Warning: Constant WP_CRON_LOCK_TIMEOUT already defined in /mnt/web617/a0/52/524175852/htdocs/STRATO-apps/wordpress_02/app/wp-config.php on line 109 De eik: koning van het woud - Abe de Verteller Skip to main content

Monumentale eik Hilverbeek

De eik is gekoppeld aan de zevende maanmaand in de Keltische bomenkalender. Hij heerst over de periode van tien juni tot en met zeven juli, waarin ook de Midzomer valt. In de natuur heersen de mannelijke krachten van activiteit en extraversie. Zijn latijnse naam Quercus Robur betekent de robuuste eik. Hij is één der mannelijkste bomen: het type ruwe bolster, blanke pit. Met zijn ruige bast, vruchtbare eikels en stevige stam, is het een man onder de bomen. Hij is dan ook gewijd aan de meest mannelijke goden; die van donder en bliksem! De eik is gewijd aan de oppergod van vele volkeren: aan Taranis bij de Kelten, Perkunas bij de Slaven, Donar of Thor bij de Germanen, Jupiter bij de Romeinen en aan Zeus bij de Grieken. (1) Dit zijn allemaal hemelgoden gewapend met bliksemschichten en/of donderhamers.

De eik als koning

Het is niet zonder reden dat een dergelijke boom verkozen werd tot koning van het woud. Geen rijk kan zonder een heerser en zo verkozen goden en mensen, maar ook dieren en planten hun koning. De landdieren hebben koning leeuw, de vogels hebben koning adelaar en de bomen hebben koning eik! Hij moet deze eer echter wel delen met een prikkelbaar heerschap: koning hulst. Eik en hulst hebben het jaar opgedeeld. Van midzomer tot midwinter regeert de hulst. Dat is de periode van afname waarin de zon telkens verder naar de horizon zakt. De eik volgt hem op van midwinter tot midzomer. Dat is de periode van groei waarin de zon telkens hoger aan de hemel staat. Zo strijden zij elk jaar met elkaar in een gevecht, met een voorspelbare afloop. Dit gevecht wordt in de rituelen uitgebeeld en wordt op vele manieren in verhalen verteld. In het artikel over de hulst vertel ik meer hierover.

Eik en bliksem

Als je je afvraagt wat een eik toch te maken heeft met die donder- en bliksemgoden dan kan ik je antwoord geven: Zelfs nu is een onweer met blikseminslag en vooraf gegaan door waarschuwende donder, een indrukwekkend schouwspel. Stel je voor hoe angstaanjagend en afschrikwekkend het geweest zal zijn voor onze voorouders! Alle kracht van de Hemelvader balde zich samen. In één gigantische ontlading werd moeder Aarde met de energie van de bliksem bevrucht. De boom die het vaakst diende als overbrenger van die robuuste kracht, was en is de eik. Het spreekwoord zegt: ‘Eiken moet je wijken, boeken (=beuken) moet je zoeken‘. (2) Als je onder een eik gaat staan tijdens een onweer ben je de goden aan het verzoeken, maar onder een beuk stond je volgens het volksgeloof veilig. Vele eiken vertonen dan ook sporen van blikseminslag en kunnen die klappen blijkbaar goed verduren. Dit wordt soms verklaard door te wijzen op de diepe worteling van de eik. Volgens de Romeinse dichter Vergilius (eerste eeuw v. Chr) zou een gezonde eik net zo diep onder de grond wortelen als dat hij boven de grond met zijn kruin naar de hemel reikt! (3) Ook al is dit wellicht iets overdreven; de eik kan wortelen tot in het grondwater en zo de bliksem des te beter geleiden.

De priesters van de natuurvolkeren – zeker wanneer ze zagen hoe de eik door de bliksem werd getroffen – wisten goed dat deze boom heilig was. De kracht van de hemelgod was op hem neergedaald en iets van die kracht is nog steeds in de boom en in zijn vruchten aanwezig. Deze kracht heeft bij verschillende volkeren een speciale benaming gekregen. Zij heet onder andere: ‘mana’, ‘numen’, ‘prana’, ‘orgon’, ‘chi’ en ‘ki’. Ook al zitten er subtiele betekenisverschillen tussen deze woorden, toch staan zij – voor mij – voor één belangrijk ding: levensenergie. Het was de kunst om de goddelijke kracht, die in de heilige boom was verzameld, te sturen en aan te wenden voor het welzijn van de gemeenschap. Dit probeerden de priesters van vele oude religies. Ik kan hier drie voorbeelden van geven uit de Oudheid.

Turner – The golden bough 1834

De gouden tak van Nemi

In een eikenwoud te Nemi in de buurt van Rome was ooit het heiligdom van de bosgodin Diana. Daar stond een heilige eik die bewaakt werd door een priester. Hij bewaakte deze met zijn vege lijf, want degene die een gouden tak – waarschijnlijk een maretak – uit de boom wist te snijden, mocht met hem strijden. Wist deze hem te overwinnen en te doden dan werd hij zijn opvolger en daarmee de nieuwe ‘Rex Nemorensis’ oftewel koning van het woud en echtgenoot van Diana. Deze merkwaardige manier van opvolging van het priesterschap moet eeuwenlang hebben bestaan in dienst van het welzijn en de vruchtbaarheid van de gemeenschap. (4)

De kosmische eik van Dodona

Het heiligdom van Dodona heden ten dage

De priesteressen van het heilige en aan Zeus gewijde eikenwoud van Dodona in Griekenland hadden het iets makkelijker: zij gaven orakels aan de mensen. Dit deden zij door middel van een majestueuze, wonderbaarlijke eik midden in het woud. De dichter Aeschylos beschrijft deze boom als volgt: ‘Hij is een niet te geloven wonder, een spijseik met zoete vruchten en altijd groene bladeren’. Met zijn wortels kwam hij tot in de onderwereld en met zijn kruin reikte hij tot in de hemel. Onder de boom borrelde een mysterieuze bron en in de boom woonden zwarte duiven. Als iemand een orakel wilde horen van Zeus waren daar drie methodes voor: De priesteressen keken naar de vlucht van de zwarte duiven in en uit de boom, ze luisterden naar het murmelen van het water in de bron of ze luisterden naar het ritselen van de wind in de bladeren van de eik. Dit zijn in feite drie meditatievormen om in de innerlijke stilte open te staan voor een goddelijke aanwijzing. Op deze drie manieren konden ze de wijze raad van Zeus ontdekken (5).

De maretak van de druïden

Henri Paul Motte – Druids Cutting The Mistletoe 1900

Het gebruik maken van de levensenergie van de eik komt het duidelijkst naar voren in het Keltische ritueel van het plukken van de maretak uit de eik. In het ‘nemeton’ – een heilige plek in de wouden van de Kelten – kwamen de druïden bijeen voor hun rituelen. De druïden zijn dru-wyd, dat wil zeggen eiken-kenners. Zij wisten hoe je de kracht van de god die in de eik was neergedaald, voor de mensen moest benutten. De Romeinse schrijver Plinius (eerste eeuw n. Chr.) beschrijft in zijn ‘Naturalis historia’ hoe zij dat deden: de druïden vonden alles dat op de eik groeit, een geschenk van de goden. Vooral de maretak – als hij groeide op de eik – werd als zeer heilig beschouwd. (De maretak groeit maar zelden op de eik, meestal groeit hij in een appelboom of een populier.) Hij werd met veel ceremonieel verzameld op de zesde dag na de nieuwe maan. Een priester klom in een wit gewaad in de boom en sneed met een gouden snoeimes de maretak af. De maretak werd in een witte mantel opgevangen. Zij mocht de grond niet raken, want dan zou alle kracht van de god die in de plant was verzameld in de grond weg vloeien. De maretak zou – in een drank verwerkt – vruchtbaarheid schenken en een tegengif zijn voor alle vergif (6). Zo werd de eik en alles dat groeide in de eik gebruikt voor vruchtbaarheid, genezing en voorspelling.

De eik en het heilig vuur

Waterhouse – A hamadryad 1895

De eik werd gezien als een axis mundi; een plek waar hemel en aarde elkaar ontmoetten. Het was de taak van de druïden en priesters om een dergelijke krachtplek te lokaliseren en te gebruiken om de goddelijke kracht aan te wenden voor de mensen. Dergelijke plekken waren voor de Grieken, Romeinen en Kelten bestemd voor hun heilige rituelen. Een van de manieren waarop die kracht werd aangeboord was door te draaien. Mogelijk duidt het dru in druïden en dry in dryaden (boomgeesten – vooral van de eik – uit de Griekse mythologie) hierop. Associatief zou je zelfs een link vermoeden met het der in de ronddraaiende derwisjen. Deze geestelijken van het mystieke soefi-geloof draaien om hun as om in extase te raken. Dit doen zij met de rechterhandpalm omhoog om de zegen van god te ontvangen en de linkerhandpalm omlaag om die zegen door te geven aan de wereld.

Door te draaien om je as vindt je het exacte middelpunt. Niet alleen de as van jezelf, maar ook de wereldas. Deze staat gelijk aan de wereldboom; de kosmische eik. Wie kan draaien rond de eik kan de energieën in elkaar vlechten en de stille plek in de orkaan bereiken. Dit draaien was niet slechts een methode om mystieke eenheid te vinden, maar ook – zeer praktisch – een manier om vuur te maken! De alleroudste manier om aan vuur te komen was door te wachten op het geschenk van de hemelgod: de bliksem die insloeg in de eik, die daarmee vuur veroorzaakte. Ergens in de oeroude tijden kwam er iemand die vooruit kon denken, die niet slechts in het hier en nu leefde, maar door had dat je door continue wrijving een dermate grote hitte kon bereiken dat vuur ontstond. Hij of zij deed dit met behulp van een vuurboor in een vuurkom. Beiden werden traditioneel gemaakt van eikenhout. (7) De stamgenoten aanschouwden dit met groot ontzag en zagen dit als een heilige en magische daad. Degene die vuur kon maken werd de druïde (of dryade); de draaier met de vuurboor. In de Griekse mythologie is Prometheus de eerste die het vuur ontdekt. Hij is de fameuze weldoener van de mensheid die het vuur uit de godenwereld stal. Zijn naam betekent ‘de vooruit denkende’ en/of de vuurboor. (8) Het vuur van de eik, gemaakt met de vuurboor van eikenhout, gaf de mensen een eerste aanzet tot beschaving. De betekenis van de naam Prometheus laat dit prachtig zien.

Bonifatius kapt de heilige eik van Geismar om

Eik en kerk

De heilige eiken werden vanaf de vroege middeleeuwen gekapt door christelijke missionarissen. Bonifatius zag bijvoorbeeld te Geismar (Duitsland) hoe mensen een grote eik vereerden die gewijd was aan Donar (Jupiter). Hij hakte – volgens zijn hagiografie – de boom in één slag om en de boom viel in vier stukken uiteen. Van het eikenhout bouwde hij een kerk. Dit incident kan je zien als een voorbeeld van het overgaan van de functie van middelaar tussen hemel en aarde van de boom naar een kerkgebouw. Vaak werden de eerste kerken gebouwd van eikenhout. Je vindt dit terug in het Ierse woord voor kerk; dur-thech oftewel eikenwoning. (9)

Groene man in Dordrecht

Nog steeds vind je die oude oorsprong terug in sommige kerken. Pilaren lijken op boomstammen en zijn met ornamenten van eikenloof omkranst. Op onverwachte plekken – onder een kapiteel, onder een leuning van een kerkbank of vanuit een nis – kijkt plots een ‘groene man’ je aan. Het ornament van de ‘groene man’ is een stenen gezicht gemaakt van bladeren, of anders een gezicht waar bladeren uit de mond, neus en ogen stroomt. (10) Het blad bestaat regelmatig uit eikenloof. Is de ‘groene man’ een elf, een vegetatiedemon of de god van de natuur zelf? Niemand weet het zeker. Toch is het verleidelijk om in de ‘groene man’ de geest van de groene vegetatie te zien die zo onverwoestbaar als onkruid altijd weer zijn kop omhoog steekt.

De heilige eik in Nederland

Is er van die oude eikenverering nog iets terug te vinden in het huidige Nederland? Verbazingwekkend genoeg wel! Ik zal hiervan drie voorbeelden geven:

Lapjesboom van Overasselt

In Overasselt, bij  Nijmegen in de buurt, staat een bijzondere eik. Hij is niet heel oud of dik, maar hij kan genezen! Het is de lapjes- of koortsboom. Iedere koortslijder die hier een – in zijn eigen koortszweet gedrenkte – lap in hangt, zal genezen van zijn kwaal. De ziekte wordt via de lap overgenomen door de boom. De koorts wordt geneutraliseerd en afgevoerd. Volgens de legende woonde er in die streken zo’n duizend jaar geleden een roverhoofdman genaamd Walderick. De enige waar hij van hield was zijn schone dochter Heribertha, maar zij kreeg de gevreesde hete koorts. Ondanks allerlei gedokter genas zij niet. Walderick was ten einde raad. Een monnik gaf hem toen het advies om een stuk van haar kleed te scheuren en dat in de oude eik naast zijn huis te hangen. Kort daarna werd Heribertha weer gezond. Walderick ging vervolgens een vroom leven leiden en werd Sint Walrick. Vanaf die tijd zou het gebruik zijn ontstaan om lapjes in de boom te hangen tegen de koorts. Het huis van de hoofdman verdween en in plaats daarvan kwam er een kapel. Nog steeds staat er naast de lapjesboom de ruïne van deze kapel; de Sint Walrickruïne (11). De eik die er nu nog staat is natuurlijk niet de eik van duizend jaar geleden, maar zijn opvolger. Hij wordt echter nog steeds vol gehangen met lapjes. Gevoelige mensen weten dat dit een krachtplek is; een plek die hemel en aarde met elkaar verbindt.

Wodanseiken – J.J. Cremer 1849

Bij Wolfheze vindt je de Wodanseiken. In de negentiende-eeuwse romantiek was deze naam bedacht voor deze rij met imposante bomen in een schilderachtige omgeving. De eik is traditioneel inderdaad gewijd aan Wodan. De zes tot acht grote eiken, met in de omgeving grafheuvels en ruïnes, vormen een – vooral in de schemering – spookachtig geheel. Vroeger durfde men er ‘s avonds niet voorbij te lopen. Een man die dat toch deed zag de schimmen van werklieden die daar bezig waren huizen te bouwen. Het was het spooksel van iets wat daar honderden jaren eerder had plaatsgevonden. Onder deze eiken werd vroeger recht gesproken. De bladeren van de bomen zouden de aanklagers het recht influisteren. Ook deze plek staat bekend als een krachtplek.

Tot slot staat er in de Sint Lambertuskerk te Meerveldhoven (Noord-Brabant) een dode eikenboom volgehangen met ex-voto’s (voorwerpen die als blijk van dank werden opgehangen vanwege een verhoord gebed. Ze waren van was of metaal en moesten vaak een genezen lichaamsdeel voorstellen.) Deze boom staat daar ter herinnering van een waar gebeurd verhaal uit 1264. Er was een boer op pad gegaan en die zag tot zijn verbazing een Mariabeeldje zitten tussen de takken van een eik. Hij haalde het eruit en nam het mee naar huis, maar de volgende dag was het beeldje verdwenen en zat het opnieuw in dezelfde eik! Dit herhaalde zich nog twee keer. Toen was hij overtuigd: Maria wil in de eik vereerd worden. Vele zieke mensen gingen op aanraden van de boer naar het beeldje in de eik, en werden genezen. Het werd een bekend pelgrimsoord. Na verloop van tijd ging de boom dood, maar in zijn nagedachtenis vind je in de kerk op deze plaats nog steeds een eik. (12)

Deze drie voorbeelden geven aan hoe ook nu nog de kracht van de eik tot de verbeelding spreekt van de mensen. Zo de heilige eik twee millennia geleden genezing en wijsheid gaf te Nemi, Dodona en in het heilige woud van de druïden, zo kan hij dat nu nog brengen in Wolfheze, Meerveldhoven en Overasselt!

Abe van der Veen

Dit is een herziene versie van een hoofdstuk uit mijn boek ‘De symboliek van bomen’ over de Keltische bomenkalender. Dit boek is hier  te verkrijgen.

  1. Moens, Frank en Roelie de Weerd ed. – Bomen en mensen. Een oeroude relatie 2001 p. 232
  2. Cleene, Marel de en Marie Claire Lejeune – Compendium van rituele planten in Europa 2003 p. 325
  3. Vergilius – Georgica vs. 390-397
  4. Frazer, James – The golden bough 1993 8, 140, 163
  5. Blöte-Obbes, M. C. – Boom en struik in bos en veld 1963 p. 117
  6. Beekman, Willem en Frank Olofsen – Goud in groen 1998 p. 11
  7. Cleene en Lejeune 325
  8. Graves, Robert – Griekse mythen 146
  9. Walker, Barbara – The encyclopedia of myths and secrets 257
  10. Basford, Kathleen – The green man 2004
  11. Moens 64
  12. Moens 61 en Schuyf, Judith – Heidens Nederland 1995 p. 99

Join the discussion 3 Comments

  • Mars Bravo says:

    Net de Golden Bough van James George Frazer gelezen: inderdaad betreft het een maretak. Maar de reden laat zich enkel lezen in dat monumentale maar ook ‘verboden boek’!

  • Barbara says:

    Ha Abe,

    allerlei informatie en ervaringen vallen in dit artikel op hun plek. De verbanden tussen losse brokjes ontbraken nog, en worden hier gelegd. Dank je wel en zeer boeiend! Toevallig woon ik op loopafstand van de Wodanseiken.
    Veel plezier met je ontdekkingen en vertellingen,

    Barbara

  • Jan Koers says:

    Het draaien en de eiken is niet zo’n vreemd fenomeen. De Germanen hielden hun rituelen in een Eichenhein onder het Eichenlaub. In de vrijmetselarij wordt ook gedraaid, gereisd of rondgegaan in de tempel. Om de ka’aba in Mekka wordt nogsteeds rondgegaan, zoals dat in de Griekse tijd rond de Tolus o.a.in Pergamum en Epidaurhs gebeurde voor genezing. De kosmische cirkelgang of de slang die zich in zijn eigen staart bijt. De cirkelgang in de Alchemist van Coelho. Deze mooie o ereenkomsten ter aanvulling.

Leave a Reply