Het ronduit negatieve beeld wat wij nu hebben van de weerwolf (weer= man, dus manwolf) komt vooral van de horrorfilms en die hebben zich vooral laten inspireren door de weerwolf in een aantal geruchtmakende Duitse en Franse processen uit de zestiende en zeventiende eeuw. In deze processen gaat het om een man die zich in een wolf kan veranderen en in die vorm dieren en mensen aanvalt. Hij vermoord mensen en eet ze ook op. Met name weerloze kinderen worden hiervan het slachtoffer. Ook gaat het bijna altijd om iemand die zijn ziel aan de duivel heeft verkocht. (1)
Zowel in de Nederlandse en Vlaamse sagen als in een aantal weerwolfverhalen uit de heidense tijd komt een heel ander beeld van de weerwolf naar voren. Over die ‘weerwolf’ wil ik het hebben.
Weerwolven is van gedaante verwisselen
Ook in de Nederlandse en Vlaamse sagen verandert de weerwolf zich meestal in een wolf. Maar dat hoeft niet per se! Weerwolf kan je zien als een naam voor een ‘shape-changer’; iemand die de macht heeft om zichzelf van gedaante te verwisselen. De sagen zeggen: hij kan ‘weerwolven’, oftewel hij kan zich van gedaante veranderen. Vaak heeft de weerwolf in de Nederlandse sagen het uiterlijk van een zwarte hond. Ook kan hij er uit zien als een merrie, een konijn of – helemaal vreemd – een glinsterende rollende bal! (2). In de vroegste Nederlandse tekst over weerwolven uit 1330 heeft de weerwolf een vossenstaart. (3) In het Duitse boeteboek van Burchard van Worms uit de elfde eeuw vraagt hij: ‘Heb je eraan geloofd dat een persoon zich in een wolf – of in enige andere vorm – kan veranderen – wat men in de volksmond een weerwolf noemt – doe dan boete en ga voor tien dagen op water en brood’. (4) Ook hier is duidelijk dat een weerwolf zich niet alleen in een wolf kan veranderen. Overdag ziet de weerwolf er heel onschuldig uit op een enkel detail na: Hij heeft heel vaak borstelige en bij de neus doorlopende wenkbrauwen. Soms heeft hij ook haar aan de binnenkant van zijn handen. Iets van zijn dierlijke aard kan hij niet verstoppen!
De weerwolvenhuid
Hoe gaat die metamorfose van mens in wolf (of een ander dier) in zijn werk? In de Nederlandse sagen heeft de man (het is bijna altijd een man) zijn ziel aan de duivel verkocht en krijgt dan een wolvenhuid, gordel of riem. Als hij deze aandoet dan verandert hij in een dier. Als hij hem weer uitdoet verandert hij terug in een mens. Hij verstopt overdag de huid in een holle boom of de duivel houdt hem in beheer en gooit hem – als het niet anders kan – door de schoorsteen. Als de huid in de afwezigheid van de weerwolf wordt gevonden en dan wordt verbrand, dan voelt hij dat direct aan en weet op miraculeuze wijze toch het huis in te stormen om zijn wolvenhuid te redden. Ondertussen wordt hij gekweld door helse pijnen waardoor hij in een staat van razernij verkeert. Pas als de huid compleet verbrand is, is de man verlost en hoeft hij nooit meer te weerwolven. (5)
Een aantal details uit de sagen komen we ook tegen in de weerwolfprocessen uit de zestiende en zeventiende eeuw. In het Amersfoortse weerwolvenproces van 1595 bekende Folkert Dirx dat hij na de executie van zijn vrouw zo verdrietig was geworden, dat de duivel op hem afkwam en hem vroeg om hem te dienen. In ruil voor deze overeenkomst zou hij nooit meer gebrek hebben. Hij kreeg van de duivel een zwart wambuis (onderkleed). Als hij dit aantrok kon hij zich veranderen in een wolf of kat en werd hij verplicht om kwaad te doen. Hij had dit nog vorige zomer gedaan met sint Jan rond twaalf uur ‘s nachts. Hij had toen samen met zijn kinderen als wolf rondgetrokken en het vee gebeten in het veld. Hiervoor had de duivel hem zijn broek uitgetrokken en hem met een olieachtige substantie ingesmeerd. (6) De in hetzelfde jaar in Arnhem verbrande weerwolf Hans Poeck had een doekje van de duivel gekregen om zich daarmee in een wolf te doen veranderen. In verschillende processen moet de weerwolf zich insmeren met een zalf om de metamorfose te laten slagen.
Dit gegeven van het aantrekken van een wolvenhuid stamt nog uit de heidense tijd. Een voorbeeld vinden we in de IJslandse Völsungasaga uit de dertiende eeuw: De twee krijgers Sigmund en Sinfiotli zien twee wolvenhuiden hangen naast twee slapende mannen. Ze trekken deze aan en veranderen prompt in wolven! Zij bedrijven echter geen kwaad, maar kunnen als wolf nog beter en woester tegen hun vijanden vechten. (7)
Het lichaam blijft achter
De vraag is bij dit alles: Wat gebeurt er met het lichaam van de weerwolf? In veel sagen wordt dit detail overgeslagen of lijkt het erop dat het menselijk lichaam in een dierlijk lichaam omgevormd wordt. Dat is natuurlijk het beeld wat we uit de horrorfilms kennen. Meerdere malen echter wordt er gezegd dat terwijl de wolf rond gaat rennen, het menselijk lichaam achter blijft, gehuld in een diepe slaap. Je zou kunnen zeggen dat de ‘geest’ of het ‘dubbel’ het lichaam heeft verlaten om intrede te doen in een dierenlichaam.
In een Gelderse sage wordt dit geloof in uittreding als volgt beschreven: Eens zag men uit de mond van een slapende maaier een hagedis kruipen. Hij leek wel morsdood. Pas toen de hagedis terug glipte kwam er weer leven in de man. Als hij toen aangeraakt was zou hij dood zijn gebleven. Deze man werd verdacht van weerwolverij, en dit was het bewijs! Ook bestond er in Gelderland het volksgeloof dat heksen en weerwolven altijd met de dekens van de kin weggeschoven sliepen. Want datgene wat uitgetreden was moest ook vrijelijk terug kunnen keren! (8)
In de processen komt dit aspect niet vaak voor. Toch wordt het genoemd in een weerwolvenproces uit 1598 in Frankrijk. Daar ligt Pierre Gandillon in een staat van katalepsie in zijn bed. Als hij wakker wordt vertelt hij dat hij een weerwolvensabbat had meegemaakt. De duivel had hem een wolvenhuid aangedaan, waarna hij achter mens en vee aanrende. (9) In een dertiende-eeuwse tekst uit Ierland wordt ditzelfde gegeven ook genoemd: Bepaalde mensen kunnen zich in wolven veranderen terwijl hun lichaam achterblijft. Deze moet niet aangeraakt worden, want dit kan de dood tot gevolg hebben. Als iemand hen in hun wolvenvorm verwondt dan zal die wond op dezelfde plaats op het menselijk lichaam te zien zijn. (10) Op een symbolische manier vinden we de uittreding ook in de Satyricon van Petronius uit de eerste eeuw n.o.j.. Dit is waarschijnlijk de alleroudste vermelding van een weerwolf. Hier doet de weerwolf zijn kleren uit op een kerkhof en urineert er omheen. Direct daarop verandert hij in een wolf. De kleren zijn in steen veranderd totdat hij terugkeert om ze weer aan te doen! Het heeft er alles van dat het uittrekken van de kleren synoniem staat voor het ‘uittrekken’ van het lichaam. Al in deze vroege bron wordt verteld dat de man de verwonding van de weerwolf heeft overgenomen. (11)
Uit je vel springen; ‘Springa af harmi’
Hoe is het mogelijk dat het aantrekken van een vel of huid een metamorfose bewerkstelligt? Om dit te begrijpen gaan we kijken naar een aantal zegswijzen: We hebben het over ‘uit zijn vel springen (van woede)’ en ‘buiten zichzelf zijn van woede’. Ook kan je in of uit vorm zijn. In Friesland spreekt men van ‘hy het it mâl fel oan’ hij heeft het kwade of rare vel aan, als iemand in een slecht humeur is. Dit zijn nog overblijfselen van het oude volksgeloof dat je door hevige emotie – zoals woede – uit je ‘vel’ oftewel lichaam kan treden. het lichaam kan je zien als een hemd wat je naar believen aan en uit kan doen. Het woord lichaam bestaat uit het deel lic- wat lijk betekent en -haam wat omhulling betekent. Het woord hemd is hier etymologisch aan verwant. Je ziel of geest kan dit lichaam dus als een hemd aan en uitdoen. (12)
De betekenis hiervan wordt duidelijker als we kijken naar middeleeuwse IJslandse woorden en zegswijzen uit de saga’s die in verband staan met de ‘hamr’: Ook toen kende men de zegswijze ‘springa af harmi‘, uit jezelf of uit je huid springen. Maar hier werd dit letterlijk opgevat! De ‘hamr’ of ‘harmi’ is de vorm als een fysiek alter ego waarmee buitenlichamelijke reizen gehouden konden worden. Er wordt gesproken over ‘hamfarir‘; het reizen van de vorm. Wie een andere vorm kon aannemen was ‘eigi einhamr’, niet van één vorm. Het proces van transformatie heette ‘skipta hömum’, van vorm veranderen. Wie in een staat van uitzinnige furie komt is ‘hamask’ en een ‘hamrammr‘ is iemand die uit zijn vorm kan komen. Hij kan dat doen door middel van zijn machtige alter ego of dubbel en verkrijgt zo bovenmenselijke kracht. ‘Hamleypa‘ betekent in je dubbel vloeien of je dubbel met bijzondere snelheid laten lopen.
De dubbel kan dan een dierlijke vorm aannemen. Als dit een wolf betreft dan heet het wolvenhemd wat hij aantrekt ‘ulfahamr‘. Maar in de Edda’s en saga’s worden ook het ‘valshamr‘, de valkenmantel, de arendsmantel, de zwanenmantel en de ‘berserkr’ genoemd. De laatste is het beruchte berenhemd dat de berserker-krijger aantrok om ‘berserk’ oftewel razend te worden.
Door middel van enorme woede, razernij kan de weerwolf zijn menselijk lichaam verlaten. De wolvenhuid die hij dan aantrekt is niet zomaar een huid, het is de ‘hamr’, een andere vorm die de ziel aan kan trekken wanneer hij uit het lichaam reist. Het lic-haam/hamr blijft achter en het ‘ulfahamr’, de wolvenvorm wordt aangetrokken. (13)
In de Nederlandse sagen wordt de intieme connectie tussen de weerwolf en zijn vel duidelijk wanneer zijn wolvenvel of huid verbrand wordt. Dan voelt de weerwolf dat, ook al is hij mijlen ver weg! Hij wordt dan ijselijk gemarteld en terug gedreven naar het vel. Met een ongelooflijke snelheid komt hij thuis. In één sage wordt hij zelfs (door de duivel?) in een oogwenk in het vertrek waar de huid verbrand wordt neergezet. Hij probeert zijn vel te redden en in zijn razernij heeft hij de kracht van wel zes mannen! Dit kan je vergelijken met de berserkerwoede. Het verbranden van de wolvenpels of gordel betekent dat hij het vermogen om tot wolf te transformeren kwijt raakt. De gordel is duidelijk een onderdeel van hemzelf; het is de ‘dubbel’, de hamr. Na verbranding is hij deze kwijt! In de sagen wordt dit – vanuit een christelijke optiek – gezien als een verlossing. In de heidense tijd zal het beschouwd zijn als een groot verlies. (14)
De connectie met de duivel en met Wodan/Odin
In de sagen en in de gerechtsbronnen is de weerwolf bijna altijd een aanhanger van de duivel. Hij heeft een verbond met de duivel gesloten door bijvoorbeeld ‘s nachts op een kruispunt een zwarte hen of haan te offeren. Vervolgens krijgt hij een zalf en een wolvenhuid om zich daarmee te veranderen in een dier. Soms kan hij mensen ook ziek toveren met het vel. (15)
In de heidense tijd was er nog geen duivel, maar de ‘ulfhednar’ oftewel de wolfshuiden waren in dienst van Odin. Dit waren leden van de krijgerselite van ‘berserkers’. In plaats van de gebruikelijke berenhuid, droegen zij echter wolfshuiden. Zowel berserkers als ulfhednar waren berucht om hun woeste manier van vechten. Zij wierpen zich zonder angst in de strijd, vochten als wilde beesten en maakten onaangename blaffende en huilende geluiden. Deze kampioenen onder de Noordse strijders hadden zich gewijd aan Odin. (16) Nu was Odin niet alleen een god van oorlog en strijd, maar ook van de extase. Van hem wordt in de Ynglinga saga gezegd: ‘Odin kon van gedaante veranderen. Zijn lijf lag erbij alsof hij sliep of dood was, maar hij was dan een vogel of een dier, en hij ging in een oogwenk naar verre landen om zaken voor zichzelf of anderen te regelen.’ (17) Hij is dus de perfecte god om te helpen bij een gedaanteverandering.
Tegelijk stond Odin ook bekend als de woedende, furieuze god. Adam van Bremen (elfde eeuw) noemt Wodan (De Zuid-Germaanse versie van Odin) ‘id est furor’. In dit licht is het zeer interessant dat de duivel in de volksmond de ‘boze’ of de ‘kwade’ wordt genoemd. De duivel en Odin/ Wodan hebben dit met elkaar gemeen. Wellicht heeft de duivel dit van de heidense god overgenomen. De opgeroepen woede waardoor de krijger kon uitblinken in het gevecht wordt in de christelijke context synoniem voor het negatieve. Boos of kwaad zijn is niet meer te onderscheiden van de zonde en het kwaad van de duivel. De weerwolf moet wel slecht zijn en een aanhanger van de duivel. (18)
De weerwolf heeft vampiristische neigingen
In het Nederlandse volksgeloof wordt de zevende zoon in een gezin een weerwolf. Soms kiest de duivel er de meest geschikte tussen uit, maar meestal is het de zevende zoon die moet weerwolven of hij nu wil of niet. Hier tegenover staat het volksgeloof dat de zevende dochter een mare zal worden! (19) De mare en de weerwolf kan je dus zien als tegenhangers van elkaar. Ook de mare is een mens die uit zijn lichaam treedt en dan gaat ronddwalen op zoek naar een slachtoffer. De mare glipt door kleine kiertjes een huis binnen en zet zich op de borst van een slapend iemand. Deze krijgt vervolgens nachtmerries! In de Nederlandse sagen (en ook in België en Duitsland) doet de weerwolf iets vergelijkbaars: Hij loopt nachtelijke reizigers achterna en als ze angst vertonen, springt hij ze op de rug en laat zich dan dragen. De reiziger wordt hierdoor nog veel angstiger zo dat hij volkomen de kluts kwijt raakt; hij weet de weg niet meer, hij weet zelfs zijn eigen naam niet meer. De weerwolf watert de arme man over de rug en laat pas los in het ochtendgloren, het slachtoffer volkomen uitgeput achterlatend. (20) De nachtmerrie zit op de borst en de weerwolf klimt op de rug. Beiden veroorzaken zo een onnoemelijke angst, waardoor het slachtoffer uit zichzelf raakt. Hierdoor raakt deze zijn energie kwijt en is in de ochtend volkomen uitgeput. Zo hebben beide geestwezens hun methodes om angstig te maken en zo energie te stelen. (21)
De weerwolf en de zakdoek
In de Nederlandse sagen komt één motief herhaaldelijk voor: Een jonge weerwolf is verliefd op een meisje en loopt samen met haar in het bos. Plots voelt hij de aandrang om te weerwolven en zegt: ‘Ik moet even weg, maar als je een woeste wolf of hond ziet gooi dan deze zakdoek naar hem!’ Als het meisje alleen is en een beest dreigend ziet naderen gooit zij de zakdoek. Hij verscheurt dan de zakdoek in plaats van haar! In sommige versies is hij gedwongen om de zakdoek draadje voor draadje te verscheuren en kan het meisje daardoor wegkomen. Soms vertelt de jongen dat zij hem hiermee verlost heeft van het weerwolven. Andere keren doet hij alsof zijn neus bloed, maar de dag daarop ziet zij de flarden van de zakdoek tussen zijn tanden zitten. Het bewijs is geleverd, hij is de weerwolf! Vervolgens wordt zijn wolvengordel gevonden en verbrand. (22)
Ook bij de mare is er een gelijkaardige tactiek om haar aanvallen te neutraliseren: Als je een zeef boven je bed hangt, dan is zij gedwongen om eerst door alle gaatjes te gaan voor ze bij jou kan komen. Dat duurt zo lang dat het alweer ochtend is. De zakdoek en de zeef dienen als substituut voor het lichaam van de mens. In reële termen is het onverklaarbaar dat de weerwolf en de mare een zakdoek of een zeef voor de mens aanzien. Maar de zeef is als het vol met gaten zittende energetische lichaam van de mens en de zakdoek is te vergelijken met het hemd, de huid of de ‘hamr’ van de mens. In het Arnhemse weerwolvenproces van 1595 bijvoorbeeld, krijgt de weerwolf Hans Poeck van de duivel slechts een doekje om zich mee te veranderen. (23) Met het verscheuren van zijn eigen ‘hamr’ oftewel zijn wolvenvorm, is zijn kunst om te veranderen verdwenen. De weerwolf is verlost!
Conclusie
De weerwolf is een mens die van gedaante kan veranderen. Hij doet dit vooral door een wolvenhuid aan te trekken. Deze huid kan je zien als een ander omhulsel. Het menselijk omhulsel leg je af en het dierenomhulsel doe je aan. Dit is een manier om uit je lichaam te treden en in extase te gaan. Het bijzondere bij de weerwolf is dat dit veelal gepaard gaat met woede. Deze kwaadheid associeert hem sterk met ‘de boze’, met de duivel. Bij de weerwolvenvervolgingen in West-Europa kon de metamorfose alleen maar leiden tot het doodbijten van vee, moord op mensen en kannibalisme. Het dierlijke is hier puur negatief. Ook de weerwolf van de sagen doet slechte dingen: Hij valt mens en dier aan, overweldigt jonge meisjes en maakt mensen bang door op hun rug te springen. Bij de Noordse ‘ulfhednar’ is te zien dat de metamorfose in een dier en de woestheid die dat oproept ook een dappere daad kan zijn als zij maar tegen de vijand gericht is.
Nog positiever komt de weerwolf naar voren als zijn vijanden niet concrete fysieke mensen zijn. Dit gebeurt expliciet in twee gevallen uit Lijfland: In de ‘Commentarius’ van Peucer (midden zestiende eeuw) zegt een Lijflandse weerwolf dat hij had gevochten tegen een heks die zich had veranderd in een vlinder. De weerwolven in Lijfland zouden tussen kerst en Driekoningen tegen de heksen vechten. Zij vallen dan – als in een epileptische aanval – op de grond en hun ziel verlaat het lichaam om in het “spectrum” van de wolf te treden. Ze worden aangevoerd door een grote man met een ijzeren zweep. (24) Dit wordt bevestigd door de getuigenis van de eveneens Lijflandse weerwolf Thiess uit 1692. Hij vertelt dat hij als weerwolf samen met andere weerwolven uit Lijfland en Rusland naar de onderwereld ging om daar tegen de kwade tovenaars te vechten. Dit deed hij om de gestolen korenaren terug te halen. Ook hij treedt hiervoor uit zijn lichaam. Als dat lukte zou er een goede oogst zijn. (25)
Als je de weerwolf als een krijger-sjamaan ziet dan kan hij zijn vaardigheid ook ten goede aanwenden! De Nederlandse weerwolf echter heeft zijn gave niet goed onder controle. Hij is gedwongen om te weerwolven en weet meestal niet eens wat hij in de nacht heeft uitgespookt. Voor hem is het verlies van zijn wolvenhuid en daarmee zijn gave om te weerwolven een verlossing. De achtergrond van uit het lichaam treden werd in het negentiende en twintigste-eeuwse Nederland niet meer herkend of anders meer gezien als een vloek dan een zegen, de tijd van sjamanistische praktijken lag al ver ver achter ons.
Abe van der Veen
Dit artikel is onderdeel van het boek ‘Witte wieven, weerwolven en waternekkers’. Dit boek is hier te bestellen.
1) Het standaardwerk over de weerwolvenvervolgingen is: Summers, Montague – The werewolf in lore and legend.
2) Janssen – Het dansmeisje en de Lindepater p.89
Sinninghe – Zeeuws sagenboek p. 157
De sage van de gloeiende bol is erg interessant en gaat als volgt: Een boerenarbeider uit Kloetinge (Zeeland) is weerwolf. Een ruige hond die scheel kijkt en met de staart tussen de benen. Hij had een dochter van veertien, die erg door de weerwolf werd geplaagd. Zij kreeg dan s avonds een ongekende vrees die aan vertwijfeling grensde. Dit ging door tot de weerwolf ophield haar te kwellen, dan viel ze afgemat in slaap. Ze hebben hem ook gezien in de vorm van een glinsterende bal die onophoudelijk heen en weer rolde.. De bal werd met stokken geslagen en de volgende dag had de man zijn hoofd omzwachteld.. Toen hij dood was wou eigenlijk niemand de kist dragen. Uiteindelijk deden ze het toch en hoorden onzichtbare honden huilen. Ze hoorden ook gestommel en gekerm in de kist. Men wist toen, de duivel heeft hem gehaald. Ze hebben de kist in het graf gezet en zich uit de voeten gemaakt.
(Naar alle waarschijnlijkheid gaat het hier om een bolbliksem.)
3) In de Lekenspiegel van Jan van Boendale uit 1330: ‘Nu so hadde hi heymelike ghesteken enen vossen staert, in sijn fundament, wel ghehaert.’ en ‘Ic ben een weerwolf, dats waer. Daer toe ben ic verscapen; Ende alle die paerde, coeye ende scapen, die nu int dorp sijn ghestorven, hebbic verbeten ende verdorven.
4) Lecouteux – Witches, werewolves and fairies p.110
5) Ter Laan, K. – Nederlandse Overleringen II p. 37-39
Janssen p. 94
Sinninghe J.R.W. – Gelders Sagenboek 123
De schoorsteen en de holle boom zijn te zien als verbindingen met de geestenwereld..
6) Leeuwen S. van – Het proces uit Batavia Illustrata 1685
Van der Veen, A.J. – De verhalen van Amersfoort
Over Hans Poeck wordt verder het volgende verteld: Hans Poeck, van tooverij beschuldigd en veroordeeld, werd geworgd en daarna verbrand. Zijn verzoek “om tot contrarie proeve op het water gesmeten te worden,” was geweigerd. Hij bekende aan het geregt, dat hij drie jaar te voren door, den duivel verleid was, die bij hem kwam “als een man in het zwart gekleed, en beloofde genoeg te sullen geven, so hij sijne wille wol doen, en te versaecken God.” Op zijne toestemming had hij van den booze en slegten ontvangen met het zeggen “solange ghy dat hebt, sal u alles gelucken.” Hij bekende verder “dat hy wael drie jaren vur een wolff gegaen hadt, und als hy tot een wolff gemaeckt was, hy gelickewael menschen verstand behielde maer niet konde spreecken. Item dat dikwijls acht ofte tien wolven om em gelopen. Item dat oec de bose dikwyls by hem gekommen as een wolff geworden und medeliep.”
http://oud-schoonebeek.nl/index.php/drenthe/36-spoken-en-tovenaarij-in-drenthe/260-weerwolven-en-scheldwoord-weerwolf
7) Douglas, Adam – The beast within p. 68
Deze saga is geschreven in een tijd waarin IJsland al christelijk was, maar de historie zelf speelt zich af in de heidense tijd.
8) Sinninghe J.R.W. – Gelders Sagenboek p. 128
9) Douglas p. 129
10) Lecouteux p. 111
11) Petronius – Satyricon: ‘I persuaded our lodger to accompany me as far as the fifth milestone. He was a soldier, as bold as Hell. We got under way about first cockcrow, with the moon shining as bright as day. We arrive at the tombs; my man lingers behind among the gravestones, whilst I sit down singing, and start counting the gravestones. Presently I looked back for my comrade; he had stripped off all his clothes and laid them down by the wayside. My heart was in my mouth; and there I stood feeling like a dead man. Then he made water all round the clothes, and in an instant changed into a wolf. Don’t imagine I’m joking; I would not tell a lie for the finest fortune ever man had. However, as I was telling you, directly he was turned into a wolf, he set up a howl, and away to the woods. At first I didn’t know where I was, but presently I went forward to gather up his clothes; but lo and behold! they were turned into stone. If ever a man was like to die of terror, I was that man! Melissa was astounded at my plight, wondering why ever I was abroad so late. ‘Had you come a little sooner,’ she said, ‘you might have given us a hand; a wolf broke into the farm and has slaughtered all the cattle, just as if a butcher had bled them. Still he didn’t altogether have the laugh on us, though he did escape; for one of the laborers ran him through the neck with a pike.’ When I heard this, I could not keep my eyes shut any longer, but at break of day I rushed back to my master Gaius’s house like a defrauded publican, and when I came to the place where the clothes were turned into stone, I found nothing but a pool of blood. But when I reached home, my soldier was lying in bed like an ox, with a doctor looking after his neck.
12) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/vel
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lichaam
13) Lecouteux 48
Summers 242
Douglas 81
14) Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen II p. 39
Dit is te vergelijken met het verbranden van het geboortevlies van iemand die met de helm op is geboren. Ook deze verliest dan zijn vaardigheid om uit het lichaam te treden. zie: http://www.abedeverteller.nl/met-de-helm-op-geboren/
15) Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen II p. 40
Wielick, Han – De Grijpvogel p. 31
16) Douglas 79
Farwerck – Noordeuropese mysterieën p.213
Sturluson, Snorri – Edda, Ynglinga saga 6
17) Sturluson, Snorri – Edda 227 Ynglinga saga 7
18) http://www.academia.edu/9027921/_Wodan_—_id_est_furor_
Connecties die Wodan/Odin aan de duivel koppelen zijn bv. Moenen met zijn ene oog uit Mariken van Nieumeghen en de duivel van de Zweedse heksenvervolgingen van Blocula, waarbij de duivel een lange baard bezit en in het grijs gekleed gaat.
Een andere connectie van de wolf met de duivel komt bij de Romeinen vandaan. Daar werd het feest van de Lupercalia gevierd. In dit feest liepen jongemannen slechts gekleed in een lendendoek van geitenhuid door de straten en sloegen de vrouwen met zwepen. Deze zweepslagen zouden vruchtbaarheid brengen. Zij waren de ‘luperci’ de broeders van de wolf. Zij liepen ter ere van de god Lupercus of Faunus, de god van het woud, die te identificeren valt met Pan. Zoals bekend kreeg de duivel het uiterlijk van Pan aangemeten. Zeer bijzonder is de bekentenis in deze context van Jean Grenier uit 1608. Hij zegt dat hij zijn wolvenhuid en daarmee zijn gave om zich te veranderen had gekregen van de ‘heer van het woud’. Dat dit om de duivel ging was voor de ondervragers evident.
19) Waling Dykstra – Uit Frieslands volksleven dl. II 229
20) De weerwolf heeft in de sagen vaak een naam. In dit geval: De Gruune, Kludde en Stoep. De naam van Stoep of Stoepstaart komt uit de Betuwe. Dit betekent zoiets als korte staart. In de Franse weerwolfprocessen kon men de weerwolf ook onderscheiden van een echte wolf doordat de weerwolf geen staart had. (Douglas 144)
http://www.volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=25392
Ter Laan, K. – Nederlandse overleveringen II p. 39
Janssen 87
21) Natuurlijk is de meest geijkte methode voor de weerwolf om zich reëel of energetisch te voeden de transformatie in een verscheurend wild dier. De weerwolf maakt dan niet alleen bang, maar vermoord mens en vee in zijn aanval van razernij. Hij eet de lichamen op en heeft de volgende dag als hij weer in mensengedaante is geen honger. In de wolvenprocessen komt het soms voor dat hij mens of vee ziek maakt, door ze met de wolvenhuid aan te raken.
22) Ter Laan Nederlandse overleveringen 37
Dit sagenmotief komt over heel Nederland en Vlaanderen verspreid voor en ook in Duitsland wordt verteld van de weerwolf die iemand op de rug springt. Dit is de Boksenwolf.
23) Sinninghe – Gelders Sagenboek p. 130
In 1595 werd er in Arnhem de weerwolf Hans Poeck gewurgd en daarna verbrand. Hij had zich aan de boze overgegeven in de vorm van een in het zwarte geklede man. Zodra deze hem aanraakte veranderde hij in een wolf. Maar hij had van de duivel ook een doekje gekregen als hij die op zijn hoofd legde of omdeed als een gordel kon hij ook veranderen in een wolf. Dit doekje scheen als goud, maar eenmaal opgevouwen, stonk het als modder. Wanneer hij als weerwolf een dier aanraakte, stierf deze binnen een paar dagen. Als wolf behield hij zijn menselijke verstand, maar hij kon niet praten. Hij liep dan met acht of tien andere wolven waaronder ook de boze. Hij moest dan de beesten aanvallen.
24) Douglas 153
Summers 78
25) Voor de complete bekentenis van Thiess zie: Lecouteux 168 ev
De illustratie van de wolven bij een muur laat een Lijflandse anekdote zien waarin vertelt wordt over een spel van de weerwolven met midwinter. Zij houden dan een wedstrijd wie het hoogst tegen een muur op kan springen.
De Lijflandse weerwolven doen ook sterk denken aan de taltos van Hongarije en de kresniki van Slovenië die evenzeer in de geest tegen tovenaars en heksen vochten om de oogst. Zij deden dat in de vorm van dieren echter dit keer niet in de vorm van een wolf. Ook de benandanti van Friuli vochten in de geest om de oogst, maar zij deden dat niet in de vorm van dieren. (Ginzburg – Ecstasy)
‘Common Turkic folklore holds a different, reverential light to the werewolf legends in that Turkic Central Asian shamans after performing long and arduous rites would voluntarily be able to transform into the humanoid “Kurtadam” (literally meaning Wolfman). Since the wolf was the totemic ancestor animal of the Turkic peoples, they would be respectful of any shaman who was in such a form.’
Andere interessante weetjes:
De Vlaamse weerwolf Kludde ontstaat uit het verkoolde lijk van een verbrande heks of tovenaar! 39
Hij is kwetsbaar voor zilveren kogels.
Kledde lopen is ‘s nachts rondzwerven met een beestenvel om het lijf en mensen op de rug springen.
(Ter Laan Nederlandse overleveringen 37-45 en http://www.volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=25392)
Eens in het jaar moet hij als zwarte wolf of ‘plaagbeest’ rondzwerven. Hij is dan in een woeste razernij. (Uit Frieslands volksleven dl. II 229)
De weerwolf veranderde zich meestentijds rond kerst en Nieuwjaar. In een verhaal wordt een meisje overvallen/verkracht door een weerwolf en raakt zwanger. Deze Jaap van Tienen wordt verlost en huwt vervolgens het meisje. De Grijpvogel 31 (Stellingwerven)
Ook hier weet de weerwolf kinderen te verwekken bij onschuldige meisjes. Deze kinderen kunnen wel honderd jaar worden.
‘Oude Jan Peek weerwolft. Hij slingert zich om de stam van een boom en dan is hij meteen een hond. Wie dan langskomt zal de vaart in kukelen. (Gelders Sagenboek 125-127)
Mijn vader vertelde mij dat hij vroeger als kind bang is gemaakt voor de weerwolf. Dat moet in de begin jaren vijftig zijn geweest.
Van de Vlaamse weerwolven wordt ongeveer hetzelfde vermeld als de Nederlandse. Ze worden alleen vaker beticht van het eten van jonge kinderen. In 1589 bekend Cathelyne van de Bulke dat zij samen met acht weerwolven rond doolde. Ze vielen mensen aan en beroofden en vermoorden ze. Ze zagen er rood uit en het waren door hun ouders vervloekte kinderen. In 1598 zou Jan van Calster twee kinderen hebben doodgebeten. In 1605 werd Henry Gardin en in 1607 Jan le Loup geëxecuteerd als weerwolf. Le loup trok een kattenvel over het hoofd en werd een weerwolf. Vervolgens roofden ze een kind en aten het op. Ze waren in dienst van de duivel. In 1609 werd er in Maaseik een weerwolf verbrand en in 1657 Matthijs Stoop uit Kemzeke. In totaal zijn er in Vlaanderen een stuk of zes executies en ook nog een paar vrijspraken van weerwolven geweest. Het gevecht met de duivel – Vanhemelryck
The first written definition of a werewolf in the English comes from Richard Verstegan‘s A restitution of decayed intelligence: in antiquities (1605) where we see; ‘The were-wolues are certaine sorcerers, who hauing annoynted their bodyes, with an oyntment which they make by the instinct of the deuil; and putting on a certaine inchanted girdel, do not only vnto the view of othres seems as wolues, but to their own thinking haue both the shape and nature of wolues, so long as they weare the said girdel.’
De grize gjit mi our de grouwe.
Ik heb deze uitdrukking vaker gehoord: de grijze gaat mij over de grauwe. Maar altijd onbegrijpelijk gevonden. Welke grijze of grouwe? Of bedoelen ze griezelen en gruwelen? Griezelen betekent eigenlijk huiveren. Grauw kan slaan op het grove grijze hemd dat de gewone man droeg. Dus misschien toch een Friese variant van de rillingen lopen me over het lijf?
Bij Castaneda treffen we de capaciteit van de tovenaars ook aan om zich in dieren te veranderen. Ook de mensen die hij in de bergen tegenkomt blijken lang niet altijd mensen te zijn. Dezelfde zaken heb ik in Indonesie gehoord.
Castaneda verwondde la Gorda ernstig met zijn dubbel toen hij in doodsnood haar een oplawaai verkocht.
Verder kwamen de Keltische krijgers tot razernij en vielen dan nietsontziend een cohort Romeinen aan. In Indonesie kun je met beoefening van de Pencak Silat ook in een dergeijke staat komen, waardoor aanvallen met messen/krissen afgeweerd kunnen worden.