn zijn domein, dit kunnen bossen zijn of bronnen en beken. In Duitsland wordt hij ook veel gesignaleerd bij kerkhoven, galgen en wegkruisingen. Het wezen werd meestal beschouwd als een soort spook of een natuurgeest, maar in de oudste versies lijkt het te gaan om een levend lijk. (2)
Angst en suggestie
Wat zou er toch achter deze intense en zelfs traumatiserende gebeurtenis zitten? Wat is de verklaring van dit buitengewone verschijnsel? Er zijn door verschillende onderzoekers mogelijke verklaringen gegeven. De volkskundige Roeck wijst op het verschijnsel dat sommige mensen die in grote angst verkeren fysiek druk kunnen voelen op hun borst of op hun schouder. Hierbij speelt ook een belangrijke rol dat men al verwacht door een geest op de rug te kunnen worden gesprongen, doordat het verhaal van de Opwipper al bekend is. Als zo iemand dan plotseling een druk op de schouder voelt is het niet verwonderlijk dat hij of zij denkt dat er ook werkelijk een geest op zijn of haar rug is gesprongen. (3)
Een seksueel misdadiger?
Volgens de antropoloog de Blécourt is er nog iets meer aan de hand. De opwippersage zou seksuele toespelingen bevatten, zeker als de ‘opwipper’ omschreven wordt als een weerwolf. Het gaat hier om een man die in een beest verandert, en vervolgens een andere persoon, opvallend genoeg meestal ook een man, van achteren op de rug springt. Nu wil het geval dat van achteren bespringen ook de meest voorkomende seksuele positie is van veel dieren. Bovendien zijn er een aantal verhalen terug te vinden waarin de weerwolf zijn slachtoffer niet alleen berijdt, maar hem ook likt of op hem urineert. Verder zijn er een aantal strafprocessen geweest waarin seksuele delinquenten als ‘weerwolf’ ter dood werden veroordeeld. Op de plaats van executie werd een paal opgericht met de figuur van een wolf erbovenop. Ook werd in de Betuwe gezegd dat de weerwolf kinderen kon verwekken bij onschuldige meisjes. Volgens De Blécourt zijn dit allemaal aanwijzingen dat de opwippersage te zien is als een impliciete waarschuwing voor een seksuele misdaad. Dit kon om homoseksualiteit (destijds strafbaar), pedofilie, bestialiteit of een verkrachting gaan. Het achterop springen zou dan eigenlijk gaan om een – onvrijwillige – seksuele daad of explicieter: onvrijwillige seks ‘op zijn hondjes’ of anaal. De nattigheid die het slachtoffer op de rug had zou dan wellicht sperma zijn. De opwipper is in deze theorie geen geest, maar een man van vlees en bloed die de beschaving van zich afwerpt en met een dierenhuid o.i.d. om zich heen als vermomming ‘s nachts op pad gaat om zijn dierlijke, seksuele lusten te bevredigen. (4)
Dronkenschap
Ook de effecten van heftige dronkenschap kunnen meespelen in de metafysische ervaring. In de sagen gaat het vaak om een dronken persoon die het allemaal overkomt. Bij de Bahkauv uit Aken wordt zelfs expliciet gezegd dat hij het specifiek op dronkenlappen voorzien had. Hij zou menig dronkaard weer op het goede pad hebben gebracht omdat ze niet meer durfden te drinken uit pure angst voor dit monster! Ook in Nederland komen we dit thema tegen in een Veluwse sage over ene ‘Driekus Dropje’. De dronken Driekus wordt achtervolgd door een naamloze zwarte lelijkerd. Driekus is bang dat het wezen hem op de nek zal springen. Als hij toch ontsnapt bedreigt dit wezen hem: als je nog één keer zuipt, dan breek ik je de nek! Dat had effect, Driekus raakte daarna geen druppel drank meer aan. (5)
Uit eigen ervaring kan ik je vertellen dat drankmisbruik mogelijk een rol kan spelen in het ontstaan van de sage van de Opwipper.
Door het innemen van heel veel alcohol raakte ik ooit de controle over mijn lichaam kwijt. Mijn lichaam voelde zo zwaar aan dat ik nauwelijks nog overeind kon blijven. Strompelend en diep voorovergebogen bereikte ik uiteindelijk mijn tent. Net zoals met andere ‘drugs’ kan ook alcohol ervoor zorgen dat je – deels – uit je lichaam treedt. In die bewustzijnstoestand waarbij je uit je lichaam bent, maar dat niet beseft, kan het zijn dat je met alle macht probeert dat lichaam in beweging te krijgen, maar het lichaam gehoorzaamt je niet meer of nog maar een beetje! Doordat je enigszins los bent komen te staan van je lichaam lijkt dit een zwaar – en wellicht zelfs vreemd, duivels – object te zijn geworden.
Angst
De laatste mogelijkheid zal je in een wetenschappelijk discours niet vinden, maar is natuurlijk wel de veronderstelling van de verteller. Deze redeneert vanuit een animistisch en magisch wereldbeeld en zal het proces van energieverlies door middel van angst en paniek daarom toeschrijven aan een vampiristisch geestwezen.
Als we er van uitgaan dat er werkelijk een vampiristisch geestwezen bestaat dan kunnen we zijn methode als volgt omschrijven: door middel van een zware druk op de schouders wekt de Opwipper zoveel angst op, dat hij een opening kan maken in het energetische lichaam van degene die hij berijdt. Hierdoor kan hij de energie van het slachtoffer stelen en laat hij hem volkomen uitgeput achter. De opwipper lijkt in dit ‘drukken’ sterk op de nachtmare, het geestwezen dat je een nachtmerrie bezorgt. De nachtmerrie als een beklemmende angstdroom wordt in het volksgeloof veroorzaakt door een wezen dat op je borst drukt. (Zij heet in het Duits ook ‘alpdruck’.) (6) Beide keren hebben deze geestwezens een methode gevonden om iemand zo angstig te maken, dat deze volkomen in paniek en uit zichzelf raakt zodat ze zijn energie kunnen stelen.
Volgens de folklore kan je de geest pas kwijt raken door het ochtendgloren, het geluid van kerkklokken of door het kruisteken te maken. Door dit laatste breng je jezelf weer in je centrum en kan je vervolgens weer gebruik maken van je lichaam. Je hebt je angst van je afgeworpen. Als je geen kruisteken maakt dan zal het plaagbeest pas verdwijnen bij het daglicht – oftewel in het dagbewustzijn – dan krabbel je weer op en wordt de wereld weer herkenbaar.
Conclusie
Wie in het donker buiten loopt heeft veel minder houvast aan zijn zintuigen en kan zich daarom minder goed vast houden aan de wereld van het denken en de vaste materie. Zo iemand ziet en hoort veel minder en als hij alleen is heeft hij geen houvast aan menselijk contact. Als hij dan ook nog onder invloed is van alcohol o.i.d., dan is de kans dat zijn aandacht verschuift naar het energetische/ astrale lichaam levensgroot. (7) Wie ongemerkt, en onbewust uit zijn lichaam treedt kan dit lichaam zelfs opvatten als iets vreemds. Hij kan het ervaren als een boze geest of als een levend lijk waar hij zich niet los van kan maken. In een aantal oude Duitse en Ierse verhalen wordt de opwipper zelfs omschreven als een levend lijk. (8)
Is de Opwipper dan een boze geest, een levend lijk, een psychologische toestand of toch gewoon een term voor de ‘enge man in de bosjes’? Ik denk dat hij het allemaal kan zijn, maar daarboven is hij toch vooral het wezen van de angst zelf. De ervaring van de angst is zo concreet geworden dat de Opwipper gezien kan worden als een personificatie van de angst. (9)
Abe van der Veen
1 Wie meer wil weten van de regionale ‘opwippers’ die kan onder de noten verder lezen of mijn boek bestellen: ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’.
Waarschijnlijk zijn er door de wereld heen nog veel meer ‘Opwippers’. Ook Sinbad de Zeeman (uit de sprookjes van Duizend-en-één- nacht) ontmoet in zijn derde reis een soort van Opwipper. Het is een kleine, oude man met een groene huid die hem op de rug springt, niet los laat en hem bijna wurgt, totdat hij hem laat eten van een vrucht die hem dronken maakt. Dan pas laat het wezen los. Dit verhaal is waarschijnlijk zeventiende-eeuws.
2 Blécourt – Verhalen van stad en streek 520
In het Duits wordt dit de ‘Aufhocker’ genoemd https://de.wikipedia.org/wiki/Aufhocker.
3 www.verhalenbank.nl/items/show/51281
Roeck, F – De Nederlandse weerwolfsage in de negentiende en twintigste eeuw 1967
4 de Blécourt 231-233 https://en.wikipedia.org/wiki/Peter_Stumpp)
5 web.archive.org/web/20180119024437/http://www.aachen-markt.de/sagen/bahkauv_ba.htm
www.vergleichende-mythologie.de/ueber-uns/themen/mythisch-literarisches-bestiarium/ein-mensch-kein-mensch/der-aufhocker/
Gazenbeek, J. – Sagen en legenden van de Veluwe dl III 83
6 Zie ook mijn stukken over de nachtmare: https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmerrie-is-een-vampier/ en https://www.abedeverteller.nl/de-nachtmare-een-nederlandse-nachtmerrie/
7 De weerwolf als gedaanteverwisselaar kan op bewuste wijze zijn bewustzijnsniveau veranderen en is hierdoor in een voordeligere positie.
8 de.wikipedia.org/wiki/St%C3%BCpp
In de 14e eeuwse Ierse tekst ‘Echtra Nerai’ moet de held ‘s nachts alleen naar het galgenveld. Een lijk dat daar hangt valt omlaag op zijn schouders en blijft hem omklemmen tot het lijk zijn dorst heeft gelest.
9 Opmerkelijk is de gelijkenis van de Opwipper met ervaringen uit de boeken van Carlos Castaneda. De schrijver vertelt hoe hij uit zijn lichaam treedt en dan zich probeert voort te bewegen op de gewone manier met zijn twee benen. Dit kost hem onnoemelijk veel moeite. Het lijkt alsof hij enorm zwaar is geworden. Hij verliest bijna al zijn energie in zijn pogingen om vooruit te komen. Hij wordt hier ook heel angstig door. Dit gaat door tot zijn leermeester Don Juan hem vertelt dat hij kan bewegen door middel van ‘oogmerk’, oftewel door zich ergens naar toe te projecteren door middel van zijn geconcentreerde aandacht en voorstellingsvermogen. Zo zweeft hij als het ware naar de gevisualiseerde plek toe. Ook komen er in de verhalen van Castaneda geestwezens voor – de zogenaamde ‘bondgenoten’ – die zolang je angst vertoont dicht achter je aan blijven komen. Deze wezens teren op de energie die vrijkomt door je angst.
Carlos Castaneda – Kennis en macht en de reis naar Ixtlan
Pooka: Dit is een geest of elf die ’s-nachts aan eenzame wandelaars verschijnt in de vorm van een dier. Hij komt vooral voor in de Britse eilanden en is verwant aan de Pixies en Puck, de plagerige elf uit ‘A Midsummer night’s dream’ van Shakespeare. Als hij verschijnt als een wit paard dan moet je hem bestijgen en vervolgens draaft hij met je weg tot je ergens in de wildernis afgeworpen en achtergelaten wordt. Als bok met grote hoorns laat hij zich vallen op je rug en moet jij hem dragen tot hij er genoeg van heeft of totdat je het kruisteken maakt. Vaak maakt hij je eerst bang door naast je in het struikgewas met je mee te lopen. Hij is een echte gedaanteverwisselaar en komt ook voor in andere diergedaantes zoals een kalf of een arend. Hij laat je ook verdwalen door als lichtje voor je uit te dansen en plots uit te gaan midden in het moeras of vlakbij een ravijn. Hij verdwijnt dan met een ijselijke lach. De pooka is een geest die voornamelijk door de wouden en velden dwaalt en als zodanig verwant is met de faunen, saters en de god Pan. Pooka zou betekenen ‘hij die slecht is’, dus een duivel of boze geest. Hij zou de bramen slecht maken met Sint-Michaël (29 september) door er overheen te plassen. Dit zelfde verhaal wordt ook verteld van de duivel. Toch wordt hij nooit rechtstreeks geïdentificeerd met de duivel, hij is eerder een lagere demon of een plaaggeest. Vooral mensen in een groot verdriet of in grote dronkenschap lopen het risico om de pooka te moeten dragen of juist door de pooka gedragen te worden. Het woord spook is overigens etymologisch verwant aan Pooka.
Oschaert (Osgaard, Ossaert, Osschaart) (Zeeuws-Vlaanderen, België, Veluwe): Watergeest die zich ophoudt in poelen, beken en plassen. Hij kan zich in verschillende dieren veranderen. Zo hebben mensen hem gezien als een hond, konijn, paard en ezel. Hij komt ook voor als een stier met een mensenkop, die zware kettingen achter zich sleept. Hij springt de reizigers op de rug of nek en laat zich dragen tot ze van vermoeidheid neerstorten, dan mishandelt hij ze. Hij gooit de dronkaards in het water. Hij kan zich ook enorm groot maken. Aan de Osschaart werd de eerste vis gegeven als een offer of afkoopsom zodat hij niet daarna de vangst zou bederven. (Ter Laan 65, van Hageland 40)
Stoep (Stoepstaart) (Gelderland): Geest die bij mensen op de rug springt en zich laat dragen. Hij laat ook dingen spoorloos verdwijnen. In de Betuwe is het een naam voor een duivel of weerwolf met een korte staart. (Ter laan 124, Sinninghe – Gelderland 22)
Blauwe Gerrit (Blauw Garrit) (Gelderland): De naam van een geest die onzichtbaar op karren en paarden ging zitten, zodat ze niet verder konden rijden. Hij zou gloeiende ogen hebben en een wapperende, lichtgevende, blauwe mantel. Eens hielp hij een jong meisje dat ontvoerd zou worden door een roofridder, door op zijn paard te zitten. Het beest verroerde zich niet tot de ridder afstapte. Direct sprong blauwe Gerrit op de nek van de ridder. Deze kon Blauwe Gerrit niet van zich afschudden en moest de hele lange, koude nacht zo blijven staan. Het meisje kon zich uit de voeten maken. (Sinninghe – Gelderland)
De weerwolf: In het Nederlandse volksgeloof wordt de zevende zoon in een gezin een weerwolf. Soms kiest de duivel er de meest geschikte tussen uit, maar meestal is het de zevende zoon die moet weerwolven of hij nu wil of niet. In de Nederlandse sagen (en ook in België en Duitsland) loopt hij nachtelijke reizigers achterna en als ze angst vertonen, springt hij ze op de rug en laat zich dan dragen. De reiziger wordt hierdoor nog veel angstiger zo dat hij volkomen de kluts kwijt raakt; hij weet de weg niet meer, hij weet zelfs zijn eigen naam niet meer. De weerwolf watert de arme man over de rug en laat pas los in het ochtendgloren, het slachtoffer volkomen uitgeput achterlatend. Deze weerwolf maakt je dus voornamelijk bang en verscheurt je niet. (20)
Flodder (flodderduvel) (Noord-Brabant, Zuid-Holland): Wezen die de late wandelaar bespringt. Hij legt zijn klauwen over de schouders van zijn slachtoffer en laat zich dan dragen. Met geen mogelijkheid is deze geest af te werpen. De ene keer laat hij zich zien als een zwarte hond, dan weer als een kat of een kalf, maar vaak zie je niks en voel je alleen de loodzware last op je rug, terwijl natte kikvorspoten je nek omstrengelen. Ook likt de Flodder zijn slachtoffer vaak in het gezicht. Thuisgekomen ben je doodvermoeid en kletsnat van het dragen van dit ondier. Hij werd gezien als een verschijningsvorm van de duivel. Een diender snoefde dat hij de Flodder wel zou vangen. Hij stond naast de beek toen hij plots een onzichtbare vracht op zijn schouders voelde. Langzaam maar zeker werd hij door het geestwezen naar het water van de beek gedrukt, tot hij verzoop. (Blécourt 519, Sinninghe – Brabant 55, Sinninghe – NL sagenboek 26, Sinninghe – Hollands 53)
Bahkauv (Aken): Een duivels wezen dat ‘s nachts in Aken kwaad moest doen. Het was een everzwijnachtig, met schalen bedekt monster met scherpe slagtanden, een krachtige staart en lange klauwen. In andere verslagen leek het op een oeros of een grote hagedis. Zijn naam betekent ‘beekkalf’. Het leefde in ondergrondse grotten of in een bron. Het viel niet altijd aan en viel niet iedereen aan, maar was zeer selectief. Zelfs in de tijd van Karel de Grote ging de legende dat zijn vader Pepijn de Korte met hem had gevochten. Overdag sliep het wezen. Het verscheen ‘s avonds en werd vooral gezien door kinderen die nog laat op straat zaten. ‘s Nachts wachtte het beest vooral dronkaards op. Hij hing op hun rug en liet zich door hen naar hun voordeur slepen. De dronkelappen vertelden aan hun vrouwen dat dit de reden was dat ze platzak en veel te laat thuis kwamen. (https://web.archive.org/web/20180119024437/http://www.aachen-markt.de/sagen/bahkauv_ba.htm, http://de.wikipedia.org/wiki/Bahkauv)
Boxenwolf (Schaumburg, Hesse, Westfalen): Vrij vertaald is dit de wolf met de broek aan. Toch wordt ook van deze ‘weerwolf’ gezegd dat hij een gordel of riem om zijn middel doet om te transformeren tot wolf. Deze man heeft zich in dienst gesteld van de duivel. Hij kwelt mensen graag door ze angst aan te jagen en zich te laten dragen.
Stüpp (Hackestüpp) (gebied tussen Rijn en Eiffel): Dit is een soort weerwolf die zich vooral bezig hield met zich ‘s nachts te laten dragen. Eerst leek hij een klein hondje, maar stilaan wordt hij groter tot hij op de rug van zijn slachtoffer springt. Mensen werden zo bang hierdoor dat zij na die ervaring krankzinnig werden of zelfs dood gingen. De Stüpp wachtte zijn slachtoffer vaak bij een kerkhof of een plek waar een (zelf)moordenaar begraven lag. Dit kan betekenen dat de Stüpp zelf een levend lijk was. (Het dragen van een levend lijk komt ook voor in een aantal Ierse verhalen.) https://de.wikipedia.org/wiki/St%C3%BCpp en http://www.sagen.at/texte/sagen/deutschland/nordrhein_westfalen/bachstuepp.html
Dat geestelijke krachten ervaarbaar zijn blijkt uit de verhalen van een journalist die er niet in geloofde, maar bij een heiligdom in Kosovo niet kon slapen en het er niet uit kon houden.
Zelf heb ik in een kasteel in Zuid Frankrijk ervaren, dat er iet zwaars op mij drukte dat mij moe en misselijk maakte. Ik kon het er niet uithouden. Een paar minuten buiten was het gevoel volledig verdwenen en kon ik weer normaal functioneren.
Op de kramat van Joyoboyo op Oost Java heb ik ervaren hoe een zware druk op mij kwam die weer verdween toen ik daar weg was.
Ik denk dat de mensen vroeger veel gevoeliger waren voor dit soort ervaringen, daar zij rationeel niet of nauwelijks ontwikkeld waren.