In de tijd van de herfststormen en vooral tijdens de Midwinter, wanneer het buiten donker is en koud, dan werd vroeger de Wilde Jacht gezien. Dit ging om één of meerdere geesten die met groot lawaai door de lucht reden. Het kon gaan om één verdoemde, woeste jager die eeuwig moest jagen, maar ook om een compleet jachtgezelschap met vele ruiters en honden. Hiernaast werd met de Wilde Jacht ook wel een geestenleger oftewel een grote schare met geesten bedoeld die door de lucht raasden. Ook dan zaten er meestal ruiters in het gezelschap, maar er waren ook geesten zonder rijdier, het ging dan vaak om krijgers gewapend voor de strijd. Dit wordt ook wel het Wilde Heir (=leger) genoemd.
In de sage is er vaak één ooggetuige die dit fenomeen aanschouwt en soms ook een ontmoeting heeft met één of enkele leden van dit gezelschap. Er zijn al vele boeken en artikelen geschreven over dit fenomeen. Toch bleef de ware identiteit en de reden van de Wilde Jacht voor mij in deze studies onduidelijk. Hieronder probeer ik het geheim van de Wilde Jacht te ontsluieren.
Rationalisering en verchristelijking
Een complicerende factor bij het duiden van de Wilde Jacht is de neiging van vele twintigste- en negentiende-eeuwse schrijvers om het op een naturalistische wijze te willen verklaren. De Wilde Jacht is dan equivalent aan de storm of het zijn slechts overtrekkende ganzen. Hierin wordt de vroegere mens duidelijk onderschat. Deze is genoeg buiten om het verschil te kennen tussen een natuurlijk en een bovennatuurlijk verschijnsel. In ieder geval een stuk meer dan deze kamergeleerden!
De Wilde Jacht is een bovennatuurlijk verschijnsel dat om die reden alleen gezien kan worden door mensen die een bovennatuurlijke (paranormale) ervaring hebben gehad. Het geheel speelt zich af in een andere bewustzijnstoestand. Een omschrijving van een dergelijke ervaring zal het tot een onmogelijke gebeurtenis maken in de materiële wereld, maar zij kan wel degelijk uitdrukking geven aan een ervaring in de ‘geestelijke’ wereld!
Een andere complicatie is de verchristelijking van de Wilde Jacht. Ergens tussen 1000 en 1200 is er een verwoede poging gedaan om de heidense Wilde Jacht te transformeren naar een versie waarin het geestenleger een soort van rondreizend vagevuur werd. Dit is bijvoorbeeld te zien in een van de eerste verslagen van de Wilde Jacht van Orderic Vitalis uit 1092. Hij noemt het hier de ‘Mesnie Hellequin’ (het gevolg van Hellekijn). (1) Als het Wilde Heir een troep ronddolende zielen betreft valt het onderscheid tussen jagen en voortgejaagd worden weg. Het geestenleger is hier zijn oorspronkelijke functie kwijt. Het is nu een aanmaning geworden voor de ooggetuige om zijn leven te beteren of om voor de arme zielen te gaan bidden. Toen het vagevuur aan het einde van de twaalfde eeuw een speciale plek kreeg in het hiernamaals verdween deze uitleg. De Wilde Jacht werd vanaf dat moment door de priesters tot een bende van duivels en demonen gemaakt. (2) In de heidense tijd zal het geen van beide zijn geweest en ook voor het gewone volk in christelijke tijden zal het ten eersten male zijn gegaan om een ontmoeting met één of meer dode mensen.
Jagers uit de Onderwereld
Het werkwoord jagen heeft onder meer de betekenissen ‘vervolgen om iets buit te maken en te doden’ en ‘dwingen om te gaan, drijven, verdrijven’. Ik denk dat het jagen van de Wilde Jacht die tweede betekenis heeft. In mijn optiek wordt er gejaagd op datgene wat nog vasthoudt aan het materiële, maar daar niet meer thuis hoort. Deze dolende zielen en vastzittende energieën worden uit de materiële wereld weggejaagd! (3) Vaak gaat dit om zielen die geen natuurlijke dood zijn gestorven.
Deze jagers komen uit de onderwereld, de wereld van de doden. In de optiek van de heidenen betekende dit dat zij uit een berg of een grafheuvel kwamen of zelfs uit een gat in de grond. Deze geesten/ doden/ voorouders waren al volledig overgegaan naar gene zijde. Toch komen zij één of twee keer per jaar terug naar onze wereld voor de ‘Jacht’. Zij overschrijden de grenzen tussen de doden en de levenden om deze bijzondere taak te verrichten. Na het beëindigen van hun taak ging het – via een soms vast omschreven route – ook weer terug naar die plek of naar een andere ingang van de onderwereld. Deze weg werd in Duitsland ook wel de ‘Heirweg’ genoemd. Maar ook helwegen en dodenwegen werden door de Wilde Jacht gevolgd. Dit waren de namen voor wegen die door lijkstoeten werden afgelegd naar het kerkhof toe. Symbolisch bekeken is het de weg die de ziel aflegt naar de onderwereld/hel. (4)
De heer van de Dood
De leider (of leidster) van de Wilde Jacht kun je zien als een soort van zielengeleider (psychopompos). Hij is ook aan te merken als de heer of god van de dood. In Frankrijk werd hij al vanaf de elfde eeuw Hennequin of Hellequin genoemd. Hij is te zien als de koning (quin) der doden (henne betekent dood en ‘helle’ is de onderwereld). Deze ‘familia Herlechini’ werd gezien als een bende demonen die de verdoemde zielen de hel in joegen. In Brittanië was deze figuur bekend als Herla.
In een dertiende-eeuws verhaal uit Wales wordt verteld dat de heer van de onderwereld Gwyn ap Nudd samen met zijn honden de ronddolende zielen opjaagt en verzamelt om ze via Glastonbury Tor naar de onderwereld te brengen. In de Germaanse en Noordse landen wordt vanaf de zestiende eeuw Odin of Wodan wel genoemd als de Wilde Jager. Het is de vraag of in die periode bij deze figuur aan een heidense god of een duivel werd gedacht. Als god van de doden en van de extatici is hij echter wel een geschikt karakter voor de rol. (5) De namen van de Wilde Jager of de leider van het Wilde Heir zijn talloos. Hieronder zitten ook een aantal legendarische koningen zoals koning Karel, koning Arthur en koning Barbarossa. Van dezen wordt ook beweerd dat zij samen met hun dapperste krijgers ‘rusten’ in een grote hal onder een berg en op gezette tijden uit die berg komen. Ooit zullen zij terug komen om te zorgen voor een nieuwe Gouden tijd. Ook in deze vorm komt de Wilde Jacht uit de onderwereld als wereld der doden. (6)
Midwintertijd
De geestenjager (de heer van de Dood) kwam op gezette tijden in het jaar uit de onderwereld tevoorschijn om dan rond te gaan en de overgebleven, dolende zielen op te halen. Het was dan tijd voor de Wilde Jacht! Vooral de midwinter is een favoriete tijd voor dit fenomeen. (7) Dit is een van de scharniermomenten waarin er een overgang is van het ene naar het andere jaar en daarmee van de ene naar de andere toestand. Dit zijn dagen waarin er behoefte is om het oude op te ruimen en het nieuwe te verwelkomen door de sluimerende levensgeest wakker te maken. Het is ook een tijd waarin de sluiers dun zijn tussen onze wereld en de geestelijke wereld.
Dolende en uitverkoren zielen
Soms jaagt de Wilde Jager alleen, maar veel vaker heeft hij daarbij hulp van zijn uitverkorenen, zijn leger van uitverkoren zielen. Dit kunnen zielen zijn die tijdens hun leven al de kunst van de extase beheersten en uit hun lichaam konden treden. (Dit valt te vergelijken met het ‘Einherjar’, de krijgerselite van Odin.) (8) Als dit leger aan het einde van het jaar uit hun berg komt dan gaan zij op zielenjacht! Deze zielen zullen door middel van lawaai, gejoel en geraas opgejaagd worden. Zij zijn ook angstaanjagend om aan te zien. De dolende geesten gaan voor de woede van het ‘Woedende Heir’ op de vlucht. De angst voor de overtocht (en wat er daarna komt) is groot, maar de angst voor de Wilde jager en zijn trawanten is nog groter!
Zo jaagt het Wilde Heir al het oude wat nog vasthoudt aan de materiële wereld schrik aan, zodat zij het op kunnen jagen en mee kunnen nemen naar de andere kant. Deze – vaak zwarte – geesten nemen de dolende zielen mee naar hun wereld. Ze worden voortgejaagd of meegenomen in een mand of een zak. Soms hebben ze ook bezems of roeden mee om daarmee de boel schoon te vegen. (9)
Geesten
Wellicht klinkt dit vreemd, geesten die op geesten jagen. Maar de ene geest is vrij en bestaat uit een kleine elite die al in zijn leven heeft geleerd om te kunnen schakelen in zijn bewustzijnsniveau en om zo uit zijn lichaam te treden. De andere geest is niet vrij, maar dolende en krampachtig gehecht aan de materie die hij niet zonder hulp los kan laten. De ene geest moet de ander helpen om los te laten. Is het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks!
Een aantal details maakt het nog helderder dat het hier om een geestenleger gaat. Het Wilde Heir komt heel vaak tijdens een storm of heftige wind, en wind is te zien als het ‘pneuma’, de wind van de ziel. De Wilde Jacht werd ook vaak vergeleken met een vlucht wilde ganzen of andere trekvogels. Dit zijn de zielenvogels die naar de andere kant, naar het Engel-land vliegen.
De Jacht en de levenden
Wie als levende nog buiten is en op het pad loopt van de Wilde Jacht loopt het levensgrote risico om meegenomen te worden. De aankondiger – meestal wordt deze de trouwe Eckhart genoemd – waarschuwt voor de komst voor de Wilde Jacht en zal roepen: ‘blijf op het midden van het pad!’. Wie dat doet of – nog beter – zich plat op de grond neerlegt met de handen uitgespreid in de vorm van een kruis, die zal het overleven. De rest wordt gegrepen door de Wilde Jager. Deze persoon zit niet in zijn centrum, maar is uit evenwicht. Hij is dus net als de ontijdig gestorven zielen, dolende en daardoor een prooi voor de Wilde jager. In de sagen ging het dan vaak om dronkenlappen, die door hun zwalken niet op het midden van het pad konden blijven lopen. (10)
Toch konden ook levende mensen mee doen aan deze razende ommetocht. In geschriften uit de zestiende en zeventiende eeuw van Agricola, Crusius en Cysat worden deze mensen genoemd. Zij vermomden zich dan als de doden door middel van maskers of zwart gemaakte gezichten. Ook zij raasden, joelden en tierden om het hardst mee. In de oudste vorm waren zij extatici, mensen die het vermogen hadden om uit hun lichaam te treden en zo als geesten mee te kunnen doen op deze jacht naar het afgestorvene wat niet uit eigen kracht verder kan. (11) De levenden en de doden hielpen elkaar om het oude op te ruimen. Zij vormden zo één gemeenschap. De voorouders zijn – zeker in de heidense tijd – nog steeds opgenomen in het familieverband. Later werd dit meedoen van de levenden niet veel meer dan een ritueel, een imitatie van datgene wat zich op dezelfde tijd in de lucht afspeelde. En nog later werd zelfs dit vergeten en vormden het twee aparte fenomenen.
De zegen van de Wilde Jacht
Als de ziel van een overledene niet verder kan en rond blijft dolen, dan geeft dat een nare sfeer. Spoken zijn eigenlijk altijd triest en ongelukkig met hun toestand en dat gevoel pakt een levende op, zelfs als hij de dode ziel niet waarneemt. Het maakt ook dat het jaarwiel of levenswiel stroever gaat. Het zorgt voor ongeluk en onvruchtbaarheid. Als zo’n ziel weer verder kan en die vastgeroeste plek is omgewoeld, dan kan de levensgeest weer vrijelijk stromen. Dat is de zegen van het Wilde Heir, dat maakt dat op die plek de oogst groter zal zijn en de mens gelukkiger. In het verhaal rondom de Wilde Jacht laat zich dit ook zien in het pad waar de Wilde Jacht langs heeft geraasd. Daar zie je gebroken takken en gevallen bomen of op het erf dat het gereedschap en de landbouwwerktuigen chaotisch in het rond zijn geslingerd. Als dit het geval is dan geeft dit juist geluk aan de bewoners. Het heeft de boel goed opgeschud en wakker gemaakt en het oude, wat niet meer nodig was meegenomen. Zo brengt de Wilde Jacht geluk, zegen en vruchtbaarheid voor deze plek.
Dit volksgeloof is in ieder geval opgeschreven in Zwitserland en in Zuidwest-Duitsland. Daar zegt men dat hoe wilder het wilde Heir tekeer gaat hoe vruchtbaarder het land zal worden. Een boer in Mecklenburg kreeg Frau Gaur op bezoek – een lokale leidster van de wilde jacht – zij raasde met haar honden over een stuk akkerland van hem heen en daar was de opbrengst van de rogge dat jaar tienmaal groter! (12) Het wilde heir kan dit doen omdat het bestaat uit de doden. Vanuit het geloof dat het leven voort komt uit de dood en het gegeven dat de doden van onder de grond vandaan komen – net als de wortels van het gewas – werd aan hen een vruchtbaar makende kracht toegeschreven.
Het rondtrekkende leger
De zielengeleider hoeft degenen die dood gaan op de juiste tijd alleen maar te begeleiden, hen de weg te wijzen naar de andere kant. Maar hiernaast zijn er ook de ontijdig gestorven doden. Mensen die bijvoorbeeld zijn gestorven door geweld, ongelukken of executies. De Zwitser Renward Cysat zegt hierover in het begin van de zestiende eeuw: ‘Het wordt gezegd dat het Wilde Heir bestaat uit de zielen van mensen die een gewelddadige of voortijdige dood zijn gestorven. Zij moeten blijven dolen tot de dag die voor hun bestemd was. Ook levende mensen vergezellen hen op hun rondgangen.’ De Duitser Martin Crusius heeft het – eveneens in de zestiende eeuw – over ongedoopte kinderen, gesneuvelde soldaten en extatici die de weg naar hun lichaam niet terug wisten te vinden als de deelnemers aan de Wilde Jacht. (13)
Deze zielen zijn vaak angstig en verward en houden zich daarom krampachtig vast aan de materiële wereld. Als ze sterven en hun lichaam verlaten negeren ze de zielengeleider, de oogster der doden, en blijven hangen in deze wereld. Ze gaan dolen en spoken en zien er vaak angstaanjagend uit: ze missen lichaamsdelen, zijn half verbrand of verwond door zwaarden. Dit volksgeloof dat Cysat benoemt zegt dus dat de Wilde Jacht bestaat uit zielen die een voortijdige dood zijn gestorven en sindsdien in een grote groep rondtrekken tot de dag waarop ze eigenlijk behoorden te sterven. Zij gaan dus niet aan het einde van het jaar mee de onderwereld in. De term jacht is hierin verwarrend het gaat dan meer om een rondtrekkend ‘leger’: het Wilde Heir. Hier rest de ziel geen andere keuze dan rond te dolen tot haar tijd op aarde er op zit. Pas dan kan zij verder trekken naar gene zijde.
Conclusie
Er wordt in de bronnen maar een paar keer expliciet gezegd dat de geesten van de Wilde Jacht opgejaagd werden en meegenomen naar de Andere wereld. Toch lijkt mij dit de enige reden waarom geesten op gezette tijden zouden gaan jagen om vervolgens weer te verdwijnen. Het meedoen van extatici aan de jacht krijgt dan zin en het brengen van vruchtbaarheid aan het land wordt dan begrijpelijk. (14)
In één versie van de Wilde Jacht ging het om een jager die zo van jagen hield dat hij zelfs op zondag jaagde. Dit is de dag des heren waarin ieder de zondagsrust zou moeten houden, maar hij weigerde. De jager werd daarom gestraft door eeuwig te moeten blijven jagen. Natuurlijk is dit een vervormde, verchristelijkte versie. Toch is er één jager die inderdaad zelfs voor god niet zal stoppen, ook op niet op heilige dagen (of juist dan niet) en dat is de dood. Zijn eeuwige jacht is geen straf van God, maar een teken van zijn goddelijkheid.
Epiloog: De Wilde Jacht in Nederland
In Nederland komen we de Wilde Jacht eigenlijk alleen tegen in het oosten en zuiden des lands. De drie bekendste varianten komen alle drie in Nederland voor: In Noord-Brabant wordt verteld dat in najaarsnachten als het stormt de Wilde Jager jaagt. Hij gaat dwars door de grauwe wolkenflarden. Je hoort dan het blaffen van honden, getrappel van paarden, het schallen van hoorns en het geroep van de jagers of het joelen van hen die mee moeten rijden in die Helse jacht. (15) In Gelderland wordt verteld van de jager die eeuwig moet jagen. Hier heet het de Berndekesjacht die onder leiding van Berndeke van Geulen (Beerneke van Galen) eeuwig moet jagen als straf voor jagen op zondag. Hij jaagt vooral in het voorjaar. Deze persoon is niemand minder dan ‘Bommen Berend’, de bisschop van Münster die Groningen en Drenthe binnenviel in het rampjaar 1672. (16)
In Noord-Brabant heette de Wilde Jager Dirk of Derk met de Beer (everzwijn). Hij was een boer, maar ook een geweldig jager die een goddeloos leven leidde. Hij verloor zijn dieren stuk voor stuk aan de veepest en op een dag werd hij zo kwaad vanwege dat verlies, dat hij met zijn geweer in de lucht schoot om God te raken. Daarom moest hij na zijn dood eeuwig jagen met zijn honden. Als een late wandelaar hem ontmoet dan dwingt hij hem zijn honden vast te houden, lukt dat niet dan draait hij hem de nek om! (17)
In Limburg bij de Mookerheide wordt dan weer verteld dat het om een spookleger gaat. Het zijn de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau die na hun nederlaag nog rondspoken met hun leger als de Wilde Jacht. (18)
De Wilde Jacht en zijn leider hebben in Nederland vele namen: Helse Jacht, Rebelse Jacht, Jacht van Hänsken met de hond, Tilkesjacht, Telmsjacht, de wilde jacht van Tütü, de Kefkesjacht, De wilde jacht van Tüpis, Knuppeljacht, Turkusjacht, Jacht van de eeuwige Jood, Tieltjesjacht, Juulkesjacht, Jacht van Hakkelbeernd en Jacht van Jakko. Ook van de heiligen sint Hubertus en sint Maarten wordt gezegd dat ze de Wilde Jacht aanvoeren. (19)
Geen van deze namen doen denken aan Wodan of Odin. Ook vinden we in Nederland geen vrouwelijke aanvoerder. Er is geen spoor te vinden van een vrouw Holle of een Percht die de Jacht aanvoert zoals in Duitsland. De Gelderse Hänsken kan wel een variant zijn van de Franse Hennequin/Hellequin, waarbij het Henne- deel in de naam slaat op de dood. Je moet goed oppassen voor deze Hänsken. Als je hem en zijn hond hoort moet je het midden van de weg houden anders word je door hem meegevoerd! (20) Een van de meest opmerkelijke namen die genoemd worden is die van Ruprecht. (21) Deze werd in het Geuldal gebruikt als naam van de Wilde Jager. Dit is echter ook de naam voor de knecht van Sint Nicolaas in Duitsland!
Natuurlijk is de Wilde Jacht ook in Nederland beïnvloed door het christendom. In Twente is er bijvoorbeeld de Wilde Jacht van Tüpis die met Midwinter vanaf de top van de Haeckenberg naar beneden kwam razen. Deze Tüpis kon kiezen om te gaan jagen met een zachtmoedige ruiter op een wit paard en een wilde ruiter op een zwart paard, dat vuur spoot. Hij koos voor de laatste en dat was de duivel. Nu moet hij eeuwig met de duivel jagen. (22) In de Kempen denken ze dat het bij de Wilde Jacht om een dichte drom heksen gaat die op bezemstokken door de lucht rijden. Dit lijkt mij een verwarring van twee verschillende fenomenen. (23) Als men een tijd noemt waarin de Jacht wordt gezien dan gaat dat bijna altijd om de kerst- of midwinterdagen en in het bijzonder de Kerstnacht. Een enkele keer wordt ook wel de weken voor Pasen of Pinksteren genoemd.
Uit Twente komt nog het opmerkelijke verhaal van de Telmsjacht die de schuurdeuren van een boerderij open zien staan en deze binnen druisen om daar de nacht in het hooi te verblijven. De bange boer zet de ochtend daarna de deuren van de schuur wagenwijd open zodat ze weer weg kunnen. (24)
De Wilde Jacht maakt niet alleen veel lawaai, maar het veroorzaakt ook een bende. Als het heeft gestormd dan kan je zien waar de Wilde Jacht is gepasseerd aan de hand van waar de meeste bomen gevallen zijn en de meeste takken zijn gebroken. (25) In Laren (Gld) gaat Derk met de Beer (of met de honden) om in de kerstnacht. Hij neemt dan alles mee wat niet op zijn plaats staat. Zoals ploegen, eggen, kruiwagens, en bonenstaken. In Zutphen zei men dat de beer er op trappelde en het vernielde. (26) Dit gebruik van het verplaatsen – en soms vernielen – van dingen op het erf werd tot voor kort op het Friese platteland door de dorpsjeugd nog uitgevoerd op Oudejaarsdag. Alleen de Wilde Jacht werd daarin niet genoemd.
In Limburg (Beek, Munstergeleen) zette de ouderwetse boer tijdens één van de kerstnachten een bos haver buiten als offer voor de Wilde Jacht. Hiermee hoopte hij vooral de paarden te behoeden tegen ziekte. (27) In de verchristelijkte versie gebeurt natuurlijk het tegenovergestelde: Een dronken boer daagde de wilde jager uit, hij wilde weten waar de ‘drommel’ (duivel) op jaagde. Hij riep uit: heer jager geef mij iets van uw vangst! De volgende dag lag er een stuk os in zijn waterput, maar het was er wel één die gestorven was aan de veepest. (28)
Deze Nederlandse sagen rondom de Wilde Jacht zijn zo fragmentarisch dat ze op het eerste gezicht weinig zinvols te zeggen lijken te hebben. Toch passen ze wel goed in het algehele beeld van een zegen brengende, zielen oogstende groep geesten die in de loop van de eeuwen verchristelijkt werd tot een groep verdoemde zielen of duivels die eeuwig rond moeten dolen.
Abe van der Veen
Noten:
1) Lecouteux, C. – Phantom armies of the night 2011 p. 99
Janssen, L. – Nicolaas, de duivel en de doden
2) Schmitt, J.C., Bijgeloof in de Middeleeuwen 1995 p. 140
3) Lecouteux, C. – Encyclopedia of Norse and Germanic folklore, mythology and magic 2016 p. 316
4) Farwerck, F.E. – Noordeuropese mysteriën 1978 p. 106
Dit moet komen uit een tijd waarin het woord hel nog stond voor een ‘relatief’ neutrale onderwereld in plaats van een plaats voor de ‘slechte’ zielen.
Deze weg kan een parallel hebben in de sterrenhemel. Hier ligt de Melkweg die werd gezien als de weg die de zielen afleggen naar de ‘Andere wereld’. Een aantal leiders van de wilde jacht geven hun naam ook aan de Melkweg: De Waldemarsweg, en de Iringsweg, de Irminstraat en Caer Gwydion en in Nederland de Bruneldenstraat. (Farwerck 122)
5) http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/hennekleed
Lecouteux – Encyclopedia 316
https://en.wikipedia.org/wiki/Harlequin
Schmitt J.C. – Ghosts in the middle ages
Gardenstone – Wild hunt and furious host 43
6) Farwerck 97
Lecouteux 96-97
7) Farwerck 103
8) Farwerck 108
Lecouteux 146, 156
9) Lecouteux 176
10) https://www.pitt.edu/~dash/huntsman.html#wod
11) Farwerck 344-345
12) Mysterieën 125
13) Lecouteux 155
Farwerck 107
14) Er wordt wel op mensen (en dieren) gejaagd door de Wilde Jacht, maar dan gaat het om heksen, hoeren of een naakte vrouw of iets dergelijks. Niet iets te vergelijken met de zielen van het afgelopen jaar. Farwerck 124 en 125
15) Sinninghe – Noordbrabants sagenboek 47
16) Sinninghe – Gelders sagenboek 19
17) Sinninghe – Overijssels sagenboek 32
18) Sinninghe – Limburgs sagenboek 96
19) Overijssels 31
20) Limburgs 248
21) Cohen, J. – Nederlandsche Sagen en Legenden II. Zutphen, 1919. p.106-107
22) Overijssel 30
23) Limburg 94
24) Overijssel 30
25) Limburg 250
26) Gelderland 20
27) Limburg 248
Farwerck 127
In Osnabrück en in Mecklenburg worden broden aan de wilde jacht geofferd in ruil voor welvaart in het volgende jaar. Soms pakt de wilde jacht zelf iets van zijn gading: In Zwitserland eten zij een complete os op, maar zij verzamelen de beenderen en de os kan uit de beenderen uit de dood herrijzen.
28) Sinninghe – Oude Volksvertellingen 60
Hallo Abe, boeiend om dit te lezen!
Eén aanvulling als ik zo vrij mag zijn.
Ook in Groningen ( Slochteren) moest mijn vader die boer was zogeheten kloksmeer betalen. Anders liep ook hij het risico dat de spullen op zn erf naar elders verhuisden. (De ongetrouwde mannen hadden zo geld voor drank tijdens het klokluiden met Oud en Nieuw.)
Heel boeiend! In het boek Nicolaas, de duivel en de doden, van Louis Janssen is nog meer boeiends te lezen over de Wilde Jacht. (Ambo, Baarn 1993)
Ja klopt, die heb ik ook gelezen!
De sprekers van de Orde der Verdraagzamen vertelden middels het dieptrancemedium Karel v.d. Nagel, dat er in de geest een soort afhaaldienst is, die overledenen naar de andere werelden begeleidt. Sommige mensen kunnen ook nu nog de dolende of gebonden zielen zien op bepaalde plaatsen. Dat heb ik zelf ook ervaren in het gebied van Metz Toul en Verdun, waar volgens zeggen nog steeds gevochten wordt. Bij een familiegraf van voorouders heb ik dat ook weer zelf ervaren als een sterke bijna beangstigende kracht.
Hetzelfde overkwam mij op de Kramat van Joyoboyo op Oost Java.
De mensen waren vroeger gevoeliger en angstiger en dus ook ontvankelijker.
De midwinterperiode werd beheerst door Jupiter, Zeus met de donderkeil en Saturnus, de man met de zeis met ket kind op de arm en een zandloper (Sinterklaas en Zwarte Piet).
Donder, bliksem, kou en duisternis, een periode van de hel op aarde.
Volgens diezelfde Orde der Verdraagzamen heeft de mensheid ooit lang geleden een periode in bijna volslagen duisternis geleefd, wat een zeer beangstigend was en waarbij men niet wist of het licht wel terug zou keren.(Na de inslag van meteorieten of de uitbarsting van de Toba-vulkaan?) Al deze verhalen hebben dus in materiële of geestelijke zin wel degelijk een grond.