In de Europese en dus ook de Nederlandse folklore staat de kerstavond van 24 december bekend als een tijd waarin wonderen plaats kunnen vinden. (1) Vooral tussen twaalf en één staat de deur tussen deze en de andere wereld minstens op een kier. Je kunt dan o.a. de volgende wonderen meemaken:
– De dieren kunnen spreken in de mensentaal.
– De bijen zingen of praten in hun korven.
– De dieren in de stal staan om twaalf uur allemaal op en/of kijken naar het oosten.
– Als je naar de kerk gaat zie je de doden die daar een dienst houden.
– Het water in beken, vennen, sloten en putten is veranderd in wijn.
– De ‘Wilde jacht’ rijdt door de lucht.
– Je kunt klokken horen luiden die in diepe poelen verzonken zijn.
– De vlier, lijsterbes en appelbomen gaan spontaan bloeien. (2)
Hieronder volgt een tuiltje kerstwonderen uit de Nederlandse sagen en daarna een poging tot interpretatie van deze verhalen.
De dieren spreken
De twee volgende sagen gaan over pratende dieren: Als in de kerstnacht de klok twaalf uur slaat kunnen de paarden spreken. In een sage uit Zalk (Overijssel) was er eens een boer die dat wel mee wou maken. Hij verstopte zich in de stal en hoorde de paarden tegen elkaar zeggen dat hij vòòr de maand mei al dood zou zijn en dat één van de paarden hem naar zijn graf zou brengen. Hij probeerde dit te voorkomen door het paard te verkopen, maar de boer die het paard kocht werd zijn naaste buur. Toen de boer toch viel en zijn nek brak was het die buurman die zijn paard uitleende om het lijk naar het kerkhof te brengen. In Zeeuws-Vlaanderen wordt er gezegd dat er om twaalf uur in de kerstnacht de schapen, koeien en paarden rechtop gaan staan in de stal met de kop naar het oosten. Zo brengen ze eer aan het kindeke Jezus. Verstandige boeren laten het uit hun hoofd om dan de stal in te lopen, maar een knecht moest en zou gaan kijken of het waar was. Toen hij het klokslag twaalf uur zag gebeuren stortte hij ter plekke dood neer. (3)
Doden vieren de mis in de kerk
In een sage uit Westernieland (Groningen) gaat een oud stel op kerstnacht naar de kerkdienst, maar zij vergissen zich in de tijd en komen terecht in een mis tussen twaalf en één waar de doden van voorbij gegane jaren zich verzameld hebben. Een dode buurman wenkt ze en gebaart dat ze gevaar lopen en moeten vertrekken. Stilletjes lopen ze de kerk weer uit en komen met de schrik vrij.
In een sage uit Ameland dreigt er een groter gevaar: een oud vrouwtje wil naar de ochtendmis in de kerk gaan, maar ze vergist zich en gaat al tijdens het middernachtelijke uur de kerk binnen. Er is een mis gaande en tot haar grote verbazing herkent zij allemaal mensen die allang gestorven zijn! Een van de doden waarschuwt haar dat ze zo snel mogelijk weer weg moet gaan. Ze moet snel de haak van haar mantel losmaken, anders zal ze zelf een lijk worden. Als ze na het einde van de mis stilletjes achter de anderen aan naar buiten schuifelt wordt de kerkdeur zo hard dichtgeslagen dat haar mantel vast komt te zitten tussen de deur. Had het haakje nog vastgezeten, dan was waarschijnlijk haar hoofd tegen de deur verbrijzeld. (4)
Water verandert in wijn
Een sage uit Zuiderwoude (Noord-Holland) vertelt het volgende: op het middernachtelijke uur, in de kerstnacht, verandert alle water in wijn. Men vertelt dat iemand die met alles de spot dreef, dit wonder niet wilde geloven. Hij zwoer bij hoog en bij laag dat hij dat wel eens zou willen zien en proeven. Zijn makkers hielden hem aan zijn woord en in de kerstnacht roeide hij in een bootje het water op bij Zuiderwoude. Hij had nog niet lang gevaren of de klok sloeg het twaalfde uur. Het was middernacht en men hoorde uit het water een stem die sprak: ‘Het water is wijn, maar de man is mijn.’ Op dat ogenblik sloeg het bootje om, de man belandde in het water en hij verdronk.
Het water uit de Waal verandert niet in wijn, maar als je het in de kerstnacht tegen de stroom in uit de Waal schept dan is het geneeskrachtig. Dit werd ook werkelijk gedaan en het water werd bewaard en vooral gebruikt tegen huidziekten. (5)
De Wilde jacht
Met de kerstnacht gaat de Wilde Jager door de lucht met zijn zeven honden. Je hoort dan een gedruis in de lucht. In Overijssel is het Derk met de Beer die rond waart met de kerstnacht. Hij was een boer wiens vee door ziekte werd getroffen. Uit pure woede schoot hij in de lucht om God zelf te treffen. Voor straf moet hij nu in de kerstnacht ronddwalen samen met zijn varken (beer). In Brabant en Gelderland was het de tijd van de Sint-Hubertusjacht. Je hoorde dan geluiden in de lucht alsof er een drijfjacht gaande was. Het gegeven van een jachtpartij die door de lucht rijdt in de kersttijd komen we in heel Europa tegen. Het zijn de geesten die vanaf de kerstavond vrij zijn om in de mensenwereld rond te dolen. (6)
De witte wieven
In Twente is dit ook het moment waarop de heuvel open gaat van het witte wief schele Guurte. Wie met de kerstnacht naar haar grafheuvel gaat – de Schelleguurkesbelt bij Vorden- heeft de kans om schele Guurte te zien. Zij zal je wenken om naar binnen te gaan om iets van het goud en zilver van de witte wieven mee te nemen. Als je dat doet wees dan wel vlug, zodra de klok twaalf uur heeft geslagen zit je opgesloten in de heuvel en kom je er nooit meer uit! Ook moet je nog oppassen voor een zwarte kat die de grafheuvel bewaakt. (7)
Verzonken klokken luiden in de kerstnacht
In vele sagen wordt verteld van kerkklokken die in vennen en poelen zijn verzonken. Alleen op kerstavond kan je deze klokken horen luiden. Dit doe je echter met gevaar voor eigen leven. Drie sagen uit Noord-Brabant vertellen hier meer van:
Op een koude, donkere kerstnacht was het boerenvolk met een klok op weg van Sevenum naar Deurne. Ze trokken de klok op een kar over de Peelwegen, juist toen de heksen daar hun heksensabbat vierden. Plotseling brak een wiel van de kar en de kar viel met klok en al in een diepe kuil. Die kuil was even tevoren door de duivels daar gegraven, omdat zij niet wilden dat de klok in Deurne aan zou komen. Nu kwamen de heksen te voorschijn. Ze trokken met z’n allen de klok en de kar over de Peelvlakte en wierpen ze in het Zoemeer. Sinds die tijd kan er in het Zoemeer geen vis meer leven en telkens als het kerstnacht is hoort men daar – uit de diepte – de klok nog luiden.
Een duivel moet eens een klok gestolen hebben uit de toren van Duizel. Hij vloog ermee door de lucht, toen hem een zieltje passeerde dat juist op weg was naar de hemel. Woedend wou de duivel de ziel pakken. Maar om die te pakken te krijgen moest hij de klok loslaten. De klok kwam met een enorme vaart op de grond terecht en vormde een diepe kuil.
In de kerstnacht kan men deze klok horen luiden. Dat luiden wordt gedaan door de moeder van de duivel! Zij stookt in de kerstnacht een vuur onder de klok en droogt hierop de hemdjes van de duivelskinderen. Als je tijdens de kerstnacht in deze kuil kijkt, raak je alle haren kwijt en moet je voortaan rondlopen zonder haren, baard, wenkbrauwen en oogwimpers.
Lang geleden is er eens in Oerle een klok in een diepe kuil terecht gekomen. Niemand durfde het te wagen om in de kerstnacht deze kuil voorbij te gaan. Want dan kwam de moeder van de duivel en legde boven de kuil een vuurtje aan dat ze voedde met bokkenpoten. Dat veroorzaakte natuurlijk een geweldige stank. Boven het vuur droogde de moeder van de duivel het hemd van haar zoon.
De prominente rol van de moeder van de duivel in deze sagen is interessant. De kerstavond werd door de Angelsaksische heidenen Modraniht oftewel ‘nacht van de moeders’ genoemd. De kans is groot dat de moeder van de duivel een opvolger is van Hel: de godin van de onderwereld en de doden. (8)
Conclusie
‘Midden in de winternacht ging de hemel open’ zegt het kerstliedje. Even is het hemel op aarde, of beter gezegd: de grens tussen de materiële wereld en de geestenwereld is tijdelijk vervaagd. De kerstnacht is eigenlijk de midwinternacht. Door kalenderveranderingen is het werkelijke moment dat de zon op zijn laagste punt staat verhuisd naar 21 december, maar het meeste volksgeloof houdt vast aan de 24e. Dit is een scharnierpunt: het ene jaar is geëindigd en het volgende jaar nog niet begonnen. Een heilige periode kan beginnen die twaalf dagen duurt van Kerst tot Driekoningen. Dit kan echter ook slechts gaan om dat ene uurtje tussen twaalf en één in de kerstnacht. In die periode kunnen de geesten, de doden, maar ook de duivels uit de onderwereld komen om hier op aarde rond te dwalen. Je kunt ook zeggen dat de mensen zelf gevoeliger zijn en eerder het geestelijke zullen opmerken. Dit kan leiden tot vreugde en genieting, het gevoel dat er even een paradijs op aarde is: de bomen gaan bloeien, mens en dier begrijpen elkaar weer en water wordt wijn. Maar het is ook gevaarlijk. De mens die in aanraking komt met de geestenwereld kan aangeraakt worden door de dood. Die wereld heeft vaak een noodlottige aantrekkingskracht. De man in de sage hoort zijn eigen dood aangezegd worden of verdrinkt in de kerstnacht. Wie het wonder van de kerst wil aanschouwen moet stevig verankerd zijn in de aardse materie, want het risico is anders groot dat je – voor je tijd op aarde werkelijk om is – meegenomen wordt door het ronddolende geestenleger.
Abe van der Veen
1) Dit hele gegeven wordt ook wel verplaatst naar de Oudejaarsnacht.
2) Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Noord Brabant p. 80
Waling Dykstra: Uit Friesland’s volksleven van vroeger en later deel 2, p. 268
Janssen – Het dansmeisje en de lindepater p. 65
3) De Blécourt ed. – Verhalen van stad en streek 196-197
Entjes, H. en J. Brand – Van duivels, heksen en spoken 22
4) Verhalen van stad en streek 58
De gelijkenissen tussen deze sagen en een sage uit de Faeroër eilanden, waar hetzelfde zich afspeelt, zijn erg opmerkelijk. Het zijn dan echter geen doden, maar trollen die midden in de nacht hun kerkdienst houden! Ook hier moet de vrouw haar mantel losknopen om levend thuis te komen.
van Hamel – Een jaarkring in legenden 271
5) J.R.W. Sinninghe: Spokerijen in de Zaanstreek en Waterland. Zaltbommel 1975, p.49-50
http://www.verhalenbank.nl/items/show/49663
6) http://www.verhalenbank.nl/items/show/45181
http://www.verhalenbank.nl/items/show/39603
http://www.verhalenbank.nl/items/show/50323
Lecouteux C. – Phantom armies of the night 18-19
7) Dit is een oud volksverhaal opgeschreven in 1882. https://www.dbnl.org/tekst/ginn001hand01_01/ginn001hand01_01_0005.php
8) B. Janssen – Het Dansmeisje en De Lindepater p. 65-67
Ook als je gaat kaarten in de kerstnacht is dat zeer riskant. Plotseling kan er een extra speler verschijnen, dit is dan de duivel. Hier komt een van de spelers achter doordat hij onder de tafel kijkt en ziet dat hij een paardenpoot heeft. H. Entjes en J. Brand – Van duivels, heksen en spoken 24 en Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Noord Brabant p. 19-20