Dit zijn de tien grootste heksenprocessen die zich hebben afgespeeld binnen de landsgrenzen van het huidige Nederland als je kijkt naar het aantal om het leven gekomen slachtoffers.
1 Minstens 59 om het leven gekomen slachtoffers te Roermond e.o. in 1613-1614
2 27 te Horn, Haelen en Roermond in 1622
3 25 te Cranendonck, Geldrop, Mierlo, Lierop en Asten (Noord-Brabant) in 1595
4 Negentien in Westerwolde (Groningen) in 1587 (7) en 1589 (12)
5 Elf in 1547 in de Groninger Ommelanden (Farmsum, Appingedam, Godlinze)
6 Tien te Bredevoort (Gelderland) in 1610
7 Tien in 1547 in de Groninger Ommelanden (Midwolda, Leens en Pieterburen)
8 Negen te Amersfoort en Hoogland in de periode 1591-1595
9 Negen in Schiedam (5) en Goedereede (4) in 1585
10 Acht in Grathem en Loon (Limburg) in 1592
Voor de rest gaat het om vijf heksen of minder. (noot 1) Hieronder vindt je de details van deze tien procesreeksen, te beginnen met Roermond.
1. Het grootste heksenproces van Nederland: De heksenbrand van Roermond
De processtukken van het Roermondse heksenproces zijn – op wat fragmenten na – verdwenen. Toch zijn er genoeg bronnen om een beeld van de heksenbrand te krijgen. Er zijn twee lijsten met de namen van 41 door het vuur omgekomen personen. Ook zijn uit fragmenten van de verhoren nog veel details te halen. Hieruit blijken er zo’n 75 heksen te zijn vervolgd, waarvan er zeker circa 59 zijn terechtgesteld! Het gaat eigenlijk meer om een lange reeks van losse processen dan om één groot proces. Telkens werden nieuwe vermeende heksen genoemd tijdens de tortuur waardoor nieuwe processen konden worden opgestart. Hiermee is de procesreeks van Roermond veruit het grootste heksenproces dat in Nederland is gehouden. Uit de processen zijn vele aspecten van het geloof rondom toverij te vinden: Een aantal heksen uit Roermond bekenden dat zij naar de ‘dans’ of naar de heksensabbat gingen. Dit is een bijeenkomst van heksen en de duivel waarin ook gedanst werd. Deze zouden op de quatertemperdagen plaatsvinden. De gezusters Alheidt en Merie Werners werden in 1614 gearresteerd en beschuldigd dat ze bij vele heksensabbats aanwezig waren, dat ze omhangen waren met zilveren kettingen en rond hadden gereden in een koets met vier paarden. Merie zou de koningin van de heksen zijn. De zusters Werners zouden oogsten hebben laten mislukken en verschillende mensen en beesten hebben geschaad en dood getoverd. Verder zouden ze hosties hebben ontheiligd en in een toverbrouwsel hebben verwerkt.
Een paar keer wordt in de bronnen gesproken over een bruiloft met de duivel. De duivel heeft dan seks met haar en laat haar trouw aan hem zweren. Barbara Vreesen zou in negentien jaar vijf mensen ziek hebben gemaakt, zodat ze wegkwijnden en uiteindelijk stierven, en verder tientallen stuks vee hebben dood getoverd. Toen ene Peter Knobben – waarschijnlijk als vorm van anti-toverij – een varkenshart wou verbranden, had ze het hart gestolen doordat de man afgeleid werd door twee zwarte katten (wellicht heksen in de vorm van katten?) die op straat lawaai maakten. Mericken Brunen zou een kind hebben betoverd. Naelcken Coenckens ging naar de heksensabbat op de Roversheide. Ze zou een meisje door toverij waanzinnig hebben gemaakt. In het proces van Noelen Mussen beschuldigde haar buurvrouw haar van het volgende: ‘de duivel heeft je het chrisma (het teken van wijding aangebracht met olie tijdens de doop) van het hoofd gekrabd en er een pad voor in de plaats gesteld!’ (2)
Een in 1614 in Nijmegen gedrukt pamflet geeft een afwijkende versie van het gebeurde: Er zouden in 1613 64 toveressen in Roermond (en de omliggende dorpen Remunt, Swalmen en Wassenberg) op de brandstapel om het leven zijn gekomen. Uit dit pamflet is het volgende verhaal te halen:
De zaak begon in september 1613 toen het twaalfjarige dochtertje van Trijntje van Sittard door een lid van de magistraat werd betrapt op het uit de mond spugen van geld, garen, spelden, spijkers en stenen. Als haar gevraagd wordt wie haar dat geleerd heeft zegt zij: ‘Daar staat een man met een rood mutsje op het hoofd in rood fluweel, die wijst met zijn vinger op zijn mond dat ik zwijgen moet.’ Natuurlijk is dit de duivel. Voor de raad herhaalt het kind hetzelfde kunstje. Uiteindelijk geeft zij – na dreiging met lijfstraf – haar moeder aan als heks. Haar moeder bekent onder foltering dat in het dorp Ool een Meester Jan woont die de vaandrager is van de tovenaars en toveressen. Ook geeft zij nog tien andere toveressen aan en bekent dat zij vele kinderen, beesten en vruchten heeft betoverd. Zij wordt vier dagen later verbrand en haar dochtertje wordt opgesloten in het klooster.
Meester Jan van Ool was een bekende genezer en waarzegger. Toen hij op de pijnbank werd gelegd bekende hij dat hij een verbond had gesloten met de duivel. Na tien betoverde mensen te hebben genezen moest hij altijd de elfde dood toveren. Hij kon door zijn duivelskunsten gestolen goed terug doen komen. Mensen die ver weg waren kon hij in een spiegel laten zien. Hij had zo volgens zijn bekentenis 150 mensen om het leven gebracht. Ook zou hij zijn eigen vrouw vermoord hebben. Jan van Ool gaf weer 41 andere toveressen aan. Deze toveressen werden ook ondervraagd en bekenden dat zij vele kinderen dood, kreupel en lam hadden getoverd. Ze hadden – onder dwang van de duivel – mannen en vrouwen betoverd zodat ze zich zeer ellendig voelden. Net als de dochter van Trijntje spuugden ze vreemde voorwerpen uit, zoals haar en paddendril. Dit was hier juist een teken van hun betovering. Ook werden er duizenden stuks vee dood getoverd en het veld en de boomgaarden onvruchtbaar gemaakt door middel van betoveringen. Een van de meest prominente toveressen was Entjen Gillis, een vroedvrouw uit Heringen. Zij zou de prinses der toveressen zijn en de ergste van allemaal. Zij zou veertig zwangere vrouwen en 150 kinderen dood gemaakt hebben o.a. door de kraamvrouwen gifdrank te laten drinken. Door de tortuur en het vragen naar medeplichtigen kon er een sneeuwbaleffect optreden waardoor de heksenvervolging in Roermond van 1613-1614 de – met afstand – grootste ‘heksenpaniek’ van Nederland kon worden.
2. Het ‘staartje’ te Haelen en Horn
In Haelen worden in 1622 acht vrouwen voor kwade toverij terechtgesteld. In hetzelfde jaar worden er zestien vrouwen in het naburige Horn geëxecuteerd en nog drie in Roermond. In totaal dus 27 doden. Deze heksenvervolgingen zijn waarschijnlijk met elkaar gerelateerd. (3)
Haelen en Horn zijn dorpjes die direct naast Roermond liggen, maar een eigen rechtspraak hadden. Zij vielen destijds onder het graafschap Horn. Het begint met een proces op dertig september 1621 tegen de vrouw Meijen op de Camp. Zij staat er bekend om een ‘toveraerse’ te zijn. De luitenant-drossaard Adriaen Peuijn zet haar gevangen in het kasteel Horn en wil haar ondervragen met behulp van foltering. Na een ‘scherpe examinatie’ bekent ze dat ze twintig jaar geleden van de ‘boze vijand’ de [zwarte] kunst had geleerd op de Bonenberg. Dit is de plek die lokaal bekend staat als de ‘dansplaats’ van de heksen. Verder bekende ze nog drie beesten ziek te hebben gemaakt en dat ze had beloofd om de duivel te dienen. de dag daarop lag ze dood in de gevangenis. Volgens de bode – die het nieuws kwam brengen – had de duivel haar de hals gebroken.
De toverijprocessen van Haelen en Horn zijn rechtstreeks te koppelen aan de beruchte heksenpaniek in Roermond van 1613-1614. Bij Meijen is dat nog niet geheel zeker, maar bij de volgende processen werd gebruik gemaakt van uittreksels van de Roermondse verhoren. Degenen die toen genoemd werden en uit het graafschap Horn kwamen werden acht jaar na dato alsnog verhoord. Het betrof hier Mericken Rappen, Guntgen Boonen en Anneken Coecken, zij zouden alle drie ‘van de conste’ zijn oftewel bedreven in de zwarte toverkunst. In mei 1622 bekent Anneken na foltering dat zij de toverij heeft geleerd van een – in het zwart geklede – man genaamd Philips. Zij trouwt met deze duivel op de Boonenberg. Zij noemt een vijftiental namen van vrouwen die ook bij de bruiloft aanwezig waren. Ze had haar geloof verzaakt en vee dood getoverd. Als ze op reis ging met haar ‘boel’ – haar duivel als minnaar – naar de dans [de heksensabbat] deed ze een bezem in bed opdat haar man niet zou merken dat zij weg was. Enige dagen na haar bekentenis wordt ze gewurgd en tot as verbrand op de Galgenberg van Horn.
Tegelijk met Anneken was ook Merriken Rappen opgepakt. Ook Merriken bekent dat zij God en de heiligen heeft afgezworen en sinds die tijd heeft ‘geboeleerd’ met een duivel genaamd Stouthans. Ze had zowel dieren als mensen dood getoverd en zelfs het kind waarvan zij zwanger was aan de duivel gegeven. (Dit laatste klinkt alsof ze een miskraam heeft gehad.) Ook Meriken beschuldigt een aantal andere vrouwen van toverij. Omdat Meriken tot het eind aan ‘de boze’ blijft vasthouden wordt ze levend verbrand.
Door de denunciaties van Anneken en Merriken kunnen er nu vele nieuwe verdachten worden opgepakt. Het volgende slachtoffer is Heijl van Kessel. Zij wordt gemarteld aan de wipgalg en sterft door inwendige bloedingen. Ook haar lijk wordt op de executieplaats verbrand. De volgende die wordt opgepakt door de drossaard is de enige man in het gezelschap: Mertgen Coecken. Hij beweerde dat er in de nacht in zijn cel een engel bij hem was geweest. Als hij dat gezegd had om zijn vroomheid te bewijzen, dan mocht hem dat niet baten. Hij bekende na tortuur dat hij de ‘booze vijandin’ heeft aangehangen. Met deze vrouwelijke duivel had hij menigmaal ‘geboeleerd’ en was hij naar de ‘duivelse vergadering’ geweest. Ook had hij vee dood getoverd en iemand vermoord. In juni 1622 wordt hij gewurgd en verbrand.
Eind mei worden ook vier andere vrouwen op verdenking van toverij gearresteerd en ondervraagd. Het zijn Jut Menten, Trijn Leijendeckers, Ida Verrijt en Heijl de Muss. Zij bekennen alle vier dat zij God verzaakt hebben en de duivel aangehangen, dat ze vee en mensen dood hebben getoverd en dat ze naar de ‘vergadering’ of de ‘dans’ zijn gegaan. Het heeft er veel van dat ze een standaard aantal vragen moesten beantwoorden, die door middel van de tortuur tot een vergelijkbaar antwoord leidden. Toch zijn er altijd wel kleine verschillen in de bekentenissen.
Stijn de ‘halfwinnerse’ was genoemd door Merriken Rappen. De getuigenis van haar dienstmaagd Liesbeth Rameckers wordt haar echter fataal. Liesbeth zou haar kind om het leven hebben gebracht en vertelt dat Stijn het kindje wel wou hebben als het een jongetje zou zijn. In het getuigenverslag staat in de marge: ‘zij zou er graag zalf van maken’. Het is niet duidelijk of Liesbeth dit beweerd of de scribent. Na een scherp verhoor bekent Stijn dat ze ‘van de conste’ is. Zij wordt in augustus als tovenares verbrand. Ook Liesbeth wordt ter dood gebracht: niet als heks, maar als kindermoordenares. Zij wordt daarom niet verbrand, maar met het zwaard onthoofd.
Als laatste omgekomen heks komen we – toch nog – Guntgen Boonen tegen. Zij was als een van de eersten genoemd, maar was vervolgens gevlucht en werd pas later opgepakt. Zij bekende dat ze zich aan toverij schuldig had gemaakt, maar het kwam niet tot een terechtstelling. Zij stierf op zeventien november 1622 in de gevangenis. (3)
3. Heksen in het Peelland
In het najaar van 1595 begint er een heksenbrand in enkele dorpen van het Peelland (Noord-Brabant). Vijfentwintig vrouwen zijn daarbij om het leven gekomen. Eerst werden er in september vijf vrouwen uit Mierlo gearresteerd en beticht van toverij. Vervolgens eind september zeven vrouwen uit Lierop en daarna nog eens drie uit Mierlo. Ook in Asten worden zeven mensen van toverij beschuldigd, maar dezen worden allemaal weer vrijgelaten. Slechts één persoon uit Asten, Anna van Chelen, stierf – waarschijnlijk door de tortuur – in de gevangenis.
De eerste vrouw die gearresteerd werd heette Marie Baten. Zij verzocht zelf om de waterproef omdat ze zeker was van haar onschuld. Volgens haar beschuldigers was ze al jaren bezig met toverij en had ze het geleerd van haar moeder Baetken Symons. Ook de andere beschuldigde vrouwen moesten de waterproef ondergaan en kregen daarna in een aanklacht te horen waar ze van werden beschuldigd: Ze waren door andere verdachten genoemd als aanwezigen bij de ‘dans’ oftewel de heksenvergadering. Er volgde een examinatie door middel van foltering, die in de meeste gevallen uitliep op een bekentenis.
De verdachten bekenden dat ze de duivel hadden ontmoet. Zij hadden een verbond met hem gesloten waarbij ze seks met de duivel hadden en het christelijk geloof afzwoeren. De duivel krabde hun bij deze gelegenheid het chrisma van het voorhoofd. Hij beloofde ze geld en goed, maar kwam zijn belofte niet na. Verder gaf hij ze middeltjes om mee te toveren. ’s Nachts kwamen ze bij elkaar om te drinken, dansen, eten, naar muziek te luisteren en seks te hebben met hun ‘boel’ oftewel hun eigen duivel. Deze was ‘koud van nature’. De duivel werd bij name genoemd en zes maal was zijn naam Lucifer. Hij zag eruit als een mooie, jonge man in het zwart of rood gekleed met een hoed met witte of zwarte veren. Een aantal keren kwam hij in de vorm van een haas of een hazewind. Als de beschuldigde een man was kwam de duivel in de vorm van een vrouw. Deze ‘boelin’ had de naam Serpens. Een man bekende dat hij drie keer seks had met deze fraaie duivelin, maar ‘zij had een natuur alsof het twee ijzers waren geweest’. Verder was zij koud en had een ‘cael gemecht’.
Een aantal beschuldigden werd gevraagd om hun zieke slachtoffers te zegenen zodat ze hun betovering kwijt zouden raken.
Lys Cuypers bekende dat ze toverde, dit betekende dat ze kwaad deed aan mens, vee of vrucht. Zij sprak dan de woorden: ‘dat u de duivel dit in het lijf voere’. Zo toverde ze haren in het lichaam van een mens of dier. Zij en de toveres Griet Myns Heren waren ook in het bezit van een ‘smeerpot’. Hierin zat een smeersel gemaakt van – uit het kerkhof gehaalde – mensenschenkels en vet. Andere toveressen kwamen bij hen om zich met het spul in te smeren aan de oksels, borsten en ‘andere’ lichaamsdelen. In deze bekentenis liepen zij vervolgens naar de plaats van de bijeenkomst. In andere bekentenissen in de processen uit de Peel werd wel gevlogen naar bijeenkomsten in verre oorden.
Lyncken Pastoirs (die als meid werkte bij de pastoor) bekende dat zij acht jaar geleden zich met lichaam en ziel overgegeven had aan de duivel. Zij had samen met de duivel en de pastoor van Mierlo in één bed geslapen. Later herroept zij deze confessie. Zij zou een kind door middel van een ‘liefkozing’ betoverd hebben en geprobeerd hebben de heer van Mierlo te betoveren door middel van peren. Zij had volgens de bekentenis meerdere dorpsgenoten dood getoverd. Ze gaf tijdens de tortuur ook een aantal andere heksen aan met wie ze ‘gedanst’ zou hebben. Dezen werden vervolgens opgepakt en gemarteld tot ze bekenden. (4)
4. Heksenbrand in Westerwolde
In het jaar 1587 werden acht vrouwen in Westerwolde (Groningen) aan de waterproef onderworpen. Wie dan bleef drijven was voorzeker een tovenares. Bij de daaropvolgende martelingen kregen ze o.a. duivelsdrek (asa foetida) toegediend. Op één na werden ze na marteling en confessie verbrand op de Geeselberg bij Vlagtwedde. Dit herhaalde zich twee jaar later in 1589 met negen vrouwen en drie mannen die ook allen de waterproef ondergingen en vervolgens werden gemarteld. De kans is groot dat de twee procesreeksen in verband met elkaar staan. Vòòr 1593 was Westerwolde nog in handen van Philips II en dus nog geen onderdeel van de Republiek.
Ook in 1597 werden er nog twee vrouwen in Westerwolde op de Geeselberg verbrand. Dit laatste proces heeft – voor zover wij weten – geen connectie met die van tien jaar daarvoor. (5)
5. Een poltergeist leidt tot elf terechtgestelden in Farmsum en Appingedam in 1547
In het aantekeningenboekje van Hiddo Jensema vinden we een getuigenis van een grote heksenbrand in de Groninger Ommelanden in 1547. De allereerste heksenvervolging betreft een echtpaar uit Appingedam. Zij werden gekweld door vreemde gebeurtenissen in hun huis. Er werd gesmeten met stenen en allerlei andere dingen en er werd lawaai gemaakt zonder dat de dader werd gezien. Dit werd gezien als het werk van de duivel! (Wij zouden zeggen: het is een poltergeist) De vrouw – die drie jaar eerder ook al was beschuldigd van toverij – werd gearresteerd en als ‘toevenarse’ verbrand. Mogelijk nam het gerecht aan dat de duivel zo’n opschudding veroorzaakte uit protest omdat de vrouw al drie jaar lang niet meer had getoverd.
Deze vrouw noemde ook andere tovenaars en waarschijnlijk naar aanleiding daarvan werden er vier ‘toevenarsen’ uit Appingedam en Farmsum gevangen genomen. Zij bekenden ‘wonderlijke dingen’ bedreven te hebben en werden verbrand. Een man genaamd Aepke Mellens zou hun hoofdheer zijn geweest. Hij werd door ‘de boese viant den hals toe gebrocken’ (waarschijnlijker is het dat de beul hem de nek brak) en daarna verbrand. Tussen Pasen en Pinksteren werden opnieuw te Farmsum en Appingedam drie ‘toevenarsen’ verbrand. Ook zij hadden wonderlijke – maar niet nader genoemde – dingen bekend, waar men zich – volgens de kroniekschrijver – wel voor zegenen mag. In diezelfde tijd werden er twee ‘toevenarsen’ te Godlinze verbrand. In Bierum werd uiteindelijk de ‘matroensche’ opgepakt. Zij was volgens de getuigenissen de leidster van de groep en degene die ze het toveren had geleerd. Ook zij werd verbrand. Dit maakt in totaal elf slachtoffers, tien vrouwen en één man. (6)
6. De tien heksen van Bredevoort
Op 19 september 1610 heeft een opmerkelijk proces plaatsgevonden in het Gelderse Bredevoort. Bredevoort hoorde in dat jaar nog net bij een Westfaals vorstenhuis en dus nog niet bij de Republiek. Dit gebeurde pas in 1612. Het aantal verdachten neemt in de loop van dit proces toe, nadat bij de ondervragingen steeds weer nieuwe namen worden genoemd. De eerste verdachte is Jenneken ter Honck uit Dinxperlo. Zij zou verschillende beesten hebben betoverd. Na een verhoor onder zware folteringen bekent zij schuld en belooft beterschap. Zij smeekt later om de dood door het zwaard in plaats van de brandstapel. De dag erop is Gertken op ‘t Goir aan de beurt. Zij wordt beschuldigd van toverij en contacten met de Duivel. Gertken bekend meteen, en vult aan: De duivel kwam in de vorm van een mens naar haar toe, maar verdween dan in het niets. Ze kreeg van hem drie stuivers voor elk betoverd beest. Ze had gedanst op Schroermans weide met andere heksen en tovenaars: Willem ten Oistendorp (alias ‘op ‘t Ulengat’), Myth Timpers, en Jar Simon. Deze hadden getrommeld op een ketel terwijl ze op een wilgenstoof zaten.
Als gevolg van haar bekentenis moeten op 25 september 1610 twee mannen, Willem ten Oistendorp en kleermaker Berend Swenen uit Borculo zich bij het gerecht melden om de waterproef te ondergaan. Doordat zij beiden bleven drijven moesten vervolgens bij de scherprechter folteringen ondergaan. Zij bekenden hierna, maar zeiden dat zij er niets aan konden doen omdat de tovenarij nou eenmaal aangeboren is..
Vooral Willem Oistendorp werd beschuldigd van vreemde dingen: Coops Geert vertelde dat hij nog laat bij de moeder van Willem aan het rogge maaien was en toen hij uitrustte in de schuur hoorde hij feestgedruis komen uit het huis. Hij ging kijken en zag wonderlijke mensen met pluimen op het hoofd door het huis dansen en springen. Iemand zat voor in de stal en sloeg op de trom. Coops werd bang en vertrok en kwam terug met aantal anderen, maar toen was alles donker. Henrick ten Bijvanck vertelt dat Willem hem in de herberg een kan bier aanbood, maar toen hij een teug ervan dronk had hij een dikke pap in de mond gekregen, alsof het slakken waren! Hij dacht dat Willem hem had proberen te betoveren.
Ene Johan Boegen werd een maand later opgepakt. Ook hij doorstond de waterproef niet. Hierna worden er nog vijf verdachten opgepakt en vervolgd.
In de processen duikt de naam op van de priester Berndt uit Lichtenvoorde die lokaal bekend staat als een duivelsbanner. Deze Berndt schuwt het niet om buren in staat van beschuldiging te stellen. De classis van Zutphen had al geprobeerd hem te laten verbannen, maar Berndt bleef. In 1610 werden in Bredevoort uiteindelijk tien heksen tot de brandstapel veroordeeld. (7)
7. De snelle metselaar en andere heksen uit de Groninger Ommelanden
Volgens het al genoemde boekje van Hiddo Jensema worden er in 1547 tien dagen na Pinksteren in Midwolda twee ‘toevenarsen’ verbrand. Eerst werd hun de hals door de duivel gebroken. Kort daarna werden er nog twee ‘toevenarsen’ uit Midwolda en vier uit Pieterburen verbrand. Het volgende slachtoffer is bijzonder; het is de steenmetselaar Hanske uit Leens. Hij kon zo enorm snel metselen dat twee kalkmakers hem met moeite bij konden houden. Dit moest wel komen door onzichtbare hulp en dat kon alleen maar duivelskunst betekenen! Hij wordt op de Waddendijk verbrand. Als laatste van deze reeks wordt ene Bauwe Rummers als ‘toevenarse’ verbrand. Zij werd aangewezen als de ‘matroensche’ oftewel de leidster van de hier boven genoemde heksen. Zij had mensen en beesten dood getoverd en het koren uit het veld getoverd.
In 1547 werd ook nog Fenne Jacobs, een rijke vrouw met maar één oog uit Aduard, door een ‘onnoesel jonghe’ beschuldigd van melktoverij. De rechter ontdekte verschillende duivelstekens op het lijf van Fenne, maar moest haar toch vrijspreken omdat de knul zijn beschuldiging weer introk. Helaas voor Fenne werd ze al snel daarna opnieuw aangewezen als ‘matroensche’ door de vier gearresteerde tovenaressen uit Pieterburen. Hierop besloot ze te vluchten en ontliep ze zo een welhaast zekere executie. Dit geeft een totaal van tien aan elkaar gerelateerde heksenverbrandingen. Het is onzeker of er ook een verband is tussen de – hiervoor genoemde – heksenprocessen van Appingedam en Farmsum en die van Midwolda en Pieterburen. (8)
8. Weerwolven in Amersfoort en Hoogland 1591-1595
In 1591 wordt Reyer, de vrouw van Folkert Dirx tezamen met haar moeder Neele Ellerts verbrand. Vier jaar later is Folkert zelf aan de beurt. Hij zou de ossen voor de hooiwagen hebben betoverd en wordt gedwongen de beesten te zegenen. De beesten genezen en dat is verdacht: Folkert wordt samen met zijn vier zonen gegeseld tot zij een uitgebreide bekentenis doen. Zij bekennen te hebben gedanst als katten op de bleek onder aanvoering van de ‘bezemrijder’. Oftewel ze gingen naar een soort van heksensabbat onder leiding van de duivel. Ze geven ook enkele andere vermeende tovenaars aan waaronder Grietje Seghers en Maria Barten. Bijzonder opmerkelijk is ook de bekentenis van Folkert dat hij samen met zijn zoons zich kon veranderen in wolven en in die vorm achter het vee aangingen. De bronnen voor deze heksenbrand zijn zeer rijk. Ik heb daarom aan de Amersfoortse heksenprocessen een apart artikel gewijd. Zie hiervoor: http://www.abedeverteller.nl/dansen-als-katten-en-bijten-als-wolven-heksenvervolgingen-in-amersfoort-en-nijkerk/
De slachtoffers van deze heksenvervolging zijn: 1 Reyer 1591 2 Neele Ellerts 1591 3 Willemtgen Stevensdr 1593 4 Grietje Seghers ‘de Roode kater’ 1595 5 Hendrikje Folkerts 6 Folkert Dirx 7 Maria Barten 8 Anthonis Bulck 9 Grietgen Willems. (10) Geertruy Damen werd in dezelfde periode (1593) vanwege toverij om het leven gebracht, maar zij heeft waarschijnlijk geen connectie met de andere beschuldigden, zij is niet door een ander aangegeven en heeft zelf ook niemand aangegeven. (9)
9. De vijf van Schiedam en de vier van Goedereede 1585
Op 25 mei 1585 werden vijf vrouwen in Schiedam op de pijnbank gelegd. Een van de vrouwen bekende diverse betoveringen en het pact met de duivel. Die nacht stierf ze in haar cel: De duivel had haar de nek gebroken. Dit is meestal een eufemisme voor zelfmoord door ophanging. De andere vier vrouwen werden op 6 juni ter dood veroordeeld en verbrand.
De hoogbaljuw van Voorne was naar Schiedam gegaan omdat hij had gehoord dat de toveressen medeplichtigen hadden genoemd uit zijn ambtsgebied. Kort daarop werd Willemke Jansdr. uit Goedereede gevangen genomen. Zij was een doodarme en mismaakte vrouw die Willemke met de buil werd genoemd. Zij bekende – na een half jaar opgesloten te hebben gezeten – dat ze zeventien jaar geleden een ‘in het rood geklede man’ had ontmoet en beloofd had hem te dienen. Deze duivel had haar een merkteken in de nek gegeven en een smeersel waarmee ze zich in een kraai kon veranderen. Ook had ze seks met deze duivel gehad. Ze had drie mensen dood getoverd en een storm veroorzaakt, waardoor twee schepen waren gezonken. (Zij had met opgetrokken rokken op een brug staan springen en zo een grote storm veroorzaakt.) De duivel werd vervolgens bij haar uitgebannen. Hiertoe werd ze van top tot teen kaalgeschoren en gehuld in een nieuw kleed, dat met wijwater besprenkeld was. Verder moest ze een broodje eten waar stukjes van een gewijde kaars, van een priesterkleed en wat gewijd zout in zaten.
Op 29 juni werd als tweede verdachte Ninge Dimmen – op instigatie van een waarzegger – gevangen genomen. Zij zou contact hebben met de duivel en vele betoveringen hebben gepleegd. Zij bekende en noemde als medeplichtige haar zuster Leene Dimmen en een man genaamd Lenaert Jacobsz. Leene bekende het verbond met de duivel. Het was een zwarte man met een rode muts met de naam Jacob. Hij had haar een teken op het voorhoofd gegeven. Ze kreeg een poeder om zich in de vorm van een kat te kunnen veranderen. Vervolgens had ze o.a. haar dochter en schoondochter dood getoverd. Ninge en Willem werden verbrand, Leene had daarvoor al zelfmoord gepleegd en nog wat later deed Lenaert hetzelfde. Hiermee komt het dodental in Goedereede op vier. In 1592 werd de zaak weer opgerakeld. De zus van Ninge en Leene – Eeuwout Dimmens – werd opgepakt wegens toverij, samen met twee andere vrouwen. Zij werden gefolterd om zo een bekentenis te ontlokken. Ook zij bekenden mensen ziek te hebben getoverd en een verbond te hebben gesloten met de duivel. Verder zou Eeuwout het graan van de akkers van de buren in haar eigen schuur getoverd hebben. Helaas is het onduidelijk hoe dit proces is afgelopen. Omdat deze procesreeks begint met een beschuldiging van toverij door een van de heksen uit Schiedam, kan je spreken van twee gerelateerde heksenprocessen met in totaal 9 slachtoffers. (10)
10. Acht ter dood gebrachte tovenaars en tovenaressen uit Grathem en Loon in het jaar 1592
Meer dan dit gegeven is er over dit heksenproces helaas niet te vinden. (11)
Extra:
11 Vijf vrouwen uit Horn en Beegden in 1636-1637 terechtgesteld.
In 1636 stierf de luitenant-drossaard van het graafschap Horn Adriaan Puijn (Zie de heksenvervolging 2 van Haelen en Horn). Hij werd opgevolgd door Cornelis van de Randenraedt. Hij wou waarschijnlijk krachtdadig beginnen aan zijn nieuwe functie en vond een onafgemaakt dossier. Een aantal van de van toverij beschuldigde personen uit 1622 liepen nog vrij rond. Hij pakt te Beegden – de van tovenarij verdachte vrouw – Nuel Leppers op. Zij was in 1622 beschuldigd door Stijn de ‘halfwinnerse’. Zij bekent dat ze ter vergadering ging naar de Bijenberg samen met haar boel Thijs van Trier. Ze had beesten dood getoverd door ze betoverd zaad te geven, waaronder de muilezel van de drossaard. Verder had ze op de Ruymensberg ‘nevel’ gemaakt, waaruit rupsen tevoorschijn kwamen. Dit leidde tot een grote rupsenplaag dat jaar. Nuel werd gewurgd en verbrand.
Nuel had o.a. Trincken Stevens op de vergadering gezien. Trincken werd opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat, toen zij erg verdrietig was omdat zij haar kinderen had verloren, er een in het zwart geklede man naar haar toe kwam. Dit was een duivel genaamd Hensken Hansen. Deze troostte haar en haalde haar over om God te verzaken. Door zich in te smeren met een zalf kon zij samen met haar kat door de lucht rijden om naar de plaats te gaan waar zij dansten. Zij besprenkelde zich met wijwater zodat de duivel haar niet kon dwingen om kwaad te doen. Toch werd ze in december 1636 op de galgenberg gewurgd en verbrand. Ondertussen beval Cornelis van Randenraedt om Aelet Gubbels en haar dochter Grietje aan te houden. Alet vlucht, maar haar dochter wordt gevangen genomen. Zij blijkt echter zwanger en mag daarom niet gemarteld worden. In de tussentijd kon ook zij de vlucht nemen.
Een volgende beschuldigde die opgepakt wordt is Mercken Vincken. Zij vertelt dat de duivel voor het eerst bij haar kwam in de vorm van een zwarte hond. Wanneer de duivel Lucifer met haar boeleerde was zijn zaad koud. Met zalf gemaakt van nageboortes kon zij zelfs naar de heksenvergadering reizen van Keulen. Zij vloog dan als een vogel door de lucht. (Keulen is een in sagen veelgenoemde plek voor de heksensabbat.) Ooit was ze haar boel achterna gereisd naar de Daalakker en zag daar allerlei personen. Toen zij van verbazing ‘Jezus’ uitriep vlogen al deze wezens plots weg. Doordat zij zichzelf continu zegende kon ze veilig naar huis lopen. (Ook dit is een bekend topos uit volksverhalen) Ze had kinderen dood gemaakt door ze over het lichaam of in het oor te blazen. Ze bekent nog vele andere dieren en mensen te hebben dood getoverd. Zo wordt zij in februari 1637 verbrand. Als laatste wordt Lijsken Hermans aangehouden en ondervraagd. Eerst bekent zij omgang met de duivel en dansen op de (heksen)vergadering, maar later herroept zij deze bekentenis. Zij wordt vrijgesproken.
In totaal moeten er minstens vijf heksen zijn omgekomen. (12)
12. Toverij met een fret in de Groninger Ommelanden
Twee ‘toevenarsen’ uit Uithuizen bekenden dat ze veel kwaad hadden bedreven en beschuldigden vervolgens ook andere vrouwen van tovenarij. Op drie juni 1562 werden ze verbrand. Vijf dagen later werden er opnieuw twee vrouwen uit Uithuizen verbrand. Waarschijnlijk waren ze beschuldigd door de vorige vrouwen. Ze bekenden kwaad aan mens en beest te hebben bedreven. Opmerkelijk is de toverij die ze pleegden met een fret. Volgens de kroniek zou de duivel in de schijn van een fret boter en melk voor ze hebben gestolen. Als ze het dier nodig hadden riepen ze het met de naam Sijertien. Dit lijkt sterk op de ‘familiar’ het voornamelijk in Engeland veel voorkomende heksendier, die de duivel in vermomming was. In Nederland komt een dergelijk figuur niet of nauwelijks voor. Op acht juli wordt nog te Sauwerd een ‘tovenarse’ verbrand. Ze bekende dat ze veel boosheid had gepleegd en had geboeleerd met de duivel. Het is de vraag of deze vrouw door de heksen van Uithuizen is genoemd. (13)
Conclusie
Nederland heeft in vergelijking met de omliggende buurlanden Duitsland, Frankrijk, maar ook België relatief milde heksenvervolgingen gehad. Waar het in andere landen om tientallen of zelfs honderden slachtoffers per heksenpaniek ging, bleef het in Nederland – op de heksenbrand in Roermond na – relatief bescheiden. Zeker als je puur kijkt naar de processen die zich hebben afgespeeld in de Republiek, dan zijn de processen met meerdere heksen op de vingers van een hand te tellen. De redenen hiervoor worden uitgebreid beschreven in de in de noten genoemde boeken. Ze zitten besloten in het meestal terughoudend gebruik van foltering, de mogelijkheid bij vele rechtbanken om voet bij stuk te houden, dus de bewijslast bij de beschuldiger te leggen en een in Nederland toch vroeg beginnende scepsis (in ieder geval bij de rechtbanken) over het bestaan van een heksensekte en de reële mogelijkheid van toverij. Meestal bleef het in Nederland bij een beschuldiging van ‘maleficium’ oftewel kwade toverij, zonder de implicatie dat hierbij medeplichtigen in het spel moesten zijn. Juist het idee dat er een heksensekte was; duivelaanbidsters die heimelijk samen kwamen, maakte dat de beschuldigde vrouwen gedwongen werden om namen te noemen van andere heksen. In de tien hierboven genoemde processen spelen juist de ‘heksendans’ en het expliciete verbond met de duivel een grote rol. In de meeste Nederlandse heksenprocessen werd kwade magie wèl gezien als afkomstig van de duivel, maar dan in de vorm van een impliciet pact, in plaats van een letterlijk verbond waarbij de duivel zelf aanwezig was.
Abe van der Veen
Noten
1) Hiermee bedoel ik geëxecuteerde – meestal verbrande – heksen, heksen die door de marteling om het leven zijn gekomen of die zelfmoord hebben gepleegd in de gevangenis.
Voor deze lijst met alle tot dan toe bekende heksenprocessen heb ik vooral de bijlage achter in het boek ‘Nederland Betoverd’ gebruikt. Alleen de tien heksen van Bredevoort worden hierin niet vermeld. Mogelijk omdat dit destijds bij een Duits vorstendom hoorde.
Processen 1, 2, 3, 10 en 11 zijn heksenprocessen die wel bij het huidige Nederland horen, maar destijds onderdeel waren van de Zuidelijke Nederlanden. Zij hoorden dus niet bij de Republiek.
2) Van een aantal van de processen weten we niet hoe ze zijn afgelopen, 59 is een minimum.
Dresen-Coenders – Het verbond van heks en duivel p. 231 ev
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd 161 ev (artikel van Dresen-Coenders – ‘De grote heksenbrand van Roermond’)
Gerard van de Garde en Charlotte Ruijs-Janssen – Kroniek van het heksenjaar 1613-1614 http://www.historieroermond.nl/Heksen1613-1614/heksen1613-1614.htm Dit is een uitgebreid artikel dat zich puur baseert op de restanten van procesakten en ander archiefmateriaal. Zij beweren dat het pamflet uit 1627 wel uit de duim gezogen moet zijn omdat de genoemde personen niet in hun bronnen voorkomen. Ik ben het hier niet mee eens. Met de schaarste aan bronnen en de grote verschillen in schrijfwijze van namen is het niet vreemd dat er een aantal namen in de archieven onvindbaar zijn. De personen worden met naam, toenaam en persoonlijke details in het pamflet genoemd. Ik zie geen reden om zo gedetailleerd niet bestaande mensen en gebeurtenissen op te noemen.
In 1594 wordt er in Roermond een vragenlijst opgesteld die bestemd is om voorgelezen te worden aan vermeende heksen. De helft van de vragen heeft betrekking op de gebeurtenissen tijdens de ‘dans’, oftewel de feestelijke bijeenkomst van de duivel en zijn tovenaars en tovenaressen. Er wordt o.a. gevraagd Of ze de bok bij de grote dans heeft gezien, of ze hem heeft aanbeden en of ze zijn ‘cullen of hinderst’ (zijn ballen – mogelijk ook penis – moest kussen. Verder of ze meegedaan had met het na afloop verbranden van de bok om van zijn as tovermiddelen te bereiden. Zij wordt ook gevraagd of ze naar de ‘kattendans’ is geweest en of de tovenaars en heksen aldaar zich in de gedaante van katten, honden, hazen, wolven e.d. konden transformeren. Vervolgens of ook de ‘duivelsboelen’ als katten of katers verschenen en of deze boelen in de gedaante van een kater de katten hadden besprongen en ermee hadden gepaard.
Als de demonisering in deze bron achterwege wordt gelaten blijven de elementen over van een extatisch vruchtbaarheidsfeest. Het verbranden van de bok is een gebruik wat tot in de negentiende eeuw gedaan werd tijdens meifeesten en oogstfeesten door heel Europa. Ook dan werd de as verzameld, maar in tegenstelling tot de Roermondse vragenlijst werd de as gebruikt om de velden vruchtbaar te maken! Ook een zekere losbandigheid hoorde bij de agrarische rituele feesten en hadden de intentie om zo de vruchtbaarheid te stimuleren. (Dresen-Coenders 231)
3) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 65-84
‘Het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Dit artikel heb ik niet kunnen raadplegen.)
Nederland Betoverd: Lijst van toverijprocessen
http://www.rondomroermond.nl/tag/heksenvervolging-horn/
http://www.ghklandvanthorn.nl/index.php?title=Lezing:_%22Heksenprocessen_in_het_graafschap_Horn_en_het_Land_van_Thorn%22
Door het recent uitgekomen boek van Mart Graef weten we iets meer van de procesreeks in Haelen en Horn. Hij beschrijft het relaas van elf omgekomen heksen en één vrouw die terecht gesteld is als kindermoordenares. Helaas wordt het niet duidelijk of er nog meer terechtstellingen hebben plaats gevonden. Als de gegevens in ‘Nederland Betoverd’ kloppen dan zijn het er nog veel meer.
4) De gegevens moeten nog worden aangepast aan de bevindingen in het in 2015 uitgekomen boek van Johan Otten: Duivelskwartier. Ik heb de aantallen gestorven heksen al aangepast.
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland Betoverd 173-182
Dresen Coenders – Het verbond van heks en duivel 196-198
1595: Het jaar van de heks : toverijvervolgingen in Peelland / Sonja Deschrijver in: Noordbrabants historisch jaarboek, vol. 27 (2010), pag. 56-85 (Heb ik helaas niet kunnen raadplegen)
http://web.archive.org/web/20070927210344/http://www.meertens.nl/volksverhalenbank/extra.php?info=tekst&idnummer=BLECOURTNB0329&volksverhaal_type=&atu_type=
http://www.blikopdewereld.nl/rechtspraak/strafrecht-in-historie/1218-13-rechtshistorische-fragmenten-uit-de-oude-peel-16e-18e-eeuw
http://www.kerkenindepeel.nl/28/heksenverhalen-uit-mierlo
Hier een voorbeeld van het soort suggestieve vragen die tijdens een verhoor gesteld werden:
De confessie van Anneken Thys: Confessie gedaen in Scherpe examinatie met roeyen by Anneken Thys voer Hendrick Dircs ende Willem Nelis, Schepenen tot Mierlo, in absentie van Schepenen van Lyrop ende tot huer versueck op den xxiie septembris 1595.
In den yersten gevraecht off sy haer aen den viant oyt heeft overgegeven? Seecht, haer over gegeven te hebben, deur dien hy hair beloifde gelts ende goets genoch te geven.
Gevraecht hoe den viant haren boel genoemt was? Seecht dat hy genoemt was Croeshaen.
Gevraecht hoe hy gecleet ende in habyt was? Seecht int root, met enen Swarten hoet op syn hooft ende een witte veder daer op. Gevraecht off int over geven aen haren boel, hy haer het Chrisma heeft uut genoemen? Seecht Ja, ende haer doen verlochenen haer Christenheyt.
Gevraecht of sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hun geboeleert te hebben over den Seven jaren gheleden, Seggende van nature Cout te syn.
Gevraecht off sy noyt ten dans en is geweest ende tot wat plaetsche? Seecht ten dans geweest te syn int Au Goor tot Lyrop.
Gevraecht wie daer ten dans noch meer waren ende wanneer den dans daer worde ghehouden? Seecht dat den dans worde gehouden int aencomen van den oochst lestleden, ende dat dair oick in den dans waren, Nees Gommers, Fye Hanen, Merri Ruyters, Mari Minckel, Heyl Genen ende Margriet Mynsheren, alle woonachtich tot Lyrop. Gevraecht hoe sy ten dans quaem, gegaen off gevloghen? Seecht daer gecomen te zyn vlieghende, ende haer Smeerden uut den Smeerpot Staende tot Nees Gommers.
Gevraecht off op den dans int Au Goor nyemants meer en was than die vrouwe van Lyrop die sy hier vorens heeft genoemt? Seecht datter noch was een vrouwe van helmont, etc.
Gevraecht off sy niet en heeft betovert beesten off menschen? Seecht deur bedwanck van haren boel Croeshaer betovert te hebben hair eyghen beesten ende oick die koe van Anneken Balthis. Gevraecht wat menschen sy heeft betovert? Seecht betovert te hebben die dochter van Anneken Balthis, geleden omtrent een halleff jaer.
Gevraecht waer mede sy dat dede? Seecht dat sy dat dede met enen ghetas ende dronck biers daer sy poeyer in dede dwelck haren boel hair gegeven hat.
Gevraecht waer mede sy den dans hielden int Au Goor tot Lyrop daer se gedanst hebben, met Singhen off met Spelen? Seecht dat die viant Speelde op een veel en datter waren meer ander instrumenten van Speelen.
Gevraecht off sy met haren boel Croeshaen noyt en heeft gheboeleert? Seecht met hem geboeleert te hebben na den dans, begeerende bij dese bekentenis te leven ende te sterven.
5) Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 131 (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 61 (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
8e deel van “Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829”, het kerspel Wedde, deel 1, de marke Wedde, door: C.J. en R.M.A. Wegman, blz.43 t/m 68 (Heb ik niet kunnen raadplegen.)
https://www.deverhalenvangroningen.nl/alle-verhalen/de-heksenverbrandingen-te-westerwolde
In 1597 volgt nog het geval van een meisje dat onverklaarbaar ziek wordt en na drie maanden sterft. De dokter staat machteloos. Zij is de dochter van de predikant van Blijham. Hij verdenkt de zeventig jaar oude Alke Engels ervan haar te hebben vergiftigd door middel van een betoverde appel. Alke wordt opgepakt door de drost Jacob Entens. Zij wordt als gifmengster en heks verbrand en haar zus Berthien Thijes – die verdacht wordt van medeplichtigheid – pleegt zelfmoord in de gevangenis. Tegelijk met haar wordt ook Johanna Lubberts verbrand. Johanna was – al dan niet toevallig – rondom dezelfde tijd opgepakt omdat zij twee kinderen ziek getoverd zou hebben. De ene had ze kort na de geboorte gekust en de andere over het haar gestreken. Beide gingen ze dood.
Alke bezegde ook nog Hemme Alrix. Zij zou de appel van haar gekregen hebben. Na marteling door uitrekking op de ladder bekende zij te hebben gedanst op het land van haar man, koeien te hebben vergiftigd en ontucht te hebben gepleegd met de duivel. Hij heette Peter, hij was in het zwart gekleed met een hoed met een witte pluim. Hij was bij de seks ‘van een koude natuur’.. Deze vrouw werd na betaling van 153 rijksdaalders contant en 600 in totaal door de drost vrijgelaten. Zij herriep na vrijlating direct al haar bekentenissen. Haar familie probeerde het geld terug te vorderen van de drost door een proces te beginnen bij de Staten Generaal. Deze wijzen de vordering echter af. Waarschijnlijk zijn er naast deze vier ‘toversen’ nog een aantal andere vrouwen door de drost zwaar gemarteld.
https://onstwedde.info/fileadmin/user_upload/Sprekend_Verleden/unes_wideo_westerwolde/no34.pdf
6) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
7) http://nl.wikipedia.org/wiki/Heksenprocessen_te_Bredevoort
Nederland Betoverd p. 236 en 239
Sagensafari – Bierhaus, Krosenbrink en Buist p. 15-18
H.A. Hauer: in Breevoort can ick vergeten niet De Graafschap, 1956 (Hierop is het wiki-artikel gebaseerd, ik heb dit boekje helaas niet zelf kunnen raadplegen)
8) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw (De gegevens zijn vnl. afkomstig uit het aantekeningenboekje van de hoofdeling Hiddo Jensema uit de periode 1547-1562)
Gijswijt-Hofstra ed. – Nederland betoverd p. 124 ev (Gerbenzon – De vervolging van toverij in Groningen en Friesland , zestiende eeuw)
de Blécourt ed. – Kwade mensen p. 50 ev (Priester en Barske – Vervolging van tovenaarsen in Groningen)
9) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt en Gijswijt Hofstra p.31-50 en 152-186
Nederland Betoverd – ed. Gijswijt Hofstra en Frijhoff p.26-57
Het verbond van heks en duivel – Lène Dresen-Coenders
Toverijprocessen in Utrecht en Amersfoort 1590-1595 – Moniek van de Ruit
Het proces uit Batavia Illustrata – S. van Leeuwen (1685)
10) De Waardt – Toverij in Holland 113-114, 135-136
Nederland Betoverd 57-58
http://freepages.genealogy.rootsweb.ancestry.com/~luijkenaar/m/michiel/flakkeenet.html
11) Kwade mensen. Toverij in Nederland – ed. de Blécourt (Maaslandse heksenprocessen – Ingrid Evers) p.87
J. Lyna – De rechtspleging inzake heksenprocessen in ’t graafschap Loon (Limburg 2 1920) (Ik heb het artikel van Lyna niet kunnen raadplegen)
12) Graef, Mart – De galgenberg van het graafschap Horn 85-101
Kwade mensen p.87
‘het graafschap Horn’ van E. Slanghen in het tijdschrift PSHAL 16 uit 1879 (Niet door mij geraadpleegd)
13) P. Gerbenzon – Opmerkingen over de vervolging van tovenaars en tovenaarsen in Groningen en Friesland in de zestiende eeuw 41
In Wedde op de “Giezelbaarg” staat, bij mijn weten, het enige monument van Nederland, waar de omgebrachte vrouwen en mannen worden herdacht.
Een bijzondere plek..
Onderaan de heuvel staat een steen met een gedenkplaat met de namen van de mensen die ter dood zijn gebracht.
Ter herinnering aan een gruwelijk gebeurtenis in Westerwolde. Na het op het water te zijn geworpen en meerdere malen te tortuir te zijn gesteld (gefolterd) zijn op deze plaats levend verbrand:
13-05-1587: Anna van Mekelenburgh – Dorothea van Danswick – Aleith Wachters.
06-07-1587: Wordt Ricque Sebens op het water geworpen en op 24-06 te tortuir gesteld. Zij wordt echter tegen betaling van 200 Emder gulden weer vrij gelaten.
11 -09-1589: Johan Tonnis, knecht van Johan Rensinck uit Wessinghuizen onder Wedde; Hille Willems oder Sickes, huisvrouw van Sicke Willems uit Onstwedde; Geescke Hummelinck, huisvrouw van olde Johan Hummelinck uit Onstwedde; Taelke Albers, maagd van Volckes Volkers uit Onstwedde.
15-09-1589: Hidde Busemans, schoonzuster van Wabe Oomkes uit Bellingwolde; Swantkc Wilts, huisvrouw van Imel Wilts uit Vlagtwedde; Alheit Hindrix genannt Krusesche, huisvrouw van Hindrick Essinck ( Kruise) uit Vlagtwedde.
17-09-1589: Lumme Drents; Wopke Holschemaeckers, huisvrouw van Warnecker Holsche-maeckers uit Jipsinghuizen. Henrich(je) Smitts, huisvrouw van Engel Smith uit Blijham.
Op 19-09-1589 wordt Temmeke Johans op het water geworpen, onschuldig
bevonden en vrijgelaten.
27-09-1589: Geeske Kupers, huisvrouw van Harmen de Kuiper tho Veele
Trine Hindricks ( Timmer).
17-02-1597: Alke Engels, de 80 jarige weduwe van Engel Jans(in) Dijstel
te Blijham. Geertken Johans anders Tijs, de reeds overleden ( zelfmoord) zuster van voornoemde Alke; Johanna Lubberts, de zwangere huisvrouw van Lubbert Frerix uit Wedde. Naar “ein olde custume” werd door de Drost aan iedere huisman in de Heerlijkheid Wedde een voer turf in rekening gebracht voor elke door hem verbrande persoon.(vrouw van de huisman)
Wat erg. Triest. Ik hoop dat zij nog beter werden na de dood ,maar het kan niet . Arme mensen. Alles in de naam van religie.
Nederland was zooo enge land.Wij mogen deze slachtoffers niet vergeten.Eren hun namen.Niet vergeten hun namen.
in Westerwolde (nr. 4) zijn geen 19 slachtoffers maar 22. Zie gedenksteen ter plaatse Tot 1803 werden hier vonnissen voltrokken die in de nabijgelegen burcht te Wedde werden geveld. Op deze zandheuvel werden veroordeelden gegeseld, opgehangen of verbrand. Aan het einde van de 16e eeuw zijn er 22 mannen en vrouwen omgebracht op beschuldiging van tovenarij. Je vindt er nu nog een zandheuvel met een monument, met de namen van de slachtoffers van deze heksenvervolgingen in Westerwolde.
met dank!
Ja dat klopt er zijn 22 dodelijke slachtoffers gevallen in Westerwolde. In 1587 waren het er zeven, in 1589 twaalf en in 1597 nog drie. Ik noem ze ook allemaal. Maar om van één heksenproces te kunnen spreken moet er een verband zijn tussen de verschillende processen. Dit is bijna altijd door middel van bekentenissen waarin de ene vermeende heks een andere vrouw beschuldigd. Dat is aannemelijk te maken voor de processen in 1587 en 1589, maar ik heb geen connectie kunnen vinden met de processen acht jaar later in 1597. Vandaar het getal 19 in plaats van 22 voor dit heksenproces.
Ik heb zo’n 5 jaar onderzoek gedaan naar de toverij processen in Schiedam. Het afgelopen jaar is dit een stuk intensiever geweest, mede in samenwerking met het Stedelijk Museum Schiedam. In 2022 ben ik een petitie gestart voor een gedenktegel op de Grote Markt voor Neeltje Andries en Marytje Arendsdr. In 2023 heb ik samen met het Stedelijk Museum een podcast gemaakt over de Schiedamse toverij processen. Ook mede dankzij de vermelding van het proces in 1585 in Schiedam. (De piek voor Schiedam lag tussen 1556-1593).
Dat lijkt me erg interessant. Ik ga zeker de podcast beluisteren. Heb je ook een artikel oid over dit onderwerp geschreven? Daar zou ik ook erg geïnteresseerd in zijn.